Verdrag tussen het Koninkrijk Belgie¨ en het Koninkrijk der Neder- landen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Verdrag tussen het Koninkrijk Belgie¨ en het Koninkrijk der Neder- landen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
De Regering van het Koninkrijk Belgie¨ en
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
Wensende dat door beide Staten een nieuw Verdrag wordt gesloten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn het volgende overeengekomen :
HOOFDSTUK I
Werkingssfeer van het verdrag
Artikel 1
Personen op wie het Verdrag van toepassing is
Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende Staten.
Artikel 2
Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is
1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een verdragsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemin- gen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardever- meerdering.
3. De bestaande belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, zijn met name :
a) in Belgie¨ :
1˚ de personenbelasting;
2˚ de vennootschapsbelasting; 3˚ de rechtspersonenbelasting;
4˚ de belasting van niet-inwoners; 5˚ de aanvullende crisisbijdrage,
met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op die belastin- gen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting,
(hierna te noemen « Belgische belasting »);
b) in Nederland :
1˚ de inkomstenbelasting; 2˚ de loonbelasting;
3˚ de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de Regering in de netto winsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnwet 1810 met betrekking tot concessies uitgegeven vanaf 1967, of geheven krachtens de Nederlandse Mijnwet continentaal plat 1965;
4˚ de dividendbelasting; 5˚ de vermogensbelasting;
(hierna te noemen : « Nederlandse belasting »).
4. Het Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van het Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten delen elkaar alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.
Convention entre le Royaume de Belgique et le Royaume des Pays-Bas tendant a` e´viter la double imposition et a` pre´venir l’e´vasion fiscale en matie`re d’impoˆts xxx xx xxxxxx xx xxx xx xxxxxxx
Xx Xxxxxxxxxxxx du Royaume de Belgique et
Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas,
De´sireux que soit conclue entre les deux Etats une nouvelle Convention tendant a` e´viter la double imposition et a` pre´venir l’e´vasion fiscale en matie`re d’impoˆts sur le revenu et sur la fortune, sont convenus des dispositions suivantes :
CHAPITRE Ier
Champ d’application de la Convention
Article 1er Personnes vise´es
La pre´sente Convention s’applique aux personnes qui sont des re´sidents d’un Etat contractant ou des deux Etats contractants.
Article 2 Impoˆts vise´s
1. La pre´sente Convention s’applique aux impoˆts sur le revenu et sur la fortune perc¸ us pour le compte d’un Etat contractant, de ses subdivisions politiques ou de ses collectivite´s locales, quel que soit le syste`me de perception.
2. Sont conside´re´s comme impoˆts xxx xx xxxxxx xx xxx xx xxxxxxx xxx xxxxxxx perc¸ us sur le revenu total, sur la fortune totale, ou sur des e´le´ments du revenu ou de la fortune, y compris les impoˆts sur les gains provenant de l’alie´nation de biens mobiliers ou immobiliers, les impoˆts sur le montant global des salaires paye´s par les entreprises, ainsi que les impoˆts sur les plus-values.
3. Les impoˆts actuels auxquels s’applique la Convention sont notamment :
a) en ce qui concerne la Belgique :
1˚ l’impoˆt des personnes physiques; 2˚ l’impoˆt des socie´te´s;
3˚ l’impoˆt des personnes morales; 4˚ l’impoˆt des non-re´sidents;
5˚ la contribution comple´mentaire de crise,
y compris les pre´com ptes, les centimes additionnels auxdits impoˆts et pre´com ptes ainsi que les taxes additionnelles a` l’impoˆt des personnes physiques,
(ci-apre`s de´nomme´s « l’impoˆt belge »);
b) en ce qui concerne les Pays-Bas :
1˚ l’impoˆt sur le revenu (de inkomstenbelasting); 2˚ l’impoˆt xxx xxx xxxxxxxx (xx xxxxxxxxxxxxx);
0x l’impoˆt des socie´te´s (de vennootschapsbelasting), y compris la part du Gouvernement dans les be´ne´fices nets tire´s de l’exploitation de ressources naturelles, pre´leve´e en vertu de la Mijnwet 1810 relative aux concessions octroye´es a` partir de 1967 ou en vertu de la Nederlandse Mijnwet continentaal plat 1965;
4˚ l’impoˆt sur les dividendes (de dividendbelasting); 5˚ l’impoˆt sur la fortune (de vermogensbelasting); (ci-apre`s de´nomme´s « l’impoˆt ne´xxxxx xxxx »).
4. La Convention s’applique aussi aux impoˆts de nature identique ou analogue qui seraient e´tablis apre`s la date de signature de la Convention et qui s’ajouteraient aux impoˆts actuels ou qui les remplaceraient. Les autorite´s compe´tentes des Etats contractants se communiquent toutes les modifications substantielles apporte´es a` leurs le´gislations fiscales respectives.
HOOFDSTUK II. — Begripsbepalingen
Artikel 3
Algemene begripsbepalingen
1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij de context anders vereist :
a) 1˚ betekent de uitdrukking « een verdragsluitende Staat » het Koninkrijk Belgie¨ of het Koninkrijk der Nederlanden, al naar de context vereist; betekent de uitdrukking « verdragsluitende Staten » het Konink- rijk Belgie¨ en het Koninkrijk der Nederlanden;
2˚ betekent de uitdrukking « Belgie¨ » het Koninkrijk Belgie¨; gebruikt in geografische zin, betekent zij het territorium van het Koninkrijk Belgie¨, daarin inbegrepen de territoriale zee en de maritieme zones en de luchtgebieden waarover, in overeenstemming met het internationaal recht, het Koninkrijk Belgie¨ soevereine rechten of zijn jurisdictie uitoefent;
3˚ betekent de uitdrukking « Nederland » het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsbe- voegdheid heeft of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan en de daarboven gelegen wateren, en hun natuurlijke rijkdommen;
b) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
c) betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing in de verdragsluitende Staat waarvan zij inwoner is, als een rechtspersoon wordt behandeld;
d) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een verdragslui- tende Staat » en « onderneming van de andere verdragsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een verdragsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere verdragsluitende Staat;
e) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » alle vervoer met een schip, binnenschip of luchtvaartuig, gee¨xploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van werkelijke leiding in een verdrag- sluitende Staat is gelegen, behalve wanneer het schip, binnenschip of luchtvaartuig uitsluitend wordt gee¨xploiteerd tussen plaatsen die in de andere verdragsluitende Staat zijn gelegen;
f) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » :
1˚ in Belgie¨, de Minister van Financie¨ n of zijn bevoegde vertegen- woordiger, en
2˚ in Nederland, de Minister van Financie¨ n of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
g) betekent de uitdrukking « onderdanen » :
1˚ alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een verdragslui- tende Staat bezitten;
2˚ alle vennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een verdragsluitende Staat van kracht is.
2. Voor de toepassing van het Verdrag op enig ogenblik door een verdragsluitende Staat heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdruk- king op dat ogenblik heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is; elke betekenis onder de toepasselijke belastingwetgeving van die Staat heeft voorrang op de betekenis welke die uitdrukking heeft onder de andere wetten van die Staat.
Artikel 4 Inwoner
1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking
« inwoner van een verdragsluitende Staat » iedere persoon die, inge- volge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in die Staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die Staat of van vermogen dat in die Staat is gelegen.
CHAPITRE II. — De´finitions
Article 3
De´finitions ge´ne´rales
1. Au sens de la pre´sente Convention, a` moins que le contexte n’exige une interpre´tation diffe´rente :
a) 1˚ l’expression « un Etat contractant » de´signe, suivant le contexte, le Royaume de Belgique ou le Royaume des Pays-Bas; l’expression
« Etats contractants » de´signe le Royaume de Belgique et le Royaume des Pays-Bas;
2˚ le terme « Belgique » de´signe le Royaume de Belgique; employe´ dans un sens ge´ograp hique, il de´signe le territoire du Royaume de Belgique, y compris la mer territoriale ainsi que les zones maritimes et les espaces ae´riens sur lesquels, en conformite´ avec le droit internatio- nal, le Royaume de Belgique exerce des droits souverains ou sa juridiction;
3˚ le terme « Pays-Bas » de´signe la partie du Royaume des Pays-Bas qui est situe´e en Europe, y compris sa mer territoriale ainsi que toute zone situe´e en dehors de la mer territoriale a` l’inte´rieur de laquelle les Pays-Bas, conforme´ment au droit international, ont une juridiction ou exercent des droits souverains a` l’e´gard du lit de la mer, de son sous-sol et des eaux surjacentes, et de leurs ressources naturelles;
b) le terme « personne » comprend les personnes physiques, les socie´te´s et tous autres groupements de personnes;
c) le terme « socie´te´ » de´signe toute personne morale ou toute entite´ qui est conside´re´e comme une personne morale aux fins d’imposition dans l’Etat contractant dont elle est un re´sident;
d) les expressions « entreprise d’un Etat contractant » et « entreprise de l’autre Etat contractant » de´signent respectivement une entreprise exploite´e par un re´sident d’un Etat contractant et une entreprise exploite´e par un re´sident de l’autre Etat contractant;
e) l’expression « trafic international » de´signe tout transport effectue´ au moyen d’un navire, d’un bateau servant a` la navigation inte´rieure ou d’un ae´ronef exploite´ par une entreprise dont le sie`ge de direction effective est situe´ dans un Etat contractant, sauf lorsque le navire, le bateau ou l’ae´ronef est exploite´ exclusivement entre des points situe´s dans l’autre Etat contractant;
f) l’expression « autorite´ compe´tente » de´signe :
1˚ en ce qui concerne la Belgique, le Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx xx xxx xxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxx, xx
0x en ce qui concerne les Pays-Bas, le Ministre des Finances ou son repre´sentant autorise´;
g) le terme « nationaux » de´signe :
1˚ toutes les personnes physiques qui posse`dent la nationalite´ d’un Etat contractant;
2˚ toutes les socie´te´s et associations constitue´es conforme´ment a` la le´gislation en vigueur dans un Etat contractant.
2. Pour l’application de la Convention a` un moment donne´ par un Etat contractant, tout terme ou expression qui n’y est pas de´fini a, sauf si le contexte exige une interpre´tation diffe´rente, le sens que lui attribue, a` ce moment, le droit de cet Etat concernant les impoˆts auxquels s’applique la Convention; le sens attribue´ a` ce terme ou expression par le droit fiscal de cet Etat pre´vaut sur le sens que lui attribuent les autres branches du droit de cet Etat.
Article 4 Re´sident
1. Au sens de la pre´sente Convention, l’expression « re´sident d’un Etat contractant » de´signe toute personne qui, en vertu de la le´gislation de cet Etat, est assujettie a` l’impoˆt dans cet Etat, en raison de son domicile, de sa re´sidence, de son sie`ge de direction ou de tout autre crite`re de nature analogue. Toutefois, cette expression ne comprend pas les personnes qui ne sont assujetties a` l’impoˆt dans cet Etat que pour les revenus de sources situe´es dans cet Etat ou pour la fortune qui y est situe´e.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide verdragsluitende Staten is, wordt zijn situatie op de volgende wijze bepaald :
a) hij wordt geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economi- sche betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelan- gen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide verdragsluitende Staten, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5 Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking
« vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats; en
f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan twaalf maanden overschrijdt.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking « vaste inrichting » niet geacht te omvatten :
a) het gebruik maken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goede- ren of koopwaar;
b) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstal- ling of aflevering;
c) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtin- gen in te winnen;
e) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
f) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de subparagrafen a tot en met e genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorberei- dende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
5. Indien een persoon -niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoor- diger op wie paragraaf 6 van toepassing is- voor een onderneming werkzaam is en in een verdragsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die,
2. Lorsque, selon les dispositions du paragraphe 1er, une personne physique est un re´sident des deux Etats contractants, sa situation est re´gle´e de la manie`re suivante :
a) cette personne est conside´re´e comme un re´sident seulement de l’Etat ou` elle dispose d’un foyer d’habitation permanent; si elle dispose d’un foyer d’habitation permanent dans les deux Etats, elle est conside´re´e comme un re´sident seulement de l’Etat avec lequel ses liens personnels et e´conomiques sont les plus e´troits (centre des inte´reˆts vitaux);
b) si l’Etat ou` cette personne a le centre de ses inte´reˆts vitaux ne peut pas eˆtre de´termine´, ou si elle ne dispose d’un foyer d’habitation permanent dans aucun des Etats, elle est conside´re´e comme un re´sident seulement de l’Etat ou` elle se´journe de fac¸on habituelle;
c) si cette personne se´journe de fac¸on habituelle dans les deux Etats ou si elle ne se´journe de fac¸on habituelle dans aucun d’eux, elle est conside´re´e comme un re´sident seulement de l’Etat dont elle posse`de la nationalite´;
d) si cette personne posse`de la nationalite´ des deux Etats ou si elle ne posse`de la nationalite´ d’aucun d’eux, les autorite´s compe´tentes des Etats contractants tranchent la question d’un commun accord.
3. Lorsque, selon les dispositions du paragraphe 1er, une personne autre qu’une personne physique est un re´sident des deux Etats contractants, elle est conside´re´e comme un re´sident seulement de l’Etat ou` son sie`ge de direction effective est situe´.
Article 5 Etablissement stable
1. Au sens de la pre´sente Convention, l’expression « e´tablissement stable » de´signe une installation fixe d’affaires par l’interme´diaire de laquelle une entreprise exerce tout ou partie de son activite´.
2. L’expression « e´tablissement stable » comprend notamment :
a) un sie`ge de direction,
b) une succursale,
c) un bureau,
d) une usine,
e) un atelier et
f) une mine, un puits de pe´trole ou de gaz, une carrie`re ou tout autre lieu d’extraction de ressources naturelles.
3. Un chantier de construction ou de montage ne constitue un e´tablissement stable que si sa dure´e de´passe douze mois.
4. Nonobstant les dispositions pre´ce´dentes du pre´sent article, on ne conside`re pas qu’il y a « e´tablissement stable » si :
a) il est fait usage d’installations aux seules fins de stockage, d’exposition ou de livraison de marchandises appartenant a` l’entre- prise;
b) des marchandises appartenant a` l’entreprise sont entrepose´es aux seules fins de stockage, d’exposition ou de livraison;
c) des marchandises appartenant a` l’entreprise sont entrepose´es aux seules fins de transformation par une autre entreprise;
d) une installation fixe d’affaires est utilise´e aux seules fins d’acheter des marchandises ou de re´u nir des informations, pour l’entreprise;
e) une installation fixe d’affaires est utilise´e aux seules fins d’exercer, pour l’entreprise, toute autre activite´ de caracte`re pre´paratoire ou auxiliaire;
f) une installation fixe d’affaires est utilise´e aux seules fins de l’exercice cumule´ d’activite´s mentionne´es aux aline´as a a` e, a` condition que l’activite´ d’ensemble de l’installation fixe d’affaires re´sultant de ce cumul garde un caracte`re pre´paratoire ou auxiliaire.
5. Nonobstant les dispositions des paragraphes 1 er et 2, lorsqu’une personne - autre qu’un agent jouissant d’un statut inde´pen dant auquel s’applique le paragraph e 6 - agit pour le compte d’une entreprise et dispose dans un Etat contractant de pouvoirs qu’elle y exerce habituellement lui permettant de conclure des contrats au nom de l’entreprise, cette entreprise est conside´re´e comme ayant un e´tablisse- ment stable dans cet Etat pour toutes les activite´s que cette personne exerce pour l’entreprise, a` moins que les activite´s de cette personne ne soient limite´es a` celles qui sont mentionne´es au paragraphe 4 et qui, si
indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.
6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een verdragsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandig- heid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoor- diger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Deze bepaling is niet van toepassing op een vertegenwoordiger die uitsluitend voor rekening van een of ten hoogste twee verzekeringsondernemingen handelt en die een machti- ging bezit om namens die onderneming of ondernemingen overeen- komsten af te sluiten en dit recht gewoonlijk uitoefent.
7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een verdragsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere verdrag- sluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt e´e´n van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III
Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 6
Inkomsten uit onroerende goederen
1. Inkomsten die een inwoner van een verdragsluitende Staat verkrijgt uit in de andere verdragsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begre- pen) mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de verdragsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen; schepen, binnenschepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7
Ondernemingswinst
1. Winst van een onderneming van een verdragsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke verdragsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.
3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
4. Voor zover het in een verdragsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschil- lende delen, belet paragraaf 2 die verdragsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
elles e´taient exerce´es par l’interme´diaire d’une installation fixe d’affai- res, ne permettraient pas de conside´rer cette installation comme un e´tablissement stable selon les dispositions de ce paragraphe.
6. Une entreprise n’est pas conside´re´e comme ayant un e´tablissement stable dans un Etat contractant du seul fait qu’elle y exerce son activite´ par l’entremise d’un courtier, d’un commissionnaire ge´ne´ral ou de tout autre agent jouissant d’un statut inde´pen dant, a` condition que ces personnes agissent dans le cadre ordinaire de leur activite´. Cette disposition ne s’applique pas a` un agent qui agit exclusivement pour le compte d’une ou, au maximum, de deux entreprises d’assurances et qui dispose de pouvoirs, qu’il exerce habituellement, lui permettant de conclure des contrats au nom de cette entreprise ou de ces entreprises.
7. Le fait qu’une socie´te´ qui est un re´sident d’un Etat contractant controˆle ou est controˆle´e par une socie´te´ qui est un re´sident de l’autre Etat contractant ou qui y exerce son activite´ (que ce soit par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable ou non) ne suffit pas, en lui-meˆme, a` faire de l’une quelconque de ces socie´te´s un e´tablissement stable de l’autre.
CHAPITRE III
Imposition des revenus
Article 6 Revenus immobiliers
1. Les revenus qu’un re´sident d’un Etat contractant tire de biens immobiliers (y compris les revenus des exploitations agricoles ou forestie`res) situe´s dans l’autre Etat contractant, sont imposables dans cet autre Etat.
2. L’expression « biens immobiliers » a le sens que lui attribue le droit de l’Etat contractant ou` les biens conside´re´s sont situe´s. L’expression comprend en tous cas les accessoires, le cheptel mort ou vif des exploitations agricoles et forestie`res, les droits auxquels s’appliquent les dispositions du droit prive´ concernant la proprie´te´ foncie`re, l’usufruit des biens immobiliers et les droits a` des paiements variables ou fixes pour l’exploitation ou la concession de l’exploitation de gisements mine´raux, sources et autres ressources naturelles; les navires, les bateaux servant a` la navigation inte´rieure et les ae´ronefs ne sont pas conside´re´s comme des biens immobiliers.
3. Les dispositions du paragraphe 1er s’appliquent aux revenus provenant de la jouissance directe, de la location ou de l’affermage, ainsi que de toute autre forme d’exploitation de biens immobiliers.
4. Les dispositions des paragraphes 1 er et 3 s’appliquent e´galement aux revenus provenant des biens immobiliers d’une entreprise ainsi qu’aux revenus des biens immobiliers servant a` l’exercice d’une profession inde´pen dante.
Article 7
Be´ne´fices des entreprises
1. Les be´ne´fices d’une entreprise d’un Etat contractant ne sont imposables que dans cet Etat, a` moins que l’entreprise n’exerce son activite´ dans l’autre Etat contractant par l’interme´diaire d’un e´tablisse- ment stable qui y est situe´. Si l’entreprise exerce son activite´ d’une telle fac¸on, les be´ne´fices de l’entreprise sont imposables dans l’autre Etat mais uniquement dans la mesure ou` ils sont imputables a` cet e´tablissement stable.
2. Sous re´serve des dispositions du paragraphe 3, lorsqu’une entreprise d’un Etat contractant exerce son activite´ dans l’autre Etat contractant par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable qui y est situe´, il est impute´, dans chaque Etat contractant, a` cet e´tablissement stable les be´ne´fices qu’il aurait pu re´aliser s’il avait constitue´ une entreprise distincte exerc¸ant des activite´s identiques ou analogues dans des conditions identiques ou analogues et traitant en toute inde´pen dance avec l’entreprise dont il constitue un e´tablissement stable.
3. Pour de´terminer les be´ne´fices d’un e´tablissement stable, sont admises en de´d uction les de´penses expose´es aux fins poursuivies par cet e´tablissement stable, y compris les de´penses de direction et les frais ge´ne´raux d’administration ainsi expose´s, soit dans l’Etat ou` est situe´ cet e´tablissement stable, soit ailleurs.
4. S’il est d’usage, dans un Etat contractant, de de´terminer les be´ne´fices imputables a` un e´tablissement stable sur la base d’une re´partition des be´ne´fices totaux de l’entreprise entre ses diverses parties, aucune disposition du paragraphe 2 n’empeˆche cet Etat contractant de de´terminer les be´ne´fices imposables selon la re´partition en usage; la me´thode de re´partition adopte´e doit cependant eˆtre telle que le re´sultat obtenu soit conforme aux principes contenus dans le pre´sent article.
5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.
6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van dit Verdrag worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8
Zeevaart, binnenvaart en luchtvaart
1. Winst uit de exploitatie van schepen, binnenschepen of luchtvaar- tuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de verdragslui- tende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderne- ming is gelegen.
2. Voor de toepassing van dit artikel omvat winst verkregen uit de exploitatie van schepen, binnenschepen of luchtvaartuigen in interna- tionaal verkeer onder meer :
a) winst verkregen uit de verhuring van bemande schepen, binnen- schepen of luchtvaartuigen en winst verkregen uit de incidentele verhuring van onbemande schepen, binnenschepen of luchtvaartuigen gebruikt in internationaal verkeer;
b) winst verkregen uit het gebruik of de verhuring van laadkisten, op voorwaarde dat die winst aanvullend of bijkomend is ten opzichte van de winst waarop de bepalingen van paragraaf 1 van toepassing zijn;
c) winst verkregen uit de exploitatie van binnenschepen anders dan in internationaal verkeer, in geval het vervoer per binnenschip plaatsvindt in het verlengde van vervoer per schip in internationaal verkeer en wordt uitgevoerd onder hetzelfde contract als, respectieve- lijk voor dezelfde opdrachtgever als, dat vervoer per schip in interna- tionaal verkeer.
3. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaart- onderneming of een binnenscheepvaartonderneming zich aan boord van een schip of binnenschip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de verdragsluitende Staat waar het schip of het binnenschip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de verdrag- sluitende Staat waarvan de exploitant van het schip of het binnenschip inwoner is.
4. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een « pool », een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal opererend agentschap.
Artikel 9
Verbonden ondernemingen
1. Indien
a) een onderneming van een verdragsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere verdragsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een verdragsluitende Staat en van een onderneming van de andere verdragsluitende Staat,
en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financie¨le betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemin- gen, mag winst die e´e´n van de ondernemingen zonder deze voorwaar- den zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
2. Indien een verdragsluitende Staat in de winst van een onderne- ming van die Staat winst opneemt - en dienovereenkomstig belast- terzake waarvan een onderneming van de andere verdragsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst bestaat uit winst die de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet de andere Staat op passende wijze het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van dit Verdrag en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten overleg met elkaar.
5. Aucun be´ne´fice n’est impute´ a` un e´tablissement stable du fait qu’il a simplement achete´ des marchandises pour l’entreprise.
6. Aux fins des paragraphes pre´ce´dents, les be´ne´fices a` imputer a` l’e´tablissement stable sont de´termine´s chaque anne´e selon la meˆme me´thode, a` moins qu’il n’existe des motifs valables et suffisants de proce´der autrement.
7. Lorsque les be´ne´fices comprennent des e´le´ments de revenu traite´s se´pare´ment dans d’autres articles de la pre´sente Convention, les dispositions de ces articles ne sont pas affecte´es par les dispositions du pre´sent article.
Article 8
Navigation maritime, inte´rieure et ae´rienne
1. Les be´ne´fices provenant de l’exploitation, en trafic international, de navires, de bateaux servant a` la navigation inte´rieure ou d’ae´ronefs ne sont imposables que dans l’Etat contractant ou` le sie`ge de direction effective de l’entreprise est situe´.
