C-236
Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs, Fase 2
Partijen
1. De Minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de xxxx X. Xxxxxxxxxx, hierna te noemen: LNV;
2. De Minister van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw M.A.M. Xxxxxxxxxxx, hierna te noemen: EZK;
3. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw V.L.W.A. Xxxxxxx, hierna te noemen: XxxX;
Partijen genoemd onder 1 tot en met 3 ieder handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna samen te noemen: Rijksoverheid;
4. Stichting Aeres Groep, te dezen vertegenwoordigd door de heer B.M.P. Pellikaan;
5. Stichting Groen Onderwijs Oost Nederland (Zone), te dezen vertegenwoordigd door de heer B.J. Pastoor;
6. Stichting Clusius College, te dezen vertegenwoordigd door de heer G. Oud;
7. Stichting Yuverta, te dezen vertegenwoordigd door xxxxxxx X. Xxxxx;
8. Stichting Landstede/Landstede Groep, te dezen vertegenwoordigd door de heer Th. Rietkerk;
9. Xxxxx, te dezen vertegenwoordigd door de heer J.M.R.M. Neutelings;
10. Stichting AOC Terra, te dezen vertegenwoordigd door mevrouw G.H. Tamminga;
11. Stichting Scalda, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxxx;
12. Stichting Scholengroep Pontes, te dezen vertegenwoordigd door de heer K.G. Terlage;
13. Stichting Lentiz Onderwijsgroep, te dezen vertegenwoordigd door de heer X.X. xxx Xxx;
14. Vereniging Buitengewoon Groen, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xxx Xxxxxx; Partijen genoemd onder 4 t/m 14, hierna samen de noemen: Vmbo- en mbo-instellingen;
15. Stichting Aeres Groep, te dezen vertegenwoordigd door de heer B.M.P. Pellikaan, hierna te noemen: Aeres;
16. Stichting HAS Hogescholen, te dezen vertegenwoordigd door xxxxxxx X. Xxxxxxx, hierna te noemen: HAS Hogescholen;
17. Stichting Hoger Onderwijs (Inholland), te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxx;
18. Stichting Van Hall Larenstein, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xxx Xxxxxx, hierna te noemen: HVHL; Partijen genoemd onder 15 t/m 18, hierna samen te noemen: Hbo-instellingen;
19. Rijksuniversiteit Groningen, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xx Xxxx; 20.Wageningen University & Research, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxx;
21. Universiteit Utrecht, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx; Partijen genoemd onder 19 t/m 21, hierna samen te noemen: Wo-instellingen;
Partijen genoemd onder 4 tot en met 21, hierna samen te noemen: Onderwijsinstellingen;
22. Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxx, hierna te noemen: NAJK;
23. BoerenNatuur, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxx, hierna te noemen: XxxxxxXxxxxx;
00. XXX XX, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxx, hierna te noemen: LTO NL;
25. Bionext, te deze vertegenwoordigd door de heer M. Xxxxx, hierna te noemen: Bionext; Partijen genoemd onder 22 t/m 25, hierna samen te noemen: Boerenorganisaties;
26. Vereniging het InterProvinciaal Overleg, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx, hierna te noemen: IPO;
Alle Partijen, hierna gezamenlijk te noemen: Partijen.
Algemene overwegingen
1. Om onze welvaart ook voor toekomstige generaties te behouden, is het nodig om het concurrentiever- mogen van onze economie te versterken en tegelijkertijd de achteruitgang van natuur en biodiversiteit, de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en schaarse grondstoffen te verminderen en als zodanig groene groei te realiseren.
2. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie en kennis zijn essentieel om deze omslag naar groene groei mogelijk te maken. Bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties nemen volop concrete initiatieven voor vergroening van economie en samenleving. Met de Green Deal Aanpak wil het kabinet deze dynamiek in de samenleving op groene groei, ook als uiting van de energieke samenleving, optimaal benutten.
3. Green Deals bieden bedrijven, burgers en organisaties een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Initiatieven uit de samenleving staan daarbij aan de basis. Daar waar deze tegen belemmeringen aanlopen die volgens initiatiefnemers kunnen worden aangepakt op rijksniveau, wil het kabinet zich inzetten deze weg te nemen of op te lossen om zo deze initiatieven te faciliteren en te versnellen. In een Green Deal leggen partijen hierover concrete afspraken schriftelijk vast.
4. De resultaten van een Green Deal kunnen gebruikt worden bij andere, vergelijkbare projecten, waardoor er navolging kan plaatsvinden en de reikwijdte van een Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de Rijksoverheid tegenover staat.
Specifieke overwegingen Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs fase 2
1. De samenwerking in het kader van de Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs (Green Deal) is in 2019 gestart. Partijen hebben drie jaar lang gewerkt aan het doel “natuurinclusieve landbouw steviger te verankeren in het groen onderwijs, zodat het een integraal en vanzelfsprekend onderdeel van het groen onderwijs op zowel vmbo-, mbo-, hbo- als wo-niveau wordt.” En met succes. Er is volop beweging gecreëerd. In en buiten het onderwijs is het volgende bereikt:
a. De ontwikkeling van praktijkkennis is gestimuleerd, er zijn leermiddelen ontwikkeld, netwerkbijeen- komsten georganiseerd, demo-leerbedrijven ingesteld en er is meer samenwerking ontstaan.
b. Meerdere provincies hebben inmiddels beleid op natuurinclusieve landbouw zoals In Noord- Nederland de Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw Noord-Nederland, in Gelderland het Actieplan Natuurinclusieve Landbouw Gelderland, en in Brabant een grondregeling, inspiratiebedrijven natuurinclusieve landbouw en het Groen Ontwikkelfonds Brabant. Daarin is in toenemende mate sprake van aandacht voor onderwijs op dit vlak.
c. Een groeiend aantal organisaties committeert zich aan het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en de Bijenstrategie. En een consortium van overheid en maatschappelijke organisaties werkt aan de Agenda Natuurinclusief. Daarin wordt een koers uitgezet naar een natuurinclusieve samenleving, waarin de natuur een kernwaarde is in de besluiten, plannen en ideeën van alle maatschappelijke domeinen.
d. Boerenorganisaties ontwikkelen praktijkkennis en delen die via het organiseren van LivingLabs, bedrijfsbezoeken of anderszins.
2. Toch blijkt er meer tijd nodig om natuurinclusieve landbouw en natuurinclusief denken en handelen breed te integreren in het groene onderwijs. Ook in de onderwijsorganisaties kunnen we koplopers, volgers en achterblijvers onderscheiden, die allemaal moeten worden meegenomen in de gewenste transitie. Bovendien is niet alleen een beweging nodig in het onderwijsproces zelf, maar ook bij bestuur en management, die zorgen voor inzet van mensen, middelen en faciliteiten. Daarbij komt dat de onderwijsinstellingen gedurende de Covid-19-pandemie alle zeilen moesten en moeten bijzetten om het onderwijsproces zelf draaiende te houden. Partijen zijn van mening dat zij met deze deal nog niet klaar zijn.
3. Ondertussen staat de samenleving voor steeds grotere opgaven op het vlak van klimaat, stikstof, biodiversiteit, water en bouwen. Oplossingen daarvoor zijn complex en vragen om grote, gezamenlijke krachtsinspanningen. De urgentie en het belang van het verbinden van landbouw en natuur zijn sinds het afsluiten van de Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs in 2019 dan ook alleen maar toegenomen.
