Juridische tweedelijnsbijstand Compendium
Juridische tweedelijnsbijstand Compendium
1/9/2021
Tijdelijke wijzigingen door Covid-19 worden in een afzonderlijk hoofdstuk behandeld
1. Inhoud
2.1 Inschrijving op de lijst: algemeen 6
2.2 Tekortkoming(en) van de advocaat 7
2.2.1 Inschrijving aan verschillende balies 8
3.1.1 De begunstigden van de kosteloze juridische bijstand door hun ontoereikende bestaansmiddelen 9
3.1.1.1 De volledige kosteloosheid 10
3.1.1.2 De gedeeltelijke kosteloosheid 10
3.1.1.3 De alleenstaande persoon 10
3.1.1.4 De alleenstaande persoon met iemand ten laste 11
3.1.1.5 De samenwonende en het gezin 11
3.1.1.7 Het maandelijks netto-inkomen en de bestaansmiddelen 12
3.1.2 Personen die genieten van een weerlegbaar vermoeden 15
3.1.3 De minderjarige: onweerlegbaar vermoeden 19
3.1.4 Voor te leggen stukken 20
3.1.4.1 Waarop moet men letten? 20
3.1.4.2 Personen met onvoldoende inkomsten 21
3.1.4.3 Personen met een weerlegbaar vermoeden 22
3.1.4.4 Personen met een onweerlegbaar vermoeden 23
4.1.2 Aanvraag bij wie? / territoriale bevoegdheid BJB 26
4.1.3 Grensoverschrijdende juridische bijstand 26
4.1.4 Hoe de aanvraag indienen? 27
4.1.4.2 Door een niet-advocaat 28
4.1.5.3 Spoedeisende gevallen 30
4.1.5.4 Kennelijk ongegronde en kennelijk onontvankelijke aanvragen 30
4.2.1 Toekenning juridische bijstand 31
4.2.1.1 Volledige of gedeeltelijke kosteloosheid 32
4.2.1.2 Ambtshalve aanstellingen 33
4.2.1.3 Mogelijkheid tot aanstelling van meerdere advocaten 35
4.2.1.4 Forfaitaire bijdrage 35
4.2.2 Weigering van de juridische bijstand 36
5.1 Gedeeltelijke kosteloosheid: inning provisie 37
5.3 Kosteloze rechtspleging of rechtsbijstand 38
5.3.1 Welk Bureau voor Rechtsbijstand? 39
5.3.1.2 Raad voor Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
5.5 Wijziging bestaansmiddelen 40
6.1 De advocaat verlaat de balie 41
6.2 De advocaat verandert van balie 41
6.3 Opvolging door een advocaat die niet optreedt in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand .42 6.4 Opvolging voor ander redenen 42
8. BIJSTAND BIJ VERHOOR (SALDUZ) 43
8.1 Aanvragen, prestaties en vergoedingen 43
9. HET EINDE VAN DE TUSSENKOMST 44
9.1 Wanneer het eindverslag indienen? 45
9.3 Prestaties, punten en stavingsstukken 45
9.5 Vermindering van punten 46
9.6 Tussenkomst van meerdere advocaten 47
9.8 Rechtsplegings-vergoeding (RPV) 48
9.9 Ontvangen van geldsommen 49
9.11 Bezwaar tegen puntenvermindering 51
9.13 Intrekking juridische bijstand 53
9.13.1 De aanvrager voldoet niet of niet langer aan de voorwaarden van artikel 508/13 53
9.13.2 De interventie van de advocaat biedt geen meerwaarde 54
9.13.3 De begunstigde werkt duidelijk niet mee aan de verdediging van zijn belangen 54
10. TERUGVORDERING VAN VERGOEDINGEN DOOR DE STAAT 54
11.2 Taxatie pro-Deovergoedingen 55
12. BEROEPSMOGELIJK-HEDEN TEGEN BESLIS-SING BJB 56
13. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS (GDPR) 57
14. STAVINGSSTUKKEN VAN PRESTATIES BIJ HET EINDVERSLAG 58
14.2.2 Bescherming geesteszieken 59
14.2.6 Handels-en economisch recht 60
15.3 Goed om te weten en uitleg bij de codes 61
15.5Becommentarieerde puntenlijst 65
0.XX ADVOCAAT
2.1 Inschrijving op de lijst: algemeen
