ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
DE VERPLICHTE
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
Ineens was zij daar: de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Als wisselgeld bij het pensioenakkoord is de verzekering door GroenLinks en de Partij van de Arbeid dankbaar ontvangen. De verplichte verzekering lijkt nodig omdat een groot aantal zelfstandigen zichzelf niet kan of wil verzekeren tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid. In het verleden is er vaker een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen geweest. Deze verzekeringen zijn echter uit onvrede telkens weer afgeschaft. Wordt de nieuwe verplichte AOV hetzelfde als één van haar voorgangers?
E
vielen, konden zich vrijwillig verze- keren bij een van de voorlopers van UWV. Dat zelfstandigen niet verplicht verzekerd werden, had een prakti- sche reden. Men veronderstelde dat de premie-inning bij deze doelgroep veel lastiger zou zijn dan bij de werk- nemers, waarbij de werkgever voor premieafdracht kon zorgen. Ook het feit dat inkomsten van zelfstandigen doorgaans sterker fluctueren dan het loon van werknemers vormde naar verwachting een probleem bij de premievaststelling en -inning.
Daarnaast was er nog een principi- eel standpunt: zelfstandigen hebben
en van de eerste sociale arbeidsongeschiktheids- verzekeringen was de In- validiteitswet (1913). Bij het vormgeven van deze
beidsongeschikte werknemers
die zelf geen bestaansmid- delen hebben,
Uitzonderingen mogelijk, als er sprake is van beter passende arrangementen
de vrijheid om hun bedrijfsvoering in te richten. Daarbij hoort dat de keuze voor verzekeren tegen financiële tegenspoed vanwege arbeidsonge- schiktheid aan henzelf wordt overge-
wet moest de doelgroep van de verzekering worden vastge- steld. Het uitgangspunt van de toen- malige regering was dat alle mensen zich moesten verzekeren tegen de financiële gevolgen van arbeidsonge- schiktheid. Vanuit de regering gezien is dat een logisch standpunt, want ar-
zullen zich voor hulp tot de overheid wenden. Toch werd de doelgroep vanaf de eerste sociale verzekering beperkt tot werknemers en dan al- leen werknemers in vaste dienst, die niet meer verdienden dan tweedui- zend gulden per jaar. Werkenden die niet onder de verplichte verzekering
laten.
DE ALGEMENE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSWET
Ruim een halve eeuw na het ont- staan van de Invaliditeitswet werd in 1976 de Algemene arbeidsonge- schiktheidswet (Aaw) ingevoerd. Er
24 de Beursbengel | nr. 887 | september 2019
was inmiddels een ander standpunt ingenomen over het verzekeren van zelfstandigen. Kortdurende periodes van arbeidsongeschiktheid konden meestal worden opgevangen door een vervanger het bedrijf tijdelijk te laten voortzetten. Als de arbeidson- geschiktheid een langdurig karakter zou krijgen, dan waren de financi- ele consequenties voor de meeste zelfstandigen echter niet meer zelf te dragen. Omdat maar weinig zelf- standigen zich privaat of vrijwillig
hadden verzekerd, moest de overheid zorgen voor een verplichte verzeke- ring inzake inkomensderving door
van een verplichte arbeidsongeschikt- heidsverzekering voor zelfstandigen. Dit zorgde niet voor een wijziging.
