tegen
ARREST VAN HET GERECHT (derde kamer) 16 december 2010 *
In zaak T-19/07,
Systran SA, gevestigd te Parijs (Frankrijk),
Systran Luxemburg SA, gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
vertegenwoordigd door X.-X. Xxxxxxx en E. Xx Xxxxxxxx, advocaten,
verzoeksters,
tegen
Europese Commissie, aanvankelijk vertegenwoordigd door E. Montaguti en
X. Xxxxxx, vervolgens door X. Xxxxxxxx en E. Montaguti als gemachtigden, bijgestaan door X. Xxxxxxxxx en M. Isgour, advocaten,
verweerster,
betreffende een beroep tot vergoeding van de schade die verzoeksters stellen te hebben geleden ten gevolge van onrechtmatigheden bij een aanbesteding die de Commissie met het oog op het onderhoud en de taalkundige verbetering van haar automatische vertaalsysteem heeft uitgeschreven,
* Procestaal: Frans.
wijst HET GERECHT (Derde kamer),
samengesteld als volgt: X. Xxxxx, kamerpresident, X. Xxxxxxx en X. Xxxxxxx Xxxxxxx (rapporteur), rechters,
griffier: X. Xxxxxx, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 27 oktober 2009,
het navolgende
Arrest
Feiten
I — Verschillende versies van de Systran-software
1 Vier versies van de automatische vertaalsoftware van Systran (ook „Systran-systeem” genoemd) moeten worden onderscheiden:
— de oorspronkelijke versie (hierna: „Systran Mainframe”), die in 1968 door Xxxx werd ontwikkeld en door de Californische onderneming World Translation Center, Inc. (WTC) en andere daarmee verbonden ondernemingen (hierna samen: „WTC-groep”) in de handel werd gebracht;
— de nieuwe versie (hierna: „Systran Unix”), die eerste verzoekster, Systran SA (hierna: „Systran”), na de overname van de WTC-groep in 1986 heeft ontwik- keld, en die dient om in een Unix- en een Windows-omgeving te functioneren; de Systran-groep heeft vanaf 1993 aan de ontwikkeling van deze versie gewerkt;
— de nieuwe door de Commissie gebruikte versie (hierna: „EG-Systran Unix”), waar- over tweede verzoekster, Systran Luxemburg SA (hierna: „Systran Luxemburg”), en de Commissie in 1997 een overeenkomst hebben gesloten.
II — Verloop van de betrekkingen tussen de partijen
2 Ter bepaling van de omvang van de eigendoms- en de gebruiksrechten op de ver- schillende versies van de door de Commissie gebruikte Systran-software, namelijk EG-Systran Mainframe en vervolgens EG-Systran Unix, dient te worden geschetst hoe de contractuele betrekkingen tussen de partijen, de WTC-groep en vervolgens de overnemer ervan, de Systran-groep, en de Commissie zich hebben ontwikkeld. De Commissie stelt op basis van deze ontwikkeling dat het onderhavige beroep een con- tractuele grondslag heeft, terwijl verzoeksters opmerken dat geen van de betrokken overeenkomsten, waarop zij zich overigens niet beroepen, enige invloed heeft op hun intellectuele-eigendomsrechten en het beroep.
A — Eerste periode: van Systran Mainframe naar EG-Systran Mainframe
3 De partijen zijn het erover eens dat de automatische vertaalsoftware Systran is ont- wikkeld door Xxxx en dat de ondernemingen van de WTC-groep de exclusieve ei- gendom hadden over de Systran Mainframe-versie van deze software.
1. Oorspronkelijke overeenkomsten tussen WTC (en andere ondernemingen) en de Commissie
4 Op 22 december 1975 hebben WTC en de Commissie een overeenkomst onderte- kend betreffende installatie en de ontwikkeling van het automatische vertaalsysteem Systran Engels-Frans en de initiële ontwikkeling van het automatische vertaalsysteem Systran Frans-Engels (hierna: „oorspronkelijke overeenkomst”).
5 Artikel 1, eerste alinea, van de oorspronkelijke overeenkomst, met als opschrift
„Voorwerp”, luidt als volgt:
„De contractant verzorgt voor rekening van de Commissie de verdere ontwikkeling van haar automatische vertaalsysteem SYSTRAN Engels-Frans (hierna: ,Basissys- teem’) en de initiële ontwikkeling van een automatisch vertaalsysteem SYSTRAN Frans-Engels.”
6 Artikel 3 van de oorspronkelijke overeenkomst, met als opschrift „Vergoeding”, bepaalt:
„In ruil voor de in het kader van de onderhavige overeenkomst verrichte taken betaalt de Commissie de contractant een bedrag van 161 800 USD:
[...]
Dit bedrag omvat een vergoeding voor de verlening van het recht om het Basissys- teem te gebruiken gedurende de gehele door de overeenkomst bestreken periode. Het dekt alle uitgaven die de contractant ter uitvoering van de onderhavige overeenkomst heeft gemaakt, daaronder begrepen de personeelskosten, de computertijd, de reiskos- ten en de leveringskosten.”
7 Artikel 4 van de oorspronkelijke overeenkomst, met als opschrift „Gebruik van het systeem na de beëindiging van de overeenkomst”, luidt als volgt:
„a) De contractpartijen komen overeen dat de contractant de Commissie beperkte rechten verleent op het systeem zoals dit bestaat bij het verstrijken van de over- eenkomst (hierna: ,Gewijzigd Systeem’) en op de bijbehorende documentatie, dat wil zeggen uitsluitend voor de eigen behoeften van de Commissie en voor de overeenkomstige behoeften van de overheidsinstanties van de lidstaten van de Gemeenschap en enkel voor de vertaling van het Engels naar het Frans en van het Frans naar het Engels, maar zonder beperking in de tijd. [...]
b) Indien de Commissie na de uitvoering van de onderhavige overeenkomst het Gewijzigde Systeem hetzij intern hetzij met de hulp van een derde verder wenst te ontwikkelen door andere talenparen van de Gemeenschap te integreren, betaalt zij de contractant een forfaitair bedrag van ten hoogste 100000 USD voor het eer-
ste paar talen en van 80 000 USD voor elk van de volgende paren, of 200 000 USD voor elke combinatie die een nieuwe taal omvat. De betaling van deze bedragen verleent de Commissie het recht om het verder ontwikkelde Gewijzigde Systeem exclusief en vrij en zonder beperking in de tijd te gebruiken.
Indien de Commissie na de uitvoering van de onderhavige overeenkomst de con- tractant voorts wenst te verzoeken het Gewijzigde Systeem verder te ontwikkelen door een ander paar talen te integreren, betaalt zij haar een forfaitair bedrag van hoogstens 25 000 USD voor het eerste paar en 20000 USD voor elk van de vol- gende paren, of 50 000 USD voor elke combinatie die een nieuwe taal omvat.
c) De contractant heeft het recht om het Gewijzigde Systeem zoals dit is ontwik- keld in het kader van de onderhavige overeenkomst en de overeenkomsten be- treffende de verdere ontwikkeling ervan door de integratie van andere talenparen, zoals gepreciseerd in sub b, tweede alinea, voor eigen rekening en voor haar eigen doeleinden te gebruiken, met uitzondering van de speciaal voor de Commissie ontwikkelde lexica. De contractant zal per geval toegang tot de lexica worden verleend voor een jaarlijkse huur van maximaal 20 % van de kosten. Deze lexica worden de contractant slechts voor demonstratiedoeleinden gratis ter beschik- king gesteld.”
8 Volgens artikel 5, sub f, van de oorspronkelijke overeenkomst was het Luxemburgse recht op de overeenkomst van toepassing en waren in geval van geschil de Luxem- burgse rechtbanken bevoegd.
9 Na de oorspronkelijke overeenkomst, die liep van 1976 tot 1987, heeft de Commissie tal van overeenkomsten met de ondernemingen van de WTC-groep gesloten om het Systran-systeem te verbeteren en (in het totaal negen) nieuwe talenparen te ontwik- kelen.
10 Voorts heeft de Commissie met verschillende ondernemingen buiten de WTC-groep overeenkomsten gesloten waarbij hun werd toegestaan het Systran-systeem te ge- bruiken ten behoeve van de overheidsinstanties van de lidstaten en de instellingen
„het Systran-systeem, de software en de woordenboeken [...] eigendom van de Com- missie [bleven]” (artikel 4, met als opschrift „Gebruiksrechten”). Krachtens dit me- morandum van overeenstemming stond de Commissie Gachot toe om „haar automa- tische vertaalsysteem Systran ten behoeve van de organen van de Europese openbare sector” te exploiteren, en in ruil daarvoor verstrekte Gachot de Commissie informatie over de kwaliteit van de gemaakte vertalingen en bood zij haar aldus de mogelijkheid de prestaties van het systeem te verbeteren (artikel 1, met als opschrift „Voorwerp”). De samenwerking tussen de Commissie en Gachot ging niet gepaard met enige finan- ciële inbreng (artikel 3, met als opschrift „Uitgaven”).
2. Samenwerkingsovereenkomst tussen de Systran-groep en de Commissie
11 Gachot heeft vanaf september 1985 een reeks overeenkomsten gesloten waarbij zij de ondernemingen van de WTC-groep, die eigenaar waren van de Systran-technologie en de Systran Mainframe-versie, heeft overgenomen. Naar aanleiding van deze over- name is Gachot omgedoopt tot Systran.
12 Bij brief van 2 februari 1987 van de directeur-generaal van het directoraat-generaal (DG) „Telecommunicatie, informatie-industrie en innovatie” aan Gachot heeft de Commissie verzocht om verschillende vragen te beantwoorden, wat Xxxxxx bij brief van 5 februari 1987 heeft gedaan:
„Vraag 1: Kan de xxxx Xxxxxx bewijzen dat hij wel degelijk (hijzelf of de onderneming Gachot [...]) eigenaar of meerderheidsaandeelhouder van de ondernemingen WTC en Systran Institut is, en alle verplichtingen van deze ondernemingen ten opzichte van de Commissie overneemt?”
„Antwoord: Onze onderneming heeft alle aandelen [van] Toma in WTC en Latsec en 76 % van de aandelen van Systran Institut overgenomen. Ik ben dus perfect be- voegd om in naam van de gehele groep te spreken en deze tegenover de Commissie te vertegenwoordigen.”
„Vraag 2: Wat gebeurt er met deze verplichtingen indien de xxxx Xxxxxx (of [de on- derneming] Gachot) niet langer eigenaar (of meerderheidsaandeelhouder) van deze ondernemingen is? Verbindt de xxxx Xxxxxx zich ertoe deze verplichtingen door eventuele kopers te doen nakomen?”
„Antwoord: Er wordt geen enkele overdracht overwogen. Integendeel, het beleid van onze groep is gericht op een permanente ontwikkeling op dit gebied. De Commissie hoeft zich overigens dienaangaande geen zorgen te maken, aangezien de overeen- komsten tussen WTC en de Commissie, dat wil zeggen tussen rechtspersonen, zijn gesloten, en mogelijke wijzigingen in de eigendom van deze ondernemingen in geen geval afbreuk kunnen doen aan de gesloten overeenkomsten.”
„Vraag 3: Kan de xxxx Xxxxxx bevestigen dat de Commissie ten gevolge van de slui- ting van de verschillende overeenkomsten met WTC en Systran Institut over niet- exclusieve exploitatierechten voor de Europese openbare sector beschikt met betrek- king tot [negen] taalversies van Systran?”
„Antwoord: Uit de overeenkomsten tussen WTC en de Commissie [...] blijkt duidelijk dat de Commissie voor haar eigen behoeften en die van de overheidsinstanties van de lidstaten van de Gemeenschap beschikt over niet-exclusieve gebruiksrechten op de taalversies van Systran II en dit voor de door haar verworven talen[paren].”
„Vraag 8: Is de xxxx Xxxxxx nog steeds bereid om intergouvernementele organisaties waarvan het bevoegdheidsgebied zich uitstrekt tot buiten het grondgebied van de Gemeenschap in ruil voor aan hem te betalen royalty’s gebruik te laten maken van de Systran[-software]?”
„Antwoord: De onderneming Gachot neemt zich inderdaad voor, het Systran-sys- teem ter beschikking te stellen van intergouvernementele organisaties waarvan het bevoegdheidsgebied zich uitstrekt tot buiten het grondgebied van de Gemeenschap, en dit op basis van de verschillende overeenkomsten die tussen Gachot en deze orga- nisaties zullen worden gesloten.”
„Vraag 14: Is de onderneming WTC bereid om de exploitatierechten voor een Sys- tran-systeem Spaans-Engels aan de Commissie over te dragen tegen dezelfde voor- waarden als voorheen? Zou de te betalen prijs van dezelfde grootteorde zijn als die voor het Duits-Engelse systeem?”
„Antwoord: WTC is bereid om de Commissie een niet-exclusieve exploitatievergun- ning voor Spaans-Engels, en eventueel ook voor Italiaans-Engels en Portugees-Engels te verlenen. De prijs en de voorwaarden hangen voornamelijk af van de staat van ont- wikkeling van de systemen op het ogenblik dat de Commissie deze verwerft.”
„Vraag 15: Is WTC bereid om nieuwe systemen te ontwikkelen die Deens en Grieks als doeltalen omvatten, en deze aan de Commissie over te dragen, met (niet-exclusie- ve) exploitatierechten voor de openbare en de privésector?”
„Antwoord: WTC is bereid om elk systeem dat combinaties van twee Europese talen omvat, alsook andere systemen waar de Commissie behoefte aan zou hebben, te ont- wikkelen.”
„Vraag 16: Is de xxxx Xxxxxx geïnteresseerd [in] een conversie van het Systran-sys- teem in de onder Unix gebruikte taal C, die de portabiliteit ervan in IT-termen zou vergroten? Zou hij bereid zijn om de vereiste investering (die waarschijnlijk ongeveer 1 miljoen ECU bedraagt) geheel of gedeeltelijk te financieren?”
„Antwoord: De conversie van het Systran-systeem in de onder Unix gebruikte taal C is een project dat wij hebben overwogen. In een eerste fase lijkt het ons evenwel veel belangrijker om onze inspanningen te concentreren op de verbetering van de kwa- liteit van de vertaling en op de uniformisering van de verschillende versies van het Systran[-systeem]. De conversie van het Systran[-systeem] naar een Unix-omgeving is weliswaar zeer interessant, maar vereist concrete financieringsmiddelen.”
13 Bij faxbericht van een ambtenaar van het DG „Telecommunicatie, informatie-indus- trie en innovatie” van 5 maart 1987 aan de onderneming Gachot heeft de Commissie de inhoud van de „Systran-overeenkomst”, waarover op dat ogenblik werd onderhan- deld, als volgt beschreven:
„Rechten, doelstellingen en verplichtingen
De rechten van de twee partijen in het kader van de overeenkomst zijn perfect in evenwicht.
De Systran-groep is eigenaar van de basissoftware en de gebruiksrechten van de Commissie met betrekking tot haar nieuwe talen[paren] komen slechts toe aan de gemeenschapsinstellingen en de officiële instanties van de lidstaten.
De Commissie is daarentegen eigenaar van de lexica die zij sinds 1975 heeft ontwik- keld.
Elk van de partijen heeft ongeveer 8 miljoen ECU geïnvesteerd om haar rechten te verwerven en tracht er dus voor te zorgen dat haar investeringen renderen.
De Commissie heeft de morele verplichting de communautaire economie te laten genieten van de investering die door haar belastingplichtingen is betaald, terwijl de Systran-groep het systeem snel in Europa in de handel wil brengen.
Deze twee doelstellingen zijn perfect gelijklopend en verzoenbaar in het kader van de voorgestelde overeenkomst.
Voorts hebben de Commissie en de Systran-groep er belang bij om van [de] Systran[- software] een doeltreffend instrument te maken door het harmoniseren van de soft- ware en de lexica.[...]”
14 Op 4 augustus 1987 hebben de Systran-groep en de Commissie een overeenkomst betreffende de gemeenschappelijke organisatie van de ontwikkeling en de verbetering van het Systran-vertaalsysteem voor de huidige en toekomstige officiële talen van de Gemeenschap en de toepassing van dit systeem ondertekend (hierna: „samenwer- kingsovereenkomst”).
15 De „[i]nleidende bepalingen” van de samenwerkingsovereenkomst luidden als volgt:
„1. Het Systran-systeem, dat door WTC is ontwikkeld, is een automatisch vertaal- systeem, dat basissoftware, taalsoftware en randsoftware en verschillende tweetalige woordenboeken omvat.
2. Op 22 september 1975 heeft de Commissie met WTC een overeenkomst met betrekking tot het gebruik van het Systran-systeem door de Commissie en de initiële ontwikkeling van dit systeem door WTC gesloten.
De Commissie en WTC hebben later nog andere overeenkomsten gesloten met het oog op de verbetering van het bestaande systeem en de ontwikkeling van systemen voor [nieuwe] talen[paren].
Deze overeenkomsten, die in de periode van 1976 tot 1985 zijn gesloten, hadden be- trekking op de ontwikkeling en de verbetering van de vertaalsoftware en de basis- woordenboeken voor de betrokken talen.
3. Het onderhoud en de latere ontwikkeling van de systemen werden verzorgd in het kader van een andere reeks overeenkomsten tussen de Commissie en servicebureaus. Deze overeenkomsten worden gericht op de eigen behoeften en doelstellingen van de Commissie.
4. Sinds 1985 heeft de Commissie met verschillende ondernemingen overeenkom- sten gesloten waarbij zij hun toestond om het Systran-systeem ten behoeve van over- heidsinstanties en instellingen van de Europese Gemeenschappen te gebruiken, in ruil voor informatie die de Commissie in staat zou stellen, de prestaties van het sys- teem te verbeteren.
5. De partijen stellen dus vast dat de Commissie over een vergunning beschikt voor het gebruik van het basissysteem en de door WTC aangebrachte verbeteringen [...], die beperkt is tot het grondgebied van de Europese Gemeenschappen in de hierboven in [punt] 4 gespecificeerde sectoren.
6. De verbeteringen die de Commissie en haar [hierboven in punt 3 genoemde] me- decontractanten aan het Systran-systeem hebben aangebracht en de uitbreidingen, in het bijzonder de woordenboeken, die zij hebben ontwikkeld, zijn de exclusieve eigen- dom van de Commissie.
7. De partijen zijn van mening dat het in hun belang en in het belang van de gebrui- kers van Systran is dat dit systeem voortdurend wordt verbeterd. Zij hebben besloten om de onderhavige samenwerkingsovereenkomst te sluiten teneinde hun krachten te bundelen en aldus het systeem verder te verbeteren.
In deze geest kennen de partijen elkaar wederzijds een gebruiksrecht op het Systran- systeem toe, dat kan evolueren door de integratie van verbeteringen die zullen wor- den gerealiseerd dankzij het gebruik van het systeem in zowel de privésector als de openbare sector.”
16 Artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst, dat betrekking heeft op de „[e]igen- domsrechten”, bepaalt:
„De verschillende taalversies van Systran en de onderdelen ervan blijven de eigendom van de partners waaraan zij ten tijde van de ondertekening toebehoorden.
De ondernemingen van de Systran-groep verbinden zich ertoe hun eigendomsrech- ten pas over te dragen na de diensten van de Commissie daarover te hebben ingelicht en na hun toestemming te hebben verkregen. De overnemer moet bereid zijn de voor deze ondernemingen uit de onderhavige samenwerkingsovereenkomst voortvloei- ende rechten en verplichtingen over te nemen.”
17 De inleiding van bijlage I bij de samenwerkingsovereenkomst luidt als volgt:
„De Commissie is steeds eigenaar geweest van de lexica en andere onderdelen die zij voor verschillende versies van Systran heeft ontwikkeld, terwijl de eigendomsrechten op de basissoftware door verschillende ondernemingen werden gedeeld en de Com- missie overeenkomsten en akkoorden betreffende het gebruik van het systeem en van de verbeteringen en ontwikkelingen ervan had gesloten, met name met [WTC] en Systran Institut.
Aangezien de onderneming Gachot [...] sinds begin 1986 de voornaamste aandeel- houder van deze ondernemingen is, is de onderhavige algemene overeenkomst in- zake de ontwikkeling en het gebruik van Systran tussen alle belanghebbende partijen gesloten.[...]”
18 Artikel 4 bis van de samenwerkingsovereenkomst, dat betrekking heeft op de
„[v]erbeteringen en vergoedingen”, bepaalt:
„Elke ontwikkeling en elke verbetering van het systeem die voortvloeit uit het gebruik ervan door de Systran-groep, zal onmiddellijk aan de Commissie worden meegedeeld en aan haar ter beschikking worden gesteld.
Elke ontwikkeling en elke verbetering van het systeem die voortvloeit uit het gebruik ervan door de Commissie, zal onmiddellijk aan de Systran-groep worden meegedeeld en aan haar ter beschikking worden gesteld.
Elke wijziging van het systeem die niet voortvloeit uit het gebruik ervan in eigenlijke zin zal het voorwerp uitmaken van onderhandelingen tussen de partijen.
Gedurende de eerste twee jaar kan elke partij de door de andere partij gerealiseerde ontwikkelingen en aangebrachte verbeteringen gebruiken zonder daarvoor enige ver- goeding te hoeven betalen.
Na die periode zullen de Commissie en de Systran-groep, rekening houdend met de verworven ervaring, hun toekomstige samenwerkingswijze contractueel vastleggen.”
19 Artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst, dat betrekking heeft op de „[g]ebruiks- rechten”, bepaalt:
„a) De Commissie heeft het recht om in de openbare sector binnen de Gemeenschap de meest ontwikkelde versie van het gemeenschappelijke systeem te gebruiken en gebruikslicenties voor dit systeem te verlenen aan de nationale en internationale overheidsinstanties die zijn gevestigd op het grondgebied van de Gemeenschap als omschreven in [punt] 4 van de inleiding.
b) [...]
c) De ondernemingen van de Systran-groep verbinden zich ertoe, elke privé-organi- satie de mogelijkheid te bieden het systeem tegen handelsconforme voorwaarden te gebruiken.”
20 Volgens de artikelen 11 en 12 van de samenwerkingsovereenkomst was het Belgische recht op de overeenkomst van toepassing en diende elk geschil tussen de partijen over de uitlegging, de uitvoering of de niet-uitvoering van de overeenkomst scheidsrech- terlijk te worden beslecht.
21 In 1988 en 1989 heeft de Commissie vier overeenkomsten met de onderneming Gachot gesloten teneinde een gebruikslicentie voor de Systran-software te verkrij- gen voor de talenparen Duits-Engels, Duits-Frans, Engels-Grieks, Spaans-Engels en Spaans-Frans.
22 Bij aangetekende brief van 11 december 1991 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst deze overeenkomst beëindigd met een opzegtermijn van zes maanden. Volgens deze bepaling beschikte elk van de partijen na een periode van drie jaar over het Systran-systeem in de staat die het voor elk van hen had bereikt. Volgens de Commissie was deze opzegging gerechtvaardigd door het feit dat Systran haar contractuele verplichtingen niet was nagekomen en van plan was een vergoeding te eisen voor de ontwikkelingen met betrekking tot twee talenparen (Frans-Italiaans en Frans-Spaans) die de Commissie had gerealiseerd en op grond van de samenwerkingsovereenkomst ter beschikking had gesteld van Systran. Op het ogenblik dat de samenwerkingsovereenkomst werd beëindigd, omvatte de EG-Sys- tran Mainframe-versie zestien taalversies.
23 Vervolgens heeft de Systran-groep een nieuwe versie van de Systran-software ont- wikkeld en in de handel gebracht die onder de exploitatiesystemen Unix en Windows kan werken (Systran Unix), terwijl de Commissie voor bovengenoemde zestien ta- lenparen, waaraan het talenpaar Grieks-Frans is toegevoegd dat met de hulp van een externe contractant is ontwikkeld, de EG-Systran Mainframe-versie ontwikkelde, die werkte onder het exploitatiesysteem Mainframe, dat incompatibel is met de exploita- tiesystemen Unix en Windows.
B — Tweede periode: van Systran Unix naar EG-Systran Unix
24 Om ervoor te zorgen dat de EG-Systran Mainframe-versie zou kunnen werken onder Unix en Windows, hebben Systran Luxemburg en de Commissie vier overeenkom- sten gesloten (hierna: „migratieovereenkomsten”).
25 Op 19 december 1997, vóór de ondertekening van de eerste migratieovereenkomst, heeft de Commissie Systran bij brief verzocht zich akkoord te verklaren met een aan- tal punten, waaronder de twee volgende:
„1. Gebruik van de [n]aam Systran
Tijdens presentaties en in documentatiemateriaal of in briefwisseling verwijzen wij vaak naar het ,automatische vertaalsysteem van de Commissie’. Aangezien dat sys- teem op het Systran-systeem is gebaseerd, zou het logischer zijn om bij die gelegen- heden de naam Systran of [...] EG-versie van Systran te gebruiken.
