AKKOORD COLLECTIEVE REGELING BOUWNIJVERHEID
AKKOORD COLLECTIEVE REGELING BOUWNIJVERHEID
Akkoord ten behoeve van de totstandkoming van een Collectieve regeling ter bevordering van herstel van vertrouwen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers in de bouwnijverheid.
ONDERGETEKENDEN:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid ‘Bouwend Nederland’, waarvan de zetel is gevestigd te Zoetermeer, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door mr. drs.
L.C. Brinkman (Voorzitter), alsmede drs. A.L.M. Xxxxxxxx (Vice-voorzitter), en X. Xxxxx (Bestuurslid);
hierna te noemen: Bouwend Nederland,
2a. de Staat der Nederlanden, waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw S.M. Xxxxxx (Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) en mevrouw drs. K.M.H. Xxxxx (Minister van Verkeer en Waterstaat);
2b. de publiekrechtelijke rechtspersoon ‘Centraal Orgaan opvang asielzoekers’, waarvan de zetel is gevestigd te Rijswijk, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw N.Y. Albayrak-Temur (Algemeen Directeur);
2c. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid ‘het Interprovinciale Overleg’, waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door X. Xxxxxxxx (Voorzitter);
2d. de stichting ‘Stichting Regres en Verhaal Schade kosten bouwfraude’, waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer
P.A.C.M. Xxxxx (Penningmeester);
2e. de Gemeente Amsterdam, waarvan de zetel is gevestigd te Amsterdam, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door mr. M.J. Xxxxx (Burgemeester);
2f. de Gemeente Haarlemmermeer, waarvan de zetel is gevestigd te Haarlemmermeer, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door X.X.X. xxx xxx Xxxx (Xxxx- xxxxxxxxxxxx);
0x. xx Xxxxxxxx Xxxxxxxxx, waarvan de zetel is gevestigd te Rotterdam, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door L.M.M. Xxxxxxx (Wethouder);
2h. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid ‘de Unie van Waterschappen’¸ waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door dr. ing. S. Schaap (Voorzitter);
2i. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ‘ProRail B.V.’, waarvan de zetel is gevestigd te Utrecht, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door drs. B.J. Klerk (Voorzitter van de Raad van Bestuur);
hierna te noemen: de Coördinerend opdrachtgevers Ondergetekenden sub 1 en 2 hierna gezamenlijk te noemen: Partijen.
OVERWEGENDE:
a. dat de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid een onderzoek heeft gedaan naar onregelmatigheden in de bouwnijverheid, waarvan de bevindingen en conclusies zijn neergelegd in het Eindrapport ‘De bouw uit de schaduw’ (december 2002);
b. dat de bevindingen en conclusies van de Parlementaire Enquêtecommissie, kort gezegd en voorzover te dezen relevant, luiden dat sprake is van structurele onregelmatigheden. Deze bestaan onder meer in marktverdeling en prijsstelling door middel van zogenoemd vooroverleg (hierna aan te duiden als handelen in strijd met het mededingingsrecht);
c. dat voornoemd handelen in strijd met het mededingingsrecht voor een aantal opdrachtgevers aanleiding is geweest vorderingen in te stellen jegens bouwbedrijven tot vergoeding van schade die naar het oordeel van deze opdrachtgevers uit dit handelen is voortgevloeid;
d. dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit, hierna te noemen de NMa, kartelovertredingen door circa 400 bouwbedrijven in de Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW)-sector heeft geconstateerd en deze bedrijven met toepassing van de zogenoemde versnelde procedure boetes heeft opgelegd en/of zal opleggen, alsmede voornemens is boetes op te leggen inzake kartelovertredingen in andere sectoren van de bouwnijverheid;
e dat de NMa zich met betrekking tot de GWW-sector bereid heeft verklaard bij de individuele boetetoemeting in het kader van de versnelde procedure rekening te houden met een betaling aan de overheid als compensatie voor aanspraken op vergoeding van schade geleden door handelen in strijd met het mededingingsrecht in de zin dat indien Opdrachtnemers voor 15 oktober 2005 bij de NMa opgave doen van hun feitelijke betaling, de NMa boetevermindering verleent afhankelijk van de betaalde bijdrage aan een collectieve regeling, zoals hierna bedoeld;
f. dat wordt verwacht dat de NMa de versnelde procedure ook zal hanteren met betrekking tot de andere sectoren van de bouwnijverheid (Burgerlijke en Utiliteitsbouw, Installatietechniek, overige sectoren) en daarin op gelijke wijze rekening zal houden met door bouwbedrijven aan de overheid betaalde compensatie;