4. Natuurinclusieve landbouw wordt inmiddels breed herkend en erkend als onderdeel van de oplossing voor de uitdagingen in de landbouw zoals het behoud en herstel van biodiversiteit. Natuurinclusieve landbouw draagt bovendien bij aan de hiervoor genoemde brede maatschappelijke opgaven. De ambitie van LNV om 50% areaal natuurinclusieve landbouw te realiseren (in 2030)1 maakt duidelijk dat natuurin- clusieve landbouw niet langer gezien kan worden als een niche, maar moet worden beschouwd als een wenkend perspectief. Ook de eco-maatregelen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) benadrukken dit en dragen bij aan de realisatie van deze ambitie.
5. Het Coalitieakkoord 2021-2025 kiest bij het werken aan de genoemde maatschappelijke opgaven voor een integrale en gebiedsgerichte aanpak. Deze aanpak zal per gebied inzichtelijk maken wat de perspectieven zijn voor verschillende vormen van landbouw en zal leiden tot grote aanpassingen in het landelijk gebied. In het coalitieakkoord wordt een transitiefonds aangekondigd waarin onder andere middelen zijn gereserveerd voor de transitie naar natuurinclusieve landbouw.
6. Ook vanuit de sector is er sprake van een groeiende vraag naar kennis over natuurinclusieve landbouw. Boeren hebben op een uitvraag van LNV aangegeven welke kennis en vaardigheden in het curriculum naar voren moeten komen om starten met of omschakelen naar een natuurinclusieve bedrijfsvoering gemakkelijker te maken. Boeren willen vooral kennis opdoen over:
a. Ecologische processen en de invloed daarvan op de productie.
b. Natuurinclusieve keuzes die ze kunnen maken rond de productie.
c. De invloed van die keuzes op hun bedrijfssysteem en verdienmodel.
d. Én ze vinden het belangrijk om natuurinclusieve landbouw ook in de praktijk te ervaren bijvoorbeeld via stages of excursies.
7. Er ligt een grote opgave met een belangrijke rol voor het groene onderwijs. Het belang van voortzetting van deze Green Deal is voor Partijen daarom evident. Partijen zetten in op een tweede fase van opnieuw drie jaar, waarin zij voortzetten en intensiveren wat goed is, schrappen wat onvoldoende werkt en nieuwe acties toevoegen op basis van voortschrijdend inzicht in het proces en de gevoelde urgentie. Extra aandacht gaat in de tweede fase met name naar het zichtbaar maken van de manier waarop natuurinclusiviteit vorm en inhoud krijgt bij de betrokken onderwijsinstellingen, zowel inhoudelijk in het onderwijs als in de onderwijsorganisatie, en hoe de praktijkpartners en regio’s daarbij betrokken zijn. Ook willen Partijen de impact vergroten door intensiever samen te gaan werken met partners uit het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en met twee nieuwe Partijen, Bionext en LTO NL. Daarbij benutten Partijen ook de mogelijkheden van bestaande samenwerkingsverbanden zoals Groenpact. De Green Deal wordt in dat verband gezien als een praktijkarrangement dat bijdraagt aan de doelen van Groenpact.
1 Kamerstukken, 35570, nr. 78, dd. 1-6-2021 (bijlage) Tweede resultatenoverzicht realisatieplan visie Waardevol en verbonden | Tweede Kamer der Staten-Generaal
8. Na afloop van deze periode van drie jaar zou natuurinclusieve landbouw en natuurinclusief denken en handelen zover verankerd moeten zijn dat de aanjaagfunctie van deze Green Deal overbodig geworden is.
Partijen komen het volgende overeen:
Artikel 1 Definities
Partijen verstaan in het kader van deze Green Deal onder:
• Collectieven: betreft Agrarische collectieven voor de uitvoering van agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
• Demo-leerbedrijven: agrarische bedrijven die als koplopers van natuurinclusieve landbouwbedrijfs- voering bezig zijn met het ontwikkelen en testen van initiatieven op het gebied van natuurinclusieve landbouw en open staan en ingericht zijn voor excursies, praktijkgericht onderzoek, enzovoort;
• Eindtermen: beknopte omschrijvingen van de kennis, inzichten en vaardigheden waarover een leerling of student aan het eind van een opleiding minimaal zou moeten beschikken. Anders gezegd: het streefdoel van wat een leerling, student of cursist ‘kent, snapt en kan; na voltooiing van een opleiding of cursus;
• Erfbetreders: toezichthouders, dierenartsen, (financieel) adviseurs, teeltbegeleiders etc. in de agrarische sector;
• Groene Tafel: samenwerkingsverband van groene onderwijsinstellingen;
• Groen Kennisnet ofwel GKN: digitaal kennisplatform voor de groene sector, met o.a. een interactief Portaal Natuurinclusieve Landbouw. Groen onderwijs is doelgroep en financiert mee aan dit platform;
• Groenpact: krachtenbundeling van meer dan 80 organisaties uit bedrijfsleven, onderwijs en overheid. Groenpact kent vier onderdelen die in samenhang met elkaar functioneren: het netwerkplatform, de basisinfrastructuur, de versnellingsprogramma’s en de praktijkarrangementen;
• KIEM-groen pilotregeling practoraten: pilotregeling die zich richt zich op onderzoek dat uitgevoerd wordt door practoraten in het groene domein;
• KOM: Programma Kennis Op Maat. Bedrijven, brancheorganisaties en onderwijsinstellingen kunnen projectvoorstellen indienen voor de vertaling van bestaande kennis uit onderzoek en praktijk voor de (toekomstige) Mkb’ers. Het budget van het programma bestaat uit capaciteit van Wageningen Research;
• Kwalificatiedossier: beschrijft de eisen waaraan een mbo-student moet voldoen om diens diploma te behalen;
• Natuurinclusieve Landbouw: een ecologisch robuuste en economisch duurzame vorm van agrarische productie die gebruik maakt van ecosysteemdiensten en natuurlijke processen (benutten), de natuur zo min mogelijk belast (sparen) en de biodiversiteit op, om en onder het bedrijf versterkt (verrijken);
• NIL-niveau: een niveau van natuurinclusiviteit2 binnen een spectrum waarvan Anlb-bedrijven, kringlooplandbouw, biologische landbouw, biologisch-dynamische landbouw, voedselbossen, agroforestry, natuurboeren allemaal deel kunnen uitmaken. Op welk NIL-niveau een bedrijf opereert is afhankelijk van de mate waarin de principes sparen, benutten en verrijken in samen- hang en op respectievelijk perceels-, bedrijfs- of landschapsniveau worden toegepast;
• Natuurinclusieve verdienmodellen: verdienmodellen uitgaande van natuurinclusieve landbouw, waarbij niet alleen geld wordt verdiend met agrarische productie, maar waarbij ook waarde gecreëerd wordt voor en mét de natuur. Dit kan door opbrengsten uit de natuur te vermarkten en door eigen- schappen van de natuur te benutten in de bedrijfsvoering en daarmee bedrijfskosten uit te sparen;
2 TK 2016-2017, 33576, nr. 114
• NIL-adviseur: adviseur natuurinclusieve landbouw;
• SABE-regeling: Titel 2.4 Agrarische bedrijfsadvisering en educatie van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
Artikel 2 Doel, subdoelen en doelgroepen
1. Partijen werken samen om natuurinclusieve landbouw steviger te verankeren in het groen onderwijs, zodat het een integraal en vanzelfsprekend onderdeel van het groen onderwijs op zowel vmbo-, mbo-, hbo- als wo-niveau wordt en blijft, en ook in het cursorisch onderwijs in het kader van Leven Lang Ontwikkelen (LLO), waardoor zowel huidige als toekomstige boeren en/of adviseurs/erfbetreders bewust keuzes kunnen maken over de wijze van hun bedrijfsvoering.
