Brazilië (Gecoördineerde tekst)
Brazilië (Gecoördineerde tekst)
Brazilië (Gecoördineerde tekst)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Federatieve Republiek Brazilië tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen.
Goedkeuringswet: 04.06.1973 Overeenkomst ondertekend op 23.06.1972 In werking getreden op 13.07.1973 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 11.07.1973 Toepassing vanaf: - Bronbelasting: ten aanzien waarvan het tot belasting aanleiding gevende feit zich voordoet vanaf 01.01.1974 - Andere belastingen: inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen vanaf 31.12.1973 Bull. 511
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
Goedkeuringswet: 17.12.2004 Aanvullende overeenkomst ondertekend : 20.11.2002 In werking getreden op 23.10.2007 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 27.11.2007 Toepassing vanaf: Bronbelasting: 01.01.2008 Andere belastingen: 01.01.2008
|
Artikel 1. Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is.
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat.
2. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn :
a) voor België :
1. de personenbelasting;
2. de vennootschapsbelasting;
3. de rechtspersonenbelasting;
4. de belasting van niet-inwoners;
5. de aanvullende crisisbijdrage,
met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op de hierboven vermelde belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting (hierna te noemen « Belgische belasting »);
b) voor Brazilië : de federale belasting op het inkomen en de baten van alle aard (hierna te noemen « Braziliaanse belasting »).
3. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetten zijn aangebracht, mede.
----------------------
Vervangen bij art. I, Aanv. Over. 20.11.2002 (B.S.,
27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 3. Algemene begripsbepalingen.
1. Indeze Overeenkomst :
a) betekent de uitdrukking "België", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van het Koninkrijk België; zij omvat elk grondgebied buiten de nationale soevereiniteit van België, dat volgens de Belgische wetgeving betreffende het continentaal plat en in overeenstemming met het internationaal recht is of zal worden aangeduid als een gebied waarin de rechten van België met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan kunnen worden uitgeoefend;
b) betekent de uitdrukking "Brazilië", in aardrijkskundig verband gebruikt, de Federatieve Republiek Brazilië;
c) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat" België of Brazilië, al naar het zinsverband vereist;
d) omvat de uitdrukking "persoon" elke natuurlijke persoon, elke vennootschap en elke andere vereniging van personen;
e) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elk lichaam dat voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
f) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
g) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
1. in België :
De autoriteit die volgens de Belgische wet bevoegd is;
2. in Brazilië :
De Minister van Financiën, de Secretaris van de Federale Ontvangsten of hun bevoegde vertegenwoordigers.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetten van die Staat met de betrekking tot de belastingen die het onderwerp van de Overeenkomst uitmaken.
Artikel 4. Fiscale woonplaats.
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, gelden de volgende regels :
a) hij wordt geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van een overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende Staat of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder is van beide overeenkomstsluitende Staten wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
----------------------
Paragraaf 1 vervangen bij art. II, Aanv. Over. 20.11.2002
(B.S., 27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 5. Vaste inrichting.
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.
2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats;
f) een mijn, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;
g) de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden waarvan de duur zes maanden overschrijdt;
3. Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden ten behoeve van de onderneming, die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
4. Een persoon niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 5 die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde Staat vaste inrichting beschouwd, indien hij in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming.
Een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt evenwel geacht in de andere overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting te hebben zodra zij op het grondgebied van de laatstgenoemde Staat premies int of op dat grondgebied gelegen risico's verzekert door bemiddeling van een vertegenwoordiger die niet behoort tot de in paragraaf 5 hierna bedoelde categorie van personen.
5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
6. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheert, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze) stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
Artikel 6. Onroerende inkomsten.
1. Inkomsten uit onroerende goederen mogen worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar die goederen zijn gelegen.
2. a) De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen;
b) Deze uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van exploitatie, of het recht tot exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van paragraaf 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit de verhuring of verpachting, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit de onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7. Winsten van ondernemingen.
1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de winsten van de ondernemingen in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
2. Indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde inrichting, worden in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegekend die zij zou kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting uitmaakt geheel of onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt.
4. Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor die ondernemingen.
5. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8. Zeevaart en luchtvaart.
1. Winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip verblijfhouder is.
Artikel 9. Onderling afhankelijke ondernemingen.
Indien :
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en in het ene of het andere geval tussen beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden aanvaard of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen winsten, welke een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10 Dividenden.
