Contract
Addendabibliotheek | OV-02-170701 |
///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// | |
Waarvoor dienen de addenda? In deze addenda vindt u meer informatie over bijlagen die u bij het formulier moet voegen of over aanvullende gegevens die u moet verstrekken. Vermeld op elke bijlage het nummer van het onderdeel (bijvoorbeeld X0, X0). U hoeft alleen de bijlagen toe te voegen die zijn aangegeven in het formulier. |
Addendum A1 Situeringsplan | |
1 | Maak een duidelijk leesbaar situeringsplan op een schaal van ten minste 1/1000. Teken de contour van elke locatie van stedenbouwkundige handelingen en elke ingedeelde inrichting of activiteit. De contour moet alle percelen omvatten van de beoogde gecoördineerde toestand. Geef op het plan de locatie van stedenbouwkundige handelingen en van de ingedeelde inrichting of activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft weer ten opzichte van de aanpalende percelen en de belangrijkste straten, met vermelding van de straatnamen en de belangrijkste plaatsnamen. Neem in elk plan de volgende elementen op: - een noordpijl; - de perceelsgrenzen; - de schaal; - een liniaal. Voeg het plan als bijlage A1 bij het formulier. |
Addendum B1 |
1 |
Addendum B2 Gebouwen | |||||||
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. | ||||||
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | ||||||
3 | Waarop heeft dit addendum betrekking? | ||||||
een nieuw of te herbouwen gebouw. Herbouwen houdt in dat meer dan veertig procent van de buitenmuren van een gebouw wordt afgebroken. | |||||||
een te verbouwen gebouw. De aanvraag is niet beperkt tot een of meer units in het gebouw. | |||||||
een te verbouwen unit in een gebouw. Vul addendum B40 in en voeg het als bijlage B40 bij dit formulier. | |||||||
verschillende te verbouwen units in een gebouw. Vul addendum B40 in en voeg het als bijlage B40 bij dit formulier. | |||||||
4 | Vul de gegevens in van de bovengrondse delen van het gebouw. Als het een nieuw gebouw betreft, hoeft u de kolom bestaande toestand niet in te vullen. Als er geen bovengrondse delen zijn, vult u 0 in. | ||||||
toestand na de werken | bestaande toestand | ||||||
grondoppervlakte | m² | m² | |||||
nu | tt | ige vloeroppervlakte | m² | m² | |||
volume | m³ | m³ | |||||
hoogste nokhoogte | m | m | |||||
hoogste kroonlijsthoogte aan de voorgevel | m | m | |||||
5 |
Op welk type gebouw heeft de aanvraag betrekking? Als het een nieuw gebouw betreft, hoeft u in de kolom bestaande toestand niets aan te kruisen. | ||||||
toestand na de werken | bestaande toestand | ||||||
vrijstaand gebouw | vrijstaand gebouw | ||||||
halfopen bebouwing | halfopen bebouwing | ||||||
gesloten bebouwing | gesloten bebouwing | ||||||
6 | Vul de gegevens in van de ondergrondse delen van het gebouw. Als het een nieuw gebouw betreft, hoeft u de kolom bestaande toestand niet in te vullen. Als er geen ondergrondse delen zijn, vult u 0 in. | ||||||
toestand na de werken | bestaande toestand | ||||||
nu | tt | ige vloeroppervlakte | m² | m² | |||
volume | m³ | m³ | |||||
diepte | m | m | |||||
7 | Wat is de referentiehoogte van het gebouw? |
Deze informatie is belangrijk in het kader van de brandwetgeving. De referentiehoogte is de afstand tussen het laagste peil van de weg die brandweerwagens kunnen gebruiken rond het gebouw en het hoogste afgewerkte vloerpeil van het gebouw. Er zijn drie soorten normen: - voor laagbouw (referentiehoogte minder dan 10 meter) - voor middelhoogbouw (referentiehoogte tussen 10 en 25 meter) - voor hoogbouw (referentiehoogte meer dan 25 meter) | |||||
m | |||||
8 | Bedraagt de referentiehoogte meer dan 15 meter? | ||||
nee | |||||
ja | |||||
Ik voeg bij mijn aanvraag als addendum B34 het vooradvies van de hulpverleningszone (brandweer) en verklaar dat de aanvraag rekening houdt met de in het vooradvies geformuleerde opmerkingen | |||||
Ik voeg bij mijn aanvraag als addendum B34 het vooradvies van de hulpverleningszone (brandweer) en een beschrijving van de wijze waarop ik met de geformuleerde opmerkingen ben omgegaan | |||||
Ik verklaar dat ik het vooradvies van de hulpverleningszone (brandweer) meer dan vijfenveertig dagen geleden heb gevraagd en dat ik tot op vandaag nog geen vooradvies heb ontvangen | |||||
9 | Wordt er in het gebouw energie verbruikt om een specifieke binnentemperatuur te bereiken? Het betreft hier verwarming of koeling. | ||||
ja | |||||
nee | |||||
10 | Vul de gegevens in over de parkeermogelijkheden in het gebouw zelf. De parkeerplaatsen buiten het gebouw telt u hier niet mee. | ||||
totaal aantal parkeerplaatsen | |||||
aantal aangepaste en voorbehouden parkeerplaatsen | |||||
aantal plaatsen voor fietsen | |||||
11 | Vul de gegevens van de hoofdfuncties in. In de kolom nuttige oppervlakte vermeldt u de nuttige oppervlakte van de functie na de werken. Als het een nieuw gebouw betreft, hoeft u de kolom bestaande hoofdfuncties niet in te vullen. | ||||
hoofdfuncties na de werken | bestaande hoofdfuncties | nuttige oppervlakte | |||
wonen | wonen | m² | |||
detailhandel (winkel) | detailhandel (winkel) | m² | |||
dancing, restaurant en café | dancing, restaurant en café | m² | |||
kantoorfunctie, dienstverlening en vrije beroepen | kantoorfunctie, dienstverlening en vrije beroepen | m² | |||
land- en tuinbouw in de ruime zin | land- en tuinbouw in de ruime zin | m² | |||
industrie en bedrijvigheid | industrie en bedrijvigheid | m² | |||
dagrecreatie, met inbegrip van sport | dagrecreatie, met inbegrip van sport | m² | |||
verblijfsrecreatie | verblijfsrecreatie | m² | |||
gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen | gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen | m² | |||
militaire functie | militaire functie | m² |
12 | Vul de gegevens van de woongelegenheden in. Als het gebouw geen woongelegenheden bevat, hoeft u de tabel niet in te vullen. | ||||||
soort woongelegenheid | aantal na de wijziging | bestaand aantal | |||||
eengezinswoning | |||||||
appartementen of studio's | |||||||
kamers in kamerwoningen | |||||||
13 | Met deze tabel gaat u na welke addenda bij uw aanvraag moeten gevoegd worden. Kruis aan wat de functie is van het gebouw na de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen. Complex kruist u alleen aan als het gebouw deel uitmaakt van een complex. Een gebouw kan meerdere functies hebben. Vul voor elke functie die u aankruist, het addendum in dat is aangegeven in de onderstaande tabel. Voeg die addenda bij het formulier. | ||||||
functie van het gebouw na de uitvoering van stedenbouwkundige handelingen | addendum | ||||||
eengezinswoning | B3 | ||||||
meergezinswoning | B4 | ||||||
studentenkamerwoning of kamerwoning | B5 | ||||||
detailhandel | B6 | ||||||
dancing, restaurant en café | B6 | ||||||
kantoorfunctie, dienstverlening en vrije beroepen | B6 | ||||||
dagrecreatie, met inbegrip van sport – complex | B7 | ||||||
dagrecreatie, met inbegrip van sport – gebouw | B8 | ||||||
verblijfsrecreatie – complex (al dan niet gecombineerd met dagrecreatie) | B9 | ||||||
verblijfsrecreatie – gebouw | B10 | ||||||
industrie en bedrijvigheid – complex | B11 | ||||||
industrie en bedrijvigheid – gebouw | B12 | ||||||
land- en tuinbouw in de ruime zin – complex | B13 | ||||||
land- en tuinbouw in de ruime zin – gebouw | B14 | ||||||
gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen – complex | B15 | ||||||
gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen – gebouw | B16 | ||||||
militaire functie | geen |
Addendum B3 Eengezinswoning | ||
1 | Vul dit addendum in voor elke eengezinswoning waarop de aanvraag betrekking heeft. U hoeft dit addendum niet in te vullen als de eengezinswoning een woongelegenheid bij een onderneming is, zoals een landbouwbedrijf, een industriegebouw, een winkel of een restaurant. De woongelegenheid is dan bestemd voor de uitbater of conciërge. De gegevens over die woongelegenheid moeten verstrekt worden bij de functie van de onderneming. | |
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | |
3 | Vul de gegevens in van de bovengrondse delen van de eengezinswoning na de werken. | |
totale nuttige vloeroppervlakte | m² | |
aantal slaapkamers | ||
4 | Heeft de aanvraag betrekking op een zorgwoning als vermeld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening? | |
ja. Hoeveel bedraagt het volume van de ondergeschikte wooneenheid zonder de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten? | ||
m³ | ||
nee | ||
5 | Heeft de aanvraag betrekking op opvang van asielzoekers, vluchtelingen en onderdak wegens onvoorziene omstandigheden als vermeld in het meldingsbesluit? | |
ja. Hoeveel bedraagt het volume van de ondergeschikte wooneenheid zonder de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten? | ||
m³ | ||
nee | ||
6 | Wordt de woning gebruikt voor de uitoefening van een vrij beroep als nevenfunctie? | |
ja. Hoeveel bedraagt de nuttige vloeroppervlakte die bestemd is voor het vrije beroep, zonder de gemeenschappelijke delen? | ||
m² | ||
nee | ||
7 | Bevat de woning kamers die apart verhuurd worden? Een voorbeeld daarvan is een slaapkamer die apart verhuurd wordt, zonder aparte keuken of badkamer. | |
ja. Hoeveel kamers worden apart verhuurd? | ||
kamers | ||
nee |
Addendum B4 Meergezinswoning | |||||||||
1 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | ||||||||
2 | Vul de gegevens in van de unit(s) waarop de aanvraag betrekking heeft. De kolom nuttige vloeroppervlakte vrij beroep hoeft u alleen in te vullen als in de unit een vrij beroep uitgeoefend zal worden. Vermeld dan de nuttige vloeroppervlakte van de ruimte voor het vrije beroep, zonder de gemeenschappelijke delen. Bij aantal niveaus geeft u aan hoeveel niveaus de unit zal bevatten: 1 = één niveau, 2 = duplex, 3 = triplex). Vermeld het nummer van de units ook op de plannen. | ||||||||
nummer van de unit | nuttige vloeroppervlakte | aantal slaapkamers | nuttige vloeroppervlakte vrij beroep | aantal niveaus | |||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² | ||||||||
m² | m² |
Addendum B5 Studentenkamerwoning of kamerwoning | ||||||
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. De kamers zijn niet uitgerust om apart te kunnen functioneren als woongelegenheid. In de kamers ontbreekt minstens één van volgende faciliteiten: toilet, keukenfunctie of badfunctie. De bewoners moeten hiervoor een beroep doen op gemeenschappelijke faciliteiten die aanwezig zijn in het gebouw. | |||||
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | |||||
3 | Wat is het nummer van de unit op de plannen? Alle kamerwoningen en de gemeenschappelijke faciliteiten samen vormen één unit. Als er andere hoofdfuncties aanwezig zijn in het gebouw, vormen die andere units. | |||||
4 | Vul de gegevens in. | |||||
totale nuttige vloeroppervlakte van de volledige unit | m² | |||||
aantal gemeenschappelijke badkamers | ||||||
nuttige oppervlakte van gemeenschappelijke badkamers | m² | |||||
aantal gemeenschappelijke keukens | ||||||
nuttige oppervlakte van gemeenschappelijke keukens | m² | |||||
aantal gemeenschappelijke toiletten | ||||||
5 | Vul de gegevens van de kamers in. | |||||
soort woongelegenheid | aantal in nieuwe toestand | bestaand aantal | ||||
studentenkamers | ||||||
kamers, die geen studentenkamers zijn |
|
| ||||
6 | Vul de gegevens in van de studentenkamer(s) waarop de aanvraag betrekking heeft. Bij de onderstaande berekening wordt uitgegaan van de totale netto vloeroppervlakte van de woonlokalen (leefruimte(n), kookruimte en slaapkamer(s)). De oppervlakte van niet woonlokalen (toilet, hall, badkamer, berging, …) wordt niet meegerekend. De netto vloeroppervlakte wordt gemeten in de zone met een plafondhoogte van minstens 220 cm. Bijkomend wordt bij hellende plafonds de netto vloeroppervlakte meegerekend met een vrije hoogte groter dan 180 cm. Met de volgende lokalen wordt geen rekening gehouden: - lokalen waarvan de in aanmerking te nemen netto vloeroppervlakte kleiner is dan 4 m²; - lokalen die nergens een plafondhoogte van minstens 220 cm hebben. Studentenkamers met een netto vloeroppervlakte kleiner dan 12 m² zijn niet toegelaten. | |||||
nummer van de studentenkamer | netto vloeroppervlakte van de studentenkamer | |||||
m² | ||||||
m² | ||||||
m² | ||||||
m² |
m² | |
m² | |
m² | |
m² | |
m² | |
m² | |
m² | |
m² | |
m² | |
m² | |
m² |
7 | Vul de gegevens in van de kamer(s) die geen studentenkamers zijn, waarop de aanvraag betrekking heeft. Bij de onderstaande berekening wordt uitgegaan van de totale netto vloeroppervlakte van de woonlokalen (leefruimte(n), kookruimte en slaapkamer(s)). De oppervlakte van niet woonlokalen (toilet, hall, badkamer, berging, …) wordt niet meegerekend. De netto vloeroppervlakte wordt gemeten in de zone met een plafondhoogte van minstens 220 cm. Bijkomend wordt bij hellende plafonds de netto vloeroppervlakte meegerekend met een vrije hoogte groter dan 180 cm. Met de volgende lokalen wordt geen rekening gehouden: - lokalen waarvan de in aanmerking te nemen netto vloeroppervlakte kleiner is dan 4 m²; - lokalen die nergens een plafondhoogte van minstens 220 cm hebben. Kamers met een netto vloeroppervlakte kleiner dan 12 m² zijn niet toegelaten. Bij niet studentenkamers wordt de minimaal vereiste netto vloeroppervlakte verhoogd met 3 m² per functie wanneer de kamer een keukenfunctie en/of een badfunctie bevat. Opgelet: lokale besturen kunnen deze normen verstrengen. | ||
nummer van de kamer die geen studentenkamer is | netto vloeroppervlakte van de kamer die geen studentenkamer is | ||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² | |||
m² |
m² | |
m² |
Addendum B6 Commerciële functies | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw en elke functie waarop de aanvraag betrekking heeft. | |
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | |
3 | Wat is het nummer van de unit op de plannen? Alleen als er andere hoofdfuncties aanwezig zijn in het gebouw, vormen die andere units. | |
4 | Wat is de hoofdfunctie van het gebouw of de unit? | |
detailhandel. Daaronder worden winkels verstaan. | ||
dancing, restaurant en café | ||
kantoorfunctie, dienstverlening en vrije beroepen | ||
5 | Vul de gegevens in van de bovenvermelde hoofdfunctie. | |
totale nuttige vloeroppervlakte van de commerciële functie | m² | |
publiek toegankelijke vloeroppervlakte | m² | |
maximumaantal toegelaten personen | ||
aantal uitgangen en nooduitgangen | ||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m | |
6 | Bevat het gebouw of de unit commerciële functies die gecombineerd worden met een bedrijfwoning (handelshuis)? Als u ja aankruist, geeft u aan dat de bedrijfswoning en de commerciële functies niet gescheiden kunnen worden, noch bij verkoop, noch bij verhuur. | |
ja. Ga naar vraag 7. | ||
nee. U hoeft dit addendum niet verder in te vullen. | ||
7 | Kruis aan wat van toepassing is. | |
De bedrijfswoning heeft een gemeenschappelijke ingang met de ruimten die bestemd zijn voor de hoofdfunctie. | ||
De bedrijfswoning heeft een aparte ingang. Die aparte ingang is niet de ingang van de ruimten die bestemd zijn voor de hoofdfunctie. | ||
8 | Vul de gegevens in van de bedrijfswoning. | |
totale nuttige vloeroppervlakte | m² | |
aantal slaapkamers |
Addendum B7 Dagrecreatie, met inbegrip van sport – gegevens van het complex | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk dagrecreatiecomplex waarop de aanvraag betrekking heeft. | |
2 | Om welk soort complex gaat het? | |
pretpark | ||
sportcomplex | ||
volkstuinen | ||
recreatiedomein | ||
dierentuin | ||
visvijver | ||
wintersportcomplex | ||
ander soort complex, namelijk: | ||
3 | Vul de gegevens van het complex in. | |
aantal gebouwen in het complex na de werken | ||
aantal bestaande gebouwen in het complex | ||
maximumaantal toegelaten personen | ||
aantal uitgangen en nooduitgangen | ||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m |
Addendum B8 Dagrecreatie, met inbegrip van sport – gegevens van het gebouw | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. | |
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | |
3 | Vul alleen als er andere hoofdfuncties in hetzelfde gebouw aanwezig zijn, het op de plannen aangegeven nummer van de unit “dagrecreatie” hieronder in Alleen als er andere hoofdfuncties aanwezig zijn in het gebouw, vormt het onderdeel dagrecreatie een aparte unit. | |
4 | Om welk soort gebouw gaat het? | |
sporthal | ||
polyvalent gebouw | ||
zwembad | ||
wintersportgebouw | ||
voetbal- of atletiekstadium | ||
ander gebouw, namelijk: | ||
5 | Vul de gegevens in van de dagrecreatie in het gebouw. | |
publiek toegankelijke vloeroppervlakte | m² | |
maximumaantal toegelaten personen | ||
aantal uitgangen en nooduitgangen | ||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m | |
6 | Voert u stedenbouwkundige handelingen uit aan een bedrijfswoning bij een gebouw met de functie dagrecreatie? | |
ja, aan een van de bedrijfsgebouwen die een vrijstaande bedrijfswoning is. Ga naar vraag 7. | ||
ja, aan een bedrijfswoning die deel uitmaakt van het bedrijfsgebouw. Ga naar vraag 7. | ||
nee. U hoeft de volgende vraag niet in te vullen. | ||
7 | Vul de gegevens in van de bedrijfswoning. | |
totale nuttige vloeroppervlakte | m² | |
aantal slaapkamers |
Addendum B9 Verblijfsrecreatie – gegevens van het complex | |||||
1 | Vul dit addendum in voor elk complex waarop de aanvraag betrekking heeft. | ||||
2 | Om welk soort complex gaat het? | ||||
uitsluitend verblijfsrecreatiecomplex. Dat zijn bijvoorbeeld campings, vakantiehuisjes, jeugdherbergen of hotelcomplexen. | |||||
verblijfsrecreatiecomplex gecombineerd met dagrecreatie. Dat zijn bijvoorbeeld pretparken of sportcomplexen met slaapgelegenheid. | |||||
3 | Vul de gegevens in over het aantal plaatsen in het complex. U kunt een of meer hokjes aankruisen. | ||||
soort verblijf | aantal plaatsen na de werken | bestaand aantal plaatsen | |||
tent | plaatsen | plaatsen | |||
voor verplaatsing bestemde mobilhome, woonwagen, caravan | plaatsen
| plaatsen
| |||
niet voor verplaatsing bestemde stacaravan, woonwagen | plaatsen
| plaatsen
| |||
trekkershut | plaatsen | plaatsen | |||
4 | Vul de gegevens van het hele complex in. | ||||
aantal gebouwen in het complex na de werken | |||||
aantal bestaande gebouwen in het complex | |||||