g. dat Partijen, mede naar aanleiding van de sub e en f genoemde omstandigheden, minnelijk overleg hebben gevoerd, met als doel de betrekkingen en het onderling vertrouwen te herstellen tussen de opdrachtgevers genoemd in Bijlage 1, hierna te noemen de Opdrachtgevers, en de opdrachtnemers genoemd in Bijlage 2 en daaraan verbonden ondernemingen, hierna te noemen de Opdrachtnemers;
h. dat Partijen de voorwaarden willen scheppen voor een Collectieve regeling ter afdoening van de pretense civielrechtelijke aanspraken op schadevergoeding van de Opdrachtgevers op de Opdrachtnemers met betrekking tot handelen in strijd met het mededingingsrecht met betrekking tot opdrachten tot uitvoering van werken voorzover dit heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2003. Partijen wensen te bevorderen dat de mededingingsregels behoorlijk worden nageleefd en beogen dat door middel van de Collectieve regeling met betrekking tot de periode voor 1 januari 2003 ‘schoon schip’ kan worden gemaakt;
i. dat Partijen een akkoord hebben bereikt, hierna te noemen het Akkoord, waarmee zij de Opdrachtgevers in staat willen stellen een Collectieve regeling tot stand te brengen. De kern van deze regeling is dat Opdrachtnemers zonder erkenning van schuld of schade aan de Opdrachtgevers middelen ter beschikking stellen. Deze middelen kunnen door de Opdrachtgevers worden aangewend als financiële tegemoetkoming met betrekking tot de sub c bedoelde vorderingen, voorzover die vorderingen zijn ingesteld jegens de Opdrachtnemers. Voorts kunnen bedoelde middelen worden aangewend ten behoeve van algemene bouwdoeleinden zoals verdere professionalisering in de bouwnijverheid, in het bijzonder met betrekking tot innovatief aanbesteden en innovatieve contractvormen. Bouwend Nederland is bereid, indien de Collectieve regeling tot stand komt, betalingsverplichtingen op zich te nemen opdat de door de Opdrachtnemers bijeengebrachte middelen aan de Opdrachtgevers ten goede komen;
j. dat Partijen zich realiseren dat Bouwend Nederland geen mandaat van individuele bouwbedrijven heeft voor het aangaan van het Akkoord;
k. dat Partijen zich eveneens realiseren dat de Opdrachtgevers als zodanig aan de Coördinerend opdrachtgevers geen mandaat hebben verleend voor het aangaan van het Akkoord;
l. dat Partijen uitgaan van een netto betaling aan de Opdrachtgevers. Aan de zijde van de Opdrachtnemers bestaan in dit verband ten aanzien van de fiscale aspecten van het Akkoord de navolgende veronderstellingen:
1. van de Opdrachtgevers noch van de Opdrachtnemers zal schenkingsrecht worden geheven;
2. bijdragen ter uitvoering van de Collectieve regeling – waaronder mede begrepen bijdragen aan PSIBouw – kunnen in het kader van de vennootschapsbelasting als aftrekbare kosten worden aangemerkt;
3. de betaling van NMa-boetes leidt niet tot aftrekbaarheid zoals sub 2 bedoeld;
4. Opdrachtnemers zullen geen BTW verschuldigd zijn;
5. aan voorgaande veronderstellingen staat niet in de weg dat (i) een deel van de Betaling wordt verricht door of namens zogenoemde ‘brancheverenigingen en stichtingen’ en (ii) dat de Betaling om praktische redenen via Bouwend Nederland (door het gebruik van een ‘escrowrekening’ dan wel door een speciaal daarvoor opgerichte stichting of vereniging) zal geschieden.
Indien fiscale consequenties van het Akkoord in meer dan verwaarloosbare mate van het voorgaande blijken af te wijken zal iedere Partij bevoegd zijn het Akkoord te ontbinden. Partijen beogen de gevolgen van een dergelijke ontbinding in het Akkoord uitputtend te regelen. Buitendien kan een afwijking als hiervoor bedoeld geen grond vormen voor een aanspraak op schadevergoeding of enige andere aanspraak, hoe ook genaamd en onder welke titel ook. Meer in het bijzonder kan de Staat niet worden aangesproken op enigerlei toezegging of door de Staat opgewekt vertrouwen met betrekking tot het hiervoor gestelde.
m. dat Partijen actief willen bevorderen dat het Akkoord tot het beoogde resultaat leidt en daartoe de Commissie Uitvoering Akkoord Collectieve Regeling Bouwnijverheid zullen instellen. De Minister van VROM zal in haar hoedanigheid van Coördinerend opdrachtgever aan de Tweede Kamer een brief over het Akkoord zenden, waarin ook aandacht zal worden besteed aan het uitsluitingenbeleid in relatie tot het Akkoord.