2. Au sens du pre´sent article, les be´ne´fices provenant de l’exploita- tion, en trafic international, de navires, de bateaux ou d’ae´ronefs comprennent notamment :
a) les be´ne´fices provenant de la location de navires, de bateaux ou d’ae´ronefs, tout arme´s et e´quipe´s, et les be´ne´fices provenant de la location occasionnelle coque nue de navires, de bateaux ou d’ae´ronefs exploite´s en trafic international;
b) les be´ne´fices provenant de l’usage ou de la location de conteneurs, a` condition que ces be´ne´fices soient comple´mentaires ou accessoires par rapport aux be´ne´fices auxquels les dispositions du paragraphe 1er sont applicables;
c) les be´ne´fices provenant de l’exploitation, autrement qu’en trafic international, de bateaux servant a` la navigation inte´rieure, lorsque le transport par bateau constitue le prolongement d’un transport par navire en trafic international et est effectue´ en exe´cution du meˆme contrat, ou pour le meˆme commettant, que ce transport par navire en trafic international.
3. Si le sie`ge de direction effective d’une entreprise de navigation maritime ou inte´rieure est a` bord d’un navire ou d’un bateau, ce sie`ge est conside´re´ comme situe´ dans l’Etat contractant ou` se trouve le port d’attache de ce navire ou de ce bateau ou, a` de´faut de port d’attache, dans l’Etat contractant dont l’exploitant du navire ou du bateau est un re´sident.
4. Les dispositions du paragraphe 1er s’appliquent aussi aux be´ne´fice- s provenant de la participation a` un pool, une exploitation en commun ou un organisme international d’exploitation.
Article 9
Entreprises associe´es
1. Lorsque
a) une entreprise d’un Etat contractant participe directement ou indirectement a` la direction, au controˆle ou au capital d’une entreprise de l’autre Etat contractant, ou que
b) les meˆmes personnes participent directement ou indirectement a` la direction, au controˆle ou au capital d’une entreprise d’un Etat contractant et d’une entreprise de l’autre Etat contractant,
et que, dans l’un et l’autre cas, les deux entreprises sont, dans leurs relations commerciales ou financie`res, lie´es par des conditions conve- nues ou impose´es, qui diffe`rent de celles qui seraient convenues entre des entreprises inde´pen dantes, les be´ne´fices qui, sans ces conditions, auraient e´te´ re´alise´s par l’une des entreprises mais n’ont pu l’eˆtre en fait a` cause de ces conditions, peuvent eˆtre inclus dans les be´ne´fices de cette entreprise et impose´s en conse´quence.
2. Lorsqu’un Etat contractant inclut dans les be´ne´fices d’une entreprise de cet Etat - et impose en conse´quence - des be´ne´fices sur lesquels une entreprise de l’autre Etat contractant a e´te´ impose´e dans cet autre Etat, et que les be´ne´fices ainsi inclus sont des be´ne´fices qui auraient e´te´ re´alise´s par l’entreprise du premier Etat si les conditions convenues entre les deux entreprises avaient e´te´ celles qui auraient e´te´ convenues entre des entreprises inde´pen dantes, l’autre Etat proce`de a` un ajustement approprie´ du montant de l’impoˆt qui y a e´te´ perc¸ u sur ces be´ne´fices. Pour de´terminer cet ajustement, il est tenu compte des autres dispositions de la pre´sente Convention et, si c’est ne´cessaire, les autorite´s compe´tentes des Etats contractants se consultent.
Artikel 10 Dividenden
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere verdragslui- tende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de verdragsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere verdragsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan :
a) 5 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk ten minste 10 percent bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;
b) 15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.
3. De bepalingen van paragraaf 2 laten onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
4. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.
5. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een verdragsluitende Staat, in de andere verdragsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
6. Indien een vennootschap die inwoner is van een verdragsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere verdragsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet- uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
7. Inkomsten verkregen als stille (comman ditaire) vennoot uit winstaandelen in een onderneming van e´e´n van de verdragsluitende Staten mogen in die Staat overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast.
Artikel 11 Interest
1. Interest afkomstig uit een verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de verdragsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere verdragsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.
3. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 2 mag interest in de verdragsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, niet worden belast,
a) indien de uiteindelijk gerechtigde tot die interest een onderneming van de andere verdragsluitende Staat is en het niet handelt om interest van door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen of geld- deposito’s;
Article 10 Dividendes
1. Les dividendes paye´s par une socie´te´ qui est un re´sident d’un Etat contractant a` un re´sident de l’autre Etat contractant sont imposables dans cet autre Etat.
2. Toutefois, ces dividendes sont aussi imposables dans l’Etat contractant dont la socie´te´ qui paie les dividendes est un re´sident, et selon la le´gislation de cet Etat, mais si le be´ne´ficiaire effectif des dividendes est un re´sident de l’autre Etat contractant, l’impoˆt ainsi e´tabli ne peut exce´der :
a) 5 pour cent du montant brut des dividendes si le be´ne´ficiaire effectif est une socie´te´ qui de´tient directement au moins 10 pour cent du capital de la socie´te´ qui paie les dividendes;
b) 15 pour cent du montant brut des dividendes, dans tous les autres cas.
3. Les dispositions du paragraphe 2 n’affectent pas l’imposition de la socie´te´ au titre des be´ne´fices qui servent au paiement des dividendes.
4. Le terme « dividendes » employe´ dans le pre´sent article de´signe les revenus provenant d’actions, actions ou bons de jouissance, parts de mine, parts de fondateur ou autres parts be´ne´ficiaires a` l’exception des cre´ances, ainsi que les revenus d’autres parts sociales soumis au meˆme re´gime fiscal que les revenus d’actions par la le´gislation de l’Etat dont la socie´te´ distributrice est un re´sident.
5. Les dispositions des paragraphes 1 er et 2 ne s’appliquent pas lorsque le be´ne´ficiaire effectif des dividendes, re´sident d’un Etat contractant, exerce dans l’autre Etat contractant dont la socie´te´ qui paie les dividendes est un re´sident, soit une activite´ industrielle ou commerciale par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable qui y est situe´, soit une profession inde´pen dante au moyen d’une base fixe qui y est situe´e, et que la participation ge´ne´ratrice des dividendes s’y rattache effectivement. Dans ce cas, les dispositions de l’article 7 ou de l’article 14, suivant les cas, sont applicables.
6. Lorsqu’une socie´te´ qui est un re´sident d’un Etat contractant tire des be´ne´fices ou des revenus de l’autre Etat contractant, cet autre Etat ne peut percevoir aucun impoˆt sur les dividendes paye´s par la socie´te´, sauf dans la mesure ou` ces dividendes sont paye´s a` un re´sident de cet autre Etat ou dans la mesure ou` la participation ge´ne´ratrice des dividendes se rattache effectivement a` un e´tablissement stable ou a` une base fixe situe´s dans cet autre Etat, ni pre´lever aucun impoˆt, au titre de l’imposition des be´ne´fices non distribue´s, sur les be´ne´fices non distribue´s de la socie´te´, meˆme si les dividendes paye´s ou les be´ne´fices non distribue´s consistent en tout ou en partie en be´ne´fices ou revenus provenant de cet autre Etat.
7. Les revenus qu’un associe´ commanditaire tire d’actions ou parts be´ne´ficiaires d’une entreprise de l’un des Etats contractants sont imposables dans cet Etat selon la le´gislation de cet Etat.
Article 11 Inte´reˆts
1. Les inte´reˆts provenant d’un Etat contractant et paye´s a` un re´sident de l’autre Etat contractant sont imposables dans cet autre Etat.
2. Toutefois, ces inte´reˆts sont aussi imposables dans l’Etat contractant d’ou` ils proviennent et selon la le´gislation de cet Etat, mais si le be´ne´ficiaire effectif des inte´reˆts est un re´sident de l’autre Etat contrac- tant, l’impoˆt ainsi e´tabli ne peut exce´der 10 pour cent du montant brut des inte´reˆts.
3. Par de´rogation a` la disposition du paragraphe 2, les inte´reˆts ne sont pas imposables dans l’Etat contractant d’ou` ils proviennent,
a) lorsque le be´ne´ficiaire effectif de ces inte´reˆts est une entreprise de l’autre Etat contractant et qu’il ne s’agit pas d’inte´reˆts de preˆts ou de de´poˆts de sommes d’argent repre´sente´s par des titres au porteur;
b) indien het handelt om interest van door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen of gelddeposito’s en de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een onderneming van de andere verdrag- sluitende Staat is die het bank- of verzekeringsbedrijf uitoefent en de desbetreffende effecten ten minste drie maanden in bezit heeft vooraf- gaand aan de datum van betaalbaarstelling van de interest;
c) indien het handelt om interest van handelsschuldvorderingen - met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier - wegens termijnbetaling voor leveringen van koopwaar, goederen of diensten door ondernemingen;
d) indien interest wordt betaald uit hoofde van een lening die is toegestaan, gewaarborgd of verzekerd, of een krediet dat is verleend, gewaarborgd of verzekerd, in het kader van een algemeen stelsel dat door een verdragsluitende Staat, een van zijn staatkundige onderdelen, plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, de N.V. De Neder- landsche Bank of de Nationale Bank van Belgie¨ is georganiseerd waarvan het doel bestaat uit het bevorderen van de uitvoer;
e) indien de interest wordt betaald aan de andere verdragsluitende Staat, een staatkundig onderdeel, een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan of aan de N.V. De Nederlandsche Bank of aan de Nationale Bank van Belgie¨.
4. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, niet zijnde de winstaandelen als bedoeld in artikel 10, paragraaf 7, van dit Verdrag, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies van allerlei aard. Voor de toepassing van dit artikel worden boeten voor laattijdige betaling niet als interest behandeld.
5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een verdragsluitende Staat, in de andere verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een verdragsluitende Staat is of niet, in een verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, terzake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke verdragsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.
8. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3, mag interest betaald door een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, die volgens de wetgeving van een verdragsluitende Staat inwoner is van die Staat, aan een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat ook in eerstbedoelde verdragslui- tende Staat worden belast overeenkomstig de wetgeving van die Staat, indien die natuurlijke persoon - al dan niet te zamen met zijn echtgenoot - dan wel een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn onmiddellijk of middellijk ten minste vijf percent bezit van het geplaatste kapitaal van een soort aandelen van die vennootschap. Deze bepaling vindt alleen toepassing wanneer de natuurlijke persoon aan wie de interest wordt betaald in de loop van de laatste tien jaren voorafgaande aan het jaar waarin die interest wordt betaald inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest en mits op het tijdstip waarop hij inwoner werd van de andere verdragsluitende Staat werd voldaan aan eerdergenoemde voorwaarden ten aanzien van het aandelenbezit in eerdergenoemde vennootschap.
b) lorsqu’il s’agit d’inte´reˆts de preˆts ou de de´poˆts de sommes d’argent repre´sente´s par des titres au porteur et que le be´ne´ficiaire effectif des inte´reˆts est une entreprise de l’autre Etat contractant qui exerce une activite´ bancaire ou dans le domaine de l’assurance et qui de´tient les titres conside´re´s pendant au moins les trois mois qui pre´ce`dent la date de mise en paiement des inte´reˆts;
c) lorsqu’il s’agit d’inte´reˆts de cre´ances commerciales - y compris celles qui sont repre´sente´es par des effets de commerce - re´sultant du paiement a` terme de fournitures de marchandises, produits ou services par des entreprises;
d) lorsque des inte´reˆts sont paye´s en raison d’un preˆt ou d’un cre´dit consenti, garanti ou assure´ dans le cadre d’un re´gime ge´ne´ral organise´ par un Etat contractant, une de ses subdivisions politiques ou collectivite´s locales, la « N.V. De Nederlandsche Bank » ou la Banque Nationale de Belgique et dont l’objet est de promouvoir les exporta- tions;
e) lorsque les inte´reˆts sont paye´s a` l’autre Etat contractant, a` l’une de ses subdivisions politiques ou collectivite´s locales, a` la « N.V. De Nederlandsche Bank » ou a` la Banque Nationale de Belgique.
4. Le terme « inte´reˆts » employe´ dans le pre´sent article de´signe les revenus des cre´ances de toute nature, assorties ou non de garanties hypothe´caires ou d’une clause de participation aux be´ne´fices du de´biteur, autres que les actions ou parts be´ne´ficiaires vise´es a` l’arti- cle 10, paragraphe 7, de la pre´sente Convention, et notamment les revenus des fonds publics et des obligations d’emprunts, y compris les primes de toute nature attache´es a` ces titres. Les pe´nalisations pour paiement tardif ne sont pas conside´re´es comme des inte´reˆts au sens du pre´sent article.
5. Les dispositions des paragraphes 1 er, 2 et 3 ne s’appliquent pas lorsque le be´ne´ficiaire effectif des inte´reˆts, re´sident d’un Etat contrac- tant, exerce dans l’autre Etat contractant d’ou` proviennent les inte´reˆts, soit une activite´ industrielle ou commerciale par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable qui y est situe´, soit une profession inde´pen dante au moyen d’une base fixe qui y est situe´e, et que la cre´ance ge´ne´ratrice des inte´reˆts s’y rattache effectivement. Dans ce cas, les dispositions de l’article 7 ou de l’article 14, suivant les cas, sont applicables.
6. Les inte´reˆts sont conside´re´s comme provenant d’un Etat contrac- tant lorsque le de´biteur est cet Etat lui-meˆme, une subdivision politique, une collectivite´ locale ou un re´sident de cet Etat. Toutefois, lorsque le de´biteur des inte´reˆts, qu’il soit ou non un re´sident d’un Etat contractant, a dans un Etat contractant un e´tablissement stable, ou une base fixe, pour lequel la dette donnant lieu au paiement des inte´reˆts a e´te´ contracte´e et qui supporte la charge de ces inte´reˆts, ceux-ci sont conside´re´s comme provenant de l’Etat ou` l’e´tablissement stable, ou la base fixe, est situe´.
7. Lorsque, en raison de relations spe´ciales existant entre le de´biteur et le be´ne´ficiaire effectif ou que l’un et l’autre entretiennent avec de tierces personnes, le montant des inte´reˆts, compte tenu de la cre´ance pour laquelle ils sont paye´s, exce`de celui dont seraient convenus le de´biteur et le be´ne´ficiaire effectif en l’absence de pareilles relations, les dispositions du pre´sent article ne s’appliquent qu’a` ce dernier montant. Dans ce cas, la partie exce´dentaire des paiements est imposable, selon la le´gislation de chaque Etat contractant et compte tenu des autres dispositions de la pre´sente Convention.
8. Nonobstant les dispositions des paragraphes 1 er, 2 et 3, les inte´reˆts paye´s par une socie´te´ par actions qui, selon la le´gislation d’un Etat contractant, est un re´sident de cet Etat, a` une personne physique qui est un re´sident de l’autre Etat contractant sont aussi imposables dans le premier Etat contractant et selon la le´gislation de cet Etat lorsque cette personne physique - seule ou avec son conjoint - ou un de leurs parents ou xxxxx´s en ligne directe posse`de directement ou indirectement au moins cinq pour cent du capital souscrit repre´sente´ par une cate´gorie d’actions de cette socie´te´. La pre´sente disposition ne s’applique que lorsque la personne physique a` qui les inte´reˆts sont paye´s a, au cours des dix dernie`res anne´es pre´ce´dant celle au cours de laquelle ces inte´reˆts sont paye´s, e´te´ un re´sident du premier Etat et pour autant que les conditions pre´cite´es en matie`re de participation dans cette socie´te´ aient e´te´ remplies au moment ou` cette personne est devenue un re´sident de l’autre Etat contractant.
Deze bepaling geldt alleen in situaties waarin aan de natuurlijke persoon een aanslag is opgelegd ter zake van de bij diens emigratie uit die verdragsluitende Staat aangenomen vervreemding van de in de vorige alinea bedoelde aandelen en zolang er van deze aanslag nog een bedrag openstaat.
Artikel 12 Royalty’s
1. Xxxxxxx’x afkomstig uit een verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende Staat zijn slechts in die andere Staat belastbaar, indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s is.
2. De uitdrukking « royalty’s », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio of televisie, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van een verdragsluitende Staat, in de andere verdragsluitende Staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty’s verschuldigd zijn met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
4. Royalty’s worden geacht uit een verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty’s, ongeacht of hij inwoner van een verdragsluitende Staat is of niet, in een verdrag- sluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty’s draagt, worden die royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
5. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty’s, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeen- komstig de wetgeving van elke verdragsluitende Staat en met inacht- neming van de overige bepalingen van dit Verdrag.
Artikel 13 Vermogenswinst
1. Voordelen die een inwoner van een verdragsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere verdragsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.
3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen, binnen- schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden gee¨xploiteerd, of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, binnenschepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Het bepaalde van artikel 8, paragraaf 3, vindt hierbij toepassing.
4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
La pre´sente disposition n’est applicable que dans les cas ou` une cotisation a e´te´ e´tablie a` charge de la personne physique, lors de son e´migration hors de cet Etat contractant, sur la base d’une fiction le´gale d’alie´nation des actions vise´es a` l’aline´a pre´ce´dent et aussi longtemps qu’une partie de cette cotisation reste ouverte.
Article 12 Redevances
1. Les redevances provenant d’un Etat contractant et paye´es a` un re´sident de l’autre Etat contractant ne sont imposables que dans cet autre Etat, si ce re´sident en est le be´ne´ficiaire effectif.
2. Le terme « redevances » employe´ dans le pre´sent article de´signe les re´mu ne´rations de toute nature paye´es pour l’usage ou la concession de l’usage d’un droit d’auteur sur une œuvre litte´raire, artistique ou scientifique, y compris les films cine´matograp hiques et les films ou bandes enregistre´s pour la radio ou la te´le´vision, d’un brevet, d’une marque de fabrique ou de commerce, d’un dessin ou d’un mode`le, d’un plan, d’une formule ou d’un proce´de´ secrets et pour des informations ayant trait a` une expe´rience acquise dans le domaine industriel, commercial ou scientifique.
3. Les dispositions du paragraphe 1er ne s’appliquent pas lorsque le be´ne´ficiaire effectif des redevances, re´sident d’un Etat contractant, exerce dans l’autre Etat contractant d’ou` proviennent les redevances, soit une activite´ industrielle ou commerciale par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable qui y est situe´, soit une profession inde´pen dante au moyen d’une base fixe qui y est situe´e, et que le droit ou le bien ge´ne´rateur des redevances s’y rattache effectivement. Dans ce cas, les dispositions de l’article 7 ou de l’article 14, suivant les cas, sont applicables.
4. Les redevances sont conside´re´es comme provenant d’un Etat contractant lorsque le de´biteur est cet Etat lui-meˆme, une subdivision politique, une collectivite´ locale ou un re´sident de cet Etat. Toutefois, lorsque le de´biteur des redevances, qu’il soit ou non un re´sident d’un Etat contractant, a dans un Etat contractant un e´tablissement stable, ou une base fixe, pour lequel le contrat donnant lieu au paiement des redevances a e´te´ conclu et qui supporte la charge de ces redevances, celles-ci sont conside´re´es comme provenant de l’Etat ou` l’e´tablissement stable, ou la base fixe, est situe´.
5. Lorsque, en raison de relations spe´ciales existant entre le de´biteur et le be´ne´ficiaire effectif ou que l’un et l’autre entretiennent avec de tierces personnes, le montant des redevances, compte tenu de la prestation pour laquelle elles sont paye´es, exce`de celui dont seraient convenus le de´biteur et le be´ne´ficiaire effectif en l’absence de pareilles relations, les dispositions du pre´sent article ne s’appliquent qu’a` ce dernier montant. Dans ce cas, la partie exce´dentaire des paiements est imposable selon la le´gislation de chaque Etat contractant et compte tenu des autres dispositions de la pre´sente Convention.
Article 13 Gains en capital
1. Les gains qu’un re´sident d’un Etat contractant tire de l’alie´nation de biens immobiliers vise´s a` l’article 6, et situe´s dans l’autre Etat contractant, sont imposables dans cet autre Etat.
2. Les gains provenant de l’alie´nation de biens mobiliers qui font partie de l’actif d’un e´tablissement stable qu’une entreprise d’un Etat contractant a dans l’autre Etat contractant, ou de biens mobiliers qui appartiennent a` une base fixe dont un re´sident d’un Etat contractant dispose dans l’autre Etat contractant pour l’exercice d’une profession inde´pen dante, y compris de tels gains provenant de l’alie´nation de cet e´tablissement stable (seul ou avec l’ensemble de l’entreprise) ou de cette base fixe, sont imposables dans cet autre Etat.
3. Les gains provenant de l’alie´nation de navires, de bateaux servant a` la navigation inte´rieure ou d’ae´ronefs exploite´s en trafic international, ou de biens mobiliers affecte´s a` l’exploitation de ces navires, bateaux ou ae´ronefs, ne sont imposables que dans l’Etat contractant ou` le sie`ge de direction effective de l’entreprise est situe´. A cet e´gard, les dispositions de l’article 8, paragraphe 3, sont applicables.
4. Les gains provenant de l’alie´nation de tous biens autres que ceux vise´s aux paragraphes 1er, 2 et 3 ne sont imposables que dans l’Etat contractant dont le ce´dant est un re´sident.
5. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 4, mag een verdragsluitende Staat overeenkomstig zijn eigen wetgeving, de bete- kenis van de uitdrukking « vervreemding » daaronder begrepen, belasting heffen over voordelen door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat verkregen uit de vervreemding van aandelen in, winstbewijzen van of schuldvorderin- gen op, een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, die volgens de wetgeving van de eerstbedoelde verdragsluitende Staat inwoner is van die Staat, alsmede uit de vervreemding van een gedeelte van de in die aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen besloten liggende rechten, indien die natuurlijke persoon - al dan niet tezamen met zijn echtgenoot - dan wel een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn onmiddellijk of middellijk ten minste vijf percent bezit van het geplaatste kapitaal van een soort van aandelen van die vennootschap. Deze bepaling vindt alleen toepassing wanneer de natuurlijke persoon die de voordelen verkrijgt in de loop van de laatste tien jaren voorafgaande aan het jaar waarin die voordelen worden verkregen inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest en mits op het tijdstip waarop hij inwoner werd van de andere verdragsluitende Staat werd voldaan aan eerdergenoemde voorwaarden ten aanzien van het aandelenbezit in eerdergenoemde vennootschap.
Deze bepaling geldt alleen in situaties waarin aan de natuurlijke persoon een aanslag is opgelegd ter zake van de bij diens emigratie uit die verdragsluitende Staat aangenomen vervreemding van de in de vorige alinea bedoelde aandelen, winstbewijzen, schuldvorderingen of rechten en zolang er van deze aanslag nog een bedrag openstaat.
Artikel 14 Zelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 16, paragrafen 2, 3 en 4, zijn inkomsten verkregen door een inwoner van een verdrag- sluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere verdragsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, mogen de inkomsten in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend.
2. De uitdrukking « vrij beroep » omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15
Niet-zelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrek- king in de andere verdragsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende Staat ter zake van een in de andere verdragsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrek- king slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, binnenschip of luchtvaartuig, slechts belastbaar in de verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding is gelegen van de onderneming die dat schip, binnenschip of luchtvaar- tuig exploiteert.
5. Nonobstant les dispositions du paragraphe 4, un Etat contractant peut imposer selon sa propre le´gislation, en ce compris le sens donne´ au terme « alie´nation », les gains qu’une personne physique qui est un re´sident de l’autre Etat contractant tire de l’alie´nation de bons de jouissance ou d’actions d’une socie´te´ par actions qui, selon la le´gislation du premier Etat contractant, est un re´sident de cet Etat, ou de cre´ances sur cette socie´te´, ainsi que les gains que cette personne physique tire de l’alie´nation d’une partie des droits attache´s a` ces actions, bons de jouissance ou cre´ances, lorsque cette personne physique - seule ou avec son conjoint - ou un de leurs parents ou allie´s en ligne directe posse`de directement ou indirectement au moins cinq pour cent du capital souscrit repre´sente´ par une cate´gorie d’actions de cette socie´te´. La pre´sente disposition ne s’applique que lorsque la personne physique qui re´alise les gains a, au cours des dix dernie`res anne´es pre´ce´dant celle au cours de laquelle ces gains sont re´alise´s, e´te´ un re´sident du premier Etat et pour autant que les conditions pre´cite´es en matie`re de participation dans cette socie´te´ aient e´te´ remplies au moment ou` cette personne est devenue un re´sident de l’autre Etat contractant.