maximumaantal toegelaten personen | |||||
aantal uitgangen en nooduitgangen | |||||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m |
Xxxxxxxx X00 Verblijfsrecreatie – gegevens van het gebouw | |||
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. | ||
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | ||
3 | Vul alleen als er andere hoofdfuncties in hetzelfde gebouw aanwezig zijn, het op de plannen aangegeven nummer van de unit “verblijfsrecreatie” hieronder in Alleen als er andere hoofdfuncties aanwezig zijn in het gebouw, vormt het onderdeel verblijfsrecreatie een aparte unit. | ||
4 | Vul de gegevens in over het aantal kamers in het gebouw. U kunt een of meer hokjes aankruisen. | ||
soort verblijf | aantal kamers na de werken | bestaand aantal kamers | |
hotel / pension | kamers | kamers | |
gebouw voor kamers met of zonder ontbijt | kamers
| kamers
| |
gebouw voor verblijf van groepen | kamers
| kamers
| |
niet-verplaatsbaar toeristisch verblijf (vakantieverblijf, weekendhuisje) | kamers voor maximaal vier personen | kamers voor maximaal vier personen | |
kamers voor minimaal vijf personen | kamers voor minimaal vijf personen | ||
gebouw in functie van openluchtrecreatieve verblijven (onthaalgebouw, kampeerwinkel, sanitair gebouw, …) |
| ||
5 | Vul de gegevens van het gebouw in. | ||
publiek toegankelijke vloeroppervlakte | m² | ||
maximumaantal toegelaten personen | |||
aantal uitgangen en nooduitgangen | |||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m | ||
6 | Voert u stedenbouwkundige handelingen uit aan een bedrijfswoning bij een gebouw met de functie verblijfsrecreatie? | ||
ja, aan een van de bedrijfsgebouwen die een vrijstaande bedrijfswoning is. Ga naar vraag 7. | |||
ja, aan een bedrijfswoning die deel uitmaakt van het bedrijfsgebouw. Ga naar vraag 7. | |||
nee. U hoeft de volgende vraag niet in te vullen. | |||
7 | Vul de gegevens in van de bedrijfswoning. | ||
totale nuttige vloeroppervlakte | m² |
aantal slaapkamers
Xxxxxxxx X00 Industrie en bedrijvigheid – gegevens van het complex | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk complex waarop de aanvraag betrekking heeft. | |
2 | Vul de gegevens van het hele complex in. | |
aantal gebouwen in het complex na de werken | ||
aantal bestaande gebouwen in het complex | ||
maximumaantal toegelaten personen | ||
aantal uitgangen en nooduitgangen | ||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m |
Xxxxxxxx X00 Industrie en bedrijvigheid – gegevens van het gebouw | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. | |
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | |
3 | Wat is het nummer van de unit op de plannen? | |
4 | Vul de gegevens in van het gedeelte industrie en bedrijvigheid. | |
totale nuttige vloeroppervlakte van het deel productie en opslag | m² | |
totale nuttige vloeropp. van het deel ondersteunende functies | m² | |
aantal uitgangen en nooduitgangen | ||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m | |
5 | Tot welke klasse behoort het gebouw op basis van de brandbelasting voor industriegebouwen? Deze informatie is belangrijk in het kader van de brandwetgeving. Voor industriegebouwen is niet de hoogte van het gebouw bepalend, maar wel de brandbelasting per m², uitgedrukt in MJ/m², zoals bepaald in het koninklijk besluit van 7 juli 1994. | |
klasse A. De brandbelasting bedraagt minder dan 350 MJ/m². Ga naar vraag 7. | ||
klasse B. De brandbelasting bedraagt tussen 350 MJ/m² en 900 MJ/m². | ||
klasse C. De brandbelasting bedraagt meer dan 900 MJ/m². | ||
6 | Vul hier in hoe u omgaat met de brandwetgeving voor gebouwen klasse B en C | |
Ik voeg bij mijn aanvraag als addendum B34 het vooradvies van de hulpverleningszone (brandweer) en verklaar dat de aanvraag rekening houdt met de in het vooradvies geformuleerde opmerkingen | ||
Ik voeg bij mijn aanvraag als addendum B34 het vooradvies van de hulpverleningszone (brandweer) en een beschrijving van de wijze waarop ik met de geformuleerde opmerkingen ben omgegaan | ||
Ik verklaar dat ik het vooradvies van de hulpverleningszone (brandweer) meer dan vijfenveertig dagen geleden heb gevraagd en dat ik tot op vandaag nog geen vooradvies heb ontvangen | ||
7 | Voert u stedenbouwkundige handelingen uit aan een bedrijfswoning bij een gebouw met de functie industrie en bedrijvigheid? | |
ja, aan een van de bedrijfsgebouwen die een vrijstaande bedrijfswoning is. Ga naar vraag 7. | ||
ja, aan een bedrijfswoning die deel uitmaakt van het bedrijfsgebouw. Ga naar vraag 7. | ||
nee. U hoeft de volgende vraag niet in te vullen. | ||
8 | Vul de gegevens in van de bedrijfswoning. | |
totale nuttige vloeroppervlakte | m² | |
aantal slaapkamers |
Xxxxxxxx X00 Land- en tuinbouw in de ruime zin – gegevens van het complex | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk land- en tuinbouwcomplex waarop de aanvraag betrekking heeft. | |
2 | Vul de gegevens in van het complex. Als het een nieuw gebouw is, kruist u geen hokjes aan in de kolom bestaande toestand. | |
toestand na de werken | bestaande toestand | |
aantal gebouwen uitgezonderd glasconstructies (serres) | aantal gebouwen uitgezonderd glasconstructies (serres) | |
totaal aantal glasconstructies (serres) | totaal aantal glasconstructies (serres) | |
3 |
Wat zijn de hoofdactiviteiten van het land- en tuinbouwcomplex? Als het een nieuw complex is, kruist u geen hokjes aan in de kolom bestaande toestand. | |
toestand na de werken | bestaande toestand | |
veeteelt | veeteelt | |
aquacultuur | aquacultuur | |
akkerbouw | akkerbouw | |
groenteteelt | groenteteelt | |
fruitteelt | fruitteelt | |
sierteelt | sierteelt | |
boomteelt | boomteelt | |
para-agrarische activiteiten, namelijk: | para-agrarische activiteiten, namelijk: |
Addendum B14 Land- en tuinbouw in de ruime zin – gegevens van het gebouw | |||||
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. Een glasconstructie (serre) is ook een gebouw. | ||||
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | ||||
3 | Wat zijn de functies van het gebouw? U kunt een of meer hokjes aankruisen. | ||||
stallingen voor dieren | |||||
aquacultuur | |||||
teelt van groenten | |||||
teelt van fruit | |||||
teelt van sierplanten en bloemen | |||||
teelt van bomen | |||||
opslag | |||||
personeelsruimte (geen verblijf) | |||||
werkplaats | |||||
technische ruimte | |||||
verkoopsruimte | |||||
verbruiksruimte | |||||
4 | Wat zijn de woon- en verblijfsfuncties van het gebouw? Als het een nieuw gebouw is, kruist u geen hokjes aan in de kolom bestaande toestand. | ||||
toestand na de werken | bestaande toestand | ||||
kamers voor hoevetoerisme | kamers voor hoevetoerisme | ||||
aantal | aantal | ||||
totale nuttige vloeroppervlakte | m² | totale nuttige vloeroppervlakte | m² | ||
kamers voor seizoenarbeiders | kamers voor seizoenarbeiders | ||||
aantal | aantal | ||||
totale nuttige vloeroppervlakte | m² | totale nuttige vloeroppervlakte | m² | ||
bedrijfswoning | bedrijfswoning | ||||
totale nuttige vloeroppervlakte | m² | totale nuttige vloeroppervlakte | m² | ||
aantal slaapkamers | aantal slaapkamers |
Addendum B15 Gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen – gegevens van het complex | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk complex waarop de aanvraag betrekking heeft. | |
2 | Vul de gegevens van het complex in. | |
aantal gebouwen in het complex na de werken | ||
aantal bestaande gebouwen in het complex | ||
maximumaantal toegelaten personen | ||
aantal uitgangen en nooduitgangen | ||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m |
Addendum B16 Gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen – gegevens van het gebouw | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. | |
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? | |
3 | Wat zijn de hoofdactiviteiten van het gebouw? U kunt een of meer hokjes aankruisen. | |
administratief gebouw | ||
brandweergebouw | ||
station of gebouw voor trein- of tramverkeer | ||
technische werkplaats | ||
gemeentehuis | ||
afvalverbranding | ||
museum | ||
crematorium | ||
bibliotheek | ||
justitiegebouw | ||
gebouw voor religie | ||
kinderopvang | ||
luchthavengebouw | ||
politiegebouw | ||
cultureel centrum | ||
opvangcentrum | ||
aantal kamers na de werken | kamers | |
aantal bestaande kamers | kamers | |
ziekenhuis of medisch centrum | ||
aantal kamers na de werken | kamers | |
aantal bestaande kamers | kamers | |
rust- en verzorgingstehuis | ||
aantal kamers na de werken | kamers | |
aantal bestaande kamers | kamers | |
onderwijsgebouw | ||
aantal leslokalen in het gebouw na de werken | leslokalen | |
gevangenis | ||
aantal cellen na de werken | cellen |
aantal bestaande cellen | cellen | |||
serviceflats | ||||
aantal flats na de werken | flats | |||
aantal bestaande flats | flats | |||
parkeergebouw. Als het een nieuw gebouw is, kruist u geen hokjes aan in de kolom bestaande toestand. | ||||
toestand na de werken | bestaande toestand | |||
aantal bovengrondse parkeerplaatsen | aantal bovengrondse parkeerplaatsen | |||
aantal aangepaste en voorbehouden bovengrondse parkeerplaatsen | aantal aangepaste en voorbehouden bovengrondse parkeerplaatsen | |||
aantal bovengrondse plaatsen voor fietsen | aantal bovengrondse plaatsen voor fietsen | |||
aantal ondergrondse parkeerplaatsen | aantal ondergrondse parkeerplaatsen | |||
aantal aangepaste en voorbehouden ondergrondse parkeerplaatsen | aantal aangepaste en voorbehouden ondergrondse parkeerplaatsen | |||
aantal ondergrondse plaatsen voor fietsen | aantal ondergrondse plaatsen voor fietsen | |||
andere activiteit, namelijk: | ||||
4 | Vul de gegevens van het gebouw in. | |||
publiek toegankelijke vloeroppervlakte | m² | |||
maximumaantal toegelaten personen | ||||
aantal uitgangen en nooduitgangen | ||||
totale breedte van de uitgangen en nooduitgangen | m | |||
5 | Voert u stedenbouwkundige handelingen uit aan een conciërgewoning? | |||
ja, aan een conciërgewoning die vrijstaat van de overige gebouwen. Ga naar vraag 6. | ||||
ja, aan een conciërgewoning die deel uitmaakt van de gebouwen. Ga naar vraag 6. | ||||
nee. Ga naar vraag 7. | ||||
6 | Vul de gegevens in van de conciërgewoning. | |||
totale nuttige vloeroppervlakte | m² | |||
aantal slaapkamers |
Xxxxxxxx X00 Verbouwen van gevels en daken en inwendige renovatiewerken | |
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waaraan u handelingen uitvoert aan gevels en daken of instandhoudings- en renovatiewerken uitvoert binnen in een gebouw, zonder wijzigingen van oppervlakte of volume. Het kan bijvoorbeeld gaan om het bepleisteren van gevels, het vervangen van ramen of dakbedekkingen, het vernieuwen van nutsleidingen of het inrichten van een badkamer. |
2 | Wat is het nummer van het gebouw op de plannen? |
3 | Waarop heeft de aanvraag betrekking? |
stedenbouwkundige handelingen aan een of meer gevels van een gebouw | |
de voorgevel. Handelingen aan de voorgevel zijn normaal gezien vergunningsplichtig en kunnen in principe niet gemeld worden. | |
de zijgevel | |
de achtergevel | |
stedenbouwkundige handelingen aan de daken van een gebouw | |
instandhoudings- en renovatiewerken binnen in een gebouw | |
4 | Geef een gedetailleerde omschrijving van de verbouwing. |
Addendum B18 Bijgebouwen | |||
1 | Vul dit addendum in voor elk bijgebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. | ||
2 | Wat is het nummer van het bijgebouw op de plannen? | ||
3 | Op welke stedenbouwkundige handeling heeft de aanvraag betrekking? | ||
een bijgebouw bouwen of herbouwen | |||
een bijgebouw verbouwen | |||
een bijgebouw slopen | |||
4 | Wat is de functie van het bijgebouw? Als het over slopen of verwijderen gaat, mag u deze vraag overslaan. | ||
tuinhuis of berging | |||
poolhouse | |||
serre | |||
garage of carport | |||
veranda | |||
woninguitbreiding | |||
andere functie: Geef de functie met eventueel een omschrijving. | |||
5 | Waarop heeft de aanvraag betrekking? | ||
een bijgebouw dat vrijstaat van het hoofdgebouw | |||
een bijgebouw dat tegen het hoofdgebouw is aangebouwd | |||
6 | Ligt het bijgebouw volledig binnen een straal van dertig meter van het hoofdgebouw? | ||
ja | |||
nee | |||
7 | Waar ligt het bijgebouw? | ||
voortuin | |||
zijtuin | |||
achtertuin | |||
8 | Vul de gegevens van het bijgebouw in. | ||
toestand na de werken | bestaande toestand | ||
grondoppervlakte | m² | m² | |
volume | m³ | m³ | |
hoogste kroonlijsthoogte | m | m |
hoogste nokhoogte | m | m | ||
afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens | m | m |
Addendum B19 Niet-overdekte lage constructies bij een gebouw | |||
1 | Vul dit addendum in voor elke constructie zonder bouwvolume, waarvan de hoogte beperkt is tot 1,5 meter boven het maaiveld, en waarop de aanvraag betrekking heeft. Verhardingen vallen er ook onder. | ||
2 | Wat is het nummer van de constructie op de plannen? | ||
3 | Ligt de constructie volledig binnen een straal van dertig meter van het hoofdgebouw? | ||
ja | |||
nee | |||
4 | Op welke stedenbouwkundige handeling heeft de aanvraag betrekking? | ||
een constructie bouwen of herbouwen | |||
een constructie verbouwen | |||
een constructie slopen | |||
5 | Waarop heeft de aanvraag betrekking? Als het over slopen of verwijderen gaat, mag u deze vraag overslaan. | ||
een terras of andere verhardingen | |||
een openluchtzwembad | |||
een zwemvijver | |||
een siervijver | |||
een sportveld, bijvoorbeeld een tennisveld | |||
een andere constructie, namelijk: Geef de functie met eventueel een omschrijving. | |||
6 | Vul de gegevens van de constructie in. | ||
toestand na de werken | bestaande toestand | ||
grondoppervlakte | m² | m² | |
hoogste punt ten opzichte van de grond | m | m | |
afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens | m | m | |
7 | Waar ligt de constructie? | ||
voortuin | |||
zijtuin | |||
achtertuin |
Addendum B20 Vellen van bomen en terreinaanlegwerken | |
1 | Vul dit addendum eenmaal in. |
2 | Waarop heeft de aanvraag betrekking? |
vellen van bomen | |
uitvoeren van reliëfwijzigingen | |
recreatieve terreinen aanleggen of wijzigen, zoals een golfterrein, een voetbalterrein, een tennisveld of een zwembad | |
recreatieve terreinen aanleggen | |
recreatieve terreinen wijzigen | |
een grond gebruiken, aanleggen of inrichten. Kruis aan wat het doel ervan is. | |
gebruikte of afgedankte voertuigen, of allerlei materialen of afval opslaan | |
voertuigen, wagens of aanhangwagens parkeren | |
een of meer verplaatsbare constructies plaatsen die voor bewoning kunnen worden gebruikt, zoals woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van kamperen op een vergund of van vergunning vrijgesteld openluchtrecreatief terrein als vermeld in het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies | |
3 | Geef een gedetailleerde omschrijving van de handelingen. |
Addendum B21 Andere handelingen (vrijgesteld van de medewerking van een architect) | |
1 | Vul dit addendum in voor elke handeling waarop de aanvraag betrekking heeft. |
2 | Ligt de constructie volledig binnen een straal van dertig meter van het hoofdgebouw? |
ja | |
nee | |
3 | Wat is de afstand van de constructie tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens? |
meter | |
4 | Waarop heeft de aanvraag betrekking? |
zonnepanelen of zonneboilers | |
schotelantennes. Hoeveel bedraagt de diameter van de schotel? | |
kleiner dan 80 cm | |
tussen 80 cm en 150 cm | |
150 cm en meer | |
kleine windturbines | |
een airco installatie | |
de plaatsing van een stacaravan of mobilhome, niet bestemd voor bewoning | |
de plaatsing van een stacaravan of mobilhome, bestemd voor bewoning | |
de opslag van materiaal, materieel of afval. Hoeveel bedraagt het volume ervan? | |
m³ | |
de plaatsing van een afsluiting of hekwerk | |
kleine tuinconstructies | |
barbecue | |
speeltoestel | |
brievenbus | |
andere tuinconstructie, namelijk: | |
een andere handeling, namelijk: | |
5 | Op welke stedenbouwkundige handeling heeft de aanvraag betrekking? |
een nieuwe constructie | |
de wijziging van een bestaande constructie | |
de verwijdering van een bestaande constructie | |
6 | Waar ligt de constructie? |
op een dak |
tegen een gevel |
vrijstaand. Waar is de constructie gelegen? |
voortuin |
zijtuin |
achtertuin |
Addendum B22 Verhardingen, infrastructuur en technische w | erken | ||
1 | Dit addendum hoeft u maar één keer in te vullen. | ||
2 | Waarop heeft uw aanvraag betrekking? | ||
nieuwbouw of aanleggen | |||
verbouwen of wijzigen | |||
slopen of verwijderen | |||
3 | Waarop heeft uw aanvraag betrekking? U kunt een of meer hokjes aankruisen. | ||
verhardingen. Vul de gegevens van de verhardingen in. | |||
oppervlakte na de werken | m² | ||
bestaande oppervlakte | m² | ||
nutsvoorzieningen en hun aanhorigheden | |||
wegen | |||
autosnelwegen | |||
gewestwegen | |||
andere wegen voor autoverkeer | |||
voetpaden en fietspaden | |||
waterwegen en waterlopen | |||
kanalen en dokken | |||
natuurlijke waterwegen | |||
waterloop eerste categorie | |||
waterloop tweede categorie | |||
waterloop derde categorie | |||
niet-ingedeelde waterloop | |||
waterbeheersingswerken, zoals aanleg van overstromingsgebieden, | dijken en bekkens | ||
kustverdedigingswerken | |||
spoorwegen | |||
trams | |||
elektriciteitsleidingen | |||
elektriciteitsinstallaties, behalve windturbines | |||
windturbines | |||
aardgasleidingen | |||
aardgasinstallaties | |||
collectoren, riolen | |||
rioolwaterzuiveringsinstallaties |
ander water dan water in collectoren, riolen en rioolwaterzuiveringsinstallaties |
telecommunicatie |
pyloon. Wat is de hoogte boven het maaiveld? |
meter |
mast op gebouw. Wat is de hoogte van het gebouw? |
meter |
Wat is de hoogte van de mast boven op het gebouw? |
meter |
antennes tegen de gevel. Wat is de hoogte van de mast boven de dakrand? |
meter |
andere handelingen, namelijk: |
andere leidingen |
andere nutsvoorzieningen en hun aanhorigheden |
infrastructuur en technische werken die geen verhardingen of nutsvoorzieningen zijn |
infrastructuur van benzinestation |
raffinaderijen, chemie en petrochemie |
containerpark |
afvalopslag |
afvalverwerking |
verwerking en opslag van radioactief afval |
andere infrastructuur en technische werken |
Addendum B23 Ontbossen | |