2. Principiële mogelijkheid tot wederzijds gebruik van de systemen van Systran [...] en de Commissie
De Commissie kan de producten van Systran [...] op haar server gebruiken. Deze laat- ste kan op haar beurt het systeem van de Commissie gebruiken.
Systran [...] en haar dochterondernemingen verbinden zich ertoe geen financiële aan- spraken te doen gelden op basis van de overeenkomsten die in het verleden tussen de
,Systran-groep’ en de Commissie zijn gesloten.”
26 Op 22 december 1997, de dag waarop de eerste migratieovereenkomst is onderte- kend, heeft Systran als volgt op dit verzoek geantwoord:
„1. Gebruik van de [n]aam Systran
Wij bevestigen dat wij akkoord gaan met het gebruik van de merknaam SYSTRAN door de Commissie. Deze naam dient stelselmatig te worden gebruikt voor elk auto- matisch vertaalsysteem dat is gebaseerd op het oorspronkelijke Systran-systeem. Wij verlenen u dus een gebruiksrecht op de merknaam SYSTRAN en dit enkel met het oog op de verspreiding of de terbeschikkingstelling van het automatische vertaalsys- teem Systran.
2. Principiële mogelijkheid tot wederzijds gebruik van de systemen van Systran [...] en de Commissie
Wij bevestigen dat wij ermee akkoord gaan dat de Commissie de producten van Systran voor haar interne behoeften in een Unix- en/of Windows-omgeving gebruikt.
Systran verbindt zich ertoe geen financiële aanspraken te doen gelden op basis van de uitvoering van de overeenkomsten die in het verleden tussen de Systran-groep en de Commissie zijn gesloten.”
27 Artikel 2 van de eerste tussen Systran Luxemburg en de Commissie gesloten migra- tieovereenkomst geeft de volgende omschrijving van het „[a]utomatisch vertaalsys- teem van de Commissie”:
„Het automatische vertaalsysteem van de Commissie, genaamd ,Systran EC version’ [de EG-versie van Systran], is een specifieke versie van het automatische vertaalsys- teem Systran dat oorspronkelijk is ontwikkeld door het ,World Translation Center’,
dat gevestigd is te La Jolla in de Verenigde Staten, en dat de Europese Commissie ver- volgens sinds 1976 voor interne doeleinden verder heeft ontwikkeld. Het automati- sche vertaalsysteem van de Commissie verschilt van de ,Systran Original Version’ [de oorspronkelijke versie van het Systran-systeem], dat wil zeggen van het door Systran SA France en haar dochterondernemingen ontwikkelde en in de handel gebrachte automatische vertaalsysteem.”
(The Commission’s machine translation system, or ,Systran EC version’, designates a specific version of the Systran machine translation system originally developed by the World Translation Centre, La Jolla, USA, which since 1976 has been further develo- ped by the European Commission for internal purposes. The Commission’s machine translation system is distinct from the ,Systran Original Version’, which refers to the machine translation system developed and commercialised by Systran S.A. of France and its subsidiaries.)
28 Artikel 13 van de eerste migratieovereenkomst, met als opschrift „Octrooien, ge- bruikscertificaten (gebruiksmodellen), merken, industriële tekeningen en modellen, industriële- en intellectuele-eigendomsrechten”, bepaalt:
„1. De Commissie wordt onmiddellijk ingelicht over alle resultaten die de contrac- tant [namelijk Systran Luxemburg] in het kader van de uitvoering van de onderhavige overeenkomst heeft behaald en van elk octrooi dat zij in dit kader heeft verkregen; dit resultaat of dit octrooi behoort toe aan de Europese Gemeenschappen, die er vrij over kunnen beschikken, tenzij wanneer er reeds industriële- of intellectuele-eigen- domsrechten bestaan.
2. Het automatische vertaalsysteem van de Commissie en alle onderdelen ervan blij- ven de eigendom van de Commissie, zelfs indien dit systeem tijdens de uitvoering van de overeenkomst is gewijzigd, tenzij wanneer er reeds industriële- of intellectuele- eigendomsrechten bestaan.
[...]
5. Zodra een procedure wordt ingesteld door een derde, in het bijzonder wanneer deze rechten doet gelden, zelfs na de uitvoering van de overeenkomst, stelt de betrok- ken partij de andere partij hier onmiddellijk van in kennis; de twee partijen treden dan samen op en verschaffen elkaar alle informatie en bewijzen waarover zij beschik- ken of die zij verkrijgen.”
(1. Any results or patent obtained by the Contractor [namelijk Systran Luxemburg] in performance of this contract shall be immediately reported to the Commission and shall be the property of the European Communities, which may use them as they see fit, except where industrial or intellectual property rights already exist.
2. The Commission’s machine translation system, together with all its components shall, whether modified or not in the course of the contract, remain the property of the Commission, except where industrial or intellectual property rights already exist.
[...]
5. At the first sign of proceedings by a third party, in particular of a claim, even after completion of the contract, the party involved shall notify the other party as soon as possible and the two parties shall then act in unison and provide each other with all the information and evidence that they possess or obtain.)
29 Volgens de artikelen 15 en 16 van de eerste migratieovereenkomst was het Luxem- burgse recht op de overeenkomst van toepassing en viel elk geschil tussen de Ge- meenschap en Systran Luxemburg met betrekking tot deze overeenkomst onder de bevoegdheid van de Luxemburgse rechtbanken.
30 Voorts was in het eerste aanhangsel bij de vierde migratieovereenkomst bepaald dat deze overeenkomst afliep op 15 maart 2002 en dat „de contractant [...] zich ertoe
C — Derde periode: vanaf de aanbesteding van 4 oktober 2003
31 Op 4 oktober 2003 heeft de Commissie een aanbesteding uitgeschreven voor het onderhoud en de taalkundige verbetering van haar automatische vertaalsysteem. In het kader van deze aanbesteding zijn twee van de tien percelen van de aanbesteding aan de onderneming Gosselies gegund. Het ging om de percelen waarvoor Xxxxxx of Frans als brontaal gold.
32 Bij brief van 31 oktober 2003 heeft Systran de Commissie het volgende meegedeeld:
„Wij hebben kennisgenomen van de aanbesteding die op 4 oktober 2003 is uitge- schreven [...] Op basis van dit document komt het ons voor dat de door u geplande werkzaamheden afbreuk zouden kunnen doen aan de intellectuele-eigendomsrech- ten van onze onderneming. Aangezien de constructieve samenwerking tussen onze onderneming en de Commissie ons nauw aan het hart ligt, wensen wij uw opvatting dienaangaande te vernemen. U zult begrijpen dat wij om de hierboven genoemde redenen niet op deze aanbesteding kunnen reageren.”
33 In haar antwoord van 17 november 2003 heeft de Commissie verklaard:
„Ik heb kennisgenomen van uw brief van 31 oktober laatstleden. De werkzaamheden die wij plannen lijken ons geen afbreuk te kunnen doen aan intellectuele-eigendoms-
rechten. Ik wens eveneens onze goede professionele relatie te behouden, met inacht- neming van de procedures van de Commissie.”
34 Na deze briefwisseling hebben Systran en de Commissie verder gecorrespondeerd en heeft deze laatste bijeenkomsten georganiseerd om zich verder te verdiepen in de aanspraken van deze onderneming.
35 In het kader van deze gesprekken hebben verzoeksters de volgende punten aange- voerd:
— de Systran-groep bezit automatische vertaalsoftware, genaamd „Systran” (of het
„Systran-systeem”), en ontwikkelt de verschillende versies ervan;
— na een reeks opeenvolgende overeenkomsten tussen de Systran-groep en de Commissie heeft Systran haar software aangepast om een versie, genaamd „EG- Systran”, te ontwikkelen;
— in de periode van 1999 tot 2002 heeft de Systran-groep de migratie van de versie EG-Systran naar een Unix-omgeving verzorgd; daartoe heeft de Systran-groep gebruikgemaakt van de reeds bestaande rechten van Systran op de oorspronkelij- ke software en de kern van het Systran-systeem onder Unix, die de Systran-groep in 1993 voor haar eigen behoeften volledig had herschreven.
36 De Commissie heeft daarop geantwoord dat deze elementen, evenmin als de tech- nische documentatie die de IT-expert van verzoeksters op 6 januari 2005 had ge- presenteerd, geen „bewijs [vormden] van de intellectuele-eigendomsrechten” op de Systran-software waarop de Systran-groep zich beriep. Bij gebreke van „bewijsstuk- ken” dienaangaande had de Systran-groep volgens de Commissie niet het recht om zich te verzetten tegen de werkzaamheden van de onderneming waaraan de opdracht in het kader van de betrokken aanbesteding was gegund.
37 Kortom, de Systran-groep heeft haar rechten op de Systran-software, waarvan zij de Systran Unix-versie in de handel brengt, niet geldend kunnen maken om de volgens haar door de Commissie op deze software gepleegde inbreuk te verbieden.
Procesverloop en conclusies van partijen
38 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 25 januari 2007, hebben verzoeksters het onderhavige beroep ingesteld.
39 Op 1 december 2008 is de partijen bij wijze van maatregel tot organisatie van de pro- cesgang verzocht om een reeks vragen met betrekking tot de al dan niet contractuele grondslag van het beroep te beantwoorden (hierna: „eerste reeks vragen”).
40 De partijen hebben op 30 januari en 2 februari 2009 de eerste reeks vragen beant- woord.
41 Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht (Derde kamer) besloten over te gaan tot de mondelinge behandeling. Bij wijze van maatregel tot organisatie van de procesgang heeft het de partijen een nieuwe reeks vragen gesteld met betrekking tot de Systran Unix-versie, de rechten van de gebruiker, de aard van de werkzaamheden die ter uitvoering van de betrokken opdracht dienden te worden verricht en de activi- teiten van de onderneming Gosselies op het gebied van de ontwikkeling en het in de handel brengen van vertaalsoftware (hierna: „tweede reeks vragen”).
42 De partijen hebben de tweede reeks vragen op 14 oktober 2009 beantwoord.
43 Ter terechtzitting van 27 oktober 2009 hebben de partijen pleidooi gehouden en ge- antwoord op de vragen van het Gerecht.
44 Tijdens deze terechtzitting heeft het Gerecht de partijen uitgenodigd om aan een in- formele verzoeningsvergadering deel te nemen. Na deze vergadering hebben de par- tijen verklaard dat zij het Gerecht de inhoud van hun minnelijke schikking zouden meedelen indien deze vóór de uitspraak van het onderhavige arrest tot stand zou komen. Het Gerecht heeft geen enkel bericht in die zin ontvangen.
45 In het proces-verbaal van de terechtzitting zijn de voornaamste punten die tijdens de terechtzitting naar voren zijn gekomen met betrekking tot de al dan niet contrac- tuele aard van het beroep, het aan de Commissie verweten onrechtmatige gedrag en de begroting van de door verzoeksters aangevoerde schade in herinnering gebracht. Dit proces-verbaal en de notulen van de informele vergadering zijn aan de partijen betekend.
46 Bij beschikking van 26 maart 2010 heeft het Gerecht (Derde kamer) de heropening van de mondelinge procedure bevolen teneinde de partijen uit te nodigen om in het kader van de maatregelen tot organisatie van de procesgang een reeks vragen te be- antwoorden over de elementen die bij de begroting van de schade in aanmerking moeten worden genomen (hierna: „derde reeks vragen”).
47 De partijen hebben op 4 en 5 mei 2010 de derde reeks vragen beantwoord.
48 Gelet op deze antwoorden heeft het Gerecht verzoeksters en de Commissie bij wijze van maatregel tot organisatie van de procesgang verzocht om hun opmerkingen over de antwoorden van de andere partij op de derde reeks vragen in te dienen. Het Ge- recht heeft de partijen tevens verzocht om bepaalde punten in hun antwoorden nader toe te lichten (hierna: „vierde reeks vragen”).
49 Op 11 juni 2010 hebben de partijen hun opmerkingen ingediend en de vierde reeks vragen beantwoord. Vervolgens is de mondelinge behandeling afgesloten.
50 Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:
— de onmiddellijke staking van de door de Commissie gepleegde inbreuk en van de openbaarmaking van haar software te gelasten;
— de inbeslagneming van alle gegevensdragers die in het bezit zijn van de Commissie en van GOSSELIES en waarop de IT-ontwikkelingen zijn gekopieerd die deze laatste in strijd met hun rechten op basis van de EG-Systran Unix-versie en de Systran Unix-versie tot stand heeft gebracht, alsook de teruggave ervan aan Systran of althans de vernietiging ervan onder toezicht te gelasten;
— de Commissie te veroordelen tot betaling van een bedrag van ten minste 1 170 328 EUR aan Systran Luxemburg en van ten minste 48 804 000 EUR, zo no- dig te vermeerderen, aan Systran;
— de publicatie van de door het Gerecht te geven beslissing, op kosten van de Commissie, in gespecialiseerde kranten en tijdschriften en op gespecialiseerde internetsites, naar keuze van SYSTRAN, te gelasten;
— de Commissie hoe dan ook te verwijzen in de kosten.
51 De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:
— het beroep niet-ontvankelijk te verklaren;
— subsidiair, het beroep ongegrond te verklaren;
— verzoeksters te verwijzen in de kosten.
In rechte
I — Ontvankelijkheid
A — De vordering tot veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de gestelde schade
52 De Commissie voert drie gronden van niet-ontvankelijkheid aan met betrekking tot de derde vordering, die strekt tot betaling van de door verzoeksters gestelde schade. Ten eerste is deze vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk wegens de con- tractuele grondslag ervan, aangezien het Gerecht het verwijt dat auteursrechten zijn geschonden en knowhow openbaar is gemaakt slechts kan beoordelen op basis van de verschillende overeenkomsten tussen de Systran-groep en de Commissie, die geen arbitragebeding bevatten waarbij het Gerecht bevoegd wordt verklaard. Ten tweede is de vordering tot schadevergoeding ook niet-ontvankelijk omdat het verzoekschrift onduidelijk is, aangezien hierin niet wordt gepreciseerd welke wettelijke bepalingen de Commissie zou hebben geschonden en weinig toelichting wordt verstrekt bij de auteursrechtelijke inbreuken die volgens verzoeksters zouden zijn gepleegd en bij de openbaarmaking van knowhow die volgens hen zou hebben plaatsgevonden. Ten der- de is het Gerecht niet bevoegd om in het kader van een beroep tot schadevergoeding uitspraak te doen over auteursrechtelijke inbreuken, zoals blijkt uit de beschikking van 5 september 2007, Document Security Systems/ECB (T-295/05, Jurispr. blz. II-2835; hierna: „beschikking Document Security Systems”).
a) Argumenten van partijen
53 De Commissie stelt dat het Gerecht het bestaan van de auteursrechtelijke inbreuk en het onrechtmatige karakter van de openbaarmaking niet kan beoordelen zonder zich te baseren op de verschillende overeenkomsten die de betrekkingen tussen de Systran-groep en de Commissie van 1975 tot 2002 regelden. Indien de Gemeenschap aansprakelijk zou zijn wegens de exploitatie van de EG-Systran Unix-versie en de Sys- tran Unix-versie van de Systran-software, zou deze aansprakelijkheid van contrac- tuele aard zijn. Bijgevolg dient te worden uitgegaan van artikel 288, eerste alinea, EG, volgens hetwelk „[d]e contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap wordt beheerst door de wet welke op het betrokken contract van toepassing is”. Bij gebreke van een arbitragebeding in de zin van artikel 238 EG is het Gerecht dus kennelijk onbevoegd.
54 Op de vraag van het Gerecht op basis van welke contractuele bepalingen zij meent te kunnen handelen zoals zij in het kader van de litigieuze aanbesteding zonder de toe- stemming van verzoeksters heeft gedaan, heeft de Commissie geantwoord dat zij be- twijfelt of verzoeksters over intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix-ver- sie van de Systran-software beschikken en dat zij „formeel betwist dat verzoeksters rechten hebben op de software EG-Systran Unix”. De Commissie stelt meer bepaald dat zij op grond van de verschillende overeenkomsten die in de periode van 1975 tot 2002 zijn gesloten en van het werk dat haar diensten voor de ontwikkeling van deze onderdelen hebben verricht, „exclusieve eigendomsrechten” op de „broncode van de taalkundige onderdelen van de software” bezit. Krachtens deze overeenkomsten heeft de Commissie zowel vóór als na de migratie het recht om samen met andere contractpartijen de EG-Systran Unix-versie verder te ontwikkelen. De Commissie verwijst dienaangaande naar artikel 4 van het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking, punt 6 van de inleiding van de samenwerkingsover-
eenkomst en artikel 13, leden 1 en 2, van de met Systran Luxemburg gesloten migra- tieovereenkomsten, volgens welke het automatische vertaalsysteem van de Commis- sie haar eigendom blijft.
55 Verzoeksters merken in wezen op dat het Gerecht krachtens artikel 288, tweede ali- nea, EG bevoegd is. Het onderhavige beroep is gebaseerd op het feit dat de Commis- sie niet-toegestane, en dus niet contractueel overeengekomen wijzigingen heeft aan- gebracht of laten aanbrengen aan de Systran Unix-software of aan haar EG-Systran Unix-versie, hoewel zij niet het recht had om deze software te wijzigen, laat staan om deze zonder de toestemming van verzoeksters te laten wijzigen.
56 In hun antwoord op de vragen van het Gerecht beklemtonen verzoeksters dat de Commissie nooit de toestemming heeft gekregen om de betrokken gegevens aan der- den te verstrekken. Bij gebreke van contractuele bepaling waarbij haar is toegestaan om de software te gebruiken en openbaar te maken zoals zij heeft gedaan, is de Com- missie, die buiten het kader van de overeenkomsten heeft gehandeld, niet-contractu- eel aansprakelijk. Het Gerecht is bevoegd om te oordelen over de niet-contractuele aansprakelijkheid.
b) Beoordeling door het Gerecht
Opmerkingen over de bevoegdheden op contractueel en niet-contractueel gebied
57 De bevoegdheid van het Gerecht om kennis te nemen van een vordering tot scha- devergoeding verschilt naargelang van de contractuele of niet-contractuele aard van de gestelde aansprakelijkheid. Op het gebied van de contractuele aansprakelijkheid bepaalt artikel 238 EG dat het Hof bevoegd is uitspraak te doen krachtens een arbitra-
gegeding vervat in een door of namens de Gemeenschap gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst. Op het gebied van de niet-contractuele aanspra- kelijkheid bepaalt artikel 235 EG dat het Hof bevoegd is kennis te nemen van geschil- len over de vergoeding van de schade bedoeld in artikel 288, tweede alinea, EG, dat betrekking heeft op de schade die door de instellingen of door de personeelsleden ervan in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt.
58 Op het gebied van de contractuele aansprakelijkheid is het Gerecht dus slechts be- voegd indien er een arbitragebeding is in de zin van artikel 238 EG. Bij gebreke van een dergelijk beding kan het Gerecht zich niet beroepen op artikel 235 EG om in werkelijkheid uitspraak te doen over een contractuele vordering tot schadevergoe- ding. Anders zou het Gerecht zijn rechterlijke bevoegdheid uitbreiden tot andere geschillen dan die waarvan de kennisneming limitatief aan hem is voorbehouden door artikel 240 EG, aangezien deze bepaling de gemeenrechtelijke bevoegdheid in- zake geschillen waarin de Gemeenschap partij is, aan de nationale rechterlijke in- stanties voorbehoudt (zie in die zin arrest Hof van 20 mei 2009, Xxxxxxx/Commis- sie, C-214/08 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 35-41; beschikking Gerecht van 18 juli 1997, Oleifici Italiani/Commissie, T-44/96, Jurispr. blz. II-1331, punten 35 en 38, en arrest Xxxxxxx van 25 mei 2004, Distilleria Palma/Commissie, T-154/01, Jurispr. blz. II-1493, punt 50).
59 Op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid is het Hof daarentegen be- voegd zonder dat de partijen bij het geding vooraf hun akkoord hoeven te betuigen. De bevoegdheid van het Hof voor vorderingen die ertoe strekken dat de Gemeen- schap door de Commissie veroorzaakte niet-contractuele schade vergoedt vloeit im- mers rechtstreeks voort uit de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG.
60 Om uit te maken of het bevoegd is krachtens artikel 235 EG, dient het Gerecht aan de hand van de verschillende relevante elementen van het dossier te onderzoeken of de door verzoeksters ingestelde vordering tot schadevergoeding op objectieve en alge- mene wijze berust op contractuele dan wel niet-contractuele verplichtingen op basis waarvan de contractuele of niet-contractuele grondslag van het geding kan worden
bepaald. Deze elementen kunnen met name worden afgeleid uit het onderzoek van de vorderingen van de partijen, uit de gebeurtenis die de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd heeft veroorzaakt, en uit de inhoud van de contractuele of niet-con- tractuele bepalingen die zijn aangevoerd om het betrokken geschilpunt te beslechten (zie in die zin arrest Xxxxxxx/Commissie, aangehaald in punt 58, punten 35-38).
61 Dienaangaande zij opgemerkt dat de bevoegdheid van het Gerecht ter zake van over- eenkomsten een afwijking vormt van het gemene recht en dus restrictief moet wor- den uitgelegd, zodat het Gerecht enkel kennis kan nemen van vorderingen uit een overeenkomst of van vorderingen die rechtstreeks verband houden met de verbinte- nissen uit deze overeenkomst (zie arrest Hof van 20 februari 1997, IDE/Commissie, X-000/00, Xxxxxxx. blz. I-803, punt 82 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Daarvan zou met name sprake zijn indien uit de feiten bleek dat de Commissie contractueel gerechtigd was om de in de aanbesteding vastgestelde werkzaamheden aan een derde toe te vertrouwen en indien het geschil in werkelijkheid betrekking had op een vor- dering tot vergoeding van contractuele schade, gelet op het feit dat in een of meer contractuele bepalingen in deze werkzaamheden was voorzien (zie in die zin arrest Xxxxxxx/Commissie, aangehaald in punt 58, punten 35 en 36 wat de in aanmerking te nemen feiten betreft en punt 38 wat het werkelijke voorwerp van de vordering tot schadevergoeding betreft).
62 Indien het Gerecht ter beoordeling van de gegrondheid van de betrokken argumen- ten de inhoud van de verschillende overeenkomsten moet onderzoeken die de WTC- groep/Systran en de Commissie in de periode van 1975 tot 2002 hebben gesloten en die de Commissie ter ondersteuning van haar betoog aanvoert, valt deze denkoe- fening onder het onderzoek van de bevoegdheid en kan zij — als zodanig — niet tot gevolg hebben dat de aard van het geschil wordt gewijzigd doordat hieraan een con- tractuele grondslag wordt gegeven. Anders zou de aard van het geschil, en bijgevolg de bevoegde rechtbank, een wijziging kunnen ondergaan door het loutere feit dat de verwerende partij aanvoert dat zij een contractuele relatie heeft met de verzoekende
partij, ook al zou op basis van de aangevoerde overeenkomsten kunnen worden vast- gesteld dat deze hierop geen enkele invloed hebben. Wanneer het Gerecht uitspraak doet over de niet-contractuele aansprakelijkheid, kan het dus perfect de inhoud van een overeenkomst onderzoeken, zoals het elk document onderzoekt dat een van de partijen ter ondersteuning van haar betoog aanvoert, om uit te maken of deze over- eenkomst afbreuk kan doen aan de toegewezen bevoegdheid die hem uitdrukkelijk bij artikel 235 EG is verleend. Dit onderzoek maakt deel uit van de beoordeling van de feiten die zijn aangevoerd om de bevoegdheid van het Gerecht aan te tonen. De onbe- voegdheid van het Gerecht is een middel van niet-ontvankelijkheid dat van openbare orde is in de zin van artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering.
63 Ter vergelijking, in een zaak waarin om verlenging van een overeenkomst werd ver- zocht en waarin de verzoekende partij de niet-nakoming van contractuele en niet- contractuele verplichtingen aanvoerde, heeft het Hof geoordeeld dat het loutere feit dat rechtsregels worden aangevoerd die niet uit deze overeenkomst voortvloeien, maar die noodzakelijkerwijs voor de partijen gelden, niet tot gevolg kan hebben dat de contractuele aard van het geding wordt gewijzigd en dat dit aan de bevoegdheid van de betrokken rechterlijke instantie wordt onttrokken (arrest Xxxxxxx/Commis- sie, punt 58 supra, punt 43). Zo kan het loutere feit dat de medecontractant van ver- zoeksters in een zaak waarin de gevolgen van een aanbesteding aan de orde zijn en deze laatsten zich enkel op de niet-nakoming van niet-contractuele verplichtingen baseren, contractuele verplichtingen aanvoert die geen betrekking hebben op het li- tigieuze gedrag, niet tot gevolg hebben dat de niet-contractuele aard van het geding wordt gewijzigd en dat dit aan de bevoegdheid van de betrokken rechterlijke instantie wordt onttrokken.