Art. 508/7 Ger.W. Bij elke balie stelt de Raad van de Orde van Advocaten een Bureau voor Juridische Bijstand in volgens de nadere regels en de voorwaarden die hij bepaalt. Het bureau heeft onder meer tot taak om wachtdiensten te organiseren. De Orde van Advocaten stelt, volgens de nadere regels en de voorwaarden die zij bepaalt, een lijst op met de advocaten die in hoofdorde of in bijkomende orde prestaties wensen te verrichten in het kader van de door het Bureau voor Juridische Bijstand georganiseerde juridische tweedelijnsbijstand en ze houdt deze lijst bij. De Orde kan in de verplichte inschrijving van advocaten voorzien voor zover noodzakelijk voor de doeltreffendheid van de juridische bijstand. De lijst vermeldt de voorkeurmateries die de advocaten opgeven en die zij staven of waarvoor zij zich ertoe verbinden een opleiding te volgen die door de Raad van de Orde of de in de artikel 488 bedoelde overheden wordt georganiseerd. Tegen de weigering tot inschrijving op de lijst kan beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 432bis. Het bureau zendt de lijst van de advocaten over aan de commissie voor juridische bijstand. |
Enkel advocaten die ingeschreven zijn op de lijst van advocaten die deelnemen aan de juridische tweedelijnsbijstand kunnen in dat kader optreden.
De advocaat die meerdere kantoren heeft aan verschillende balies zal bij elke Orde van Advocaten om zijn inschrijving op de lijst moeten vragen en aan de voorwaarden moeten voldoen die die Orde van Advocaten oplegt. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naargelang het gaat om het hoofd- of bijkantoor van de advocaat, zonder afbreuk te doen aan de regels vastgelegd door de communautaire Ordes wat betreft de voorwaarden tot inschrijving.
Bij het verzoek tot inschrijving geeft de advocaat aan of hij zich wenst in te schrijven in hoofd- of in bijkomende orde. Hij duidt ook de voorkeurmateries aan waarin hij wenst opgenomen te worden.
Een advocaat die zich inschrijft in hoofdorde:
- kan aangesteld worden door het BJB zonder dat de rechtzoekende hem vooraf heeft geraadpleegd.
- kan zelf om een aanstelling verzoeken voor een rechtzoekende.
Een advocaat die zich inschrijft in bijkomende orde kan enkel op eigen verzoek worden aangesteld voor een rechtzoekende of cliënt die hem heeft geraadpleegd.
De volgende voorkeurmateries gelden voor de juridische tweedelijnsbijstand: familierecht, goederenrecht, burgerlijke aansprakelijkheid, commerciële aangelegenheden, sociale aangelegenheden, wegverkeer, strafrechtelijke aangelegenheden wegverkeer uitgezonderd, jeugdreglementering, administratieve reglementering, reglementering betreffende de vreemdeling, fiscaal recht, schuldenregeling en consumentenkrediet, regeling betreffende de geesteszieken, grondwettelijk recht.1
De Orde van Advocaten stelt de lijst op volgens de nadere regels en voorwaarden die zij bepaalt.
De regels en voorwaarden kunnen van balie tot balie verschillen, bijvoorbeeld: de baliebijdrage betalen, voldoen aan de permanente vorming, de opgegeven voorkeurmateries staven, verplicht een opleiding volgen,…
Een advocaat is slechts ingeschreven op de lijst na goedkeuring/opname door de Orde van Advocaten.