1 | Vul het voorstel tot compensatie in op het formulier dat daarvoor bestemd is, als de ontbossing gecompenseerd moet worden met toepassing van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990. Voeg dat voorstel tot compensatie en, in voorkomend geval, een kopie van de ministeriële beslissing tot ontheffing van het verbod tot ontbossing als bijlage B23 bij de aanvraag. |
Addendum B24 Publiciteitsinrichtingen | |
1 | Vul dit addendum in voor elke publiciteitsinrichting waarop de aanvraag betrekking heeft. |
2 | Wat is het nummer van de publiciteitsinrichting op de plannen? |
3 | Waarop heeft de aanvraag betrekking? |
vaste publiciteit op een gevelvlak | |
vaste publiciteit op een dak | |
vaste publiciteit, volledig vrijstaand | |
publiciteitsdoek op gevel of werfstelling | |
wisselende publiciteit (reclamedrager) | |
4 | Waarvoor is de publiciteitsinrichting bestemd? |
zaakgebonden publiciteit. Zaakgebonden publiciteit maakt publiciteit voor een ter plaatse gevestigde zaak of uitgevoerde activiteit. | |
niet-zaakgebonden publiciteit. Niet-zaakgebonden publiciteit (commerciële reclame) maakt publiciteit voor niet ter plaatse vervaardigde of verkochte producten of diensten. | |
niet-commerciële publiciteit. Niet-commerciële publiciteit betreft aankondigingen van openbaar nut of van toeristische of culturele manifestaties. | |
5 | Op welk domein wordt de publiciteitsinrichting geplaatst? Als de publiciteitsinrichting over openbaar domein hangt, maar bevestigd is aan een gevel op privaat domein, kruist u privaat domein aan. |
openbaar domein | |
privaat domein | |
6 | Is de publiciteitsinrichting verlicht? |
Nee | |
ja, inwendig | |
ja, uitwendig | |
7 | Is de publiciteitsinrichting een publiciteitsdoek op een gevel of een werfstelling? |
ja. Ga naar vraag 8. | |
nee. Ga naar vraag 10. | |
8 | Waarop is de publiciteitsdoek bevestigd? |
op een gevel | |
rechtstreeks op de gevel | |
op een frame | |
op een werfstelling | |
9 | Vul de gegevens van de publiciteitsdoek in. Als u deze vraag beantwoord hebt, hoeft u de volgende vragen van dit addendum niet meer te beantwoorden. |
oppervlakte van de doek | m² | |||
oppervlakte van het reclamegedeelte | m² | |||
afstand tot de linkerperceelsgrens | m | |||
afstand tot de rechterperceelsgrens | m | |||
10 | Is het een reclamedrager voor wisselende publiciteit? | |||
ja. Ga naar vraag 11 | . | |||
nee. Ga naar vraag 14. | ||||
11 | Wat is de oppervlakte van de drager? | |||
4 m² | 15 m² | 36 m² | ||
8 m² | 20 m² | andere oppervlakte: | m² | |
12 | Waarop is de drager bevestigd? | |||
op een voorgevel | ||||
op een vrijstaande zijgevel | ||||
op een zijgevel die een wachtgevel is | ||||
op een andere geve | l | |||
op een dak | ||||
op een terreinafsluiting | ||||
op een werfafsluitin | g | |||
volledig vrijstaand | ||||
13 | Wat is de aard van de publiciteitsinrichting? Als u deze vraag beantwoord hebt, hoeft u de volgende vragen van dit addendum niet meer te beantwoorden. | |||
Vast | ||||
roterend of wisselend | ||||
Trivision | ||||
14 | Gaat het om vaste publiciteit? | |||
ja. Ga naar vraag 15 | . | |||
nee. U hoeft de volgende vragen van dit addendum niet meer te beantwoorden. | ||||
15 | Wat is de aard van de publiciteitsinrichting? | |||
neonverlichting | bord of bak | losse letters of afbeeldingen | ||
banier of spandoek | lichtkrant | andere: | ||
16 | Vul de gegevens over de afmetingen in. | |||
grootste lengte van de publiciteitsinrichting | m | |||
grootste hoogte van de publiciteitsinrichting | m | |||
afstand tot de linkerperceelsgrens | m |
afstand tot de rechterperceelsgrens | m | |
17 | Waarop is de publiciteit bevestigd? | |
op een voorgevel. Ga naar vraag 18. | ||
op een zijgevel. Ga naar vraag 18. | ||
op een andere gevel. Ga naar vraag 18. | ||
op het dak. Ga naar vraag 20. | ||
volledig vrijstaand. Dat is onder meer het geval bij een reclamezuil. Ga naar vraag 21. | ||
18 | Hoe is de publiciteit op de gevel bevestigd? | |
vlak op de gevel | ||
haaks op de gevel | ||
19 | Vul de gegevens over de publiciteit op de gevel in. U hoeft de volgende vragen van dit addendum niet meer te beantwoorden. | |
uitsteek ten opzicht van het gevelvlak | m | |
afstand van onderkant van de publiciteit tot het voetpad of maaiveld | m | |
20 | Hoe is de publiciteit op het dak bevestigd? U hoeft de volgende vragen van dit addendum niet meer te beantwoorden. | |
op een nieuwe constructie | ||
op een te wijzigen constructie | ||
op een bestaande constructie | ||
21 | Hoe is de vrijstaande publiciteit bevestigd? | |
op een nieuwe constructie | ||
op een te wijzigen constructie | ||
op een bestaande constructie | ||
22 | Vul de gegevens over de vrijstaande publiciteit in. | |
grootste hoogte ten opzichte van het maaiveld | m | |
aantal vlakken met publiciteit |
Xxxxxxxx X00 Verordening hemelwater | |
1 | Met dit addendum kunt u nagaan of uw aanvraag of melding voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Dit addendum vat de voornaamste eisen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening beknopt samen. Het bevat echter niet alle mogelijkheden. De verordening hemelwater en meer informatie vindt u op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. U kunt ook een afdruk van het CIW instrument inzake de gewestelijke stedenbouwkundige verordening bij uw aanvraag voegen als addendum B25. U moet dan onderstaande vragen niet invullen. |
2 | Als de plaatsing van een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervolume vereist is volgens de verordening, moet u de volgende zaken – als ze van toepassing zijn – vermelden in het vergunningsdossier en op de plannen: 1 de overdekte constructies en verhardingen waarbij het hemelwater dat erop valt, op eigen terrein infiltreert; 2 de exacte plaatsing van de hemelwaterput en de inhoud ervan in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de hemelwaterput aangesloten worden, in vierkante meter, de locatie en het niveau van de overloop, alsook de aftappunten van het hemelwater; 3 de exacte plaatsing, omvang en diepte van de infiltratievoorziening, het buffervolume van de infiltratievoorziening in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de infiltratievoorziening aangesloten worden, in vierkante meter, en de locatie en het niveau van de overloop; 4 de exacte plaatsing, omvang en diepte van de buffervoorziening, het buffervolume van de voorziening in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de voorziening aangesloten worden, in vierkante meter, en de locatie en het niveau van de leegloop en de overloop; 5 de exacte dimensionering van eventuele gebundelde voorzieningen waarvan wordt gebruikgemaakt, en de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de gebundelde voorziening aangesloten worden. |
3 | Waarop heeft dit addendum betrekking? |
stedenbouwkundige handelingen. Vul alleen addendum B25a in. | |
het verkavelen van gronden. Vul alleen addendum B25b in. |
Addendum B25a Verordening hemelwater: stedenbouwkundige handelingen | |
1 | Kruis aan wat van toepassing is op uw dossier? U kunt een of meer hokjes aankruisen. |
Het hemelwater infiltreert op natuurlijke wijze naast de overdekte constructie of naast of door de verharde oppervlakte op eigen terrein in de bodem. Als het hemelwater op natuurlijke wijze op het eigen terrein in de bodem kan infiltreren, wordt het niet opgevangen in goten. De constructie of verharding kan een beperkte oppervlakte hebben of zo waterdoorlatend zijn dat het water voldoende in de bodem ernaast of eronder infiltreert. Het kan bijvoorbeeld gaan over een klein gebouw of over een verharding in waterdoorlatende materialen, in combinatie met een waterdoorlatende fundering. | |
Het hemelwater wordt door contact met de verharde oppervlakte zo vervuild dat het als afvalwater moet worden beschouwd. Artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne bepaalt wat beschouwd wordt als afvalwater. Zo wordt bijvoorbeeld het hemelwater dat op de tankplaats van een benzinestation valt, als afvalwater beschouwd. | |
De verharding behoort tot het openbaar wegdomein op het ogenblik van de aanvraag of de uitvoering van de handelingen. | |
2 | De verordening hemelwater is niet van toepassing op de delen van de overdekte constructie of de verharding die onder een van de hokjes, vermeld in vraag 1, vallen. Duid op de plannen die u bij uw dossier voegt, de delen van de overdekte constructie of de verharding aan die niet onder de toepassing van de verordening vallen en vermeld de reden daarvan. Voor die delen hoeft u dit formulier niet verder in te vullen. |
Hemelwaterput | |
3 | Heeft uw dossier betrekking op gebouwen die allemaal volledig voorzien worden van een groendak? Een groendak is een plat dak dat zo gebouwd is dat er planten op kunnen groeien. Onder de planten is in een buffervolume van minimaal 35 liter per vierkante meter voorzien. |
ja. De plaatsing van een hemelwaterput is niet verplicht voor een gebouw dat volledig voorzien wordt van een groendak. Ga naar vraag 13. | |
nee. Ga naar vraag 4. | |
4 | Heeft uw dossier betrekking op de nieuwbouw of herbouw van een of meer eengezinswoningen? Een uitbreiding van een bestaande eengezinswoning valt hier niet onder. |
ja. U moet een of meer hemelwaterputten met een totale minimale inhoud van 5000 liter per eengezinswoning plaatsen. | |
nee | |
5 | Heeft uw dossier betrekking op de nieuwbouw of herbouw van een of meer andere gebouwen dan eengezinswoningen, waarvan minstens één gebouw groter dan 100 m² is? Een uitbreiding van een bestaand gebouw valt hier niet onder. |
ja. U moet een of meer hemelwaterputten plaatsen. Het volume van de hemelwaterputten bedraagt minimaal 50 liter per vierkante meter horizontale dakoppervlakte, afgerond naar het hogere duizendtal, met een maximale inhoud van 10.000 liter. De horizontale dakoppervlakte is de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van de overdekte constructie op een horizontaal vlak. Delen van gebouwen die voorzien zijn van een groendak, hoeven niet aangesloten te worden op de hemelwaterput en hoeven niet in rekening gebracht te worden bij de berekening van de minimale inhoud van de regenwaterput. | |
nee | |
6 | Hoeveel bedraagt de vereiste minimale inhoud van de hemelwaterput of -putten volgens de verordening? De vereiste inhoud volgt uit de antwoorden op vraag 4 en 5. Dit is inhoud A. |
liter |
7 | Als u een of meer hemelwaterputten plaatst, moeten die uitgerust zijn met een operationele pompinstallatie en een of meer aftappunten (kranen) die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maken. De hemelwaterput hoeft niet uitgerust te worden met een operationele pompinstallatie als de aftappunten (kranen) gravitair (zonder pomp) gevoed kunnen worden. De noodoverloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening of een buffervoorziening als die aanwezig of verplicht is. |
8 | Plaatst u een of meer hemelwaterputten met een grotere inhoud dan vereist door de verordening? |
ja. Ga naar vraag 9. | |
nee. Ga naar vraag 12. | |
9 | Bij welk gebouw plaatst u die hemelwaterput of -putten? |
bij een eengezinswoning. Ga naar vraag 12. | |
bij een of meer andere gebouwen dan eengezinswoningen. Toon gemotiveerd aan dat een groter nuttig hergebruik van hemelwater nodig is of zal zijn. U kunt die motivering ook opnemen in een document dat u bij dit formulier voegt. | |
10 | Wat is de totale inhoud van de hemelwaterputten die u gaat plaatsen? Dit is inhoud B. |
liter | |
11 | Hoeveel bedraagt het verschil tussen inhoud A en inhoud B? Dit is inhoud C. |
liter | |
12 | Voor welke toepassingen gaat u gebruikmaken van het water in de hemelwaterput of –putten? Een mogelijke toepassing is de aansluiting van twee toiletten en een wasmachine. |
Verplichte plaatsing van een infiltratievoorziening of buffervoorziening | |
13 | Is het goed kleiner dan 250 m²? |
ja. U hoeft geen infiltratievoorziening of buffervoorziening te plaatsen. Ga naar vraag 30. | |
nee. Ga naar vraag 14. | |
14 | Ligt het goed in beschermingszone 1 of 2 van een drinkwaterwingebied? De beschermingszones zijn afgebakend ter uitvoering van artikel 3, §1, 2°, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. |
ja. U moet een buffervoorziening plaatsen. De plaatsing van een infiltratievoorziening is verboden. | |
nee. U moet een infiltratievoorziening plaatsen. | |
Berekening van de afwaterende oppervlakte | |
15 | Hoeveel bedraagt de totale oppervlakte van de verharde grondoppervlakten die nieuw aangelegd of heraangelegd worden? Uitbreidingen worden ook beschouwd als nieuw aangelegde oppervlakten. Dit is oppervlakte D. |
m² |
16 | Hoeveel bedraagt de totale oppervlakte van de bestaande verharde grondoppervlakten die nog niet zijn aangesloten op een hemelwaterput, een infiltratievoorziening of een buffervoorziening? Dit is oppervlakte E. Als deze oppervlakte groter is dan oppervlakte D, vult u hier oppervlakte D in. |
m² | |
17 | Hoeveel bedraagt de horizontale dakoppervlakte van de overdekte constructies die nieuw gebouwd of herbouwd worden? Uitbreidingen worden ook beschouwd als overdekte constructies die nieuw gebouwd worden. De horizontale dakoppervlakte is de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van de overdekte constructie op een horizontaal vlak. De horizontale dakoppervlakte van de delen van de daken die zijn uitgerust met een groendak, mag u delen door twee. Dit is oppervlakte F. |
m² | |
18 | Hoeveel bedraagt de horizontale dakoppervlakte van bestaande constructie waar u tegenaan bouwt, die nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, een infiltratievoorziening of een buffervoorziening? De horizontale dakoppervlakte is de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van de overdekte constructie op een horizontaal vlak. De horizontale dakoppervlakte van de delen van de daken die zijn uitgerust met een groendak, mag u delen door twee. Dit is oppervlakte G. Als deze oppervlakte groter is dan oppervlakte F, vult u hier oppervlakte F in. |
m² | |
19 | Wat is de som van oppervlakte D, E, F en G, vermeld in vraag 15, 16, 17 en 19? Dit is oppervlakte H. |
m² | |
20 | Bent u verplicht om een hemelwaterput te plaatsen? Dat is het geval als u op vraag 4 of 5 ja geantwoord hebt. |
ja. Ga naar vraag 21. | |
nee. Ga naar vraag 25. Oppervlakte H is gelijk aan oppervlakte K. | |
21 | Verminder hieronder de oppervlakte H, vermeld in vraag 19, met 60 m². Dit is oppervlakte I. |
m² | |
22 | Plaatst u een of meer hemelwaterputten met een grotere inhoud dan vereist door de verordening bij de nieuwbouw of herbouw van een of meer andere gebouwen dan eengezinswoningen? Als u bij nieuwbouw of herbouw van een of meer andere gebouwen dan eengezinswoningen een hemelwaterput plaatst met een grotere inhoud dan vereist door de verordening, kan de vergunningverlenende overheid daarmee rekening houden en een vermindering van de afwaterende oppervlakte toestaan. De verordening legt daarvoor geen vaste regels vast. Het is een afwijkingsmogelijkheid, geen absoluut recht. |
ja. Motiveer de afwijkingsaanvraag. U kunt die motivering ook opnemen in een document dat u bij dit formulier voegt. Als u deze vraag beantwoord hebt, gaat u naar vraag 23. | |
nee. Ga naar vraag 25. Oppervlakte I is gelijk aan oppervlakte K. | |
23 | Hoeveel m² in functie van de hemelwaterput met een grotere inhoud dan vereist door de verordening wilt u in mindering brengen bij de nieuwbouw of herbouw van een of meer andere gebouwen dan eengezinswoningen? Dit houdt in dat u ja geantwoord hebt bij vraag 8. Richtwaarden hiervoor staan in functie van het geschatte hergebruik, het volume van de hemelwaterput en de overdekte oppervlakte die op de hemelwaterput wordt aangesloten. Dit is oppervlakte J. |
m² |
24 | Trek oppervlakte J van oppervlakte H af. Dit is oppervlakte K. |
m² | |
Afmetingen van de infiltratievoorziening of buffervoorziening en ledigingsdebiet | |
25 | Hoeveel bedraagt volgens de verordening het minimale volume voor uw voorziening? Het volume van de infiltratievoorziening of de buffervoorziening bedraagt minimaal 25 liter per m² afwaterende oppervlakte K. Om het minimale buffervolume te berekenen, vermenigvuldigt u oppervlakte K met 25. |
liter | |
26 | Hoeveel bedraagt het volume van de infiltratie- of buffervoorziening die u gaat plaatsen? Als uw voorziening het minimale buffervolume, vermeld in vraag 25, niet bereikt, toont u gemotiveerd aan dat de oplossing die u voorstelt, een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft. U kunt die motivering ook opnemen in een document dat u bij dit formulier voegt. |
liter | |
eventuele motivering | |
27 | Als u een infiltratievoorziening moet plaatsen, hoeveel bedraagt dan volgens de verordening de minimale oppervlakte ervan? Dit houdt in dat u nee geantwoord hebt bij vraag 14. De oppervlakte van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 1 m² per 25 m² afwaterende oppervlakte K. Om de minimale oppervlakte te berekenen, deelt u oppervlakte K door 25. Als u geen infiltratievoorziening hoeft te plaatsen, kunt u deze vraag overslaan. |
m² | |
28 | Hoeveel bedraagt de oppervlakte van de infiltratievoorziening die u gaat plaatsen? Als uw voorziening de minimale oppervlakte, vermeld in vraag 27, niet bereikt, toont u gemotiveerd aan dat de oplossing die u voorstelt, een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft. U kunt die motivering ook opnemen in een document dat u bij dit formulier voegt. Als u geen infiltratievoorziening hoeft te plaatsen, kunt u deze vraag overslaan. |
m² | |
eventuele motivering | |
29 | Moet u een buffervoorziening plaatsen omdat het goed in een beschermingszone 1 of 2 van een drinkwaterwingebied ligt en is oppervlakte K, vermeld in vraag 24, groter dan 2500 m²? Dit houdt in dat u ja geantwoord hebt bij vraag 14. |
ja. De buffervoorziening moet worden uitgerust met een vertraagde afvoer met een maximaal ledigingsdebiet van 20 liter per seconde en per aangesloten hectare. | |
nee |
Afwijking
30 Vraagt u een afwijking van de verplichtingen van de verordening?
In uitzonderlijke omstandigheden kan het vergunningverlenende bestuursorgaan afwijkingen toestaan van de verplichtingen van de verordening. Een afwijking kan alleen toegestaan worden als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.
ja. Motiveer waarom u een afwijking aanvraagt.