2. Partijen richten zich in hun samenwerking op de volgende subdoelen:
a. Natuurinclusieve landbouw maakt in 2025 onderdeel uit van het curriculum van de voor de land- bouw relevante groene opleidingen in zowel vmbo, mbo, hbo als wo.
b. Natuurinclusieve landbouw maakt in 2023 onderdeel uit van het scholingsaanbod voor agrarische ondernemers, adviseurs en erfbetreders in het kader van Leven Lang Ontwikkelen. En er worden opleidingsmogelijkheden gecreëerd gericht op deskundige NIL-adviseurs.
c. Onderwijsinstellingen maken op transparante wijze zichtbaar hoe natuurinclusieve landbouw/ natuurinclusiviteit vorm krijgt in onderwijs en onderwijsorganisatie. Bestuur en management van de onderwijsinstellingen vervullen een voortrekkersrol, zij benadrukken de urgentie van deze transitie tegenover álle docenten en sturen daar ook op.
d. Eindtermen (vmbo) of eindkwalificaties zoals beschreven in kwalificatiedossiers (mbo) of landelijke opleidingsprofielen (hbo) en exameneisen omvatten natuurinclusieve landbouw, natuurinclusiviteit en/of natuurinclusief denken en handelen.
e. (Praktijk)kennis ontwikkelen, delen, vertalen naar leermaterialen en ontsluiten. In deze tweede fase met specifieke inzet op:
i. Het realiseren van het netwerk van 25 demo-leerbedrijven, onder andere door bestaande demonstratie- of inspiratiebedrijven meer/ook te richten op het onderwijs.
ii. Het verzamelen en ontsluiten van data, bijvoorbeeld door middel van monitoring op demo-leerbedrijven.
iii. Het versterken van samenwerking tussen lectoren (hbo) van verschillende disciplines bij (calls voor) praktijkonderzoek, en het omzetten van de resultaten daaruit naar praktijkkennis die bruikbaar is in verschillende niveaus van het groene onderwijs. De lectoren betrekken hierbij ook de relevante practoren (mbo).
iv. Het vergroten van het gebruik van het beschikbare lesmateriaal en toetsing van de effectivi- teit daarvan door vakdocenten op het gebied van b.v. biodiversiteit, bodem, waterhuishou- ding, gewasbescherming, veehouderij, akkerbouw, emissies en mineralenkringloop en agrarische bedrijfskunde, maar ook op gebied van bos- en (agrarisch) natuurbeheer, naast het gezamenlijk ontwikkelen van nieuw leermateriaal waar dat nog nodig is.
v. Het stimuleren van vernieuwende en inspirerende educatievormen met en vanuit de praktijk zodat studenten kunnen leren van professionals zoals een battle, serious game of het online ontsluiten van inspirerende voorbeelden.
vi. Het organiseren van regionale activiteiten gericht op het delen van kennis binnen en tussen de verschillende onderwijsniveaus en met de praktijk, naast b.v. landelijke activiteiten zoals de Onderwijsdag Natuurinclusieve Landbouw.
vii. Het vergroten en ontwikkelen van netwerken binnen één onderwijsniveau, in de hele groene kenniskolom en met onderzoek (ook lectoraten en practoraten) en praktijk.
viii. Het verder ontwikkelen van het Portaal Natuurinclusieve Landbouw op Groen Kennisnet tot een interactief platform en op een toename van het gebruik ervan.
f. Vergroten van impact, door intensiever samen te werken met de organisaties verenigd in het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en Groenpact.
3. De acties van Partijen richten zich op de volgende doelgroepen:
√ Bestuurders, management en teamleiders in het groen onderwijs;
√ Docenten in het groen onderwijs;
√ Onderzoekers, lectoren, practoren en hoogleraren in het groen onderwijs;
√ Leerlingen en studenten in het groen onderwijs;
√ Ondernemers, agrarisch adviseurs, coaches en erfbetreders;
√ Eigenaren en beheerders van natuurterreinen.
4. LNV is als onderdeel van de Rijksoverheid primair verantwoordelijk voor de uitvoering van deze Green Deal. Bij gezamenlijke acties en bijdragen van Partijen zal LNV die acties uitvoeren en bijdragen leveren voor de Rijksoverheid.
Artikel 3 Gezamenlijke acties van alle Partijen
1. Partijen werken regionaal en/of landelijk samen aan activiteiten/projecten om het doel en de subdoelen van deze Green Deal zoals beschreven in artikel 2, te realiseren. Zij doen dit ieder vanuit hun eigen rol en positie. Partijen werken bovendien samen met het netwerk van Samen voor Biodiversiteit in het kader van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en met het Groenpact om de reikwijdte en impact van deze Green Deal te vergroten.
2. Partijen gaan in gesprek met de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en het Sectoraal Adviescollege van de Vereniging Hogescholen (SAC-HAO) met als doel de actualisering van de eindtermen in respectievelijk de Kwalificatiedossiers (mbo) en de landelijke opleidingsprofielen (hbo).
3. (Praktijk)kennis ontwikkelen, delen, omzenen naar leermaterialen en ontsluiten zijn belangrijke succesfactoren voor het realiseren van de doelen van deze Green Deal.
a. Partijen spannen zich in om, met behulp van studenten, monitoring op gang te brengen van uiteenlopende natuurinclusieve bedrijven en de daaruit voortkomende resultaten over hun bedrijfs- voering te ontsluiten t.b.v. het onderwijs, bv. door het ontwikkelen van casuïstiek, leeropdrachten of onderzoeken.
b. Partijen werken onder leiding van de Programmamanager en in overleg met de coördinator samen aan het organiseren van een jaarlijkse Onderwijsdag Natuurinclusieve Landbouw. Daarnaast werken zij ook samen om regionale bijeenkomsten te organiseren. Op deze bijeenkomsten kunnen actuele kennis en nieuwe leermaterialen gedeeld worden en is gelegenheid om te netwerken. In samenhang hiermee spannen Partijen zich in om hun verschillende netwerken van, voor en over natuurinclusieve landbouw uit te breiden en te verbinden. De focus ligt daarbij op netwerken van onderwijsinstellingen in de verschillende regio’s, bijvoorbeeld rondom demo-leerbedrijven of lectoraten en practoraten. In die netwerken wisselen de verschillende onderwijsniveaus, van (v)mbo tot wo, actief kennis uit, met elkaar en met partners uit de beroepspraktijk.
c. Partijen spannen zich in om (praktijk)kennis die in hun opdracht is of wordt ontwikkeld beschikbaar te stellen of geschikt te maken voor het onderwijs. Bij voorkeur door daar bij de opdrachtverlening al rekening mee te houden en middelen voor te reserveren.
d. Partijen ontsluiten relevante kennis en leermaterialen via een vernieuwd portaal op Groen Kennisnet, met aandacht voor in elk geval:
i. Het actueel houden van de kennis onder leiding van een redacteur;
ii. Het ontsluiten van de praktijkkennis die wordt ontwikkeld in (praktijk)onderzoek en op de demo-leerbedrijven en van de data van demo-leerbedrijven (mits daar toestemming voor is);
iii. Het verzamelen van kengetallen (verhoudingsgetallen gebruikt in de financiële bedrijfsadmi- nistratie voor het beoordelen van de economische situatie van een bedrijf ) en praktijkcasussen;
iv. Praktijkvoorbeelden van rendabele verdienmodellen.