La pre´sente disposition n’est applicable que dans les cas ou` une cotisation a e´te´ e´tablie a` charge de la personne physique, lors de son e´migration hors de cet Etat contractant, sur la base d’une fiction le´gale d’alie´nation des actions, bons de jouissance, cre´ances ou droits vise´s a` l’aline´a pre´ce´dent et aussi longtemps qu’une partie de cette cotisation reste ouverte.
Article 14 Professions inde´pen dantes
1. Sous re´serve des dispositions de l’article 16, paragraphes 2, 3 et 4, les revenus qu’un re´sident d’un Etat contractant tire d’une profession libe´rale ou d’autres activite´s de caracte`re inde´pen dant ne sont imposa- bles que dans cet Etat, a` moins que ce re´sident ne dispose de fac¸on habituelle dans l’autre Etat contractant d’une base fixe pour l’exercice de ses activite´s. S’il dispose d’une telle base fixe, les revenus sont imposables dans l’autre Etat mais uniquement dans la mesure ou` ils sont imputables a` cette base fixe.
2. L’expression « profession libe´rale » comprend notamment les activite´s inde´pen dantes d’ordre scientifique, litte´raire, artistique, e´d u- catif ou pe´dagogique, ainsi que les activite´s inde´pen dantes des me´decins, avocats, inge´nieurs, architectes, dentistes et comptables.
Article 15 Professions de´pen dantes
1. Sous re´serve des dispositions des articles 16, 18, 19 et 20, les salaires, traitements et autres re´mu ne´rations similaires qu’un re´sident d’un Etat contractant rec¸oit au titre d’un emploi salarie´ ne sont imposables que dans cet Etat, a` moins que l’emploi ne soit exerce´ dans l’autre Etat contractant. Si l’emploi y est exerce´, les re´mu ne´rations rec¸ ues a` ce titre sont imposables dans cet autre Etat.
2. Nonobstant les dispositions du paragraphe 1er, les re´mu ne´rations qu’un re´sident d’un Etat contractant rec¸oit au titre d’un emploi salarie´ exerce´ dans l’autre Etat contractant ne sont imposables que dans le premier Etat si :
a) le be´ne´ficiaire se´journe dans l’autre Etat pendant une pe´riode ou des pe´riodes n’exce´dant pas au total 183 jours au cours d’une pe´riode de douze mois commenc¸ant ou se terminant durant l’anne´e fiscale conside´re´e, et
b) les re´mu ne´rations sont paye´es par un employeur ou pour le compte d’un employeur qui n’est pas un re´sident de l’autre Etat, et
c) la charge des re´mu ne´rations n’est pas supporte´e par un e´tablisse- ment stable ou une base fixe que l’employeur a dans l’autre Etat.
3. Nonobstant les dispositions pre´ce´dentes du pre´sent article, la re´mu ne´ration rec¸ ue au titre d’un emploi salarie´ exerce´ a` bord d’un navire, d’un bateau servant a` la navigation inte´rieure ou d’un ae´ronef n’est imposable que dans l’Etat contractant ou` est situe´ le sie`ge de direction effective de l’entreprise qui exploite ce navire, ce bateau ou cet ae´ronef.
Artikel 16
Vennootschapsleiding
1. Beloningen die een persoon die inwoner is van een verdragslui- tende Staat verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat ter zake van de uitoefening van een opdracht of taak als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of ter zake van de uitoefening van functies die volgens de wetgeving van die andere Staat als soortgelijke functies worden beschouwd, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Beloningen die een persoon die inwoner is van een verdragslui- tende Staat verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat ter zake van de uitoefening - buiten het kader van een dienstbetrekking - van een leidende werkzaamheid of leidende functie van dagelijks bestuur, van commercie¨le, technische of financie¨le aard, mogen in die andere staat worden belast.
3. Beloningen die een persoon die inwoner is van een verdragslui- tende Staat verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat ter zake van de uitoefening - buiten het kader van een dienstbetrekking - van werkzaamheden andere dan deze vermeld in de paragrafen 1 en 2 mogen in die andere Staat worden belast.
4. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 2 en 3 mogen de aldaar bedoelde beloningen die een persoon verkrijgt ter zake van de uitoefening van die werkzaamheden in een vaste inrichting gevestigd in de andere verdragsluitende Staat dan die waarvan de vennootschap inwoner is en die door deze vaste inrichting worden gedragen, in die andere Staat worden belast.
Artikel 17
Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een verdragsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere verdragsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de verdragsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de werkzaamheden die in een verdragsluitende Staat worden verricht voor een wezenlijk deel worden gefinancierd uit de openbare middelen van de andere verdragsluitende Staat, een staatkundig onderdeel, of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan. In dat geval zijn de inkomsten welke uit die werkzaamheden worden verkregen slechts in die andere verdragsluitende Staat belastbaar.
Artikel 18
Pensioenen, lijfrenten, sociale zekerheidsuitkeringen en alimentatieuitkeringen
1. a) Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, para- graaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een verdragsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, alsmede lijfrenten en uitkeringen - al dan niet periodiek - uit pensioensparen, pensioenfondsen en groepsverzekerin- gen betaald aan een inwoner van een verdragsluitende Staat, slechts in die Staat belastbaar.
b) Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere verdragslui- tende Staat zijn slechts in de laatstbedoelde Staat belastbaar.
2. Niettegenstaande het bepaalde in paragraaf 1, mag een daar bedoeld inkomstenbestanddeel ook worden belast in de verdragslui- tende Staat waaruit dit inkomstenbestanddeel afkomstig is, overeen- komstig de wetgeving van die Staat, indien en voor zover :
a) wat betreft inkomstenbestanddelen als bedoeld in paragraaf 1, subparagraaf a), de aanspraak op dat inkomstenbestanddeel in de verdragsluitende Staat waaruit het afkomstig is van belasting is vrijgesteld, dan wel de bijdragen die daarvoor zijn betaald aan het pensioenfonds, pensioenspaarfonds of de vennootschap die het inkom- stenbestanddeel verschuldigd is, in het verleden bij het bepalen van het in die Staat belastbare inkomen in aftrek zijn gebracht, dan wel anderszins in het verleden in die Staat in aanmerking zijn gekomen voor fiscale facilie¨ ring; en
Article 16 Dirigeants de socie´te´s
1. Les re´mu ne´rations qu’une personne qui est un re´sident d’un Etat contractant rec¸oit d’une socie´te´ qui est un re´sident de l’autre Etat contractant en raison de l’exercice d’un mandat ou de fonctions d’administrateur, de ge´rant, de liquidateur ou en raison de l’exercice de fonctions qui, en vertu de la le´gislation de cet autre Etat, sont conside´re´es comme des fonctions analogues sont imposables dans cet autre Etat.
2. Les re´mu ne´rations qu’une personne qui est un re´sident d’un Etat contractant rec¸oit d’une socie´te´ qui est un re´sident de l’autre Etat contractant en raison de l’exercice - en dehors du cadre d’un emploi salarie´ - d’une activite´ ou d’une fonction dirigeante de gestion journalie`re, d’ordre commercial, technique ou financier sont imposables dans cet autre Etat.
3. Les re´mu ne´rations qu’une personne qui est un re´sident d’un Etat contractant rec¸oit d’une socie´te´ qui est un re´sident de l’autre Etat contractant en raison de l’exercice - en dehors du cadre d’un emploi salarie´ - d’activite´s autres que celles vise´es aux paragraphes 1er et 2 sont imposables dans cet autre Etat.
4. Nonobstant les dispositions des paragraphes 2 et 3, les re´mu ne´ra- tions vise´es dans ces paragraphes qu’une personne rec¸oit en raison de l’exercice de telles activite´s dans un e´tablissement stable situe´ dans l’Etat contractant autre que celui dont la socie´te´ est un re´sident et qui sont supporte´es par cet e´tablissement stable sont imposables dans cet autre Etat.
Article 17 Artistes et sportifs
1. Nonobstant les dispositions des articles 14 et 15, les revenus qu’un re´sident d’un Etat contractant tire de ses activite´s personnelles exerce´es dans l’autre Etat contractant en tant qu’artiste du spectacle, tel qu’un artiste de the´aˆtre, de cine´ma, de la radio ou de la te´le´vision, ou qu’un musicien, ou en tant que sportif, sont imposables dans cet autre Etat.
2. Lorsque les revenus d’activite´s qu’un artiste du spectacle ou un sportif exerce personnellement et en cette qualite´ sont attribue´s non pas a` l’artiste ou au sportif lui-meˆme mais a` une autre personne, ces revenus sont imposables, nonobstant les dispositions des articles 7, 14 et 15, dans l’Etat contractant ou` les activite´s de l’artiste ou du sportif sont exerce´es.
3. Les dispositions des paragraphes 1 er et 2 ne s’appliquent pas si les activite´s exerce´es dans un Etat contractant sont finance´es pour une large part au moyen de fonds publics de l’autre Etat contractant ou de l’une de ses subdivisions politiques ou collectivite´s locales. Dans ce cas, les revenus tire´s de ces activite´s ne sont imposables que dans cet autre Etat contractant.
Article 18
Pensions, rentes, allocations de se´curite´ sociale et rentes alimentaires
1. a) Sous re´serve des dispositions de l’article 19, paragraphe 2, les pensions et autres re´mu ne´rations similaires, paye´es a` un re´sident d’un Etat contractant au titre d’un emploi ante´rieur, ainsi que les rentes et allocations – pe´riodiques ou non – provenant de l’e´pargne-pension, de fonds de pension et d’assurances de groupe, qui sont paye´es a` un re´sident d’un Etat contractant, ne sont imposables que dans cet Etat.
b) Les pensions et autres allocations, pe´riodiques ou non, paye´es en exe´cution de la le´gislation sociale d’un Etat contractant a` un re´sident de l’autre Etat contractant ne sont imposables que dans ce dernier Etat.
2. Nonobstant les dispositions du paragraphe 1er, un e´le´ment de revenu vise´ dans ce paragraphe est aussi imposable dans l’Etat contractant d’ou` il provient et selon la le´gislation de cet Etat si et dans la mesure ou` :
a) en ce qui concerne les e´le´ments de revenu vise´s au paragraphe 1, a, le droit a` cet e´le´ment de revenu a e´te´ exempte´ d’impoˆt dans l’Etat contractant d’ou` il provient, ou les cotisations paye´es a` ce titre au fonds de pension, au fonds d’e´pargne-pension ou a` la socie´te´ de´bitrice de cet e´le´ment de revenu ont e´te´ par le passe´, soit de´d uites lors de la de´termination du revenu imposable dans cet Etat, soit prises en conside´ration pour l’octroi d’un autre avantage fiscal dans cet Etat; et
b) wat betreft inkomstenbestanddelen als bedoeld in paragraaf 1, subparagrafen a en b, dat inkomstenbestanddeel in de verdragsluitende Staat waarvan de genieter ervan inwoner is niet tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief voor inkomsten verkregen uit niet zelfstandige beroepen, dan wel het brutobedrag van dit inkomstenbe- standdeel voor minder dan 90 percent, in de belastingheffing wordt betrokken.
Het vorenstaande is echter uitsluitend van toepassing indien het totale brutobedrag van de inkomstenbestanddelen die op grond van het vorenstaande in de verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, belastbaar zouden zijn, in het kalenderjaar een bedrag van
25.000 euro te boven gaat.
3. Niettegenstaande het bepaalde in de paragrafen 1 en 2, mag een in paragraaf 1 bedoeld pensioen, andere soortgelijke beloning, lijfrente of uitkering, indien dit pensioen of deze andere soortgelijke beloning, lijfrente of uitkering geen periodiek karakter draagt en uitbetaling plaatsvindt vo´o´ r de datum waarop dit pensioen of deze andere soortgelijke beloning, lijfrente of uitkering in zou moeten gaan, ook in de verdragsluitende Staat waaruit dit pensioen of deze andere soort- gelijke beloning, lijfrente of uitkering afkomstig is worden belast.
4. Een in paragraaf 1, subparagraaf a) bedoeld inkomstenbestanddeel wordt geacht afkomstig te zijn uit een verdragsluitende Staat indien en voorzover de aanspraak op dit inkomstenbestanddeel, dan wel de daarmee samenhangende bijdragen aan dit inkomstenbestanddeel in die Staat in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale facilie¨ ring. De ingevolge dit artikel aan een verdragsluitende Staat toegekende heffingsrechten worden op geen enkele wijze beperkt door de over- dracht van een in paragraaf 1 bedoeld inkomstenbestanddeel van een in een verdragsluitende Staat gevestigd pensioenfonds, pensioenspaar- fonds of vennootschap naar een in een andere staat gevestigd pensioenfonds, pensioenspaarfonds of vennootschap.
5. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van paragraaf
2. Daarin wordt tevens geregeld welke gegevens de inwoner van een verdragsluitende Staat ten behoeve van een juiste toepassing van het Verdrag in de andere verdragsluitende Staat moet overleggen, met name om te kunnen vaststellen of al dan niet voldaan is aan de omstandigheden als bedoeld in paragraaf 2.
6. Niettegenstaande de paragrafen 1, 2 en 3 mogen uitkeringen, die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een verdragsluitende Staat aan een in die Staat in dienstbetrekking werkzame natuurlijke persoon die inwoner is van de andere verdrag- sluitende Staat, omdat die natuurlijke persoon vanwege ziekte, gedeel- telijke arbeidsongeschiktheid of overtolligheid die dienstbetrekking niet of niet volledig daadwerkelijk kan vervullen, voor een periode van maximaal 1 jaar, dan wel zoveel langer als de natuurlijke persoon nog beloningen geniet ter zake van het daadwerkelijk vervullen van bedoelde dienstbetrekking, worden belast in de verdragsluitende Staat waarin de beloningen genoten ter zake van de daadwerkelijk vervulde dienstbetrekking mogen worden belast.
7. De uitdrukking « lijfrente » betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, inge- volge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.
8. Alimentatieuitkeringen en andere soortgelijke betalingen afkom- stig uit een verdragsluitende Staat en die worden betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende Staat, zijn slechts belastbaar in die andere Staat. De uitdrukking « alimentatieuitkeringen en andere soortgelijke betalingen » als bedoeld in deze paragraaf betekent periodieke uitkeringen ingevolge een wettelijke verplichting tot onder- houd of ingevolge een schriftelijke overeenkomst tot scheiding, dan wel een afkoopsom in plaats daarvan.
Artikel 19
Overheidsfuncties
1. a) Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een verdragsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.
b) Die lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere verdragsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :
1˚ onderdaan is van die Staat, of
2˚ niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
b) en ce qui concerne les e´le´ments de revenu vise´s au paragraphe 1, a et b, cet e´le´ment de revenu n’est pas soumis, dans l’Etat contractant dont le be´ne´ficiaire est un re´sident, au taux d’imposition ge´ne´ralement applicable aux revenus de professions de´pen dantes ou moins de 90 pour cent du montant brut de cet e´le´ment de revenu est soumis a` l’impoˆt dans cet Etat.
Les dispositions qui pre´ce`dent ne s’appliquent toutefois que lorsque le montant brut total des e´le´ments de revenu qui, en vertu des dispositions qui pre´ce`dent, seraient imposables dans l’Etat contractant d’ou` ils proviennent, exce`de au cours de l’anne´e civile un montant de
25.000 euros.
3. Nonobstant les dispositions des paragraphes 1 er et 2, une pension ou une autre re´mu ne´ration, rente ou allocation similaire vise´e au paragraphe 1er est aussi imposable dans l’Etat contractant d’ou` elle provient si cette pension ou cette autre re´mu ne´ration, rente ou allocation similaire n’a pas un caracte`re pe´riodique et si le paiement a lieu avant la date a` laquelle cette pension ou cette autre re´mu ne´ration, rente ou allocation similaire devrait prendre cours.
4. Un e´le´ment de revenu vise´ au paragraphe 1er, a, est conside´re´ comme provenant d’un Etat contractant si et dans la mesure ou` le droit a` cet e´le´ment de revenu ou les cotisations y relatives ont e´te´ pris en conside´ration pour l’octroi d’un avantage fiscal dans cet Etat. Les pouvoirs d’imposition attribue´s a` un Etat contractant conforme´ment aux dispositions du pre´sent article ne sont en aucune fac¸on limite´s par le transfert d’un e´le´ment de revenu vise´ au paragraphe 1er d’un fonds de pension, d’un fonds d’e´pargne-pension ou d’une socie´te´ e´tabli dans un Etat contractant a` un fonds de pension, un fonds d’e´pargne-pension ou une socie´te´ e´tabli dans un autre Etat.
5. Les autorite´s compe´tentes des Etats contractants re`glent d’un commun accord les modalite´s d’application du paragraphe 2. Elles de´terminent en meˆme temps les donne´es a` fournir par un re´sident d’un Etat contractant aux fins d’une application correcte de la Convention dans l’autre Etat contractant, notamment en vue de de´terminer si les conditions de´finies au paragraphe 2 sont ou non remplies.
6. Nonobstant les dispositions des paragraphes 1 er, 2 et 3, les allocations paye´es en exe´cution de la le´gislation sociale d’un Etat contractant a` une personne physique qui exerce un emploi salarie´ dans cet Etat et qui est un re´sident de l’autre Etat contractant, parce que cette personne physique, en raison d’une maladie, d’une incapacite´ partielle de travail ou parce qu’elle est en surnombre, n’est pas a` meˆme d’exercer effectivement ou comple`tement cet emploi, sont imposables, pendant une pe´riode maximale d’un an ou aussi longtemps que la personne physique continue a` percevoir des re´mu ne´rations au titre de l’exercice effectif de cet emploi, dans l’Etat contractant ou` les re´mu ne´rations perc¸ ues au titre de l’emploi effectivement exerce´ sont imposables.
7. Le terme « rente » de´signe une somme pre´de´termine´e, payable pe´riodiquement a` e´che´ances fixes, la vie durant ou pendant un laps de temps de´termine´ ou de´terminable, en vertu d’un engagement d’effec- tuer les paiements en e´change d’une pleine et ade´quate contre-valeur en argent ou en son e´quivalent.
8. Les rentes alimentaires et autres paiements similaires provenant d’un Etat contractant et paye´s a` un re´sident de l’autre Etat contractant ne sont imposables que dans cet autre Etat. L’expression « rentes alimentaires et autres paiements similaires » de´signe, aux fins du pre´sent paragraphe, les paiements pe´riodiques effectue´s en vertu d’une obligation le´gale d’entretien ou d’une convention e´crite de se´paration ou de divorce, ainsi que les capitaux en tenant lieu.
Article 19
Fonctions publiques
1. a) Les salaires, traitements et autres re´mu ne´rations similaires, autres que les pensions, paye´s par un Etat contractant ou l’une de ses subdivisions politiques ou collectivite´s locales a` une personne physi- que, au titre de services rendus a` cet Etat ou a` cette subdivision ou collectivite´, sont imposables dans cet Etat.
b) Toutefois, ces salaires, traitements et autres re´mu ne´rations similai- res ne sont imposables que dans l’autre Etat contractant si les services sont rendus dans cet Etat et si la personne physique est un re´sident de cet Etat qui :
1˚ posse`de la nationalite´ de cet Etat, ou
2˚ n’est pas devenu un re´sident de cet Etat a` seule fin de rendre les services.
2. a) Pensioenen door een verdragsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere verdragsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
3. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 zijn van toepassing op lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, en op pensioe- nen, betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door een verdragsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.
Artikel 20 Leraren en studenten
1. Beloningen, van welke aard ook, xxx xxxxxxxxxxx en andere leden van het onderwijzend personeel, die inwoner zijn van een verdragslui- tende Staat en in de andere verdragsluitende Staat verblijven om aldaar aan een universiteit of een andere officieel erkende onderwijsinrichting, onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden, zijn in die andere Staat vrijgesteld van belasting gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar vanaf de datum van de feitelijke aanvang van die functie door die personen in de andere Staat.
2. Xxxxxxxxx 0 is niet van toepassing op inkomsten uit het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.
3. Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die inwoner is, of onmiddellijk vo´o´ r zijn bezoek aan een verdragsluitende Staat inwoner was, van de andere verdragsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
2. a) Les pensions paye´es par un Etat contractant ou l’une de ses subdivisions politiques ou collectivite´s locales, soit directement soit par pre´le`vement sur des fonds qu’ils ont constitue´s, a` une personne physique, au titre de services rendus a` cet Etat ou a` cette subdivision ou collectivite´, sont imposables dans cet Etat.
b) Toutefois, ces pensions ne sont imposables que dans l’autre Etat contractant si la personne physique est un re´sident de cet Etat et en posse`de la nationalite´.
3. Les dispositions des articles 15, 16, 17 et 18 s’appliquent aux salaires, traitements et autres re´mu ne´rations similaires ainsi qu’aux pensions paye´s au titre de services rendus dans le cadre d’une activite´ industrielle ou commerciale exerce´e par un Etat contractant ou l’une de ses subdivisions politiques ou collectivite´s locales.
Article 20 Professeurs et e´tu diants
1. Les re´mu ne´rations quelconques des professeurs et autres membres du personnel enseignant, re´sidents d’un Etat contractant, qui se´jour- nent dans l’autre Etat contractant pour y enseigner ou s’y livrer a` des recherches scientifiques dans une universite´ ou une autre institution d’enseignement officiellement reconnue, sont exempte´es d’impoˆt dans cet autre Etat pendant une pe´riode n’exce´dant pas deux anne´es a` compter de la date a` laquelle ces personnes commencent effectivement a` exercer cette fonction dans l’autre Etat.
2. Le paragraphe 0xx ne s’applique pas aux revenus provenant de travaux de recherche scientifique, lorsque ces travaux sont entrepris non dans l’inte´reˆt ge´ne´ral mais principalement au profit personnel d’une ou plusieurs personnes de´termine´es.
3. Les sommes qu’un e´tu diant ou un stagiaire qui est, ou qui e´tait imme´diatement avant de se rendre dans un Etat contractant, un re´sident de l’autre Etat contractant et qui se´journe dans le premier Etat a` seule fin d’y poursuivre ses e´tu des ou sa formation, rec¸oit pour couvrir ses frais d’entretien, d’e´tu des ou de formation ne sont pas imposables dans cet Etat, a` condition que ces sommes proviennent de sources situe´es en dehors de cet Etat.
Artikel 21
Andere inkomsten
1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een verdragsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag worden behandeld en die in die Staat zijn belast, slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een verdragsluitende Staat, in de andere verdragslui- tende Staat een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep met behulp van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
HOOFDSTUK IV. — Belastingheffing naar het vermogen
Artikel 22 Vermogen
1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een verdragsluitende Staat bezit en die in de andere verdragsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.
2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast.
3. Vermogen bestaande uit schepen, binnenschepen en luchtvaartui- gen die in internationaal verkeer worden gee¨xploiteerd, alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, binnensche- pen of luchtvaartuigen worden gebruikt, is slechts belastbaar in de verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Het bepaalde van artikel 8, paragraaf 3 vindt hierbij toepassing.
4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een verdragsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
Article 21
Autres revenus
1. Les e´le´ments du revenu d’un re´sident d’un Etat contractant, d’ou` qu’ils proviennent, qui ne sont pas traite´s dans les articles pre´ce´dents de la pre´sente Convention et qui sont impose´s dans cet Etat ne sont imposables que dans cet Etat.