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
2. Die dividenden mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, volgens de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan :
a) 10 pct. van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk ten minste 10 pct. bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;
b) 15 pct. van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.
De bepalingen van deze paragraaf laten onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
3. De uitdrukking ″dividenden″, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen. Deze uitdrukking omvat ook inkomsten – zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest – die, volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de dividenden die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een vaste inrichting heeft waarmede het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, wezenlijk is verbonden. In dit geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
5. Indien een vennootschap die inwoner is van België, een vaste inrichting in Brazilië heeft, mag die vaste inrichting aldaar aan een bij de bron ingehouden belasting overeenkomstig de Braziliaanse wetgeving worden onderworpen, maar die belasting mag niet hoger zijn dan 10 pct. van het bedrag van de winst van de vaste inrichting, bepaald na de betaling van de vennootschapsbelasting op die winst.
----------------------
Vervangen bij art. III, Aanv. Over. 20.11.2002 (B.S.,
27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 11. Interest.
1. Interest afkomstig uit de overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere Staat belastbaar.
2. Die interest mag echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, volgens de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 pct van het brutobedrag van de interest.
3. Inafwijking van de bepalingen van paragraaf 2 :
a) wordt interest van xxxxxxxx en kredieten die door de regering van een overeenkomstsluitende Staat worden toegestaan, niet belast in de Staat waaruit de interest afkomstig is;
b) mag het tarief van de belasting niet hoger zijn dan 10 pct met betrekking tot te interest van leningen en kredieten die voor een minimumduur van 7 jaren door bankinstellingen met de deelneming van een financiering gespecialiseerd overheidslichaam worden toegestaan en verbonden zijn aan de verkoop van bedrijfsmiddelen of aan de studie in verband met, of van de vestiging of de levering van complexen voor nijverheid of wetenschap, alsmede van openbare werken.
4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten van overheidsfondsen, van obligaties, met of zonder hypothecaire waarborg of recht van deelneming in de winsten, en van schuldvorderingen van alle aard, alsmede alle andere opbrengsten die volgens de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten van geleende gelden worden gelijkgesteld.
Deze uitdrukking omvat niet de interest die ingevolge artikel 10, paragraaf 3, tweede zin, van deze overeenkomst met dividenden wordt gelijkgesteld.
5. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de genieter van de interest die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een vaste inrichting heeft waarmede de schuldvordering die de interest oplevert wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
6. De in de paragrafen 2 en 3 gestelde beperking is niet van toepassing op interest die uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig is en aan een in een derde Staat gelegen vaste inrichting van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat wordt betaald.
7. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan of een verblijfhouder van die Staat is. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de lening die de interest voortbrengt werd aangegaan en die de last van die interest draagt, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting is gelegen.
8. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of tussen hen beiden en derden, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij gestort is, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval mag het daarboven uitgaande deel van de betalingen worden belast volgens de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de andere bepalingen van deze overeenkomst.
Artikel 12 Royalty's.
1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een verblijfhouder van een andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere Staat belastbaar.
2. Die royalty's mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, volgens de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan :
a) 10 pct van het brutobedrag van xxxxxxx'x die worden betaald of wel voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, of wel voor het gebruik of voor het recht van gebruik van bioscoopfilms, van films of banden voor televisie of radiouitzendingen, die zijn voortgebracht door een verblijfhouder van een van beide overeenkomstsluitende Staten;
b) 20 pct. van het brutobedrag van royalty’s die worden betaald voor het gebruik van een fabrieks- of handelsmerk;
c) 15 pct in de andere gevallen.
3. Het woord "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent betaling van elke aard als vergoeding voor het gebruik van of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, bioscoopfilms en films of banden voor televisie en radiouitzendingen daaronder begrepen, van een octrooi, van een fabrieks of handelsmerk, van een ontwerp of een model, van een plan, van een geheim recept of werkwijze, dan wel voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van een nijverheids-, een handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting en voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de genieter van de royalty's die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een vaste inrichting heeft waarmede het recht of het goed die de royalty's opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
5. Xxxxxxx'x worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat is. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan hij de verplichting heeft aangegaan de royalty's te betalen, en de vaste inrichting de last van die royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting is gelegen.
6. Indien ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de genieter of tussen hen beiden en derden het bedrag van de royalty's, gelet op de prestatie waarvoor zij worden betaald, hoger is dan datgene dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de genieter zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatst bedoelde bedrag van toepassing. In dat geval mag het daarboven uitgaande deel van de betalingen worden belast volgens de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de andere bepalingen van deze Overeenkomst.