1 MB 15 mei 2001 tot vaststelling van het model van het verslag bedoeld in art. 508/6 eerste lid van het Ger.W.
De Orde van Advocaten kan voorzien in een verplichte inschrijving van advocaten op de lijst voor zover noodzakelijk voor de doeltreffendheid van de juridische bijstand2.
Rekening houdend met bovenvermelde beperking, kan een advocaat te allen tijde een verzoek tot inschrijving, een verzoek tot wijziging (hoofdorde/bijkomende orde, voorkeurmateries) en een verzoek tot weglating indienen bij de Orde van Advocaten.
2.2 Tekortkoming(en) van de advocaat
Art. 508/8 Ger.W. De Orde van advocaten ziet toe op de doeltreffendheid en de kwaliteit van de prestaties verricht door de advocaten, alsook op de regelmatigheid van de stappen ondernomen op grond van de artikelen 508/9, 508/14, eerste en derde lid, en 508/19, § 2. Onverminderd de tuchtrechtelijke vervolgingen kan de raad van de Orde in geval van tekortkoming de handhaving van de advocaat op de in artikel 508/7 bedoelde lijst afhankelijk stellen van de naleving van de voorwaarden die hij bepaalt, diens inschrijving op die lijst schorsen gedurende een periode van acht dagen tot drie jaar of hem eruit weglaten. Bij niet-naleving van de voorwaarden bepaald door de raad van de Orde overeenkomstig het tweede lid, roept de stafhouder de advocaat voor de raad van de Orde op om een andere maatregel waarin is voorzien in hetzelfde lid, te doen uitspreken. Behoudens andersluidende beslissing van de raad van de Orde, heeft de in het tweede lid bedoelde maatregel van schorsing geen gevolgen voor de aanstellingen die werden verricht bij het Bureau voor Juridische Bijstand vóór zijn inwerkingtreding. In geval van weglating kan de advocaat vragen om zijn wederinschrijving op de in artikel 508/7 bedoelde lijst middels een met redenen omkleed verzoek, dat niet mag worden ingediend voordat een termijn van vijf jaar verstreken is sinds zijn weglating. De beslissingen bedoeld in de vorige leden worden met redenen omkleed. Zij zijn vatbaar voor beroep overeenkomst artikel 432bis. |
In geval van tekortkoming(en) van de advocaat kan de raad van de Orde - onverminderd de tuchtrechtelijke vervolgingen - de advocaat:
- bijkomende voorwaarden opleggen voor de handhaving op de lijst;
- schorsen van de lijst gedurende een periode van acht dagen tot drie jaar;
- weglaten van de lijst.
Wat de procedure betreft, wordt verwezen naar artikelen 458 tot en met 463 Ger.W.
Als de advocaat van de bijkomende voorwaarden niet naleeft, kan de raad van de Orde beslissen de advocaat te schorsen of weg te laten van de lijst.
Als de advocaat geschorst wordt, heeft dat geen gevolgen voor de dossiers waarin hij reeds werd aangesteld, tenzij de raad van de Orde daar anders over beslist. Een schorsing heeft dus tot gevolg dat de advocaat in de periode van schorsing niet kan worden aangesteld door het BJB, noch om een aanstelling kan verzoeken.
Een weglating heeft tot gevolg dat een advocaat geen nieuwe aanstelling meer kan krijgen en niet langer pro- Deobijstand kan verlenen in de dossiers waarin hij reeds werd aangesteld.
Het BJB stelt een nieuwe advocaat aan voor de lopende dossiers van de weggelaten advocaat.
2 Bijvoorbeeld voor de Vlaamse advocaat-stagiair in het kader van de stageverplichtingen (zie ook artikel 495 Ger.W. en artikel 37 Codex Deontologie voor Advocaten – OVB (oud nummer II.1.5.1). Het Grondwettelijk Hof heeft het beroep verworpen dat werd ingesteld door advocaten tegen artikel 508/7 alinea 3 Ger.W. dat voorzag in de verplichte inschrijving.
