ARTIKEL I
ARTIKEL I
De tekst van artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar vermogenwinsten die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
(a) in het Verenigd Koninkrijk:
(i) de inkomstenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de vermogenswinstbelasting;
(iv) de belasting op inkomsten uit de winning van aardolie; (hierna te noemen “belasting van het Verenigd Koninkrijk”);
(b) in België :
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting van niet-inwoners;
met inbegrip van de voorheffingen en de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen;
(hierna te noemen "Belgische belasting").
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar alle belangrijke wijzigingen mee die in hun belastingwetten zijn aangebracht.”
ARTIKEL II
1. De tekst van artikel 3, paragraaf 1, (i) van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“(i) betekent de uitdrukking “internationaal verkeer” elk vervoer door een schip, een luchtvaartuig of een weg- of spoorvoertuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip, het luchtvaartuig of het weg- of spoorvoertuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;”
2. De tekst van artikel 3, paragraaf 1, (j) van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“(j) betekent de uitdrukking “bevoegde autoriteit” :
(i) in het Verenigd Koninkrijk, de “Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs” of hun bevoegde vertegenwoordiger; en
(ii) in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;”
3. De hiernavolgende subparagraaf (l) wordt opgenomen in artikel 3, paragraaf 1 van de Overeenkomst:
“(l) betekent de uitdrukking “pensioenstelsel” elk plan, stelsel, fonds, trust of andere regeling die in een overeenkomstsluitende Staat is gevestigd:
(i) voor zover het pensioenuitkeringen beheert of verschaft of inkomsten verwerft ten voordele van één of meer van dergelijke regelingen, en
(ii) op voorwaarde dat het ofwel:
A) wat België betreft, een naar Belgisch recht opgerichte entiteit is, met inbegrip van pensioenfondsen, of een pensioenstelsel dat door middel van een verzekeringsmaatschappij is geregeld, die wordt gereguleerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen of die geregistreerd is bij de Belgische belastingadministratie; of
B) wat het Verenigd Koninkrijk betreft, een pensioenstelsel is (niet zijnde een socialezekerheidsstelsel) dat geregistreerd is onder Deel 4 van de “Finance Act 2004”, met inbegrip van pensioenfondsen of pensioenstelsels die geregeld zijn door middel van verzekeringsmaatschappijen en “unit trusts” wanneer de deelnemers( “unit holders”) uitsluitend pensioenstelsels zijn.
De bevoegde autoriteiten kunnen overeenkomen om onder het bovenstaande pensioenstelsels op te nemen die op economisch of wettelijk vlak identiek of in wezen gelijksoortig van aard zijn.”
ARTIKEL III
1. De tekst van artikel 4 , paragraaf 1 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking “inwoner van een overeenkomstsluitende Staat” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding, plaats van oprichting of enige andere soortgelijke omstandigheid. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in een overeenkomstsluitende Staat alleen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen aan belasting zijn onderworpen.”
2. De hiernavolgende paragraaf 5 wordt opgenomen in artikel 4 van de Overeenkomst:
“5. De uitdrukking “inwoner van een overeenkomstsluitende Staat” omvat:
(a) een pensioenstelsel dat in die Staat is opgericht; en
(b) een organisatie zonder winstbejag die inwoner is van die Staat en uitsluitend voor godsdienstige, liefdadige, wetenschappelijke, culturele of opvoedkundige doeleinden (of voor meer dan één van die doeleinden) is opgericht en werkzaam is, niettegenstaande het geheel van of een gedeelte van zijn inkomsten of voordelen van belasting kan vrijgesteld zijn ingevolge de interne wetgeving van die Staat.”
ARTIKEL IV
Artikel 8 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart
1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.”
ARTIKEL V
De tekst van artikel 10 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de dividenden.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 van dit artikel worden dividenden niet belast in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden :
(a) een vennootschap is die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat en die gedurende een ononderbroken tijdvak van ten minste twaalf maanden aandelen bezit die onmiddellijk ten minste 10 percent vertegenwoordigen van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;
(b) een pensioenstelsel is dat inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, op voorwaarde dat zulke dividenden niet voortkomen uit het uitoefenen van een bedrijf door het pensioenstelsel of met behulp van een afhankelijke onderneming.