64 Voorts dient in het algemeen de partij die de niet-nakoming van een verplichting aanvoert, aan te tonen wat deze verplichting inhoudt en te bewijzen dat deze geldt in de omstandigheden van de betrokken zaak. Om deze reden dienen de argumenten die verzoeksters met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding hebben aan- gevoerd te worden onderzocht vóór het argument van de Commissie dat zij contrac- tueel gerechtigd was om informatie die mogelijkerwijs door het auteursrecht en het recht op de knowhow wordt beschermd, aan een derde te verstrekken.
Onderzoek van de door verzoeksters ingestelde vordering tot schadevergoeding
65 In casu is de door verzoeksters ingestelde vordering tot schadevergoeding enkel ge- baseerd op de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG. Verzoeksters voeren geen overeenkomsten met de Commissie aan en baseren zich daar evenmin op. Enkel de Commissie voert contractuele bepalingen aan ter ondersteuning van haar stelling dat zij gerechtigd was om de haar in de onderhavige zaak verweten handelingen te ver- richten.
66 Ter ondersteuning van hun vordering tot schadevergoeding voeren verzoeksters twee onrechtmatige en schadelijke gedragingen van niet-contractuele aard aan. In de eer- ste plaats heeft de Commissie op onrechtmatige wijze de knowhow van Systran aan een derde bekendgemaakt, aangezien de in de aanbesteding beschreven prestaties noodzakelijkerwijs hebben geleid tot de niet-toegestane openbaarmaking en de wij- ziging van de broncode van de Systran-software, waarvan verzoeksters de exclusieve eigenaars zijn. In de tweede plaats heeft de Commissie een auteursrechtelijke inbreuk gepleegd in het kader van de niet-toegestane verdere ontwikkeling van de EG-Systran Unix-versie door Gosselies, welke versie van de Systran-software bijna identiek is aan en dus voortvloeit uit de Systran Unix-versie, die is ontwikkeld en in de handel wordt gebracht door de Systran-groep, die exclusief eigenaar is van de betrokken intellectu- ele-eigendomsrechten.
67 In casu bestaat de gebeurtenis die heeft geleid tot de aangevoerde schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, dat wil zeggen het gestelde onrechtmatige gedrag dat verzoeksters benadeelt, dus met name in de niet-toegestane bekendmaking door de Commissie aan een derde, Gosselies, van de broncodes die volgens de Systran-groep haar eigendom zijn en waarvan zij de bescherming vordert op grond van de algemene beginselen inzake auteursrechten en knowhow die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben.
68 Meer bepaald stellen verzoeksters dat zij zich als auteurs van de Systran-software en van de Systran Unix-versie kunnen verzetten tegen elke exploitatie, wijziging, aan- passing of verbetering van EG-Systran Unix, het afgeleide werk, dat niet is toege- staan door de houder van de rechten op de oorspronkelijke software. Verzoeksters beschikken aldus wettelijk over een „recht van verzet”, dat dient ter bescherming van bepaalde gegevens waarvan zij eigenaar zijn tegen het niet-toegestane gebruik ervan door de Commissie of de niet-toegestane bekendmaking ervan aan een derde.
69 Tot staving van dit recht voeren verzoeksters als algemene beginselen die de rechts- stelsels van de lidstaten gemeen hebben de Overeenkomst van Bern voor de be- scherming van letterkundige en kunstwerken van 9 september 1886, zoals gewijzigd (hierna: „Berner Conventie”), richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB L 122, blz. 42) en richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 be- treffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (gerectificeerde versie, PB L 195, blz. 16) aan. De bepalingen hiervan, die in voorkomend geval niet-contrac- tuele verplichtingen kunnen vormen, zoals de Commissie in antwoord op een vraag van het Gerecht dienaangaande ter terechtzitting heeft erkend, zijn in het recht van de lidstaten overgenomen. Deze bepalingen bevatten in wezen de volgende algemene beginselen: de auteur van een computerprogramma beschikt door het loutere feit van de ontwikkeling hiervan over een exclusief intellectuele-eigendomsrecht hierop dat aan iedereen kan worden tegengeworpen; behoudens bewijs van het tegendeel is (zijn) de auteur(s) degene(n) die het computerprogramma openbaar heeft (heb- ben) gemaakt; de auteur van een computerprogramma beschikt, behoudens bepaalde uitzonderingen, over het exclusieve recht om dit programma te reproduceren, aan te passen of te verspreiden of daarvoor toestemming te verlenen.
70 Aldus hebben verzoeksters voldoende elementen aangevoerd om in dit stadium van het onderzoek te kunnen concluderen dat de Systran-groep zich kan beroepen op auteursrechten op de Systran Unix-versie van de Systran-software die zij heeft ont- wikkeld en onder haar naam in de handel brengt.
71 Daarentegen heeft de Commissie niet bewezen dat verzoeksters de betrokken rech- ten niet bezitten, en heeft zij dus kennelijk de bevoegdheid van het Gerecht niet met succes kunnen betwisten door te stellen dat de Systran-groep de door haar aange- voerde auteursrechten op deze versie van de Systran-software niet bezit.
72 In de eerste plaats volstaan de loutere twijfels die de Commissie heeft geuit over de vraag of verzoeksters houders zijn van intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix-versie van de Systran-software niet (zie punt 54 hierboven). Een dergelijk be- toog levert niet het bewijs op dat nodig is om afbreuk te kunnen doen aan de moge- lijkheid voor de Systran-groep om zich in het licht van bovengenoemde algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben te beroepen op au- teursrechten op de Systran Unix-versie van de Systran-software, aangezien het berust op algemene verklaringen die onvoldoende nauwkeurig zijn, gelet op de kenmerken van de betrokken software en de door verzoeksters overgelegde juridische en techni- sche deskundigenrapporten.
73 Zonder vooruit te lopen op de uitkomst van de discussie over de grond van het ge- schil, zij in de tweede plaats opgemerkt dat het Gerecht de Commissie heeft verzocht om haar twijfels over de eigendomsrechten waarop verzoeksters aanspraak maken inhoudelijk toe te lichten, en verzoeksters heeft verzocht om zich daarover uit te spre- ken. Aldus hebben de door verzoeksters voorgestelde experts een reeks juridische en technische argumenten aangevoerd om aan te tonen dat de Systran-groep auteurs- rechten bezit op zowel de herschreven software als op de versies van deze software die de broncode ervan gebruiken (advies van P. Xxxxxxxxx, professor aan de universiteit Panthéon-Sorbonne Paris-I, over de auteursrechtelijke bescherming van herschreven software, hierna: „tweede advies van Xxxxxxxxx”; technische mededeling van H. Bitan over het feit dat de Systran Unix-software nieuw is en zich van de Systran Mainframe- software en de EG-Systran Mainframe-software onderscheidt wat de schrijfwijze, de samenstelling en de structuur ervan betreft hierna: „tweede technisch verslag van Bi- tan”). Hieruit blijkt in het bijzonder dat de Systran Unix-versie geen louter aangepaste versie is van de voorafbestaande Systran Mainframe-versie, zoals de Commissie stelt, maar de in taal C herschreven versie van alle oorspronkelijk in een assembleertaal geschreven programma’s, en dat deze versies grondig verschillen. Het wordt evenmin
betwist dat de Systran Unix-versie de Systran Mainframe-versie, die na een tijd ver- ouderd was, heeft vervangen.
74 Ondanks een uitdrukkelijk verzoek van het Gerecht in die zin heeft de Commissie geen technische bewijzen kunnen aanvoeren waaruit blijkt dat de Systran-groep geen auteursrechten heeft op de Systran Unix-versie van de Systran-software of op de IT- elementen die het programma of de werkzame broncode ervan vormen, met name wat de delen betreft die verband houden met de basiskern en de taalkundige pro- gramma’s van de software, terwijl verzoeksters niet betwisten dat de Commissie ei- gendomsrechten heeft op de woordenboeken die haar diensten hebben samengesteld om rekening te houden met het specifieke taalgebruik van deze instelling.
75 In de derde plaats heeft de Commissie, naarmate de gerechtelijke procedure vorder- de, moeten toegeven dat de Systran-groep daadwerkelijk in dit verband over intel- lectuele-eigendomsrechten beschikte. Zo heeft de Commissie in dupliek erkend dat zij niet betwistte dat Systran rechten bezat op de door haar in de handel gebrachte Systran Unix-software, maar tegelijkertijd opgemerkt dat de Systran-groep waar- schijnlijk de ontwikkelingen die zij in het kader van de EG-Systran Mainframe-versie en de EG-Systran Unix-versie voor de Commissie heeft doorgevoerd, heeft gebruikt om ze in de Systran Unix-versie te integreren. Meer bepaald heeft de Commissie ter terechtzitting opgemerkt dat zij de facto niet betwistte dat Systran rechten op zowel de Mainframe-versie als — vanzelfsprekend — de Unix-versie van deze software bezat, maar niettemin een klein voorbehoud geformuleerd met betrekking tot de elemen- ten die volgens haar op onrechtmatige wijze in de oorspronkelijke versie van Systran Unix zijn geïntegreerd nadat eerder overeenkomsten met haar waren gesloten.
76 Zoals het Gerecht in het kader van de tweede reeks vragen en opnieuw ter terecht- zitting heeft opgemerkt, is de Systran Unix-versie evenwel jaren ouder dan de EG- Systran Unix-versie. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat de Systran-groep in de door haar ontwikkelde en in de handel gebrachte Systran Unix-versie de ontwikkelingen
heeft kunnen integreren die zij nadien in het kader van de EG-Systran Unix-versie heeft doorgevoerd om te voldoen aan de specifieke taalkundige en terminologische behoeften van de Commissie. De Commissie heeft haar stelling dienaangaande niet kunnen staven.
77 Het argument van de Commissie dat elementen van de EG-Systran Mainframe- versie, die op basis van de Systran Mainframe-versie van verzoeksters is ontwikkeld, waarschijnlijk op onrechtmatige wijze in de oorspronkelijke versie van Systran Unix zijn geïntegreerd, wordt evenmin door enig materieel element gestaafd. Dit argument wordt overigens, wat de broncode van de software en meer bepaald de kern en de ermee verbonden taalkundige programma’s betreft, tegengesproken door de verkla- ringen van de technische expert van verzoeksters volgens welke een in een assem- bleertaal geschreven programma aanzienlijk verschilt van een in taal C geschreven programma (zie tweede technische mededeling van Bitan, met name het voorbeeld van de behandeling van de reeks karakters „Hello world!” in een assembleertaal en in taal C). Deze technische uitleg wordt door de Commissie niet betwist.
78 Wat de aangevoerde knowhowbescherming betreft, stellen verzoeksters dat know- how algemeen omschreven wordt als een „geheel van technische informatie die ge- heim, wezenlijk en op gepaste wijze geïdentificeerd is”. Volgens hen pleegt de Com- missie door de openbaarmaking van dergelijke informatie aan een derde, zonder dat zij daarvoor de toestemming hebben gegeven, een onrechtmatige handeling die inge- volge artikel 288, tweede alinea, EG kan leiden tot de niet-contractuele aansprakelijk- heid van de Gemeenschap.
79 Verzoeksters verwijzen ter ondersteuning van dit argument terecht naar het arrest van het Hof van 7 december 1985, Adams/Commissie (145/83, Jurispr. blz. 3539, punt 34), waarin het Hof heeft erkend dat de geheimhoudingsplicht die artikel 287 EG aan de Commissie en haar ambtenaren en personeelsleden oplegt, een algemeen rechtsbeginsel vormt. Het algemene beginsel dat ondernemingen recht hebben op bescherming van hun zakengeheimen, waarvan artikel 287 EG de uitdrukking vormt,
is opnieuw bevestigd in het arrest van het Hof van 19 mei 1994, SEP/Commissie (C-36/92 P, Jurispr. blz. I-1911, punt 36). Artikel 41 van het op 7 december 2000 te Nice afgekondigde Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB C 364, blz. 1) bepaalt eveneens dat de administratie het „gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en het zakengeheim” in acht moet nemen.
80 Zakengeheimen omvatten technische inlichtingen over knowhow waarvan niet alleen de openbaarmaking aan het publiek, maar ook de loutere mededeling aan een ander rechtssubject dan dat waarvan de informatie afkomstig is, de belangen van dit subject ernstig kan schaden (zie in die zin arrest Gerecht van 18 september 1996, Postbank/ Commissie, T-353/94, Jurispr. blz. II-921, punt 87). Technische inlichtingen kunnen naar hun aard slechts binnen de werkingssfeer van artikel 287 EG vallen, indien om te beginnen slechts een beperkt aantal personen hiervan op de hoogte is. Voorts moet het gaan om inlichtingen waarvan de openbaarmaking ernstige schade kan berok- kenen aan de personen die deze hebben verstrekt of aan derden. Ten slotte moeten de belangen die door de openbaarmaking van informatie kunnen worden geschaad, objectief voor bescherming in aanmerking komen (arresten Gerecht van 30 mei 2006, Bank Austria Creditanstalt/Commissie, T-198/03, Jurispr. blz. II-1429, punt 71, en 12 oktober 2007, Pergan Hilfsstoffe für industrielle Prozesse/Commissie, T-474/04, Jurispr. blz. II-4225, punt 65).
81 In casu moet dus worden geoordeeld dat technische gegevens die deel uitmaken van de zakengeheimen van een onderneming en die voor specifieke doeleinden aan de Commissie zijn meegedeeld, niet zonder de toestemming van de betrokken onderne- ming voor andere doeleinden aan een derde kunnen worden meegedeeld.
82 Geconcludeerd moet worden dat verzoeksters rechtens genoegzaam aantonen dat de Commissie haar niet-contractuele verplichtingen in verband met de auteursrech- ten op, en de knowhow met betrekking tot, de Systran Unix-versie van de Systran- software niet is nagekomen, zodat het Gerecht krachtens artikel 235 EG bevoegd is.
83 De Commissie heeft deze conclusie niet kunnen ontkrachten. Het Gerecht onder- zoekt thans het tweede deel van haar betoog, volgens hetwelk zij de contractuele toe- stemming heeft gekregen om te doen wat haar in de onderhavige zaak wordt verwe- ten.
Onderzoek van de argumenten die de Commissie heeft aangevoerd ter ondersteuning van de stelling dat zij de contractuele toestemming heeft gekregen om informatie die mogelijkerwijs auteursrechtelijk en op grond van de betrokken knowhow beschermd is, aan een derde bekend te maken
84 Volgens verzoeksters bestaan de onrechtmatige en schadelijke handelingen die de Commissie in de onderhavige zaak heeft verricht, met name in de bekendmaking aan een derde, de onderneming Xxxxxxxxx, zonder de toestemming van verzoeksters, van informatie die mogelijkerwijs beschermd is op grond van de auteursrechten en de knowhow van de Systran-groep.
85 De stukken bevatten niets waaruit blijkt dat de Commissie de contractuele toestem- ming had om Gosselies informatie en knowhow betreffende de Systran Unix-versie te bezorgen.
86 In de eerste plaats heeft geen van de door de partijen ondertekende overeenkomsten uitdrukkelijk betrekking op de eventuele gunning van bepaalde werkzaamheden met betrekking tot de EG-Systran Unix-versie aan een derde. Toen Systran de Commissie over deze kwestie aansprak, heeft deze immers enkel ontkend dat Systran rechten had op de Systran Unix-versie van de Systran-software, en gesteld dat de Systran-groep niet het recht had om zich te verzetten tegen het aan Xxxxxxxxx gegunde werk (pun- ten 31-37 hierboven).
87 In de tweede plaats heeft de Commissie in antwoord op een vraag van het Gerecht dienaangaande drie contractuele bepalingen aangehaald ter ondersteuning van haar stelling dat zij een beroep mocht doen op Gosselies om de EG-Systran Unix-versie van de Systran-software verder te ontwikkelen zonder dat de Systran-groep zich daar op basis van de auteursrechten en de knowhow betreffende de Systran Unix-versie van deze software tegen kon verzetten (zie punt 53 hierboven).
88 In de eerste plaats beroept de Commissie zich op artikel 4 — met als opschrift „Ge- bruiksrechten” — van het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking dat de Commissie op 18 januari 1985 heeft gesloten met de onderne- xxxx Xxxxxx, voordat deze onderneming de WTC-groep overnam en Systran werd, dat met name bepaalt dat „het Systran-systeem, de software en de woordenboeken eigendom blijven van de Commissie”.
89 Vastgesteld moet worden dat deze bepaling niet aantoont dat het onderhavige ge- ding van contractuele aard is. Om te beginnen kan bovengenoemde bepaling niet worden tegengeworpen aan verzoeksters. De eigendomsrechten van verzoeksters op de Systran-software, en met name op de Systran Mainframe-versie, berusten niet op het memorandum dat de Commissie op 18 januari 1985 heeft gesloten met Xxxxxx (zie punt 10 hierboven). De eigendomsrechten van de Systran-groep op de Systran- software en de Systran Mainframe-versie ervan zijn immers op een later tijdstip ont- staan, bij de overname van de WTC-groep door Xxxxxx (zie punt 11 hierboven en de documenten in de bijlagen 5-7 bij de memorie van repliek). Voorts betwist weliswaar niemand dat Xxxxxx op 18 januari 1985 helemaal geen eigendomsrechten op het Sys- tran-systeem had, maar uit bovengenoemde bepaling kan evenmin worden afgeleid dat de Commissie op grond van dit memorandum vanaf die datum de volledige eigen- dom van het Systran-systeem en de software ervan, met inbegrip van de basiskern en de broncodes ervan, kan opeisen. Een dergelijke conclusie zou afbreuk doen aan de toenmalige eigendomsrechten van de WTC-groep op het Systran-systeem en met name op de Systran Mainframe-versie, die niet worden betwist door de Commissie (zie punt 3 hierboven) en die vervolgens zijn overgedragen aan Xxxxxx, die daarop tot Systran is omgedoopt. Ten slotte heeft de onderhavige zaak hoe dan ook geen betrek-
king op de rechten van de Systran-groep op de Systran Mainframe-versie, die inmid- dels verouderd is, maar op rechten van de Systran-groep op de Systran Unix-versie, die deze versie heeft opgevolgd en die in een andere taal is geschreven teneinde in een nieuwe IT-omgeving te functioneren.
90 In de tweede plaats beroept de Commissie zich op punt 6 van de inleidende bepalin- gen van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de Systran-groep (die destijds bestond uit WTC, Latsec, Systran Institut en Gachot), volgens hetwelk
„[d]e verbeteringen die de Commissie en haar [hierboven in punt 3 genoemde] me- decontractanten aan het Systran-systeem hebben aangebracht en de uitbreidingen, in het bijzonder de woordenboeken, die zij hebben ontwikkeld, [...] de exclusieve eigen- dom van de Commissie [zijn]”. Deze bepaling moet dus worden gelezen in samenhang met punt 3 van deze inleidende bepalingen, dat luidt als volgt:
„Het onderhoud en de latere ontwikkeling van de systemen zijn doorgevoerd in het kader van een andere reeks overeenkomsten tussen de Commissie en de service- bureaus. Deze overeenkomsten hadden betrekking op de eigen behoeften en doelstel- lingen van de Commissie.”
91 Deze bepalingen tonen evenmin aan dat het onderhavige geding van contractuele aard is. Volgens deze twee punten van de inleidende bepalingen zijn de verbeterin- gen die de Commissie en haar externe contractanten vóór de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst van 4 augustus 1987 aan het Systran-systeem hebben aangebracht en de uitbreidingen, met name de woordenboeken, die zij vóór die da- tum hebben ontwikkeld, de exclusieve eigendom van de Commissie. Dit exclusieve- eigendomsrecht wordt niet betwist door verzoeksters, die in hun memories niet stel- len dat zij eigendomsrechten hebben op de woordenboeken, de verbeteringen en de uitbreidingen die specifiek door of voor rekening van de Commissie zijn ontwikkeld om aan haar terminologische behoeften te voldoen. De rechten waarop verzoeksters aanspraak maken, berusten op het basissysteem, namelijk op de essentie van de kern
en de linguïstische routines. Deze zijn gemaakt door de Systran-groep, die de know- how ter zake bezit.
92 Voorts kan aan de hand van andere punten van deze inleidende bepalingen de relatie tussen de Commissie en de ondernemingen van de Systran-groep nader worden toe- gelicht en worden beoordeeld op welke rechten op het Systran-systeem deze groep aanspraak kon maken op een ogenblik waarop alleen nog maar versies bestonden die met de Mainframe-omgeving compatibel waren. Zo staat in de inleidende bepalingen het volgende te lezen:
„1. Het Systran-systeem, dat door WTC is ontwikkeld, is een automatisch vertaal- systeem, dat basissoftware, taalsoftware en randsoftware en verschillende tweetalige woordenboeken omvat.
2. Op 22 september 1975 heeft de Commissie met WTC een overeenkomst met betrekking tot het gebruik van het Systran-systeem door de Commissie en de initiële ontwikkeling van dit systeem door WTC gesloten.
De Commissie en WTC hebben later nog andere overeenkomsten gesloten met het oog op de verbetering van het bestaande systeem en de ontwikkeling van systemen voor [nieuwe] talen[paren].
Deze overeenkomsten, die in de preriode van 1976 tot 1985 zijn gesloten, hadden betrekking op de ontwikkeling en de verbetering van de vertaalsoftware en de basis- woordenboeken voor de betrokken talen.
[...]
5. De partijen stellen dus vast dat de Commissie over een vergunning beschikt voor het gebruik van het basissysteem en de door WTC aangebrachte verbeteringen [...], die beperkt is tot het grondgebied van de Europese Gemeenschappen in de hierboven in [punt] 4 gespecificeerde sectoren.
[...]
7. De partijen zijn van mening dat het in hun belang en in het belang van de gebrui- kers van Systran is dat dit systeem voortdurend wordt verbeterd. Zij hebben besloten om de onderhavige samenwerkingsovereenkomst te sluiten teneinde hun krachten te bundelen en aldus het systeem verder te verbeteren.
In deze geest kennen de partijen elkaar wederzijds een gebruiksrecht op het Systran- systeem toe, dat kan evolueren door de integratie van verbeteringen die zullen wor- den gerealiseerd dankzij het gebruik van het systeem in zowel de privésector als de openbare sector.”
93 Uit deze bepalingen, die betrekking hebben op de contractuele relatie die destijds tus- sen de Commissie en de Systran-groep bestond, blijkt dat de rol van de Systran-groep in de totstandkoming van het Systran-systeem en in de initiële en de latere ontwikke- ling ervan voor de Commissie uitdrukkelijk wordt erkend, en dat enkel sprake is van gebruiksrechten die door de Systran-groep aan de Commissie zijn verleend, en niet van eigendomsrechten, laat staan van exclusieve eigendomsrechten, op heel dit sys- teem. Hoe dan ook is in deze bepalingen geen sprake van het optreden van een derde met het oog op de wijziging van dit systeem zonder de voorafgaande toestemming van de Systran-groep.
94 Ten slotte moet net als met betrekking tot artikel 4 van het memorandum van over- eenstemming inzake technische samenwerking worden opgemerkt dat de onderha- vige zaak geen betrekking heeft op de rechten van de Systran-groep op de Systran Mainframe-versie, die inmiddels verouderd is, maar op de rechten van deze groep
op de Systran Unix-versie die deze versie heeft opgevolgd en die in een andere taal is geschreven om in een nieuwe IT-omgeving te functioneren.
95 In de derde plaats beroept de Commissie zich op de leden 1 en 2 van artikel 13 van de migratieovereenkomsten, met als opschrift „Octrooien, gebruikscertificaten (ge- bruiksmodellen), merken, industriële tekeningen en modellen, industriële- en intel- lectuele-eigendomsrechten”, volgens welke het automatische vertaalsysteem van de Commissie haar eigendom blijft. Deze twee leden, in de versie van de eerste migratie- overeenkomst, luiden als volgt:
„1. De Commissie wordt onmiddellijk ingelicht over alle resultaten die de contrac- tant [namelijk Systran Luxemburg] in het kader van de uitvoering van de onderhavige overeenkomst heeft behaald en van elk octrooi dat zij in dit kader heeft verkregen; dit resultaat of dit octrooi behoort toe aan de Europese Gemeenschappen die er vrij over kunnen beschikken, tenzij wanneer er reeds industriële- of intellectuele-eigen- domsrechten bestaan.