----------------------
Paragraaf 2, b) vervangen bij art. IV, Aanv. Over. 20.11.2002
(B.S., 27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 13. Vermogenswinsten.
1. Winsten verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, mogen worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar die goederen zijn gelegen.
2. Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat voor de uitoefening van een vrij beroep tot zijn beschikking heeft, daaronder begrepen winsten verkregen uit de globale vervreemding van de vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast. Winsten verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen geëxploiteerd in internationaal verkeer en van roerende goederen die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn evenwel slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
3. Winsten verkregen uit de vervreemding van alle andere dan de in de paragrafen 1 en 2 vermelde goederen of rechten mogen in beide overeenkomstsluitende Staten worden belast.
Artikel 14. Zelfstandige beroepen.
1. Inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de last van die vergoedingen wordt gedragen door een vennootschap die verblijfhouder is van de andere Staat, of door een aldaar gelegen vaste inrichting. In dat geval mogen de inkomsten in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, techniek, letterkunde, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15. Niet-zelfstandige beroepen.
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19, 20 en 21, zijn lonen, salarissen en andere, soortgelijke beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, moge de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar indien :
a) de genieter in de andere Staat verblijft tijdens een tijdvak of tijdvakken welke gedurende het belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan;
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen verblijfhouder van de andere Staat is; en
c) de last van de beloningen niet wordt gedragen door een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de voorafgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of van een luchtvaartuig in internationaal verkeer worden belast in die overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16. Tantièmes.
1. Tantièmes, presentiegelden en andere, soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
Deze bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in de genoemde bepaling.
2. Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepassing is, verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn persoonlijke werkzaamheid als vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, mogen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 worden belast, alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.
----------------------
Vervangen bij art. V, Aanv. Over. 20.11.2002 (B.S.,
27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars.
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15, mogen inkomsten die beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film, radio, of televisieartiesten en musici, alsmede sportbeoefenaars, als zodanig uit hun persoonlijke werkzaamheden verkrijgen, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar die werkzaamheden worden verricht.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een beroepsartiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de beroepsartiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de beroepsartiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
----------------------
Gewijzigd bij art. VI, Aanv. Over. 20.11.2002 (B.S.,
27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 18 Pensioenen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19 zijn pensioenen of lijfrenten betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat slechts in die Staat belastbaar.
2. De in paragraaf 1 gebruikte uitdrukking « pensioenen » betekent periodieke betalingen gedaan ter zake van een vroegere dienstbetrekking of als vergoeding voor letsels opgelopen in het kader van een dergelijke dienstbetrekking.
3. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat of in het kader van een algemeen stelsel dat door die overeenkomstsluitende Staat is georganiseerd ter aanvulling van de voordelen waarin de genoemde wetgeving voorziet, zijn evenwel in die Staat belastbaar.
4. De uitdrukking « lijfrenten » betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, gedurende het leven of gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldwaarde staat.
----------------------
Vervangen bij art. VII, Aanv. Over. 20.11.2002 (B.S.,
27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 19. Openbare beloningen en pensioenen.
1. Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of wel rechtstreeks of wel uit door hen in het leven geroepen fondsen betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, in de uitoefening van overheidsfuncties, zijn slechts in die Staat belastbaar.
Deze bepaling is niet van toepassing indien de genieter van die inkomsten onderdaan is van de andere overeenkomstsluitende Staat en niet tevens onderdaan is van de eerstbedoelde Staat.
2. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen of pensioenen betaald ter zake van diensten verricht in verband met handels- of nijverheidsbedrijf uitgeoefend door een van de overeenkomstsluitende Staten of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20. Leraren.
Een natuurlijke persoon die verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is bij het begin van zijn verblijf in de andere overeenkomstsluitende Staat en die op uitnodiging van de regering van de andere overeenkomstsluitende Staat of van een universiteit of een andere officieel erkende onderwijsinrichting of instelling voor onderzoek van die andere Staat, in de laatstbedoelde Staat hoofdzakelijk verblijft om onderwijs te geven of onderzoek te verrichten, of voor beide doeleinden, wordt in deze laatstbedoelde Staat gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaren te rekenen vanaf de datum van zijn aankomst in die Staat vrijgesteld van belastingen ter zake van de beloningen die hij voor die werkzaamheden op het gebied van onderwijs of onderzoek verkrijgt.