4. Dividenden die worden betaald uit inkomsten (met inbegrip van voordelen) die rechtstreeks of onrechtstreeks uit onroerende goederen in de betekenis van artikel 6 van deze Overeenkomst worden behaald door een “investment vehicle” die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat van wie de inkomsten uit zulke onroerende goederen van belasting is vrijgesteld en die het grootste deel van die inkomsten jaarlijks uitkeert, mogen niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 2 en 3, (a) van dit artikel mogen, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 2 en 3, (a) van dit artikel, eveneens in die Staat overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast.
De bepalingen van de paragrafen 2, 3 en 4 van dit artikel laten onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
5. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede alle andere bestanddelen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is op dezelfde wijze in de belastingheffing worden betrokken als inkomsten uit aandelen.
6. De bepalingen van de paragrafen 1, 2, 3 en 4 van dit artikel zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting of die vaste basis. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14 van deze Overeenkomst, naar het geval, van toepassing.
7. Indien een vennootschap inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, mag de andere overeenkomstsluitende Staat geen belasting heffen van dividenden die de vennootschap betaalt aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat, noch de niet uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn. De bepalingen van deze paragraaf beletten die andere Staat niet belasting te heffen van dividenden betaald uit hoofde van een aandelenbezit dat wezenlijk is verbonden met een vaste inrichting of een vaste basis die in die andere Staat door een inwoner van de eerstbedoelde Staat wordt geëxploiteerd.
8. Er zal geen vermindering of vrijstelling op grond van dit artikel worden verleend indien het belangrijkste doel of een van de belangrijkste doelstellingen van een persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van de aandelen of andere rechten uit hoofde waarvan het dividend is betaald, erin bestond voordeel te halen uit de bepalingen van dit artikel door middel van het creëren of overdragen van die aandelen of andere rechten.”
ARTIKEL VI
De tekst van artikel 11 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest vrijgesteld in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is indien het gaat om :
(a) interest betaald uit hoofde van een lening van welke aard ook die is toegestaan of een krediet dat is verleend door een onderneming aan een andere onderneming;
(b) interest betaald aan een pensioenstelsel op voorwaarde dat zulke interest niet afkomstig is uit het uitoefenen van een bedrijf door het pensioenstelsel of met behulp van een afhankelijke onderneming;
(c) interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat, aan één van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan of aan een openbare entiteit.
4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten, maar de uitdrukking omvat geen boeten voor laattijdige betaling noch inkomsten die worden behandeld in artikel 10 van deze Overeenkomst.
5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 van dit artikel zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting of die vaste basis. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14 van deze Overeenkomst, naar het geval, van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is of een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan, en die interest ten laste komt van die vaste inrichting of vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis gevestigd is.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, om welke reden dan ook, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
8. Er zal geen vermindering of vrijstelling op grond van dit artikel worden verleend indien het belangrijkste doel of een van de belangrijkste doelstellingen van een persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is betaald, erin bestond voordeel te halen uit de bepalingen van dit artikel door middel van het creëren of overdragen van die schuldvordering.”
ARTIKEL VII
1. De tekst van artikel 12, paragraaf 1 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“1. Xxxxxxx’x die afkomstig zijn uit een overeenkomstsluitende Staat zijn en waarvan de uiteindelijk gerechtigde een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat is, zijn slechts in die andere Staat belastbaar.”
2. De hiernavolgende paragrafen 5 en 6 worden opgenomen in artikel 12 van de Overeenkomst:
“5. Royalty’s worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is of een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty’s, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald is aangegaan, en die royalty’s ten laste komen van die vaste inrichting of vaste basis, worden die royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis gevestigd is.