2. Het automatische vertaalsysteem van de Commissie en alle onderdelen ervan blij- ven de eigendom van de Commissie, zelfs indien dit systeem tijdens de uitvoering van de overeenkomst is gewijzigd, tenzij wanneer er reeds industriële- of intellectuele- eigendomsrechten bestaan.”
96 Artikel 13, leden 1 en 2, van de eerste migratieovereenkomst maakt dus uitdrukkelijk voorbehoud voor het geval dat reeds intellectuele- of industriële-eigendomsrechten bestaan. De Commissie kan dus niet op basis van deze bepaling stellen dat verzoek- sters duidelijk afstand hebben gedaan van hun auteursrechten op en hun knowhow betreffende het Systran-systeem. Deze rechten, en met name die op de Systran Unix- versie van de Systran-software, bestonden reeds ten tijde van de ondertekening van
de migratieovereenkomsten, die zijn gesloten op een ogenblik waarop de door de Commissie gebruikte EG-Systran Mainframe-versie verouderd geraakte.
97 Zoals verzoeksters ter terechtzitting hebben opgemerkt, blijkt voorts duidelijk uit artikel 13 van de eerste migratieovereenkomst dat lid 1 slechts betrekking heeft op het „EG”-aspect van de verdere ontwikkeling van de EG-Systran Unix-versie van de Systran-software, namelijk op alle resultaten en octrooien die Systran Luxemburg, de betrokken contractant, in het kader van de uitvoering van de migratieovereen- komsten kan behalen of verkrijgen. De eigendom van al wat hiervóór reeds bestond, namelijk de Systran Unix-versie, waarvan de EG-Systran Unix-versie is afgeleid, is van de werkingssfeer van de overeenkomst uitgesloten. Deze overeenkomsten laten de rechten op het deel van de basiskern van de Systran Unix-versie die in de EG-Systran Unix-versie ongewijzigd is gebleven, dus onverlet. Voorts heeft lid 2 van deze bepaling uitdrukkelijk betrekking op het „automatische vertaalsysteem van de Commissie”, na- melijk op de EG-Systran Mainframe-versie van de Systran-software (zie de hierboven in punt 27 weergegeven definitie in artikel 2 van de eerste migratieovereenkomst), en maakt het dus voorbehoud voor de rechten op de Systran Mainframe-versie. Beide versies zijn verouderd ten opzichte van de Systran Unix-versie.
98 Voorts heeft Systran de migratieovereenkomsten niet ondertekend en kan zij dus geen rechten op de Systran Unix-versie van de Systran-software, die zij heeft ontwik- keld en in de handel brengt, aan de Commissie hebben overgedragen. Ingevolge het beginsel van de relatieve werking van overeenkomsten, dat kan worden beschouwd als een algemeen beginsel dat de rechtsstelsels van de lidstaten op het gebied van overeenkomsten gemeen hebben, kunnen de migratieovereenkomsten dus niet als zodanig aan Systran worden tegengeworpen. Ook al zou Systran Luxemburg de Com- missie niet vóór 15 maart 2002 „actuele bewijzen van alle rechten [...] met betrek- king tot het automatische vertaalsysteem Systran waarop de Systran-groep aanspraak maakt” hebben bezorgd (zie punt 30 hierboven), kan dit Systran niet de mogelijk- heid ontnemen zich tegenover de Commissie te beroepen op de rechten die zij bezit door de overname van de ondernemingen van de WTC-groep of, vooral, door de ontwikkeling en de verkoop van de Systran Unix-versie, waarvan de Commissie op
de hoogte is. Voorts maakte Systran Luxemburg, zoals verzoeksters ter terechtzitting hebben gesteld, zonder op dit punt door de Commissie te zijn tegengesproken, ten tijde van de ondertekening van de migratieovereenkomsten niet ten volle deel uit van de Systran-groep, maar was zij een gemeenschappelijke onderneming waarin de be- langen verenigd waren van zowel de ondernemingen die voordien met de Commissie samenwerkten om de EG-Systran Mainframe-versie te onderhouden, als de Systran- groep in Luxemburg.
99 Ten slotte is het hoe dan ook een beginsel van intellectuele-eigendomsrecht dat een overdracht van eigendomsrechten niet kan worden vermoed te zijn bedongen. In be- ginsel kan een dergelijk beding niet stilzwijgend zijn, maar moet het uitdrukkelijk zijn. In casu blijkt uit de door de partijen aan het Gerecht overgelegde documenten niet dat contractueel is bedongen dat Systran, of zelfs maar een onderneming van de Systran-groep, afdwingbare intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix- versie van de Systran-software overdraagt.
100 Uit het voorgaande volgt dat geen van de door de Commissie aangehaalde contrac- tuele bepalingen de stelling kan schragen dat het onderhavige geding noodzake- lijkerwijs van contractuele aard is. Op basis van deze contractuele bepalingen, die verwijzen naar een periode uit het verleden, of zelfs uit het verre verleden, wat de overeenkomsten betreffende de Systran Mainframe-versie betreft, die in de jaren ne- gentig verouderd is geraakt door de verdere ontwikkelingen op IT-gebied, kan niet worden vastgesteld dat de Commissie de toestemming van de Systran-groep krijgt of heeft gekregen om informatie die mogelijkerwijs beschermd is op grond van de aangevoerde auteursrechten op en knowhow betreffende de door deze groep ontwik- kelde en verkochte Systran Unix-versie van de Systran-software, aan een derde mee te delen.
101 Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat uit de inhoud van het ver- zoek tot schadevergoeding van verzoeksters en de algemene beginselen die de rechts- stelsels van de lidstaten gemeen hebben, op basis waarvan zij stellen dat zij rechten
hebben op de Systran Unix-versie van de Systran-software en dat de in de afgeleide EG-Systran Unix-versie overgenomen elementen ervan slechts aan een derde bekend kunnen worden gemaakt indien de auteur ervan vooraf zijn toestemming heeft ver- leend, blijkt dat verzoeksters rechtens en feitelijk genoegzaam hebben aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden waaronder het Gerecht de bevoegdheid inzake niet-contractuele aansprakelijkheid kan uitoefenen waarover het krachtens het Ver- drag beschikt.
102 Bovendien blijkt uit het onderzoek van de verschillende contractuele bepalingen op basis waarvan de Commissie stelt dat het verzoek tot schadevergoeding een contrac- tuele grondslag heeft, dat de Systran-groep geen auteursrechten heeft overgedragen en niet de toestemming heeft verleend om informatie betreffende de Systran Unix- versie aan een derde mee te delen.
103 Uit deze algemene beoordeling blijkt dat het betrokken geding van niet- contractuele aard is. De vraag of de Commissie onrechtmatig heeft gehandeld en schade heeft ver- oorzaakt door informatie die door eigendomsrechten of knowhow wordt beschermd, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de houder ervan aan een derde bekend te maken, moet immers worden beantwoord op basis van de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten ter zake gemeen hebben, en niet op basis van de contractuele bepalingen van overeenkomsten die in het verleden zijn gesloten met betrekking tot kwesties die geen verband hielden met het auteursrecht en de know- how van Systran op de Systran Unix-versie.
104 De stelling van de Commissie dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het op een overeenkomst is gebaseerd, moet dus worden verworpen.
2. Onduidelijkheid van het verzoekschrift
a) Argumenten van partijen
105 De Commissie stelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering, volgens hetwelk het verzoekschrift „het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen” moet bevatten. Het verzoekschrift pre- ciseert niet welke wettelijke bepalingen de Commissie heeft geschonden en verstrekt weinig details over de door verzoeksters gestelde auteursrechtelijke inbreuk en open- baarmaking van knowhow.
106 Verzoeksters stellen in wezen dat het verzoekschrift voldoende nauwkeurig is om de Commissie in staat te stellen haar verweer voor te bereiden, en het Gerecht in staat te stellen uitspraak te doen.
b) Beoordeling door het Gerecht
107 Krachtens artikel 21, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat ingevolge artikel 53, eerste alinea, van dit Statuut op de proce- dure voor het Gerecht van toepassing is, en artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht moet elk verzoekschrift het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen bevatten. Deze uiteenzetting moet voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn om de verweerder in staat te stellen zijn verweer voor te bereiden, en om het Gerecht in staat te stellen zijn ju- ridisch toezicht uit te oefenen. Om de rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling te waarborgen, moeten de wezenlijke feitelijke en juridische elementen waarop het
beroep is gebaseerd, op zijn minst summier, maar coherent en begrijpelijk zijn weer- gegeven in de tekst van het verzoekschrift zelf (beschikkingen Gerecht van 28 april 1993, De Hoe/Commissie, T-85/92, Jurispr. blz. II-523, punt 20, en 11 juli 2005, Inter- nationaler Hilfsfonds/Commissie, T-294/04, Jurispr. blz. II-2719, punt 23).
108 Om aan deze vereisten te voldoen, moet een beroep tot vergoeding van de door een instelling veroorzaakte schade met name de gegevens bevatten die het mogelijk ma- ken te bepalen welke gedraging de verzoeker aan deze instelling verwijt (beschikking Internationaler Hilfsfonds/Commissie, aangehaald in punt 107, punt 24).
109 In casu hebben verzoeksters in hun verzoekschrift opgemerkt dat de Commissie de knowhow van Systran na de gunning van een aanbesteding bekend heeft gemaakt aan een derde en daarbij haar auteursrechten heeft geschonden. Volgens hen heeft de Commissie twee onrechtmatige en schadelijke handelingen verricht (zie punt 66 hierboven). De Commissie heeft op basis van deze aanwijzingen haar verweer kun- nen voorbereiden.
110 De stelling van de Commissie dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het verzoek- schrift onduidelijk is, moet dus worden verworpen.
3. Onbevoegdheid van het Gerecht om een auteursrechtelijke inbreuk vast te stellen in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid
a) Argumenten van partijen
111 De Commissie stelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het Gerecht niet be- voegd is om uitspraak te doen over auteursrechtelijke inbreuken in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid, zoals volgens haar is erkend in de hierboven in punt 52 aangehaalde beschikking Document Security Systems. Dien- aangaande merkt de Commissie op dat het auteursrecht, anders dan het merken- recht, dat volledig op communautair niveau is geharmoniseerd, slechts een gedeelte- lijke harmonisatie heeft ondergaan, die evenwel betrekking heeft op de bescherming van software (richtlijn 91/250). Dit neemt niet weg dat aan de gemeenschapsrechters geen bevoegdheid is verleend om kennis te nemen van vorderingen wegens auteurs- rechtelijke inbreuken, evenmin als van vorderingen wegens schending van het oc- trooirecht. Hetzelfde geldt voor knowhow. De regels inzake knowhow zijn totaal niet geharmoniseerd op communautair niveau. De Commissie verwerpt de overeenkom- stige toepassing van het hierboven in punt 79 aangehaalde arrest Xxxxx/Commissie op grond dat verzoeksters geen schending van artikel 287 EG aanvoeren, maar louter stellen dat op onrechtmatige wijze knowhow openbaar is gemaakt, zonder enige toe- lichting of bewijzen te verstrekken. Bovendien is de in de onderhavige zaak verzamel- de informatie, anders dan in de zaak die heeft geleid tot het reeds aangehaalde arrest Xxxxx/Commissie, verkregen in het kader van een contractuele relatie en niet in het kader van de overlegging van documenten die onder geheimhouding zijn verstrekt.
112 Verzoeksters stellen dat het Gerecht, gelet op de communautaire harmonisatie op het gebied van de auteursrechtelijke bescherming van software (richtlijn 91/250), be- voegd is om een schending van het auteursrecht op software door de Commissie te beoordelen. Het onderhavige beroep kan dus niet afhankelijk worden gesteld van het gebruik van een nationaal rechtsmiddel dat, anders dan in de zaak die heeft geleid tot
b) Beoordeling door het Gerecht
113 De Commissie stelt onder verwijzing naar de hierboven in punt 52 aangehaalde be- schikking Document Security Systems dat het Gerecht niet bevoegd is om in het kader van een beroep tot schadevergoeding uitspraak te doen over auteursrechtelijke inbreuken.
114 In de zaak waarin die beschikking is gegeven, heeft het Gerecht evenwel een onder- scheid gemaakt tussen de door de verzoekende partij ingestelde vordering wegens een octrooi-inbreuk en het eigenlijke beroep tot schadevergoeding. In haar conclusie had de verzoekende partij immers het Gerecht verzocht, vast te stellen dat de Euro- pese Centrale Bank (ECB) de aan het omstreden octrooi verbonden rechten had ge- schonden, en haar te veroordelen tot schadevergoeding wegens schending van de aan dat octrooi verbonden rechten (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punt 25). Het Gerecht heeft daarop om te beginnen geantwoord dat het niet bevoegd was om kennis te nemen van een vordering wegens een octrooi-inbreuk (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punten 50-75). Wat het eigenlijke beroep tot schadevergoeding betreft, heeft het Gerecht uitdrukkelijk opgemerkt dat het krachtens artikel 235 EG juncto artikel 288, tweede alinea, EG be- voegd was om hierover uitspraak te doen (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punt 76). Het heeft dit beroep tot schadevergoeding evenwel
kennelijk ongegrond verklaard, omdat de verzoekende partij in die zaak niets had aangevoerd waaruit bleek dat het aan de verwerende partij verweten gedrag onrecht- matig was (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, pun- ten 80-82).
115 In casu zij opgemerkt dat verzoeksters het begrip schending van het auteursrecht, samen met het begrip bescherming van het vertrouwelijke karakter van knowhow, slechts hanteren om het gedrag van de Commissie als onrechtmatig te kwalificeren in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid. De onrecht- matigheid van het betrokken gedrag wordt beoordeeld op basis van algemene begin- selen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben. Voor deze beoordeling is geen voorafgaande beslissing van een bevoegde nationale autoriteit nodig, zoals het geval was voor de verschillende omstreden octrooien in de zaak die heeft geleid tot de hierboven in punt 52 aangehaalde beschikking Document Security Systems. Zo had de ECB in verschillende lidstaten vorderingen tot nietigverklaring ingesteld. Be- paalde rechtbanken waarvoor deze zaken aanhangig waren gemaakt, hadden hierover in eerste aanleg uitspraak gedaan, en tegen deze — onderling tegenstrijdige — beslis- singen was beroep ingesteld (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punten 21-24). Van dit alles is in het onderhavige geval geen sprake.
116 Gelet op de bij de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG aan het Gerecht ver- leende bevoegdheid inzake niet-contractuele aansprakelijkheid en op het feit dat er geen nationale rechtsmiddelen zijn die verzoeksters de mogelijkheid bieden om van de Commissie vergoeding te verkrijgen van de schade die zij naar eigen zeggen we- gens de gestelde inbreuk hebben geleden, staat er dus niets aan in de weg dat het door verzoeksters gehanteerde begrip schending van het auteursrecht in aanmerking wordt genomen om het gedrag van de Commissie in het kader van een verzoek tot schadevergoeding als onrechtmatig te kwalificeren.
117 Het begrip schending van het auteursrecht dat verzoeksters in het kader van het on- derhavige beroep tot schadevergoeding hanteren, moet uitsluitend worden uitgelegd tegen de achtergrond van de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidsta- ten gemeen hebben en die, wat computerprogramma’s betreft, in verschillende har- monisatierichtlijnen zijn overgenomen of vastgesteld. Bijgevolg moet de stelling van
B — Andere onderdelen van de vordering
118 De Commissie stelt dat verschillende onderdelen van de door verzoeksters ingestel- de vordering niet-ontvankelijk zijn, meer bepaald het verzoek om de onmiddellijke staking van de inbreuk en van de openbaarmaking door de Commissie te gelasten, alsook de inbeslagneming of de vernietiging van bepaalde IT-gegevens die in handen zijn van de Commissie en Gosselies en de publicatie van de beslissing van het Ge- recht, op kosten van de Commissie, in gespecialiseerde kranten en tijdschriften en op gespecialiseerde internetsites.
119 Dienaangaande verwijst de Commissie naar de vaste rechtspraak volgens welke de rechter, zelfs in het kader van een beroep tot schadevergoeding, geen bevelen tot een instelling kan richten zonder inbreuk te maken op de prerogatieven van de admi- nistratie (zie arrest Gerecht van 10 mei 2006, Galileo International Technology e.a./ Commissie, T-279/03, Jurispr. blz. II-1291, „Galileo”, punt 60 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
120 In dit verband zij opgemerkt dat artikel 288, tweede alinea, EG bepaalt dat „[de Ge- meenschap] [i]nzake de niet-contractuele aansprakelijkheid [...] overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, de schade [moet] vergoeden die door haar instellingen of door haar personeelsleden in de uitoe- fening van hun functies is veroorzaakt”. Deze bepaling betreft zowel de voorwaarden waaronder de niet-contractuele aansprakelijkheid ontstaat, als de modaliteiten en de
omvang van het recht op schadevergoeding. Voorts is het Hof volgens artikel 235 EG bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de in artikel 288, tweede alinea, EG bedoelde schade.
121 Uit deze twee bepalingen — die, anders dan artikel 40, eerste alinea, KS, dat slechts de mogelijkheid van een geldelijke vergoeding bood, een schadevergoeding in natura niet uitsluiten — volgt dat het Hof de bevoegdheid heeft om de Gemeenschap elke vorm van schadevergoeding op te leggen die in overeenstemming is met de op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid geldende algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, en dus ook, indien dit met deze beginselen in overeenstemming is, een vergoeding in natura, in voorkomend geval in de vorm van een bevel om iets te doen of na te laten (arrest Xxxxxxx, aangehaald in punt 119, punt 63).
122 Bijgevolg kan de Gemeenschap niet principieel ontsnappen aan een overeenkomstige procedurele maatregel van het Hof, dat immers bij uitsluiting bevoegd is kennis te nemen van beroepen tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door de Gemeen- schap (zie met betrekking tot een bevel inzake een merk, arrest Xxxxxxx, aangehaald in punt 119, punt 67).
123 Van een volledige vergoeding van de schade die in casu zou zijn veroorzaakt is slechts sprake indien de aantasting van het recht van de houder van auteursrechten volledig ongedaan wordt gemaakt. Los van de eventuele toekenning van een geldelijke vergoe- ding betekent dit minstens dat de inbreuk op zijn recht onmiddellijk moet worden beëindigd. Met het in casu gevorderde bevel willen verzoeksters juist bereiken dat de Commissie de gestelde inbreuk op hun auteursrechten beëindigt (zie in die zin arrest Xxxxxxx, aangehaald in punt 119, punt 71). De volledige vergoeding van de schade kan ook de vorm aannemen van de inbeslagneming of de vernietiging van het resultaat van de inbreuk of van de publicatie van de beslissing van het Gerecht op kosten van de Commissie.
124 Bijgevolg moet de stelling van de Commissie worden verworpen dat de onderdelen van de vordering die geen verband houden met de vergoeding van de gestelde schade, niet-ontvankelijk zijn.
125 Uit het voorgaande volgt dat alle tegen het onderhavige beroep opgeworpen excepties van niet-ontvankelijkheid moeten worden afgewezen.
II — Ten gronde
126 Voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap in de zin van ar- tikel 288, tweede alinea, EG moet een aantal voorwaarden vervuld zijn: de onrecht- matigheid van het aan de instelling verweten gedrag, het daadwerkelijk bestaan van schade en een causaal verband tussen het aangevoerde gedrag en de gestelde scha- de (arresten Hof van 29 september 1982, Oleifici Mediterranei/CEE, 26/81, Jurispr. blz. 3057, punt 16, en 9 november 0000, Xxxxx e.a./Commissie, C-243/05 P, Jurispr. blz. I-10833, punt 26).
A — Door verzoeksters aangevoerde rechten en onrechtmatigheid van het gedrag van de Commissie
127 Het aan een instelling verweten onrechtmatig gedrag dient te bestaan in een vol- doende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt rechten toe te kennen aan particulieren (arrest Xxx xxx 0 xxxx 0000, Xxxxxxxxx en Goupil/Commis- sie, C-352/98 P, Jurispr. blz. I-5291, punt 42). Wanneer de instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de loutere inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan als bewijs van een voldoende gekwalificeerde schen- ding (arrest Bergaderm en Goupil/Commissie, reeds aangehaald, punt 44).
128 Verzoeksters stellen in wezen dat er een grote gelijkenis is tussen de Systran Unix- versie, die de Systran-groep vanaf 1993 heeft ontwikkeld, en de EG-Systran Unix- versie, die Systran Luxemburg vanaf 22 december 1997 heeft ontwikkeld om te vol- doen aan de behoeften van de Commissie. Deze grote gelijkenis verleent verzoeksters het recht om zich op basis van hun auteursrechten op en hun knowhow betreffende de Systran Unix-versie ertegen te verzetten dat de inhoud van de EG-Systran Unix- versie zonder hun toestemming aan een derde bekend wordt gemaakt. De litigieuze aanbesteding vormt dus een inbreuk op de auteursrechten van de Systran-groep en een onrechtmatige openbaarmaking van hun knowhow die kunnen leiden tot de niet- contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap.
129 De Commissie betwist dat de Systran-groep de rechten op de Systran-software bezit waarop zij aanspraak maakt. Zij stelt dat zij houdster is van de intellectuele-eigen- domsrechten die nodig zijn voor de handelingen die zij heeft verricht, en dat haar niet kan worden verweten dat zij een onrechtmatige handeling heeft verricht in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG door een auteursrechtelijke inbreuk te plegen op knowhow of knowhow openbaar te maken.
1. Vergelijking van de verschillende versies van de Systran-software
a) Argumenten van partijen
130 Verzoeksters maken een onderscheid tussen drie onderdelen van de Systran-software, die met elkaar in wisselwerking staan, namelijk de kern, de taalkundige programma’s — ook „linguïstische routines” genoemd — en de woordenboeken. In dit verband stel- len verzoeksters dat de Systran Unix-versie een primair werk is en dat de EG-Systran Unix-versie van dit primaire werk is afgeleid. Uit de vergelijking van deze twee versies blijkt immers dat zij bijna identiek zijn of althans een grote gelijkenis vertonen. Dit kan overigens niet anders, aangezien Systran Luxemburg voor de ontwikkeling van de
EG-Systran Unix-versie, waarmee zij in 22 december 1997 is begonnen, is uitgegaan van de Systran Unix-versie, die Systran vanaf 1993 heeft ontwikkeld, om daarin de woordenboeken van de EG-Systran Mainframe-versie te integreren.
131 De Commissie neemt de voorstelling van de structuur van de Systran-software van verzoeksters over en voegt hier de utiliteitsprogramma’s aan toe, die met name de interfaces en de programma’s voor het beheer van de woordenboeken omvatten. Zij preciseert dat de kern, de taalkundige programma’s en de woordenboeken een bron- code hebben die in machinetaal moet worden omgezet. Na een ingreep in de taal- kundige programma’s moeten deze programma’s en de kern dus worden gehercompi- leerd, maar de kern wordt door deze operatie niet gewijzigd. Volgens de Commissie is voor het upgraden van de taalkundige programma’s geen wijziging van de kern, van de datastructuur of van het voorbereidende materiaal vereist, maar enkel een wijzi- ging van het taalkundige deel van de broncode. De codering van de woordenboeken vereist evenmin enige wijziging van de kern of de datastructuur van het systeem, zodat de broncode en het voorbereidende materiaal niet hoeven te worden gewijzigd. Voorts zijn de utiliteitsprogramma’s over het algemeen scripts die als zodanig, zonder enige wijziging, kunnen worden gebruikt.
132 Op het argument dat de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix-versie bijna iden- tiek zijn, antwoordt de Commissie dat de EG-Systran Unix-versie niet op basis van de Systran Unix-versie is ontwikkeld, zoals verzoeksters stellen, maar op basis van de oudere EG-Systran Mainframe-versie. De term „migratie” die wordt gebruikt in de migratieovereenkomsten die met Systran Luxemburg zijn gesloten, betekent dus dat enkel de IT-omgeving van de software verandert, terwijl de logische structuren ervan behouden blijven. De Systran-groep heeft dus geen „volledig nieuwe versie van het Systran-systeem voor Unix” geleverd, zoals verzoeksters stellen. In dit verband beklemtoont de Commissie dat zij nog steeds beschikt over de rechten die zij in het kader van de overeenkomsten betreffende EG-Systran Mainframe heeft verworven.
133 Dienaangaande stelt de Commissie dat de wijzigingen die in het kader van de door haar gebruikte EG-Systran Mainframe-versie aan de door WTC ontwikkelde Systran Mainframe-versie zijn aangebracht, niet enkel betrekking hadden op de woordenboe- ken, die geregeld door het personeel van de Commissie werden uitgebreid, maar ook op de kern en vooral op de linguïstische routines. Volgens de Commissie waren de linguïstische routines van de Systran Mainframe-versie die WTC in de jaren zeventig heeft ontwikkeld, embryonaal en heeft zij veel tijd en aanzienlijke bedragen besteed om deze routines te verbeteren om deze in de EG-Systran Mainframe-versie aan haar specifieke behoeften te laten voldoen. De EG-Systran Mainframe-versie omvat even- eens linguïstische routines die specifiek door en voor de Commissie zijn ontwikkeld [zie technische nota van het directoraat-generaal Vertaling van de Commissie (hier- na: „DGV”) van 16 januari 2008 betreffende de „[v]erwantschap tussen EG-Systran Unix en EG-Systran Mainframe”; hierna: „eerste nota van het DGV”].