2. La disposition du paragraphe 1er ne s’applique pas aux revenus autres que les revenus provenant de biens immobiliers tels qu’ils sont de´finis a` l’article 6, paragraphe 2, lorsque le be´ne´ficiaire de tels revenus, re´sident d’un Etat contractant, exerce dans l’autre Etat contractant, soit une activite´ industrielle ou commerciale par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable qui y est situe´, soit une profession inde´pen dante au moyen d’une base fixe qui y est situe´e, et que le droit ou le bien ge´ne´rateur des revenus s’y rattache effectivement. Dans ce cas, les dispositions de l’article 7 ou de l’article 14, suivant les cas, sont applicables.
CHAPITRE IV. — Imposition de la fortune
Article 22 Fortune
1. La fortune constitue´e par des biens immobiliers vise´s a` l’article 6, que posse`de un re´sident d’un Etat contractant et qui sont situe´s dans l’autre Etat contractant, est imposable dans cet autre Etat.
2. La fortune constitue´e par des biens mobiliers qui font partie de l’actif d’un e´tablissement stable qu’une entreprise d’un Etat contractant a dans l’autre Etat contractant, ou par des biens mobiliers qui appartiennent a` une base fixe dont un re´sident d’un Etat contractant dispose dans l’autre Etat contractant pour l’exercice d’une profession inde´pen dante, est imposable dans cet autre Etat.
3. La fortune constitue´e par des navires, des bateaux servant a` la navigation inte´rieure et des ae´ronefs exploite´s en trafic international, ainsi que par des biens mobiliers affecte´s a` l’exploitation de ces navires, bateaux ou ae´ronefs, n’est imposable que dans l’Etat contractant ou` le sie`ge de direction effective de l’entreprise est situe´. A cet e´gard, les dispositions de l’article 8, paragraphe 3, sont applicables.
4. Tous les autres e´le´ments de la fortune d’un re´sident d’un Etat contractant ne sont imposables que dans cet Etat.
HOOFDSTUK V
Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden
Artikel 23
1. In Belgie¨ wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van Belgie¨ inkomsten verkrijgt, andere dan dividenden, interest of royalty’s als zijn bedoeld in artikel 12, para- graaf 5, of bestanddelen van een vermogen bezit die ingevolge de bepalingen van dit Verdrag, in Nederland zijn belast, stelt Belgie¨ deze inkomsten of deze bestanddelen van vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag Belgie¨ het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld.
b) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van Belgie¨ inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividen- den die niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subpa- ragraaf c hierna, uit interest of uit royalty’s als zijn bedoeld in artikel 12, paragraaf 5, de op die inkomsten geheven Nederlandse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.
c) Dividenden die een vennootschap die inwoner is van Belgie¨ verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Nederland, worden in Belgie¨ vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
d) Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van Belgie¨ in een in Nederland gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in Belgie¨ volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf a) in Belgie¨ niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Nederland door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.
2. In Nederland wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen of het vermogen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in Belgie¨ mogen worden belast.
b) Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die volgens arti- kel 6, artikel 7, artikel 10, paragrafen 5 en 7, artikel 11, paragraaf 5, artikel 12, paragraaf 3, artikel 13, paragrafen 1 en 2, artikel 14, artikel 15, paragraaf 1, artikel 18, paragrafen 2, 3 en 6, artikel 19, paragraaf 1, subparagraaf a, en paragraaf 2, subparagraaf a, artikel 21, paragraaf 2, en artikel 22, paragrafen 1 en 2, van dit Verdrag in Belgie¨ mogen worden belast en die in de in paragraaf 2, subparagraaf a, bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze bestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde bestanddelen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen of het vermogen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
c) Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragraaf 2, artikel 16 en artikel 17 van dit Verdrag in Belgie¨ mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in paragraaf 2, subparagraaf a, bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting.
d) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2, subparagraaf b verleent Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in Belgie¨ betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, artikel 10, paragraaf 5, artikel 11, paragraaf 5, artikel 12, paragraaf 3, artikel 14, en artikel 21, paragraaf 2, van dit Verdrag in Belgie¨ mogen worden belast, voorzover deze bestanddelen in de in paragraaf 2, subparagraaf a), bedoelde grondslag zijn begrepen, indien en voor zover Nederland volgens de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent
CHAPITRE V
Me´thodes pour e´liminer la double imposition
Article 23
1. En ce qui concerne la Belgique, la double imposition est e´vite´e de la manie`re suivante :
a) Lorsqu’un re´sident de la Belgique rec¸oit des revenus, autres que des dividendes, des inte´reˆts ou des redevances vise´es a` l’article 12, paragraphe 5, ou posse`de des e´le´ments de fortune qui sont impose´s aux Pays-Bas conforme´ment aux dispositions de la pre´sente Convention, la Belgique exempte de l’impoˆt ces revenus ou ces e´le´ments de fortune, mais elle peut, pour calculer le montant de ses impoˆts sur le reste du revenu ou de la fortune de ce re´sident, appliquer le meˆme taux que si les revenus ou les e´le´ments de fortune en question n’avaient pas e´te´ exempte´s.
b) Sous re´serve des dispositions de la le´gislation belge relatives a` l’imputation sur l’impoˆt belge des impoˆts paye´s a` l’e´tranger, lorsqu’un re´sident de la Belgique rec¸oit des e´le´ments de revenu qui sont compris dans son revenu global soumis a` l’impoˆt belge et qui consistent en dividendes non exempte´s d’impoˆt belge en vertu du c ci-apre`s, en inte´reˆts ou en redevances vise´es a` l’article 12, paragraphe 5, l’impoˆt ne´xxxxx xxxx perc¸ u sur ces revenus est impute´ sur l’impoˆt belge affe´rent auxdits revenus.
c) Les dividendes qu’une socie´te´ qui est un re´sident de la Belgique rec¸oit d’une socie´te´ qui est un re´sident des Pays-Bas sont exempte´s de l’impoˆt des socie´te´s en Belgique, dans les conditions et limites pre´vues par la le´gislation belge.
d) Lorsque, conforme´ment a` la le´gislation belge, des pertes subies par une entreprise exploite´e par un re´sident de la Belgique dans un e´tablissement stable situe´ aux Pays-Bas ont e´te´ effectivement de´d uites des be´ne´fices de cette entreprise pour son imposition en Belgique, l’exemption pre´vue au a) ne s’applique pas en Belgique aux be´ne´fices d’autres pe´riodes imposables qui sont imputables a` cet e´tablissement, dans la mesure ou` ces be´ne´fices ont aussi e´te´ exempte´s d’impoˆt aux Pays-Bas en raison de leur compensation avec lesdites pertes.
2. En ce qui concerne les Pays-Bas, la double imposition est e´vite´e de la manie`re suivante :
a) Les Pays-Bas peuvent, lors de l’imposition de leurs re´sidents, inclure dans la base imposable les e´le´ments du revenu ou de la fortune qui, conforme´ment aux dispositions de la pre´sente Convention, sont imposables en Belgique.
b) Toutefois, lorsqu’un re´sident des Pays-Bas rec¸oit des e´le´ments de revenu ou posse`de des e´le´ments de fortune qui sont imposables en Belgique conforme´ment aux dispositions de l’article 6, de l’article 7, de l’article 10, paragraphes 5 et 7, de l’article 11, paragraphe 5, de l’article 12, paragraphe 3, de l’article 13, paragraphes 1 er et 2, de l’article 14, de l’article 15, paragraphe 1, de l’article 18, paragraphes 2, 3 et 6, de l’article 19, paragraphe 1, a, et paragraphe 2, a, de l’article 21, paragraphe 2, et de l’article 22, paragraphes 1er et 2, de la pre´sente Convention, et qui sont compris dans la base imposable vise´e au xxxxxxxxxx 0, x), xxx Xxxx-Xxx exemptent ces e´le´ments de revenu ou de fortune en accordant une re´d uction de leur impoˆt. Cette re´d uction est calcule´e conforme´ment aux dispositions de la le´gislation ne´xxxxx xxxxx visant a` e´viter la double imposition. A cette fin, les e´le´ments de revenu ou de fortune pre´cite´s sont cense´s eˆtre compris dans les e´le´ments de revenu ou de fortune qui sont exempte´s d’impoˆt ne´xxxxx xxxx en vertu de ces dispositions.
c) Les Pays-Bas accordent en outre, sur l’impoˆt ne´xxxxx xxxx ainsi calcule´, une de´d uction pour les e´le´ments de revenu qui sont imposables en Belgique conforme´ment aux dispositions de l’article 10, paragra- phe 2, de l’article 11, paragraphe 2, de l’article 16 et de l’article 17 de la pre´sente Convention, dans la mesure ou` ces e´le´ments de revenu sont compris dans la base imposable vise´e au paragraphe 2, a). Le montant de cette de´d uction est calcule´ conforme´ment aux dispositions de la le´gislation ne´xxxxx xxxxx visant a` e´viter la double imposition.
d) Nonobstant les dispositions du paragraphe 2, b, les Pays-Bas accordent, au titre de l’impoˆt paye´ en Belgique sur les e´le´ments de revenu qui sont imposables en Belgique conforme´ment aux disposi- tions de l’article 7, de l’article 10, paragraphe 5, de l’article 11, paragraphe 5, de l’article 12, paragraphe 3, de l’article 14 et de l’article 21, paragraphe 2, de la pre´sente Convention et dans la mesure ou` ces e´le´ments de revenu sont compris dans la base imposable vise´e au paragraphe 2, a une de´d uction sur l’impoˆt ne´xxxxx xxxx, si et dans la mesure ou` les Pays-Bas, en vertu des dispositions de la le´gislation
op de Nederlandse belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek is de bepaling van subparagraaf c) van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.
3. Indien een inwoner van een van de verdragsluitende Staten interest als bedoeld in artikel 11, paragraaf 8, geniet, die in overeen- stemming met artikel 11, paragraaf 8, in de andere verdragsluitende Staat mag worden belast, staat die andere verdragsluitende Staat van zijn belasting op die inkomsten een aftrek toe. Het bedrag van die aftrek is gelijk aan de belasting die in eerstgenoemde verdragsluitende Staat
op de genoemde inkomsten is geheven, maar bedraagt in geen geval meer dan dat deel van de in de andere verdragsluitende Staat geheven belasting zoals berekend voordat de aftrek is toegestaan, dat toereken- baar is aan die interest.
HOOFDSTUK VI
Bijzondere bepalingen
Artikel 24
Werkzaamheden buitengaats
1. De bepalingen van dit artikel vinden toepassing niettegenstaande enigerlei andere bepalingen van dit Verdrag. Dit artikel is echter niet van toepassing indien werkzaamheden buitengaats van een persoon voor die persoon een vaste inrichting vormen ingevolge de bepalingen van artikel 5 of een vaste basis waarop de bepalingen van artikel 14 toepassing vinden.
2. In dit artikel betekent de uitdrukking « werkzaamheden buiten- gaats » werkzaamheden die buitengaats worden verricht in verband met de exploratie of exploitatie van de in een verdragsluitende Staat gelegen zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen.
3. Een onderneming van een verdragsluitende Staat die in de andere verdragsluitende Staat werkzaamheden buitengaats verricht wordt,
onder voorbehoud van paragraaf 4 van dit artikel, geacht ter zake van die werkzaamheden in de andere Staat een bedrijf uit te oefenen met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, tenzij de desbetref- fende werkzaamheden buitengaats in de andere Staat worden verricht ged urende een tijdvak of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een totaal van 30 dagen niet te boven gaan.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt :
a) indien een vennootschap in de andere verdragsluitende Staat werkzaamheden buitengaats verricht en verbonden is met een andere vennootschap, welke andere vennootschap als onderdeel van hetzelfde project dezelfde werkzaamheden buitengaats voortzet die worden of werden uitgevoerd door de eerstbedoelde vennootschap, en de hier- voor bedoelde door beide vennootschappen verrichte activiteiten bij elkaar opgeteld een tijdvak van 30 dagen te boven gaan, iedere vennootschap geacht haar werkzaamheden uit te oefenen gedurende een tijdvak dat 30 dagen in een tijdvak van twaalf maanden te boven gaat;
b) een vennootschap geacht verbonden te zijn met een andere vennootschap indien de een onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van de andere vennootschap bezit of indien een persoon onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van beide vennootschappen bezit.
4. Voor de toepassing van paragraaf 3 van dit artikel wordt de uitdrukking « werkzaamheden buitengaats » evenwel geacht niet te
omvatten :
a) een van de activiteiten of een combinatie daarvan als genoemd in artikel 5, paragraaf 4;
b) sleep- of ankerwerkzaamheden door schepen die in de eerste plaats voor dat doel zijn ontworpen alsmede andere door zulke schepen verrichte activiteiten;
c) het vervoer van voorraden of personeel door schepen, binnensche- pen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer.
5. Een inwoner van een verdragsluitende Staat die in het kader van een zelfstandig beroep of van andere werkzaamheden van zelfstandige aard in de andere verdragsluitende Staat werkzaamheden buitengaats verricht, wordt geacht deze werkzaamheden te verrichten vanuit een vaste basis in de andere verdragsluitende Staat indien de desbetref- fende werkzaamheden buitengaats een aaneengesloten tijdvak van 30 dagen of meer beslaan.
ne´xxxxx xxxxx visant a` e´viter la double imposition, accordent une de´d uction sur l’impoˆt ne´xxxxx xxxx au titre de l’impoˆt perc¸ u dans un autre pays sur ces e´le´ments de revenu. Pour le calcul de cette de´d uction, la disposition du c) du pre´sent paragraphe s’applique mutatis mutandis.
3. Lorsqu’un re´sident de l’un des Etats contractants perc¸oit des inte´reˆts vise´s a` l’article 11, paragraphe 8, qui, conforme´ment a` l’article 11, paragraphe 8, sont imposables dans l’autre Etat contractant, cet autre Etat contractant accorde une de´d uction sur l’impoˆt qu’il perc¸oit sur ces revenus. Le montant de cette de´d uction est e´gal a` l’impoˆt perc¸ u sur ces revenus dans le premier Etat contractant mais ne peut en aucun cas exce´der la fraction de l’impoˆt perc¸ u dans l’autre Etat contractant, calcule´ avant l’octroi de la de´d uction, qui est imputable a` ces inte´reˆts.
CHAPITRE VI
Dispositions spe´ciales
Article 24 Activite´s en mer
1. Les dispositions du pre´sent article s’appliquent nonobstant toute autre disposition de la pre´sente Convention. Toutefois, le pre´sent article ne s’applique pas lorsque les activite´s en mer exerce´es par une personne constituent pour cette personne un e´tablissement stable selon les dispositions de l’article 5 ou une base fixe a` laquelle les dispositions de l’article 14 sont applicables.
2. Dans le pre´sent article, l’expression « activite´s en mer » de´signe les activite´s exerce´es en mer qui ont trait a` l’exploration ou a` l’exploitation du lit de la mer, de son sous-sol et de leurs ressources naturelles situe´s dans un Etat contractant.
3. Une entreprise d’un Etat contractant qui exerce des activite´s en mer dans l’autre Etat contractant est, sous re´serve du paragraphe 4 du pre´sent article, conside´re´e, pour ce qui concerne ces activite´s, comme exerc¸ant une activite´ industrielle ou commerciale dans cet autre Etat par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable y situe´, a` moins que ces activite´s en mer ne soient exerce´es dans l’autre Etat pendant une pe´riode ou des pe´riodes n’exce´dant pas au total 30 jours au cours d’une pe´riode de douze mois.
Pour l’application du pre´sent paragraphe :
a) lorsqu’une socie´te´ exerce des activite´s en mer dans l’autre Etat contractant et qu’elle est associe´e a` une autre socie´te´, laquelle autre socie´te´ poursuit dans le cadre du meˆme projet les meˆmes activite´s en mer que celles qui sont ou qui e´taient exerce´es par la premie`re socie´te´, et que la dure´e cumule´e des activite´s pre´cite´es exerce´es par les deux socie´te´s exce`de une pe´riode de 30 jours, chaque socie´te´ est conside´re´e comme exerc¸ant ses activite´s pendant une pe´riode exce´dant 30 jours au cours d’une pe´riode de douze mois;
b) une socie´te´ est conside´re´e comme associe´e a` une autre socie´te´ si une de ces socie´te´s de´tient directement ou indirectement au moins un tiers du capital de l’autre socie´te´ ou si une personne de´tient directement ou indirectement au moins un tiers du capital de chacune des deux socie´te´s.
4. Toutefois, on conside`re, pour l’application du paragraphe 3 du pre´sent article, que l’expression « activite´s en mer » ne comprend pas :
a) chacune des activite´s vise´es a` l’article 5, paragraphe 4, ou l’exercice cumule´ de plusieurs de ces activite´s;
b) les activite´s de remorquage, de poussage ou de touage effectue´es par des navires principalement conc¸ us a` cette fin, ainsi que les autres activite´s effectue´es par ces navires;
c) le transport, en trafic international, d’approvisionnements ou de personnel par des navires, des bateaux servant a` la navigation inte´rieure ou des ae´ronefs.
5. Un re´sident d’un Etat contractant qui, dans le cadre d’une profession inde´pen dante ou d’autres activite´s de caracte`re inde´pen- dant, exerce des activite´s en mer dans l’autre Etat contractant est conside´re´ comme exerc¸ant ces activite´s au moyen d’une base fixe situe´e dans l’autre Etat contractant si ces activite´s en mer sont exerce´es pendant une pe´riode ininterrompue d’au moins 30 jours.
6. Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende Staat ter zake van een dienst- betrekking in verband met werkzaamheden buitengaats die worden verricht met behulp van een vaste inrichting in de andere verdragslui- tende Staat, mogen, voor zover de dienstbetrekking in die andere Staat buitengaats wordt uitgeoefend, in die andere Staat worden belast.
7. Indien aan de hand van bewijsstukken wordt aangetoond dat over de inkomstenbestanddelen die ingevolge artikel 7 en artikel 14 in verband met paragraaf 3, onderscheidenlijk paragraaf 5 van dit artikel en ingevolge paragraaf 6 van dit artikel in de ene verdragslui- tende Staat mogen worden belast, in die Staat belasting is betaald, verleent de andere verdragsluitende Staat een vrijstelling of verminde- ring van zijn belasting, die wordt berekend overeenkomstig de regels die zijn neergelegd in artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a), onder- scheidenlijk paragraaf 2, subparagraaf b).
Artikel 25
Instellingen voor collectieve belegging in effecten
1. Een instelling voor collectieve belegging in effecten (I.C.B.E.) die geen rechtspersoon is en die is gelegen in een verdragsluitende Staat waar zij niet is onderworpen aan een belasting bedoeld in artikel 2, paragraaf 3, subparagraaf a, 2˚ of paragraaf 3, xxxxxxxxxxxx x, 0x, die dividenden of interest verkrijgt die afkomstig zijn uit de andere verdragsluitende Staat, kan in plaats van de individuele deelgerechtig- den in de I.C.B.E., die inwoner zijn van de eerstbedoelde verdragslui- tende Staat, zelf een aanvraag indienen voor de in het Verdrag voorziene belastingverminderingen, -vrijstellingen of andere voordelen voor de individuele deelgerechtigden.
Niettegenstaande het bovenstaande, kan de aldaar bedoelde I.C.B.E., indien ten minste 75 percent van de bewijzen van deelgerechtigdheid in die I.C.B.E. in het bezit is van personen die inwoner zijn van de verdragsluitende Staat waar die I.C.B.E. is gelegen, een beroep doen op de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, subparagraaf b en artikel 11, paragraaf 2.
2. Alleen indien en voor zover die I.C.B.E. in de gevallen bedoeld in de paragraaf 1 niet zelf de voordelen van het Verdrag claimt, kan een persoon die deelneemt in die I.C.B.E. in de verdragsluitende Staat waaruit het inkomen afkomstig is een beroep doen op verdragsvoor- delen.
Artikel 26
Non- discriminatie
1. Onderdanen van een verdragsluitende Staat worden in de andere verdragsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandighe- den, in het bijzonder met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een verdragsluitende Staat of van beide verdragsluitende Staten.
2. Natuurlijke personen die inwoner zijn van een van de verdrag- sluitende Staten en die voordelen of inkomsten uit de andere verdrag- sluitende Staat verkrijgen die ingevolge de bepalingen van hoofdstuk III van dit Verdrag ter heffing aan die andere Staat zijn toegewezen, hebben bij de belastingheffing in laatstbedoelde Staat, in de mate waarin die voordelen en inkomsten deel uitmaken van het wereldin- komen, recht op dezelfde persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van burgerlijke staat of samenstelling van het gezin als inwoners van die andere Staat, voor zover zij overigens in gelijke omstandigheden verkeren als inwoners van die Staat.
3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een verdragsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere verdrag- sluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoe- stand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 5, van toepassing zijn, worden interest, royalty’s en andere uitgaven die door een onderneming van een verdragslui- tende Staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.
6. Les salaires, traitements et autres re´mu ne´rations similaires qu’un re´sident d’un Etat contractant rec¸oit au titre d’un emploi salarie´ se rapportant a` des activite´s en mer exerce´es par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable dans l’autre Etat contractant sont imposables dans cet autre Etat dans la mesure ou` l’emploi est exerce´ en mer dans cet autre Etat.
7. S’il est e´tabli a` l’aide de documents probants qu’un impoˆt a e´te´ paye´ dans un Etat contractant sur les e´le´ments de revenu qui sont imposables dans cet Etat conforme´ment a` l’article 7 et a` l’article 14, combine´s respectivement avec le paragraphe 3 et le paragraphe 5 du pre´sent article, et conforme´ment au paragraphe 6 du pre´sent article, l’autre Etat contractant accorde une exemption ou une re´d uction de son impoˆt, qui est calcule´e conforme´ment aux re`gles de´finies a` l’article 23, paragraphe 1, a), ou paragraphe 2, b).
Article 25
Organismes de placement collectif en valeurs mobilie`res
1. Un organisme de placement collectif en valeurs mobilie`res (O.P.C.V.M.) qui n’est pas une personne morale et qui est e´tabli dans un Etat contractant ou` il n’est pas assujetti a` un impoˆt vise´ a` l’article 2, paragraphe 3, a, 2˚, ou xxxxxxxxxx 0, x, 0x, xxx rec¸oit des dividendes ou des inte´reˆts provenant de l’autre Etat contractant, peut lui-meˆme introduire, en lieu et place des participants individuels de l’O.P.C.V.M. qui sont des re´sidents du premier Etat contractant, une demande en vue d’obtenir pour les participants individuels les re´d uctions ou exemp- tions d’impoˆts ou les autres avantages pre´vus par la Convention.
Nonobstant la disposition qui pre´ce`de, l’O.P.C.V.M. vise´ par cette disposition peut invoquer les dispositions de l’article 10, paragraphe 0, x xx xx x’xxxxxxx 00, xxxxxxxxxx 0, xx xxxxxxxxx xx’xx moins 75 pour cent des parts de cet O.P.C.V.M. soient de´ten ues par des personnes qui sont des re´sidents de l’Etat contractant ou` cet O.P.C.V.M. est e´tabli.
2. Un participant de cet O.P.C.V.M. ne peut revendiquer le be´ne´fice des avantages pre´vus par la Convention dans l’Etat contractant d’ou` proviennent les revenus que si et dans la mesure ou` , dans les cas vise´s au paragraphe 1er, cet O.P.C.V.M. ne demande pas lui-meˆme les avantages pre´vus par la Convention.
Article 26
Non-discrimination
1. Les nationaux d’un Etat contractant ne sont soumis dans l’autre Etat contractant a` aucune imposition ou obligation y relative, qui est autre ou plus lourde que celles auxquelles sont ou pourront eˆtre assujettis les nationaux de cet autre Etat qui se trouvent dans la meˆme situation, notamment au regard de la re´sidence. La pre´sente disposition s’applique aussi, nonobstant les dispositions de l’article 1, aux person- nes qui ne sont pas des re´sidents d’un Etat contractant ou des deux Etats contractants.