Partijen zijn bereid financieel of in kind bij te dragen aan het beheer van dit portaal en nemen daarbij de voor hen geldende wettelijke kaders en procedures in acht. Uitgangspunt is een jaarlijkse bijdrage van 1000 euro per partner gedurende een periode van drie jaar. Voor LNV geldt dat de bedoelde bijdrage onderdeel is van de inzet bedoeld in artikel 4, eerste lid.
4. Partijen met uitzondering van de Rijksoverheid en IPO, nemen natuurinclusieve landbouw/natuurinclusiviteit als thema op in hun (instellings)plannen en jaarverslagen. Meer aandacht voor ambities en resultaten kunnen zorgen voor een levend gesprek en voor een meer mainstream plek voor natuurinclusieve landbouw.
5. Partijen dragen er zorg voor dat de leden van de Werkgroep Green Deal bedoeld in artikel 13 in de gelegenheid worden gesteld om de bijeenkomsten van de Werkgroep bij te wonen en/of de daarin gemaakte afspraken uit te voeren. Daarbij wordt rekening gehouden met een benodigde beschikbaar- heid van ongeveer 160 uur op jaarbasis per Werkgroeplid.
6. Partijen geven HVHL, zoals uitgewerkt in artikel 15, een centrale rol bij de organisatie van de samenwer- king en uitvoering van deze Green Deal. Voor deze activiteiten van HVHL zijn Partijen bereid bijdragen (financieel of in kind) beschikbaar te stellen en nemen daarbij de voor hen geldende wettelijke kaders en procedures in acht.
Artikel 4 Inzet en acties LNV
1. LNV is bereid financiële middelen beschikbaar te stellen voor de organisatie en uitvoering van de Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs, fase 2, met inachtneming van de relevante wettelijke kaders en procedures en in overeenstemming met de Europese mededingingsregels zoals betreffende staatssteun. LNV heeft daartoe een bedrag gereserveerd van maximaal € 150.000. HVHL zal daartoe een subsidieaanvraag indienen vergezeld van een projectplan en een bijbehorende gespecificeerde begroting.
2. LNV zet zijn beleidsinstrumenten gericht op kennis en innovatie zoals de SABE-regeling, GKN en KOM in om het ontwikkelen en laten doorstromen van kennis- en onderwijsmateriaal voor Natuurinclusieve Landbouw te faciliteren. LNV werkt daarbij samen met het Regieorgaan SIA van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), met de partners van het Groenpact en Groen Kennisnet.
3. LNV heeft door middel van subsidieverstrekking inmiddels enkele activiteiten gestimuleerd die voortgekomen zijn uit de eerste fase van de Green Deal: de doorontwikkeling van de biodiversiteitsmo- nitoren Melkveehouderij en Open Teelten naar mbo-niveau 2 en vmbo-klas 4 door Xxxxxxx, de ontwikkeling van ‘lesmateriaal Natuurinclusieve landbouw – praktijkkennis voor docent en student’ door het Xxxxx Xxxx Instituut, en de ontwikkeling van de banle ‘BoerNatuurlijk!’ door NAJK. De resultaten van deze activiteiten komen gedurende de looptijd van deze Green Deal beschikbaar en zullen bijdragen aan de uitvoering hiervan.
4. LNV is bereid financiële middelen beschikbaar te stellen voor de voortzetting van het lectoraat ‘Weidevogels en natuurinclusieve landbouw’, gedurende een periode van 3 jaar, met inachtneming van de relevante wettelijke kaders en procedures en in overeenstemming met de Europese mededingings- regels zoals betreffende staatssteun. LNV heeft daartoe een bedrag gereserveerd van maximaal € 200.000.
5. LNV verkent samen met de Onderwijsinstellingen de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een
serious game over natuurinclusieve landbouw t.b.v. groen onderwijs.
6. LNV stimuleert via de SABE-regeling het ontwikkelen en het gebruik van:
a. een cursus Natuurinclusief ondernemen in de landbouw voor boeren;
b. een opleiding Bedrijfscoach natuurinclusief ondernemen in de landbouw die zich richt op het opleiden van deskundige NIL-adviseurs.
Via de SABE-regeling kan LNV subsidies verlenen waarmee het mogelijk wordt gemaakt dat de cursus Natuurinclusief ondernemen door boeren gratis kan worden gevolgd. Op basis van de SABE-regeling kunnen adviseurs die de opleiding Bedrijfscoach natuurinclusief ondernemen in de landbouw willen volgen, subsidie ontvangen voor maximaal 50% van de kosten van de opleiding.
7. LNV verkent de mogelijkheden om het vertalen van onderzoek naar kennismaterialen breder te faciliteren dan nu gebeurt in bijvoorbeeld het programma Kennis op Maat, opdat kennis van meer kennisaanbieders (kennisinstellingen en natuur- en milieuorganisaties) door kan stromen naar onderwijs of boeren.
8. LNV faciliteert het proces en de organisatie van de uitvoering van deze Green Deal door inzet van de Rijksdienst van Ondernemend Nederland bij het ondersteunen van de Werkgroep Green Deal.
Artikel 5 Inzet en acties alle Onderwijsinstellingen
1. Bestuur en directie van elke onderwijsinstelling stellen een integrale visie op voor natuurinclusieve landbouw/natuurinclusiviteit, in relatie tot de door hen onderschreven Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties, en hoe ze daar als onderwijsinstelling op inspelen. Daarin zijn acties opgenomen zoals:
a. Het inpassen van natuurinclusieve landbouw en natuurinclusief denken en handelen in het curriculum
en in de exameneisen;
b. Het stimuleren en motiveren van vakdocenten voor professionalisering op het gebied van natuur- inclusieve landbouw (bedrijfsbezoeken, docentstages, bijscholingsdagen, netwerk- en kennisbijeenkomsten);
c. Het stimuleren en faciliteren van samenwerking binnen en tussen docententeams, zoals de afspraak dat één docent het integrale verhaal vertelt en andere docenten de ‘losse’ elementen in hun vaklessen integreren ter verdieping;
d. Het organiseren van een regulier overleg over onderwijsteams (voor landbouw, biologie en natuur) heen om elkaar te informeren en een integrale aanpak te bevorderen;
e. Het oormerken van een deel van het scholingsbudget voor scholing op het gebied van natuurinclu- sieve landbouw;
f. Het opnemen van ‘Natuurinclusief denken en handelen’ als criterium bij de werving en selectie van docenten en ander onderwijspersoneel, en als ontwikkelpunten in HRM-beleid.