134 Voorts merkt de Commissie op dat, indien de migratie was doorgevoerd met de taal- kundige programma’s van de Systran Unix-versie in de EG-Systran Unix-versie, dit niets had opgeleverd voor de talenparen Grieks-Frans, Engels-Grieks, Xxxxxx-Xxxxx, Xxxxx-Duits en Spaans-Italiaans-Nederlands, aangezien deze talenparen niet beston- den in de Systran Unix-versie (zie rapport Atos van 4 mei 1998, „Haalbaarheid van de migratie van EG-Systran en van de fusie van EG-Systran en het Systran-systeem”, blz. 32; hierna: „rapport van 4 mei 1998”). Voorts waren de codes van de woordenboe- ken van de EG-Systran Mainframe-versie grotendeels incompatibel met de taalkundi- ge programma’s van de Systran Unix-versie, zodat de taalkundige programma’s van de andere talenparen ook moesten worden gemigreerd om aan de specifieke behoeften van de Commissie te voldoen. Bijgevolg zijn alle taalkundige programma’s van de EG- Systran Mainframe-versie door Systran Luxemburg geconverteerd door middel van het conversieprogramma Eurot. Deze programma’s zijn niet door overeenkomstige elementen van de Systran Unix-versie vervangen. In alle gevallen konden de door de Commissie gebruikte woordenboeken slechts worden gebruikt met de daarmee ver- bonden taalkundige programma’s. Zij konden dus niet worden hergebruikt door de loutere integratie ervan in de Systran Unix-versie.
135 In dit verband stelt de Commissie dat de EG-Systran Unix-versie door Systran Luxemburg is ontwikkeld op basis van de gemigreerde EG-Systran Mainframe-versie, waarvan de kern door WTC is ontwikkeld, maar waarvan vele elementen op verzoek van de Commissie waren gewijzigd in het kader van verschillende overeenkomsten die bepaalden dat de ontwikkelingen die voor haar werden doorgevoerd haar eigen- dom waren. De migratie van de EG-Systran Mainframe-versie naar de EG-Systran Unix-versie betekent dat deze laatste versie meer is dan een loutere versie van de Systran-software Unix.
136 Voorts stelt de Commissie dat de verschillende gelijkenissen tussen de Systran Unix- versie en de EG-Systran Unix-versie die naar voren komen uit de vergelijking die is gemaakt in het rapport van de IT-expert van verzoeksters, de heer Xxxxx (hierna:
„rapport van Xxxxx”), niet bewijzen dat zij een onrechtmatige handeling heeft verricht of een auteursrechtelijke inbreuk heeft gepleegd. Volgens de Commissie kan uit het feit dat de twee betrokken versies van de Systran-software bijna identiek zijn enkel worden afgeleid dat de Systran-groep elementen van haar voorafbestaande systeem heeft gebruikt, zodat de vraag rijst waarom er vier jaar werk en honderdduizenden euro’s nodig waren om uiteindelijk tot een dergelijke gelijkenis te komen, en dat de Systran-groep waarschijnlijk de voor rekening van de Commissie doorgevoerde ont- wikkelingen heeft gebruikt door ze te integreren in het door haarzelf verkochte sys- teem, terwijl zij daar volgens de verschillende migratieovereenkomsten geen rechten op bezat. De gemaakte vergelijking is dus a priori onjuist, aangezien geen vergelijking moet worden gemaakt tussen de versies die de Systran-groep bezat, maar wel tussen die welke Systran in het kader van de migratieovereenkomsten voor rekening van de Commissie heeft ontwikkeld. De Commissie behoudt zich het recht voor om haar rechten dienaangaande te verdedigen.
b) Beoordeling door het Gerecht
137 Om aan te tonen dat de Commissie onrechtmatig heeft gehandeld, stellen verzoek- sters dat de Systran Unix-versie een primair werk is en dat de EG-Systran Unix-versie, waarmee de auteursrechtelijke inbreuk is gepleegd en via welke de knowhow open- baar is gemaakt, van deze versie van de Systran-software is afgeleid. Dit bewijs berust
voornamelijk op de vergelijking van de inhoud van de Systran Unix-versie en de EG- Systran Unix-versie die is verricht door Bitan, de IT-expert van verzoeksters, die doc- tor in de rechten, ingenieur telecommunicatie en informatica, door de Cour de cas- sation (Frankrijk) erkend IT-expert, expert bij het Tribunal administratif en de Cour d’appel de Paris (Frankrijk) is en les geeft aan de universiteit Panthéon-Assas Paris-II.
138 Op basis van het onderzoek van de gegevens die verzoeksters dienaangaande hebben verstrekt en waarover de Commissie haar opmerkingen heeft kunnen maken, kunnen drie reeksen feitelijke vaststellingen worden verricht.
139 In de eerste plaats zijn de partijen het erover eens dat de structuur van de Systran- software, of het nu gaat om de Systran Unix-versie of om de EG-Systran Unix-versie, verschillende onderdelen omvat (zie rapport van Bitan, technisch verslag van Xxxxx, hierna: „eerste technisch verslag van Bitan”, en tweede technisch verslag van Bitan):
— de kern — het voornaamste deel van de software — die het gehele vertaalproces stuurt met behulp van de andere onderdelen van de software waarvan het de ac- tiviteiten controleert; de kern omvat het mechanisme voor het beheren van het vertaalproces, datastructuren die compatibel zijn met de linguïstische routines en de woordenboeken, alsook modules die tijdens het vertaalproces worden ge- bruikt; voorts omvat het algoritmen voor het beheer van de woordenboeken, al- goritmen voor het interpreteren van de in de woordenboeken gebruikte „macro’s”, filters voor de verschillende documentformaten en de segmentering in zinnen;
— de taalkundige programma’s (ook „linguïstische routines” genoemd), door middel waarvan de homografische en lexicale routines in verschillende opeenvolgende fasen worden geanalyseerd, de brontaal in de doeltaal wordt omgezet en een syn- these wordt verricht; deze routines bestaan uit een geheel van taalkundige regels die tijdens het vertaalproces in een vooraf bepaalde volgorde worden gebruikt; zij
hebben als functie de informatie in de analysezone die door de kern is gecreëerd, tijdens het vertaalproces te wijzigen;
— de woordenboeken, die door de kern en de taalkundige programma’s gebruikte databanken zijn, en de utiliteitsprogramma’s, die met name de interfaces en de instrumenten voor het beheer van de woordenboeken omvatten; de in de woor- denboeken gebruikte datastructuren zijn omschreven in de vertaalregels en in de coderingshandleidingen.
140 Voorts verloopt het door de kern aangestuurde vertaalproces in drie grote fases, na- melijk de voorbehandeling — waarbij het te vertalen brondocument wordt gefilterd en in zinnen wordt opgedeeld, de woordenboeken worden geraadpleegd, de verschil- lende taalkundige voorbehandelingen plaatsvinden en de „initiële analysezone” wordt opgebouwd — de toepassing van de linguïstische routines op de analysezone, die in fases wordt georganiseerd (analyse, omzetting en synthese), en de nabehandeling, die het mogelijk maakt om de zinnen opnieuw samen te stellen en het vertaalde docu- ment in zijn oorspronkelijke vorm te herstellen.
141 Deze uitleg betreffende de architectuur en de werking van de Systran-software be- treft zowel de Systran Unix-versie als de EG-Systran Unix-versie. Hieruit blijkt dat de verschillende onderdelen van de software weliswaar deel uitmaken van een geheel, maar niettemin een bijzondere rol spelen binnen dit geheel. Met name moet worden gewezen op het bijzondere karakter en het belang van de kern, die de brontekst voor- bereidt door hem te filteren en in zinnen op te delen, en vervolgens voor elke zin de analysezone opbouwt op basis van informatie uit het woordenboek. De linguïstische routines werken in op deze zone.
142 De rechten op de verschillende versies van de in casu aan de orde zijnde Systran- software waarop de partijen aanspraak maken, moeten worden onderzocht tegen de achtergrond van deze — door verzoeksters afdoende bewezen — structuur van de Systran-software, die als zodanig niet door de Commissie wordt betwist.
143 In de tweede plaats blijkt uit de door verzoeksters verstrekte resultaten van de verge- lijking tussen de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix-versie — de enige versies waarop verzoeksters zich baseren om te stellen dat het aan de Commissie verweten gedrag onrechtmatig is — dat de twee versies van de Systran-software een grote gelij- kenis vertonen.
144 De voornaamste vaststellingen op basis waarvan in het rapport van Bitan wordt ge- steld dat de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix-versie van de Systran-soft- ware identiek zijn of althans een grote gelijkenis vertonen, zijn de volgende:
— wat de datastructuren betreft, wordt vastgesteld dat minstens 72 % van de data- structuren van de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix-versie identiek zijn of weinig van elkaar verschillen (zie punt 5, „Synthese”, en punt 3.1, „Vergelijkende analyse van de beschrijvingen van de datastructuren”);
— wat de coderingshandleidingen betreft, wordt vastgesteld dat de meeste codes die in de coderingshandleiding van de Systran Unix-versie worden genoemd, zijn overgenomen in de EG-Systran Unix-versie (zie punt 5, „Synthese”, en punt 3.2,
„Vergelijkende analyse van de coderingshandleidingen”);
— wat de broncodes betreft, wordt vastgesteld dat de kernen van de twee versies van de Systran-software, die het voornaamste deel van de software vormen, voor 80 tot 95 % gelijk zijn; er zijn ook gelijkenissen tussen de linguïstische routines, aan- gezien een groot deel van de routines van de Systran Unix-versie kunnen worden teruggevonden in de EG-Systran Unix-versie (zie punt 5, „Synthese”, en punt 4,
„Vergelijkende analyse van de broncodes”).
145 Deze feitelijke vaststellingen worden als zodanig niet betwist door de Commissie, die stelt dat de EG-Systran Unix-versie een van de EG-Systran Mainframe-versie afgeleid
werk is en dat de Systran Unix-versie een werk is waarin ontwikkelingen zijn geïnte- greerd die haar toebehoren als onderdeel van de EG-Systran Mainframe-versie, die zelf van de Systran Mainframe-versie of van de EG-Systran Unix-versie is afgeleid (zie punten 132-136 hierboven en punten 150-157 hierna).
146 Zo heeft de Commissie ter terechtzitting verklaard dat zij Bitan, die in de bij het ver- zoekschrift gevoegde documenten had vastgesteld dat de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix-versie gelijkenissen vertoonden, niet kon tegenspreken.
147 Bijgevolg moet, gelet op de gegevens die verzoeksters hebben verstrekt en op de op- merkingen die dienaangaande tijdens de procedure zijn gemaakt (zie punten 137-146 hierboven), worden vastgesteld dat verzoeksters genoegzaam hebben aangetoond dat er in casu een grote gelijkenis is tussen de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix- versie en dat zij zich dus met een beroep op de rechten van de Systran-groep op de Systran Unix-versie, die sinds 1993 door Systran is ontwikkeld, ertegen kunnen ver- zetten dat de afgeleide EG-Systran Unix-versie, die Systran Luxemburg vanaf 22 de- cember 1997 heeft aangepast om aan de behoeften van de Commissie te voldoen, zonder hun toestemming aan een derde wordt vrijgegeven.
148 Deze conclusie doet geen afbreuk aan de rechten die de Commissie mogelijkerwijs heeft op de afgeleide EG-Systran Unix-versie op grond van de migratieovereenkom- sten of op grond van het feit dat zij woordenboeken heeft samengesteld en ontwik- keld die aan haar taalkundige behoeften voldoen. Met deze conclusie wordt enkel erkend dat verzoeksters het bewijs hebben geleverd dat bepaalde elementen van de Systran-software, met name 80 tot 95 % van de kern en een groot deel van de linguïs- tische routines, door Systran zijn ontwikkeld en in de door deze onderneming in de handel gebrachte Systran Unix-versie zijn terug te vinden, zonder dat uit de stukken ook maar enigszins blijkt dat de eigendom van deze elementen aan de Commissie is overgedragen.
149 Aldus kan worden vastgesteld dat Systran Luxemburg, zoals overigens in het rapport van Bitan wordt verklaard, voor de ontwikkeling van de EG-Systran Unix-versie een zeer groot deel van de door Systran in de handel gebrachte Systran Unix-versie heeft overgenomen en de woordenboeken van de EG-Systran Mainframe-versie daarin heeft geïntegreerd.
150 De Commissie betwist deze conclusie op basis van de overweging dat de EG-Systran Unix-versie in werkelijkheid slechts het resultaat is van de migratie van de oudere EG-Systran Mainframe-versie van de ene naar de andere IT-omgeving. De Commis- sie heeft dit argument ontwikkeld in de eerste nota van het DGV, waarvan de conclu- sies in wezen als volgt luiden:
— „[d]e activiteitenrapporten bewijzen dat EG-Systran Unix op basis van EG-Systran Mainframe is ontwikkeld, zodat deze software van meet af aan met de middelen van de Commissie is ontwikkeld”;
— „[h]et door WTC ontworpen oorspronkelijke systeem [de Systran Mainframe- versie] was vrij rudimentair, gelet op het uiterst grote aantal modules [en] pro- gramma’s dat de Commissie zelf heeft moeten laten ontwikkelen om dit systeem aan haar kwaliteitsverwachtingen te laten voldoen”;
— „[h]et was des te gemakkelijker voor Systran [...] om de Commissie haar gemi- greerde basissysteem[, namelijk de Systran Unix-versie,] voor te stellen, omdat dit gemigreerde systeem reeds bepaalde specifieke elementen van EG-Systran Mainframe bevatte die waren voortgesproten uit de samenwerking en de ontwik- keling in de periode vóór 1993/1994, de datum waarop Systran SI voor rekening van de Commissie is begonnen met de migratie [van] EG-Systran Mainframe”.
151 De Commissie is dus van mening dat zij, gelet op de verwantschap tussen de EG- Systran Mainframe-versie en de EG-Systran Unix-versie, nog steeds de rechten bezit die zij krachtens de overeenkomsten betreffende EG-Systran Mainframe heeft ver- worven. Voorts stelt de Commissie met betrekking tot de door Bitan vastgestelde gelijkenissen tussen de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix-versie dat deze in
wezen slechts aantonen dat de Systran-groep waarschijnlijk de ontwikkelingen die in het kader van de EG-Systran Mainframe-versie en de EG-Systran Unix-versie voor de Commissie zijn doorgevoerd heeft gebruikt om ze in de Systran Unix-versie te integreren.
152 Dit betoog van de Commissie komt erop neer dat zij de Systran-groep elk recht op de Systran-software ontzegt, of het nu gaat om de Systran Mainframe-versie die van de WTC-groep en de schepper ervan is overgenomen, dan wel om de Systran Unix-ver- sie, die de Systran-groep heeft ontwikkeld en in de handel heeft gebracht, meerdere jaren voordat deze groep de EG-Systran Unix-versie heeft ontwikkeld om te voldoen aan de behoeften van de Commissie toen de EG-Systran Mainframe-versie verouderd geraakte.
153 Zoals reeds is uiteengezet bij het onderzoek van de bevoegdheid van het Gerecht om kennis te nemen van het onderhavige beroep (zie punten 70-77 hierboven), berust het betoog van de Commissie op algemene verklaringen die onvoldoende nauwkeu- rig zijn, gelet op de kenmerken van de software en de door verzoeksters overgelegde juridische en technische deskundigenrapporten.
154 De Commissie verwijst immers in het kader van haar betoog primair naar de rol die haar diensten hebben gespeeld bij de verdere ontwikkeling van de woordenboeken die door de EG-Systran Mainframe-versie en de EG-Systran Unix-versie worden ge- bruikt, die door verzoeksters niet wordt betwist, en, in mindere mate, naar de invloed die haar diensten kunnen hebben gehad op de verdere ontwikkeling van bepaalde linguïstische routines van de EG-Systran Unix-versie. De Commissie verdoezelt het belang van de werkzaamheden die Systran met betrekking tot de kern en het grootste deel van de linguïstische routines heeft verricht. Zij verwijst nergens naar de rechten die de Systran-groep hieruit kan putten. Zoals hierboven in punt 147 is opgemerkt, hebben verzoeksters evenwel genoegzaam aangetoond op welke grond zij wegens de ontwikkeling en de verhandeling van de vroegere Systran Unix-versie aanspraak kun- nen maken op rechten op de EG-Systran Unix-versie.
155 Bovendien is de Commissie ondanks een uitdrukkelijk verzoek van het Gerecht in die zin niet in staat gebleken technische bewijzen te leveren waaruit blijkt waarom de Systran-groep geen auteursrechten geldend kan maken op de Systran Unix-versie van de Systran-software of op enige component van het programma of de operationele broncode ervan (in het bijzonder op de delen die betrekking hebben op de basiskern en de taalkundige programma’s van de software). Ter terechtzitting heeft de Commis- sie eveneneens erkend dat zij niet in staat is om bewijzen te verstrekken waaruit blijkt op welke onderdelen van Systran Unix zij een eigendomsrecht heeft op grond van de overeenkomsten die met betrekking tot de Systran Mainframe-versie met de Systran- groep zijn gesloten. De argumenten van de Commissie dienaangaande (zie punt 136 hierboven) kunnen dus door het Gerecht niet worden aanvaard.
156 Voorts heeft Xxxxx ter terechtzitting naar aanleiding van het tweede advies van Siri- nelli en het tweede technisch verslag van Xxxxx opgemerkt dat de Systran Unix-versie en de Systran Mainframe-versie hoe dan ook volkomen verschillen door het loutere feit dat de gebruikte taal verschilt. Afgezien van het feit dat de in de eerste nota van het DGV gestelde verwantschap niet aantoont waarom verzoeksters niet op basis van hun rechten op de Systran Mainframe-versie aanspraak kunnen maken op rechten op de EG-Systran Mainframe-versie, welke vraag in het onderhavige beroep niet aan de orde is, wordt deze vermeende verwantschap tegengesproken door de aanzienlijke verschillen die op IT-vlak bestaan tussen de versies van de Systran-software die in de Mainframe-omgeving functioneren, die in de loop der tijd is verouderd, en de versies van deze software die aan de nieuwe IT-omgevingen Unix en Windows zijn aange- past. Wat deze laatste versie betreft, kan niet worden betwist dat de Systran-groep de oorspronkelijke versie, Systran Unix, heeft ontwikkeld. Deze versie is overigens een flink stuk ouder dan de EG-Systran Unix-versie die Systran Luxemburg vanaf 22 de- cember 1997 verder heeft ontwikkeld voor de behoeften van de Commissie, anders dan zou kunnen worden afgeleid uit de eerste nota van het DGV, waarin ten onrechte sprake is van „1993/1994, de datum waarop Systran [Software, Inc.] voor rekening van de Commissie is begonnen met de migratie [van] EG-Systran Mainframe” (zie punt 150 hierboven).
157 Bijgevolg wordt aan de hierboven in punt 147 gestelde conclusie niet afgedaan door het betoog van de Commissie dat is gebaseerd op de verwantschap tussen de EG- Systran Unix-versie en de EG-Systran Mainframe-versie of op het feit dat de verdere ontwikkeling van de EG-Systran Mainframe-versie heeft bijgedragen tot de ontwik- keling van de Systran Unix-versie.
2. Onrechtmatigheid van het gedrag van de Commissie
158 Het aan de Commissie verweten onrechtmatige gedrag bestaat hierin dat zij zichzelf het recht heeft aangematigd om de in de aanbesteding genoemde werkzaamheden te laten verrichten waardoor in de EG-Systran Unix-versie van de Systran-software overgenomen elementen van de Systran Unix-versie, die door het auteursrecht of de knowhow van de Systran-groep worden beschermd, kunnen worden gewijzigd of openbaar kunnen worden gemaakt zonder dat deze groep de eigendom over deze ele- menten bij overeenkomst aan de Commissie heeft overgedragen of haar de toestem- ming heeft verleend om dergelijke werkzaamheden te laten verrichten.
a) Argumenten van partijen
Inbreuk op het auteursrecht
159 Wat de inbreuk op het auteursrecht betreft, stellen verzoeksters dat de in het rapport van Xxxxx opgesomde identieke kenmerken of gelijkenissen betrekking hebben op auteursrechtelijk beschermde elementen, namelijk de architectuur en de broncodes van de Systran-software. De EG-Systran Unix-versie vormt dus een van de Systran Unix-versie afgeleid werk, dat wil zeggen een werk dat voortbouwt op het Systran- systeem. Dit heeft tot gevolg dat de auteur van het eerste werk, de Systran-groep, zich kan verzetten tegen elke wijziging van het afgeleide werk die hij niet heeft toegestaan.
Door aan een derde werkzaamheden toe te vertrouwen die erop gericht zijn de door Systran Luxemburg tot stand gebrachte EG-Systran Unix-versie te wijzigen, heeft de Commissie dus een auteursrechtelijke inbreuk gepleegd, aangezien zij niet het recht had om deze software zonder de voorafgaande toestemming van de Systran-groep te wijzigen. Ter bepaling van de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidsta- ten op dit gebied gemeen hebben, stellen verzoeksters dat de inbreuk door alle rechts- stelsels van de lidstaten wordt bestraft en wordt beschouwd als een strafbaar feit, als een onrechtmatige daad of minstens als een fout die kan leiden tot vergoeding van de door de instellingen veroorzaakte schade.
160 Volgens artikel 4 van richtlijn 91/250, die de lidstaten vóór 1 januari 1993 in natio- naal recht moesten omzetten, heeft de maker van een computerprogramma immers
„het recht de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan: a) de permanente of tijdelijke reproductie voor een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm [...]; b) het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproduc- tie van het resultaat daarvan”. Het verrichten van een van deze handelingen zonder de toestemming van de maker vormt een auteursrechtelijke inbreuk op de software. Deze richtlijn beklemtoont tevens dat computerprogramma’s auteursrechtelijk wor- den beschermd als werken in de zin van de Berner Conventie. Door de verwijzing naar de Berner Conventie waarbij alle vijftien lidstaten ten tijde van de vaststelling van richtlijn 91/250 waren aangesloten, kan het auteursrecht dus nader worden be- paald op basis van de reeds bestaande algemene beginselen.
161 In het Franse recht, dat van toepassing is op Systran, die de Systran Unix-versie heeft ontwikkeld en op de markt brengt, is richtlijn 91/250 omgezet bij wet nr. 94-361 van 10 mei 1994 tot uitvoering van richtlijn 91/250 en tot wijziging van het wetboek van intellectuele eigendom (loi no 94-361, du 10 mai 1994, portant mise en œuvre de la directive 00/000 xx xxxxxxxxx xx xxxx xx xx xxxxxxxxx intellectuelle; JORF van 11 mei 1994, blz. 6863), die is gecodificeerd in het Franse wetboek van intellectuele eigen- dom. De maker van een computerprogramma bezit auteursrechten op deze software op voorwaarde dat deze origineel is, en kan zijn software beschermen door een vor- dering wegens inbreuk in te stellen. Zo bepaalt artikel L. 122-6 van dit wetboek dat
„het exploitatierecht van de maker van een computerprogramma [...] de volgende rechten omvat: [ten eerste,] de permanente of tijdelijke reproductie voor een deel
of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm, en het verlenen van toestemming daarvoor[, ten tweede,] het vertalen, bewer- ken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan”. Handelingen waarvoor de toestemming van de maker van het computerprogramma vereist zijn en die zonder diens toestemming worden ver- richt vormen dus een auteursrechtelijke inbreuk op deze software. Richtlijn 91/250 is ook in de andere lidstaten in nationaal recht omgezet, zoals in Luxemburg (wet van 18 april 2001 op de auteursrechten, naburige rechten en databanken [loi du 18 avril 2001 sur les droits d’auteur, les droits voisins et les bases de données], Mémorial A 2001, blz. 1042; hierna: „Luxemburgse wet op de auteursrechten”, met name arti- kel 3) en België (wet van 30 juni 1994 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computer- programma’s, Belgisch Staatsblad van 27 juli 1994, blz. 19315; hierna: „Belgische wet op de computerprogramma’s”).