2. Les personnes physiques qui sont des re´sidents de l’un des Etats contractants et qui tirent de l’autre Etat contractant des gains ou des revenus dont le pouvoir d’imposition est de´volu a` cet autre Etat en vertu des dispositions du chapitre III de la pre´sente Convention ont droit lors de l’imposition dans ce dernier Etat, dans la mesure ou` ces gains et revenus sont compris dans leur revenu mondial, aux meˆmes de´d uctions personnelles, abattements et re´d uctions en raison de leur e´tat civil ou de leurs charges de famille que les re´sidents de cet autre Etat, pour autant qu’ils se trouvent par ailleurs dans la meˆme situation que les re´sidents de cet Etat.
3. L’imposition d’un e´tablissement stable qu’une entreprise d’un Etat contractant a dans l’autre Etat contractant n’est pas e´tablie dans cet autre Etat d’une fac¸on moins favorable que l’imposition des entreprises de cet autre Etat qui exercent la meˆme activite´. La pre´sente disposition ne peut eˆtre interpre´te´e comme obligeant un Etat contractant a` accorder aux re´sidents de l’autre Etat contractant les de´d uctions personnelles, abattements et re´d uctions d’impoˆt en fonction de la situation familiale ou des charges de famille qu’il accorde a` ses propres re´sidents.
4. A moins que les dispositions de l’article 9, paragraphe 1er, de l’article 11, paragraphe 7 ou de l’article 12, paragraphe 5, ne soient applicables, les inte´reˆts, redevances et autres de´penses paye´s par une entreprise d’un Etat contractant a` un re´sident de l’autre Etat contractant sont de´d uctibles, pour la de´termination des be´ne´fices imposables de cette entreprise, dans les meˆmes conditions que s’ils avaient e´te´ paye´s a` un re´sident du premier Etat. De meˆme, les dettes d’une entreprise
Schulden van een onderneming van een verdragsluitende Staat tegen- over een inwoner van de andere verdragsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.
5. Ondernemingen van een verdragsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, e´e´n of meer inwoners van de andere verdragsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onder- worpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke onder- nemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onder- worpen.
6. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.
7. Bijdragen die door of namens een werknemer natuurlijke persoon zijn betaald ter zake van een pensioenregeling die voor de belasting- heffing is erkend in de andere verdragsluitende Staat dan de verdrag- sluitende Staat waarin die werknemer zijn dienstbetrekking uitoefent, worden gedurende een periode van vijf jaar voor de belastingheffing in de laatstbedoelde Staat op dezelfde wijze behandeld als een bijdrage betaald aan een in die laatstbedoelde Staat voor de belastingheffing erkende pensioenregeling, mits :
a) die werknemer reeds bijdroeg aan de pensioenregeling voordat hij zijn dienstbetrekking in laatstbedoelde Staat ging uitoefenen; en
b) de bevoegde autoriteit van de laatstbedoelde Staat van oordeel is dat de pensioenregeling overeenkomt met een door die Staat voor de belastingheffing erkende pensioenregeling.
Voor de toepassing van deze paragraaf omvat de uitdrukking
« pensioenregeling » mede een pensioenregeling ingevolge de sociale wetgeving van een verdragsluitende Staat.
8. Het recht op kinderbijslag ingevolge de sociale wetgeving van een verdragsluitende Staat wordt voor de toepassing van de belasting- heffing in de andere verdragsluitende Staat gelijkgesteld met het recht op kinderbijslag ingevolge de sociale wetgeving van die Staat.
Artikel 27
Compensatieregeling voor Nederlandse grensarbeiders
1. Aan natuurlijke personen die inwoner zijn van Nederland en uit Belgie¨ beloningen verkrijgen die ingevolge de bepalingen van arti- kel 15, 16, 17 en 18, paragraaf 6, van dit Verdrag ter heffing aan Belgie¨ zijn toegewezen, zal Nederland een vermindering van belasting verlenen, voor zover de som van de verschuldigde Nederlandse en Belgische belasting en de verschuldigde premie als bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen dan wel daarmee vergelijkbare bijdra- gen en premies ingevolge de Belgische sociale zekerheid meer bedraagt dan het bedrag dat aan Nederlandse belasting en premie als bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen zou zijn geheven indien zij die beloningen uit Nederland zouden hebben verkregen en Nederland daarover belasting en premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen zou hebben geheven.
Deze vermindering wordt gerealiseerd door, voor zover nodig, in Belgie¨ verschuldigde belasting en bijdragen en premies sociale zeker- heid, voor zover deze vergelijkbaar zijn met premies die worden geheven ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen, aan te merken als ingehouden Nederlandse loonbelasting en te verrekenen met de in Nederland verschuldigde belasting en premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen.
2. Ten aanzien van natuurlijke personen die inwoner zijn van Nederland en die beloningen verkrijgen die voor het tijdstip waarop de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn, ingevolge de bepalin- gen van paragraaf 3, subparagraaf 1, van artikel 15 van de op 19 oktober 1970 te Brussel getekende Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk Belgie¨ en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, met Protocol, ter heffing aan Nederland waren toege- wezen en die ingevolge de bepalingen van artikel 15 van dit Verdrag ter heffing aan Belgie¨ zijn toegewezen, zal Nederland een netto inkomens- achteruitgang die zij als gevolg van die wijziging in de toedeling van heffingsrechten lijden, compenseren tot het moment waarop die netto inkomensachteruitgang nihil bedraagt of tot het moment waarop zij niet langer zodanige beloningen uit dezelfde dienstbetrekking verkrij- gen.
d’un Etat contractant envers un re´sident de l’autre Etat contractant sont de´d uctibles, pour la de´termination de la fortune imposable de cette entreprise, dans les meˆmes conditions que si elles avaient e´te´ contrac- te´es envers un re´sident du premier Etat.
5. Les entreprises d’un Etat contractant, dont le capital est en totalite´ ou en partie, directement ou indirectement, de´ten u ou controˆle´ par un
ou plusieurs re´sidents de l’autre Etat contractant, ne sont soumises dans le premier Etat a` aucune imposition ou obligation y relative, qui est autre ou plus lourde que celles auxquelles sont ou pourront eˆtre assujetties les autres entreprises similaires du premier Etat.
6. Les dispositions du pre´sent article s’appliquent nonobstant les dispositions de l’article 2, aux impoˆts de toute nature ou de´nomination.
7. Les cotisations paye´es par ou pour le compte d’un travailleur personne physique au titre d’un re´gime de pension qui est reconnu aux fins de l’imposition dans l’Etat contractant autre que l’Etat contractant
ou` ce travailleur exerce son emploi sont, pendant une pe´riode de cinq ans, traite´es aux fins de l’imposition dans le second Etat comme des cotisations paye´es a` un re´gime de pension reconnu aux fins de l’imposition dans ce second Etat, a` condition que :
a) ce travailleur ait cotise´ a` ce re´gime de pension de`s avant sa prise de fonctions dans le second Etat; et
b) l’autorite´ compe´tente du second Etat estime que le re´gime de pension correspond a` un re´gime de pension reconnu aux fins de l’imposition dans cet Etat.
Pour l’application du pre´sent paragraphe, l’expression « re´gime de pension » comprend e´galement un re´gime de pension organise´ conforme´ment a` la le´gislation sociale d’un Etat contractant.
8. Le droit aux allocations familiales de´coulant de la le´gislation sociale d’un Etat contractant est assimile´, pour l’imposition dans l’autre Etat contractant, au droit aux allocations familiales de´coulant de la le´gislation sociale de cet Etat.
Article 27
Re´gime compensatoire pour les travailleurs frontaliers ne´xxxxx xxxx
1. Les personnes physiques qui sont des re´sidents des Pays-Bas et qui tirent de Belgique des re´mu ne´rations dont le pouvoir d’imposition est attribue´ a` la Belgique conforme´ment aux dispositions des articles 15, 16,
17 et 18, paragraphe 6, de la pre´sente Convention be´ne´ficient aux Pays-Bas d’une re´d uction d’impoˆt, dans la mesure ou` la somme de l’impoˆt d uˆ aux Pays-Bas et en Belgique et de la prime due en exe´cution de la « Wet financiering volksverzekeringen » ou des cotisations et primes analogues dues en exe´cution de la se´curite´ sociale belge exce`de le montant de l’impoˆt ne´xxxxx xxxx et de la prime vise´e par la Wet financiering volksverzekeringen qui aurait e´te´ perc¸ u si ces re´mu ne´ra- tions avaient e´te´ tire´es des Pays-Bas et si elles avaient donne´ lieu aux Pays-Bas a` la perception de l’impoˆt et de la prime vise´e par la Wet financiering volksverzekeringen.
Cette re´d uction est obtenue en conside´rant, dans la mesure ne´ces- saire, comme impoˆt ne´xxxxx xxxx sur les salaires retenu a` la source, et en imputant dans la meˆme mesure sur l’impoˆt et la prime vise´e par la Wet financiering volksverzekeringen dus aux Pays-Bas, l’impoˆt et – dans la mesure ou` elles sont analogues aux primes perc¸ ues en exe´cution de la
« Wet financiering volksverzekeringen » - les cotisations et primes de se´curite´ sociale dus en Belgique.
2. En ce qui concerne les personnes physiques qui sont des re´sidents des Pays-Bas et qui perc¸oivent des re´mu ne´rations dont, avant la date de prise d’effet des dispositions de la pre´sente Convention, le pouvoir d’imposition e´tait attribue´ aux Pays-Bas conforme´ment aux disposi- tions de l’article 15, paragraphe 3, 1er, de la Convention entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas tendant a` e´viter les doubles impositions en xxxxx`re d’impoˆts sur le revenu et sur la fortune et a` re´gler certaines autres questions en matie`re fiscale et du Protocole, signe´s a` Bruxelles le
19 octobre 1970, et dont le pouvoir d’imposition est attribue´ a` la Belgique en vertu des dispositions de l’article 15 de la pre´sente Convention, les Pays-Bas compenseront toute perte nette de revenu subie par ces personnes par suite de cette modification de la re´partition des pouvoirs d’imposition et ce, jusqu’au moment ou` cette perte nette de revenu sera e´gale a` ze´ro ou jusqu’au moment ou` ces personnes cesseront de percevoir de telles re´mu ne´rations au titre du meˆme emploi.
Deze compensatie wordt gerealiseerd door, voor zover nodig, in Belgie¨ verschuldigde belasting en bijdragen en premies sociale zeker- heid, voor zover deze vergelijkbaar zijn met premies die worden geheven ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen, aan te merken als ingehouden Nederlandse loonbelasting en te verrekenen met de in Nederland verschuldigde belasting en premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen.
3. Voor de toepassing van paragraaf 2 wordt onder netto inkomens- achteruitgang verstaan het jaarlijks vast te stellen verschil tussen de som van de Nederlandse en Belgische belasting alsmede premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen dan wel daarmee vergelijkbare bijdragen en premies ingevolge de Belgische sociale zekerheid die de in die paragraaf bedoelde natuurlijke persoon met toepassing van de bepalingen van dit Verdrag uiteindelijk verschuldigd is over zijn inkomen, en de som van de hiervoor bedoelde Nederlandse en Belgische belasting en premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen dan wel daarmee vergelijkbare bijdragen en pre- mies ingevolge de Belgische sociale zekerheid die hij daarover verschul- digd zou zijn geweest indien met betrekking tot de in die paragraaf bedoelde beloningen van die natuurlijke persoon de bepalingen van paragraaf 3, subparagraaf 1, van artikel 15 van de op 19 oktober 1970 te Brussel getekende Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk Belgie¨ en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, met Protocol, van toepassing zouden zijn geweest.
4. De bevoegde autoriteiten regelen in onderlinge overeenstemming in welke mate bijdragen en premies sociale zekerheid in Belgie¨ vergelijkbaar zijn met de premie voor de volksverzekeringen in Nederland als bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen.
Artikel 28
Regeling voor onderling overleg
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitende Staat of van beide verdragsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstem- ming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 26, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de verdragsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeen- stemming met de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstem- ming is met het Verdrag te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de natio- nale wetgeving van de verdragsluitende Staten.
3. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van het Verdrag nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke verdragsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij het Verdrag bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te verkrijgen.
5. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen voor de toepassing van het Verdrag.
Cette compensation est obtenue en conside´rant, dans la mesure ne´cessaire, comme impoˆt ne´xxxxx xxxx sur les salaires retenu a` la source, et en imputant dans la meˆme mesure sur l’impoˆt et la prime vise´e par la Wet financiering volksverzekeringen dus aux Pays-Bas, l’impoˆt et – dans la mesure ou` elles sont analogues aux primes perc¸ ues en exe´cution de la Wet financiering volksverzekeringen - les cotisations et primes de se´curite´ sociale dus en Belgique.
3. Pour l’application du paragraphe 2, on entend par perte nette de revenu la diffe´rence a` de´terminer annuellement entre, d’une part, la somme de l’impoˆt ne´xxxxx xxxx et belge et de la prime vise´e par la « Wet financiering volksverzekeringen » ou des cotisations et primes analo- gues dues en exe´cution de la se´curite´ sociale belge dont la personne physique vise´e dans ce paragraphe est effectivement redevable au titre de son revenu en application des dispositions de la pre´sente Conven- tion et, d’autre part, la somme des impoˆts ne´xxxxx xxxx et belge et de la prime vise´e par la « Wet financiering volksverzekeringen » ou des cotisations et primes analogues dues en exe´cution de la se´curite´ sociale belge dont cette personne aurait e´te´ redevable au titre de ce meˆme revenu si les dispositions de l’article 15, paragraphe 3, 1er, de la Convention entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas tendant a` e´viter les doubles impositions en matie`re d’impoˆts sur le revenu et sur la fortune et a` re´gler certaines autres questions en matie`re fiscale, et du Protocole, signe´s a` Bruxelles le 19 octobre 1970, avaient e´te´ applicables aux re´mu ne´rations de cette personne physique vise´es dans ce paragraphe.
4. Les autorite´s compe´tentes de´terminent d’un commun accord dans quelle mesure les cotisations et primes de se´curite´ sociale belge sont analogues a` la prime ne´xxxxx xxxxx de l’assurance populaire (premie voor de volksverzekeringen) vise´e par la « Wet financiering volksver- zekeringen. »
Article 28
Proce´d ure amiable
1. Lorsqu’une personne estime que les mesures prises par un Etat contractant ou par les deux Etats contractants entraˆınent ou entraˆıne- ront pour elle une imposition non conforme aux dispositions de la pre´sente Convention, elle peut, inde´pen damment des recours pre´vus par le droit interne de ces Etats, soumettre son cas a` l’autorite´ compe´tente de l’Etat contractant dont elle est un re´sident ou, si son cas rele`ve de l’article 26, paragraphe 1er, a` celle de l’Etat contractant dont elle posse`de la nationalite´. Le cas doit eˆtre soumis dans les trois ans qui suivent la premie`re notification de la mesure qui entraıˆne une imposition non conforme aux dispositions de la Convention.
2. L’autorite´ compe´tente s’efforce, si la requeˆte lui xxxxxxx fonde´e et si elle n’est pas elle-meˆme en mesure d’y apporter une solution satis- faisante, de re´sou dre le cas par voie d’accord amiable avec l’autorite´ compe´tente de l’autre Etat contractant, en vue d’e´viter une imposition non conforme a` la Convention. L’accord est applique´ quels que soient les de´lais de prescription pre´vus par le droit interne des Etats contractants.
3. Les autorite´s compe´tentes des Etats contractants s’efforcent, par voie d’accord amiable, de re´sou dre les difficulte´s ou de dissiper les doutes auxquels peuvent donner lieu l’interpre´tation ou l’application de la Convention.
4. Les autorite´s compe´tentes des Etats contractants se concertent au sujet des mesures administratives ne´cessaires a` l’exe´cution des dispo- sitions de la Convention et notamment au sujet des justifications a` fournir par les re´sidents de chaque Etat contractant pour be´ne´ficier dans l’autre Etat des exemptions ou re´d uctions d’impoˆts pre´vues par cette Convention.
5. Les autorite´s compe´tentes des Etats contractants peuvent commu- niquer directement entre elles pour l’application de la Convention.
Artikel 29
Uitwisseling van inlichtingen
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die relevant zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van dit Verdrag of aan die van de nationale wetgeving van de verdragsluitende Staten met betrekking tot belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een verdragsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn
Article 29
Echange de renseignements
Les autorite´s compe´tentes des Etats contractants e´changent les renseignements approprie´s pour appliquer les dispositions de la pre´sente Convention ou celles de la le´gislation interne des Etats contractants relative aux impoˆts vise´s par la Convention dans la mesure ou` l’imposition qu’elle pre´voit n’est pas contraire a` la Convention. L’e´change de renseignements n’est pas restreint par l’article 1er. Les renseignements rec¸ us par un Etat contractant sont tenus secrets de la meˆme manie`re que les renseignements obtenus en application de la le´gislation interne de cet Etat et ne sont communique´s qu’aux
verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administra- tieve lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging terzake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op belastingen die door een verdragsluitende Staat worden geheven. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
personnes ou autorite´s (y compris les tribunaux et organes admini- stratifs) concerne´es par l’e´tablissement ou le recouvrement des impoˆts perc¸ us par un Etat contractant, par les proce´d ures ou poursuites concernant ces impoˆts, ou par les de´cisions sur les recours relatifs a` ces impoˆts. Ces personnes ou autorite´s n’utilisent ces renseignements qu’a` ces fins. Elles peuvent faire e´tat de ces renseignements au cours d’audiences publiques de tribunaux ou dans des jugements.
Artikel 30
Invorderingsbijstand
1. a) Op verzoek van de aanzoekende Staat betekent de aangezochte Staat documenten aan de geadresseerde, met inbegrip van documenten betreffende rechterlijke beslissingen, die afkomstig zijn van de aanzoek- ende Staat en verband houden met een belasting waarop dit Verdrag van toepassing is.
De aangezochte Staat betekent deze documenten volgens een door zijn nationale wetgeving en administratieve praktijk voorgeschreven methode voor de betekening van documenten van in wezen gelijksoor- tige aard. De aanzoekende Staat verschaft de daarvoor benodigde informatie.
b) De verdragsluitende Staten verlenen elkander hulp en bijstand voor de invordering van de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, alsmede van alle met die belastingen verband houdende opcentiemen, verhogingen, interest, kosten en boeten van niet- strafrechtelijke aard, wanneer het belastingvorderingen betreft die eisbaar zijn en niet langer kunnen worden bestreden, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten.
2. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op elke persoon die overeenkomstig de wetgeving van de aanzoekende Staat gehouden is tot de betaling van belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.
3. Op vraag van de aanzoekende Staat zorgt de aangezochte Staat overeenkomstig de wetgeving en de administratieve praktijk die voor de betekening en de invordering van zijn eigen belastingvorderingen van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de belastingvorderingen van die Staat, tenzij het Verdrag anders bepaalt.
4. De aangezochte Staat is niet verplicht een verzoek om bijstand voor de invordering in te willigen :
a) indien de aanzoekende Staat niet alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden;
b) indien en voor zover hij de belastingvordering in strijd acht met de bepalingen van dit Verdrag of met enig ander verdrag waarbij beide Staten partij zijn.
5. De vraag om bijstand voor de invordering van een belastingvor- dering dient vergezeld te gaan van :
a) een officieel afschrift van de uitvoerbare titel in de aanzoekende Staat;
b) een officieel afschrift van elk ander document dat in de aanzoe- kende Staat voor de invordering is vereist; en
c) in voorkomend geval, een eensluidend verklaard afschrift van elke op de belastingvordering betrekking hebbende beslissing die kracht van gewijsde heeft verworven en afkomstig is van een administratief lichaam of van een rechtbank.
6. a) De uitvoerbare titel in Nederland heeft dezelfde uitwerking in Belgie¨.
b) De uitvoerbare titel in Belgie¨ wordt, indien passend en in overeenstemming met de in Nederland van kracht zijnde bepalingen, zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand aanvaard, erkend of aangevuld, dan wel vervangen door een uitvoerbare titel in Nederland.
7. Problemen met betrekking tot de verjaringstermijn van de belastingvordering worden uitsluitend door de wetgeving van de aanzoekende Staat geregeld.
8. De daden van invordering die ten gevolge van een vraag om bijstand door de aangezochte Staat zijn gesteld, alsmede andere omstandigheden die overeenkomstig de wetgeving van die Staat de schorsing of stuiting van de verjaringstermijn tot gevolg zouden hebben, hebben dezelfde uitwerking met betrekking tot de wetgeving van de aanzoekende Staat. De aangezochte Staat stelt de aanzoekende Staat in kennis van de daartoe genomen maatregelen.
9. Belastingvorderingen waarvoor om invorderingsbijstand is ver- zocht, genieten in de aangezochte Staat geen enkel voorrecht en kunnen niet worden ingevorderd door middel van in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar.
Article 30
Assistance au recouvrement
1. a) A la demande de l’Etat reque´rant, l’Etat requis notifie au destinataire les documents, y compris ceux ayant trait a` des jugements, qui e´manent de l’Etat reque´rant et concernent un impoˆt vise´ par la pre´sente Convention.
L’Etat requis proce`de a` la notification de ces documents selon les formes prescrites par sa le´gislation interne et sa pratique administrative pour la notification de documents de nature identique ou analogue. L’Etat reque´rant fournit les renseignements ne´cessaires a` cette fin.
b) Les Etats contractants se preˆtent mutuellement aide et assistance en vue de recouvrer les impoˆts vise´s par la pre´sente Convention ainsi que tous additionnels, accroissements, inte´reˆts, frais et amendes sans caracte`re pe´nal affe´rents auxdits impoˆts lorsque ces cre´ances fiscales sont exigibles et ne peuvent plus eˆtre conteste´es, a` moins que les autorite´s compe´tentes n’en conviennent autrement.
2. Les dispositions du pre´sent article s’appliquent a` toute personne qui, conforme´ment a` la le´gislation de l’Etat reque´rant, est tenue au paiement d’impoˆts vise´s par la pre´sente Convention.
3. A la demande de l’Etat reque´rant, l’Etat requis proce`de a` la notification et au recouvrement des cre´ances fiscales de cet Etat suivant la le´gislation et la pratique administrative applicables a` la notification et au recouvrement de ses propres cre´ances fiscales, a` moins que la Convention n’en dispose autrement.
4. L’Etat requis n’est pas oblige´ de donner suite a` une demande d’assistance au recouvrement :
a) si l’Etat reque´rant n’a pas e´puise´ tous les moyens dont il dispose sur son propre territoire, a` moins que leur usage ne donne lieu a` des difficulte´s disproportionne´es;
b) si et dans la mesure ou` il estime que la cre´ance fiscale est contraire aux dispositions de la pre´sente Convention ou a` toute autre convention a` laquelle les deux Etats sont parties.
5. La demande d’assistance en vue du recouvrement d’une cre´ance fiscale est accompagne´e :
a) d’une copie officielle du titre permettant l’exe´cution dans l’Etat reque´rant;
b) d’une copie officielle de tout autre document exige´ dans l’Etat reque´rant pour le recouvrement; et
c) s’il y a lieu, d’une copie certifie´e conforme de toute de´cision relative a` la cre´ance fiscale qui est passe´e en force de chose juge´e et e´mane d’un organe administratif ou d’un tribunal.
6. a) Le titre permettant l’exe´cution aux Pays-Bas produit les meˆmes effets en Belgique.
b) Le titre permettant l’exe´cution en Belgique est, s’il y a xxxx xx xxxxxxxxxxxxx xxx xxxxxxxxxxxx xx xxxxxxx xxx Xxxx-Xxx, admis, homologue´, comple´te´, ou remplace´ dans les plus brefs de´lais suivant la date de re´ception de la demande d’assistance par un titre permettant l’exe´cution aux Pays- Bas.
7. Les questions concernant le de´lai de prescription de la cre´ance fiscale sont re´gies exclusivement par la le´gislation de l’Etat reque´rant.
8. Les actes de recouvrement accomplis par l’Etat requis a` la suite d’une demande d’assistance ainsi que les autres circonstances qui, suivant la le´gislation de cet Etat, auraient pour effet de suspendre ou d’interrompre le de´lai de prescription ont le meˆme effet au regard de la le´gislation de l’Etat reque´rant. L’Etat requis informe l’Etat reque´rant des mesures prises a` cette fin.