Artikel 21. Studenten, leerlingen en stagiairs.
Sommen ten behoeve van zijn onderhoud, onderwijs of opleiding ontvangen door een student, een leerling of een voor het bedrijfsleven opgeleid wordende persoon (stagiair) die verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of vroeger was en uitsluitend voor zijn onderwijs of zijn opleiding in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft, zijn in die andere Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die sommen afkomstig zijn uit bronnen buiten die andere Staat.
Dezelfde regeling is mede van toepassing op beloningen die zulk een student, leerling of stagiair ontvangt ter zake van een dienstbetrekking die hij uitoefent in de overeenkomstsluitende Staat waar hij zijn studies of opleiding voortzet, op voorwaarde dat de duur van de werkzaamheden geen drie jaren te boven gaat en het jaarlijks bedrag van die beloningen niet hoger is dan 100 000 Belgische franken of de tegenwaarde daarvan in Braziliaanse munt.
Artikel 22. Niet uitdrukkelijk vermelde inkomsten.
Bestanddelen van het inkomen van een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat die niet uitdrukkelijk in de voorgaande artikelen van deze overeenkomst zijn vermeld, mogen in beide Staten worden belast.
Artikel 23. Algemene regelen voor de belastingheffing.
1. InBrazilië wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
Onder voorbehoud van de bepalingen van de Braziliaanse wetgeving met betrekking tot de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Braziliaanse belasting, verleent Brazilië, indien een inwoner van Brazilië een inkomen verkrijgt dat volgens de bepalingen van deze Overeenkomst in België belastbaar is, voor de toepassing van zijn belasting een vermindering die gelijkwaardig is aan de in België betaalde belasting.
Het bedrag van die vermindering mag evenwel niet hoger zijn dan het gedeelte van de Braziliaanse belasting dat tot die belasting in dezelfde verhouding staat, als dat inkomen staat tot het totaalbedrag van de in Brazilië belastbare inkomsten.
2. InBelgië wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die volgens de bepalingen van deze Overeenkomst, met uitzondering van de bepalingen van artikel 10, paragrafen 2 en 6, 11, paragrafen 2, 3, b) en 8, en 12, paragrafen 2 en 6, in Brazilië mogen worden belast, stelt België die inkomsten vrij van belasting, maar mag het, om het bedrag van de Belgische belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, hetzelfde tarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.
b) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving met betrekking tot de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomstenbestanddelen verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragrafen 2 of 6, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2, 3, b) of 8, of uit royalty’s die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, de op die inkomsten geheven Braziliaanse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.
Met betrekking tot die inkomsten die overeenkomstig het vorige lid in België een vermindering genieten en die zijn betaald ter zake van investeringen die rechtstreeks verbonden zijn met ontwikkelingsprojecten op het vlak van de industrie, de handel, het toerisme of de landbouw in Brazilië, wordt deze vermindering evenwel berekend alsof de Braziliaanse belasting werd geheven tegen een tarief dat 5 pct. hoger is dan het tarief dat werkelijk werd toegepast. Deze bepaling is ook van toepassing wanneer Brazilië ervan afziet, overeenkomstig zijn nationale wetgeving, de desbetreffende inkomsten te belasten. De vermindering wordt niet langer berekend alsof de Braziliaanse belasting werd geheven tegen een tarief dat 5 pct. hoger is, met betrekking tot Belgische belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 1 januari 2012. Dit lid is niet van toepassing op royalty’s waarop artikel 12, paragraaf 2, b) van toepassing is.
c) Indien een vennootschap die inwoner is van België aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap die inwoner is van Brazilië, worden de dividenden in de zin van artikel 10, paragraaf 3, die haar door deze laatste vennootschap worden betaald, ten bedrage van 95 pct. van hun bedrag in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
d) Niettegenstaande de bepalingen van a) hiervoor, worden inkomsten die in Brazilië volgens de artikelen 13, paragraaf 3, of 22 werden belast en begrepen zijn in de inkomsten die aan de Belgische belasting onderhevig zijn, aan die belasting onderworpen op de wijze als bepaald door de Belgische belastingwetgeving met betrekking tot in het buitenland verwezenlijkte en belaste beroepsinkomsten.
e) Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in Brazilië gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Brazilië door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.
----------------------
Vervangen bij art. VIII, Aanv. Over. 20.11.2002 (B.S.,
27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 24. Non-discriminatie.
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmee verbandhoudende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.