KOMEN HET NAVOLGENDE OVEREEN:
Artikel 1 Definities
1.1. De in deze overeenkomst met een hoofdletter gebruikte begrippen hebben de navolgende betekenis:
a. het Akkoord: deze overeenkomst;
b. de Betaling: de betaling bedoeld in artikel 5;
c. de Collectieve regeling: de regeling bedoeld in artikel 3;
d. de Commissie: de Commissie Uitvoering Akkoord Collectieve Regeling Bouwnijverheid zoals bedoeld in artikel 11;
e. de Coördinerend opdrachtgevers: de in de comparitie sub 2 genoemde partijen, waarbij met betrekking tot de Staat uitsluitend het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gezamenlijk met het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als Coördinerend opdrachtgever wordt aangemerkt;
x. xx Xxxxxx-opdrachtgevers: andere dan de in bijlage 1 genoemde opdrachtgevers;
g. een Joint venture: twee of meer ondernemingen die gezamenlijk een nieuwe (afzonderlijke) onderneming oprichten, al dan niet voor een bepaalde periode, een en ander ter verwezenlijking van een gemeenschappelijk doel. Een Joint venture is alleen een Joint venture in de zin van dit Akkoord, als tenminste één van de oprichters een
Opdrachtnemer is en diens bijdrage in de Joint venture niet uitsluitend een financiële is;
h. het Ministerie: het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
i. de NMa: de Nederlandse Mededingingsautoriteit;
j. de Opdrachtgevers: de in bijlage 1 genoemde partijen;
k. de Opdrachtnemers: de opdrachtnemers genoemd in Bijlage 2 en de op enig moment in de periode van 1 januari 1995 tot 1 november 2005 met de Opdrachtnemers verbonden groepsmaatschappijen in de zin van artikel 2:24b BW..:
l. de Procedures: de door een deel van de Opdrachtgevers geïnitieerde procedures xxxxxxx opdrachten tot de uitvoering van werken waarin vergoeding van schade als gevolg van handelen in strijd met het mededingingsrecht zoals bedoeld in de considerans sub c wordt gevorderd;
m. het PSIBouw-onderzoeksprogramma: het onderzoeksprogramma Proces- en Structuurinnovatie in de Bouw waarvoor op 6 april 2004 subsidie is verleend op basis van de regeling Besluit subsidies
investeringen kennisinfrastructuur (Bsik), Staatsblad 2002 nummer 649;
n. de Verweerders: de Opdrachtnemers jegens wie de Procedures aanhangig zijn gemaakt.
Artikel 2 Doel van het Akkoord
2.1 Partijen streven gezamenlijk naar herstel en versterking van onderling vertrouwen in de bouwnijverheid. In het bijzonder wensen Partijen te bevorderen dat tussen de Opdrachtgevers en de Opdrachtnemers ‘schoon schip’ wordt gemaakt met betrekking tot aanspraken van de Opdrachtgevers op grond van handelen in strijd met het mededingingsrecht. In dat kader willen Partijen zich inspannen teneinde te bevorderen dat de Opdrachtgevers een Collectieve regeling zoals omschreven in artikel 3 tot stand brengen.
2.2 De Coördinerend opdrachtgevers zullen zich maximaal inspannen teneinde te bewerkstelligen dat de Opdrachtgevers met de Collectieve regeling instemmen. Daartoe zullen zij de Opdrachtgevers verzoeken ieder een besluit te nemen conform het model dat is opgenomen in bijlage 3a, althans een besluit van gelijke inhoud en strekking. De gemeente Amsterdam zal een besluit nemen conform het model dat is opgenomen in bijlage 3b. De Coördinerend opdrachtgevers die tevens behoren tot de Opdrachtgevers in de zin van het Akkoord maken voor wat betreft de eigen besluitvorming een voorbehoud van goedkeuring door het bevoegde orgaan.
2.3 Bouwend Nederland staat ervoor in dat ter uitvoering van de Collectieve regeling de deelbetaling respectievelijk de bijdrage als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a en artikel 5 lid 2 sub c zullen worden voldaan, alsmede dat een betaling wordt gedaan met betrekking tot de deelbetaling bedoeld in artikel 5 lid 2 sub b indien Bouwend Nederland daartoe op grond van artikel 5 lid 4 sub b gehouden zou zijn.Bouwend Nederland zal waar mogelijk een goede en tijdige uitvoering van de Collectieve regeling faciliteren.
2.4 De als zodanig aangeduide inspanningsverplichtingen van Partijen uit hoofde van dit Akkoord zijn niet rechtens afdwingbaar en kunnen geen grond vormen voor enigerlei rechtsvordering, hoe ook genaamd en onder welke titel ook.
Artikel 3 De Collectieve regeling
3.1 De Collectieve regeling houdt in dat, op voorwaarde dat de Opdrachtgevers de Collectieve regeling conform artikel 4 lid 1 tot stand hebben gebracht:
a. de Betaling wordt verricht conform het bepaalde in artikel 5;
b. nadat de deelbetaling als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a (van € 50.000.000,-) is ontvangen, de Opdrachtgevers die het aangaat ten aanzien van de Verweerders de Procedures zullen royeren conform het bepaalde in artikel 7. Verweerders zullen terzake de Procedures worden gekweten, met dien verstande dat aan een Verweerder kwijting wordt verleend, indien de Procedure(s) waarin die Verweerder is betrokken ten aanzien van die Verweerder is (zijn) geroyeerd;
c. nadat de deelbetaling bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a (van € 50.000.000,--
) geheel is ontvangen, de Opdrachtgevers zullen afzien van elke overige civielrechtelijke aanspraak jegens de Opdrachtnemers op grond van handelen in strijd met het mededingingsrecht dat heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2003 met betrekking tot de opdrachten tot de uitvoering van werken, hoe ook genaamd en onder welke titel ook en ongeacht met betrekking tot welke sector van de Bouwnijverheid en aan de Opdrachtnemers terzake volledige kwijting zullen verlenen;
een en ander met inachtneming van hetgeen is bepaald in de bij dit Akkoord behorende bijlagen 3a en 3b.