162 In antwoord op het argument dat de Systran-groep moet aantonen dat zij houder is van de aangevoerde rechten, merken verzoeksters op dat de Commissie een derge- lijk bewijs eist ondanks het feit dat zij tal van overeenkomsten heeft gesloten waarin wordt verklaard dat de ondernemingen van de Systran-groep de enige houders van deze rechten zijn, en ondanks de op dit gebied toepasselijke algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben — die worden uiteengezet in de adviezen van professor Xxxxxxxxx met als titel „Analyse van de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van een door een rechtspersoon ingestelde vordering wegens een auteursrechtelijke inbreuk” (hierna: „eerste advies van Xxxxxxxxx”) en „Toegang tot au- teursrechtelijke bescherming vanherschreven software” (tweedeadvies van Xxxxxxxxx) — met name op het gebied van de theorie van de uiterlijke schijn die de kennelijke hou- der de mogelijkheid biedt om in rechte op te treden zonder dat de inbreukpleger kan eisen dat de keten van overdrachtsovereenkomsten wordt overgelegd, of de niet- ontvankelijkheid kan aanvoeren op basis van twijfels met betrekking tot de vraag wie houder is van de rechten. De Commissie is dus te kwader trouw voor zover zij eist dat het bewijs van de eigendom van de software wordt geleverd teneinde aan een veroor- deling wegens auteursrechtelijke inbreuk te ontsnappen.
163 Dit argument wordt overigens regelmatig door inbreukplegers aangevoerd. Thans wordt het gebruikt door de Commissie, die zich tracht te bevrijden van haar aan- sprakelijkheid door te stellen dat de Systran-groep niet bewijst dat zij houder is van rechten op de Systran Unix-versie van de Systran-software en de EG-Systran Unix- versie, die daarvan is afgeleid. In het Franse recht, dat van toepassing is op Systran, en het Belgische recht, waarop de Commissie zich baseert, berust de verdediging van de auteursrechten evenwel op een vermoeden van houderschap van rechten, volgens hetwelk de persoon die een werk exploiteert wordt vermoed de houder van dit werk
te zijn. De Franse rechtspraak ter zake leidt uit dit vermoeden af dat de rechtspersoon die een inbreukprocedure instelt, in de praktijk is vrijgesteld van de verplichting om de volledige keten van overdrachtsovereenkomsten vanaf de auteur — een natuur- lijke persoon en oorspronkelijke houder van het recht — tot de laatste houder over te leggen, terwijl de inbreukpleger niet als verweer kan aanvoeren dat de keten van overdrachtsovereenkomsten niet is overgelegd. Een oplossing die hier zeer nauw bij aansluit is te vinden in het Belgische recht, volgens hetwelk een rechtspersoon waar- van de naam op het werk is aangebracht, zich kan beroepen op het vermoeden van ar- tikel 6, tweede alinea, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (Belgisch Staatsblad van 27 juli 1994, blz. 19297; hierna: „Belgische wet betreffende het auteursrecht”), dat bepaalt dat „[t]enzij het tegendeel is bewezen, [...] eenieder als auteur [wordt] aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op het werk [...] wordt vermeld”. Het gemeenschaps- recht past hetzelfde vermoeden toe. Artikel 5 van richtlijn 2004/48, met als opschrift
„Vermoeden van auteursschap of houderschap van rechten”, bepaalt immers:
„Voor de toepassing van de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen
a) opdat de auteur van een werk van letterkunde en kunst, behoudens bewijs van het tegendeel, als zodanig worden beschouwd en bijgevolg gerechtigd is inbreukpro- cedures in te stellen, is het voldoende dat zijn naam op de gebruikelijke wijze op het werk vermeld staat;
b) is het bepaalde sub a van overeenkomstige toepassing op de houder van een naburig recht met betrekking tot zijn beschermde materiaal.”
164 Systran kan dus wel degelijk een vordering instellen, tenzij de Commissie het bewijs zou leveren dat zij geen rechten bezit. De Commissie heeft tot nu toe evenwel en-
kel getracht om de bewijslast om te draaien en op verzoeksters te laten rusten. Nu reeds kan worden vastgesteld dat de Commissie dit bewijs niet zal leveren, aangezien Systran de onbetwiste exploitant van het betrokken werk is en de Commissie haar steeds als zodanig heeft erkend. De rechtspersoon die een werk exploiteert, wordt dus vermoed de houder van de rechten te zijn, wat hem de mogelijkheid biedt om te procederen tegen derden die inbreuk maken op haar rechten. Dit vermoeden is van toepassing, ongeacht de aard van het betrokken werk of het aantal betrokken auteurs. Het enige wat telt, is dat de verzoeker het werk exploiteert, voor zover de auteur of de auteurs hier niet tegen zijn opgekomen. Professor Xxxxxxxxx stelt dat er een „echte materiële regel bestaat volgens welke de exploitant van een werk door de loutere ex- ploitatie bescherming verdient”. Het lijdt geen twijfel dat Systran eigenaar is van de Systran Unix-versie van de Systran-software: Systran heeft licenties voor deze versie van de Systran-Unix software verleend aan de voornaamste internetportalen en heeft deze aan tal van multinationals en via grote winkels en postordercatalogi verkocht. Systran is tevens houdster van de merken SYSTRAN en van de domeinnamen „sys- tran”, die zij overal ter wereld exploiteert. Uit tal van artikelen en reclameacties blijkt eveneens dat de Systran-groep publiekelijk heeft gesteld en aangetoond dat zij eige- naar is van deze software. Verzoeksters verwijzen met name naar het feit dat Systran in 2005 in Den Haag (Nederland) de „European IST Prize” heeft gekregen uit handen van het lid van de Commissie, dat bevoegd is voor de informatiemaatschappij. De Systran-groep, die zich gedraagt als de eigenaar van zowel het werk als de naam er- van, kan de inbreukpleger dus voor het Gerecht vervolgen. Voorts staat de door de Commissie gebruikte software bekend onder de naam „EG-Systran Unix”, wat duide- lijk maakt welke rol Systran dienaangaande heeft gespeeld.
165 Niettegenstaande bovenstaande argumenten willen verzoeksters ten overvloede, teneinde elke mogelijke twijfel weg te nemen, aantonen dat de Systran-groep de on- betwistbare houdster is van de intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Main- frame- en de Systran Unix-versie van de Systran-software, en in het verleden door de Commissie als zodanig is erkend.
166 Wat de Systran Mainframe-versie betreft, stellen verzoeksters dat de Systran-groep houdster is van de rechten op deze versie omdat zij deze heeft verworven van de
onderneming Gachot, die in de rechten is getreden van Xxxx, de uitvinder en au- teur van de oorspronkelijke software, en van de ondernemingen die deze software exploiteerden. Voorts is Systran ontegensprekelijk houdster van intellectuele-eigen- domsrechten op alle versies van de Systran Mainframe-software, daaronder begre- pen EG-Systran Mainframe. Intellectuele-eigendomsrechten kunnen immers slechts schriftelijk worden overgedragen en twijfel dienaangaande wordt overeenkomstig het beginsel van de strikte interpretatie steeds in het voordeel van de auteur uitgelegd. Het staat vast dat Systran de rechten van de auteur zelf van de software, Xxxx, heeft verworven, maar zij heeft deze nooit aan de Commissie overgedragen, ondanks de overeenkomsten waarop deze zich beroept met als enig doel om de indruk te wekken dat zij geen inbreuk heeft gepleegd. Verzoeksters begrijpen niet met welk doel de Commissie zich beroept op overeenkomsten betreffende het gebruik van de software die met derde ondernemingen zijn gesloten. Deze kunnen niet aan Systran worden tegengeworpen en kunnen dus geen overdracht van intellectuele-eigendomsrechten aan de Commissie meebrengen. De overeenkomsten die zijn gesloten met Systran of met de ondernemingen waarvan zij de rechten heeft verworven, zijn slechts over- eenkomsten waarbij een licentie voor het gebruik van de software wordt verleend of overeenkomsten inzake het verrichten van diensten. Geen van deze overeenkomsten impliceert de overdracht van intellectuele-eigendomsrechten aan de Commissie.
167 De oorspronkelijke overeenkomst verleent de Commissie bijvoorbeeld slechts een gebruiksrecht (artikel 4) voor zowel het bestaande systeem als eventuele nieuwe ont- wikkelingen. Volgens het op deze overeenkomst toepasselijke Luxemburgse recht, dat op dit vlak overeenstemt met het Franse en het Belgische recht, moet de overdracht van vermogensrechten door de auteur schriftelijk worden bewezen en wordt deze overdracht strikt uitgelegd in het voordeel van de auteur. De betrokken overeenkomst bevat geen beding dat in strikte of ruime zin als een overdracht van rechten kan wor- den uitgelegd. Bijgevolg verleent zij de Commissie geen intellectuele-eigendomsrech- ten op de Systran-software, daaronder begrepen de EG-Systran Mainframe-versie ervan, met uitzondering van de door de Commissie ontwikkelde woordenboeken.
168 De samenwerkingsovereenkomst voorziet evenmin in een overdracht van intellectu- ele-eigendomsrechten aan de Commissie. Deze overeenkomst is kennelijk voor haar van groot belang, hoewel zij deze zelf in 1991 heeft opgezegd. In tegenstelling tot de
opvatting van de Commissie dat deze overeenkomst de basis vormt van haar intellec- tuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe-software, bepaalt deze overeen- komst dat de Commissie beschikt over een gebruikslicentie en draagt zij geen rechten over, maar preciseert zij dat de rechten van elk van de partijen op de datum van de ondertekening van de overeenkomsten worden gehandhaafd en gewaarborgd zijn. In de inleiding van deze samenwerkingsovereenkomst wordt immers het volgende verklaard:
„2. Op 22 september 1975 heeft de Commissie met de onderneming WTC een overeenkomst over het gebruik van het Systran-systeem door de Commissie en de oorspronkelijke ontwikkeling van dit systeem door WTC gesloten.
[...]
5. De partijen stellen dus vast dat de Commissie over een gebruikslicentie voor het basissysteem beschikt [...].”
169 Artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst bepaalt eveneens dat de rechten van elk van de partijen op de datum van de ondertekening gewaarborgd zijn. De Com- missie had evenwel geen rechten op de Systran Mainframe-software. De Commissie kan zich er dus niet op beroepen dat de intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe-software aan haar zijn overgedragen, ook al wordt erkend dat zij rechten heeft op de door haar ontwikkelde woordenboeken (punt 6 van de inleiding van de samenwerkingsovereenkomst). Deze rechten doen geen afbreuk aan Systrans hoe- danigheid als auteur noch aan haar rechten op de Systran Mainframe-software (of de EG-Systran Mainframe-versie) en in het bijzonder op de kern ervan. In bijlage I bij de samenwerkingsovereenkomst wordt uitdrukkelijk erkend dat WTC, Gachot en Systran de hoedanigheid van auteur hebben. Aan het einde van deze overeenkomst wordt, zoals overigens in de meeste van de overeenkomsten, aan de Commissie het recht verleend om binnen het grondgebied van de Gemeenschap de meest ontwik-
kelde versie van de software te gebruiken en hiervoor een sublicentie te verlenen (zie artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst, dat uitdrukkelijk bepaalt dat de Com- missie over een „gebruiksrecht” beschikt). De Commissie beroept zich tevergeefs op het opzeggingsbeding in de samenwerkingsovereenkomst. Contractuele bedingen kunnen niet ruimer worden geïnterpreteerd dan de bewoordingen ervan aangeven, zelfs niet op basis van de algemene beginselen van het verbintenissenrecht die van toepassing zijn in de gehele Gemeenschap. De opzet van het betrokken beding is duidelijk: gedurende drie jaar is het gebruiksrecht gewaarborgd, zoals bepaald in ar- tikel 5. Gedurende deze drie jaar kan de Commissie de software verder ontwikkelen en/of verbeteren (artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst). Na deze drie jaar kan de Commissie de EG-Systran Mainframe-software gebruiken in de staat waarin zij zich op dat ogenblik bevindt. De Commissie beschikt dus aan het einde van deze termijn slechts over een gebruiksrecht. Bovendien kan op basis van een restrictieve uitlegging van de overdracht van vermogensrechten, die ook in het Belgische recht geldt, worden gesteld dat de Commissie aan het einde van de samenwerkingsover- eenkomst geen intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe-software heeft verworven.
170 Er zijn dus geen intellectuele-eigendomsrechten aan de Commissie overgedragen, noch op de Systran Mainframe-software, noch op de oorspronkelijke idee en ge- schriften waarop zij berust, noch op het voorbereidend materiaal, noch op de struc- tuur van de gegevens, laat staan op de kern. Verzoeksters preciseren dat de hierboven uiteengezette argumenten, waarmee zij trachten aan te tonen dat Systran houdster is van de intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe-versie van de Sys- tran-software, slechts een antwoord vormen op het betoog van de Commissie, dat volkomen irrelevant is voor de uitkomst van het geding, aangezien de inbreuk betrek- king heeft op de Systran Unix-versie en niet op de Systran Mainframe-versie.
171 Voorts stellen verzoeksters dat de Commissie totaal geen aanspraak kan maken op intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix-versie van de Systran-software. De Systran Unix-versie is immers op verzoek van Systran door haar 100 %-dochter- onderneming, Systran Software, ontwikkeld (antwoord van Systran op de aanbeste- ding). De Systran Unix-versie is een nieuwe versie van de Systran-software, die ver-
schilt van de Systran Mainframe-versie, die verouderd was. De Systran-groep is de enige houdster van rechten op de Systran Mainframe-versie en op de kern ervan en beschikt als ontwikkelaar van de Systran Unix-versie over het volle bezit van deze nieuwe software en de kern ervan, zoals door professor Xxxxxxxxx is aangetoond.
172 Pas nadat de nieuwe Systran Unix-software was ontwikkeld en op de markt was ge- bracht, hebben Systran Luxemburg en de Commissie migratieovereenkomsten ge- sloten. Deze overeenkomsten bepalen dat de EG-Systran Mainframe-versie wordt vervangen door de Systran Unix-versie, waarvan is aangetoond dat zij origineel en nieuw is, en dat de woordenboeken van de Commissie worden gemigreerd om in deze nieuwe versie te kunnen functioneren. Dit blijkt overigens uit het rapport van Bitan, aangezien de EG-Systran Unix-versie dezelfde kern heeft als de Systran Unix- software, daar de twee kernen voor 85 % gelijk zijn. Anders dan de Commissie stelt, is de EG-Systran Unix-versie dus louter een versie van de Systran-software Unix die de door de Commissie ontwikkelde woordenboeken omvat, die in het kader van de mi- gratieovereenkomsten zijn gemigreerd, en niet het resultaat van een migratie van de verouderde EG-Systran Mainframe-software. Ook al heeft de Commissie dus rechten op de door haar ontwikkelde woordenboeken, zij heeft geen rechten op de Systran Unix-software, die reeds bestond voordat de migratieovereenkomsten werden geslo- ten.
173 Bovendien leidden deze overeenkomsten evenmin als de vorige tot een overdracht van de intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix-software aan de Commis- sie. Zij zijn overigens gesloten met Systran Luxemburg, die geen rechten op de Sys- tran Unix-software bezit, en niet met Systran, de enige houdster van deze rechten. Daarenboven bepalen zij uitdrukkelijk dat de reeds bestaande intellectuele-eigen- domsrechten, vanzelfsprekend met inbegrip van de auteursrechten van Systran op de Systran Unix-software, worden gehandhaafd. Ook al zou de stelling van de Com- missie betreffende de migratie van de EG-Systran Mainframe-versie moeten worden gevolgd, dan nog zou zij beschikken over een afgeleid recht dat haar in geen geval de mogelijkheid zou bieden om de EG-Systran Unix-software zonder Systrans toe-
stemming te wijzigen. Zelfs in dit geval zou de Commissie dus een inbreuk hebben gepleegd door de in de aanbesteding bedoelde werkzaamheden te verrichten of te laten verrichten.
174 Verzoeksters zijn verrast en geschokt door het standpunt van de Commissie, ten eerste omdat de instellingen de bestrijding van auteursrechtelijke inbreuken tot een prioritair strijdpunt hebben gemaakt en allerlei initiatieven en maatregelen hebben genomen en regelingen hebben vastgesteld om deze plaag doeltreffend te bestrijden, en ten tweede omdat de Commissie in casu steeds perfect op de hoogte is geweest van het feit dat de Systran-groep ontegensprekelijk houdster was van de rechten op de Systran-software, in het bijzonder op de Systran Unix-software. Zo heeft zij tal van licentieovereenkomsten gesloten die aantonen dat zij ervan overtuigd was dat Systran houdster van deze rechten was. Bovendien werd haar steeds meegedeeld dat Systran houdster van intellectuele-eigendomsrechten was op zowel de Systran Mainframe- software als op de Systran Unix-software, en dat deze laatste software de oudste was, zoals blijkt uit:
— de briefwisseling van 27 januari en 5 februari 1987 tussen de directeur van het DG
„Telecommunicatie, informatie-industrie en innovatie” en Gachot;
— het rapport van 4 mei 1998, waarin wordt gewezen op het innoverende karakter van de door Systran ontwikkelde Systran Unix-software; wat meer bepaald de kern betreft, preciseert het rapport van 4 mei 1998 dat „[a]lle systeemprogram- ma’s opnieuw zijn ontwikkeld of zijn herschreven in taal C”;
— de reactie op de aanbesteding die de Commissie in 1997 heeft uitgeschreven om migratieovereenkomsten te sluiten, waaruit blijkt dat de Commissie volkomen op de hoogte was van de oorsprong van de rechten van Systran, die zij toentertijd niet heeft betwist, en van het feit dat Systran Unix reeds bestond.
175 Voorts heeft de Commissie herhaaldelijk erkend dat Systran eigenaar is van zowel de Systran Mainframe-versie als de Systran Unix-versie en dat deze laatste versie da- teerde van vóór de EG-Systran Unix-versie, zoals blijkt uit:
— het faxbericht aan de onderneming Gachot van 5 maart 1987, waarin de Commissie schreef:
— „De Systran-groep is eigenaar van de basissoftware, en de gebruiksrechten van de Commissie op de nieuwe talen[paren] strekken zich enkel uit tot de commu- nautaire instellingen en de officiële instanties van de lidstaten. De Commissie is daarentegen eigenaar van de lexica die zij sinds 1975 heeft ontwikkeld”;
— het rapport van Xxxxxxxxxx aan het raadgevend comité voor aankopen en contracten;
— het rapport van X. Xxxxxx, dat bewijst dat de Systran Unix-software dateert van vóór de EG-Systran Unix-versie en dat de Commissie opnieuw commerciële be- trekkingen met Systran wilde aanknopen om van de innovaties van de Systran Unix-software te kunnen profiteren en niet langer met verouderde software te hoeven werken;
— de technische bijlage bij bijlage II bij de tweede, de derde en de vierde migratie- overeenkomst, waarin de algemene aanpak inzake migratie wordt vastgesteld en waaruit blijkt dat de Commissie wist dat de Systran Unix-software reeds bestond en dat deze software de mogelijkheid had geboden om de EG-Systran Unix-versie te ontwikkelen;
— de door de Commissie met Systran getroffen schikking, waarop bijzondere aan- dacht moet worden gevestigd: ten eerste heeft de Commissie, die de oorspron- kelijke overeenkomst heeft geschonden, aangezien zij geen royalty’s aan Systran heeft betaald, hoewel zij daartoe verplicht was, het nodig geacht om zich met Systran te verzoenen en met haar een schikking getroffen, die is neergelegd in brieven van 19 en 22 december 1997, waarin de directeur-generaal van het DGV verklaarde dat „het werk dat de Commissie reeds 20 jaar heeft geïnvesteerd in het opstellen van woordenboeken die specifiek zijn aangepast aan het admi- nistratieve en technische taalgebruik in de documenten van de Commissie, zo goed mogelijk moet worden benut”; dat werk, dat gedurende de 20 vorige jaren is verricht, is het enige waarop de Commissie aanspraak kan maken, aangezien zij geen rechten heeft op de Systran Mainframe-software zelf; ten tweede verzocht de directeur-generaal van het DGV Systran om zich ertoe te verbinden „geen financiële aanspraken te doen gelden op basis van de uitvoering van de tussen de Systran-groep en de Commissie gesloten overeenkomsten”; de financiële aan- spraken van Systran betroffen evenwel destijds juist de rechten die verschuldigd waren op grond van haar auteursrechten op de Systran Mainframe-versies; ten derde heeft de directeur-generaal van het DGV zelfs toestemming gevraagd om de naam Systran te gebruiken en aldus Systran als auteur erkend; Systran heeft de Commissie de toestemming gegeven om de naam Systran te gebruiken voor het „automatische vertaalsysteem dat is afgeleid van het oorspronkelijke Systran- systeem”, bevestigd dat de Commissie haar software mocht gebruiken, haar fi- nanciële eisen in verband met de schendingen van de oude overeenkomsten laten vallen en gepreciseerd:
„[W]ij hebben er geen bezwaar tegen dat bepaalde delen van de woordenboeken in de door de Commissie gebruikte Systran-versie openbaar worden gemaakt. Wij moeten er evenwel voor waken dat elementen van het Systran-systeem die onze eigendom zijn, openbaar worden gemaakt.”
176 Verzoeksters stellen dat de Commissie thans niet kan veinzen dat zij de omvang van hun rechten niet kent, en dat zij zeer goed weet dat zij nooit de toestemming heeft gekregen om de Systran Unix-software en met name de kern ervan te wijzigen. Elke wijziging die zonder toestemming wordt aangebracht, vormt een inbreuk, aangezien de regel ter zake luidt dat een dergelijke wijziging verboden is en niet omgekeerd.
177 De Commissie merkt op dat software in alle lidstaten wordt beschermd door de wet- geving inzake auteursrechten. Zij verwijst naar de situatie in België, waar sotware wordt beschermd door de Belgische wet op de computerprogramma’s en de Belgi- sche wet betreffende het auteursrecht, en in Luxemburg, waar de bescherming wordt verleend door de wet van 24 april 1995 tot wijziging van de wet van 29 maart 1972 betreffende het auteursrecht wat de rechtsbescherming van computerprogramma’s betreft (loi du 24 april 1995 modifiant la loi du 29 mars 1972 sur le droit d’auteur en ce qui concerne la protection juridique des programmes d’ordinateur; Mémorial A 1995, blz. 944; hierna: „Luxemburgse wet op de computerprogramma’s”), de wet van 8 september 1997 tot wijziging van de gewijzigde wet van 29 maart 1972 betreffende het auteursrecht (loi du 8 septembre 1997 portant modification de la loi modifiée du 29 mars 1972 sur le droit d’auteur, Mémorial A 1997, blz. 2662) en de Luxemburgse wet op de auteursrechten.
178 In de eerste plaats stelt de Commissie dat niet is bewezen dat Systran beschikt over de door haar aangevoerde rechten op de Systran-software. Volgens haar hebben ver- zoeksters niet uitgelegd hoe zij de rechten die zij naar eigen zeggen bezitten, hebben verworven.
179 Wat de Systran Mainframe- en de EG-Systran Mainframe-versie betreft, merkt de Commissie op dat verzoeksters betogen dat in de oorspronkelijke overeenkomst dui- delijk is bepaald dat WTC de auteur is van de Systran-software, dat Systran aan het einde van de jaren tachtig in het kader van een gedeeltelijke inbreng van activa de activa van de volledige activiteitensector „Automatisch vertalen” heeft verworven van de onderneming Gachot, die zelf in de rechten was getreden van WTC, Latsec, Systran USA en Systran Institut (Duitsland), die het automatische vertaalsysteem Systran, dat nog steeds bekendstaat onder de naam „Systran-software” of „Systran- systeem”, hebben ontworpen, en dat alle tussen 1975 en 1987 met de Commissie ge- sloten overeenkomsten van rechtswege zijn overgenomen en verder uitgevoerd door Systran. Ondanks deze verklaringen en de specifieke verzoeken van de Commissie (zie brieven aan Systran van 15 februari en 28 april 2005, waarin haar wordt verzocht om aan te geven op welke juridische en contractuele basis haar aanspraken zijn geba- seerd) hebben verzoeksters, en in het bijzonder Systran Luxemburg, geen enkel bewijs (overeenkomst inzake overdracht van rechten, enzovoort) verstrekt waaruit blijkt dat zij de rechten waarvan zij de schending aanvoeren wel degelijk hebben verworven, en hebben zij evenmin gepreciseerd voor welke grondgebieden en voor welke duur zij deze rechten bezitten. Artikel 5, sub c, van de met WTC gesloten oorspronkelijke
overeenkomst bepaalt dat geen contractuele rechten of verplichtingen kunnen wor- den overgedragen zonder de voorafgaande toestemming van de Commissie. De Com- missie stelt onder verwijzing naar deze bepaling dat de door verzoekster aangevoerde inbreng of overdracht haar niet vooraf ter kennis is gebracht en dat zij dus nooit met de overdracht van WTC aan verzoeksters heeft ingestemd.