Het kabinet vond het onverstandig om de keuze voor verzekeren aan de zelfstandigen zelf over te laten. Een groot gedeelte van de zelfstandigen zou vanwege een optimistische in- schatting van het eigen risico, dan wel vanuit kostenoverwegingen, afzien van een verzekering. Als een zelfstandige langdurig arbeidsonge- schikt zou raken, dan was de kans daardoor groot dat deze een beroep zou doen op de Algemene bijstands-
wet (nu Partici-
heid ligt dan niet voor de hand. De Geus stelde dat het verzekeren van zelfstandigen prima aan de markt overgelaten kon worden. Wel was er aandacht voor onverzekerbare ri- sico’s. Zelfstandigen die om medische redenen in het geheel geen reguliere arbeidsongeschiktheidsverzekering kunnen afsluiten, komen sindsdien in aanmerking voor een Waz-vangnet-, of AOV-vangnetverzekering. Deze verzekering, uitgevoerd door parti- culiere verzekeraars, moet binnen vijftien maanden na aanvang van zelfstandigheid worden aangevraagd. De dekking van dit AOV-vangnet is
langdurige arbeidsongeschiktheid, zodat ‘de gemeenschappelijke risico’s ter zake van arbeidsongeschiktheid gemeenschappelijk kunnen worden
Bal is nu neergelegd bij de sociale partners
patiewet). Een andere overwe- ging ten gunste van een publieke
grotendeels gelijk aan die van de Waz.
HET ZZP-VRAAGSTUK
gedragen’. Vanaf eind 1976 waren alle ingezetenen tussen 15 en 65 jaar van rechtswege verzekerd voor de Aaw. Ook werknemers kwamen bij arbeidsongeschiktheid in aan- merking voor een Aaw-uitkering die wel in mindering werd gebracht op hun Wao-uitkering. De nieuwe wet bood bij arbeidsongeschiktheid een uitkering op basis van het wettelijk minimumloon. Er was recht op een uitkering bij arbeidsongeschiktheid vanaf 25 procent, die door de be- drijfsvereniging werd uitgekeerd. De arbeidsongeschikte zelfstandige of meewerkende echtgenoot had recht op een uitkering na een wachttijd van 52 weken. De maximumpremie voor zelfstandigen bedroeg in de laatste jaren van de Aaw iets meer dan 3.000 gulden (1.380 euro).
DE WET ARBEIDSONGESCHIKT- HEIDSVERZEKERING ZELFSTAN- DIGEN
Per 1998 was het gedaan met de Aaw dankzij Xxxxx. Met de Wet premie- differentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen wilde de overheid het Wao-risico neerleggen waar het beïnvloed kon worden: bij werkgevers. Daarvoor was het noodzakelijk dat er maar
één (financierings-)regeling was voor arbeidsongeschikte werknemers. De Aaw voor werknemers werd daarom geïntegreerd in de Wao. Voor zelf- standigen introduceerde men gelijk- tijdig de Wet arbeidsongeschiktheids- verzekering zelfstandigen (Waz).
De beëindiging van de Aaw vorm- de een logisch moment om opnieuw na te denken over de wenselijkheid
regeling was dat verzekeraars geen garantie konden bieden dat alle zelfstandigen geaccepteerd konden worden op een betaalbare private arbeidsongeschiktheidsverzekering. En dus trad per 1998 de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen in werking.
De dekking van de Waz was bij aanvang voor een groot deel gelijk aan de Aaw. Er was recht op een Waz-uitkering, als de zelfstandige minstens een jaar wachttijd had doorlopen en na afloop van dit jaar minstens 25 procent arbeidsonge- schikt was. De hoogte van de uitke-
ring was anders dan bij de Aaw geba- seerd op feitelijk genoten inkomen, maar nooit meer dan 70 procent
van het wettelijk minimumloon. Een ander verschil was dat, doordat de doelgroep van de Waz niet meer alle ingezetenen omvatte, de premie voor de wettelijke regeling voornamelijk door de zelfstandigen zelf werd op- gebracht. De premie bedroeg in de laatste dagen van de Waz 8,8 procent van het belastbaar inkomen met een maximum van bijna 2.200 euro.