9. Les cre´ances fiscales pour le recouvrement desquelles une assistance est demande´e ne jouissent d’aucun privile`ge dans l’Etat requis et ne peuvent eˆtre recouvre´es au moyen de l’emprisonnement pour dette du de´biteur.
10. De verplichting om bijstand te verlenen bij het invorderen van belastingvorderingen betreffende een overledene of zijn nalatenschap is beperkt tot de waarde van de nalatenschap of van de goederen verkregen door iedere begunstigde van de nalatenschap, afhankelijk van de vraag of de belastingvordering dient te worden ingevorderd uit de nalatenschap of bij de begunstigden daarvan.
11. De aangezochte Staat kan uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk dit toestaat in soortgelijke omstandigheden; hij doet echter eerst de aanzoekende Staat hiervan mededeling.
12. Op verzoek van de aanzoekende Staat worden met betrekking tot belastingvorderingen die worden bestreden of nog kunnen bestreden worden of nog niet eisbaar zijn, om zijn rechten te vrijwaren, door de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat de conservatoire maatre- gelen genomen waarin diens wetgeving voorziet. De bepalingen van de voorgaande paragrafen zijn op die maatregelen van overeenkomstige toepassing.
13. De Staten zien wederzijds af van de terugbetaling van kosten die voortvloeien uit de onderscheiden hulp en bijstand die zij elkaar verlenen bij de toepassing van dit Verdrag. De aanzoekende Staat zal in ieder geval verantwoordelijk blijven jegens de aangezochte Staat voor de geldelijke gevolgen van de invorderingsdaden die onterecht zijn gebleken ten aanzien van de realiteit van de betrokken belastingvorde- ring of van de rechtsgeldigheid van de uitvoerbare titel in de aanzoekende Staat.
14. De in geval van betwisting in te stellen actie wordt gebracht voor de bevoegde rechter van de aanzoekende Staat overeenkomstig de bepalingen van zijn fiscale en burgerlijke wetgeving, en wordt tegelij- kertijd ter kennis gebracht van de ambtenaar die in de aangezochte Staat met de invordering is belast.
Indien evenwel de betwisting de geldigheid of de gevolgen betreft van de krachtens dit Verdrag genomen conservatoire of executoriale handelingen, moet de actie worden ingesteld bij de bevoegde rechter van de aangezochte Staat, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
15. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten plegen desgewenst overleg om de regels vast te leggen ter uitvoering van dit artikel.
Artikel 31
Beperking van de artikelen 29 en 30
In geen geval mogen de bepalingen van de artikelen 29 en 30 aldus worden uitgelegd dat zij een verdragsluitende Staat de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere verdragsluitende Staat;
b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaam- heden van die of van de andere verdragsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 32
Diplomatieke en consulaire ambtenaren
1. De bepalingen van dit Verdrag tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volken- recht of aan bepalingen van bijzondere verdragen.
2. Voor de toepassing van het Verdrag worden de leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten van een verdragsluitende Staat die in de andere verdragsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die onderdaan van de zendstaat zijn, geacht inwoner van die Staat te zijn indien zij aldaar ter zake van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen aan dezelfde verplichtingen onderworpen zijn als de inwoners van die Staat.
3. Het Verdrag is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van diplomatieke zendingen of consulaire posten van een derde Staat, indien deze in een verdragsluitende Staat verblijven en inzake belas- tingen naar het inkomen of naar het vermogen niet als inwoners van de ene of de andere verdragsluitende Staat worden behandeld.
10. L’obligation de preˆter assistance en vue du recouvrement des cre´ances fiscales concernant une personne de´ce´de´e ou sa succession est limite´e a` la valeur de la succession ou des biens rec¸ us par chacun des be´ne´ficiaires de la succession, selon que la cre´ance fiscale est a` recouvrer sur la succession ou aupre`s des be´ne´ficiaires de celle-ci.
11. Si sa le´gislation ou sa pratique administrative le permet dans des circonstances analogues, l’Etat requis peut consentir un de´lai de paiement ou un paiement e´chelonne´; il en informe toutefois au pre´alable l’Etat reque´rant.
12. En ce qui concerne les cre´ances fiscales qui sont conteste´es ou peuvent encore eˆtre conteste´es ou qui ne sont pas encore exigibles, l’autorite´ compe´tente de l’Etat requis, a` la demande de l’Etat reque´rant et pour la sauvegarde des droits de celui-ci, prend les mesures conservatoires pre´vues par sa propre le´gislation. Les dispositions des paragraphes pre´ce´dents sont applicables mutatis mutandis a` ces mesures.
13. Les Etats renoncent de manie`re re´ciproque au remboursement des frais re´sultant de l’aide et de l’assistance qu’ils se preˆtent mutuellement en application de la pre´sente Convention. L’Etat reque´rant reste en tout cas responsable vis-a`-vis de l’Etat requis des conse´quences pe´cu niaires des actes de recouvrement accomplis a` tort eu e´gard a` la re´alite´ de la cre´ance fiscale concerne´e ou a` la validite´ du titre permettant l’exe´cution dans l’Etat reque´rant.
14. En cas de contestation, l’action est porte´e devant la juridiction compe´tente de l’Etat reque´rant conforme´ment aux dispositions de sa le´gislation fiscale et civile, et est notifie´e en meˆme temps au fonction- naire charge´ du recouvrement dans l’Etat requis.
Toutefois, si la contestation se rapporte a` la validite´ ou a` l’effet des actes conservatoires ou d’exe´cution accomplis en vertu de la pre´sente Convention, l’action est porte´e devant la juridiction compe´tente de l’Etat requis conforme´ment a` la le´gislation de celui-ci.
15. Les autorite´s compe´tentes des Etats contractants se concertent s’il y a lieu pour fixer les modalite´s d’exe´cution du pre´sent article.
Article 31
Limitation des articles 29 et 30
Les dispositions des articles 29 et 30 ne peuvent en aucun cas eˆtre interpre´te´es comme imposant a` un Etat contractant l’obligation :
a) de prendre des mesures administratives de´rogeant a` sa le´gislation et a` sa pratique administrative ou a` celles de l’autre Etat contractant;
b) de fournir des renseignements qui ne pourraient eˆtre obtenus sur la base de sa le´gislation ou dans le cadre de sa pratique administrative normale ou de celles de l’autre Etat contractant;
c) de fournir des renseignements qui re´ve´leraient un secret commer- cial, industriel, professionnel ou un proce´de´ commercial ou des renseignements dont la communication serait contraire a` l’ordre public.
Article 32
Fonctionnaires diplomatiques et consulaires
1. Les dispositions de la pre´sente Convention ne portent pas atteinte aux privile`ges fiscaux dont be´ne´ficient les membres des missions diplomatiques ou des postes consulaires en vertu soit des re`gles ge´ne´rales du droit des gens, soit des dispositions d’accords particuliers.
2. Aux fins de la Convention, les membres des missions diplomati- ques ou des postes consulaires d’un Etat contractant accre´dite´s dans l’autre Etat contractant ou dans un Etat tiers, qui ont la nationalite´ de l’Etat accre´ditant, sont re´pute´s eˆtre des re´sidents dudit Etat s’ils y sont soumis aux meˆmes obligations, en matie`re d’impoˆts sur le revenu et sur la fortune, que les re´sidents de cet Etat.
3. La Convention ne s’applique pas aux organisations internationales, a` leurs organes ou a` leurs fonctionnaires, ni aux personnes qui sont membres des missions diplomatiques ou des postes consulaires d’un Etat tiers, lorsqu’ils se trouvent sur le territoire d’un Etat contractant et ne sont pas traite´s comme des re´sidents de l’un ou l’autre Etat contractant en matie`re d’impoˆts sur le revenu ou sur la fortune.
HOOFDSTUK VII. — Slotbepalingen
Artikel 33
Inwerkingtreding
1. Elke verdragsluitende Staat zal de andere verdragsluitende Staat in kennis stellen van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is vereist. Het Verdrag zal in werking treden op de vijftiende dag na de datum waarop de tweede kennisgeving is ontvangen.
2. De bepalingen van het Verdrag zullen van toepassing zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Verdrag in werking treedt;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Verdrag in werking treedt;
c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van elk kalenderjaar na dat waarin het Verdrag in werking treedt.
3. Ten aanzien van belastingen waarvoor artikel 30 van dit Verdrag voorziet in de mogelijkheid van invorderingsbijstand vinden de bepalingen van het Verdrag tussen Nederland, Belgie¨ en Luxemburg nopens wederkerige bijstand inzake de invordering van belastingschul- den, gesloten te Brussel op 5 september 1952, in de relatie tussen Nederland en Belgie¨ geen toepassing.
Ten aanzien van belastingen waarvoor artikel 30 van dit Verdrag niet voorziet in de mogelijkheid van invorderingsbijstand vinden de bepalingen van het Verdrag tussen Nederland, Belgie¨ en Luxemburg nopens wederkerige bijstand inzake de invordering van belastingschul- den, gesloten te Brussel op 5 september 1952, onverkort toepassing.
4. Niettegenstaande het bepaalde in paragraaf 2 van dit artikel zijn de bepalingen van artikel 30 van het Verdrag overeenkomstig van toepassing op belastingvorderingen die door de Staat die het verzoek om invorderingsbijstand doet, zijn vastgesteld voor de datum van het van toepassing worden van het Verdrag. De eerste volzin is echter niet van toepassing voor belastingvorderingen waarvoor vo´o´ r de datum van het van toepassing worden van het Verdrag, met een beroep op het Verdrag tussen Nederland, Belgie¨ en Luxemburg nopens wederkerige bijstand inzake de invordering van belastingschulden, gesloten te Brussel op 5 september 1952, reeds een verzoek voor invorderingsbij- stand is gedaan. Met betrekking tot die belastingvorderingen blijven de bepalingen van het Verdrag tussen Nederland, Belgie¨ en Luxemburg nopens wederkerige bijstand inzake de invordering van belastingschul- den, gesloten te Brussel op 5 september 1952, onverkort van toepassing.
5. Xx xx 00 xxxxxxx 0000 xx Xxxxxxx ondertekende Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk Belgie¨ en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, met Protocol, wordt bee¨in digd met de inwerking- treding van dit Verdrag. De bepalingen van de Overeenkomst van 1970 blijven echter van toepassing totdat de bepalingen van dit Verdrag, in overeenstemming met de bepalingen van paragraaf 2 van dit artikel, toepassing vinden.
CHAPITRE VII. — Dispositions finales
Article 33
Entre´e en vigueur
1. Chaque Etat contractant notifiera a` l’autre Etat contractant l’accomplissement des proce´d ures requises par sa le´gislation pour l’entre´e en vigueur de la pre´sente Convention. La Convention entrera en vigueur le quinzie`me jour suivant celui de la re´ception de la seconde de ces notifications.
2. Les dispositions de la Convention s’appliqueront :
a) aux impoˆts dus a` la source sur les revenus attribue´s ou mis en paiement a` partir du 1er janvier de l’anne´e qui suit imme´diatement celle de l’entre´e en vigueur de la Convention;
b) aux autres impoˆts e´tablis sur des revenus de pe´riodes imposables prenant fin a` partir du 31 décembre de l’anne´e qui suit imme´diatement celle de l’entre´e en vigueur de la Convention;
c) aux impoˆts xxx xx xxxxxxx xxxxxxxx xxx xxx xxxxxxxxxx xx xxxxxxx xxxxxxxx xx 0xx janvier de toute anne´e poste´rieure a` celle de l’entre´e en vigueur de la Convention.
3. Xxx xxxxxxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxx xxxxx xxx Xxxx-Xxx, xx Xxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxx relative a` l’assistance re´ciproque en matie`re de recou- vrement de cre´ances fiscales, conclue a` Bruxelles le 5 septembre 1952, ne sont pas applicables dans les relations entre les Pays-Bas et la Belgique a` l’e´gard des impoˆts pour lesquels l’article 30 de la pre´sente Convention pre´voit la possibilite´ d’une assistance xx xxxxxxxxxxxx.
Xxx xxxxxxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxx xxxxx xxx Xxxx-Xxx, xx Xxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxx relative a` l’assistance re´ciproque en matie`re de recouvre- ment de cre´ances fiscales, conclue a` Bruxelles le 5 septembre 1952, sont inte´gralement applicables a` l’e´gard des impoˆts pour lesquels l’article 30 de la pre´sente Convention ne pre´voit pas la possibilite´ d’une assistance au recouvrement.
4. Nonobstant les dispositions du paragraphe 2 du pre´sent article, les dispositions de l’article 30 de la Convention s’appliquent mutatis mutandis aux cre´ances fiscales e´tablies avant la date de prise d’effet de la Convention par l’Etat qui introduit la demande d’assistance au recouvrement. Toutefois, la premie`re phrase ne s’applique pas aux cre´ances fiscales pour lesquelles, avant la date de prise d’effet de la Convention, une demande d’assistance au recouvrement a de´ja` e´te´ introduite xxx xx xxxx xx xx Xxxxxxxxxx xxxxx xxx Xxxx-Xxx, xx Xxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxx relative a` l’assistance re´ciproque en matie`re de recouvrement de cre´ances fiscales, conclue a` Bruxelles le 5 septem- bre 1952. En ce qui concerne ces cre´ances fiscales, les dispositions de la Convention entre les Pays-Bas, la Belgique et le Luxembourg relative a` l’assistance re´ciproque en matie`re de recouvrement de cre´ances fiscales, conclue a` Bruxelles le 5 septembre 1952, restent inte´gralement applica- bles.
5. L’entre´e en vigueur de la pre´sente Convention met fin a` la Convention entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas tendant a` e´viter les doubles impositions en matie`re d’impoˆts sur le revenu et sur la fortune et a` re´gler certaines autres questions en matie`re fiscale, y compris le Protocole, signe´e a` Bruxelles le 19 octobre 1970. Les dispositions de la Convention de 1970 continueront toutefois a` s’appliquer jusqu’a` ce que les dispositions de la pre´sente Convention soient applicables confor- me´ment aux dispositions du paragraphe 2 du pre´sent article.
Artikel 34 Bee¨in diging
Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een verdragsluitende Staat is opgezegd, maar elk van de verdragsluitende Staten kan tot en met 30 juni van elk kalenderjaar na het vijfde jaar dat volgt op het jaar waarin het Verdrag in werking is getreden, aan de andere verdragslui- tende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging voor 1 juli van zodanig jaar, zal het Verdrag voor de laatste maal van toepassing zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar waarin de kennisgeving van de bee¨in diging is gedaan;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen vo´o´ r 31 december van het jaar na dat waarin de kennisgeving van de bee¨in diging is gedaan;
c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van het jaar waarin de kennisgeving van de bee¨in diging is gedaan.
Article 34 De´nonciation
La pre´sente Convention demeurera en vigueur tant qu’elle n’aura pas e´te´ de´nonce´e par un Etat contractant mais chacun des Etats contractants pourra, jusqu’au 30 juin inclus de toute anne´e civile poste´rieure a` la cinquie`me anne´e suivant celle de l’entre´e en vigueur, la de´noncer, par e´crit et par la voie diplomatique, a` l’autre Etat contractant. En cas de de´nonciation avant le 1er juillet d’une telle anne´e, la Convention s’appliquera pour la dernie`re fois :
a) aux impoˆts dus a` la source sur les revenus attribue´s ou mis en paiement au plus tard le 31 décembre de l’anne´e de la de´nonciation;
b) aux autres impoˆts e´tablis sur des revenus de pe´riodes imposables prenant fin avant le 31 décembre de l’anne´e qui suit imme´diatement celle de la de´nonciation;
c) aux impoˆts xxx xx xxxxxxx xxxxxxxx xxx xxx xxxxxxxxxx xx xxxxxxx xxxxxxxx xx 0xx janvier de l’anne´e de la de´nonciation.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevol- machtigd door hun respectieve Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Luxemburg, op 5 juni 2001, in de Neder- landse en de Franse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.
PROTOCOL I
Bij de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk Belgie¨ en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn de onderge- tekenden de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend deel van het Verdrag vormen.
1. Met betrekking tot artikel 2, paragraaf 2, artikel 6, artikel 13, paragraaf 1, artikel 21, paragraaf 2, en artikel 22, paragraaf 1
Voor de toepassing van het Verdrag wordt de uitdrukking « onroe- rende goederen » voor wat betreft Nederland gelezen als onroerende zaken.
2. Met betrekking tot artikel 3, paragraaf 1, subparagraaf c
Ingeval een vennootschap in de ene verdragsluitende Staat als zodanig aan belasting is onderworpen, doch het inkomen dan wel het vermogen van die vennootschap in de andere verdragsluitende Staat als inkomen onderscheidenlijk vermogen van de gerechtigden tot die vennootschap wordt belast, kunnen de bepalingen van het Verdrag niet tot gevolg hebben dat dubbele belasting of een totale of gedeeltelijke vrijstelling van het inkomen of het vermogen blijft bestaan. Om een dergelijk gevolg te vermijden, wordt de belasting, het inkomen en het vermogen van de vennootschap geacht belasting, inkomen en vermo- gen van de gerechtigden tot die vennootschap te zijn naar rato van hun gerechtigdheid in het vermogen van de vennootschap. Voorzover nodig kan daarbij worden bepaald dat de gerechtigden tot de vennootschap de ten laste van de vennootschap geheven belasting over dat inkomen en vermogen (inclusief eventueel daarop drukkende bronbelasting van derde Staten), ieder voor zijn aandeel mogen verrekenen met de belasting die zij over hetzelfde inkomen onderscheidenlijk vermogen verschuldigd zijn en dat de Staat van vestiging van de vennootschap afziet van eventuele belastingheffing van de gerechtigden tot die vennootschap die inwoner zijn van de andere verdragsluitende Staat over uitdeling van winst door die vennootschap aan die gerechtigden.
3. Met betrekking tot artikel 3, paragraaf 2, en artikel 28, paragraaf 3
Het is wel te verstaan dat indien de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten in onderlinge overeenstemming een oplossing binnen de context van het Verdrag hebben bereikt voor gevallen waarin :
a) onder toepassing van artikel 3, paragraaf 2, de uitleg van een niet omschreven uitdrukking als gevolg zou hebben dat; dan wel
b) als gevolg van kwalificatieverschillen (bijvoorbeeld van een inkomensbestanddeel of van een persoon),
een situatie van dubbele belasting of dubbele vrijstelling zou optreden, deze oplossing - na bekendmaking daarvan door beide bevoegde autoriteiten - voor de toepassing van het Verdrag ook in andere, gelijke gevallen bindend zal zijn.
4. Met betrekking tot artikel 4
a) Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip of binnen- schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een verdragsluitende Staat te hebben, wordt geacht zijn woonplaats te hebben in de Staat waarin het schip of binnenschip zijn thuishaven heeft.
b) Indien een vennootschap in de ene verdragsluitende Staat als zodanig niet aan belasting is onderworpen en in de andere verdrag- sluitende Staat wel als zodanig aan belasting is onderworpen, worden op verzoek van de vennootschap door de andere verdragsluitende Staat de bepalingen van de Hoofdstukken III, IV en V van het Verdrag toegepast in de mate waarin die hadden moeten worden toegepast indien de gerechtigden in het vermogen van die vennootschap het inkomen en het vermogen van die vennootschap ieder voor zijn aandeel in die vennootschap rechtstreeks zouden hebben genoten onderscheidenlijk hebben bezeten. De toepassing van de vorige volzin laat onverlet dat de andere verdragsluitende Staat volgens zijn nationale wet de grondslag waarnaar de belasting van de vennootschap wordt geheven bepaalt en deze slechts in zoverre vermindert als rechtstreeks voortvloeit uit de vorige volzin.
En foi de quoi, les soussigne´s, a` ce d uˆ ment autorise´s par leurs Gouvernements respectifs, ont signe´ la pre´sente Convention.
Fait a` Luxembourg, le 5 juin 2001, en double exemplaire, en langues ne´xxxxx xxxxx et franc¸aise, les deux textes faisant e´galement foi.
PROTOCOLE Ier
Au moment de proce´der a` la signature de la Convention entre le Royaume de Belgique et le Royaume des Pays-Bas tendant a` e´viter la double imposition et a` pre´venir l’e´vasion fiscale en matie`re d’impoˆts xxx xx xxxxxx xx xxx xx xxxxxxx, xxx xxxxxxxxxxx sont convenus des dispositions suivantes, qui font partie inte´grante de la Convention.
1. Ad. article 2, paragraphe 2, article 6, article 13, paragraphe 1er, article 21, paragraphe 0, xx xxxxxxx 00, xxxxxxxxxx 0xx.
Pour l’application de la Convention, en ce qui concerne les Pays-Bas, l’expression « onroerende goederen » (biens immobiliers) doit se lire
« onroererende zaken ».
2. Ad article 0, xxxxxxxxxx 0xx, x
Xxxxxx’une socie´te´ est assujettie a` l’impoˆt en tant que telle dans un Etat contractant, mais que le revenu ou la fortune de cette socie´te´ est, dans l’autre Etat contractant, impose´ en tant que revenu ou fortune des actionnaires ou associe´s de cette socie´te´, les dispositions de la Convention ne peuvent avoir pour effet de laisser subsister une double imposition ou une exone´ration totale ou partielle de ce revenu ou de cette fortune. Afin d’e´viter un tel effet, l’impoˆt, le revenu et la fortune de la socie´te´ sont conside´re´s comme impoˆt, revenu et fortune des actionnaires ou associe´s de cette socie´te´ proportionnellement a` leurs droits dans le patrimoine de la socie´te´. On peut e´galement pre´voir, s’il y a lieu, que les actionnaires ou associe´s de la socie´te´ peuvent, chacun pour leur part, imputer l’impoˆt perc¸ u a` charge de la socie´te´ au titre de ce revenu ou de cette fortune (y compris les impoˆts e´ventuellement retenus a` la source dans des Etats tiers) sur l’impoˆt dont ils sont redevables au titre du meˆme revenu ou de la meˆme fortune, et que l’Etat ou` la socie´te´ est e´tablie renonce a` une imposition e´ventuelle des actionnaires ou associe´s de cette socie´te´ qui sont des re´sidents de l’autre Etat contractant au titre des be´ne´fices distribue´s par cette socie´te´ a` ces actionnaires ou associe´s.
3. Ad. article 3, paragraphe 2, et article 28, paragraphe 3
Il est entendu que, lorsque les autorite´s compe´tentes des Etats contractants seront parvenues, dans le cadre de la Convention, a` une solution par voie d’accord amiable dans des cas ou` :
a) l’interpre´tation, en application de l’article 3, paragraphe 2, d’un terme ou expression non de´fini; ou
b) des diffe´rences de qualification (par exemple d’un e´le´ment de revenu ou d’une personne),
entraˆınent une situation de double imposition ou de double exone´- ration, cette solution – apre`s avoir e´te´ notifie´e par les deux autorite´s compe´tentes – sera e´galement contraignante pour l’application de la Convention dans d’autres cas similaires.
4. Ad. article 4
a) Une personne physique qui vit a` bord d’un navire ou d’un bateau servant a` la navigation inte´rieure sans avoir de domicile re´el dans un Etat contractant est re´pute´e avoir son domicile dans l’Etat ou` se trouve le port d’attache du navire ou du bateau.
b) Lorsqu’une socie´te´ n’est pas assujettie a` l’impoˆt en tant que telle dans un Etat contractant et est assujettie a` l’impoˆt en tant que telle dans l’autre Etat contractant, cet autre Etat contractant applique, a` la demande de la socie´te´, les dispositions des chapitres III, IV et V de la Convention dans la mesure ou` ces dispositions auraient d uˆ eˆtre applique´es si les personnes posse´dant des droits dans le patrimoine de la socie´te´ avaient recueilli ou posse´de´ directement, chacune proportion- nellement a` sa part dans cette socie´te´, le revenu ou la fortune de ladite socie´te´. L’application de la phrase pre´ce´dente ne modifie en rien le fait que l’autre Etat contractant de´termine selon sa le´gislation interne la base imposable de la socie´te´, et ne re´d uit cette base que dans la mesure ou` une telle re´d uction de´coule directement de la phrase pre´ce´dente.