180 Wat het vermoeden betreft volgens hetwelk de hoedanigheid van auteur, behoudens bewijs van het tegendeel, toekomt aan degene(n) onder wiens of wier naam het werk openbaar wordt gemaakt, betwist de Commissie de toepassing van het Franse recht op dit punt. Dit vermoeden, dat in Frankrijk is neergelegd in wet nr. 94-361, is in casu niet van toepassing en wordt bekritiseerd in de Belgische en Franse rechtsleer. Voorts geldt dit vermoeden slechts tot bewijs van het tegendeel en is het duidelijk dat de Commissie dit vermoeden voor de EG-Systran Unix-versie heeft weerlegd, aangezien deze versie niet in een verpakking met de naam van de auteur in de handel wordt ge- bracht en soms „Commission’s MT system” of „ECMT” wordt genoemd.
181 In de tweede plaats stelt de Commissie dat de contractuele betrekkingen tussen de partijen moeten worden opgevat als een opeenvolging van „opdrachtovereenkom- sten” die beogen om haar de eigendom te verlenen over de EG-Systran Mainframe- versie en de EG-Systran Unix-versie zonder dat de Systran-groep daarop rechten kan doen gelden. In de verschillende overeenkomsten die de partijen sinds 1975 hebben gesloten, hebben de ondernemingen van de Systran-groep zich er in het algemeen toe verbonden, ten behoeve van de Commissie alle of een deel van de elementen van het EG-Systran-programma te creëren die beantwoorden aan de specifieke be- hoeften die verband houden met de activiteit van de Commissie, ongeacht of het gaat om de EG-Systran Mainframe-versie of om de EG-Systran Unix-versie. Systran heeft niet aangetoond dat zij de rechten op de aldus voor de Commissie ontwikkelde programma’s heeft verworven. Deze programma’s zijn naar hun aard door natuur- lijke personen gecreëerd en ontwikkeld. Systran kan slechts stellen dat zij rechten op deze programma’s heeft indien zij aantoont dat zij deze van de auteurs ervan heeft verworven. Volgens de Belgische wetgeving, waarop Systran zich baseert, wordt een computerprogramma slechts van de auteur ervan verworven indien deze overdracht schriftelijk is vastgelegd, zelfs al is de auteur de opdrachtgever. Hetzelfde geldt overi- gens voor de Luxemburgse wet op de auteursrechten. De Belgische wet op de compu- terprogramma’s bevat slechts één uitzondering op de algemene regeling van artikel 3 van de Belgische wet betreffende het auteursrecht (die evenals de Luxemburgse wet
een schriftelijke verklaring van de auteur vereist). Deze uitzondering betreft het geval dat het programma door een werknemer of een statutaire ambtenaar is gecreëerd. In dat geval geldt, behoudens andersluidende contractuele of statutaire bepaling, het vermoeden dat de vermogensrechten aan de werkgever zijn overgedragen. Afgezien van dat geval, waarvan verzoeksters niet hebben bewezen dat het hier aan de orde is, blijft de „opdrachtovereenkomst”, waarbij een persoon een andere, niet-onderge- schikte, persoon ermee belast een computerprogramma of een deel van een compu- terprogramma te creëren dus onderworpen aan de regels van de Belgische wet be- treffende het auteursrecht. Bovendien merkt de Commissie op dat verzoeksters, die rechtspersonen zijn, naar Belgisch recht niet als auteurs kunnen worden beschouwd. De oorspronkelijke houder van de auteursrechten is immers de natuurlijke persoon die het werk heeft gecreëerd en in België kunnen slechts auteursrechten ontstaan ten gunste van een natuurlijke persoon. Onder verwijzing naar de Belgische rechtspraak beklemtoont de Commissie dat rechtspersonen moeten aantonen van welke perso- nen en op welke wijze zij rechten hebben verworven (arrest Hof van Beroep te Gent van 27 oktober 1993, Ing. Cons., 1993, blz. 366). De Commissie stelt dat verzoeksters niet uitleggen op welke grond zij als rechtspersonen aanspraak kunnen maken op rechten op de Systran Unix-versie of de daarvan afgeleide EG-Systran Unix-versie.
182 Subsidiair stelt de Commissie dat, ook al zou moeten worden erkend dat verzoeksters bepaalde rechten op de Systran-software bezitten, zij hoe dan ook eveneens eigenaar is van de intellectuele-eigendomsrechten die nodig zijn voor de handelingen die zij heeft verricht door bepaalde werkzaamheden betreffende de EG-Systran Mainframe- versie aan een derde toe te vertrouwen. Dienaangaande verwijst zij naar de inhoud van de oorspronkelijke overeenkomst, naar het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking en naar de samenwerkingsovereenkomst, die be- trekking hebben op de EG-Systran Mainframe-versie, en naar de migratieovereen- komsten betreffende de EG-Systran Unix-versie die in de periode van 1998 tot 2002 met Systran Luxemburg zijn gesloten. De Commissie is van mening dat zij op basis van deze overeenkomsten de stelling van verzoeksters kan betwisten dat haar geen in- tellectuele-eigendomsrechten betreffende de Systran Unix-versie zijn overgedragen.
183 Ter betwisting van de stelling van verzoeksters dat het feit dat de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix-versie van de Systran-software haast identiek zijn de con-
xxxxxx wettigt dat de Commissie, door de Systran-software zonder toestemming te gebruiken, een auteursrechtelijke inbreuk heeft gepleegd en dus een onrechtmatige handeling heeft verricht, beroept de Commissie zich op verschillende rechten.
184 Ten eerste stelt de Commissie dat zij eigendomsrechten heeft op de door haar dien- sten gefinancierde verdere ontwikkeling en verbeteringen van de Systran-software, ongeacht om welk deel van het systeem het gaat (kern, taalkundige programma’s en woordenboeken). Bovendien beschikt zij over een exclusief eigendomsrecht op de lexica en de woordenboeken die zij voor haar eigen behoeften heeft ontwikkeld en verbeterd (zie artikel 4, sub a, van de oorspronkelijke overeenkomst, artikel 4 van het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking, punt 6 van de inleiding van de samenwerkingsovereenkomst en artikel 4 van deze overeenkomst, alsook bijlage I erbij, waarin wordt verklaard dat „[d]e Commissie [...] steeds eigenaar [is] geweest van de lexica en andere onderdelen die zij voor verschillende versies van Systran heeft ontwikkeld, terwijl de eigendomsrechten op de basissoftware door ver- schillende ondernemingen werden gedeeld”. De Commissie beklemtoont dat de vele specifieke ontwikkelingen die zijn doorgevoerd om van het Mainframe-systeem naar de Unix-systemen te migreren, haar eigendom zijn (zie artikel 13, lid 2, van de migra- tieovereenkomsten en aanhangsel 2 bij de bijlage bij aanvullende overeenkomst nr. 4 bij de eerste migratieovereenkomst).
185 Ten tweede betoogt de Commissie dat zij over gebruiksrechten beschikt. De stelling van verzoeksters dat de Commissie, die de oorspronkelijke Systran-software niet heeft gecreëerd, geen rechten kan hebben op deze software of op enige ontwikkeling die — overigens zonder toestemming — op basis van de Systran-software is doorgevoerd, is volgens haar in strijd met artikel 13 van de migratieovereenkomsten. De interpretatie die verzoeksters geven aan de in deze bepaling vervatte beperking — „tenzij wanneer er reeds industriële of intellectuele-eigendomsrechten bestaan” — is in strijd met het beginsel dat overeenkomsten te goeder trouw moeten worden uitgelegd. Volgens de Commissie wordt immers in de migratieovereenkomsten gewezen op het verschil tussen het door de Systran-groep in de handel gebrachte Systran-systeem en de door de Commissie gebruikte EG-Systran-versies en uitdrukkelijk bepaald dat het systeem
genaamd „automatisch vertaalsysteem van de Commissie” met al zijn onderdelen, ongeacht of zij tijdens de uitvoering van de overeenkomst zijn gewijzigd, de eigen- dom van de Commissie zal blijven. De beperking volgens welke deze rechten „geen afbreuk [doen] aan de reeds bestaande industriële en intellectuele-eigendomsrechten” dient dus slechts ter bescherming van de status quo vóór het einde van de migratie van het systeem en sluit uit dat verzoeksters via de migratie rechten op de EG-Systran Unix-versie hebben verworven. Deze verbintenis, die is gesloten met Systran Luxem- burg, die de migratieovereenkomsten heeft ondertekend, kan worden uitgebreid tot Systran, aangezien deze onderneming zich in een verbintenisbrief van 12 maart 2001 (bijlage V bij de vierde migratieovereenkomst) garant heeft gesteld voor de goede uit- voering van de gehele vierde migratieovereenkomst door haar dochteronderneming Systran Luxemburg.
186 De Commissie is dan ook van mening dat uit de hierboven genoemde overeenkom- sten, en reeds uit de oorspronkelijke overeenkomst van 22 september 1975, blijkt dat het wel degelijk de bedoeling van partijen was om het vertaalsysteem Systran ter beschikking van de Gemeenschap te stellen, en dat zij eigendomsrechten of in elk geval gebruiksrechten op de EG-Systran-versies had. Deze versies van de Systran- software zijn immers op kosten van de Commissie ontwikkeld (met een budget van ongeveer 45 miljoen EUR, waarvan ongeveer 14 miljoen is toegewezen aan de onder- nemingen van de Systran-groep) en hadden overigens autonoom door haar kunnen worden ontwikkeld. Het lijdt geen twijfel dat de Gemeenschap de Systran-software op haar grondgebied kan gebruiken ten behoeve van de publieke sector in ruime zin. Bovendien bepaalde de oorspronkelijke overeenkomst reeds dat de Gemeenschap vrij was om het systeem tegen betaling van een aanvullend recht aan WTC voor alle doeleinden te gebruiken, dus ook buiten het grondgebied van de Gemeenschap, daar- onder begrepen in de private sector. Volgens de Commissie is de „filosofie” achter deze oplossing dat de partner, WTC, die het systeem heeft ontwikkeld en eveneens gerechtigd is om het zelf te gebruiken, na verschillende overeenkomsten voldoende is vergoed om te kunnen aannemen dat de Gemeenschap het recht heeft verworven om dit systeem volledig en vrij te gebruiken, dat wil zeggen het eigendomsrecht hierover verworven heeft.
187 Volgens de Commissie voorziet de samenwerkingsovereenkomst van 1987 welis- waar niet uitdrukkelijk in deze oplossing als zodanig, maar kan deze overeenkomst slechts in die zin worden uitgelegd. Geen enkele andere uitlegging dan die volgens welke aan de Commissie eigendomsrechten op de EG-Systran Mainframe-versie van de Systran-software worden verleend, zonder dat verzoeksters een recht van verzet kunnen doen gelden, kan een verklaring bieden voor de onderlinge samenhang tus- sen de artikelen 4, 4 bis, 5 en 8 van deze overeenkomst. Volgens de Commissie vormt deze overeenkomst aldus een „schikking” die elke discussie tussen de partijen over de eigendom van de verschillende onderdelen van het Systran-systeem, daaronder begrepen de woordenboeken, uitsluit.
188 In de derde plaats merkt de Commissie op dat, ook al zou de door haar gebruikte EG-Systran Unix-versie van de Systran-software een gewijzigde vorm hebben ten op- zichte van de Systran Unix-versie, zoals blijkt uit het rapport van Xxxxx, verzoeksters niet het bewijs hebben geleverd dat zij het Belgische of het Luxemburgse recht heeft geschonden. De Commissie beroept zich op verschillende bepalingen van het Belgi- sche en Luxemburgse recht op grond waarvan een computerprogramma zonder de toestemming van de eigenaar ervan kan worden gereproduceerd of aangepast wan- neer dit voor de gebruiker noodzakelijk is om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren (zie artikel 6 van de Belgische wet op de computerprogramma’s, artikel 28, lid 4, van de Luxem- burgse wet op de computerprogramma’s en artikel 34 van de Luxemburgse wet op de auteursrechten).
189 In de laatste plaats betwist de Commissie formeel dat zij de broncodes van de EG- Systran Unix-versie aan de onderneming Gosselies heeft meegedeeld in het kader van de werkzaamheden die in het kader van de betrokken overeenkomst dienden te worden verricht. Xxxxxx dan in het rapport van Xxxxx is gesteld, vereisten de aan deze onderneming toevertrouwde werkzaamheden geen ingreep in de kern van de soft- ware. Na de toekenning van de litigieuze opdracht had Gosselies slechts toegang tot de broncodes van de linguïstische onderdelen van de EG-Systran Unix-versie, waar- op de Commissie exclusieve eigendomsrechten bezat wegens de tussen de partijen
190 Het feit dat de Systran Unix-versie en de EG-Systran Unix-versie van de Systran- software gelijkenissen vertonen bewijst dus niet dat de Commissie een inbreuk heeft gepleegd. De juridische conclusies die verzoeksters uit deze gelijkenissen trekken, zijn niet correct. De Commissie is volkomen gerechtigd om zonder de voorafgaande toestemming van verzoeksters de software te wijzigen of aan te passen en deze taak aan een derde onderneming toe te vertrouwen.
Op basis van knowhow aangevoerde rechten
191 Verzoeksters stellen dat knowhow wordt omschreven als „een geheel van technische informatie die geheim, wezenlijk en op gepaste wijze geïdentificeerd is”. Zij verwijzen dienaangaande naar de definitie in artikel 10 van verordening (EG) nr. 240/96 van de Commissie van 31 januari 1996 inzake de toepassing van artikel [81], lid 3, [EG] op groepen overeenkomsten betreffende technologieoverdracht (PB L 31, blz. 2). Voorts stellen zij dat uit deze tekst en uit de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, blijkt dat knowhow een actief is dat beschermd is, het- zij in het kader van overeenkomsten inzake de overdracht van knowhow of geheim- houdingsovereenkomsten, hetzij in het kader van aansprakelijkheidsvorderingen die worden ingesteld wegens de openbaarmaking van deze knowhow zonder de toestem- xxxx xxx xx xxxxxx ervan. In casu beroepen verzoeksters zich op hun knowhow met betrekking tot de Systran-software, zowel voor de Systran Unix-versie, die is ont- wikkeld en in de handel wordt gebracht door de Systran-groep, als voor de afgeleide en haast identieke EG-Systran Unix-versie, die door Systran Luxemburg is ontwik- keld om door de Commissie te worden gebruikt. Deze knowhow, die verzoeksters beschermen en geheimhouden, bestaat uit technische, IT- en linguïstische kennis die in de kern, de linguïstische routines en de woordenboeken, alsook in de begeleidende documentatie is geïncorporeerd (zie rapport van Xxxxx en eerste technisch verslag
van Bitan). De prestaties die zijn beschreven in de openbare aanbesteding van de Commissie kunnen slechts worden verricht indien de broncode van de Systran-soft- ware wordt gewijzigd en dus bekend wordt gemaakt aan degene aan wie de opdracht wordt gegund. Door een dergelijke opdracht aan een derde toe te vertrouwen, heeft de Commissie Systrans knowhow zonder haar toestemming openbaar gemaakt. Deze openbaarmaking is een onrechtmatige daad die kan leiden tot de aansprakelijkheid van de Gemeenschap.
192 In antwoord op het argument dat het begrip knowhow niet is gedefinieerd en dat knowhow niet als zodanig kan worden beschermd, merken verzoeksters op dat de Commissie zelf het begrip knowhow in haar verordeningen heeft gedefinieerd en dat uit deze teksten blijkt dat de waarde van knowhow is gelegen in de aanzienlijke voor- sprong die de openbaarmaking ervan kan opleveren, wat impliceert dat hij geheim moet blijven, niet bekend en niet verkrijgbaar mag zijn. Het kan niet worden betwist dat de Systran Unix-versie van de Systran-software een belangrijke innovatie van de Systran-groep is, die blijk geeft van waarachtig technisch meesterschap en van het be- staan van knowhow die het resultaat is van onderzoek en ervaring, zoals blijkt uit het feit dat het voordien in een assembleertaal geschreven Systran-systeem in taal C++ is herschreven. Indien toegang werd gegeven tot deze elementen, zouden met name de geheimen in verband met de productie van de software bekend kunnen geraken en zou elke onderneming die hier toegang toe heeft in staat zijn om concurrerende software te vervaardigen.
193 In antwoord op het argument dat de Commissie niet gehouden kan zijn tot vergoe- ding van de schade die door de onrechtmatige openbaarmaking van knowhow zou zijn veroorzaakt, aangezien de gevolgen van een inbreuk op knowhow slechts in het kader van een vordering wegens oneerlijke mededinging kunnen worden hersteld, en dat de Commissie geen handelaar en geen concurrent van verzoeksters is, maar een gemeenschapsinstelling, stellen verzoeksters dat deze vordering wegens oneerlijke mededinging in de eerste plaats een vordering wegens niet-contractuele aansprake- lijkheid is die berust op het drieluik fout, schade en oorzakelijk verband, welke ele- menten in casu wel degelijk aanwezig zijn. Hoe dan ook is in de Franse rechtspraak, evenals in de rechtspraak van een groot aantal andere Europese landen, verklaard dat „de loutere openbaarmaking van knowhow buiten de onderneming schade [ver- oorzaakt], ongeacht het gebruik dat er mogelijkerwijs van is gemaakt” en dat een
„opdrachtgever die aan een onderaannemer de plannen doorgeeft die door een ander zijn opgemaakt, een onrechtmatige handeling verricht die leidt tot zijn burgerlijke aansprakelijkheid” (arrest Cour d’appel de Paris van 31 mei 1995; arresten Cour de cassation, handelskamer, van 28 januari 1982 en 8 november 1994).
194 In antwoord op het argument dat de Commissie degene is die knowhow bezit en dat Systran daarvan heeft geprofiteerd, merken verzoeksters op dat dit argument ty- perend is voor de houding van de Commissie, die tracht om zich de versies van de Systran-software die zijn bedoeld om in een Unix-omgeving te functioneren, op on- rechtmatige wijze toe te eigenen. De Commissie heeft Systrans knowhow ter zake herhaaldelijk uitdrukkelijk erkend.
195 Wat het argument inzake de geheimhoudingsclausule betreft die in het kader van de gunning van de opdracht aan Xxxxxxxxx is vastgesteld, stellen verzoeksters dat de Commissie niet kan stellen dat zij de knowhow van de Systran-groep kan stelen in- dien deze inbreuk geheim blijft. De redenering van de Commissie houdt geen steek. Zij komt erop neer dat een ontslagen werknemer aan wie niet uitdrukkelijk een ver- bod is opgelegd om auteursrechtelijke inbreuken te plegen, dit vrij zou kunnen doen zonder zich zorgen te hoeven maken, en beschermde werken vrij aan derden zou kunnen overdragen, zonder toestemming van de houder van de rechten daarop, in- dien er maar een geheimhoudingsclausule was.
196 De Commissie merkt op dat verzoeksters weliswaar verwijzen naar de definitie van knowhow in verordening nr. 240/96, maar niet de rechtsgrondslag vermelden op basis waarvan zij haar verwijten onrechtmatig te hebben gehandeld. Dienaangaande stelt zij dat knowhow niet beschermd is, althans niet als zodanig. Er zijn immers geen wet- telijke bepalingen die een definitie van knowhow bevatten of in de bescherming ervan voorzien. Volgens de Commissie wordt knowhow traditioneel slechts beschermd op basis van de wetgeving inzake oneerlijke mededinging. Zij verwijst dienaangaande, wat België betreft, naar de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en
de voorlichting en bescherming van de consument (Belgisch Staatsblad van 29 au- gustus 1991, blz. 18712) en, wat Luxemburg betreft, naar de wet van 27 november 1986 houdende regeling van bepaalde handelspraktijken en ter bestraffing van oneer- lijke mededinging (loi du 27 novembre 1986 réglementant certaines pratiques com- merciales et sanctionnant la concurrence déloyale; Mémorial A 1986, blz. 2214) en de wet van 30 juli 2002 houdende regeling van bepaalde handelspraktijken en ter bestraffing van oneerlijke mededinging en tot uitvoering van richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen (loi du 30 juillet 2002 réglementant certaines pratiques commerciales, sanctionnant la concurrence déloyale et transposant la directive 97/55/CE du Parlement européen et du Conseil modifiant la directive 84/450/CE xxx xx xxxxxxxxx xxxxxxxxx xxxx x’x xxxxxxx xx xxxxx- xxxx comparative, Mémorial A 2002, blz. 1630). Volgens deze wettelijke bepalingen is niet voldaan aan de voorwaarden om de knowhow waarover verzoeksters naar eigen zeggen beschikken tegen oneerlijke mededinging te kunnen beschermen, aangezien de Commissie en verzoeksters geen concurrenten zijn, de Commissie geen handelaar, industrieel of ambachtsman is en haar zetel in België en niet in Frankrijk is gevestigd, zodat de Franse wet niet van toepassing is.
197 De Commissie stelt dat zij nooit in het bezit is geweest van de broncodes van de Sys- tran Unix-versie, maar enkel de broncodes van de EG-Systran Unix-versie bezit. Zij betoogt onder verwijzing naar de verschillende overeenkomsten die zij met de Sys- tran-groep heeft gesloten met betrekking tot de EG-Systran Mainframe-versie en de migratie van deze versie naar de Unix-omgeving, dat zij bepaalde eigendomsrechten en gebruiksrechten op de EG-Systran Unix-versie bezit. Voorts stelt de Commissie dat de overeenkomsten die zij met de Systran-groep heeft gesloten, geen geheim- houdingsclausule bevatten die zij in acht zou dienen te nemen. Verder is in geen van deze overeenkomsten sprake van een inbreng van knowhow door de Systran-groep of van de bescherming daarvan. Bovendien hebben zowel de diensten van de Com- missie als ondernemingen die niet behoren tot de Systran-groep, maar die aan haar zijde hebben gewerkt, in aanzienlijke mate bijgedragen tot de ontwikkeling van de Systran-software en van de toepassingen ervan. Verzoeksters hebben dus geprofi- teerd van de knowhow van de Commissie of van derden en hebben de producten van de Commissie en deze derden voor hun eigen profijt in de handel kunnen brengen. De Commissie merkt op dat sommige van de personen die voor Gosselies aan de EG-Systran Unix-versie hebben gewerkt, voordien voor Telindus en vervolgens voor Systran Luxemburg werkten. Telindus, waarmee Systran Systran Luxemburg heeft opgericht, heeft sinds 1990 vertaalovereenkomsten met de Commissie gesloten, wat aantoont dat Systran geen aanspraak kan maken op rechten op de EG-Systran Unix- versie of op de knowhow ter zake.
198 Voorts kan de gunning van de opdracht aan Xxxxxxxxx, gelet op artikel 4, sub a, van de oorspronkelijke overeenkomst, punt 6 van de inleiding van de samenwerkingsover- eenkomst, artikel 4 van deze overeenkomst en artikel 1 van aanhangsel 1 bij bijlage II bij de tweede migratieovereenkomst, geen onrechtmatige handeling van de Commis- sie vormen.
199 Voorts preciseert de Commissie dat de aanbesteding een geheimhoudingsclausule bevat, volgens welke degene aan wie de opdracht wordt gegund de door de Commis- sie verstrekte informatie niet mag gebruiken en niet aan derden mag doorgeven (zie artikel II.9 van bijlage 1 bij het verzoek om inschrijving van 4 oktober 2003). Volgens deze geheimhoudingsclausule mag Xxxxxxxxx dus hoe dan ook de vertrouwelijke in- formatie die de Commissie haar in voorkomend geval heeft verstrekt, niet openbaar maken. Verzoeksters kunnen dus geen schade lijden door het feit dat dergelijke infor- matie aan deze onderneming wordt doorgegeven. Ten slotte merkt de Commissie op dat de programma’s en de woordenboeken van de EG-Systran Unix-versie uitsluitend op haar computers worden bewaard.
b) Beoordeling door het Gerecht
200 Het onrechtmatige gedrag dat in de onderhavige zaak aan de Commissie wordt ver- weten bestaat hierin dat zij zichzelf zonder de toestemming van verzoeksters het recht heeft aangematigd om de in de aanbesteding genoemde werkzaamheden te la- ten verrichten waardoor in de EG-Systran Unix-versie van de Systran-software over- genomen elementen van de Systran Unix-versie die auteursrechtelijk zijn beschermd of deel uitmaken van de knowhow van de Systran-groep, kunnen worden gewijzigd of aan een derde kunnen worden bekendgemaakt.