U kunt die motivering ook opnemen in een document dat u bij dit formulier voegt.
nee
Bij te voegen bewijsstukken
31 Kruis alle bewijsstukken aan die u bij dit formulier voegt.
Als u geen bewijsstukken bij dit formulier voegt, bijvoorbeeld omdat u de motivering al opgenomen hebt in het antwoord op de vorige vragen, kruist u geen enkel hokje aan.
een document waarin u gemotiveerd aantoont dat een groter hergebruik van hemelwater dan 10.000 liter nuttig is of zal zijn, zoals aangegeven in vraag 9 en 22
een document waarin u gemotiveerd aantoont dat de oplossing die u voorstelt, een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft, zoals aangegeven in vraag 26 en 28
een nota met een verantwoording voor de gevraagde afwijking, zoals aangegeven in vraag 30
Ondertekening
32 Vul de onderstaande verklaring in.
Ik bevestig dat de geplande hemelwaterput, de infiltratie- of buffervoorziening of de lozingsbegrenzer uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of de verharding geplaatst en gebruikt zal worden.
Bij de afvoer van overtollig hemelwater zal ik dat hemelwater gescheiden van het afvalwater afvoeren tot aan het lozingspunt (gracht, kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of openbare riolering). Voor bestaande gebouwen die in een gesloten bebouwing worden uitgebreid, is de scheiding tussen afvalwater en hemelwater dat afkomstig is van overdekte constructies en verhardingen, alleen verplicht als daarvoor geen bijkomende leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd.
Ik ben ervan op de hoogte dat het lozen van hemelwater op de openbare gemengde riolering alleen mogelijk is als er geen kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of geen oppervlaktewater aanwezig is waarop voor een redelijke kostprijs kan worden aangesloten.
datum
dag maand jaar
handtekening
voor- en achternaam
Addendum B25b Verordening hemelwater: verkavelen van gronden | |
Verplichte plaatsing van een infiltratievoorziening of buffervoorziening | |
1 | Ligt het goed in beschermingszone 1 of 2 van een drinkwaterwingebied? De beschermingszones zijn afgebakend ter uitvoering van artikel 3, §1, 2°, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. |
ja. U moet een buffervoorziening plaatsen. De plaatsing van een infiltratievoorziening is verboden. | |
nee. U moet een infiltratievoorziening plaatsen. | |
Berekening van de afwaterende oppervlakte | |
2 | Hoeveel bedraagt de oppervlakte van de aan te sluiten wegverharding bij de aanleg van nieuwe wegen? Wegverhardingen die waterdoorlatend zijn of afwateren in de randzone, waarbij niet in opvang van hemelwater is voorzien, moeten hier niet mee in rekening gebracht worden. Dit is oppervlakte A. |
m² | |
3 | Hoeveel bedraagt het totale aantal kavels in de verkaveling? Dit is aantal B. |
kavels | |
4 | Vermenigvuldig B, vermeld in vraag 3, met 80. Er wordt 80 vierkante meter per kavel in rekening gebracht. Dit is oppervlakte C. |
m² | |
5 | Wat is de som van oppervlakte A en oppervlakte C, vermeld in vraag 2 en 4? Dit is oppervlakte D. |
m² | |
Oppervlakte van de infiltratievoorziening of buffervoorziening en ledigingsdebiet | |
6 | Hoeveel bedraagt volgens de verordening het minimale volume voor uw voorziening? Het volume van de infiltratievoorziening of de buffervoorziening bedraagt minimaal 25 liter per m² afwaterende oppervlakte D. Om het minimale buffervolume te berekenen, vermenigvuldigt u oppervlakte D met 25. |
liter | |
7 | Hoeveel bedraagt het volume van de infiltratie- of buffervoorziening die u gaat plaatsen? Als uw voorziening het minimale buffervolume, vermeld in vraag 6, niet bereikt, toont u gemotiveerd aan dat de oplossing die u voorstelt, een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft. U kunt die motivering ook opnemen in een document dat u bij dit formulier voegt. |
liter | |
eventuele motivering |
8 | Als u een infiltratievoorziening moet plaatsen, hoeveel bedraagt dan volgens de verordening de minimale oppervlakte voor uw voorziening? Dit houdt in dat u nee geantwoord hebt bij vraag 1. De oppervlakte van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 1 m² per 25 m² afwaterende oppervlakte D. Om de minimale oppervlakte te berekenen, deelt u oppervlakte D door 25. Als u geen infiltratievoorziening hoeft te plaatsen, kunt u deze vraag overslaan. |
m² | |
9 | Hoeveel bedraagt de oppervlakte van de infiltratievoorziening die u gaat plaatsen? Als uw voorziening de minimale oppervlakte, vermeld in vraag 8, niet bereikt, toont u gemotiveerd aan dat de oplossing die u voorstelt, een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft. U kunt die motivering ook opnemen in een document dat u bij dit formulier voegt. Als u geen infiltratievoorziening hoeft te plaatsen, kunt u deze vraag overslaan. |
m² | |
eventuele motivering | |
10 | Moet u een buffervoorziening plaatsen omdat het goed in een beschermingszone 1 of 2 van een drinkwaterwingebied ligt en is oppervlakte D, vermeld in vraag 5, groter dan 2500 m²? Dit houdt in dat u ja geantwoord hebt bij vraag 1. |
ja. De buffervoorziening moet worden uitgerust met een vertraagde afvoer met een maximaal ledigingsdebiet van 20 liter per seconde en per aangesloten hectare. | |
nee | |
Afwijking | |
11 | Vraagt u een afwijking van de verplichtingen van de verordening? In uitzonderlijke omstandigheden kan het vergunningverlenende bestuursorgaan afwijkingen van de verplichtingen van de verordening toestaan. Een afwijking kan alleen toegestaan worden als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is. |
ja. Motiveer waarom u een afwijking aanvraagt. U kunt die motivering ook opnemen in een document dat u bij dit formulier voegt. | |
nee | |
Bij te voegen bewijsstukken | |
12 | Kruis alle bewijsstukken aan die u bij dit formulier voegt. Als u geen bewijsstukken bij dit formulier voegt, bijvoorbeeld omdat u de motivering al opgenomen hebt in het antwoord op de vorige vragen, kruist u geen enkel hokje aan. |
een document waarin u gemotiveerd aantoont dat de oplossing die u voorstelt, een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft, zoals vermeld in vraag 7 en 9 | |
een nota met een verantwoording voor de gevraagde afwijking, zoals vermeld in vraag 11 |
Addendum B26 Verantwoordingsnota | |
1 | Als het een aanvraag van stedenbouwkundige handelingen betreft, voeg dan de volgende gegevens als bijlage B26a bij het formulier: - een beschrijving van het voorwerp van de aanvraag; - een beschrijving van de ruimtelijke context van de geplande werken, meer bepaald: - het feitelijke uitzicht en de toestand van de plaats waar de werken zijn gepland; - de zoneringsgegevens van het goed; - de overeenstemming en de verenigbaarheid van de aanvraag met de wettelijke en ruimtelijke context; - de integratie van de geplande werken in de omgeving; - als het een gebouw betreft dat geheel of gedeeltelijk toegankelijk is voor het publiek: de al niet vergunningsplichtige voorzieningen om integrale toegankelijkheid te bereiken voor de personen met verminderde beweeglijkheid. Besteed daarbij bijzondere aandacht aan de voorzieningen die verder gaan dan de wettelijk vastgelegde normen. |
2 | Als het een aanvraag van het verkavelen van gronden betreft, voeg dan de volgende gegevens als bijlage B26b bij het formulier: - een beschrijving van de ruimtelijke context van de geplande verkaveling, meer bepaald: - het feitelijke uitzicht en de toestand van de plaats; - de zoneringsgegevens van het goed; - de overeenstemming en de verenigbaarheid van de aanvraag met de wettelijke en ruimtelijke context; - de integratie van de geplande verkaveling in de omgeving. |
3 | Als het een aanvraag van het bijstellen van een verkaveling betreft, voeg dan de volgende gegevens als bijlage B26c bij het formulier: - een beschrijving van de ruimtelijke context van de geplande bijstelling, meer bepaald: - het feitelijke uitzicht en de toestand van de plaats; - de zoneringsgegevens van het goed; - de overeenstemming en de verenigbaarheid van de aanvraag met de wettelijke en ruimtelijke context; - de integratie van de geplande bijstelling in de omgeving. |
Addendum B27.X Plannen en documenten voor de stedenbouwkundige handelingen | |
1 | Vul dit addendum in … |
Addendum B28a Algemene verkavelingsvoorschriften | |
1 | Dit zijn de voorschriften die geen betrekking hebben op de verschillende kavels. U bent niet verplicht om voor elk onderwerp een algemeen voorschrift in te vullen. Sommige onderwerpen kunnen immers niet relevant zijn. |
2 | Openbaar domein |
toelichting | |
voorschrift | |
3 | Wegen |
toelichting | |
voorschrift | |
4 | Groenaanleg |
toelichting | |
voorschrift | |
5 | Nutsvoorzieningen |
toelichting | |
voorschrift | |
6 | Gemeenschappelijke delen |
toelichting | |
voorschrift | |
7 | Andere onderwerpen |
toelichting | |
voorschrift |
Addendum B28b Specifieke verkavelingsvoorschriften | |
1 | Vul dit addendum zo veel keer in als u verschillende groepen van voorschriften wil opmaken. |
2 | Vul in op welke kavels deze specifieke voorschriften van toepassing zijn. |
op één kavel. Geef het kavelnummer. | |
op meerdere kavels. Geef de kavelnummers. | |
op alle kavels. | |
3 | Kruis één van beide vakjes aan. |
voor deze kavel(s) wil ik specifieke voorschriften opgeven. | |
voor deze kavels zullen de specifieke voorschriften van het geldende BPA of RUP van toepassing zijn. U vult de overige vragen van het addendum niet in. | |
4 | Geef aan welke functie voor de kavel(s) zal gelden. U kunt slechts één vakje aankruisen. |
enkel eengezinswoning | |
enkel meergezinswoning | |
andere functie. Geef de functie. | |
5 | Geef aan welk type van bebouwing voor de kavel(s) zal gelden. U kunt meerdere vakjes aankruisen. |
vrijstaande bebouwing (eventueel gekoppeld via bijgebouwen) | |
halfopen bebouwing | |
gesloten bebouwing |
6 | Geef nu de voorschriften die betrekking hebben op de hoofdgebouwen in deze groep kavels. U bent niet verplicht om voor elk onderwerp een voorschrift in te vullen. Sommige onderwerpen kunnen immers niet relevant zijn. Een voorbeeld: als u enkel platte daken toelaat is het niet zinvol om een voorschrift over nokhoogte op te nemen. Een tweede voorbeeld: het maximale volume van het gebouw kan volledig volgen uit de voorschriften rond oppervlakte en bouwhoogte. Dan is het niet nodig om vraag 8 in te vullen. |
7 | Oppervlakte van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
8 | Volume van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
9 | Nokhoogte van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
10 | Kroonlijsthoogte van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
11 | Dakvorm van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
12 | Type van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift |
13 | Materiaalgebruik van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
14 | Inplanting van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
15 | Aantal bouwlagen van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
16 | Ondergronds gedeelte van het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
17 | Uitbouwen van het gebouw op het gelijkvloers (veranda’s, carports, garages) |
toelichting | |
voorschrift | |
18 | Terrassen op het gebouw |
toelichting | |
voorschrift | |
19 | Oversteken van het gebouw op de verdieping |
toelichting | |
voorschrift | |
20 | Andere |
toelichting | |
voorschrift | |
21 | Geef nu de voorschriften die betrekking hebben op de tuinzone in deze groep kavels. U bent niet verplicht om voor elk onderwerp een voorschrift in te vullen. Sommige onderwerpen kunnen immers niet relevant zijn. Voor een goed begrip van de termen “voortuin”, “zijtuin” en “achtertuin” kan onderstaande tekening gebruikt worden. |
22 | Voortuinstrook : verhardingen |
toelichting | |
voorschrift | |
23 | Voortuinstrook : groenaanleg |
toelichting | |
voorschrift | |
24 | Voortuinstrook : constructies |
toelichting | |
voorschrift | |
25 | Zijtuinstrook : verhardingen |
toelichting | |
voorschrift | |
26 | Zijtuinstrook : groenaanleg |
toelichting | |
voorschrift | |
27 | Zijtuinstrook : constructies |
toelichting | |
voorschrift | |
28 | Achtertuinstrook : verhardingen |
toelichting | |
voorschrift | |
29 | Achtertuinstrook: groenaanleg |
toelichting | |
voorschrift |
30 | Achtertuinstrook: constructies |
toelichting | |
voorschrift | |
31 | Afsluitingen: materiaal |
toelichting | |
voorschrift | |
32 | Afsluitingen: uitvoeringswijze |
toelichting | |
voorschrift | |
33 | Andere |
toelichting | |
voorschrift |
Addendum B28c Bijstelling van algemene verkavelingsvoorschriften | |
1 | Dit zijn de voorschriften die geen betrekking hebben op de verschillende kavels. U bent niet verplicht om voor elk onderwerp een algemeen voorschrift in te vullen. Sommige onderwerpen kunnen immers niet relevant zijn. |
2 | Openbaar domein |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
3 | Wegen |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
4 | Groenaanleg |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
5 | Nutsvoorzieningen |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
6 | Gemeenschappelijke delen |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
7 | Andere onderwerpen |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift |
Addendum B28d Bijstelling van specifieke verkavelingsvoorschriften | |||
1 | Vul dit addendum zo veel keer in als u verschillende groepen van voorschriften wil opmaken. | ||
2 | Vul in op welke kavels deze specifieke voorschriften van toepassing zijn. | ||
op één kavel. Geef het kavelnummer. | |||
op meerdere kavels. Geef de kavelnummers. | |||
op alle kavels. | |||
3 | Kruis één van beide vakjes aan. | ||
voor deze kavel(s) wil ik specifieke voorschriften opgeven. | |||
voor deze kavels zullen de specifieke voorschriften van het geldende BPA of RUP van toepassing zijn. U vult de overige vragen van het addendum niet in. | |||
4 | Geef aan welke functie voor de kavel(s) zal gelden. | ||
bestaande functie | nieuwe functie | ||
enkel eengezinswoning | enkel eengezinswoning | ||
enkel meergezinswoning | enkel meergezinswoning | ||
andere functie. Geef de functie | andere functie. Geef de functie | ||
toelichting | |||
5 | Geef aan welk type van bebouwing voor de kavel(s) zal gelden. | ||
bestaand type | nieuw type | ||
vrijstaande bebouwing (eventueel gekoppeld via bijgebouwen) | vrijstaande bebouwing (eventueel gekoppeld via bijgebouwen) | ||
halfopen bebouwing | halfopen bebouwing | ||
gesloten bebouwing | gesloten bebouwing | ||
toelichting |
6 | Geef nu de voorschriften die betrekking hebben op de hoofdgebouwen in deze groep kavels. U bent niet verplicht om voor elk onderwerp een voorschrift in te vullen. Sommige onderwerpen kunnen immers niet relevant zijn. Een voorbeeld: als u enkel platte daken toelaat is het niet zinvol om een voorschrift over nokhoogte op te nemen. Een tweede voorbeeld: het maximale volume van het gebouw kan volledig volgen uit de voorschriften rond oppervlakte en bouwhoogte. Dan is het niet nodig om vraag 8 in te vullen. |
7 | Oppervlakte van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
8 | Volume van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
9 | Nokhoogte van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
10 | Kroonlijsthoogte van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
11 | Dakvorm van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
12 | Type van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
13 | Materiaalgebruik van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
14 | Inplanting van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
15 | Aantal bouwlagen van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
16 | Ondergronds gedeelte van het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
17 | Uitbouwen van het gebouw op het gelijkvloers (veranda’s, carports, garages) |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
18 | Terrassen op het gebouw |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
19 | Oversteken van het gebouw op de verdieping |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
20 | Andere |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
21 | Geef nu de voorschriften die betrekking hebben op de tuinzone in deze groep kavels. U bent niet verplicht om voor elk onderwerp een voorschrift in te vullen. Sommige onderwerpen kunnen immers niet relevant zijn. Voor een goed begrip van de termen “voortuin”, “zijtuin” en “achtertuin” kan onderstaande tekening gebruikt worden. |
22 | Voortuinstrook : verhardingen |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
23 | Voortuinstrook : groenaanleg |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
24 | Voortuinstrook : constructies |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
25 | Zijtuinstrook : verhardingen |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
26 | Zijtuinstrook : groenaanleg |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
27 | Zijtuinstrook : constructies |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift |
28 | Achtertuinstrook : verhardingen |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
29 | Achtertuinstrook: groenaanleg |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
30 | Achtertuinstrook: constructies |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
31 | Afsluitingen: materiaal |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
32 | Afsluitingen: uitvoeringswijze |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift | |
33 | Andere |
bestaand voorschrift | |
toelichting | |
nieuw voorschrift |
Addendum B28.X Plannen en documenten voor de verkaveling of de bijstelling ervan | |
1 | Vul dit addendum in … |
Addendum B29 Bescheiden woonaanbod | ||