3.2 Nadat de in artikel 5 lid 2 sub a genoemde betaling is verricht zullen de Coördinerend opdrachtgevers een maximale inspanning plegen om te bevorderen dat Derden-opdrachtgevers overgaan tot royement van aanhangig zijnde procedures en geen procedures aanhangig maken jegens de Opdrachtnemers in verband met handelen in strijd met het mededingingsrecht dat heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2003 met betrekking tot opdrachten tot uitvoering van werken.
3.3 In verband met het bepaalde in lid 2 zal het Ministerie met betrekking tot de totstandkoming van het Akkoord een brief aan de Tweede Kamer zenden, teneinde te bevorderen dat Derden-opdrachtgevers zullen handelen als in lid 2 bedoeld, waarin mede aandacht wordt besteed aan het uitsluitingsbeleid. Het Ministerie zal in dat verband eveneens een brief aan (overkoepelende organisaties van) Derden-opdrachtgevers sturen. Conform het bepaalde in
artikel 11 zal ook de Commissie aan de uitvoering van het bepaalde in lid 2 de nodige aandacht besteden.
3.4 Indien Opdrachtgevers aanspraak maken op vergoeding van schade geleden als gevolg van handelen in strijd met het mededingingsrecht voor 1 januari 2003 jegens andere dan Opdrachtnemers dan zullen Opdrachtgevers ingeval van hoofdelijk schuldenaarschap hun vordering voorzover redelijkerwijs mogelijk met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:14 BW zo inrichten dat de bij de vordering betrokken Opdrachtnemers worden bevrijd van hun bijdrageplicht (waaronder mede begrepen de eventuele plicht tot bijdrage in het kader van artikel 6:13 BW) jegens de door de Opdrachtgevers aangesproken schuldenaar(s), mits de Opdrachtnemer die het aangaat met betrekking tot de desbetreffende vordering op grond van lid 1 is gekweten. Als een Opdrachtnemer desondanks gehouden blijkt tot voldoening van een bijdrageplicht, dan ontstaat een betalingsverplichting van de desbetreffende Opdrachtgever jegens de desbetreffende Opdrachtnemer, ter grootte van die bijdrageplicht. Deze betalingsverplichting resulteert niet in een opeisbare vordering dan nadat de desbetreffende Opdrachtnemer zijn bijdrageplicht zoveel mogelijk gedocumenteerd heeft aangetoond en verjaart nadat één jaar is verstreken nadat zowel (i) de schadevergoeding waarop de bijdrageplicht betrekking heeft aan de Opdrachtgever is voldaan als (ii) de
Opdrachtnemer voor het eerst tot voldoening aan zijn bijdrageplicht is aangesproken.
3.5 Indien een Opdrachtnemer op enig moment in de periode 1 januari 1995 tot 1 november 2005 heeft deelgenomen in een Joint venture - ongeacht of deze de vorm van een rechtspersoon of een personenvennootschap heeft - en:
a. de Joint venture niet reeds als groepsmaatschappij van de desbetreffende Opdrachtnemer kwalificeert, alsmede;
b. de deelneming van de Opdrachtnemer substantieel is en daarmee niet louter een financiële;
geldt het volgende.Voorzover de Joint venture al dan niet naar aanleiding van een gerechtelijke procedure aan een Opdrachtgever vergoeding betaalt voor schade die door de Opdrachtgever zou zijn geleden als gevolg van handelen in strijd met het mededingingsrecht vóór 1 januari 2003, en een Opdrachtnemer zoals hiervoor bedoeld daardoor in zijn financiële belangen wordt geschaad, ontstaat een betalingsverplichting van de desbetreffende Opdrachtgever aan de desbetreffende Opdrachtnemer. Uitgangspunt is dat deze betalingsverplichting wordt berekend naar evenredigheid met de procentuele deelneming van de desbetreffende Opdrachtnemer in de Joint venture. De betalingsverplichting resulteert niet in een opeisbare vordering dan nadat de desbetreffende Opdrachtnemer gedocumenteerd heeft aangetoond:
- zijn deelneming in de Joint venture en de omvang daarvan;
- dat hij door de betaling van de Joint venture aan de Opdrachtgever in zijn financiële belangen daadwerkelijk wordt geschaad. De Opdrachtnemer is niet in zijn belangen geschaad indien hij reeds uit hoofde van het bepaalde in artikel 3.4 van zijn bijdrageplicht is bevrijd;
- de grootte van de betalingsverplichting.
3.6 Ingeval een bouwbedrijf dat niet op Bijlage 2 is vermeld op grond van handelen in strijd met het mededingingsrecht voor 1 januari 2003 wordt aangesproken en dit bouwbedrijf van oordeel is dat het is aan te merken als groepsmaatschappij in de zin van artikel 1.1 sub j dan is het bouwbedrijf gehouden zulks te stellen en zonodig te bewijzen.