6. Er zal geen vermindering of vrijstelling op grond van dit artikel worden verleend indien het belangrijkste doel of een van de belangrijkste doelstellingen van een persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van de rechten uit hoofde waarvan de royalty’s zijn betaald, erin bestond voordeel te halen uit de bepalingen van dit artikel door middel van het creëren of overdragen van die rechten.”
ARTIKEL VIII
De tekst van artikel 13, paragraaf 3 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“3. Voordelen verkregen door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.”
ARTIKEL IX
1. De tekst van artikel 15, paragraaf 3 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel zijn beloningen die door een inwoner zijn verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, een luchtvaartuig of een spoor- of wegvoertuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, slechts in die Staat belastbaar.”
2. De hiernavolgende paragraaf 4 wordt opgenomen in artikel 15 van de Overeenkomst:
“4. Een dienstbetrekking wordt uitgeoefend in een overeenkomstsluitende Staat wanneer de werkzaamheid waarvoor de lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen worden betaald, daadwerkelijk in die Staat wordt uitgeoefend. De werkzaamheid wordt daadwerkelijk in een overeenkomstsluitende Staat uitgeoefend wanneer de werknemer fysiek in die Staat aanwezig is voor het uitoefenen van de werkzaamheid, ongeacht de plaats waar de arbeidsovereenkomst werd opgemaakt, de woonplaats van de werkgever of van de persoon die de beloningen betaalt, de plaats of het tijdstip van betaling van de beloningen, of de plaats waar de resultaten van het werk van de werknemer worden geëxploiteerd. Indien een werkzaamheid daadwerkelijk in een overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend, mag slechts het gedeelte van de beloningen dat aan die werkzaamheid kan worden toegerekend in die Staat worden belast.”
ARTIKEL X
Artikel 16 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst:
“Artikel 16 Vennootschapsleiding
1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast. Deze paragraaf is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap .
2. Beloningen die een persoon op wie paragraaf 1 van dit artikel van toepassing is verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat ter
zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of technische aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn persoonlijke werkzaamheid als vennoot in een vennootschap – niet zijnde een vennootschap op aandelen – die inwoner is van België, mogen worden belast overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van deze Overeenkomst alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.”
ARTIKEL XI
De tekst van artikel 18 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19,
(a) zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen die afkomstig zijn uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald zijn aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, slechts in de eerstgenoemde Staat belastbaar;
(b) indien pensioenen en andere soortgelijke beloningen in het kader van een pensioenstelsel evenwel voor het eerst werden toegekend of betaald vóór 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het eerste Protocol bij deze Overeenkomst in werking is getreden, zijn alle betalingen in het kader van dat stelsel slechts in die andere Staat belastbaar.”
ARTIKEL XII
De tekst van artikel 19 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“1. a) Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is die onderdaan is van die Staat.
2. a) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen die door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks,
hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, worden betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
3. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 zijn van toepassing op lonen, salarissen, pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een bedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.”
ARTIKEL XIII
1. In artikel 21, paragraaf 1 van de Overeenkomst wordt het woord “hun” vóór de woorden “in die Staat gelegen natuurlijke rijkdommen” weggelaten.
2. De tekst van artikel 21, paragraaf 3 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“3. Winst die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt behaald uit het vervoer van voorraden of personeel door een schip of luchtvaartuig naar een plaats waar werkzaamheden buitengaats worden verricht, of uit de exploitatie van sleepboten, duwboten of kettingsleepboten in verband met die werkzaamheden, is slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.”
3. De tekst van artikel 21, paragraaf 5, (b) van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“(b) Onder voorbehoud van subparagraaf (c) van deze paragraaf, zijn salarissen, lonen en soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat betrokken is bij het vervoer van voorraden of personeel naar een plaats waar werkzaamheden buitengaats worden verricht, of ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een sleepboot, duwboot of kettingsleepboot in verband met deze werkzaamheden, slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.”
ARTIKEL XIV
De volgende paragrafen 3, 4 en 5 worden opgenomen in artikel 22 van de Overeenkomst:
“3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel, mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat niet zijnde inkomsten betaald uit trusts, die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, en die afkomstig zijn uit de andere overeenkomstsluitende Staat, eveneens in die andere Staat worden belast indien deze bestanddelen in de eerstbedoelde Staat niet effectief zijn belast. Een bestanddeel van het inkomen is effectief belast wanneer het begrepen is in de bruto belastbare grondslag waarop de belasting berekend wordt.
4. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de in paragraaf 1 bedoelde inwoner en een andere persoon of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de in die paragraaf bedoelde inkomsten hoger is dan het (eventuele) bedrag dat zonder zulk een verhouding door hen zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige toepasselijke bepalingen van deze Overeenkomst.
5. Er zal geen vermindering of vrijstelling op grond van dit artikel worden verleend indien het belangrijkste doel of een van de belangrijkste doelstellingen van een persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van de rechten uit hoofde waarvan de inkomsten zijn betaald, erin bestond voordeel te halen uit de bepalingen van dit artikel door middel van het creëren of overdragen van die rechten.”
ARTIKEL XV
1. De tekst van artikel 23, paragrafen 2 en 3 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst :
“2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden:
(a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt, niet zijnde dividenden, interest of royalty’s, die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in het Verenigd Koninkrijk zijn belast, stelt België deze inkomsten vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.
(b) De vrijstelling waarin subparagraaf (a) van deze paragraaf voorziet, wordt eveneens verleend met betrekking tot inkomsten die overeenkomstig de Belgische wetgeving als dividenden worden behandeld en die door een inwoner van België worden behaald uit een deelneming in een entiteit waarvan de plaats van de werkelijke leiding gelegen is in het Verenigd Koninkrijk en die niet als dusdanig werd belast in het Verenigd Koninkrijk, op voorwaarde dat de inwoner van België, naar rata van zijn deelneming in zulke entiteit, door het Verenigd Koninkrijk is belast op de inkomsten waaruit de inkomsten die overeenkomstig de Belgische wetgeving als
dividenden worden beschouwd, zijn betaald. De vrijgestelde inkomsten zijn de inkomsten die zijn verkregen na aftrek van de kosten die in België of elders zijn gemaakt en die betrekking hebben op het beheer van de deelneming in de entiteit.
(c) De in de subparagrafen (a) en (b) gebruikte uitdrukking “belast”betekent dat het bestanddeel van het inkomen onderworpen is aan het belastingstelsel dat normaalgezien van toepassing is op zulk bestanddeel overeenkomstig de belastingwetgeving van het Verenigd Koninkrijk.
(d) Niettegenstaande de bepalingen van subparagrafen (a) en (b) van deze paragraaf en van elke andere bepaling van de Overeenkomst houdt België, voor het berekenen van de aanvullende belastingen die worden geheven door de Belgische gemeenten en agglomeraties, rekening met de beroepsinkomsten die in België overeenkomstig subparagrafen (a) en (b) vrijgesteld zijn van belasting. Die aanvullende belastingen worden berekend op de belasting die in België verschuldigd zou zijn indien de desbetreffende beroepsinkomsten uit Belgische bronnen waren behaald.
(e) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit interest of royalty’s, de van die inkomsten geheven belasting van het Verenigd Koninkrijk in mindering gebracht van de Belgische belasting met betrekking tot die inkomsten.
(f) Dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van het Verenigd Koninkrijk, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
(g) Wanneer een vennootschap die inwoner is van België van een vennootschap die inwoner is van het Verenigd Koninkrijk dividenden verkrijgt die deel uitmaken van haar samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en die niet vrijgesteld zijn van de vennootschapsbelasting overeenkomstig subparagraaf (f) van deze paragraaf, vermindert België de Belgische belasting met betrekking tot die dividenden met de belasting van het Verenigd Koninkrijk die overeenkomstig artikel 10 van deze Overeenkomst werd geheven van die dividenden en met de belasting van het Verenigd Koninkrijk die werd geheven van de winst waaruit die dividenden worden betaald. Dit in mindering te brengen bedrag mag het deel van de Belgische belasting dat evenredig betrekking heeft op die dividenden, niet te boven gaan.