2. Bestuur en directie van elke Onderwijsinstelling stellen tenminste 1 lid van het onderwijzend personeel in de gelegenheid op te treden als kennisambassadeur voor natuurinclusieve landbouw. Dat betekent concreet dat hier budget en tijd voor beschikbaar gesteld wordt (ongeveer 160 uur op jaarbasis). De kennisambassadeur staat in contact met de Werkgroep Green Deal (zoals bedoeld in artikel 13) en legt
o.a. verbindingen tussen de verschillende vakdocenten, docententeams en onderwijsniveaus en met partners uit de praktijk (regionale netwerken), zoals verder beschreven in artikel 13, zevende lid.
3. Onderwijsinstellingen organiseren in hun eigen regio samen met provinciale overheden 1-2 regionale netwerk- en/of kennisbijeenkomsten met natuurinclusieve ondernemers per jaar. Deze regionale netwerk- en/of kennisbijeenkomsten zijn voor de ‘scholing op maat’ van docenten.
4. Onderwijsinstellingen spannen zich gezamenlijk in om goed, actueel en aantrekkelijk kennismateriaal, praktijkopdrachten en onderzoeksopdrachten te ontwikkelen en breed geïntegreerd en benut te krijgen in alle relevante groene opleidingen en de daaraan gerelateerde beroepspraktijk. Uitgangspunt daarbij is dat nieuw ontwikkelde kennis- en onderwijsmaterialen onderling gedeeld worden.
5. (Praktijk)onderzoekers van mbo, hbo en wo werken samen aan kennisontwikkeling en -disseminatie, docentscholing en onderwijsontwikkeling op het gebied van natuurinclusieve landbouw. Daarvoor kan in het groen mbo bijvoorbeeld het instrument KIEM-groen worden benut.
6. Onderwijsinstellingen integreren waar mogelijk natuurinclusief denken en handelen in het bestaande opleidings- en cursusaanbod voor organisaties in de keten, zoals loonwerkers, voeradviseurs, veeartsen en bij cursussen gewasbescherming.
Artikel 6 Inzet en acties hbo-instellingen
De hbo-instellingen:
1. Bouwen in samenwerking met Boerenorganisaties, provinciale overheden en mbo-instellingen aan een netwerk van regionaal georiënteerde en grondgebonden (klei, zand, veen) demo-leerbedrijven. Dit netwerk omvat minimaal 25 demo-leerbedrijven.
2. Organiseren onder leiding van HVHL als coördinator van de uitvoering van de Green Deal zoals bedoeld in artikel 13, jaarlijks een Onderzoeksdag Natuurinclusieve Landbouw voor hun lectoren om de afstemming en samenwerking tussen de uiteenlopende lectoraten op deelaspecten van natuurinclusieve landbouw (bodem, bijen, verdienmodellen, weidevogels, …) te bevorderen, kennisuitwisseling te stimuleren en kennisvragen aan te scherpen. Relevante practoraten worden hierbij betrokken.
3. Werken mee aan het ontwikkelen van indicatoren voor natuurinclusieve landbouw en aan het monitoren
ervan door het verzamelen van relevante data. De data worden in ieder geval ontsloten op Groen Kennisnet.
4. Dragen bij aan de ontwikkeling en praktische toetsing van maatregelen op het gebied van natuur- inclusieve landbouw, zoals niet-kerende grondbewerking, strokenteelt, aanleg en beheer van kruidenrijk grasland of akkerranden, en vertalen dit door naar lesmateriaal. Extra aandacht gaat in deze tweede fase uit naar gebruik en implementatie van de ontwikkelde kennis en leermaterialen.
5. Bieden twee minors aan die specifiek gericht zijn op de combinatie landbouw en natuur. Deze zijn open voor alle studenten.
6. In de docentenopleidingen van Aeres wordt het denken en handelen over natuurinclusieve landbouw integraal meegenomen in alle relevante opleidingen en studierichtingen en bij nascholingen voor vakdocenten (v)mbo.
7. Werken samen aan de ontwikkeling van een cursus Natuurinclusief ondernemen in de landbouw voor boeren en een opleiding Bedrijfscoach natuurinclusief ondernemen in de landbouw die zich richt op het opleiden van deskundige NIL-adviseurs en maken daarbij zoveel mogelijk gebruik van kennis en inzichten uit afgeronde en lopende projecten.
Artikel 7 Inzet en acties wo-instellingen
De WO-instellingen:
1. Borgen natuurinclusief denken en handelen binnen het wo in relevante bachelor- en masteropleidin- gen om de nieuwe generatie onderzoekers op te leiden die het concept natuurinclusieve landbouw verder ontwikkelen en wetenschappelijk toetsen.
2. Delen proactief kennis uit onderzoek met het groene (beroeps)onderwijs. Bij projectvoorstellen nemen zij indien relevant een paragraaf op over het ontwikkelen van lesmateriaal.
3. Wageningen University & Research:
a. Faciliteert de ontwikkeling van kennis- en onderwijsmateriaal voor hbo als onderdeel van Kennis op Maat;
b. Faciliteert kennisdoorstroming over natuurinclusieve voedselsystemen via het driejarig investe- rings-thema Biodiversity-positive Food Systems;
c. Bevordert de doorstroom van toegepaste kennis over natuurinclusieve landbouw binnen de organisatie met gastcolleges van onderzoekers van Wageningen Research in het curriculum van Wageningen University;
d. Zorgt voor kenniscirculatie met het organiseren van dialoog tussen praktijkgerichte onderzoekers en docenten van Wageningen University en andere onderwijsinstellingen;
e. Biedt ruimte voor stageprojecten over natuurinclusieve landbouw voor zowel wo als hbo studenten in de nationale proeftuinen (bijvoorbeeld agro-ecologie, precisielandbouw en gewasbe- scherming), zoals op de Boerderij van de Toekomst;
f. Participeert in relevante netwerken met groene hbo- en (v)mbo-instellingen om kennisoverdracht te faciliteren;
g. Faciliteert de ontsluiting en actieve doorstroming van praktijkvoorbeelden en nieuwe kennis op het vlak van natuurinclusieve landbouw via Groen Kennisnet;
h. Spant zich in om aan Wageningen University & Research ontwikkelde kennis over natuurinclusieve landbouw breed beschikbaar te maken, bijvoorbeeld met een MOOC of cursus voor professionals.
4. Rijksuniversiteit Groningen:
a. Xxxxxx actief bij aan de wetenschappelijke onderbouwing en toepasbare kennis van en ervaring met natuurinclusieve landbouw;
b. Deelt deze wetenschappelijke onderbouwing en toegepaste kennis en ervaring met het hbo en het mbo;
c. Ontwikkelt in samenwerking met andere onderwijsinstellingen methoden om verzilting van landbouwgronden te onderzoeken en te monitoren;
d. Ontwikkelt in het kader van de Universiteit van het Noorden een transitieplan voor natuurinclu- sieve landbouw in Noord-Nederland met nieuwe kennisvragen, nieuwe oplossingen in bijvoor- beeld Living Labs, nieuwe onderwijsvormen en kennisdeling in de praktijk met voorbeeldbedrijven, een MOOC, nieuwsbrieven, coachplannen, en nieuwe kennisdragers waaronder de website van de Universiteit van het Noorden;
e. Neemt in het kader van de Universiteit van het Noorden een actieve rol bij het vervlechten van het WO en HBO-onderwijs en onderzoek op het vlak van de transitie naar natuurinclusieve landbouw.