Artikel 4 Totstandkoming van de Collectieve regeling
4.1 De Collectieve regeling komt tot stand indien en zodra alle Opdrachtgevers hiermee onvoorwaardelijk hebben ingestemd door middel van een rechtsgeldig genomen besluit op basis van de in artikel 2.2 genoemde modellen. Het door iedere Opdrachtgever terzake te nemen besluit tot instemming geldt als een toezegging gericht aan de jegens deze Opdrachtgever belanghebbende Opdrachtnemers, waarop deze Opdrachtnemers zich rechtstreeks kunnen beroepen, inhoudende dat de Opdrachtgever aan de Betaling de in artikel 3 lid 1 genoemde rechtsgevolgen zal verbinden, mits aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan. De Opdrachtgevers zenden nadat het besluit is genomen daarvan per ommegaande een afschrift aan de in artikel 14 lid 1 genoemde contactpersoon voor de Coördinerend opdrachtgevers;.
4.2 De Coördinerend opdrachtgevers zullen Bouwend Nederland uiterlijk op 8 oktober 2005 schriftelijk mededeling doen van de totstandkoming van de Collectieve regeling, dan wel schriftelijk mededeling doen van de omstandigheid dat de Collectieve regeling niet tot stand is gekomen.
4.3 Indien de Collectieve regeling niet tot stand komt kunnen aan besluiten tot instemming met de Collectieve regeling bedoeld in artikel 4.1. geen rechten worden ontleend door Bouwend Nederland, de Opdrachtnemers of enige andere derde. Partijen kunnen in dat geval over en weer geen rechten ontlenen aan enig handelen of nalaten in verband met de totstandkoming, de uitvoering, of de beëindiging van het Akkoord, behoudens het bepaalde in artikel 10 en, voorzover van toepassing, artikel 11.
Artikel 5 De Betaling
5.1 Indien de Collectieve regeling conform het bepaalde in artikel 4 lid 1 tot stand is gekomen zal de Betaling worden verricht.
5.2 De Betaling bestaat uit drie delen, te weten:
a. een bedrag van € 50.000.000,-- (zegge: vijftig miljoen euro);
b. een bedrag van € 2.500.000,-- (zegge: twee miljoen vijfhonderdduizend euro);
c. een bijdrage aan het PSIBouw-onderzoeksprogramma ter waarde van € 21.000.000,-- (zegge: eenentwintig miljoen euro), welke bijdrage betrekking heeft op de looptijd van het onderzoeksprogramma, die thans is voorzien voor de periode 2004-2008. De bijdrage is gedeeltelijk reeds ter beschikking gesteld en zal voor het overige ter beschikking worden gesteld
in overeenstemming met de begroting van de Stichting PSIBouw voor de genoemde periode.
5.3 De deelbetaling bedoeld in lid 2 sub a zal door Xxxxxxx Nederland uiterlijk op 1 november 2005 zijn voldaan door storting op bankrekeningnummer 00.00.00.000 ten name van XXXX/DGW/AKO.
5.4 a. De deelbetaling bedoeld in lid 2 sub b zal geschieden doordat Opdrachtnemers bij de NMa slechts opgave zullen doen van betaalde financiële bijdragen ten behoeve van de Collectieve regeling tot een bedrag van totaal maximaal € 25.000.000,-- (zegge: vijfentwintig miljoen euro). Daarmee zullen de boeteverminderingen van de NMa zoals bedoeld in de considerans sub e en f maximaal € 2.500.000,-- (zegge: twee miljoen vijfhonderdduizend euro) bedragen en aldus zal worden afgezien van boeteverminderingen ten belope van het in lid 2 sub b genoemde bedrag, hetgeen zal worden aangemerkt als de in lid 2 sub b genoemde deelbetaling;
b. Zo spoedig mogelijk nadat de NMa alle boetes als bedoeld in de considerans sub d en f heeft opgelegd zal het Ministerie de NMa verzoeken vast te stellen in welke omvang boeteverminderingen zoals in dit lid sub a bedoeld zijn verleend. Indien het bedrag van de boetevermindering in totaal hoger is dan € 2.500.000,- zal Bouwend Nederland een betaling doen ter grootte van het bedrag waarmee het totaal aan boeteverminderingen het bedrag van € 2.500.000,- te boven gaat. Xxxxxxxx betaling zal plaatsvinden binnen vier weken nadat het Ministerie schriftelijk bij aangetekende brief opgave van het te betalen bedrag aan Bouwend Nederland heeft gedaan. Betaling dient plaats te vinden door storting op bankrekeningnummer 00.00.00.000 ten name van XXXX/DGW/AKO. Door tijdige betaling wordt de betalingsverplichting bedoeld in lid 2 sub b geacht tijdig en volledig te zijn nagekomen. De vaststelling door de NMa van het totaal aan boeteverminderingen is bindend voor Partijen, in het bijzonder Bouwend Nederland, alsmede, voorzover nodig, de Opdrachtgevers en de Opdrachtnemers. Bij de vaststelling van het totaal van de boeteverminderingen worden de verminderingen in de zogenoemde Xxxxxxx en NH-8 dossiers, partijen genoegzaam bekend, buiten beschouwing gelaten.