(h) Indien verliezen van een Belgische onderneming die kunnen worden toegerekend aan een in het Verenigd Koninkrijk gelegen vaste inrichting, voor de belastingheffing van die onderneming in België overeenkomstig de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die
onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf (a) van deze paragraaf in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die vaste inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als die winst ook in het Verenigd Koninkrijk van belasting is vrijgesteld door de verrekening van die verliezen.
3. Voor de toepassing van paragraaf 1 van dit artikel worden winst, inkomsten en vermogenswinsten die in het bezit zijn van een inwoner van het Verenigd Koninkrijk en die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in België mogen worden belast, geacht afkomstig te zijn uit bronnen in België.
4. Er zal geen vermindering of vrijstelling op grond van dit artikel worden verleend indien het belangrijkste doel of een van de belangrijkste doelstellingen van een persoon die betrokken is bij een stelsel of een regeling in het kader waarvan de vermindering of de vrijstelling wordt gevraagd, erin bestond voordeel te halen uit de bepalingen van dit artikel door middel van dat stelsel of die regeling.”
2. Vanaf het moment dat de wet van het Verenigd Koninkrijk die voorziet in belastingvrijstelling van bepaalde buitenlandse dividenden in werking treedt, zal het Verenigd Koninkrijk, niettegenstaande de bepalingen van artikel 23, paragraaf 1 van de Overeenkomst, de dubbele belasting op zulke dividenden in overeenstemming met die wet opheffen.
ARTIKEL XVI
De tekst van artikel 24, paragraaf 5 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst:
“5. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7 of 8,
artikel 12, paragraaf 4 of 6, of artikel 22, paragraaf 4 of 5, van toepassing zijn, worden interest, royalty’s en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht als wanneer zij aan een inwoner van de eerstgenoemde Staat zouden zijn betaald.”
ARTIKEL XVII
1. De volgende tweede zin wordt toegevoegd aan het einde van artikel 25, paragraaf 2 van de Overeenkomst:
“Elke overeengekomen regeling wordt uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staten voorziet.”
2. De volgende paragraaf 5 wordt opgenomen in artikel 25 van de Overeenkomst:
“5. Wanneer,
(a) een persoon overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel een geval heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat omdat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem hebben geleid tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, en
(b) de bevoegde autoriteiten er binnen een termijn van twee jaar nadat het geval werd voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, niet in slagen om met betrekking tot dat geval overeenstemming te bereiken ingevolge paragraaf 2
worden, indien de persoon daarom verzoekt binnen een termijn van twee jaar vanaf de eerste dag vanaf dewelke arbitrage kan worden gevraagd, alle onopgeloste punten die voortkomen uit dat geval aan arbitrage onderworpen . Die onopgeloste punten worden evenwel niet aan arbitrage onderworpen indien daaromtrent reeds een beslissing werd uitgesproken door een rechterlijke instantie of een administratieve rechtbank van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat. Tenzij een rechtstreeks bij het geval betrokken persoon binnen een termijn van drie maanden vanaf de mededeling van de overeengekomen regeling waardoor de beslissing na arbitrage wordt uitgevoerd, aan de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat meedeelt dat hij die overeengekomen regeling niet aanvaardt, is de beslissing na arbitrage bindend voor beide overeenkomstsluitende Staten en wordt ze uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van die Staten voorziet. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van deze paragraaf.”
ARTIKEL XVIII
De tekst van artikel 26 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst:
“1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit waarvan kan worden verwacht dat ze relevant zullen zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst of voor de toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven door of ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten, voor zover de belastingheffing waarin die nationale wetgeving voorziet niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.
2. De door een overeenkomstsluitende Staat ingevolge paragraaf 1 verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingen, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van die belastingen, bij de beslissing in beroepszaken die betrekking hebben op die belastingen, of bij het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten gebruiken die inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. Niettegenstaande hetgeen voorafgaat, mogen de door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen voor andere doeleinden worden gebruikt indien ze overeenkomstig de wetgeving van beide Staten voor die andere doeleinden mogen worden gebruikt en indien de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, de toestemming geeft voor dat gebruik.