5. Universiteit Utrecht:
a. Xxxxxx actief bij aan de ontwikkeling van multidisciplinaire wetenschappelijke kennis van natuurinclusieve voedselsystemen;
b. Ontwikkelt een cursus over agro-ecologie en duurzame voedselsystemen en een cursus over de transformatie van voedselsystemen op basis van natuurinclusieve en regeneratieve benaderingen, in het kader van het bachelor programma Global Sustainability Science;
c. Biedt ruimte voor stageprojecten over natuurinclusieve landbouw in samenwerking met de praktijk (bijvoorbeeld kruidenrijke graslanden, agroforestry, voedselbossen);
d. Participeert in relevante netwerken met groene hbo- en (v)mbo-instellingen om kennisoverdracht te faciliteren.
Artikel 8 Inzet en acties vmbo- en mbo-instellingen
De vmbo- en mbo-instellingen:
1. Bouwen in samenwerking met provinciale overheden en hbo-instellingen aan een netwerk dat bestaat uit minimaal 25 regionaal georiënteerde en grondgebonden (klei, zand, veen) demo-leerbedrijven. Deze demo-leerbedrijven zijn bij voorkeur ook door SBB erkende bedrijven voor beroepspraktijkvorming (BPV/stage) en kunnen door het groen (v)mbo worden gebruikt voor excursies;
2. Onderzoeken of het opzetten van een Practoraat Natuurinclusieve Landbouw in het midden en zuiden van het land wenselijk en mogelijk is. Daarbij kan de KIEM-groen pilotregeling practoraten behulpzaam zijn;
3. Integreren natuurinclusieve landbouw in de diverse beroepsgerichte vakken zoals veehouderij, akkerbouw, agrarische bedrijfskunde, bodemkunde, bemestingsleer, graslandmanagement, agrarisch waterbeheer, gewasbescherming en landschappelijke inpassing. Daarnaast kunnen de basisprincipes van natuurinclusieve landbouw ook aan bod komen bij andere dan de primaire landbouwopleidingen, zoals de opleidingen gericht op bos, natuur, landschap, recreatie, cultuurtechniek en groenbeheer;
4. Delen door de scholen ontwikkeld lesmateriaal en ervaringen in het veld met andere mbo-scholen via de leermiddelenpagina op het Portaal Natuurinclusieve Landbouw op Groen Kennisnet en via regionale of landelijke netwerk- of kennisdagen;
5. Vmbo-scholen laten hun leerlingen al kennismaken met natuurinclusieve landbouw door het keuzevak ‘Natuurlijk groen’ aan te bieden. Het hiervoor ontwikkelde lesmateriaal en de opgedane ervaringen worden met andere vmbo-scholen gedeeld via het bestaande netwerk vmbo groen;
6. Xxxxxxx docenten vmbo en mbo met elkaar in contact rond het thema natuurinclusieve landbouw en stimuleren samenwerking en doorlopende leerlijnen.
Artikel 9 Inzet en acties IPO
1. Het IPO stimuleert haar leden om met de Onderwijsinstellingen in hun provincie en (koplopers uit) de agrarische sector, samen te werken aan een stevigere verankering van natuurinclusieve landbouw in het groen onderwijs. Het IPO doet dat door:
a. De leden te stimuleren mee te werken aan het landsdekkend maken van het netwerk van demo- leerbedrijven natuurinclusieve landbouw voor het groene onderwijs;
b. Dit onderwerp te agenderen bij het lerend netwerk Vernieuwing natuurbeleid van de provincies, zodat provincies van elkaar kunnen leren;
c. De vorming van regionale netwerken te stimuleren en faciliteren tussen scholen (mbo, hbo en wo) en demo-leerbedrijven, waarin kennis wordt ontwikkeld en gedeeld, praktijk- en onderzoeksop- drachten worden uitgevoerd;
d. Verbindingen/netwerkvorming te stimuleren en faciliteren met regionale overheden (waterschap- pen), agrarische natuurverenigingen, terrein beherende organisaties, brancheorganisaties en het groen onderwijs;
e. Per provincie/regio een portfolio op te bouwen van natuurinclusieve ondernemers en projecten, die als voorbeeld- of demo-leerbedrijf dienen, of waar studenten onderzoek/monitoring kunnen verrichten aan de hand van authentieke leeropdrachten of onderzoeksvragen;
f. Te onderzoeken of en hoe bestaande monitoringactiviteiten en datasets kunnen worden ontsloten om bij te dragen aan natuurinclusief landbouwonderwijs, bijvoorbeeld via Groen Kennisnet;
g. Stagemogelijkheden aan te bieden aan studenten op het gebied van natuurinclusieve landbouw.
2. Het IPO stimuleert het maken van afspraken tussen provincies en Onderwijsinstellingen in die provincie om natuurinclusieve landbouw in het groen onderwijs te integreren, en deze eventueel vast te leggen in provinciale onderwijsdeals.
3. Het IPO monitort de voortgang op de acties genoemd in het eerste en tweede lid in de provincies en koppelt dit terug naar de werkgroep.
Artikel 10 Inzet en acties Boerenorganisaties
1. De Boerenorganisaties brengen kennis uit hun beroepspraktijk actief in bij de ontwikkeling van lesmateriaal over (aspecten van) natuurinclusieve landbouw.
2. Stimuleren hun leden mee te werken aan het landsdekkend maken van het netwerk van demo-leerbedrijven
natuurinclusieve landbouw voor het groene onderwijs.
3. Het NAJK:
a. Organiseert activiteiten rondom het thema natuurinclusieve landbouw om jonge boeren te inspireren, te stimuleren en (praktijk)kennis op te laten doen en biedt onderwijs de mogelijkheid daarbij aan te sluiten;
b. Stimuleert leden die al natuurinclusief werken of daarin (eerste) stappen willen zetten, om zich bij de groene onderwijsinstellingen in hun omgeving te melden als (erkend) leer- stage- of demobedrijf;
c. Verwijst leden voor kennis naar het Portaal Natuurinclusieve Landbouw op Groen Kennisnet;
d. Ontwikkelt, in samenspraak met (v)mbo- en hbo-onderwijsinstellingen ‘BoerNatuurlijk!’, een ‘battle’ over natuurinclusieve landbouw voor scholieren en studenten, en voert deze op aanvraag uit bij de Onderwijsinstellingen;
e. Communiceert proactief naar haar leden en lokale afdelingen over natuurinclusieve landbouw in het algemeen en de resultaten van ‘BoerNatuurlijk!’ en deze Green Deal in het bijzonder;
f. Organiseert op aanvraag van en in overleg met Onderwijsinstellingen werkbezoeken voor docenten
op de bij hun aangesloten bedrijven in het kader van professionalisering.