1 | Ondertekent u de aanvraag in naam van een sociale woonorganisatie, van een openbaar bestuur als vermeld in artikel 33, §1, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode, of van Vlabinvest apb? | |
ja. Er zijn geen lasten inzake bescheiden woonaanbod op uw aanvraag van toepassing. U hoeft dit addendum niet verder in te vullen. | ||
nee. Ga naar vraag 2. | ||
2 | Betreft het een aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of het verkavelen van gronden? | |
stedenbouwkundige handelingen. Ga naar vraag 3. | ||
het verkavelen van gronden. Ga naar vraag 6. | ||
3 | Heeft uw aanvraag betrekking op een groepswoningbouwproject waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden, of op een project voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden? | |
ja. Ga naar vraag 5. | ||
nee. Ga naar vraag 4. | ||
4 | Heeft uw aanvraag betrekking op een groepswoningbouwproject of op een project voor de bouw of herbouw van appartementsgebouwen dat aansluit op andere, door uzelf nog te ontwikkelen gronden die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan? | |
ja. Ga naar vraag 5. | ||
nee. Er zijn geen lasten inzake bescheiden woonaanbod op uw aanvraag van toepassing. U hoeft dit addendum niet verder in te vullen. | ||
5 | Geeft uw aanvraag uitvoering aan een verkavelingsvergunning of omgevingsvergunning voor de verkaveling van gronden waaraan al een last verbonden is met het oog op de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod? | |
ja. Er zijn geen lasten inzake bescheiden woonaanbod op uw aanvraag van toepassing. U hoeft dit addendum niet verder in te vullen. | ||
nee. In dit geval wordt van rechtswege een last aan de vergunning verbonden. Ga naar vraag 9. | ||
6 | Heeft uw aanvraag betrekking op een verkaveling van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw of op een verkaveling met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten? | |
ja. Ga naar vraag 8. | ||
nee. Ga naar vraag 7. | ||
7 | Heeft uw aanvraag betrekking op een verkaveling die aansluit op andere, door uzelf nog te ontwikkelen gronden die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan? | |
ja. Ga naar vraag 8. | ||
nee. Er zijn geen lasten inzake bescheiden woonaanbod op uw aanvraag van toepassing. U hoeft dit addendum niet verder in te vullen. | ||
8 | Heeft uw aanvraag betrekking op een verkaveling van minder dan vijf loten bestemd voor woningbouw? | |
ja. Er zijn geen lasten inzake bescheiden woonaanbod op uw aanvraag van toepassing. U hoeft dit addendum niet verder in te vullen. | ||
nee. Ga naar vraag 9. |
9 | Bent u eigenaar van alle percelen binnen het project geworden tussen 1 januari 2003 en 16 december 2008, lag uw grond op het ogenblik van de aankoop in woongebied en heeft er uiterlijk op 16 december 2008 een financiële ransactie tussen koper en verkoper plaatsgevonden? (artikel 7.3.12. decreet)? | |||
ja. Er zijn geen lasten inzake bescheiden woonaanbod op uw aanvraag van toepassing. U hoeft dit addendum niet verder in te vullen. U voegt de bewijsstukken van de grondverwerving en betaling als addendum B29a bij de aanvraag. | ||||
nee. Ga naar vraag 10. | ||||
10 | Vul hier het totaal aantal woningen en/of kavels in | |||
11 | Ondertekent u de aanvraag in naam van een Vlaams bestuur, een Vlaamse semipublieke rechtspersoon, een andere rechtspersoon of een natuurlijke persoon? | |||
een Vlaams bestuur of een Vlaamse semipublieke rechtspersoon. Ga naar vraag 12. | ||||
een andere rechtspersoon of een natuurlijke persoon. Ga naar vraag 13. | ||||
12 | Aan de afgifte van de vergunning is van rechtswege een last inzake bescheiden woonaanbod verbonden: de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod dat in lijn is met het op het project toepasselijke percentage. | |||
bestaat er een plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan dat een eigenstandig objectief bescheiden wonen vastlegt, dan zijn die normen van toepassing (artikel 4.2.4. decreet). | % = | vereiste bescheiden woonaanbod | ||
in de andere gevallen geldt een norm van 40%. Ga naar vraag 14. | 40 % = | vereiste bescheiden woonaanbod | ||
13 | Aan de afgifte van de vergunning is van rechtswege een last inzake bescheiden woonaanbod verbonden: de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod dat in lijn is met het op het project toepasselijke percentage. | |||
bestaat er een plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan dat een eigenstandig objectief bescheiden wonen vastlegt, dan zijn die normen van toepassing (artikel 4.2.4. decreet). | % = | vereiste bescheiden woonaanbod | ||
in de andere gevallen geldt een norm van 20%. Ga naar vraag 14. | 20 % = | vereiste bescheiden woonaanbod | ||
14 | p welke manier gaat u de last uitvoeren? e last die van rechtswege aan de vergunning is verbonden, is de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod dat in ijn is met het percentage dat van toepassing is op het project. | |||
in natura (artikel 4.2.6. van het decreet). Ik voeg bij mijn aanvraag volgende bewijsstukken: | ||||
een aankoopoptie ten bate van een sociale woonorganisatie of een openbaar bestuur | ||||
andere: | ||||
door de verkoop van de voor het vooropgestelde bescheiden woonaanbod vereiste gronden aan een sociale woonorganisatie of aan een openbaar bestuur (artikel 4.2.7. van het decreet). Ik voeg bij mijn aanvraag volgende bewijsstukken: | ||||
een verkoopsovereenkomst (eventueel onder opschortende voorwaarde van het bekomen van de vergunning) | ||||
andere: | ||||
door storting van een bijdrage aan de gemeente waarbinnen het project ontwikkeld wordt (artikel 4.2.8. van het decreet). |
.
door een combinatie van de drie voorgaande uitvoeringswijzen. Ik kruis in de voorgaande vakken de toepasselijke onderdelen aan en maak hieronder een overzicht van het gedeelte van de last inzake bescheiden woonaanbod dat met elk van de uitvoeringswijzen wordt uitgevoerd;
in natura: woningen en/of kavels
verkoop aan sociale woonorganisatie of openbaar bestuur: minimum woningen en/of kavels storting: woningen en/of kavels
Addendum B30 Sloopinventaris of sloopopvolgingsplan | |
1 | Voeg de vereiste documenten, bedoeld in artikel 4.3.3 van het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen hierbij: - voor of op 4 juni 2018 : de sloopinventaris - vanaf 5 juni 2018 : het sloopopvolgingsplan |
Addendum B31 Advies toegankelijkheid | |
1 | Als de aanvraag betrekking heeft op werken vermeld in artikel 34 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid voeg dan een advies zoals bedoeld in dat artikel of een verklaring dat binnen de voorziene termijn geen advies werd uitgebracht, toe. |
Xxxxxxxx X00 Archeologienota | |
1 | Voeg de bekrachtigde of ter bekrachtiging ingediende archeologienota toe als ze vereist is overeenkomstig artikel 5.4.1 of artikel 5.4.2 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. |
Addendum B33 Informatie onroerend erfgoed | |
1 | Voeg, indien ze niet elders zijn opgenomen, hier de elementen, vermeld in artikel 6.3.2, tweede lid, van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, toe als de aanvraag betrekking heeft op handelingen aan of in een beschermd goed, waarvoor een toelating vereist is als vermeld in artikel 6.4.4, § 2, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. |
Addendum B34 Advies hulpverleningszone (brandweer) | |
1 | Voeg het vooradvies van de hulpverleningszone toe, in voorkomend geval aangevuld met een beschrijving van de wijze waarop u met de geformuleerde opmerkingen bent omgegaan. |
Addendum B35 Melding constructies in zeehavengebied (niet zijnde gebouwen of verhardingen) | |
1 | Vul dit addendum in voor elke constructie waarop de melding betrekking heeft. Uittreksel uit het meldingsbesluit: ART. 5. §1. Voor de plaatsing van constructies wordt de vergunningsplicht vervangen door een verplichte melding als aan al de volgende voorwaarden voldaan is: 1° het betreft geen gebouwen of verhardingen; 2° de constructies staan in functie van de bestaande industrie en bedrijvigheid; 3° de constructies worden opgericht binnen een straal van vijftig meter van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw of hoofdzakelijk vergund of vergund geachte verharding; 4° de constructies zijn niet hoger dan twintig meter; 5° de van vergunning vrijgestelde en gemelde constructies samen zijn niet groter dan 300 vierkante meter; 6° de constructies liggen op minstens: a) dertig meter van een woongebied in de ruime zin en van een ruimtelijk kwetsbaar gebied, niet zijnde parkgebied; b) vijf meter van alle perceelsgrenzen; 7° de bereikbaarheid voor hulpdienstvoertuigen met inbegrip van brandweerwagens mag niet verminderd worden. §4. De regeling, vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3, geldt alleen als de handelingen voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze liggen binnen de grenzen van de zeehavens van Oostende, Zeebrugge, Gent en Antwerpen, zoals afgebakend in een ruimtelijk uitvoeringsplan of bij gebrek daaraan, afgebakend conform artikel 3 van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens; 2° ze liggen niet voor de rooilijn; 3° ze gaan niet gepaard met een ontbossing; 4° ze zijn niet strijdig met stedenbouwkundige voorschriften. |
2 | Wat is de grondoppervlakte van de nieuwe constructie? |
m2 | |
3 | Wat is de grondoppervlakte van de bestaande vergunningsvrije en gemelde constructies? De grondoppervlakte van de vergunningsvrije en gemelde constructies samen is niet groter dan 300 vierkante meter. |
m2 | |
4 | Wat is de afstand van de nieuwe constructie tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens? Deze afstand moet minstens 5 meter bedragen. |
m | |
5 | Wat is de afstand van de nieuwe constructie tot het dichtstbijzijnde woongebied in de ruime zin en tot een ruimtelijk kwetsbaar gebied, niet zijnde parkgebied? Deze afstand moet minstens 30 meter bedragen. |
m | |
6 | Wat is de hoogte van de nieuwe constructie? De constructie mag niet hoger zijn dan 20 meter. |
m | |
7 | Ligt de nieuwe constructie volledig binnen een straal van 50 meter van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw of verharding? |
Nee. De constructie mag niet gemeld worden. | |
Ja |
Addendum B36 Melding verhardingen in zeehavengebied | |
1 | Vul dit addendum in voor elke verharding waarop de melding betrekking heeft. Uittreksel uit het meldingsbesluit: ART. 5. §2. Voor het aanleggen of uitbreiden van verhardingen wordt de vergunningsplicht vervangen door een verplichte melding als aan al de volgende voorwaarden voldaan is: 1° de verhardingen staan in functie van de bestaande industrie en bedrijvigheid; 2° voor de plaats waar de verhardingen worden aangelegd bestaat een bijzonder plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan; 3° de verhardingen worden opgericht binnen een straal van vijftig meter van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw of hoofdzakelijk vergund of vergund geachte verharding; 4° de grondoppervlakte van de van vergunning vrijgestelde en gemelde verhardingen samen is niet groter dan 500 vierkante meter en maximaal 100 percent van de reeds vergunde grondoppervlakte van de verharding; 5° de verhardingen liggen op minstens: a) tien meter van een woongebied in de ruime zin en van een ruimtelijk kwetsbaar gebied, niet zijnde parkgebied; b) drie meter van alle perceelsgrenzen §4. De regeling, vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3, geldt alleen als de handelingen voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze liggen binnen de grenzen van de zeehavens van Oostende, Zeebrugge, Gent en Antwerpen, zoals afgebakend in een ruimtelijk uitvoeringsplan of bij gebrek daaraan, afgebakend conform artikel 3 van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens; 2° ze liggen niet voor de rooilijn; 3° ze gaan niet gepaard met een ontbossing; 4° ze zijn niet strijdig met stedenbouwkundige voorschriften. |
2 | Wat is de grondoppervlakte van de nieuwe verharding? |
m2 | |
3 | Wat is de grondoppervlakte van de bestaande vergunningsvrije en gemelde verharding? De grondoppervlakte van de vergunningsvrije en gemelde verhardingen samen is niet groter dan 500 vierkante meter. |
m2 | |
4 | Wat is de grondoppervlakte van de bestaande vergunde en vergund geachte verharding? De grondoppervlakte van de vergunningsvrije en gemelde verhardingen samen is maximaal 100 percent van de reeds vergunde grondoppervlakte van de verhardingen. |
m2 | |
5 | Wat is de afstand van de nieuwe verharding tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens? Deze afstand moet minstens 3 meter bedragen. |
m | |
6 | Wat is de afstand van de nieuwe verharding tot het dichtstbijzijnde woongebied in de ruime zin en tot een ruimtelijk kwetsbaar gebied, niet zijnde parkgebied? Deze afstand moet minstens 10 meter bedragen. |
m | |
7 | Ligt de nieuwe verharding volledig binnen een straal van 50 meter van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw of verharding? |
Nee. De constructie mag niet gemeld worden. | |
Ja |
Addendum B37 Melding gebouwen in zeehavengebied | |
1 | Vul dit addendum in voor elk gebouw waarop de melding betrekking heeft. Uittreksel uit het meldingsbesluit: ART. 5 §3. Voor het oprichten van gebouwen wordt de vergunningsplicht vervangen door een verplichte melding als aan al de volgende voorwaarden voldaan is: 1° het gebouw heeft de functie industrie en bedrijvigheid, staat in relatie tot de bestaande industrie en bedrijvigheid en betreft geen bedrijfswoning; 2° voor de plaats waar het gebouw wordt opgericht bestaat een bijzonder plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan; 3° het gebouw ligt binnen een straal van vijftig meter van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw; 4° in het geval het gebouw aangebouwd wordt aan een bestaand, vergund geacht of vergund gebouw, blijven de voorwaarden met betrekking tot brandcompartimentering van toepassing; zoniet bedraagt de afstand tussen het gebouw en andere gebouwen minstens vijf meter; 5° de grondoppervlakte van de vergunningsvrije en gemelde gebouwen samen is niet groter dan 500 vierkante meter en maximaal 100 percent van de reeds vergunde grondoppervlakte van de gebouwen; 6° het gebouw ligt op minstens: a) dertig meter van een woongebied in de ruime zin en van een ruimtelijk kwetsbaar gebied, niet zijnde parkgebied; b) vijf meter van alle perceelsgrenzen; 7° het gebouw is niet hoger dan één bouwlaag en dan twintig meter; 8° de bereikbaarheid voor hulpdienstvoertuigen met inbegrip van brandweerwagens mag niet verminderd worden; 9° de brandbelasting van het gebouw bedraagt minder dan 350 MJ/m2. §4. De regeling, vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3, geldt alleen als de handelingen voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze liggen binnen de grenzen van de zeehavens van Oostende, Zeebrugge, Gent en Antwerpen, zoals afgebakend in een ruimtelijk uitvoeringsplan of bij gebrek daaraan, afgebakend conform artikel 3 van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens; 2° ze liggen niet voor de rooilijn; 3° ze gaan niet gepaard met een ontbossing; 4° ze zijn niet strijdig met stedenbouwkundige voorschriften. |
2 | Wat is de grondoppervlakte van het nieuwe gebouw? |
m2 | |
3 | Wat is de grondoppervlakte van de bestaande vergunningsvrije en gemelde gebouwen? De grondoppervlakte van de vergunningsvrije en gemelde gebouwen samen is niet groter dan 500 vierkante meter. |
m2 | |
4 | Wat is de grondoppervlakte van de bestaande vergunde en vergund geachte gebouwen? De grondoppervlakte van de vergunningsvrije en gemelde gebouwen samen is maximaal 100 percent van de reeds vergunde grondoppervlakte van de gebouwen. |
m2 | |
5 | Wat is de hoogte van het nieuwe gebouw? Het gebouw mag niet hoger zijn dan 1 bouwlaag en dan 20 meter. |
m | |
6 | Wat is de afstand van het nieuwe gebouw tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens? Deze afstand moet minstens 5 meter bedragen. |
m | |
7 | Wat is de afstand van het nieuwe gebouw tot het dichtstbijzijnde woongebied in de ruime zin en tot een ruimtelijk kwetsbaar gebied, niet zijnde parkgebied? Deze afstand moet minstens 30 meter bedragen. |
m | |
8 | Tot welke klasse behoort het gebouw op basis van de brandbelasting voor industriegebouwen? Deze informatie is belangrijk in het kader van de brandwetgeving. Voor industriegebouwen is niet de hoogte van het gebouw bepalend, maar wel de brandbelasting per m², uitgedrukt in MJ/m², zoals bepaald in het koninklijk besluit van 7 juli 1994. Enkel gebouwen van klasse A mogen gemeld worden. |
klasse A. De brandbelasting bedraagt minder dan 350 MJ/m². | |
klasse B. De brandbelasting bedraagt tussen 350 MJ/m² en 900 MJ/m². | |
klasse C. De brandbelasting bedraagt meer dan 900 MJ/m². | |
9 | Ligt het nieuw gebouw volledig binnen een straal van 50 meter van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw? |
Nee. Het gebouw mag niet gemeld worden. | |
Ja |
Addendum B38 Melding bijgebouwen aangebouwd aan de woning | ||
1 | Vul dit addendum in voor elk bijgebouw waarop de melding betrekking heeft. | |
2 | Wat is het nummer van het bijgebouw op de plannen? | |
3 | Heeft de melding betrekking op stabiliteitswerken? Stabiliteitswerken zijn werken die betrekking hebben op de constructieve elementen van een constructie, zoals: a) het vervangen van dakgebintes of dragende balken van het dak, met uitzondering van plaatselijke herstellingen, b) het geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren of dragende binnenmuren, zelfs met recuperatie van de bestaande stenen. | |
Ja | ||
Nee | ||
4 | Waar ligt het bijgebouw? | |
zijtuin | ||
achtertuin | ||
5 | Vul de gegevens van het bijgebouw in. | |
Grondoppervlakte nieuw aangebouwd bijgebouw | m² | |
grondoppervlakte bestaande aangebouwde bijgebouwen | m²
| |
volume | m³ | |