201 Om te bepalen of een dergelijk gedrag onrechtmatig is, moet om te beginnen worden bepaald of verzoeksters, gelet op de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, het recht hebben om zich ertegen te verzetten dat de Com- missie zonder hun toestemming een derde opdraagt werkzaamheden met betrekking
202 Indien blijkt dat verzoeksters zich op een dergelijk recht kunnen beroepen, moet vervolgens de stelling van de Commissie worden onderzocht dat de Systran-groep haar de toestemming heeft verleend om de in de litigieuze aanbesteding omschreven werkzaamheden te verrichten. De Commissie is immers in wezen van mening dat zij krachtens de verschillende overeenkomsten die sinds 1975 met de Systran-groep zijn gesloten en op grond van de in dit kader verstrekte financiering over voldoende gebruiksrechten en eigendomsrechten op de verschillende onderdelen van de EG- Systran Unix-versie beschikt om geen rekening te hoeven houden met het recht van verzet waarop verzoeksters zich op grond van hun rechten op de Systran Unix-versie beroepen (zie punten 181-187 hierboven).
203 Indien blijkt dat de Commissie niet voorbij kon gaan aan het door verzoeksters aan- gevoerde recht van verzet, dient ten slotte te worden onderzocht wat de in de aan- besteding genoemde werkzaamheden aan de EG-Systran Unix-versie inhouden om uit te maken of zij kunnen leiden tot de wijziging of de bekendmaking van gegevens of informatie die volgens verzoeksters door het auteursrecht en hun knowhow zijn beschermd, wat de Commissie betwist (zie punt 189 hierboven).
Rechten op de Systran Unix-versie van de Systran-software waarop verzoeksters zich beroepen
204 Ter bepaling van de algemene beginselen inzake auteursrechten die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, verwijzen verzoeksters naar de Berner Conventie en de richtlijnen 91/250 en 2004/48. Zij verwijzen tevens naar het recht van de lidstaten
en leggen twee adviezen van professor Xxxxxxxxx voor, die betrekking hebben op de vraag of een door een rechtspersoon ingestelde vordering wegens schending van het auteursrecht ontvankelijk is en op de mogelijkheid om aanspraak te maken op au- teursrechtelijke bescherming van herschreven software, alsook het tweede technisch verslag van Bitan.
205 Zoals in het kader van het onderzoek naar de bevoegdheid van het Gerecht is uit- eengezet (zie punten 68-73 hierboven), kan de Systran-groep auteursrechten doen gelden op de Systran Unix-versie van de Systran-software die zij heeft ontwikkeld en die zij onder haar eigen naam in de handel brengt, zonder dat zij nog andere bewijzen hoeft te verstrekken.
206 Zoals de Commissie stelt, moet weliswaar in geval van onenigheid over het bestaan van een recht degene die het bestaan of het ontbreken van een recht aanvoert in de regel hiervan het bewijs leveren (actori incumbit probatio), maar op het gebied van het auteursrecht bestaat er een wettelijk vermoeden op grond waarvan de bewijslast kan worden omgedraaid. Het gemeenschapsrecht bevat een dergelijk vermoeden in artikel 5 van richtlijn 2004/48, met als opschrift „Vermoeden van auteursschap of houderschap van rechten”, volgens hetwelk het „[v]oor de toepassing van de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen [...] opdat de auteur van een werk van letterkunde en kunst, behoudens bewijs van het tegendeel, als zo- danig worden beschouwd en bijgevolg gerechtigd is inbreukprocedures in te stellen, [...] voldoende [is] dat zijn naam op de gebruikelijke wijze op het werk vermeld staat”. Verzoeksters hebben daarnaast twee voorbeelden van een dergelijk vermoeden in het recht van de lidstaten aangehaald, zonder dat de Commissie tegenvoorbeelden uit het recht van andere lidstaten heeft aangevoerd. In het Franse recht, dat wil zeggen het recht van de plaats van vestiging van Systran, die zich in casu beroept op haar auteursrechten op de Systran Unix-versie van de Systran-software die zij in de handel brengt, bepaalt artikel L. 113-1 van het wetboek van intellectuele eigendom dat
„[d]e hoedanigheid van auteur [...], behoudens bewijs van het tegendeel, toekomt aan degene of degenen onder wiens of wier naam het werk openbaar wordt gemaakt”. In het Belgische recht, dat wil zeggen het recht van het land waar de Commissie geves- tigd is, is een dergelijk vermoeden neergelegd in artikel 6, tweede alinea, van de Belgi- sche wet betreffende het auteursrecht, volgens hetwelk „[t]enzij het tegendeel is bewe- zen, [...] eenieder als auteur [wordt] aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op het werk [...] wordt vermeld”. Deze verschillende
bepalingen zijn aangehaald ter illustratie van een algemeen beginsel dat de rechts- stelsels van de lidstaten gemeen hebben.
207 Als voorbeeld van een bepaling die in wezen in alle lidstaten van toepassing is, stel- len verzoeksters dat een werk naar Frans recht wordt beschermd door de loutere schepping ervan. Artikel L. 111-1 van het Franse wetboek van intellectuele eigendom bepaalt dat „[d]e maker van een geestesproduct door de loutere schepping ervan een exclusief immaterieel eigendomsrecht op dit product bezit waarop hij zich tegenover eenieder kan beroepen”. Wat de definitie van het begrip „geestesproduct” betreft, blijkt uit artikel L. 112-2 van het Franse wetboek van intellectuele eigendom dat
„[a]ls een geestesproduct in de zin van dit wetboek word[t] beschouwd: software, met inbegrip van het voorbereidende materiaal”. Dit door verzoeksters aangehaalde voor- beeld wordt door geen van de door de Commissie aangevoerde gegevens ontkracht.
208 Xxxxx het werk is gecreëerd, wordt de originaliteit ervan vermoed. Het vaakst voor- komende bewijsprobleem houdt verband met de vraag of een bepaald werk ouder is dan een ander. In casu wordt het bewijs dat de Systran Unix-versie ouder is dan de EG-Systran Unix-versie geleverd door het loutere feit dat laatstgenoemde versie na eerstgenoemde versie is ontwikkeld en dat de Commissie, om deze versie te ontwik- kelen, een beroep heeft gedaan op de Systran-groep en heeft voortgebouwd op de Systran Unix-versie van deze laatste. Dienaangaande zij opgemerkt dat de Commis- sie, zoals zij in dupliek stelt, niet betwist dat Systran rechten bezit op de Systran Unix- software die zij in de handel brengt.
209 Voorts blijk uit de informatie die verzoeksters met betrekking tot het Franse en het Belgische recht hebben verstrekt, dat een onderneming volgens de rechtspraak van deze lidstaten de hoedanigheid van auteur kan hebben. Voor Frankrijk blijkt dit uit het arrest van de eerste civiele kamer van de Cour de cassation van 24 maart 1993, vol- gens hetwelk een rechtspersoon enkel hoeft aan te tonen dat hij het werk exploiteert om een inbreukprocedure te kunnen instellen, zonder de oorsprong van zijn rechten te hoeven aantonen. Voor België blijkt dit uit het arrest van het Hof van Cassatie van 12 juni 1998 (zie eerste advies van Xxxxxxxxx, blz. 18 en 26). Ter weerlegging van dit uitvoerige juridische advies voert de Commissie enkel een aantal vage en beknopte
argumenten aan die zijn gebaseerd op het feit dat bovengenoemde oplossing door een deel van de rechtsleer wordt bekritiseerd, alsook een arrest van het Hof van Beroep te Gent van 1993, dat dateert van vóór bovengenoemd arrest van het Belgische Hof van Cassatie. De partijen zijn niet inhoudelijk ingegaan op het recht van andere lidstaten dan die welke professor Xxxxxxxxx bij wijze van voorbeeld heeft besproken.
210 De door bovengenoemde hoven ontwikkelde oplossing heeft als voordeel dat zij de mogelijkheid voor de inbreukmaker om een exceptie van niet-ontvankelijkheid op te werpen beperkt, en voorkomt dat de rechtspersoon de gehele keten van overdrachts- overeenkomsten dient over te leggen vanaf de natuurlijke persoon die als auteur oor- spronkelijk de rechten bezat. Op bewijsvlak primeert dus het reële bezit op de dag waarop de vordering wordt ingesteld, op het chronologische overzicht van de stappen die aan de verwerving van het recht zijn voorafgegaan.
211 Met betrekking tot het argument van de Commissie dat het vermoeden betreffende de auteursrechten in het geval van de EG-Systran Unix-versie wordt weerlegd door het feit dat deze versie niet in een verpakking met de naam van de auteur in de han- del wordt gebracht en soms „Commission’s MT system” of „ECMT” wordt genoemd, dient te worden opgemerkt dat verzoeksters zich ter ondersteuning van hun beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid baseren op de Systran Unix-versie en ver- volgens deze versie vergelijken met de EG-Systran Unix-versie om aan te tonen dat een deel van deze afgeleide versie voortkomt uit de oudere, oorspronkelijke versie. Hieruit volgt dat de EG-Systran Unix-versie daadwerkelijk een „Systran”-deel omvat (met name het essentiële deel van de kern), zoals evenmin wordt betwist dat deze ver- sie een „EC”-deel omvat (met name de woordenboeken, die door de Commissie zijn ontwikkeld). De discussie heeft dus geen betrekking op de EG-Systran Unix-versie, maar op de aanspraken die verzoeksters op grond van hun rechten op de oudere, oorspronkelijke Systran Unix-versie kunnen maken wanneer werkzaamheden met betrekkking tot de EG-Systran Unix-versie worden uitgevoerd. Bovendien dient bij- komend te worden opgemerkt dat de term „Automatische vertaaldienst (of automati- sche vertaalsysteem) van de Commissie”, waarnaar de Commissie verwijst, blijkens de definities in de bij de aanbesteding gevoegde modelovereenkomst wordt omschreven als volgt: „Het automatische vertaalsysteem van de Commissie is opgebouwd rond EC Systran, een specifieke versie van het automatische vertaalsysteem Systran, dat
oorspronkelijk door het ,World Xxxxxxxxxxx Xxxxxx’, Xx Xxxxx, XXX, is ontworpen en sinds 1976 verder is ontwikkeld door de Commissie” (The Commission’s machine translation service is built around EC Systran, a specific versie of the Systran machine translation system originally developed by the World Translation Center, La Jolla, USA, which since 1976 has been further developed by the European Commissie.) De automatische vertaaldienst of het automatische vertaalsysteem van de Commis- sie vindt dus volgens de bewoordingen die zijzelf in haar betrekkingen met derden gebruikt, zijn oorsprong in het door WTC-groep/Systran gecreëerde en ontwikkelde automatische vertaalsysteem.
212 Kortom, verzoeksters kunnen als Systran-groep auteursrechten doen gelden op de Systran Unix-versie van de Systran-software, die reeds verschillende jaren door Sys- tran in de handel werd gebracht, nog voordat Systran Luxemburg de EG-Systran Unix-versie updatete om aan de specifieke behoeften van de Commissie te voldoen.
213 Hoe dan ook kan op basis van de door de Commissie aangevoerde contractuele be- palingen niet worden gesteld dat zij een inspraakrecht had met betrekking tot de overname van de WTC-groep door de Systran-groep (zie punt 179 hierboven). De Commissie baseert zich dienaangaande op artikel 5, sub c, van de oorspronkelijke overeenkomst met WTC van 22 december 1975 om te stellen dat geen contractuele rechten of verplichtingen kunnen worden overgedragen zonder haar voorafgaande toestemming. Dit artikel bepaalt evenwel enkel het volgende: „De Contractant kan niet zonder voorafgaande en uitdrukkelijke toestemming van de Commissie de con- tractuele rechten of verplichtingen geheel of gedeeltelijk overdragen, noch de haar vertrouwde taken uitbesteden, noch zichzelf daartoe de facto door derden laten vervangen.” Deze bepaling gold slechts voor de duur van de overeenkomst, dat wil zeggen gedurende enkele maanden, en de verplichtingen die niet konden worden overgedragen betroffen slechts het gebruik van het Systran-systeem en niet de des- betreffende eigendomsrechten. Deze bepaling ontnam WTC dus niet het recht om over haar eigendom te beschikken door zich eind 1985 te laten overnemen door de onderneming Xxxxxx, die later zou worden omgedoopt tot Systran, zoals blijkt uit de overeenkomsten die verzoeksters bij hun memorie van repliek hebben gevoegd. Het argument van de Commissie dat verzoeksters hadden moeten aangeven op welke juridische en contractuele basis hun auteursrechten waren gebaseerd, dient eveneens te worden verworpen. De hierboven genoemde wettelijke bepalingen verplichten au-
214 Voorts moet worden vastgesteld dat de Commissie perfect op de hoogte was van het feit dat de Systran-groep en de door deze groep overgenomen ondernemingen, met name de onderneming WTC, intellectuele-eigendomsrechten bezaten op de verschil- lende versies van de Systran-software die zij sinds de jaren zeventig commercieel ex- ploiteerden, in het bijzonder in het kader van hun betrekkingen met de Commissie. Verzoeksters voeren een groot aantal gegevens aan waaruit blijkt dat ter zake sprake is van een geestesproduct en dat dit product is gecreëerd door Xxxx en vervolgens is verworven door de ondernemingen van de WTC-groep en de ondernemingen van de Systran-groep (zie punten 174 en 175 hierboven).
215 Wat de bescherming van hun knowhow betreft, stellen verzoeksters dat de Commis- sie een onrechtmatige handeling verricht door geheime technische informatie betref- fende elementen van de Systran Unix-versie die in de EG-Systran Unix-versie zijn terug te vinden, aan een derde bekend te maken, en dat deze onrechtmatige hande- ling op grond van artikel 288, tweede alinea, EG kan leiden tot de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap. Zoals in het kader van het onderzoek naar de bevoegdheid van het Gerecht is uiteengezet (zie punten 78-81 hierboven), kan tevens worden aangenomen dat de Systran-groep aanspraak kan maken op een dergelijke bescherming van de geheime technische gegevens betreffende de Systran Unix-versie van de Systran-software.
De stelling dat de Commissie op grond van haar rechten het recht van verzet van verzoeksters buiten beschouwing kan laten
216 Ter ondersteuning van haar stelling dat zij geen rekening hoefde te houden met het recht van verzoeksters om zich op grond van hun rechten op de Systran Unix-versie ertegen te verzetten dat bepaalde werkzaamheden met betrekking tot de EG-Systran Unix-versie aan een derde werden toevertrouwd, stelt de Commissie dat zij op grond van de overeenkomsten die sinds 1975 met de Systran-groep zijn gesloten en van de in het kader daarvan verstrekte financiering over de nodige toestemming beschikte.
217 Dit argument dient te worden verworpen. Zoals verzoeksters terecht stellen, kan de overdracht van een recht immers niet worden vermoed. Het feit dat een ontwikke- ling op informaticagebied is gefinancierd, betekent nog niet dat het de gefinancierde eigendom hiervan verwerft. Een dergelijk rechtsgevolg dient uitdrukkelijk te zijn ver- meld in de betrokken overeenkomst. Overdrachten van rechten worden restrictief geïnterpreteerd in het voordeel van de auteur.
218 Dienaangaande stellen verzoeksters formeel dat zij geen intellectuele-eigendoms- rechten aan de Commissie hebben overgedragen, noch op de Systran Mainframe- versie, noch op de Systran Unix-versie, noch op de oorspronkelijke idee en geschrif- ten waarop zij berusten, noch op het voorbereidend materiaal, noch op de structuur van de gegevens, laat staan op de kern. De enige rechten van de Commissie die ver- zoeksters erkennen, hebben betrekking op de woordenboeken die de diensten van de Commissie zonder Systran hebben ontwikkeld.
219 Voorts wordt in de door de Commissie aangevoerde contractuele bepalingen, zowel die met betrekking tot de EG-Systran Mainframe-versie als die met betrekking tot de EG-Systran Unix-versie, een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt voor reeds bestaan- de intellectuele-eigendomsrechten, ongeacht of het gaat om rechten op de Systran Mainframe-versie of op de Systran Unix-versie. Verder kan op basis van de door de Commissie aangevoerde bepalingen niet worden gesteld dat de auteursrechten van de ondertekenaar (WTC of de ondernemingen van de Systran-groep) op de verschillen- de versies van de Systran-software waarop deze overeenkomsten betrekking hadden, zijn overgedragen. Meer bepaald is de enige contractuele bepaling met betrekking tot de EG-Systran Unix-versie waarop de Commissie zich beroept om haar gedrag te rechtvaardigen, artikel 13, leden 1 en 2, van de migratieovereenkomsten. Volgens deze bepaling kan de Commissie slechts eigendomsrechten doen gelden indien er geen oudere intellectuele-eigendomsrechten zijn (zie punten 95-97 hierboven). Met betrekking tot het door de Commissie aangehaalde uittreksel uit artikel 1 van aan- hangsel 1 bij bijlage II bij de tweede migratieovereenkomst, zij opgemerkt dat dit arti- kel luidt als volgt: „De in deze technische bijlage beschreven migratiewerkzaamheden en de terbeschikkingstelling van delen van het systeem, het personeel en de knowhow
van [Systran Software] en [Systran] geven geen aanleiding tot enige extra betaling en doen geen financiële aanspraken op grond van enig eigendomsrecht ontstaan.” Naast het feit dat deze bepaling uitdrukkelijk de knowhow van Systran erkent, kan eveneens worden vastgesteld dat zij slechts geldt voor financiële aanspraken op grond van de migratiewerkzaamheden die Systran Luxemburg voor de Commissie heeft verricht. De onderhavige vordering heeft evenwel betrekking op werk dat de Commissie na een aanbesteding aan een derde heeft toevertrouwd.
220 Bovendien merkt de Commissie zelf op dat de door haar aangevoerde overeenkom- sten niet uitdrukkelijk steun bieden aan het argument inzake de „opdrachtover- eenkomsten”, volgens hetwelk zij de met de ondernemingen van de WTC-groep en vervolgens met de ondernemingen van de Systran-groep gesloten overeenkomsten zou kunnen opvatten als overeenkomsten waarbij deze ondernemingen haar hun auteursrechten hebben willen overdragen. Geen van de door de Commissie aange- haalde contractuele bepalingen kan immers in die zin worden uitgelegd, aangezien deze verschillende bepalingen verwijzen naar een gebruiksrecht en niet naar een ei- gendomsrecht, of een uitdrukkelijk voorbehoud maken voor reeds bestaande intel- lectuele-eigendomsrechten.
221 Ten slotte moet het argument van de Commissie inzake de „filosofie” van deze over- eenkomsten worden verworpen, aangezien de filosofie van overeenkomsten inzake de terbeschikkingstelling van computersoftware juist hierin bestaat dat de rechten van de gebruiker beperkt zijn tot het gebruik van deze software, zonder dat hij zich deze software kan toe-eigenen.
222 Kortom, de Commissie heeft niet aangetoond dat verzoeksters haar contractueel de toestemming hebben verleend om krachtens het eigendomsrecht op de EG-Systran Unix-versie van de Systran-software waarop zij naar eigen zeggen aanspraak kan ma- ken, deze software te gebruiken en aan derden vrij te geven zoals zij na de gunning van de litigieuze opdracht heeft gedaan.
223 Subsidiair betoogt de Commissie dat zij wijzigingen aan de EG-Systran Unix-versie kan aanbrengen zonder inbreuk te maken op de eventuele auteursrechten van de Sys- tran-groep op de Systran Unix-versie, aangezien elke persoon die een gebruikslicentie heeft, wettelijk gerechtigd is om dergelijke wijzigingen door te voeren.
224 De Commissie verwijst dienaangaande naar artikel 6 van de Belgische wet op de com- puterprogramma’s, volgens hetwelk voor de reproductie en de verandering van een computerprogramma zoals bedoeld in artikel 5, sub a en b, geen toestemming van de rechthebbende vereist is wanneer deze handelingen voor de rechtmatige gebruiker noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoog- de doel, onder meer om fouten te verbeteren. Zij verwijst eveneens naar artikel 28, lid 4, van de Luxemburgse wet op de computerprogramma’s, met als opschrift „Uit- zonderingen op de aan beperkingen onderworpen handelingen”, dat bepaalt dat
„[t]enzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, voor de in artikel 28[, lid 3, sub] a en b, bedoelde handelingen geen toestemming van de rechthebbende vereist is wanneer deze handelingen voor de rechtmatige gebruiker noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren”. Voorts luidt artikel 34 van de Luxemburgse wet op de auteurs- rechten, met als opschrift „Uitzonderingen op de aan beperkingen onderworpen han- delingen”, als volgt: „Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, is voor de in artikel 33 bedoelde handelingen geen toestemming van de rechthebbende ver- eist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige gebruiker noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren en het programma in een databank te integreren teneinde deze te laten functioneren”.
225 Deze wettelijke uitzondering op handelingen die aan beperkingen zijn onderworpen, dat wil zeggen op handelingen waarvoor de toestemming van de auteur vereist is, dient evenwel strikt te worden uitgelegd. Deze in artikel 5 van richtlijn 91/250 vastgestelde
wettelijke uitzondering op de in artikel 4 van deze richtlijn omschreven handelingen waarvoor de auteur van het programma exclusief bevoegd is, is slechts van toepas- sing op werk verricht door de rechtmatige verkrijger van het computerprogramma en niet op werk dat door deze verkrijger aan een derde is toevertrouwd (zie het advies van professor Xxxxxxxxx over de omvang van het recht van de rechtmatige gebruiker van een computerprogramma om dit programma te wijzigen, en het derde technisch verslag van Bitan over de aard van de aan Gosselies toevertrouwde werkzaamheden; zie eveneens de antwoorden van de partijen op de vragen van het Gerecht betreffende de rechten van de gebruiker). Deze uitzondering is verder beperkt tot handelingen die voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren. De Commissie heeft in casu niet aangegeven waarom de gevraagde wijzigingen aan een derde konden worden toevertrouwd en waarom zij noodzakelijk waren om fouten te kunnen verbeteren of om het programma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel. Er is niets in de stukken waaruit kan worden afgeleid waarom deze uitzonde- ring de mogelijkheid zou bieden om verbeteringen of wijzigingen te laten aanbrengen aan het door de Commissie gebruikte computerprogramma of dit programma te la- ten uitbreiden (met betrekking tot de aard van de door de Commissie aan een derde toevertrouwde werkzaamheden, zie punten 227-250 hierna). Deze werkzaamheden behoren immers tot de handelingen die aan beperkingen onderworpen zijn, aange- zien het computerprogramma hierdoor wordt bewerkt, gearrangeerd of anderszins veranderd in de zin van artikel 4 van richtlijn 91/250. Ter terechtzitting hebben ver- zoeksters dan ook verklaard dat haar andere klanten, anders dan de Commissie stelt, om haar toestemming verzoeken wanneer zij wijzigingen willen doorvoeren zoals die welke aan de onderneming Xxxxxxxxx zijn opgedragen.
226 Kortom, de Commissie heeft in casu niet aangetoond waarom zij zich kon beroe- pen op de wettelijke uitzondering op de aan beperkingen onderworpen handelingen om de in het kader van de litigieuze opdracht te verrichten werkzaamheden aan een derde toe te vertrouwen. Voorts stelt de Commissie hoe dan ook dat de haar ver- weten handelingen, namelijk — volgens haar — de correctie en de verbetering van de woordenboeken, minstens gedeeltelijk vallen onder de uitzondering van artikel 5 van richtlijn 91/250 (zie antwoord van de Commissie op de derde reeks vragen, op- merkingen over de prijs van een gebruikslicentie voor de Systran-software, punt 23),
227 Bijgevolg moet worden vastgesteld, ten eerste, dat verzoeksters zich op auteursrech- ten kunnen beroepen en aanspraak kunnen maken op bescherming op grond van hun knowhow met betrekking tot de elementen van de oudere, oorspronkelijke Systran Unix-versie die zijn terug te vinden in de afgeleide EG-Systran Unix-versie, ten twee- de, dat de Commissie niet heeft aangetoond dat verzoeksters niet beschikken over de door hen aangevoerde rechten op de Systran Unix-versie, en evenmin dat deze rechten uitdrukkelijk of impliciet aan haar zijn overgedragen op grond van de met de Systran-groep gesloten overeenkomsten of van de financiering die met betrekking tot de EG-Systran Mainframe-versie en de EG-Systran Unix-versie is verleend en, ten derde, dat de Commissie evenmin heeft aangetoond dat zij de gevraagde werkzaam- heden zonder de voorafgaande toestemming van de Systran-groep door een derde kon laten uitvoeren.
Aard van de door de Commissie aan een derde toevertrouwde werkzaamheden
228 Om een schending van het door hen aangevoerde recht van verzet te kunnen aanto- nen, moeten verzoeksters bewijzen dat de in de aanbesteding genoemde werkzaam- heden, waarvoor de Systran-groep geen toestemming heeft kunnen geven, konden leiden tot de wijziging of de overdracht van elementen van de Systran Unix-versie die in de EG-Systran Unix-versie zijn terug te vinden, of van daarin vervatte informatie.