5. Met betrekking tot artikel 4, paragraaf 1
Een verdragsluitende Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, alsmede een pensioen- fonds of instelling uitsluitend werkzaam voor godsdienstige, liefda- dige, wetenschappelijke, opvoedkundige of openbare doeleinden, gevestigd in een verdragsluitende Staat en als zodanig in die Staat vrijgesteld van belastingen als bedoeld in artikel 2 van het Verdrag wordt geacht een inwoner van die Staat te zijn.
Onder de uitdrukking « pensioenfonds » wordt verstaan elk pen- sioenfonds dat volgens de wettelijke bepalingen van de verdragslui- tende Staat waarin het is gevestigd, als zodanig is erkend en onder toezicht staat.
6. Met betrekking tot artikel 5, paragraaf 3
Ingeval door een onderneming van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat bouwwerken of constructie- of installa- tiewerkzaamheden op verschillende plaatsen en op verschillende tijdstippen worden uitgevoerd, dient voor de berekening van de duur van twaalf maanden het volgende in aanmerking te worden genomen :
a) afzonderlijke bouwwerken of afzonderlijke constructie- of instal- latiewerkzaamheden moeten voor de berekening van de duur van twaalf maanden niet worden samengenomen;
b) normaal kunnen als afzonderlijke werken worden beschouwd werken die voor rekening van verschillende opdrachtgevers worden uitgevoerd, tenzij die werken uit economisch oogpunt e´e´n geheel vormen;
c) indien verschillende werken voor rekening van e´e´n enkele opdrachtgever worden uitgevoerd ingevolge e´e´n enkele overeenkomst, worden zij als e´e´n geheel behandeld, tenzij die werken niet in enige samenhang worden verricht;
d) indien verschillende werken voor rekening van e´e´n enkele opdrachtgever worden uitgevoerd ingevolge meer dan e´e´n overeen- komst, dienen zij eveneens te worden samengenomen in geval de werken, ofschoon op verschillende plaatsen uitgevoerd, slechts een deel van een groter geheel vormen en er geen noemenswaardige werkonderbreking is geweest.
7. Met betrekking tot artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 13, artikel 22 en artikel 24
Het is wel te verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerende goederen die zijn gelegen in de verdragsluitende Staat op wiens zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die Staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij, of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploi- tatie.
8. Met betrekking tot artikel 7
Met betrekking tot artikel 7, paragrafen 1 en 2, geldt dat, indien een onderneming van een verdragsluitende Staat in de andere verdrag- sluitende Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, de winst van die vaste inrichting niet wordt bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van dat deel van de winst van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten betreffende de levering, installatie of constructie, dan wel het toezicht daarop, van nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting of betreffende de constructie, dan wel het toezicht daarop, van gebouwen, alsmede bij openbare werken, wordt, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de winst van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting is gevestigd. De winst die betrekking heeft op dat deel van de overeen- komst, dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderne- ming, is slechts belastbaar in de verdragsluitende Staat waarvan de persoon die deze onderneming exploiteert, inwoner is.
9. Met betrekking tot artikel 7 en artikel 14
a) Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen studies of toezichthoudende werkzaamheden van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van raadgevende of toezichthoudende aard, worden beschouwd als vergoedingen waarop de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing zijn.
5. Ad article 4, paragraphe 1er
Un Etat contractant, une de ses subdivisions politiques ou collecti- vite´s locales, ainsi qu’un fonds de pension ou une institution poursui- vant des fins exclusivement religieuses, charitables, scientifiques, e´d ucatives ou de caracte`re public, qui, en tant que tel, est exone´re´ d’impoˆts vise´s a` l’article 2 de la Convention dans l’Etat contractant ou` il est situe´, est conside´re´ comme un re´sident de cet Etat.
Par « fonds de pension », il y a lieu d’entendre tout fonds de pension qui, selon les dispositions le´gales de l’Etat contractant ou` il est situe´, est reconnu comme tel et soumis a` un controˆle.
6. Ad. article 5, paragraphe 3
Lorsqu’une entreprise d’un Etat contractant exe´cute dans l’autre Etat contractant des chantiers de construction ou de montage en diffe´rents endroits et a` diffe´rentes e´poques, il convient, pour le calcul de la dure´e de douze mois, de tenir compte de ce qui suit :
a) des chantiers de construction ou de montage se´pare´s ne doivent pas eˆtre cumule´s pour le calcul de la dure´e de douze mois;
b) peuvent normalement eˆtre conside´re´s comme des chantiers se´pare´s les chantiers qui sont exe´cute´s pour le compte de plusieurs commet- tants, a` moins que ces chantiers constituent un tout sur le plan e´conomique;
c) lorsque plusieurs chantiers sont exe´cute´s pour le compte d’un seul commettant ensuite d’un seul contrat, ils sont conside´re´s comme un tout, a` moins qu’il n’existe aucun lien entre ces chantiers;
d) lorsque plusieurs chantiers sont exe´cute´s pour le compte d’un seul commettant ensuite de plusieurs contrats, ils doivent e´galement eˆtre cumule´s lorsque les travaux, bien qu’effectue´s en diffe´rents endroits, ne forment qu’une partie d’un ensemble plus important et qu’il n’y a pas eu d’interruption notable des travaux.
7. Ad article 5, article 6, article 7, article 13, article 22 et article 24
Il est entendu que les droits d’exploration et d’exploitation de ressources naturelles sont conside´re´s comme des biens immobiliers situe´s dans l’Etat contractant au lit de la mer et au sous-sol duquel ces droits se rapportent, et que ces droits sont conside´re´s comme faisant partie de l’actif d’un e´tablissement stable situe´ dans cet Etat. Il est e´galement entendu que les droits pre´cite´s comprennent e´galement les droits portant sur des inte´reˆts dans des actifs re´sultant de cette exploration ou exploitation ou sur des gains tire´s de tels actifs.
8. Ad. article 7
En ce qui concerne l’article 7, paragraphes 1er et 2, lorsqu’une entreprise d’un Etat contractant vend des marchandises ou exerce une activite´ industrielle ou commerciale dans l’autre Etat contractant par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable qui y est situe´, les be´ne´fices de cet e´tablissement stable ne sont pas de´termine´s sur la base du montant total rec¸ u par l’entreprise, mais seulement sur la base de la partie des be´ne´fices de l’entreprise qui est imputable a` l’activite´ re´elle de l’e´tablissement stable concernant ces ventes ou cette activite´. En ce qui concerne notamment les contrats relatifs a` la fourniture, l’installation ou la construction d’e´quipement industriel, commercial ou scientifique
ou a` la surveillance y relative ou les contrats relatifs a` la construction de baˆtiments ou a` la surveillance y relative et en ce qui concerne les
ouvrages publics, lorsque l’entreprise a un e´tablissement stable, les be´ne´fi ces de cet e´tablissement stable ne sont pas de´termine´s sur la base du montant total rec¸ u par l’entreprise, mais seulement sur la base de la partie du contrat qui est effectivement exe´cute´e par l’e´tablissement stable dans l’Etat contractant ou` celui-ci est situe´. Les be´ne´fices se rapportant a` la partie du contrat exe´cute´e par le sie`ge central de l’entreprise ne sont imposables que dans l’Etat contractant dont la personne qui exploite cette entreprise est un re´sident.
9. Ad. article 7 et article 14
a) Les re´mu ne´rations paye´es pour des services techniques, y compris des e´tu des ou des activite´s de surveillance de nature scientifique, ge´ologique ou technique, ou pour des services de consultation ou de surveillance sont conside´re´es comme des re´mu ne´rations auxquelles s’appliquent les dispositions de l’article 7 ou de l’article 14.
b) Het is wel te verstaan dat wanneer een natuurlijke persoon, inwoner van een verdragsluitende Staat, beloningen geniet ter zake van het verrichten van arbeid in een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting van een door zijn echtgenoot gedreven onderneming van eerstgenoemde verdragsluitende Staat, die belonin- gen voor de toepassing van het Verdrag worden aangemerkt als winst van een onderneming van eerstgenoemde verdragsluitende Staat die in de andere verdragsluitende Staat mag worden belast, indien het bedrag van de beloningen ten laste komt van eerdergenoemde in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting.
Het vorengaande is van overeenkomstige toepassing op beloningen genoten ter zake van het verrichten van arbeid in een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste basis waarover zijn in de eerstbedoelde Staat woonachtige echtgenoot geregeld beschikt voor het verwerven van inkomsten uit een zelfstandig beroep.
c) Het is wel te verstaan dat wanneer een natuurlijke persoon, inwoner van Belgie¨, winst uit onderneming geniet die aan een in Nederland gevestigde vaste inrichting is toe te rekenen deze natuurlijke persoon overeenkomstig de wetgeving van Nederland een aan de omvang van deze winst gerelateerde oudedagsreserve mag opbouwen. Wanneer de omvang van de oudedagsreserve afneemt, worden die afnemingen voor de toepassing van het Verdrag aangemerkt als winst van die vaste inrichting. Deze winst mag in Nederland worden belast.
Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing voor een natuurlijke persoon, inwoner van Belgie¨, die een zelfstandig beroep uitoefent en daarvoor beschikt over een in Nederland gevestigde vaste basis.
10. Met betrekking tot artikel 9, paragraaf 1
Het is echter wel te verstaan, dat de omstandigheid dat verbonden ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals « cost- sharing » overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkom- sten, voor of gebaseerd op de toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is die afwijkt van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen.
11. Met betrekking tot artikel 9
Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van artikel 9 onder een onderneming mede wordt begrepen een vaste inrichting.
12. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 2
De bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, zijn niet van toepassing op dividenden die een vennootschap die inwoner is van een van de verdragsluitende Staten betaalt aan een vennootschap die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat, terzake waarvan, op grond van de bepalingen van de Richtlijn betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten (90 / 435 / EEG) zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, door de Staat waarvan de vennootschap die het dividend betaalt inwoner is, geen belasting mag worden geheven.
13. Met betrekking tot artikel 10, artikel 11 en artikel 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autori- teit van de verdragsluitende Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
14. Met betrekking tot artikel 11 en artikel 13
Voor de toepassing van artikel 11, paragraaf 8 en artikel 13, para- graaf 5, wordt onder de uitdrukking « een vennootschap die volgens de wetgeving van een verdragsluitende Staat inwoner is van die Staat » verstaan :
a) een vennootschap waarvan de plaats van werkelijke leiding in die verdragsluitende Staat gelegen is; en
b) een vennootschap waarvan de plaats van werkelijke leiding uit die verdragsluitende Staat is verplaatst, mits de plaats van werkelijke leiding van die vennootschap, voorafgaande aan vorenbedoelde ver- plaatsing van zijn werkelijke leiding, voor een periode van ten minste vijf jaren in die verdragsluitende Staat was gelegen. In dit geval wordt die vennootschap slechts voor een periode van très jaar na verplaatsing van zijn werkelijke leiding uit die verdragsluitende Staat als inwoner van die Staat aangemerkt.
b) Il est entendu que, lorsqu’une personne physique qui est un re´sident d’un Etat contractant, perc¸oit des re´mu ne´rations au titre d’un travail accompli dans un e´tablissement stable, situe´ dans l’autre Etat contractant, d’une entreprise du premier Etat contractant exploite´e par son conjoint, ces re´mu ne´rations sont conside´re´es, pour l’application de la Convention, comme des be´ne´fices d’une entreprise du premier Etat contractant qui sont imposables dans l’autre Etat contractant, si la charge de ces re´mu ne´rations est supporte´e par l’e´tablissement stable situe´ dans l’autre Etat contractant.
La disposition qui pre´ce`de s’applique mutatis mutandis aux re´mu- ne´rations perc¸ ues au titre d’un travail accompli dans une base fixe situe´e dans l’autre Etat contractant dont son conjoint, re´sident du premier Etat, dispose de manie`re habituelle en vue d’obtenir des revenus d’une profession inde´pen dante.
c) Il est entendu que, lorsqu’une personne physique qui est un re´sident de la Belgique, recueille des be´ne´fices d’entreprise imputables a` un e´tablissement stable situe´ aux Pays-Bas, cette personne physique peut, conforme´ment a` la le´gislation des Pays-Bas, constituer une re´serve-vieillesse (oudedagsreserve) lie´e a` l’importance de ces be´ne´fi- ces. Lorsque l’importance de la re´serve-vieillesse diminue, ces pre´le`ve- ments sont conside´re´s, pour l’application de la Convention, comme des be´ne´fices de cet e´tablissement stable. Ces be´ne´fices sont imposables aux Pays-Bas.
La disposition qui pre´ce`de s’applique mutatis mutandis a` une personne physique, qui est un re´sident de la Belgique, qui exerce une profession inde´pen dante et qui dispose a` cette fin d’une base fixe situe´e aux Pays-Bas.
10. Ad. article 9, paragraphe 1er
Il est entendu que le fait que des entreprises associe´es aient conclu des conventions, comme des conventions de « cost-sharing » ou des accords ge´ne´raux de prestation de services, ayant pour objet ou pour base l’imputation des de´penses de direction, frais ge´ne´raux d’adminis- tration, charges techniques et professionnelles, frais de recherche et de de´veloppement et autres de´penses analogues, ne constitue pas en soi une condition qui diffe`re de celles qui seraient convenues entre des entreprises inde´pen dantes.
11. Ad. article 9
Pour l’application de l’article 9, il est entendu que par « entreprise » on entend e´galement un e´tablissement stable.
12. Ad. article 10, paragraphe 2
Les dispositions de l’article 10, paragraphe 2, ne s’appliquent pas aux dividendes qu’une socie´te´ qui est un re´sident de l’un des Etats contractants paie a` une socie´te´ qui est un re´sident de l’autre Etat contractant, sur lesquels, en vertu des dispositions de la Directive concernant le re´gime fiscal commun applicable aux socie´te´s me`res et filiales d’Etats membres diffe´rents (00 / 000 / XXX), xxxxx qu’elle pourrait eˆtre modifie´e, aucun impoˆt ne peut eˆtre perc¸ u par l’Etat dont la socie´te´ qui paie le dividende est un re´sident.
13. Ad. article 10, article 11 et article 12
Si un impoˆt perc¸ u a` la source exce`de le montant de l’impoˆt qui peut eˆtre perc¸ u en vertu des dispositions de l’article 10, 11 ou 12, les demandes de remboursement du montant d’impoˆt exce´dentaire sont introduites aupre`s de l’autorite´ compe´tente de l’Etat contractant qui a perc¸ u l’impoˆt et ce, dans un de´lai de trois ans apre`s l’expiration de l’anne´e civile au cours de laquelle l’impoˆt a e´te´ perc¸ u.
14. Ad. article 11 et article 13
Pour l’application de l’article 11, paragraphe 8, et de l’article 13, paragraphe 5, on entend par « une socie´te´ qui, selon la le´gislation d’un Etat contractant, est un re´sident de cet Etat » :
a) une socie´te´ dont le sie`ge de direction effective est situe´ dans cet Etat contractant; et
b) une socie´te´ dont le sie`ge de direction effective a e´te´ de´place´ hors de cet Etat contractant, a` condition que, pre´alablement a` ce de´placement, le sie`ge de direction effective de cette socie´te´ ait e´te´ situe´ dans cet Etat contractant pendant une pe´riode d’au moins cinq ans. Dans ce cas, cette socie´te´ n’est conside´re´e comme un re´sident de cet Etat contractant que pendant une pe´riode de dix ans suivant le de´placement hors de cet Etat de son sie`ge de direction effective.
15. Met betrekking tot artikel 10 en artikel 13
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking « voordelen verkregen uit de vervreemding » niet omvat inkomsten genoten bij het inkopen van aandelen door, of bij de liquidatie van een vennootschap. Die inkom- sten worden beheerst door de bepalingen van artikel 10.
16. Met betrekking tot artikel 11, paragrafen 2 en 3
Indien een EEG-richtlijn inzake de belastingheffing op inkomsten van spaargelden van kracht wordt en indien, ingevolge deze richtlijn, zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, interest afkomstig uit een van de verdragsluitende Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat ook mag worden belast in de verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, dan geldt, in afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 11, paragrafen 2 en 3, met betrekking tot die interest het bepaalde in die richtlijn.
Indien een EEG-richtlijn, zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake betalin- gen van rente en royalty’s tussen ondernemingen van kracht wordt, dan geldt, wat betreft interest, in afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 11, paragrafen 2 en 3, het bepaalde in die richtlijn.
17. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 4
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking « dividenden » eveneens betekent inkomsten die worden genoten door een natuurlijke persoon en die volgens de fiscale wetgeving van de Staat waarvan de vennootschap-schuldenaar inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.
18. Met betrekking tot artikel 15, paragraaf 2
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking « belastingjaar » voor Belgie¨ betekent « belastbaar tijdperk ».
19. Met betrekking tot artikel 15 en 23
Het is wel te verstaan dat het bepaalde in paragraaf 3 van artikel 15 Nederland niet belet de bepalingen van paragraaf 2, subparagrafen a) en b, van artikel 23 van het Verdrag toe te passen.
20. Met betrekking tot artikel 7, 14, 15 en 16
a) Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van paragraaf 1 van artikel 16 voor Nederland de uitdrukking soortgelijke functie omvat
« commissaris van een vennootschap » die als zodanig door de algemene vergadering van aandeelhouders of enig ander bevoegd orgaan van de vennootschap die inwoner is van Nederland is benoemd en die met het toezicht op de algemene leiding van de vennootschap is belast.
b) Het is wel te verstaan dat, indien een door een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de verdragsluitende Staten gedreven onderneming die haar bedrijf uitoefent met behulp van een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting, overeenkom- stig de wetgeving van eerstbedoelde Staat geheel of gedeeltelijk wordt omgezet in een onderneming gedreven door een vennootschap geves- tigd in die Staat, de inkomsten die de natuurlijke persoon geniet ter zake van werkzaamheden voor die vennootschap in oprichting en die toerekenbaar zijn aan het in de andere verdragsluitende Staat uitgeoe- fende bedrijf gedurende de periode dat de vennootschap in oprichting is, voor de toepassing van het Verdrag worden beschouwd als beloningen in de zin van artikel 15 of 16, naar gelang het geval.
De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing in geval die natuurlijke persoon een zelfstandig beroep uitoefent in de zin van artikel 14 van het Verdrag.
21. Met betrekking tot artikel 17, paragraaf 3
Voor de toepassing van artikel 17, paragraaf 3, betekent de uitdruk- king « gefinancierd voor een wezenlijk deel » een financiering van ten minste dertig percent.
22. Met betrekking tot artikel 18 en artikel 26
Voor de toepassing van artikel 18 en artikel 26, wordt onder de uitdrukking « sociale wetgeving » verstaan een stelsel inzake sociale zekerheid.
23. Met betrekking tot artikel 19, paragraaf 2
Een uit Nederland afkomstig pensioen valt onder de reikwijdte van artikel 19, paragraaf 2, voor zover de aanspraak op dat pensioen is opgebouwd gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking. Dit
ongeacht door wie dat pensioen wordt uitbetaald. Wanneer de aanspraak op een pensioen deels gedurende een particuliere dienstbe- trekking en deels gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking is
opgebouwd, wordt het deel van dat pensioen dat wordt beheerst door artikel 18, respectievelijk het deel dat wordt beheerst door artikel 19, paragraaf 2, vastgesteld naar evenredigheid van het aantal jaren dat de
15. Ad. article 10 et article 13
Il est entendu que l’expression « gains provenant de l’alie´nation » ne comprend pas les revenus perc¸ us lors du rachat d’actions par une socie´te´ ou lors de la liquidation d’une socie´te´. Ces revenus sont re´gis par les dispositions de l’article 10.
16. Ad. article 11, paragraphes 2 et 3
Si une directive CEE en matie`re d’imposition des revenus de l’e´pargne entre en vigueur et si, en vertu de cette directive, telle qu’elle pourrait eˆtre modifie´e, les inte´reˆts provenant de l’un des Etats contractants et paye´s a` un re´sident de l’autre Etat sont aussi imposables dans l’Etat contractant d’ou` ils proviennent, les dispositions de cette directive, dans la mesure ou` elles de´rogent aux dispositions de l’article 11, paragraphes 2 et 3, seront applicables a` ces inte´reˆts.
Si une directive CEE concernant un re´gime fiscal commun en matie`re de paiements d’inte´reˆts et de redevances entre entreprises, telle qu’elle pourrait eˆtre modifie´e, entre en vigueur, les dispositions de cette directive, dans la mesure ou` elles de´rogent aux dispositions de l’article 11, paragraphes 2 et 3, seront applicables en ce qui concerne les inte´reˆts.
17. Ad. article 10, paragraphe 4
Il est entendu que le terme « dividendes » de´signe e´galement les revenus perc¸ us par une personne physique et soumis au meˆme re´gime fiscal que les revenus d’actions par la le´gislation fiscale de l’Etat dont la socie´te´ de´bitrice est un re´sident.
18. Ad. article 15, paragraphe 2
Il est entendu que, en ce qui concerne la Belgique, l’expression
« xxxx´e fiscale » de´signe la « pe´riode imposable ».
19. Ad. articles 15 et 23
Il est entendu que la disposition de l’article 15, paragraphe 3, n’empeˆche pas les Pays-Bas d’appliquer les dispositions de l’article 23, paragraphe 2, a et b, de la Convention.
20. Ad. articles 7, 14, 15 et 16
a) Pour l’application de l’article 16, paragraphe 1 er, il est entendu, que, en ce qui concerne les Pays-Bas, l’expression « fonctions analo- gues » de´signe e´galement un « commissaire de socie´te´ » de´signe´ comme tel par l’assemble´e ge´ne´rale des actionnaires ou tout autre organe compe´tent de la socie´te´ qui est un re´sident des Pays-Bas et qui est charge´ de controˆler la gestion de la socie´te´.
b) Il est entendu que, lorsqu’une entreprise exploite´e par une personne physique qui est un re´sident de l’un des Etats contractants exerce son activite´ par l’interme´diaire d’un e´tablissement stable situe´ dans l’autre Etat contractant, et que cette entreprise est, conforme´ment a` la le´gislation du premier Etat, transforme´e totalement ou partielle- ment en une entreprise exploite´e par une socie´te´ situe´e dans cet Etat, les revenus que cette personne physique perc¸oit au titre d’activite´s exerce´es pour cette socie´te´ en cours de constitution et qui sont imputables a` l’activite´ industrielle ou commerciale exerce´e dans l’autre Etat contractant pendant la pe´riode au cours de laquelle la socie´te´ est en cours de constitution, sont conside´re´s, pour l’application de la Conven- tion, comme des re´mu ne´rations au sens de l’article 15 ou de l’article 16, selon le cas.
La phrase qui pre´ce`de s’applique mutatis mutandis lorsque la personne physique susmentionne´e exerce une activite´ inde´pen dante au sens de l’article 14 de la Convention.
21. Ad. article 17, paragraphe 3
Pour l’application de l’article 17, paragraphe 3, l’expression
« finance´es pour une large part » de´signe un financement d’au moins trente pour cent.
22. Ad. article 18 et article 26
Pour l’application de l’article 18 et de l’article 26, l’expression
« le´gislation sociale » de´signe un re´gime de se´curite´ sociale.
23. Ad. article 19, paragraphe 2
Une pension provenant des Pays-Bas tombe dans le champ d’appli- cation de l’article 19, paragraphe 2, dans la mesure ou` le droit a` cette pension a e´te´ constitue´ dans le cadre de l’exercice d’un emploi salarie´ public et ce, quel que soit le de´biteur de cette pension. Lorsque le droit a` une pension a e´te´ constitue´ en partie dans le cadre d’un emploi salarie´ prive´ et en partie dans le cadre d’un emploi salarie´ public, la partie de cette pension qui est re´gie par l’article 18 et celle qui est re´gie par l’article 19, paragraphe 2, sont de´termine´es au prorata du nombre d’anne´es pendant lesquelles le droit a` cette pension a e´te´ constitue´,
aanspraak op dat pensioen is opgebouwd gedurende een particuliere, onderscheidenlijk gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking, ten opzichte van het totale aantal jaren waarover de aanspraak op dat pensioen is opgebouwd.