5.5 Bouwend Nederland staat ervoor in dat de in artikel 5 lid 2 sub c genoemde bijdrage zal worden voldaan. Voorzover de bijdrage in geld wordt voldaan zal de bijdrage worden overgemaakt op bankrekening 00.00.00.000 ten name van de Stichting PSIBouw. Deze bijdrage zal voor een waarde van € 6.000.000,-- (zegge: zes miljoen euro) worden aangemerkt als middel ter vervanging van de bijdragen die ten belope van dit bedrag door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het PSIBouw-onderzoeksprogramma zijn begroot. Het bepaalde in lid 2 sub c en dit lid geldt, onder de voorwaarde dat de Collectieve regeling conform het bepaalde in artikel 4.1 tot stand komt, als een derdenbeding in de zin van artikel 6:253 BW ten behoeve van de Stichting PSIBouw.
5.6 In het geval:
- de deelbetaling bedoeld in lid 2 sub a niet uiterlijk op 1 november 2005 is gedaan;
- de betalingsverplichting bedoeld in lid 2 sub b niet tijdig is nagekomen, of;
- de bijdrage bedoeld in lid 2 sub c niet in overeenstemming met de begroting van PSIBouw is verricht;
zal Bouwend Nederland zonder ingebrekestelling in verzuim zijn.
Artikel 6 Financieel beheer
6.1 De in artikel 5 lid 3 genoemde rekening wordt beheerd door het Ministerie. Het Ministerie is bevoegd namens de Opdrachtgevers vast te stellen of het in artikel 5 lid 2 sub a bedoelde bedrag tijdig is voldaan, alsmede bevoegd Bouwend Nederland de opgave als bedoeld in artikel 5 lid 4 sub b te verstrekken en vast te stellen of de in artikel 5 lid 2 sub b bedoelde betaling is verricht.
6.2 Het Ministerie is bevoegd Bouwend Nederland kennisgevingen met betrekking tot betalingen in het kader van de Collectieve regeling te doen en zal Bouwend Nederland terzake op schriftelijk verzoek alle redelijke inlichtingen verstrekken. Een verzoek om inlichtingen dient te worden gericht aan de contactpersoon van de Coördinerend opdrachtgevers genoemd in artikel 14.1.
6.3 Het Ministerie is bevoegd maatregelen ter incasso te nemen. Daarnaast is de Stichting PSIB bevoegd maatregelen ter incasso te nemen met betrekking tot in de artikel 5 lid 2 sub c bedoelde bijdrage.
Artikel 7 De Procedures
7.1 Indien en zodra de deelbetaling bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a is verricht, zullen de Opdrachtgevers die het aangaat de Verweerders verzoeken in te stemmen met royement van de Procedures, onder de voorwaarde dat ieder de terzake door hemzelf gemaakte kosten draagt, waarbij de Opdrachtgevers de nog in rekening te brengen administratiekosten van de Raad van Arbitrage voor de Bouw dragen. Bouwend Nederland zal zich maximaal inspannen teneinde te bewerkstelligen dat Verweerders in voormelde zin aan royement meewerken.
7.2 Partijen gaan er vanuit dat:
a. royement als bedoeld in lid 1 mogelijk zal zijn;
b. Opdrachtgevers niet gehouden zullen zijn tot vergoeding van (andere) kosten en/of schade in verband met de Procedures, in het kader van beëindiging of anderszins.
Indien één en/of beide van vorengenoemde uitgangpunten in meer dan verwaarloosbare mate niet juist zou blijken te zijn, zullen Partijen, op basis van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, met elkaar in overleg treden teneinde te bezien op welke wijze alsnog royement kan worden bewerkstelligd en/of kosten alsnog kunnen worden vermeden, althans zoveel als mogelijk beperkt. Indien royement als bedoeld in lid 1 niet mogelijk zou zijn behouden de Opdrachtgevers die het aangaat het recht de desbetreffende Procedure(s) jegens
de Verweerder(s) die niet aan dit royement wil (willen) meewerken voort te zetten. In dat geval zullen de Opdrachtgevers hun vordering(en) jegens laatstbedoelde Verweerders verminderen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4..
7.3 Indien en zodra de Collectieve regeling conform het bepaalde in artikel 4 lid 1 tot stand is gekomen zullen de Opdrachtgevers die het aangaat aan de Verweerders verzoeken in te stemmen met opschorting van de Procedures tot 1 januari 2006. Het bepaalde in lid 1 met betrekking tot Bouwend Nederland is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8 Ontbinding op grond van onvolledige of niet tijdige betaling
8.1 Indien de in artikel 5 lid 2 sub a genoemde deelbetaling niet uiterlijk op 1 november 2005 is verricht, zijn de Opdrachtgevers zonder rechterlijke tussenkomst bevoegd de Collectieve regeling te ontbinden door middel van een aangetekende brief aan Bouwend Nederland.