hoogste kroonlijsthoogte | m | |
hoogste nokhoogte | m | |
afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens | m |
Addendum B39 Melding: ondergeschikte wooneenheid | |
1 | Heeft de melding betrekking op stabiliteitswerken? Stabiliteitswerken zijn werken die betrekking hebben op de constructieve elementen van een constructie, zoals: a) het vervangen van dakgebintes of dragende balken van het dak, met uitzondering van plaatselijke herstellingen, b) het geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren of dragende binnenmuren, zelfs met recuperatie van de bestaande stenen. |
Ja | |
Nee | |
2 | Waarop heeft de melding betrekking? |
zorgwoning | |
tijdelijk huisvesten van hetzij asielzoekers en vluchtelingen, hetzij burgers wiens woning onbewoonbaar is geworden door onvoorziene omstandigheden | |
3 | Wat is het volume van de totale woning? |
m3 | |
4 | Wat is het volume van de ondergeschikte wooneenheid (gemeenschappelijke delen niet meegerekend)? |
m3 |
Xxxxxxxx X00 Units | |||
1 | Waarop heeft de aanvraag betrekking? | ||
een te verbouwen unit in een gebouw. Kruis aan wat van toepassing is. | |||
De bestaande unit behoudt dezelfde afmetingen. | |||
De bestaande unit wordt vergroot. | |||
De bestaande unit wordt verkleind. | |||
De bestaande unit wordt gesplitst. | |||
Verbouwen van meerdere units in een gebouw. Kruis aan wat van toepassing is. | |||
Samenvoegen van twee of meer units. | |||
Herverdelen van bestaande units. | |||
Toevoegen van een of meer nieuwe units. | |||
2 | Geef de bestaande, bij de werken betrokken unitnummers en hun hoofdfunctie. Mogelijke hoofdfuncties zijn wonen, detailhandel (winkel), dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening en vrije beroepen, land- en tuinbouw in de ruime zin, industrie en bedrijvigheid, dagrecreatie, met inbegrip van sport, verblijfsrecreatie, gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, militaire functie. | ||
unitnummer | bestaande hoofdfunctie | ||
3 | Geef de nieuwe, bij de werken betrokken unitnummers en hun hoofdfunctie. | ||
unitnummer | nieuwe hoofdfunctie |
Addendum B41 Wegenwerken bij verkavelen | |
1 | Voeg de volgende gegevens als bijlage B41 bij het formulier: - een beschrijving van de wegenbouw- en andere werken, waarbij de aanvrager zich ertoe verbindt die op eigen kosten uit te voeren; - een globale kostenraming van die werken, met opgave van de verschillende posten en de eenheidsprijzen die daarop betrekking hebben; - als de nieuwe wegen worden ingeschakeld in het openbaar domein, een verbintenis van de aanvrager dat hij de eigendom van de in de aanvraag vermelde openbare wegen, aanhorigheden en openbare nutsvoorzieningen, alsook de gronden waarop ze komen, vrij en onbelast en zonder kosten zal afstaan aan de gemeente op een door haar vast te stellen datum en in elk geval bij de eindoplevering van de werken. |
Addendum C4A Inrichtingen of activiteiten – vergunningsaanvraag of melding | |||||||||||||
1 | Vul de gegevens in van de inrichtingen of activiteiten. Gebruik voor de inrichtingen of activiteiten die gekenmerkt worden door één indelingsrubriek één regel. Gebruik dezelfde eenheid als vermeld in de indelingslijst. Bij vergunde toestand vermeldt u de inrichtingen of activiteiten die al vergund zijn, zoals opgenomen in de geldende vergunningsbesluiten waarvan de termijn nog niet verstreken is. Bij voorwerp van de aanvraag vermeld u de gegevens van de nieuwe te vergunnen inrichtingen of activiteiten en van de reeds vergunde inrichtingen of activiteiten (en hun aanhorigheden) waarvoor een verandering gevraagd wordt van de uitbating en/of de wijze van uitbaten. Bij gecoördineerde toestand vermeldt u de gewenste totale vergunningssituatie van de ingedeelde inrichting of activiteit. Bij aard zet u nieuw, verandering, hernieuwing, ongewijzigd of niet langer van toepassing (bv. vervallen, stopgezet, …). Voeg de tabel als bijlage C4 bij het formulier. | ||||||||||||
vergunde toestand | voorwerp van de aanvraag | gecoördineerde toestand | |||||||||||
indelings- rubriek zoals vergund | omschrijving zoals vermeld in de vergunning | totale hoeveel- heid + eenheid | aard | omschrijving | hoeveel- heid + eenheid | actuele indelings -rubriek | omschrijving | totale hoeveel- heid + eenheid | klasse | nummer(s) op uitvoerings- plan |
Addendum C4B Inrichtingen of activiteiten – mededeling met vraag tot omzetting | ||||||||||
1 | Vul de gegevens in van de inrichtingen of activiteiten. Gebruik voor de inrichtingen of activiteiten die gekenmerkt worden door één indelingsrubriek één regel. Gebruik dezelfde eenheid als vermeld in de indelingslijst. Bij vergunde toestand vermeldt u de inrichtingen of activiteiten die al vergund zijn, zoals opgenomen in de geldende vergunningsbesluiten waarvan de termijn nog niet verstreken is. Bij gecoördineerde toestand vermeldt u de totale vergunningssituatie van de ingedeelde inrichting of activiteit. Bij aard zet u omzetting of niet langer van toepassing (bv. vervallen, stopgezet, …). Voeg de tabel als bijlage C4 bij het formulier. | |||||||||
vergunde toestand | gecoördineerde toestand | |||||||||
indelings- rubriek zoals vergund | omschrijving zoals vermeld in de vergunning | totale hoeveel- heid + eenheid | aard | actuele indelings -rubriek | omschrijving | totale hoeveel- heid + eenheid | klasse | nummer(s) op uitvoerings- plan |
Addendum C4C Inrichtingen of activiteiten – gehele overdracht | ||||
1 | Vul de gegevens in van de inrichtingen of activiteiten. Gebruik voor de inrichtingen of activiteiten die gekenmerkt worden door één indelingsrubriek één regel. Gebruik dezelfde eenheid als vermeld in de indelingslijst. Bij gecoördineerde toestand vermeldt u de totale vergunningssituatie van de ingedeelde inrichting of activiteit. Voeg de tabel als bijlage C4 bij het formulier. | |||
actuele indelings- rubriek | omschrijving | totale hoeveelheid + eenheid | klasse |
Addendum C4D Inrichtingen of activiteiten – overdracht | |||||||||||||
1 | Vul de gegevens in van de inrichtingen of activiteiten. Gebruik voor de inrichtingen of activiteiten die gekenmerkt worden door één indelingsrubriek één regel. Gebruik dezelfde eenheid als vermeld in de indelingslijst. Bij vergunde toestand vermeldt u de inrichtingen of activiteiten die al vergund zijn, zoals opgenomen in de geldende vergunningsbesluiten waarvan de termijn nog niet verstreken is. Bij voorwerp van de aanvraag (het voorwerp van de melding van overdracht) vermeldt u wat u van plan bent met de reeds vergunde inrichtingen of activiteiten. Bij aard vermeldt u: - ongewijzigd - niet langer van toepassing (bv. activiteit of inrichting (rubriek/regel) vervallen, stopgezet). - gedeeltelijk overgedragen (bv slecht een deel van activiteit of inrichting (rubriek/regel) wordt overgedragen het andere deel is vervallen of stopgezet)). Bij gecoördineerde toestand vermeldt u de gewenste totale vergunningssituatie van de ingedeelde inrichting of activiteit. Voeg de tabel als bijlage C4 bij het formulier. | ||||||||||||
vergunde toestand | voorwerp van de aanvraag | gecoördineerde toestand | |||||||||||
indelings- rubriek zoals vergund | omschrijving zoals vermeld in de vergunning | totale hoeveel- heid + eenheid | aard | omschrijving | hoeveel- heid + eenheid | actuele indelings -rubriek | omschrijving | totale hoeveel- heid + eenheid | klasse | nummer(s) op uitvoerings- plan |
Addendum C4E Inrichtingen of activiteiten – gedeeltelijke stopzetting of verval van een gedeelte van een vergunning | |||||||||||||
1 | Vul de gegevens in van de inrichtingen of activiteiten. Gebruik voor de inrichtingen of activiteiten die gekenmerkt worden door één indelingsrubriek één regel. Gebruik dezelfde eenheid als vermeld in de indelingslijst. Bij vergunde toestand vermeldt u de inrichtingen of activiteiten die al vergund zijn, zoals opgenomen in de geldende vergunningsbesluiten waarvan de termijn nog niet verstreken is. Bij voorwerp van de aanvraag vermeld u de gegevens van de reeds vergunde inrichtingen of activiteiten (en hun aanhorigheden) waarvoor een verandering gevraagd wordt van de uitbating en/of de wijze van uitbaten. Bij gecoördineerde toestand vermeldt u de gewenste totale vergunningssituatie van de ingedeelde inrichting of activiteit. Bij aard zet u gedeeltelijke stopzetting, gedeeltelijk verval, ongewijzigd of niet langer van toepassing (bv. volledig vervallen, volledig stopgezet). Voeg de tabel als bijlage C4 bij het formulier. | ||||||||||||
vergunde toestand | voorwerp van de aanvraag | gecoördineerde toestand | |||||||||||
indelings- rubriek zoals vergund | omschrijving zoals vermeld in de vergunning | totale hoeveel- heid + eenheid | aard | omschrijving | hoeveel- heid + eenheid | actuele indelings -rubriek | omschrijving | totale hoeveel- heid + eenheid | klasse | nummer(s) op uitvoerings- plan |
Addendum C6 Materialen, grondstoffen en processen | |||||||||||||
Voeg de gegevens als bijlage C6 bij het formulier, tenzij anders vermeld. | |||||||||||||
1 | Beschrijf het productieproces van de ingedeelde inrichting of activiteit. Verduidelijk het productieproces aan de hand van een schema waarop alle relevante inkomende en uitgaande materiaalstromen (grondstoffen, bijproducten en eindproducten) en afvalstoffen en alle relevante emissies worden aangeduid. Vermeld voor de materiaalstromen en afvalstoffen de jaarcapaciteit. | ||||||||||||
2 | Geef de maatregelen, met inbegrip van de beste beschikbare technieken en rekening houdend met de ladder van Lansink (preventie, voorbereiding voor hergebruik, recycling, andere nuttige toepassing, verwijdering), die in de ingedeelde inrichting of activiteit worden genomen om: a) waar mogelijk gerecycleerde materialen en materialen die makkelijk recycleerbaar zijn in te zetten; b) materiaalverspilling te beperken; c) materiaalefficiëntie te verhogen door de productieprocessen en de productontwerpen te optimaliseren; d) rest- en nevenstromen te valoriseren, indien mogelijk in gesloten materialenkringlopen. Vermeld tevens de bestemming van de voortgebrachte afvalstoffen en bijproducten. U kunt eventueel ook verwijzen naar een uitgevoerde studie over materialenbeheer. | ||||||||||||
3 | Geef een overzicht van de hoeveelheid water die in de ingedeelde inrichting of activiteit wordt gebruikt per waterbevoorradingsbron en per aanwendingswijze. U kunt hiervoor de onderstaande tabel gebruiken. Met huishoudelijke toepassing wordt onder andere het sanitair bedoeld. Bij andere doeleinden vermeldt u bijvoorbeeld bluswater. | ||||||||||||
huishoudelijke toepassingen (m³/j) | proceswater (m³/j) | koelwater (m³/j) | beregening (m³/j) | drinkwater vee (m³/j) | drinkwater- productie (m³/j) | andere doeleinden (m³/j) | totaal (m³/j) | ||||||
waterleiding | |||||||||||||
grondwater | |||||||||||||
oppervlakte- waterwinning | |||||||||||||
hemelwater | |||||||||||||
andere | |||||||||||||
totaal | |||||||||||||
4 | Geef een beschrijving van de eventuele waterverliezen (bv. verdamping, opname in producten), beschrijf de maatregelen die worden genomen om het watergebruik te beperken en geef aan hoeveel water er hergebruikt wordt. | ||||||||||||
5 | Geef het jaarlijks primair energieverbruik van de ingedeelde inrichting of activiteit. | ||||||||||||
PJprim | |||||||||||||
U kunt hiervoor de onderstaande tabel gebruiken. |
Om het primaire energieverbruik (PJprim) te berekenen, hanteert u de onderstaande omrekeningen. U zet de berekende GJprim om in PJprim door te delen door 1.000.000. - Zet het elektriciteitsverbruik in MWhsec om in GJprim door het te vermenigvuldigen met 9. - Zet het aardgasverbruik in MWhovw om in GJprim door het te vermenigvuldigen met 3,6. - Zet het gasolieverbruik (lichte fuel) in liters om in GJprim door het te vermenigvuldigen met 0,0363. - Zet het verbruik van zware stookolie (zware fuel) in kilogram om in GJprim door het te vermenigvuldigen met 0,040604. - Zet het verbruik van lpg in liter om in GJprim door het te vermenigvuldigen met 0,025272. - Zet het verbruik van steenkool in kg om in GJprim door het te vermenigvuldigen met 0,0293. - Zet de aangekochte warmte in GJsec om in GJprim door die te delen door 0,9. | |||||||
energiebron | jaarlijks verbruik (MWh, liter, kg, …) | primair energieverbruik (GJprim) | primair energieverbruik (PJprim) | ||||
totaal | |||||||
6 | Geef een inschatting van het toekomstig primair energieverbruik. Beschrijf de energiebesparende maatregelen, met inbegrip van de beste beschikbare technieken. | ||||||
7 | Voeg bij het formulier als bijlage C6.7 een energiestudie (als vermeld in artikel 6.5.1 tot en met 6.5.8 van het Energiebesluit) als de aanvraag een van de onderstaande mogelijkheden betreft: - een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit met een totaal jaarlijks primair energiegebruik van ten minste 0,1 PJ; - de verandering van een ingedeelde inrichting of activiteit met een toekomstig totaal jaarlijks primair energiegebruik van ten minste 0,1 PJ, als die verandering een jaarlijks primair meerverbruik van ten minste 10 TJ met zich meebrengt en als in het verleden reeds een energieplan voor de inrichting of activiteit werd opgesteld. Daarbij wordt gekeken naar het energieverbruik van de nieuwe installatie(s) op zich. | ||||||
8 | Voeg bij het formulier als bijlage C6.8 een energieplan (als vermeld in artikel 6.5.1 tot en met 6.5.8 van het Energiebesluit) als de aanvraag een van de onderstaande mogelijkheden betreft: - - een hernieuwing van een ingedeelde inrichting of activiteit met een totaal jaarlijks primair energiegebruik van ten minste 0,1 PJ; - de verandering van een ingedeelde inrichting of activiteit met een toekomstig totaal jaarlijks primair energiegebruik van ten minste 0,1 PJ, tenzij reeds in het verleden een energieplan werd opgesteld. Als u bent toegetreden tot de energiebeleidsovereenkomsten voor de verankering van en voor blijvende energie- efficiëntie in de Vlaamse energie-intensieve industrie (niet-VER-bedrijven en VER-bedrijven), neemt u alleen het bewijs van toetreding tot de energiebeleidsovereenkomsten op in bijlage C6.8. |
Addendum C7 Toestellen | |||||||
1 | Geef een overzicht van alle relevante toestellen die in de ingedeelde inrichting of activiteit aangewend worden of zullen worden. Voeg de gegevens als bijlage C7 bij het formulier. U kunt hiervoor de onderstaande tabel gebruiken. Geef bij de relevante toestellen het nummer waarmee ze op het plan zijn aangeduid. Het detailniveau is afhankelijk van de aard van de inrichting. Rangschik de toestellen eventueel per werkplaats of productiehal. | ||||||
toestel | vermogen / inhoud | indelingsrubriek | nummer op uitvoeringsplan |
C8A Specifieke plannen voor ingedeelde inrichtingen of activiteiten | |
Voeg de plannen als bijlage C8A bij het formulier. | |
Voor de opmaak van specifieke plannen gelden de volgende algemene richtlijnen. Maak de plannen op een schaal van tenminste 1/200. De plannen moeten duidelijk leesbaar zijn. Gebruik voor elk item een nummer en definieer de nummers in een legende. Gebruik de nummers in de andere addenda waar gevraagd wordt naar het nummer op het plan. Vermeld op ieder plan: - een noordpijl; - de contour van de ingedeelde inrichting of activiteit; - de perceelsgrenzen; - de gebruikte schaal en meetlijn. Het uitvoeringsplan en het rioleringsplan mogen geïntegreerd worden als de duidelijkheid en leesbaarheid niet in het gedrang komen. | |
1 | Voeg één of meer algemene uitvoeringsplannen bij het formulier en duid daarop de onderstaande items specifiek met de voorgestelde wijzigingen die deel uitmaken van het voorwerp van de aanvraag aan. Als er wordt gebruikgemaakt van verschillende detailuitvoeringsplannen, voegt u minstens één overzicht (vrije schaal) bij het formulier. - de inrichtingen en activiteiten, vermeld in de indelingslijst; - de relevante installaties, machines en toestellen; - de opslagplaatsen voor: - brandbare vloeistoffen; - gevaarlijke producten; - afvalstoffen, met inbegrip van de opslaghoogte; - stuivende stoffen, met inbegrip van de opslaghoogte; - andere opslagplaatsen; - de vloeistofdichte verhardingen; - de gebouwen; - de aanhorigheden, zoals de verhardingen, toegangswegen, de wielwasinstallatie, de weegbrug en de laad- en losplaatsen; - groenschermen. Bij aanvragen met betrekking tot specifieke rubrieken of inrichtingen geeft u de volgende items aan: - voor de indelingsrubrieken 9.3 tot en met 9.8: per stal minstens het aantal standplaatsen, alsook de ligging ervan in de stal, gespecificeerd volgens de diersoorten (categorieën); - een lpg-station (indelingsrubriek 16.4.1): de locatie van de houder, het vulpunt, de tankwagen en de verdeelzuil; - voor indelingsrubriek 53: de grondwaterwinning, de bemaling, de drainage en de peilputten; - de GPBV-installaties. |
2 | Voeg een of meer rioleringsplannen bij de aanvraag waarop de volgende items, voor zover relevant voor de aanvraag, vermeld worden: - de lozingspunten; - de waterafvoerkanalen; - de buffer- en infiltratievoorzieningen; - de afscheiders, de bezinkputten en de afvalwaterzuiveringsinstallatie; - als dat relevant is, een detailplan van de werken aan de bedding van de waterloop. Maak een onderscheid tussen bedrijfsafvalwater, hemelwater, huishoudelijk afvalwater en koelwater, met duidelijke vermelding van de controle-inrichtingen (meet- en controleputten). |
Addendum C8B Uitvoeringsplan voor ingedeelde inrichtingen of activiteiten die louter als klasse 3 zijn ingedeeld | |
Voeg het plan als bijlage C8B bij het formulier. | |
Voor de opmaak van uitvoeringsplannen gelden de volgende algemene richtlijnen. Maak de plannen op een schaal van tenminste 1/200. De plannen moeten duidelijk leesbaar zijn. Gebruik voor elk item een nummer en definieer de nummers in een legende. Gebruik de nummers in de andere addenda waar gevraagd wordt naar het nummer op het plan. Vermeld op ieder plan: - een noordpijl; - de contour van de ingedeelde inrichting of activiteit; - de perceelsgrenzen; - de gebruikte schaal en meetlijn. | |