2. De uitdrukking "onderdanen" betekent :
a) alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
b) alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen opgericht overeenkomstig die wetgeving die van kracht is in een overeenkomstsluitende Staat.
3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van de ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat een overeenkomstsluitende Staat verplicht zou zijn aan verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en belastingverminderingen uit hoofde van gezinstoestand of -lasten te verlenen die hij aan zijn eigen verblijfhouders verleent.
4. Behoudens in geval artikel 9, artikel 11, paragraaf 8, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn worden interest, royalty’s en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.
5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat waarvan het kapitaal geheel of ten dele onmiddellijk of middellijk in het bezit is van, of wordt beheerst door één of meer verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verbandhoudende verplichting die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verbandhoudende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van die eerst bedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
6. Indit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" belastingen van elke soort en benaming.
----------------------
Paragraaf 4 vervangen bij art. IX, Aanv. Over. 20.11.2002
(B.S., 27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 25. Regeling voor onderling overleg.
1. Indien een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van de overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, schriftelijk een met redenen omkleed verzoek om herziening van die belastingheffing richten aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij verblijfhouder is. Om ontvankelijk te zijn moet dat verzoek worden ingediend binnen een termijn van twee jaren vanaf de betekening of de inning bij de bron van de belastingheffing die niet in overeenstemming met de Overeenkomst is of, indien er een dubbele belastingheffing is, van de tweede belastingheffing.
2. De in paragraaf 1 bedoelde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen om tot een akkoord te komen waarvan sprake is in de voorgaande paragrafen. Indien het voorkomt dat besprekingen het tot stand komen van dit akkoord zouden vergemakkelijken, kunnen die besprekingen worden gehouden in de schoot van een commissie die bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten.
5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijzen die de verblijfhouders van elke Staat moeten voorleggen om in de andere Staat de bij deze overeenkomst vastgestelde belastingvrijstelling of -vermindering te genieten.
Artikel 26. Uitwisseling van inlichtingen.
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort of benaming die worden geheven door of ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van de belastingen die in de eerste zin zijn vermeld, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissingen in beroepszaken betrekking hebbende op die belastingen. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden.
2. Ingeen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd, dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen welke afwijken van zijn eigen wetgeving of van zijn administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zouden zijn volgens zijn eigen wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken, die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
----------------------
Paragraaf 1 vervangen bij art. X, Aanv. Over. 20.11.2002
(B.S., 27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 27. Varia.
1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere akkoorden.
2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden de leden van een diplomatieke zending of een consulaire post van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de zendstaat bezitten, geacht verblijfhouder van die Staat te zijn indien zij aldaar, op het stuk van belastingen naar het inkomen, aan dezelfde verplichtingen onderworpen zijn als de verblijfhouders van die Staat.
3. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen en ambtenaren, noch op personen die als leden van diplomatieke of consulaire zendingen van derde Staten in een overeenkomstsluitende Staat aanwezig zijn en op het stuk van belastingen naar het inkomen in de ene of in de andere overeenkomstsluitende Staat niet als verblijfhouders worden behandeld.
4. De Ministers van Financiën van de overeenkomstsluitende Staten of hun vertegenwoordigers stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van deze Overeenkomst.
----------------------
Gewijzigd bij art. XI, Aanv. Over. 20.11.2002 (B.S.,
27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.
Artikel 28. Inwerkingtreding.
1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk te Brussel worden uitgewisseld.
2. Deze Overeenkomst zal in werking treden op de dertigste dag die volgt op de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden en de bepalingen ervan zullen voor de eerste maal toepassing vinden :
a) op de bij de bron geheven belastingen ten aanzien waarvan het tot belasting aanleiding gevende feit zich voordoet vanaf de eerste januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die vanaf 31 december van het jaar van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden eindigen.
Artikel 29. Opzegging.
Deze Overeenkomst zal voor onbepaalde tijd in werking blijven. Elke Staat kan haar evenwel door middel van een schriftelijke vooropzeg van zes maanden en langs diplomatieke weg opzeggen voor het einde van enig kalenderjaar, vanaf het derde jaar te rekenen van de datum van haar inwerkingtreding.
In dat geval zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :
a) op de bij de bron geheven belastingen ten aanzien waarvan het tot belasting aanleidinggevende feit zich voordoet vóór het verstrijken van het kalenderjaar waarin de opzegging is gedaan;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die vóór 31 december van dat jaar eindigen.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden van beide Staten deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
Gedaan te Brasilia op 23 juni 1972, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Portugese taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor het Koninkrijk België :
Paternotte dela Vaillée.