8.2 In geval de Opdrachtgevers van de in lid 1 bedoelde ontbindingsbevoegdheid gebruik maken:
a. zullen de Opdrachtgevers niet afzien van aanspraken zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 b en c;
b. zullen aan de in artikel 4 lid 1 bedoelde besluiten geen rechten kunnen worden ontleend;
c. zullen het Ministerie en de Stichting PSIBouw de in het kader van de Collectieve regeling reeds ontvangen (deel)betalingen binnen vier weken na de dagtekening van de in lid 1 genoemde brief terugbetalen aan Xxxxxxx Nederland of een door Bouwend Nederland aan te wijzen persoon. Indien en voorzover de Stichting PSIBouw betaling anders dan in geld heeft ontvangen vindt geen terugbetaling plaats;
d. zal een vordering van de Staat op Bouwend Nederland ontstaan ten belope van het totaal aan boeteverminderingen dat door de NMa bindend wordt vastgesteld zoals bepaald in artikel 5 lid 4. De vordering dient te worden voldaan op bankrekeningnummer 00.00.00.000 ten name van XXXX/DGW/AKO binnen vier weken nadat de Staat bij aangetekende brief aan Bouwend Nederland opgave van de boeteverminderingen op grond van de vaststelling door de NMa heeft gedaan. De Staat is bevoegd de vorderingen te verrekenen met in het kader van de Collectieve regeling ontvangen bedragen. Indien de Staat van deze bevoegdheid gebruik maakt zal dit in de opgave worden vermeld.
Artikel 9 Ontbinding in verband met belastingen
9.1 Iedere Partij is bevoegd zonder rechterlijke tussenkomst de Collectieve regeling of, indien deze nog niet tot stand is gekomen, het Akkoord, te ontbinden indien die partij nadeel ondervindt van een afwijking als bedoeld in de considerans sub l.
9.2 De in lid 1 bedoelde bevoegdheid zal niet worden uitgeoefend dan nadat Partijen in onderling overleg hebben bezien of doel en strekking van de Collectieve regeling op wederzijds aanvaardbare termen alsnog kunnen worden verwezenlijkt. Ieder der Partijen is bevoegd dit overleg zelf te initiëren of de Commissie te verzoeken het initiatief te nemen. Indien het overleg niet binnen zes weken tot volledige schriftelijke overeenstemming tussen Partijen heeft geleid is iedere partij vrij de in lid 1 omschreven bevoegdheid uit te oefenen. Ontbinding geschiedt door middel van een aangetekende brief aan de wederpartijen.
9.3 Met betrekking tot de rechtsgevolgen van de ontbinding is het bepaalde in artikel 8 lid 2 van toepassing.
Artikel 10 Beëindiging Akkoord
10.1 Het Akkoord eindigt indien:
a. de Collectieve regeling niet tot stand komt op de wijze zoals voorzien in artikel 4 lid 1;
b. het algemeen bestuur van Bouwend Nederland niet uiterlijk op 15 september 2005 het Akkoord heeft goedgekeurd na raadpleging van de leden van Bouwend Nederland;
een en ander met dien verstande dat het Akkoord niet eindigt dan nadat Partijen in onderling overleg hebben bezien of doel en strekking van de Collectieve regeling op wederzijds aanvaardbare termen alsnog kunnen worden verwezenlijkt. Het bepaalde in artikel 9.2 is op dit overleg van overeenkomstige toepassing.
10.2 Bouwend Nederland zal de Coördinerend opdrachtgevers uiterlijk op 16 september 2005 schriftelijk in kennis stellen van de goedkeuring dan wel de onthouding daarvan zoals bedoeld in lid 1 sub b.
Artikel 11 de Commissie Uitvoering Akkoord Collectieve Regeling Bouwnijverheid
11.1 Partijen stellen de Commissie in teneinde te bevorderen dat het Akkoord zal beantwoorden aan het in artikel 2 gestelde doel.
11.2 De Commissie heeft tot taak:
a. het monitoren van de uitvoering van het Akkoord en het signaleren van eventuele knelpunten in de uitvoering;
b. het zonodig bevorderen van maatregelen ten behoeve van een goede uitvoering van het Akkoord;
c. het initiëren van overleg tussen Partijen indien daartoe naar het oordeel van de Commissie aanleiding bestaat dan wel ingeval zich een ontbindingsgrond voordoet zoals bedoeld in artikel 9 of een beëindigingsgrond zoals bedoeld in artikel 10.
Partijen verlenen aan de Commissie desgevraagd alle redelijke medewerking.
11.3 De Commissie zal in het bijzonder aandacht besteden aan:
a. de tijdige totstandkoming van de Collectieve regeling en de inspanningen van de Coördinerend opdrachtgevers in dat verband;
b. tijdige en volledige nakoming van betalingsverplichtingen die uit het Akkoord voortvloeien en de fiscale consequenties van (de bijdragen aan) de Betaling;
c. eventuele aanspraken van Derden-opdrachtgevers en de inspanningen van Opdrachtgevers dienaangaande;
d. het aanbestedingsbeleid van Opdrachtgevers met betrekking tot uitsluiting, alsmede:
in het algemeen al hetgeen in verband met het Akkoord kan bijdragen aan herstel van vertrouwen tussen Opdrachtgevers en Opdrachtnemers.
11.4 Indien een Partij van oordeel is dat de uitvoering van het Akkoord wordt belemmerd en die Partij daardoor nadeel lijdt of dreigt te lijden zal hij de Commissie hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling doen.