EINDE WAZ EN KOMST AOV- VANGNET
De Waz heeft het niet erg lang vol- gehouden; per 1 juli 2004 werd de toegang tot de regeling afgesloten. Toenmalig minister De Geus van Sociale Zaken & Werkgelegenheid vond dat zelfstandigen zelf uitdruk- kelijk kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap, met de daarbij behorende kansen en risico’s. Een publieke inkomensdervingsverze- kering wegens arbeidsongeschikt-
Anno nu is de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsverzeke- ring voor zelfstandigen in handen van de markt, met daarnaast twee waarborgregelingen. Niet-verzeker- bare ondernemers kunnen kiezen voor een AOV-vangnet. En startende
ondernemers die verplicht verzekerd waren voor de Ziektewet en Wia kunnen deze werknemersverzeke- ringen vrijwillig voortzetten. Deze constructie lijkt niet te zorgen voor voldoende bescherming. Zoals in het verleden al vaker geconstateerd is, ziet een groot gedeelte van de zelfstandigen af van een verzekering vanwege de ervaren hoge kosten of
een optimistische inschatting van het eigen risico op arbeidsongeschikt- heid. Van de 895.000 zelfstandigen die met het inkomen uit ondernemer- schap hun hoofdinkomen verdienen, is 19 procent middels een AOV verze- kerd tegen arbeidsongeschiktheid. In 2011 was dit 23 procent. Het kabinet vindt het belangrijk dat zelfstandi- gen een bewuste keuze maken om zich wel of niet te verzekeren. De zelfstandigen die daarvoor kiezen, moeten dan ook in beginsel toegang hebben tot de verzekeringsmarkt. In het Regeerakkoord heeft het kabinet daarom aangekondigd in gesprek te gaan met verzekeraars om de ver- zekeringsgraad te verhogen. Naast het uitstelgedrag van zelfstandigen en het onderschatten van het risico, moet bij zelfstandigen de kennis over de verzekeringsmogelijkheden wor- den vergroot. De zzp’er die eindelijk snapt wat de bedoeling is, zal vervol-
gens gestimuleerd moeten worden
om dat begrip daadwerkelijk in »
de Beursbengel | nr. 887 | september 2019 25
gedrag om te zetten. Het programma ‘Bevorderen Keuzegedrag’ moet dit alles gaan bewerkstelligen. Tenmin- ste, dat was het plan tot er ineens een pensioenakkoord met verplichte AOV-verzekering lag.
HET PENSIOENAKKOORD
Het pensioenakkoord van juni 2019 is een principeakkoord op hoofdlijnen en voor de afspraak die is gemaakt over de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen geldt dat zeker. Minister Xxxxxxxx van Sociale Za- ken & Werkgelegenheid schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat er een wettelijke verzekeringsplicht komt voor zelfstandigen tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het doel van deze verzekeringsplicht is
om naast de bestaande werknemers- verzekering ook andere werkenden te beschermen tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en te borgen dat iedereen zich kan verzekeren. De verzekering is in principe verplicht, maar er moeten bij voorkeur uitzon- deringen gemaakt kunnen worden als er sprake is van beter passende arrangementen. Waar de verplichte AOV vandaan komt, lijkt duidelijk.
PvdA en GroenLinks zijn nadrukke- lijk bij de pensioenonderhandelingen betrokken om een breed draagvlak te krijgen en een meerderheid in de Eerste Kamer. Deze partijen had-
den onder andere de arbeidsonge- schiktheidsverzekering voor zzp’ers op hun wensenlijst staan. De bal is nu neergelegd bij de sociale part-
de werking van de arbeidsmarkt. Hoewel dit advies pas eind 2019 ver- wacht wordt, is inmiddels duidelijk dat de commissie denkt in de richting van een breed, universeel fundament voor inkomensbescherming van alle werkenden, ongeacht de contract- vorm. Dat betekent voor het risico van arbeidsongeschiktheid dat weer een soort Aaw in beeld komt.
DE NIEUWE VERPLICHTE AOV
Een nieuw soort Waz of Aaw lijkt het dus te gaan worden. Beide zijn regelingen op minimumniveau en dus zal er behoefte zijn aan privaat geregelde aanvulling. De wachttijd van de verplichte verzekering is een belangrijk aandachtspunt. Als men kiest voor een aparte zelfstandigen- regeling, dan zal een wachttijd van twee jaar de meeste zelfstandigen onvoldoende
hoe deze te herkennen en wat er met de verplichte AOV gebeurt als er een personeelslid wordt aangenomen.