In geval van weglating kan de advocaat na een termijn van vijf jaar om zijn wederinschrijving vragen middels een met redenen omkleed verzoek.
2.2.1 Inschrijving aan verschillende balies
Indien de advocaat geschorst of weggelaten wordt bij beslissing van de raad van de Orde waar hij is ingeschreven, zal die beslissing enkel gelden voor de lijst juridische tweedelijnsbijstand van die balie. Wel verwittigt de stafhouder van de Orde van Advocaten onmiddellijk de stafhouder van de eventuele andere Orde(s) waar die advocaat ook is ingeschreven.
2.3 Beroepsmogelijkheden
Art. 432bis Ger.W. De persoon die om inschrijving verzoekt of die het voorwerp is van een weglating of van een maatregel bedoeld in artikel 508/8, tweede lid, kan tegen de beslissingen genomen door de raad van de Orde hoger beroep instellen bij de tuchtraad van beroep. Het hoger beroep wordt aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief gericht binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. |
De advocaat kan overeenkomstig artikel 432bis Ger.W. beroep aantekenen bij de tuchtraad van beroep in volgende gevallen:
- weigering van de aanvraag tot inschrijving op de lijst,
- oplegging van bijkomende voorwaarden tot handhaving op de lijst,
- schorsing van de lijst,
- weglating van de lijst.
De termijn bedraagt vijftien dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing van de raad van de Orde.
Het hoger beroep wordt ter kennis gebracht aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep via een ter post aangetekende brief.
3. DE AANVRAGER
Art. 508/1 Ger.W. … 2° juridische tweedelijnsbijstand : de juridische bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in de zin van artikel 728. … |
De juridische tweedelijnsbijstand is toegankelijk voor alle natuurlijke personen, zonder voorwaarde van nationaliteit of wettig verblijf3.
Rechtspersonen komen in principe niet in aanmerking voor de juridische tweedelijnsbijstand. Er bestaat ondertussen een uitzondering voor de rechtspersonen die strafrechtelijk vervolgd worden (Grondwettelijk Hof 17/11/2016). De criteria om in aanmerking te komen moeten nog vastgelegd worden.
3 Ook natuurlijke personen die op duurzame wijze een economisch doel nastreven en waarop het Wetboek van 28 februari 2013 van economisch recht van toepassing is (vermeld als ‘ondernemer’ in dit compendium), komen in aanmerking voor juridische tweedelijnsbijstand.
Wanneer een rechtzoekende die in het buitenland verblijft het voordeel van de juridische bijstand vraagt in België, worden zijn situatie of zijn bestaansmiddelen onderzocht ten aanzien van de Belgische wetgeving.
3.1 Toegangsvoorwaarden
Art. 508/13 Ger.W. De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig kosteloos zijn voor wie over ontoereikende bestaansmiddelen beschikt en voor de met hen gelijkgestelde personen. De juridische tweedelijnsbijstand wordt niet toegekend als en in de mate dat de begunstigde een beroep kan doen op de tussenkomst van een derde betaler. Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake kosteloosheid. Daartoe machtigt de Koning het bureau voor juridische bijstand ertoe niet alleen aan de rechtzoekende maar ook aan derden bewijsstukken te vragen volgens de nadere regels die Hij bepaalt. Het bureau bewaart een afschrift van de stukken. Indien de voorwaarden die de begunstigde hebben toegestaan een beroep te doen op gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wijzigen, meldt de begunstigde dit onmiddellijk aan zijn advocaat. |
Bepaalde categorieën van rechtzoekenden genieten van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische bijstand, met name:
- hij die over ontoereikende bestaansmiddelen beschikt
- de met hem gelijkgestelde personen op het ogenblik waarop zij het voordeel van de juridische bijstand vragen.