24. Met betrekking tot artikel 23, paragraaf 1
a) Voor het bepalen van de aanvullende belastingen die door de Belgische gemeenten en agglomeraties worden vastgesteld, worden in Belgie¨, niettegenstaande de bepalingen van artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a) en elke andere bepaling van dit Verdrag, de beroeps- inkomsten die volgens artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a zijn vrijgesteld, in aanmerking genomen. Deze aanvullende belastingen worden berekend op de belasting die in Belgie¨ verschuldigd zou zijn in het geval bedoelde inkomsten uit Belgische bronnen werden verkregen.
b) Het is wel te verstaan dat de regeling bepaald in artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf c, eveneens van toepassing is op dividenden die een vennootschap die inwoner is van Belgie¨ verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Nederland, en die voortkomen uit dividenden uitgekeerd aan die laatste vennootschap door een derde vennootschap die aan een belasting van gelijke aard als de Belgische vennootschapsbelasting is onderworpen.
25. Met betrekking tot artikel 23, paragraaf 2, subparagraaf b)
Het is wel te verstaan dat voor de berekening van de vermindering vermeld in artikel 23, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxxxxxx x, xx xxxxxx van de in artikel 22, paragraaf 1, genoemde vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de schulden verzekerd door hypotheek op dat vermogen en de waarde van de in artikel 22, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxx vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de tot de vaste inrichting of de vaste basis behorende schulden.
26. Met betrekking tot artikel 26, paragraaf 2
Ingeval in Nederland omstandigheden van partners mede een rol spelen bij de vaststelling van de verschuldigde belasting worden die omstandigheden, ingeval een natuurlijke persoon die inwoner is van Belgie¨ een beroep doet op deze bepaling bij de vaststelling van zijn in Nederland verschuldigde belasting overeenkomstig in aanmerking genomen, met dien verstande dat hij de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen die bij zijn partner in Belgie¨ in aanmerking komen niet ook in Nederland kan vergelden.
27. Met betrekking tot artikel 28
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten kunnen ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een onderling overleg op basis van het bepaalde in artikel 28 tevens overeenkomen dat in de verdragsluitende Staat waar ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van een vermeerdering van het belastbare inkomen met betrekking tot de daaruit voortvloeiende verschuldigde belasting wordt afgezien van belastingverhogingen, interest en kosten, indien in de andere verdragsluitende Staat met betrekking tot de corresponde- rende vermindering van belasting ingevolge die regeling wordt afgezien van de toekenning van interest.
28. Met betrekking tot artikel 30
Voor de toepassing van het Verdrag wordt de uitdrukking « uitvoer- bare titel » voor wat betreft Nederland gelezen als executoriale titel en wordt de uitdrukking « eisbaar » voor wat betreft Nederland gelezen als invorderbaar.
29. Met betrekking tot artikel 30, paragraaf 9
Deze bepaling is in Belgie¨ van toepassing met betrekking tot het voorrecht van de Schatkist zoals bedoeld in de artikelen 422 en 423 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
30. Met betrekking tot artikel 33 en artikel 34
a) Het is wel te verstaan dat de uitdrukking « zijn toegekend of betaalbaar gesteld » voor Nederland tevens betekent « ontvangen, verrekend of ter beschikking gesteld zijn, rentedragend zijn geworden, vorderbaar en inbaar zijn geworden ».
b) Het is wel te verstaan dat de uitdrukking « belastbare tijdperken » voor Nederland betekent « belastingjaren ».
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevol- machtigd door hun respectieve Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Luxemburg, op 5 juni 2001, in de Neder- landse en de Franse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.
respectivement, dans le cadre d’un emploi prive´ et dans le cadre d’un emploi public par rapport au nombre total d’anne´es durant lesquelles le droit a` cette pension a e´te´ constitue´.
24. Ad. article 23, paragraphe 1er
a) Pour la de´termination des taxes additionnelles e´tablies par les communes et agglome´rations belges, la Belgique tient compte, nonobs- tant les dispositions de l’article 23, paragraphe 1er, a, et toute autre disposition de la Convention, des revenus professionnels exempte´s en vertu de l’article 23, paragraphe 1er, a. Ces taxes additionnelles sont calcule´es sur l’impoˆt qui serait d uˆ en Belgique si les revenus en question e´taient tire´s de sources belges.
b) Il est entendu que le re´gime pre´vu a` l’article 23, paragraphe 1er, c, s’applique e´galement aux dividendes qu’une socie´te´ qui est un re´sident de la Belgique rec¸oit d’une socie´te´ qui est un re´sident des Pays-Bas, et qui proviennent de dividendes distribue´s a` cette dernie`re socie´te´ par une tierce socie´te´, assujettie a` un impoˆt analogue a` l’impoˆt belge des socie´te´s.
25. Ad. article 23, paragraphe 2, b)
Il est entendu que, pour le calcul de la re´d uction vise´e a` l’article 23, xxxxxxxxxx 0, x, xx xxxxxx des e´le´ments de fortune vise´s a` l’article 22, paragraphe 1, est diminue´e de la valeur des dettes garanties par une hypothe`que sur cette fortune et la valeur des e´le´ments de fortune vise´s a` l’article 22, paragraphe 2, est diminue´e de la valeur des dettes de l’e´tablissement stable ou de la base fixe.
26. Ad. article 26, paragraphe 2
Lorsque, aux Pays-Bas, la situation des partenaires intervient pour la de´termination de l’impoˆt d uˆ , cette situation est e´galement prise en conside´ration, lorsqu’une personne physique qui est un re´sident de la Belgique invoque cette disposition, aux fins de la de´termination de l’impoˆt qu’elle doit aux Pays-Bas, e´tant entendu qu’elle ne peut obtenir e´galement aux Pays-Bas le be´ne´fice des de´d uctions personnelles, abattements et re´d uctions qui interviennent en Belgique dans le chef de son partenaire.
27. Ad. article 28
Lorsque les autorite´s compe´tentes des Etats contractants sont parve- nues a` un accord dans le cadre d’une proce´d ure amiable base´e sur les dispositions de l’article 28, elles peuvent e´galement convenir que l’Etat contractant dans lequel l’accord pre´cite´ entraˆıne une augmentation du revenu imposable renonce a` tous accroissements d’impoˆt, inte´reˆts et frais affe´rents a` l’impoˆt d uˆ par suite de cette augmentation du revenu imposable, a` condition que l’autre Etat contractant renonce a` octroyer des inte´reˆts en raison de la re´d uction d’impoˆt correspondante qui re´sulte de cet accord.
28. Ad. article 30
Pour l’application de la Convention, l’expression « titre permettant l’exe´cution » doit, en ce qui concerne les Pays-Bas, eˆtre prise dans le sens de titre exe´cutoire (executoriale titel) et le terme « exigible » doit, en ce qui concerne les Pays-Bas, eˆtre pris dans le sens de recouvrable (invorderbaar).
29. Ad. article 30, paragraphe 9
En Belgique, cette disposition s’applique au privile`ge du Tre´sor vise´ aux articles 422 et 423 du Code des impoˆts sur les revenus 1992.
30. Ad; article 33 et article 34
a) Il est entendu que l’expression « attribue´s ou mis en paiement » signifie e´galement, en ce qui concerne les Pays-Bas, « rec¸ us, cre´dite´s ou mis a` la disposition, devenus productifs d’inte´reˆts, devenus exigibles et devenus encaissables ».
b) Il est entendu que, en ce qui concerne les Pays-Bas, l’expression
« pe´riodes imposables » doit eˆtre prise dans le sens de « xxxx´es fiscales » (belastingjaren).
En foi de quoi, les soussigne´s, a` ce d uˆ ment autorise´s par leurs Gouvernements respectifs, ont signe´ le pre´sent Protocole.
Fait a` Luxembourg, le 5 juin 2001, en double exemplaire, en langues ne´xxxxx xxxxx et franc¸aise, les deux textes faisant e´galement foi.
PROTOCOL II
Bij de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk Belgie¨ en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn de onderge- tekenden het volgende tweede protocol overeengekomen dat een integrerend deel van het Verdrag vormt.
De verdragsluitende Staten komen overeen dat zij, met het oog op een redelijke verdeling van de door elk van die Staten van inwoners natuurlijke personen van de andere verdragsluitende Staat geheven belastingen over inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid als bedoeld in artikel 15 van het Verdrag, elkaar jaarlijks over en weer een vergoeding ter grootte van een deel van die belasting zullen doen toekomen. Basis voor de door een van de verdragsluitende Staten aan de andere verdragsluitende Staat verschuldigde vergoeding vormt het totaal aan zuivere belastingopbrengst dat eerstbedoelde verdragsluitende Staat ontvangt van inwoners natuurlijke personen van de andere verdrag- sluitende Staat die in eerstbedoelde verdragsluitende Staat inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid genieten waarover het heffingsrecht inge- volge het bepaalde in artikel 15 van het Verdrag is toegewezen aan die Staat. De zuivere belastingopbrengst als bedoeld in de vorige volzin wordt gesteld op 20 percent van het totaal van de door vorenbedoelde inwoners natuurlijke personen van de ene verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat naar hun inkomsten verschuldigde belasting en de gelijktijdig door de belastingdienst van die laatstbe- doelde Staat geheven premies sociale verzekeringswetgeving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1408 / 71. Elk van de verdragsluitende Staten betaalt de andere verdragsluitende Staat een vergoeding ter grootte van 50 percent van het door die verdragsluitende Staat van inwoners van de andere verdragsluitende Staat ontvangen bedrag aan zuivere belasting- opbrengst. De over en weer verschuldigde vergoedingen worden in rekening courant verrekend op het moment dat de daaraan ten grondslag liggende belastingopbrengst is ontvangen, c.q. betaald. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten treden vooraf- gaande aan de inwerkingtreding van het protocol en vervolgens na elke periode van vijf jaar waarin jaarlijks vorenbedoelde verrekening heeft plaatsgevonden met elkaar in overleg teneinde te bezien of eerderge- noemde percentages nog adequaat worden geacht. Wanneer de bevoegde autoriteiten van beide verdragsluitende Staten in het kader van zo’n overleg overeenstemming bereiken over het feit dat een van eerderbe- doelde percentages of beide niet meer adequaat zijn, dan stellen zij in onderling overleg de voor een volgende vijf jaars-periode geldende percentages vast.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevol- machtigd door hun respectieve Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Luxemburg, op 5 juni 2001, in de Neder- landse en de Franse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.
PROTOCOLE II
Au moment de proce´der a` la signature de la Convention entre le Royaume de Belgique et le Royaume des Pays-Bas tendant a` e´viter la double imposition et a` pre´venir l’e´vasion fiscale en matie`re d’impoˆts xxx xx xxxxxx xx xxx xx xxxxxxx, xxx xxxxxxxxxxx sont convenus du second Protocole suivant, qui fait partie inte´grante de la Convention.
Les Etats contractants conviennent, en vue d’une re´partition e´quita- ble des impoˆts perc¸ us par chacun de ces Etats a` charge des personnes physiques qui sont des re´sidents de l’autre Etat contractant sur des revenus de professions de´pen dantes vise´es a` l’article 15 de la Conven- tion, de se verser re´ciproquement chaque anne´e une compensation e´gale a` une partie de cet impoˆt. La base de la compensation due par un Etat contractant a` l’autre Etat contractant est constitue´e par le total des recettes fiscales nettes que le premier Etat contractant rec¸oit des personnes physiques qui sont des re´sidents de l’autre Etat contractant qui perc¸oivent dans le premier Etat contractant des revenus de professions de´pen dantes dont le pouvoir d’imposition est attribue´ a` cet Etat en vertu des dispositions de l’article 15 de la Convention. Les recettes fiscales nettes vise´es dans la phrase pre´ce´dente sont fixe´es a` 20 pour cent du total de l’impoˆt dont les personnes physiques pre´cite´es, qui sont des re´sidents d’un Etat contractant, sont redevables au titre de leurs revenus dans l’autre Etat contractant et des cotisations de se´curite´ sociale vise´es par le Re`glement (CEE) n˚ 1408 / 71 qui sont perc¸ ues simultane´ment par l’administration fiscale de ce dernier Etat. Chacun des Etats contractants paie a` l’autre Etat contractant une compensation e´gale a` 50 pour cent du montant des recettes fiscales nettes qu’il a obtenues des re´sidents de l’autre Etat contractant. Les compensations re´ciproques sont porte´es en compte courant au moment ou` les recettes fiscales qui en constituent la base sont perc¸ ues ou, le cas e´che´ant, rembourse´es. Les autorite´s compe´tentes des Etats contractants se consultent avant l’entre´e en vigueur du Protocole et, par la suite, apre`s chaque pe´riode de cinq ans au cours de laquelle de telles compensa- tions ont eu lieu annuellement, afin d’examiner si les pourcentages pre´cite´s sont toujours conside´re´s comme approprie´s. Lorsque les autorite´s compe´tentes des deux Etats contractants conviennent, dans le cadre d’une telle consultation, qu’un des pourcentages pre´cite´s, ou les deux, ne sont plus approprie´s, elles de´terminent d’un commun accord les pourcentages applicables pour la pe´riode suivante de cinq ans.
En foi de quoi, les soussigne´s, a` ce d uˆ ment autorise´s par leurs Gouvernements respectifs, ont signe´ le pre´sent Protocole.
Fait a` Luxembourg, le 5 juin 2001, en double exemplaire, en langues ne´xxxxx xxxxx et franc¸aise, les deux textes faisant e´galement foi.
Excellentie,
WISSELING VAN BRIEVEN
Excellence,
ECHANGE DE LETTRES
Ik heb de eer te verwijzen naar het op 5 juni 2001 getekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Belgie¨ tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (hierna te noemen : het Verdrag) en namens de regering van het Koninkrijk der Nederlanden het volgende voor te stellen :
In de loop van de onderhandelingen die hebben geleid tot het sluiten van het heden ondertekende Verdrag hebben de onderhandelaars een gemeenschappelijke overeenstemming bereikt en opgesteld over de verhouding tussen de conclusies van de Raad van 1 december 1997 inzake het belastingbeleid (98 / C 2 / 01) en het Verdrag.
In de conclusies van de Raad van 1 december 1997 wordt voorzien in een pakket van maatregelen bestaande uit een gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, een richtlijn voor de belasting op inkomsten uit spaartegoeden en een voorstel voor bronheffing op grensoverschrijdende uitkeringen van interest en royalty’s tussen bedrijven.
In het protocol bij het Verdrag is een voorziening opgenomen voor de samenloop van de bepalingen van het Verdrag met de in de conclusies opgenomen voorstellen voor een richtlijn inzake de belasting op inkomsten uit spaartegoeden en een richtlijn voor bronheffing op grensoverschrijdende uitkering van interest en royalty’s.
J’ai l’honneur de me re´fe´rer a` la Convention signe´e le 5 juin 2001 entre le Royaume des Pays-Bas et le Royaume de Belgique tendant a` e´viter la double imposition et a` pre´venir l’e´vasion fiscale en matie`re d’impoˆts sur le revenu et sur la fortune (ci-apre`s de´nomme´e : la Convention) et de proposer ce qui suit au nom du Gouvernement du Royaume des Pays-Bas :
Au cours des ne´gociations qui ont abouti a` la conclusion de la Convention signe´e aujourd’hui, les ne´gociateurs sont parvenus a` un accord mutuel concernant le rapport entre les conclusions du Conseil du 1er décembre 1997 en matie`re de politique fiscale (98 / C 2 / 01) et la Convention.
Les conclusions du Conseil du 1er décembre 1997 pre´voient un paquet de mesures constitue´ par un code de conduite dans le domaine de la fiscalite´ des entreprises, une directive en matie`re de fiscalite´ des revenus de l’e´pargne et une proposition en matie`re de retenue a` la source sur les paiements transfrontaliers d’inte´reˆts et de redevances entre entreprises.
Le Protocole a` la Convention contient une disposition relative a` la concurrence des dispositions de la Convention et des propositions contenues dans les conclusions du Conseil concernant une directive en matie`re de fiscalite´ des revenus de l’e´pargne et une directive en matie`re de retenue a` la source sur les paiements transfrontaliers d’inte´reˆts et de redevances.
Het verdrag onderscheidenlijk het protocol bevat geen verwijzing naar de gedragscode. De gedragscode betreft een op Europees niveau gecoo¨ rdineerde actie ter bestrijding van schadelijke fiscale concurrentie om bij te dragen tot de verwezenlijking van Europese doelstellingen. De uitvoering van deze aanbeveling van de Raad bijeen zal met erkenning van de positieve effecten van eerlijke concurrentie en van de noodzaak om het internationale concurrentievermogen van de Euro- pese Unie en de lidstaten te waarborgen in beginsel moeten leiden tot een oplossing op gemeenschapsniveau.
Indien in het kader van de resolutie van 1 december 1997 van de Ecofinraad op communautair niveau uitvoering wordt gegeven aan de conclusies van de Raad zullen de verdragsluitende Staten in gezamen- lijk overleg bezien of en zo ja in welke mate, met het oog op het scheppen van voorwaarden voor eerlijke concurrentie binnen de Europese Unie, het Verdrag daaraan dienstbaar kan zijn, dan wel kan worden gemaakt.
Gelief, Excellentie, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogach- ting wel te willen aanvaarden.
Excellentie,
Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van uw Nota van heden die als volgt luidt :
« Excellentie,
Ik heb de eer te verwijzen naar het op 5 juni 2001 getekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Belgie¨ tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (hierna te noemen : het Verdrag) en namens de regering van het Koninkrijk der Nederlanden het volgende voor te stellen :
In de loop van de onderhandelingen die hebben geleid tot het sluiten van het heden ondertekende Verdrag hebben de onderhandelaars een gemeenschappelijke overeenstemming bereikt en opgesteld over de verhouding tussen de conclusies van de Raad van 1 december 1997 inzake het belastingbeleid (98 / C 2 / 01) en het Verdrag.
In de conclusies van de Raad van 1 december 1997 wordt voorzien in een pakket van maatregelen bestaande uit een gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, een richtlijn voor de belasting op inkomsten uit spaartegoeden en een voorstel voor bronheffing op grensoverschrijdende uitkeringen van interest en royalty’s tussen bedrijven.
In het protocol bij het Verdrag is een voorziening opgenomen voor de samenloop van de bepalingen van het Verdrag met de in de conclusies opgenomen voorstellen voor een richtlijn inzake de belasting op inkomsten uit spaartegoeden en een richtlijn voor bronheffing op grensoverschrijdende uitkering van interest en royalty’s.
Het verdrag onderscheidenlijk het protocol bevat geen verwijzing naar de gedragscode. De gedragscode betreft een op Europees niveau gecoo¨ rdineerde actie ter bestrijding van schadelijke fiscale concurrentie om bij te dragen tot de verwezenlijking van Europese doelstellingen. De uitvoering van deze aanbeveling van de Raad bijeen zal met erkenning van de positieve effecten van eerlijke concurrentie en van de noodzaak om het internationale concurrentievermogen van de Euro- pese Unie en de lidstaten te waarborgen in beginsel moeten leiden tot een oplossing op gemeenschapsniveau.
Indien in het kader van de resolutie van 1 december 1997 van de Ecofinraad op communautair niveau uitvoering wordt gegeven aan de conclusies van de Raad zullen de verdragsluitende Staten in gezamen- lijk overleg bezien of en zo ja in welke mate, met het oog op het scheppen van voorwaarden voor eerlijke concurrentie binnen de Europese Unie, het Verdrag daaraan dienstbaar kan zijn, dan wel kan worden gemaakt.
Gelief, Excellentie, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogach- ting wel te willen aanvaarden. »
Ik heb de eer u mede te delen dat mijn Regering met het vorenstaande akkoord gaat.
Gelief, Excellentie, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogach- ting wel te willen aanvaarden.
Ni la Convention ni le Protocole ne font allusion au code de conduite. Le code de conduite porte sur une action coordonne´e au niveau europe´en pour lutter contre la concurrence fiscale dommageable en vue de contribuer a` la re´alisation de certains objectifs europe´ens. La mise en œuvre de cette re´solution du Conseil, reconnaissant les effets positifs d’une concurrence loyale et la ne´cessite´ de consolider la compe´titivite´ internationale de l’Union europe´enne et des Etats membres, devrait en principe aboutir a` une solution au niveau communautaire.
Si, dans le cadre de la re´solution du Conseil Ecofin du 1er décem- bre 1997, les conclusions du Conseil sont mises en œuvre au niveau communautaire, les Etats contractants se concerteront en vue d’exami- ner, si et, le cas e´che´ant, dans quelle mesure la Convention peut eˆtre utile ou eˆtre mise a` profit aux fins de cre´er les conditions ne´cessaires a` une concurrence loyale au sein de l’Union europe´enne.
Veuillez agre´er, Excellence, l’assurance de ma tre`s haute conside´ra- tion.
Excellence,
J’ai l’honneur d’accuser re´ception de votre Note de ce jour, libelle´e comme suit :
« Excellence,
J’ai l’honneur de me re´fe´rer a` la Convention signe´e le 5 juin 2001 entre le Royaume des Pays-Bas et le Royaume de Belgique tendant a` e´viter la double imposition et a` pre´venir l’e´vasion fiscale en matie`re d’impoˆts sur le revenu et sur la fortune (ci-apre`s de´nomme´e : la Convention) et de proposer ce qui suit au nom du Gouvernement du Royaume des Pays-Bas :
Au cours des ne´gociations qui ont abouti a` la conclusion de la Convention signe´e aujourd’hui, les ne´gociateurs sont parvenus a` un accord mutuel concernant le rapport entre les conclusions du Conseil du 1er décembre 1997 en matie`re de politique fiscale (98 / C 2 / 01) et la Convention.
Les conclusions du Conseil du 1er décembre 1997 pre´voient un paquet de mesures constitue´ par un code de conduite dans le domaine de la fiscalite´ des entreprises, une directive en matie`re de fiscalite´ des revenus de l’e´pargne et une proposition en matie`re de retenue a` la source sur les paiements transfrontaliers d’inte´reˆts et de redevances entre entreprises.
Le Protocole a` la Convention contient une disposition relative a` la concurrence des dispositions de la Convention et des propositions contenues dans les conclusions du Conseil concernant une directive en matie`re de fiscalite´ des revenus de l’e´pargne et une directive en matie`re de retenue a` la source sur les paiements transfrontaliers d’inte´reˆts et de redevances.
Ni la Convention ni le Protocole ne font allusion au code de conduite. Le code de conduite porte sur une action coordonne´e au niveau europe´en pour lutter contre la concurrence fiscale dommageable en vue de contribuer a` la re´alisation de certains objectifs europe´ens. La mise en œuvre de cette re´solution du Conseil, reconnaissant les effets positifs d’une concurrence loyale et la ne´cessite´ de consolider la compe´titivite´ internationale de l’Union europe´enne et des Etats membres, devrait en principe aboutir a` une solution au niveau communautaire.
Si, dans le cadre de la re´solution du Conseil Ecofin du 1er décem- bre 1997, les conclusions du Conseil sont mises en œuvre au niveau communautaire, les Etats contractants se concerteront en vue d’exami- ner, si et, le cas e´che´ant, dans quelle mesure la Convention peut eˆtre utile ou eˆtre mise a` profit aux fins de cre´er les conditions ne´cessaires a` une concurrence loyale au sein de l’Union europe´enne.
Veuillez agre´er, Excellence, l’assurance de ma tre`s haute conside´ra- tion. »
J’ai l’honneur de vous informer que mon Gouvernement souscrit a` ce qui pre´ce`de.
Veuillez agre´er, Excellence, l’assurance de ma tre`s haute conside´ra- tion.