11.5 De Commissie zal haar taken in elk geval tot 1 januari 2006 uitoefenen. Partijen zullen uiterlijk 1 december 2005 vaststellen of wenselijk is dat de Commissie na 1 januari 2006 gedurende een door Partijen nader te bepalen periode blijft fungeren.
11.6 De Commissie bestaat uit vier leden:
- twee leden aangewezen door Xxxxxxx Nederland, te weten drs. A.L.M. Nelissen en xx. X.X.X.X.xxx Xxxxx;
- twee leden aangewezen door de overige Partijen, te weten drs. P.F.M. Jägers en mr. X.X.X. xxx Xxxxx.
De leden nemen op eigen titel in de Commissie zitting. Het mandaat dat de leden van de Commissie ten behoeve van de uitoefening van de taken van de Commissie wordt verleend houdt geen bevoegdheid tot vertegenwoordiging van Partijen in. De leden zijn niet aansprakelijk voor enig handelen of nalaten in hun hoedanigheid van commissielid.
11.7 Het secretariaat van de Commissie wordt gevoerd door het Ministerie (de Rijksgebouwendienst).
11.8 De Commissie zal tot 1 januari 2006 in beginsel maandelijks, of zoveel vaker als zij dat nodig acht, vergaderen. Van de vergadering wordt een verslag opgesteld dat, na goedkeuring door de Commissie, naar alle Partijen wordt toegezonden.
Artikel 12 Kosten
12.1 Iedere partij draagt de aan de uitvoering van het Akkoord en de Collectieve regeling verbonden eigen kosten, onverminderd het bepaalde in artikel 7 lid 2.
Artikel 13 Communicatie
13.1 Partijen zullen mededelingen aan de pers onderling coördineren. Daartoe wijzen zij als eerste contactpersoon aan:
Voor Bouwend Nederland: xxx. X. Xxxxxxx, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxx Voor de Coördinerend Opdrachtgevers: de heer ir. X.X. xxx Xxxxxxx, Ministerie van VROM, Directie Concerncommunicatie, ipc 930, Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx
13.2 Partijen zullen xxxxxxx hun communicatie met derden ten aanzien van het Akkoord zorgvuldigheid betrachten en rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen.
Artikel 14 Kennisgevingen en contactpersonen
14.1 Alle kennisgevingen met betrekking tot dit Akkoord worden uitsluitend verzonden aan de volgende personen/adressen:
Namens Bouwend Nederland: xx. X.X.X.X.xxx Xxxxx, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxx
Namens de Coördinerend opdrachtgevers: drs. P.F.M. Jägers, Directeur- Generaal van de Rijksgebouwendienst, ipc 400, Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx.
Artikel 15 Considerans en bijlagen
15.1 De considerans vormt met de artikelen een onverbrekelijk geheel.
15.2 Bij het Akkoord behoren drie bijlagen:
a. Bijlage 1: lijst van Opdrachtgevers;
b. Bijlage 2: lijst van Opdrachtnemers;
c. Bijlage 3a: modelbesluit algemeen;
d. Bijlage 3b: modelbesluit Gemeente Amsterdam.
Bijlagen 1, 3a en 3b zijn aangehecht. Bijlage 2 zal na ondertekening van het Akkoord doch uiterlijk voor 1 november 2005 worden aangehecht. Deze bijlage bevat een lijst van leden van Bouwend Nederland en andere ondernemingen die aan de Collectieve regeling deelnemen.
In geval van strijdigheid tussen het Akkoord en Bijlage 3a en/of b prevaleert de tekst van Bijlage 3a en/of b.
Artikel 16 Toepasselijk recht
16.1 Op het Akkoord is het Nederlands recht van toepassing.
16.2 Elk geschil betreffende de totstandkoming, uitleg of uitvoering van het Akkoord en de Collectieve regeling of van nadere overeenkomsten die daaruit mochten voortvloeien, alsmede elk ander geschil terzake van of in verband met deze Overeenkomst, geen uitgezonderd, zal ter beslechting aan de burgerlijk rechter te Den Haag worden voorgelegd.
Aldus op 24 juni 2005 te Den Haag opgemaakt in negenvoud.
Namens Bouwend Nederland
……………………………
L.C. Brinkman
……………………………
A.L.M. Nelissen
……………………………
X. Xxxxx
Namens de Staat der Nederlanden
…………………………….. …………………………………
S.M. Xxxxxx K.M.H. Peijs
Namens het Centraal Orgaan opvang asielzoekers
…………………………….
N.Y. Albayrak-Temur
Namens het Interprovinciaal Overleg Namens de Stichting Regres en Verhaal Schade kosten bouwfraude
…………………………….. ……………………………..
X. Xxxxxxxx P.A.C.M. Keser
Namens de Gemeente Amsterdam Namens de Gemeente Haarlemmermeer
………………………….. …………………………..
M.J. Cohen X.X.X. xxx xxx Xxxx
Xxxxxx xx Xxxxxxxx Xxxxxxxxx Namens de Unie van Waterschappen
………………………….. …………………………..
L.M.M. Bolsius S. Schaap
Namens ProRail B.V.
………………………………
B.J. Klerk