Voor de Federatieve Republiek Brazilië :
Xxxxx Xxxxxx Xxxxxxx.
Slotprotocol
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen, heden tussen de Federatieve Republiek Brazilië en het koninkrijk België gesloten, zijn de ondergetekende Gevolmachtigden overeengekomen, dat de volgende bepalingen een integrerend deel van die Overeenkomst zullen uitmaken.
1. Ad Artikel 10, paragrafen 2 en 5.
Onverminderd de toepassing van artikel 10, paragrafen 2 en 5, mag, indien een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, winsten of inkomsten uit de andere overeenkomstsluitende Staat verkrijgt, die andere Staat geen belasting heffen van de dividenden door die vennootschap betaald aan personen die geen verblijfhouder van die andere Staat zijn, noch de niet-uitgedeelde winsten van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winsten, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winsten geheel of gedeeltelijk bestaan uit winsten of inkomsten die uit de andere Staat afkomstig zijn.
2. Ad Artikel 13, paragraaf 3 en Artikel 14, paragraaf 1.
Ingeval Brazilië na de ondertekening van deze Overeenkomst met een niet in Latijns-Amerika gelegen derde Staat een overeenkomst zou sluiten die -voor de in artikel 13, paragraaf 3, en 14, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxx inkomsten- het recht van belastingheffing beperkt van de andere overeenkomstsluitende Staat dan die waarvan de genieter van de inkomsten een verblijfhouder is, zal een soortgelijke beperking automatisch worden toegepast in de verhouding tussen Brazilië en België.
3. Ad Artikel 2, paragraaf 2, b) : Er is overeengekomen dat de in artikel 2, paragraaf 2, b), bedoelde belastingen, de sociale bijdrage op de nettowinst bevatten (Contribuiçao Social sobre o Xxxxx Xxxxxxx, CSLL) ingesteld door de wet 7, 689 van 15 december 1988.
4. Ad artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragraaf 2 en Artikel 12, paragraaf 2 :
Er is overeengekomen dat het voordeel van de verminderde tarieven waarin deze bepalingen voorzien, door de overeenkomstsluitende Staat waaruit de bedoelde inkomsten afkomstig zijn uitsluitend wordt toegekend aan de inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat die de uiteindelijk gerechtigden tot die inkomsten zijn.Gedaan te Brazilië op drieëntwintig juni 1972, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Portugese taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
5. Ad Artikel 10, paragraaf 5 :
De in artikel 10, xxxxxxxxx 0 xxxxxxxx belasting mag slechts worden geheven van het bedrag van de winst van de vaste inrichting dat werkelijk wordt overgemaakt of gecrediteerd aan de zetel van de vennootschap die inwoner is van België.
6. Ad Artikel 12, paragrafen 2 en 3 :
Er is overeengekomen dat in de bepalingen van artikel 12, paragraaf 3, de betalingen zijn begrepen die zijn verkregen voor technische bijstand of voor het verstrekken van technische diensten. De belasting geheven op die beloningen mag niet hoger zijn dan 10 pct. van het brutobedrag ervan.
7. Ad Artikel 23, paragraaf 2, b), 1e lid :
Met betrekking tot de inkomsten die in België een vermindering genieten, kan de verwijzing naar de Belgische wetgeving in artikel 23, paragraaf 2, b), 1e lid niet tot gevolg hebben dat die vermindering beperkt wordt tot een lager bedrag dan de Belgische belasting die proportioneel op het inkomen uit Braziliaanse bron betrekking heeft, indien het bedrag van de werkelijk in Brazilië geheven belasting gelijk of hoger is dan de genoemde Belgische belasting.
8. Ad Artikel 26, paragraaf 1 :
Met betrekking tot Brazilië is er overeengekomen dat artikel 26, paragraaf 1 slechts van toepassing is op de door de Unie geheven belastingen.
Voor het Koninkrijk België :
Paternotte dela Vaillée.
Voor de Federatieve Republiek Brazilië :
Xxxxx Xxxxxx Xxxxxxx.
De bekrachtigingsoorkonden werden uitgewisseld te Brussel op 13 juni 1973.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 28.2 van de Overeenkomst zal ze in werking treden op 13 juli 1973
----------------------
Gewijzigd bij art. XII, Aanv. Over. 20.11.2002 (B.S.,
27.11.2007), in werking getreden op 23.10.2007.