3.1.1 De begunstigden van de kosteloze juridische bijstand door hun ontoereikende bestaansmiddelen
Indien definities in de regelgeving ontbreken, worden de begrippen gelezen zoals verduidelijkt in de memorie van toelichting van 4 mei 2016 bij het wetsontwerp, die bepaalt:
Door alle bestaansmiddelen van de verzoekers te onderzoeken, kan juridische bijstand worden gewaarborgd aan diegenen die het nodig hebben en kan dit voordeel worden geweigerd aan diegenen die, in werkelijkheid, beschikken over een toegang tot het gerecht via de traditionele weg. |
De artikelen 508/13/1 pararaaf 1 en 2 en 508/13/2 van het Ger.W. tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand ingevoegd bij wet van 31 juli 2020 definieert begunstigden van de volledige kosteloosheid en de begunstigden van de gedeeltelijke kosteloosheid.
De specifieke voorwaarden kunnen ’door om het even welk document, te beoordelen door het Bureau voor
Juridische Bijstand…’ worden beoordeeld.
§ 2 van artikel 508/13/2, 6°, 8° tot 10° van hetzelfde besluit vermeldt op zijn beurt de bewijsstukken.
3.1.1.1 De volledige kosteloosheid
Art. 508/13/1 van het Ger.W. ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 31 juli 2020. § 1. Behoudens internationale of nationale bepalingen op grond waarvan voor sommige personen wordt voorzien in de toekenning zonder voorwaarden van volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand beschikken de hierna vermelde personen over ontoereikende bestaansmiddelen als bedoeld in artikel 508/13, eerste lid, en genieten zij de volledige kosteloosheid van de juridische bijstand: 1° de alleenstaande persoon die, aan de hand van om het even welk document dat te beoordelen is door het bureau voor juridische bijstand bewijst dat zijn maandelijks netto-inkomen lager dan [1.326] euro is; 2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende met zijn echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst, aan de hand van om het even welk document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand dat het maandelijks netto-inkomen van het gezin lager is dan [1.617] euro. |
1° de alleenstaande persoon die bewijst […] dat zijn maandelijks netto-inkomen lager is dan 1.326 euro.
2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste, of de samenwonende met een echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst […] dat het maandelijks netto- inkomen van het gezin lager is dan 1.617 euro.
3.1.1.2 De gedeeltelijke kosteloosheid
Art. 508/13/2 van het Ger.W. ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 31 juli 2020 De hierna vermelde personen beschikken over ontoereikende bestaansmiddelen zoals bedoeld in artikel 508/13, eerste lid, en kunnen aanspraak maken op de gedeeltelijke kosteloosheid: 1° de alleenstaande persoon die bewijst, aan de hand van om het even welk document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand dat zijn maandelijks netto-inkomen tussen [1.326] euro en [1.617] euro ligt; 2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende met zijn echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst, aan de hand van om het even welk document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand dat het maandelijks netto-inkomen van het gezin tussen [1.617] euro en [1.907] euro ligt. |
1° de alleenstaande persoon die bewijst […] dat zijn maandelijks netto-inkomen tussen 1.326 euro en 1.617 euro ligt.
2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste, of de samenwonende met een echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst […] dat het maandelijks netto- inkomen van het gezin tussen 1.617 euro en 1.907 euro ligt.
3.1.1.3 De alleenstaande persoon
De alleenstaande persoon is de persoon die alleen woont.
Een ouder die een onderhoudsbijdrage betaalt voor een kind waarvan hij niet het hoofdverblijf op zich neemt of waarvoor geen co-ouderschap van toepassing is, wordt beschouwd als een alleenstaande persoon.
Art. 508/13/2 ingevoegd bij artikel 4 alinea 5 van de wet van 31 juli 2020 De in het eerste lid, 2°, bedoelde persoon die de juridische bijstand vraagt teneinde zijn belangen te verdedigen, valt onder de toepassing van het eerste lid, 1°, wanneer die belangen strijdig zijn met die van zijn echtgenoot of van de persoon met wie hij samenwoont |
Echtgenoten die gescheiden zijn of personen met strijdige belangen worden – zelfs indien zij nog samenwonen
– elk beschouwd als een alleenstaande persoon. De inkomsten van de andere persoon worden niet in aanmerking genomen.