Minister Xxxxxxxx heeft aangegeven dat er een opt-out-regeling zou moe- ten zijn als de zelfstandige gebruik kan maken van een beter passend arrangement. Wie de kwaliteitstoets hierbij moet uitvoeren is onbekend, maar niet ondenkbaar is dat de over- heid dit aan de sociale partners wil overlaten. Er is echter ook nog de private arbeidsongeschiktheidsverze- kering die niets te maken heeft met afspraken tussen sociale partners. Uit het oogpunt van een zelfstandige en een inkomensadviseur zal de AOV doorgaans kwalificeren als een ‘beter passend arrangement’. Er kan ver- volgens op twee manieren mee om worden gegaan: de private AOV zal moeten worden aangepast op de ver- plichte Waz-verzekering (rubriek A en B) of er mag van de Waz worden afgezien. Als voor het laatste wordt gekozen; wie gaat dan in de gaten houden of een private AOV ongewij- zigd doorloopt en een beter passend arrangement blijft? En moet de zelf- standige, zodra de eindleeftijd van de private AOV is bereikt, aansluitend tot de AOW-leeftijd Waz-verzekerd zijn?
NIEUWE GATEN
Zoals zo vaak in de korte geschiede- nis van de sociale zekerheid ligt weer de vraag voor of zelfstandigen ver- plicht moeten worden zich te verze- keren tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Er lijkt
ners. Hen is gevraagd in gesprek te
gaan met vertegenwoordigers van zelfstandigenorganisaties over de gewenste inhoud van de verplichte arbeidsongeschiktheidsregeling.
bescherming
bieden. Bij lang- durige arbeids- ongeschiktheid is de kans groot
Herinvoering van een Waz lijkt de meest eenvoudige optie
geen goed eenduidig antwoord mo-
gelijk. De stelling dat een zelfstandig ondernemer er zelf voor kan kiezen hoe hij omgaat met zijn kansen en risico’s, is voor veel zzp’ers veel te
Die gesprekken moeten begin 2020 leiden tot een advies aan Koolmees, die dat advies zal gebruiken in een wetsvoorstel voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Dit kan dus weer de start zijn van een soort Waz.
Naast de plannen van de soci- ale partners kan Xxxxxxxx nog een ander advies tegemoet zien. Eind 2018 heeft het kabinet namelijk de Commissie Regulering van werk ingesteld, ook wel bekend onder de
naam commissie-Borstlap. Voorzitter van de commissie Xxxx Xxxxxxxx is gevraagd om met zijn commissiele- den een advies uit te brengen over
dat al een beroep is gedaan op de Participatiewet met onder andere de vermogenstoets. Als voor een Aaw- regeling wordt gekozen, dan is een splitsing in de wachttijd nodig, om- dat werknemers immers recht heb- ben op loondoorbetaling bij ziekte of een Ziektewetuitkering.
Vanwege de werknemersverze- keringen en de loondoorbetaling bij ziekte voor werknemers lijkt de herinvoering van een Waz de meest eenvoudige optie. Dan resteert de
vraag wie tot de doelgroep van deze verplichte AOV gaan behoren. Als er gekozen wordt voor zelfstandigen zonder personeel, dan is het de vraag
kort door de bocht. Alle zelfstan- digen ineens verplicht verzekeren, stuit weer op bezwaren van de groep zelfstandigen die een bewuste keuze heeft kunnen maken voor de verze- kering van hun arbeidsongeschikt- heidsrisico. De adviserende partijen, minister Xxxxxxxx en het parlement krijgen er nog een flinke kluif aan. Er is in ieder geval een ding duidelijk: wat de verplichte verzekering ook gaat worden, er zal heel veel te advi- seren zijn. ⚫
J. (Jeroen) Vluggen
De auteurs is adviseur bij Enkwest Opleiding & Advies B.V. te Apeldoorn.
26 de Beursbengel | nr. 887 | september 2019