3. In geen geval mogen de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
(a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
4. Wanneer op basis van de bepalingen van dit artikel door een overeenkomstsluitende Staat om inlichtingen is verzocht, gebruikt de andere overeenkomstsluitende Staat de middelen waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, zelfs al heeft die andere Staat die inlichtingen niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. De verplichting die in de vorige zin is vervat, is onderworpen aan de beperkingen
waarin paragraaf 3 van dit artikel voorziet, maar die beperkingen mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel omdat die Staat geen binnenlands belang heeft bij die inlichtingen.
5. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 3 van dit artikel aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan om het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel en alleen omdat de inlichtingen in het bezit zijn van een bank, een andere financiële instelling, een trust, een gevolmachtigde of een persoon die werkzaam is in de hoedanigheid van een vertegenwoordiger of een zaakwaarnemer of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon. Teneinde zulke inlichtingen te verkrijgen heeft de belastingadministratie van de aangezochte overeenkomstsluitende Staat de bevoegdheid om te vragen inlichtingen bekend te maken en om een onderzoek en verhoren in te stellen, niettegenstaande andersluidende bepalingen in de binnenlandse belastingwetgeving van die Staat.”
ARTIKEL XIX
1. De tekst van artikel 28, paragraaf 1 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst:
“1. Niettegenstaande enige andere bepaling van deze Overeenkomst wordt de vermindering van belasting waarin de Overeenkomst voorziet, niet verleend door een overeenkomstsluitende Staat aan een natuurlijke persoon ter zake van inkomsten uit bronnen binnen die overeenkomstsluitende Staat indien de natuurlijke persoon in de andere overeenkomstsluitende Staat slechts aan belasting onderworpen is ter zake van het bedrag van zijn inkomsten dat naar die andere overeenkomstsluitende Staat is overgemaakt of aldaar is ontvangen, en niet ter zake van het volledige bedrag van zijn wereldwijde inkomsten. Indien de inkomsten van die natuurlijke persoon die niet naar die andere Staat zijn overgemaakt of aldaar zijn ontvangen evenwel minder bedragen dan 2.000 £ (of de tegenwaarde daarvan in euro) in een belastingjaar, verleent eerstgenoemde Staat de vermindering van belasting waarin de Overeenkomst voorziet met betrekking tot inkomsten die naar de andere overeenkomstsluitende Staat zijn overgemaakt of aldaar zijn ontvangen.”
2. De volgende paragraaf 7 wordt toegevoegd aan artikel 28 van de Overeenkomst:
“7. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen in onderlinge overeenstemming de voorwaarden bepalen volgens dewelke een instelling voor collectieve belegging die in een overeenkomstsluitende Staat gevestigd is en in die Staat niet als dusdanig aan belasting onderworpen is, en die dividenden of interest verkrijgt die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, voor de toepassing van de Overeenkomst op dergelijke inkomsten wordt behandeld als een natuurlijke persoon die inwoner is van de overeenkomstsluitende Staat waarin zij gevestigd is en als de uiteindelijk gerechtigde tot de inkomsten die zij verkrijgt.”
ARTIKEL XX
1. Elk van de overeenkomstsluitende Staten stelt de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg in kennis van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding van dit Protocol wettelijk vereiste procedures. Het Protocol zal in werking treden op de datum van de laatste van deze kennisgevingen.
2. De bepalingen van het Protocol zullen van toepassing zijn:
(a) in het Verenigd Koninkrijk:
(i) op de inkomstenbelasting en de vermogenswinstbelasting, voor elk aanslagjaar dat aanvangt op of na 6 april van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking treedt;
(ii) op de vennootschapsbelasting, voor elk financieel jaar dat aanvangt op of na
1 april van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking treedt;
(iii) op de belasting op de winst uit de winning van aardolie, voor elk belastbaar tijdperk dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking treedt;
(b) in België:
(i) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari; en
(ii) op de andere dan bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten van elk belastbaar tijdperk dat eindigt op of na 31 december;
van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking treedt.