3.1.1.4 De alleenstaande persoon met iemand ten laste
De alleenstaande persoon met iemand ten laste is hij die instaat voor het onderhoud van een of meerdere andere personen met wie hij samenwoont of verblijft, waarbij die laatste(n) niet over inkomsten beschikt(en) (anders zou het gaan om samenwonende personen).
Het kan gaan om de ouder die samen met zijn of haar kind(eren) woont.
De persoon ten laste kan een kind zijn dat op kot woont, een ouder die in een rusthuis verblijft, een
gedetineerde,…
Wanneer een langdurige afwezigheid in bijvoorbeeld gevangenis, instelling of ziekenhuis betekent dat er geen duurzame samenwoning meer is, is die persoon niet meer ten laste.
3.1.1.5 De samenwonende en het gezin
Art. 508/13/1 §1 alinea 4 en 5 en art. 508/13/2 alinea 4 en 5 van de wet van 31 juli 2020 Onder de samenwoning bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt verstaan het feit dat twee of meer personen samen onder hetzelfde dak wonen en de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gezamenlijk regelen. Wanneer de belangen van de persoon bedoeld in het eerste lid, 2°, strijdig zijn met die van zijn echtgenoot of met die van een persoon met wie hij samenwoont, wordt met het inkomen van deze laatste geen rekening gehouden. |
De samenwoning betreft twee of meerdere personen die samen onder hetzelfde dak wonen en huishoudelijke kwesties hoofdzakelijk gezamenlijk regelen.
Om te kunnen besluiten dat twee of meer personen die onder hetzelfde dak wonen hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen en dus samenleven, is vereist, maar volstaat het niet, dat zij een economisch-financieel voordeel behalen door een woning te delen. Daarvoor is tevens vereist dat zij ook taken, activiteiten en andere huishoudelijke aangelegenheden, zoals het onderhoud van de woonst en eventueel het inrichten ervan, de was, de boodschappen, het bereiden en nuttigen van de maaltijden gemeenschappelijk verrichten en daarvoor eventueel financiële middelen inbrengen (Cass. 9 oktober 2017 en 22 januari 2018).
Het attest van gezinssamenstelling vormt slechts een aanduiding van de situatie.
Er moet een huishoudelijke gemeenschap bestaan (de gezamenlijke betaling van de huur doet het bestaan van een gezin vermoeden, maar de medeondertekening van een huurovereenkomst bewijst op zich niet het bestaan van een gezin).
De samenwoning impliceert de wil om een gezin te vormen. Dat is niet het geval voor personen die in een instelling, een opvangcentrum, een kot, een religieuze gemeenschap, enz. wonen. (hun inkomsten zullen dus niet toegevoegd worden aan die van de aanvrager van juridische bijstand).
De samenwoning moet een duurzaam karakter hebben; na een periode van zes maanden wordt die als dusdanig beschouwd, behoudens uitzondering. Evenzeer kan een langdurige afwezigheid door een verblijf in bijvoorbeeld gevangenis, instelling of ziekenhuis betekenen dat er geen duurzame samenwoning meer is.
Een persoon die voorlopig en voor een korte periode wordt opgevangen bij derden zal niet beschouwd worden als een samenwonende. De occasionele samenwoning wordt niet in aanmerking genomen.
Tenzij er van een werkelijke samenwoning sprake is, worden de bestaansmiddelen van de persoon vermeld met een referentieadres op het attest van gezinssamenstelling niet in rekening gebracht. Wanneer hij zelf de aanvrager is, dan wordt er met de andere personen op het attest van de samenstelling gezin geen rekening gehouden.