4. BoerenNatuur:
a. Deelt de in de collectieven opgedane praktijkkennis proactief met studenten en docenten in het groene onderwijs, door het aanbieden van gastdocentschappen en het delen van kennis en ervarin- gen uit de praktijk met docenten;
b. Makelt en schakelt tussen concrete onderzoeksvragen die voortkomen uit de praktijk van de 40 collectieven en de pilottrajecten en de onderwijsinstellingen in de regio, opdat docenten en studenten kunnen bijdragen aan authentieke en actuele onderzoeksvragen;
c. Werkt mee aan het vertalen van kennis uit LIFE-IP All4Biodiversity naar (factsheets en lesmateriaal voor) onderwijs;
d. Organiseert op aanvraag van en in overleg met Onderwijsinstellingen werkbezoeken voor docenten
op bij hun aangesloten bedrijven of collectieven in het kader van professionalisering.
5. LTO NL:
a. Biedt haar netwerk aan om op die manier activiteiten van de Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs te koppelen aan projecten en programma’s in de regio’s;
b. Stimuleert als werkgeversorganisatie de inzet van natuurinclusieve landbouw, brengt dit waar passend in bij de Sociaal Economische Raad (SER), de Stichting van de Arbeid, het Groenpact, bij SBB en in de halfjaarlijkse overleggen met alle groene Onderwijsinstellingen;
c. Stimuleert haar leden die al natuurinclusief werken of daarin (eerste) stappen willen zetten zich bij de groene onderwijsinstellingen in hun omgeving te melden als (erkend) leer- stage- of demobedrijf;
d. Verwijst leden voor kennis naar het Portaal Natuurinclusieve Landbouw op Groen Kennisnet;
e. Communiceert proactief naar haar leden en lokale afdelingen over natuurinclusieve landbouw in het algemeen en de resultaten van deze Green Deal in het bijzonder;
f. Organiseert op aanvraag van en in overleg met Onderwijsinstellingen werkbezoeken voor docenten
op bij hun aangesloten bedrijven in het kader van professionalisering;
g. Deelt de opgedane kennis proactief met studenten en docenten in het groene onderwijs, door het aanbieden van gastdocentschappen en het delen van kennis en ervaringen uit de praktijk met docenten;
h. Spant zich in om samen met de Agrarische Opleidingscentra natuurinclusieve landbouw als specifiek thema op te nemen in het Kwalificatiedossier Agro productie, handel en technologie voor het
mbo. De herziening van het Kwalificatiedossier Groen is onlangs gestart en dat vormt het juiste moment om nu dit thema een plaats te geven;
i. Stimuleert in het kader van Leven Lang Ontwikkelen dat de LTO-academie en de scholingsconsulen- ten van LTO zich actief inzetten voor kennisoverdracht op het gebied van natuurinclusieve landbouw. LTO is bereid om hiertoe lesmateriaal uit te wisselen met de Onderwijsinstellingen of de Onderwijs- instellingen juist in te zetten om de cursussen mede te helpen ontwikkelen en geven.
6. Bionext:
a. Stelt 100 kaarten beschikbaar voor docenten/studenten voor de Biobeurs;
b. Meldt interessante onderzoeksresultaten in de Werkgroep Green Deal en deelt die ook via Groen Kennisnet, zodat ze automatisch terechtkomen in de Nieuwsbrief GKN die breed op scholen wordt verspreid;
c. Xxxxx een presentatie aan op de jaarlijkse Onderwijsdag Natuurinclusieve Landbouw voor docenten zoals bedoeld in artikel 3, of treedt daarvoor bemiddelend op naar een biologische ondernemer;
d. Koppelt hun netwerk aan het netwerk van de Green Deal en vergroot daarmee de mogelijkheden om samen te werken in onderzoeksprojecten WO, lectoraten, provincies, en dergelijke.
Artikel 11 Verbinding met Deltaplan Biodiversiteitsherstel
1. Partijen nodigen één of meerdere vertegenwoordigers van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel op basis van wederkerigheid uit voor hun Werkgroepbijeenkomsten, bijvoorbeeld vanuit en bij de Werkgroep Kennis & Innovatie en de Werkgroep Infranatuur.
2. Partijen willen met de partners binnen het Deltaplan Biodiversiteitsherstel samenwerken waar mogelijk en relevant.
Artikel 12 Verbinding met Groenpact
1. Partijen nodigen één of meerdere vertegenwoordigers van het Groenpact op basis van wederkerigheid uit voor hun Werkgroepbijeenkomsten bijvoorbeeld vanuit en bij het Landelijk Kernteam Groenpact.
2. In de meerjarige Groenpact Monitor die momenteel wordt ingericht wordt de voortgang en impact van de Green Deal meegenomen.
Artikel 13 Coördinatie en bewaking voortgang van inzet en acties:
1. Er is een Werkgroep Green Deal.
2. Partijen geven de Werkgroep Green Deal een centrale rol bij de uitvoering van deze Green Deal in samenwerking met de HVHL als de coördinator zoals bedoel in artikel 15. Zij maken dit mogelijk door de leden van deze Werkgroep vanaf 16 mei 2022 in de gelegenheid te stellen de overleggen van de Werkgroep bij te wonen en daarin gemaakte afspraken uit te voeren.
3. De Werkgroep Green Deal wordt voorgezeten door de Programmamanager, afkomstig van één van de Onderwijsinstellingen. De Programmamanager:
a. Neemt, op uitnodiging van het Groenpact, deel aan de overleggen van het Landelijke Kernteam van Groenpact;
b. Agendeert de voortgang en behaalde resultaten van de Geen Deal jaarlijks bij De Groene Tafel, bij elke laatste vergadering van het jaar, om te bezien in hoeverre de uitvoering van deze Green Deal vordert en de activiteiten bijdragen aan het in artikel 2 gestelde doel en de daarbij behorende subdoelen;
c. Monitort, in samenwerking met de Werkgroep Green Deal en de kennisambassadeurs, de voortgang van de uitvoering van deze Green Deal en de behaalde resultaten middels de jaarverslagen van de Partijen, met uitzondering van de Rijksoverheid, en het overleg van De Groene Tafel, met daarin ook aandacht voor hoe resultaten (bijvoorbeeld lesmateriaal) kunnen worden geborgd en breed benut in onderwijs, praktijk en beleid;
d. Communiceert over de voortgang en behaalde resultaten van deze Green Deal.
4. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ondersteunt de Programmamanager en de Werkgroep Green Deal bij uitvoering van deze Green Deal zoals bedoeld in artikel 4, achtste lid. Tot de taken behoren o.a. het voorbereiden van de bijeenkomsten van de Werkgroep Green Deal, inclusief verslaglegging;
5. Aan de Werkgroep Green Deal nemen minimaal deel vanuit respectievelijk:
a. LNV: 1 vertegenwoordiger
b. de (v)mbo-instellingen: 2 of 3 vertegenwoordigers
c. de hbo-instellingen: 1 vertegenwoordiger per instelling
d. de wo-instellingen: 1 vertegenwoordiger per instelling
e. het IPO: 1 vertegenwoordiger
x. xx Xxxxxxxxxxxxxxxxxx: 1 vertegenwoordiger per organisatie
6. De programmamanagers van respectievelijk Centre of Expertise Groen (hbo) en Centrum voor Innovatief Vakmanschap Groen (mbo) worden uitgenodigd als agendalid voor de bijeenkomsten van de werkgroep Green Deal.