1 | Voeg een algemeen uitvoeringsplan bij de aanvraag en duid daarop de onderstaande items specifiek met de voorgestelde wijzigingen die deel uitmaken van het voorwerp van de aanvraag aan: - de inrichtingen en activiteiten, vermeld in de indelingslijst; - de relevante installaties, machines en toestellen; - de opslagplaatsen voor: - brandbare vloeistoffen; - gevaarlijke producten; - afvalstoffen, met inbegrip van de opslaghoogte; - stuivende stoffen, met inbegrip van de opslaghoogte; - andere opslagplaatsen; - de vloeistofdichte verhardingen; - de gebouwen; - de aanhorigheden, zoals de verhardingen, toegangswegen, de wielwasinstallatie, de weegbrug en de laad- en losplaatsen; - groenschermen. Bij aanvragen met betrekking tot specifieke rubrieken of inrichtingen geeft u de volgende items aan: - voor de indelingsrubrieken 9.3 tot en met 9.8: per stal minstens het aantal standplaatsen, alsook de ligging ervan in de stal, gespecificeerd volgens de diersoorten (categorieën); - voor indelingsrubriek 53: de grondwaterwinning, de bemaling, de drainage en de peilputten; - de lozingspunten van het afvalwater. |
Addendum C9 Stoffen op de autorisatielijst of met beperkingen volgens REACH | |||||||
Voeg de gegevens als bijlage C9 bij het formulier, tenzij anders vermeld. | |||||||
S 1 | Vul de gegevens in van de stoffen op de autorisatielijst volgens REACH. Vul de onderstaande tabel in voor het gebruik van elke stof die valt onder het toepassingsgebied van titel VII (bijlage XIV - Autorisaties) van de REACH- verordening. Geef van elke stof het EC-nummer of het CAS-nummer. | ||||||
naam stof | stofnummer (EC) | stofnummer (CAS) | verbodsdatum | ||||
S 2 | Vul de gegevens in van de stoffen met beperkingen volgens REACH. Vul de onderstaande tabel in voor de vervaardiging of het gebruik van elke stof die valt onder het toepassingsgebied van titel VIII (bijlage XVII - Beperkingen op de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en mengsels) van de REACH- verordening. Geef van elke stof het EC-nummer of het CAS-nummer. | ||||||
naam stof | stofnummer (EC) | stofnummer (CAS) |
Addendum C14 Overzicht van de meldingen, milieuvergunningen en afwijkingen | |||||||
1 | Geef in chronologische volgorde de gegevens van de reeds geacteerde meldingen, de verleende milieuvergunningen en afwijkingen. Voeg de gegevens als bijlage C14 bij het formulier. U kunt hiervoor de onderstaande tabel gebruiken. Vermeld als naam van de exploitant de naam die vermeld wordt in de beslissing. | ||||||
naam exploitant | vergunningverlenende overheid | datum beslissing | referentienummer beslissing |
Addendum D4 Omgeving van het project | ||||
Voeg de gegevens als bijlage D4 bij het formulier. | ||||
O 1 | Vul de gegevens van de omgeving van het project in. Als het project op verschillende locaties plaatsvindt, vult u de onderstaande tabel in voor elke locatie. Voor meer informatie kunt u surfen naar xxx.xxxxxxx.xx/xxxxx en xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx Als de afstand tot een gebied groter is dan 700 meter, hoeft u de rij in kwestie niet in te vullen. | |||
soort gebied | locatie van het project | |||
in het gebied | in de nabijheid van het gebied | |||
een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (Xxxxxxx.xx: zoeken via Thema’s / Natuur en milieu / Natuur / …) | op | m | ||
een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (Xxxxxxx.xx: zoeken via Thema’s / Natuur en milieu / Natuur / …) | op | m | ||
een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening (Xxxxxxx.xx: zoeken via Thema’s / Bouwen en wonen / Ruimtelijke ordening / …) | op | m | ||
gewestgrens of landsgrens | op | m | ||
woongebied | op | m | ||
recreatiegebied | op | m | ||
erfgoedlandschap (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx: bekijk via Geoportaal) | op | m | ||
een beschermd cultuurhistorisch landschap, stads- of dorpsgezicht of monument of archeologische site (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx: bekijk via Geoportaal) | op | m | ||
vastgestelde inventarissen onroerend erfgoed (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx: bekijk via Geoportaal) | op | m | ||
gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx: bekijk via Geoportaal) | op | m | ||
Unesco werelderfgoed (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx: bekijk via Geoportaal) | op | m | ||
een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone type I, II en III (Xxxxxxx.xx: zoeken via Thema’s / Natuur en milieu / Water / …) | op | m | ||
een overstromingsgevoelig gebied (Xxxxxxx.xx: zoeken via Thema’s / Natuur en milieu / Water / …) | op | m | ||
kinderdagverblijven, scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen (Xxxxxxx.xx: zoeken via Thema’s / Welzijn, gezondheid en gezin / Zorg en gezondheid / … - Thema’s / Welzijn, gezondheid en gezin / Kind en gezin / … - Thema’s / onderwijs / …) | op | m | ||
ligging van Seveso-inrichtingen (xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxx-xxxxx- vlaanderen) | op | m |
Addendum E1 Effecten op mobiliteit | |
Voeg de gegevens als bijlage E1 bij het formulier, tenzij anders vermeld. | |
1 | Is er een mobiliteitsstudie opgemaakt? |
ja. Voeg de mobiliteitsstudie als bijlage E1bis bij het formulier. Als de antwoorden op vragen 2 en 3 (indien van toepassing) opgenomen zijn in de mobiliteitsstudie, hoeft u die vragen niet in te vullen. | |
nee. Ga naar vraag 2. | |
2 | Beschrijf de mobiliteit die gegenereerd wordt door de aanvraag. Geef daarbij ook een beschrijving van de organisatie van het personenverkeer van en naar het project, en de gebruikte mobiliteitsmiddelen voor goederentransport, met vermelding van de aan- en afvoerfrequenties, de tijdstippen (indien relevant) van de transporten en de transportroute(s). |
O 3 | Motiveer waarom de effecten op de mobiliteit al dan niet aanzienlijk zijn. Deze vraag moet alleen beantwoord worden als de aanvraag betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (project-MER-screening). Deze vraag moet niet beantwoord worden als het voorwerp van de aanvraag louter een hernieuwing van een milieu- of omgevingsvergunning of een mededeling met de vraag tot omzetting van een milieuvergunning betreft en de hernieuwing of omzetting betrekking heeft op activiteiten die geen fysieke ingrepen in het leefmilieu tot gevolg hebben. Geef daarbij ook een eventuele toename in de vervoersbewegingen aan en mogelijke andere effecten voor weggebruikers of omwonenden, bijvoorbeeld verkeersemissies. |
Addendum E1bis Mobiliteitsstudie
Voeg de gegevens als bijlage E1bis bij het formulier, tenzij anders vermeld.
Een mobiliteitsstudie moet de onderstaande onderdelen bevatten. 1. Bereikbaarheidsprofiel
1.1. Doel : Het bereikbaarheidsprofiel geeft een inzicht in de bereikbaarheid van de projectlocatie.
1.2. Inhoud : Het bereikbaarheidsprofiel omvat een beschrijving van hoe de site waar het project wordt ingeplant, momenteel bereikbaar is, zowel voor auto, openbaar vervoer, fiets als voetganger. Daarbij worden eventuele knelpunten in kaart gebracht op het gebied van verkeersafwikkeling (filevorming), verkeersleefbaarheid (de mate waarin het verkeer de normale uitoefening van andere activiteiten hindert, bijvoorbeeld als gevolg van geluidsoverlast), verkeersveiligheid, bereikbaarheid, parkeerdruk, alsook de verkeersintensiteit op de toeleidende wegen en kruispunten. Als verschillende alternatieven behandeld worden, worden die allemaal weergegeven. Die alternatieven worden in een latere fase van de mobiliteitsstudie (stap 3) gebruikt om de effecten te bepalen.
2. Mobiliteitsprofiel - raming van de verkeersgeneratie
2.1. Doel : Het mobiliteitsprofiel geeft een inzicht in de omvang en de aard van het verkeer dat door het geplande project wordt gegenereerd. Dat geldt met name voor personenverkeer, en in voorkomend geval ook voor goederenverkeer.
2.2. Inhoud : Het mobiliteitsprofiel van een activiteit wordt bepaald aan de hand van een aantal basisgegevens.
a) Minimaal te toetsen beoordelingscriteria :
Het mobiliteitsprofiel wordt ten minste vastgesteld op basis van de elementen die worden weergegeven in de onderstaande tabel.
Elementen Mobiliteitsprofiel | |
Aard/doelstelling/omvang van het project | |
Exploitatiefase | |
Verkeersproductie en -attractie | per dagdeel werknemers bezoekers bewoners vrachtverkeer |
Keuze van vervoerswijze | auto vrachtwagen openbaar vervoer fiets voetganger |
Ritgeneratie (aantal voertuigverplaatsingen) | |
Parkeerbehoefte | auto fiets |
b) Toelichting :
1) Aard/doelstelling/omvang van het project
De aard van de activiteit bepaalt in belangrijke mate de randvoorwaarden en aannames die gemaakt moeten worden om het mobiliteitsprofiel te berekenen. Concreet houdt dat in dat duidelijk moet worden aangegeven wat de functie van het project is (wonen, handel ...). Voor kantoorfuncties moet in ieder geval ook aangegeven worden of er een loketfunctie verbonden is aan die kantoorfunctie.
2) Exploitatiefase
De verkeersgeneratie van het project wordt geraamd voor de exploitatiefase (eventueel gefaseerd naargelang van de ontwikkeling).
3) Verkeersproductie en -attractie
Verkeersproductie, respectievelijk -attractie verwijst naar het aantal verplaatsingen dat vertrekt, respectievelijk aankomt op de projectlocatie. De verkeersproductie en -attractie van het project moet worden bepaald voor de verschillende doelgroepen, afhankelijk van het project (werknemers, bezoekers, bewoners, vrachtverkeer). Aangezien kan worden aangenomen dat het verkeer niet gelijkmatig verdeeld is over de dag, wordt de verkeersproductie en - attractie bepaald voor een maatgevende periode, dat is de periode waarop de grootste hoeveelheid verkeer wordt gegenereerd. Vaak zal dat de ochtend- of avondspits zijn. In het geval van recreatiefunctie kan de pieksituatie zich situeren tijdens het weekend.
Om een zo goed mogelijke inschatting te maken van de verschillende parameters worden waar mogelijk de cijfers gebaseerd op de waarden die bij vergelijkbare activiteiten op vergelijkbare locaties gevonden worden, eventueel aangevuld met waarden die gevonden worden door middel van een literatuuronderzoek. Een belangrijke bron hierbij vormt de gegevens van het OVG (Onderzoek Verplaatsingsgedrag) die de Vlaamse overheid heeft uitgevoerd en beschikbaar stelt op de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxx van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Kencijfers houden geen rekening met de bijzonderheden van elk individueel project. Het gebruik van kencijfers voor de bepaling van de verkeersproductie en -attractie moet dan ook als een laatste noodoplossing beschouwd worden. De verkeersproductie en -attractie worden weergegeven voor het drukste uur of de drukste uren van de dag.
4) Keuze van de vervoerswijze
In de berekening van de vervoerswijzekeuze wordt het aantal verplaatsingen verdeeld over de verschillende vervoerswijzen volgens beredeneerde aannames. Daarbij wordt ook rekening gehouden met verplaatsingen als autobestuurder of als autopassagier. Dat onderscheid is belangrijk met het oog op de bepaling van het aantal autoritten en de parkeerbehoefte. De keuze van vervoerswijze is afhankelijk van de projectlocatie, maar ook van de aard van de activiteiten. Daarom moet de keuze van vervoerswijze bij voorkeur worden bepaald aan de hand van vergelijkbare functies op vergelijkbare locaties. Als die niet voorhanden zijn, wordt teruggevallen op vaste kencijfers (bijvoorbeeld op basis van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen OVG, dat geconsulteerd kan worden op
/xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxx
5) Ritgeneratie
Vervolgens wordt in de mobiliteitsstudie het aantal autoritten bepaald. De ritgeneratie is het product van de verkeersproductie en het aandeel van de verplaatsingen als autobestuurder. Hetzelfde kan gedaan worden voor de andere vervoerswijzen. Dat is nuttig voor de dimensionering van de specifieke voorzieningen. Zo wordt bij een groot aantal fietsers beter een breder fietspad voorzien. Hetzelfde geldt voor voetgangers.
6) Parkeerdruk
De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van de autoritgeneratie en de verblijfstijden. De autoritgeneratie geeft het aantal auto's dat binnen een bepaalde tijdsspanne toekomt of wegrijdt van de locatie. Als auto's maar gedurende een korte periode ter plaatse blijven en niet alle voertuigen tegelijk aankomen, kan een parkeerplaats opeenvolgend door verschillende voertuigen gebruikt worden en zijn er bijgevolg minder parkeerplaatsen nodig. Een parkeeronderzoek bij vergelijkbare functies kan daarin meer inzicht in geven. Parkeerkencijfers kunnen aanvullend gebruikt worden als toetsing van de verkregen resultaten. Analoog wordt de behoefte aan fietsenstallingen bepaald.
3. Confrontatie bereikbaarheidsprofiel en mobiliteitsprofiel = de te verwachten effecten
3.1. Doel : De confrontatie van het bereikbaarheidsprofiel van de locatie met het mobiliteitsprofiel van de activiteit is een toets over de mate waarop activiteiten en locatie bij elkaar passen. Vraag en aanbod worden in deze stap bij elkaar gebracht. Door die confrontatie komen de te verwachten effecten in beeld.
3.2. Inhoud : Er wordt in deze stap van de mobiliteitsstudie nagegaan in hoeverre de vervoersstructuur aangepast is aan de te verwachten verkeersgeneratie (en omgekeerd).
a) Minimaal te toetsen beoordelingscriteria :
In onderstaande tabel worden de te behandelen thema's weergegeven.
Elementen Confrontatie bereikbaarheidsprofiel - mobiliteitsprofiel | |
Verschillende alternatieven |
Routekeuze | auto openbaar vervoer fiets voetganger vrachtwagen |
Toedeling op wegennet | |
Totale belasting | |
Capaciteitstoets (verkeersafwikkeling) | wegvakken kruispunten |
Andere effecten dan verkeersafwikkeling | Verkeersveiligheid Verkeersleefbaarheid Oversteekbaarheid Parkeerdruk |
b) Toelichting :
1) Verschillende alternatieven
Bij de bepaling van het bereikbaarheidsprofiel worden verschillende alternatieven bestudeerd. Zo kunnen verschillende ontsluitingsvarianten bekeken worden. Deze alternatieven komen ook in deze confrontatie aan bod. De verschillende alternatieven worden vervolgens onderling vergeleken met betrekking tot de gegenereerde mobiliteitseffecten.
2) Routekeuze en toebedeling op wegennet
In het mobiliteitsprofiel wordt de totale verkeersproductie bepaald die door een bepaalde activiteit gegenereerd wordt op vlak van automobiliteit. Het verkeer maakt uiteraard gebruik van de beschikbare infrastructuur (weergegeven in het bereikbaarheidsprofiel). In dit deel wordt het verkeer toegedeeld aan het wegennet. Voor projecten die minder dan 1 000 parkeerplaatsen omvatten, gebeurt de toedeling op micro- en op mesoniveau. Op microniveau wordt nagegaan in welke richting het verkeer rijdt ter hoogte van de aansluiting op het wegennet en op de relevante kruispunten in de onmiddellijke buurt van de projectlocatie. Op mesoniveau wordt nagegaan welke routes het meest gebruikt worden. Bij projecten met meer dan 1 000 parkeerplaatsen moet ook een toedeling op macroschaal worden geïmplementeerd.
Als er voetgangers-, fiets- of vrachtverkeer wordt gegenereerd, moet voor die vervoerswijzen een toedeling gemaakt te worden. Voor voetgangers en fietsers worden de belangrijkste wandel- en fietsroutes aangeduid die gebruikt zullen worden. Voor vrachtwagens worden dat de belangrijkste vrachtroutes, waarbij rekening wordt gehouden met bestaande beperkingen (bijvoorbeeld een brug met beperkte doorrijhoogte).
De toedeling gebeurt op basis van de totale verkeersproductie en -attractie, bepaald in het mobiliteitsprofiel, en de (verwachte) herkomst en bestemmingen van bewoners, werknemers of bezoekers (afhankelijk van de aard van het project). Op basis van die kennis kan een meest waarschijnlijke route bepaald worden.
3) Totale belasting
Nadat de toedeling aan het wegennet is uitgevoerd, kunnen de verschillende effecten op de omgeving bepaald worden. In eerste instantie wordt de totale belasting van het wegennet bepaald. Daartoe wordt niet alleen rekening gehouden met het verkeer dat extra gegenereerd wordt door het project. Er wordt ook rekening gehouden met de huidige verkeersbelasting (dat is de verkeersbelasting zonder toevoeging van het project). Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de autonome groei van het verkeer, los van het bestudeerde project.
4) Capaciteitstoets
Voor de capaciteitstoets wordt de verwachte belasting vergeleken met de capaciteit van de rijweg. Die toetsing gebeurt in de eerste plaats op micro- en mesoniveau, op specifieke locaties zowel op wegvakken als op kruispunten. Als de capaciteit overschreden of benaderd wordt, wijst dat op problemen met de verkeersafwikkeling. Op hoofdwegen is de capaciteit gekoppeld aan het aantal rijstroken; op wegen in een stedelijk gebied is de capaciteit afhankelijk van het aantal kruisende wegen. De vooropgestelde capaciteit wordt in belangrijke mate bepaald door de wegencategorisering en dus de functie van de weg. Op het onderliggende wegennet wordt de capaciteit bepaald door de capaciteit van de knooppunten. Naast een bepaling van de locaties waar capaciteitsproblemen kunnen optreden, is ook de invloed daarvan op het wegennet van belang. Problemen kunnen zich immers doorzetten naar andere locaties, waardoor het verkeer op zoek gaat naar alternatieven (sluipwegen). Ter hoogte van een knelpunt kunnen immers files ontstaan die
reiken tot voorbij de volgende aansluiting. Daardoor bestaat het risico dat er ook problemen optreden op het onderliggende wegennet.
5) Andere effecten dan verkeersafwikkeling
i) De verkeersveiligheid : Het verwachte aantal ongevallen zal in het algemeen toenemen bij een toenemende verkeersintensiteit of een hogere rijsnelheid. Als ook infrastructuuraanpassingen (of routewijzigingen) worden uitgevoerd, verandert de verkeersveiligheid ook.
ii) De verkeersleefbaarheid : De verkeersleefbaarheid is in belangrijke mate een subjectief gegeven dat echter geobjectiveerd kan worden aan de hand van een aantal parameters : verkeersdruk, het aandeel en het totale aantal vrachtwagens, de rijsnelheid. Die indicatoren worden kwantitatief bepaald en worden aangevuld door een kwalitatieve verdere invulling van het begrip. Om het belang van de verschillende parameters met betrekking tot verkeersleefbaarheid te onderzoeken, kan een bevraging van de bewoners langs de onderzochte routes georganiseerd worden.
iii) De oversteekbaarheid : De oversteekbaarheid wordt bepaald door de verkeersdrukte, de rijsnelheid en de breedte van de rijweg. De oversteekbaarheid is vooral belangrijk ter hoogte van openbaar-vervoerhaltes of wegvakken met verschillende functies aan weerszijden van de weg.
iv) De parkeerdruk : De parkeerdruk wordt bepaald aan de hand van de parkeerbehoefte (bepaald in het mobiliteitsprofiel) en de huidige parkeerdruk (bepaald aan de hand van een parkeeronderzoek).
4. Verkeerstechnische en flankerende maatregelen
4.1. Doel : Als uit de confrontatie van het bereikbaarheidsprofiel met het mobiliteitsprofiel blijkt dat het aanbod de vraag niet kan opvangen (negatieve effecten), moet gezocht worden naar remediërende maatregelen die inspelen op de vraag of op het aanbod. Dat kunnen zowel infrastructurele ingrepen als meer ondersteunende maatregelen zijn (zie onderstaande tabel).
4.2. Inhoud : De maatregelen kunnen zowel gericht zijn op het verminderen van de hoeveelheid (auto)verkeer (preventieve maatregelen) als op een terugdringing van de nadelige effecten (curatieve maatregelen).
Milderende maatregelen | |
Inrichtingsconcept | toegangswegen |
Wijzigingen in omvang project | |
Infrastructureel/verkeerstechnisch | kruispunten parkeren signalisatie gemotoriseerd verkeer openbaar vervoer fiets voetganger |
Flankerende maatregelen | |
Milderende maatregelen | capaciteit verkeersveiligheid leefbaarheid overesteekbaarheid vervoerswijzekeurze |
In de vorige stap werd een aantal (te verwachten) knelpunten blootgelegd. Om die te voorkomen of te beperken, stelt de aanvrager een aantal maatregelen voor.
Een aantal maatregelen kunnen zonder meer geïntegreerd worden in de uitvoeringsplannen van het project. Dat zijn op de eerste plaats infrastructuurwerken op het terrein waarop het project gelegen is (bijvoorbeeld parkeerplaatsen, fietsstalling). Door de mobiliteitsstudie gelijklopend met het ontwerp op te maken kan daar in het ingediende project al rekening mee worden gehouden. In de afgewerkte mobiliteitsstudie wordt dan aangegeven hoe die studie de opmaak van het ontwerp heeft beïnvloed. Een andere ingreep die de aanvrager kan nemen, is een inkrimping van de omvang van het project. Door het verkleinen van het project zal de verkeersproductie kleiner worden en dus ook de
verkeersdruk.
In een aantal gevallen heeft de aanvrager niet de mogelijkheid om zelf de nodige maatregelen door te voeren. In dat geval wordt aangegeven welke maatregelen noodzakelijk zijn om de druk op de omgeving binnen de perken te houden.
De preventieve maatregelen spelen in op de vraagzijde van de vervoersmarkt. Die maatregelen kunnen gericht zijn op het verminderen van het totale aantal verplaatsingen of kunnen inspelen op een modale verschuiving naar minder belastende vervoerswijzen. Een vermindering van het totale aantal verplaatsingen kan gerealiseerd worden door een inkrimping van de omvang van het project. Ook door ingrepen in bijvoorbeeld de arbeidsorganisatie kan het aantal verplaatsingen verminderd worden (door bijvoorbeeld telewerken), of beter gespreid over de tijd waardoor de piekbelastingen afnemen.
Om het aantal autoverplaatsingen te beperken kan ook geopteerd worden voor een verschuiving naar meer ruimtebesparende alternatieven (fiets en voetganger, maar ook openbaar vervoer). Een andere manier is om voordelen te geven aan personen die zich op een duurzame manier verplaatsen (fietsvergoeding, terugbetaling openbaar vervoer, voorzien van douches op het werk). De opmaak van een school- of bedrijfsvervoersplan kan daarbij de nodige informatie leveren. Verplaatsingen kunnen ook meer gespreid worden zodat de spitsproblematiek minder uitgesproken is (glijdende werktijden, thuisleveringen).
Ook infrastructuuraanpassingen kunnen bijdragen tot een modal shift (aanleg fietspad met het oog op het verhogen van het fietsaandeel). Elke mobiliteitsstudie moet een deel bevatten over hoe een duurzame modal shift bewerkstelligd zal worden.
Als aan de vraagzijde van de vervoersmarkt niet voldoende 'winst' gehaald kan worden, kan ook ingegrepen worden aan de aanbodzijde van de vervoersmarkt. Daarbij wordt de beschikbare infrastructuur uitgebreid of verbeterd. We denken daarbij aan het aanleggen van een extra rijstrook of een vrijliggend fietspad. Er kunnen verkeerslichten geplaatst worden op een kruispunt of ter hoogte van de toegangsweg tot het domein. Ook het busaanbod kan uitgebreid worden (hogere frequentie, extra lijnen) of afgestemd worden op de activiteiten. Door het verplaatsen van een halte kan de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer eveneens verhoogd worden. Voor de uitvoering van deze maatregelen is meestal een externe partner verantwoordelijk (de wegbeheerder, De Lijn, NMBS). Het is dan ook belangrijk om overleg te plegen met die externe partijen.
Bij het formuleren van milderende maatregelen is het belangrijk dat alle verschillende vervoerswijzen in ogenschouw worden genomen, van voetgangers tot vrachtwagens, voor zover die relevant zijn voor het project. De voorgestelde maatregelen staan daarbij niet los van de vastgestelde of verwachte problemen. Ze dienen daaraan tegemoet te komen.
5. Sensitiviteitstoets
5.1. Doel : Tijdens de uitvoering van de mobiliteitsstudie worden op verschillende plaatsen veronderstellingen gemaakt over het aantal verplaatsingen per persoon, over de vervoerswijzekeuze, over de impact van maatregelen op de vervoerswijzekeuze, herkomst en bestemming van het verkeer enzovoort. Met een sensitiviteitstoets wordt aangegeven welke de gevolgen kunnen zijn van de variaties in die aannames (bijvoorbeeld andere verdeling spits-dal, andere verdeling van de herkomst van het verkeer). De sensitiviteitstoets beoogt na te gaan of variaties in de aannames aanleiding geven tot andere resultaten (netwerkbelastingen...) die andere maatregelen vragen.
6. Besluit
De mobiliteitsstudie bevat een samenvattende conclusie, met een opgave van de ruimtelijke maatregelen die de aanvrager, met het oog op het voorkomen of beperken van de mobiliteitseffecten als gevolg van de uitvoering van zijn project, zal treffen binnen de grenzen van de projectlocatie en een omschrijving van de mobiliteitseffecten die relevant zijn bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de ruimtelijke context in de ruimere omgeving.
Addendum E1ter Mobiliteitstoets detailhandel | |
1 | U bent verplicht addendum E1ter in te vullen. Als u een aanvullende toelichting wilt geven die kan helpen om uw project te beoordelen op duurzame mobiliteit, voegt u een toelichtingsnota mobiliteit als bijlage bij het formulier. |
Bereikbaarheidsprofiel - mesoniveau | |
2 | Beschrijf de voorzieningen en de aangewezen routes voor fietsers en voetgangers. Geef daarbij een beschrijving van de weginrichting, de netwerken, de kruispunten en de snelheidsbeperkingen. |
3 | Wat is de loopafstand tot de dichtstbijzijnde openbaarvervoerhalte? |
meter | |
4 | Beschrijf de aanwezige halteaccommodatie. Geef daarbij aan op welke wijze er informatie verstrekt wordt, of er tickets gekocht kunnen worden. Vermeld ook of er een schuilhuisje, een zitbank, fietsenrekken, parkeerplaatsen en consumptiemogelijkheden zijn. Licht toe of die voorzieningen voldoen aan de toegankelijkheidsnorm. |
5 | Hoeveel keer per uur is er een verbinding met het openbaar vervoer mogelijk? |
keer per uur | |
6 | Welke lijnen bedienen de halte? Vermeld van elke lijn het lijnnummer en de lijnnaam. |
7 | Beschrijf de voorzieningen en de aangewezen routes voor auto’s en vrachtwagens. Geef daarbij een beschrijving van de weginrichting, de netwerken, de kruispunten en de snelheidsbeperkingen. |
Bereikbaarheidsprofiel - microniveau | |
8 | Voeg bij het formulier een mobiliteitsplan waarop minstens de volgende gegevens staan: de situering van de gebouwen op de site, de toegangen tot de site voor voetgangers, fietsers, auto’s en vrachtwagens, de indeling van het parkeerterrein, zowel voor auto’s als voor fietsers, met aanduiding van de parkeerplaatsen voor andersvaliden, de looproutes voor fietsers en wandelaars op de buitenoppervlakte van de site, het circulatieplan voor leveringen en afhalingen op de buitenoppervlakte van de site, en de situering van de laad- en loszones. Voeg op het plan eventueel andere aanduidingen toe die relevant zijn voor de aanvraag. Als u ook een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aanvraagt, kunt u die gegevens ook opnemen in het inplantingsplan dat u bij die aanvraag voegt. |
9 | Omschrijf de bereikbaarheid voor de volgende personen en voertuigen. |
Omschrijving | |
voetgangers | |
fietsers | |
auto’s | |
vrachtwagens |
10 | Geef het aantal parkeerplaatsen voor de volgende personen en voertuigen. | ||||||
aantal parkeerplaatsen | |||||||
auto’s | bovengronds: | ondergronds: | |||||
andersvaliden | |||||||
vrachtwagens | |||||||
fietsers | |||||||
11 | Omschrijf de volgende aspecten van de bereikbaarheid. Vermeld bij de parkeerregeling ook de eventuele beperkingen in het gebruik van of de toegang tot de parkeerplaatsen. | ||||||
omschrijving | |||||||
laad- en loszones voor vrachtverkeer | |||||||
parkeerregeling | |||||||
voetgangerslooplijnen | |||||||
Mobiliteitsprofiel | |||||||
12 | Vul de gegevens van de verschillende functies in. Als producten die online of op een andere locatie aangekocht worden, afgehaald kunnen worden op de site, is dat een aparte functie. De opslagruimte voor die functie wordt mee in rekening gebracht. Als een bepaald invulvak niet van toepassing is voor een functie, vult u het niet in. | ||||||
functie | detailhandel | / | BVO | ||||
aantal wooneenheden | w | ooneenheden | |||||
aantal werkplaatsen | w | erkplaatsen | |||||
aantal bezoekers per dag | b | ezoekers | |||||
aantal leveringen per dag | le | veringen | |||||
functie | / | ||||||
aantal wooneenheden | w | ooneenheden | |||||
aantal werkplaatsen | w | erkplaatsen | |||||
aantal bezoekers per dag | b | ezoekers | |||||
aantal leveringen per dag | le | veringen | |||||
functie | / | ||||||
aantal wooneenheden | w | ooneenheden | |||||
aantal werkplaatsen | w | erkplaatsen | |||||
aantal bezoekers per dag | b | ezoekers | |||||
aantal leveringen per dag | le | veringen |
13 | Geef een raming van de benodigde parkeerplaatsen voor de onderstaande gebruikers. Als een bepaald invulvak niet van toepassing is, vult u het niet in. | |||
bewoners | auto’s | |||
werknemers | auto’s | vrachtwagens | ||
bezoekers | auto’s | vrachtwagens | ||
laad- en loskades | parkeerplaatsen | |||
totaal aantal parkeerplaatsen | parkeerplaatsen | |||
Afstemming tussen bereikbaarheids- en mobiliteitsprofiel | ||||
14 | Omschrijf de te verwachten effecten en knelpunten. Hou rekening met de spreiding van de verplaatsingen door bezoekers en personeel, bij afhalingen en leveringen over de dag, de week en de seizoenen. Ook de tijdstippen van de leveringen en het type vervoermiddel, grote of kleine vrachtwagen of bestelwagen, kunnen bepalend zijn voor de impact ervan. Hou ook rekening met de verdeling van de vervoersbewegingen over de verschillende vervoerswijzen, namelijk te voet, met de fiets, met de auto of met de vrachtwagen. | |||
15 | Welke maatregelen zullen genomen worden om de te verwachten effecten en knelpunten te verkleinen. |
Addendum E2 Effecten op de bodem | |
Voeg de gegevens als bijlage E2 bij het formulier. Bij het beantwoorden van de vragen moeten de mogelijke effecten van het project ten gevolge van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mee in rekening gebracht worden. | |
1 | Beschrijf de bronnen van emissies naar de bodem. |
2 | Geef de maatregelen die worden ingezet om de effecten op de bodem te voorkomen of te beperken. |
O 3 | Motiveer waarom de effecten op de bodem al dan niet aanzienlijk zijn. Deze vraag moet alleen beantwoord worden als de aanvraag betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (project-MER-screening). Deze vraag moet niet beantwoord worden als het voorwerp van de aanvraag louter een hernieuwing van een milieu- of omgevingsvergunning of een mededeling met de vraag tot omzetting van een milieuvergunning betreft en de hernieuwing of omzetting betrekking heeft op activiteiten die geen fysieke ingrepen in het leefmilieu tot gevolg hebben. Houd bij het beantwoorden van deze vraag rekening met de maatregelen die u hebt vermeld bij vraag 2. |
Addendum E3 Effecten op het watersysteem | |
Voeg de gegevens als bijlage E3 bij het formulier, tenzij anders vermeld. De effecten op het watersysteem ten gevolge van lozingen of grondwaterwinningen worden beschreven in de desbetreffende addenda. Bij het beantwoorden van de vragen moeten de mogelijke effecten van het project ten gevolge van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mee in rekening gebracht worden. | |
1 | Voegt u de aanstiplijst hemelwater als bijlage B25 bij het formulier (zie addendum B25)? |
ja | |
nee | |
2 | Vraagt u een afwijking van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater? Hieronder wordt verstaan een afwijking van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. |
ja. Welke afwijking vraagt u aan en waarom? | |
nee | |
3 | Ligt het project in een overstromingsgevoelig gebied? |
ja. Motiveer op welke wijze daarmee rekening is gehouden. Mogelijke maatregelen zijn overstromingsveilig bouwen en het gebruiken van aangepaste machines en opslaglocaties. | |
nee | |
4 | Bedraagt de som van de totale verharde oppervlakte meer dan 1.000 m²? Onder verharde oppervlakte worden verhardingen en overdekte constructies verstaan. |
ja. Ga naar vraag 5. | |
nee. Ga naar vraag 6. | |
5 | Geef een beschrijving van: - de bronbeperkende maatregelen (bijvoorbeeld waterdoorlatende verhardingen, vegetatiedaken); - de behandelingstechnieken (bijvoorbeeld KWS-afscheider, zandfilter); - de voorzorgsmaatregelen om verontreiniging van hemelwater te voorkomen, zoals het leggen van afsluitbare leidingen, het voorzien in calamiteitenbekkens en aftakkingen naar de (openbare) afvalwaterriool; - het aandeel verharde oppervlakte waarvan het hemelwater dat op dit deel valt, door contact met de verharde oppervlakte dermate vervuild wordt dat het, overeenkomstig de bepalingen van titel II van het VLAREM, als bedrijfsafvalwater beschouwd moet worden (m², are, ha); - de grootte van de hemelwaterput (m³, l); - het aandeel hemelwater dat wordt geïnfiltreerd (m², are, ha): - de aard en beschrijving van de infiltratievoorziening; - het buffervolume van de infiltratievoorziening (m³); - de oppervlakte van de infiltratievoorziening (m²); - het aandeel hemelwater dat wordt gebufferd (m², are, ha): - de aard en de beschrijving van buffervoorziening; - de grootte van de buffervoorziening (m³); - het ledigingsdebiet (l/s) (in geval van gebufferde lozing met vertraagde afvoer); - waarop de overloop van de hemelwaterput, infiltratie- of buffervoorziening aangesloten is; |
- het aandeel hemelwater dat rechtstreeks geloosd wordt (m², are, ha); - waarin het hemelwater geloosd wordt; - welke maatregelen er nog genomen kunnen worden of de redenen waarom het overeenkomstig de beste beschikbare technieken niet mogelijk is om bijkomende maatregelen te nemen. | |
6 | Wenst u een relevante hemelwaterstudie toe te voegen ter ondersteuning van uw aanvraag? |
ja. Voeg die als bijlage E3bis bij het formulier. | |
nee | |
7 | Betreft het voorwerp van de aanvraag werken aan de bedding van de waterloop of werken binnen de 5 meter erfdienstbaarheidszone langs een onbevaarbare waterloop waarvoor nog geen machtiging is verkregen? |
ja. Voeg bij het formulier detailplannen van deze werken om de machtiging te verkrijgen. | |
nee | |
O 8 | Motiveer waarom de effecten op het watersysteem al dan niet aanzienlijk zijn. Deze vraag moet alleen beantwoord worden als de aanvraag betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (project-MER-screening). Deze vraag moet niet beantwoord worden als het voorwerp van de aanvraag louter een hernieuwing van een milieu- of omgevingsvergunning of een mededeling met de vraag tot omzetting van een milieuvergunning betreft en de hernieuwing of omzetting betrekking heeft op activiteiten die geen fysieke ingrepen in het leefmilieu tot gevolg hebben. |
9 | Heeft uw aanvraag een afwijking nodig overeenkomstig artikel 56 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid? |
nee. U hoeft dit addendum niet verder in te vullen. | |
Ja. Ga naar vraag 10. | |
10 | Motiveer dat uw aanvraag: - activiteiten van groot maatschappelijk belang met betrekking tot de scheepvaart, havenfaciliteiten, openbare voorzieningen voor water, bestemd voor menselijke consumptie, of hernieuwbare energieopwekking omvat, of, - de bescherming tegen overstroming van vergunde of vergund geachte gebouwen en infrastructuur, gelegen buiten afgebakende overstromingsgebieden omvat, of, - relevante activiteiten voor het bereiken van de overstromingsrisicobeheerdoelstellingen omvat. |
11 | Motiveer dat: - alle haalbare stappen en maatregelen worden genomen om de negatieve effecten op de toestand van het oppervlaktewaterlichaam of het grondwaterlichaam tegen te gaan, en, - het doel dat met die veranderingen of wijzigingen van het oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam wordt gediend, niet kan worden bereikt met andere voor het milieu aanmerkelijk gunstiger middelen, omdat dit technisch niet haalbaar is of onevenredig hoge kosten zou meebrengen. |