7. De Werkgroep Green Deal:
a. Komt ten minste elk kwartaal bij elkaar;
b. Xxxxxxxx en bespreekt de voortgang en behaalde resultaten van afgesproken acties van Partijen in het kader van deze Green Deal en jaagt waar nodig aan. Eventuele subgroepen voor afzonderlijke acties bepalen hun eigen overlegfrequentie, maar leveren voor elke bijeenkomst van de Werkgroep Green Deal input over hun voortgang;
c. Onderhoudt de relatie met het netwerk van kennisambassadeurs/contactpersonen en zet deze waar nodig in om de acties te realiseren;
d. Stelt de jaarlijkse voortgangsrapportage over de inspanningen en behaalde resultaten van deze Green Deal vast en legt daarbij de link met de Groenpact Impactmonitor;
e. Organiseert met de Programmamanager en de coördinator de jaarlijkse Onderwijsdag Natuurinclusieve Landbouw, bedoeld in artikel 3, derde lid;
f. Organiseert de jaarlijkse Onderzoeksdag Natuurinclusieve Landbouw, in samenwerking met de hbo-instellingen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Artikel 14 De kennisambassadeurs
1. De kennisambassadeurs:
a. Zijn bij de Onderwijsinstellingen de liaison tussen Werkgroep Green Deal en hun collega’s bij de Onderwijsinstellingen ten behoeve van deze Green Deal. Zij zijn aanjager voor zaken die betrekking hebben op natuurinclusieve landbouw. Denk aan het ontwikkelen of inbrengen/onder de aandacht brengen van nieuw lesmateriaal in het curriculum;
b. Koppelen natuurinclusieve landbouw aan andere thema’s (bijvoorbeeld biologie, omgevingsmanage- ment, etc.);
c. Leveren informatie over lokale projecten en initiatieven aan ten behoeve van de voortgangsmonito- ring door de Werkgroep Green Deal, Nieuwsbrieven etc.;
d. Leveren input voor het jaarverslag van hun Onderwijsinstelling/organisatie;
e. Dragen bij aan biodiversiteitsmonitoring;
f. Zorgen voor doorstroom van kennis en informatie in de eigen organisatie (collega’s, management, bestuur).
Artikel 15 Coördinator Green Deal
1. HVHL zorgt als coördinator voor de samenhang van de uitvoering van de Green Deal en bewaakt de voortgang daarvan. Tot de coördinerende taken van HVHL behoren:
a. Financieel beheer, waartoe onder meer:
i. Het beheer van de financiën, inclusief (het innen van) de financiële bijdragen van Partijen, met uitzondering van de Rijksoverheid;
ii. Het opstellen van de jaarlijkse financiële en inhoudelijke voortgangsrapportage in het kader van deze Green Deal;
b. Afstemmen met de Programmamanager over de uitvoering van activiteiten.
3. Slotbepalingen
Artikel 16 Uitvoering in overeenstemming met het Unierecht
1. De afspraken van deze Green Deal worden in overeenstemming met het recht van de Europese Unie uitgevoerd, in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, mededinging, staatssteun en technische normen en voorschriften.
Artikel 17 Wijzigingen
1. Elke Partij kan de andere Partijen via de programmamanager schriftelijk verzoeken de Green Deal te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen zes (6) werkweken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.
3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlagen aan de Green Deal gehecht.
Artikel 18 Toetreding van nieuwe Partijen
1. Er kunnen nieuwe Partijen toetreden tot deze Green Deal.
2. Een nieuwe Partij maakt haar verzoek tot toetreding en haar beoogde concrete bijdrage schriftelijk bekend aan de Werkgroep Green Deal Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs. Zodra alle Partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende Partij de status van Partij van de Green Deal en gelden voor die Partij de voor haar uit de Green Deal voortvloeiende rechten en verplichtingen.
3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan de Green Deal gehecht met ook de concrete bijdrage van de nieuwe Partij aan de Green Deal.
Artikel 19 Opzegging en ontbinding
1. Elke Partij kan deze Green Deal gemotiveerd en nadat overleg met de overige Partijen heeft plaatsgevon- den, schriftelijk opzeggen.
2. Opzegging dient te gebeuren vóór 1 oktober van het lopende kalenderjaar en kan worden geëffectueerd per 1 januari van het volgende kalenderjaar.
3. Ontbinding kan terstond plaatsvinden, indien sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 16.
Artikel 20 Nakoming
Partijen komen overeen dat de nakoming van de afspraken van deze Green Deal niet in rechte afdwingbaar is.
Artikel 21 Citeertitel
Deze Green Deal kan worden aangehaald als Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs, Fase 2.
Artikel 22 Inwerkingtreding, looptijd en ondertekening
1. Deze Green Deal treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en heeft een looptijd tot 16 mei 2025.
2. Deze Green Deal kan worden ondertekend door Partijen in verschillende exemplaren, die samengevoegd hetzelfde rechtsgevolg hebben alsof deze deal is ondertekend door alle Partijen in één exemplaar.
3. Partijen nemen de uitvoering van de in deze Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs, Fase 2 genoemde afspraken zo snel mogelijk na inwerkingtreding ter hand.
Artikel 23 Openbaarmaking
Deze Green Deal zal samen met andere afgesloten Green Deals openbaar worden gemaakt, onder andere in de Staatscourant, waardoor anderen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging hiervan kan worden bevorderd.
Ondertekening:
Aldus overeengekomen en in Tweevoud ondertekend. De Minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
...........................................................................................................................................................
Xxxx Xxxxxxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
...........................................................................................................................................................
Mw. M.A.M. Xxxxxxxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
...........................................................................................................................................................
Mw. V.L.W.A. Heijnen
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Aeres Groep,
...........................................................................................................................................................
Dhr. B.M.P. Pellikaan
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Groen Onderwijs Oost Nederland (Zone),
...........................................................................................................................................................
Dhr. B.J. Pastoor
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Clusius College,
...........................................................................................................................................................
Dhr G. Oud
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Yuverta,
...........................................................................................................................................................
Mw. X. Xxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Landstede/Landstede Groep,
...........................................................................................................................................................
Dhr. Th. Rietkerk
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Curio,
...........................................................................................................................................................
Dhr. J.M.R.M. Neutelings
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting AOC Terra,
...........................................................................................................................................................
Mw. X. Xxxxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Scalda,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. Xxxxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Scholengroep Pontes,
...........................................................................................................................................................
Dhr. K.G. Terlage
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Lentiz Onderwijsgroep,
...........................................................................................................................................................
Dhr. X.X. xxx Xxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Vereniging Buitengewoon Groen,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. xxx Xxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Aeres Groep,
...........................................................................................................................................................
De heer B.M.P. Pellikaan
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting HAS Hogescholen,
...........................................................................................................................................................
Mw. L. Chermin
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Hoger Onderwijs (Inholland),
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. Xxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Stichting Van Hall Larenstein,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. xxx Xxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Rijksuniversiteit Groningen,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. xx Xxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Wageningen University & Research,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. Xxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Universiteit Utrecht,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. Xxxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. Xxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
BoerenNatuur,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. Xxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
LTO NL,
...........................................................................................................................................................
De xxxx X. Xxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
Bionext,
...........................................................................................................................................................
Dhr. M. Wilde
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................
IPO,
...........................................................................................................................................................
Xxx. X. Xxxxxxx
te (plaats) .................................................op (datum) ..........................................................................