Art. 508/13/1 §1 alinea 2 en art. 508/13/2 alinea 2 van het Ger.W. ingevoegd bij de artikelen 3 en 4 van de wet van 31 juli 2020 Voor de vaststelling van de in 1° en 2° bedoelde inkomsten wordt rekening gehouden met een aftrek van 20 % van het leefloon per persoon ten laste |
Xxxxxx beschouwd als ‘persoon ten laste’: iedereen wiens naam vermeld wordt op het attest van gezinssamenstelling (met uitzondering van de aanvrager van juridische bijstand), ongeacht of zij al dan niet inkomsten hebben en ongeacht het bedrag hiervan.
Indien zij inkomsten hebben, worden die toegevoegd aan de inkomsten van de aanvrager.
De kinderen worden beschouwd als zijnde ten laste van elk van hun ouders tot de uitspraak van een beslissing die rechtspreekt over hun verblijf.
Voorbeeld: een aanvraagster van juridische bijstand die werkt, van wie de partner eveneens werkt en die moeder is van 3 kinderen waarvan 1 werkt, zal 4 personen ten laste hebben (hun inkomsten worden samengeteld).
Voorbeeld: een aanvrager van juridische bijstand wiens partner werkt, heeft 1 persoon ten laste (hun inkomsten worden samengeteld); de situatie is dezelfde indien de partner niet werkt.
3.1.1.7 Het maandelijks netto-inkomen en de bestaansmiddelen
Art. 508/13/1 §1 alinea 3 en art. 508/13/2 alinea 3 van het Ger.W. ingevoegd bij de artikelen 3 en 4 van de wet van 31 juli 2020 Voor de vaststelling van de in 1° en 2° bedoelde inkomsten wordt rekening gehouden met de lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast alsook met elk ander bestaansmiddel, met name beroepsinkomsten, inkomsten van onroerende goederen, inkomsten van roerende goederen en diverse inkomsten, kapitalen, voordelen, alsmede tekenen en aanwijzingen waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, behoudens de kinderbijslag en de enige en eigen woning. |
De wet beoogt de inkomsten […] maar eveneens ‘elk ander bestaansmiddel, met name beroepsinkomsten, inkomsten van onroerende goederen, inkomsten van roerende goederen en diverse inkomsten, kapitalen, voordelen, alsmede tekenen en aanwijzingen waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, behoudens de kinderbijslag en de enige en eigen woning’.
Wanneer dat bestaansmiddel het voorwerp uitmaakt van een beslag, wordt enkel het beschikbare bedrag (na beslag) in aanmerking genomen.
3.1.1.7.1 Netto beroeps- of gelijkgestelde inkomsten (vervangingsinkomen)
Het gaat bijvoorbeeld om:
- lonen;
- wedden;
- stage-inkomsten;
- ouderdomspensioenen, overlevingspensioenen, pensioenen aan personen met een handicap, voorschotten op pensioenen,… die worden betaald door de federale Pensioendienst of elke andere dienst.
Men voegt hieraan alle voordelen toe die in de regel worden toegekend krachtens wetten, collectieve overeenkomsten of arbeidsovereenkomsten.
Die voordelen zullen berekend worden per maand, zoals de opzegvergoeding, vakantiegeld, dertiende/veertiende maand en de uitkeringen voor materiële schade in geval van (tijdelijke of volledige) ongeschiktheid in functie van het aantal maanden die zij dekken.
Voor werkloosheidsuitkeringen, ziekte-uitkeringen of andere vervangingsinkomens, wordt het dagelijkse bedrag van de uitkering vermenigvuldigd met 26, ongeacht het stelsel (5 of 6 dagen/ week). In geval van gedeeltelijke werkloosheid in combinatie met een ander inkomen, wordt echter het werkelijk ontvangen bedrag in aanmerking genomen.
3.1.1.7.2 Inkomsten uit onroerende goederen
Inkomsten uit onroerend(e) goed(eren), (mede-)eigendom van de aanvrager of de vennootschap(pen) waarvan hij de economische begunstigde is, en in zoverre het niet gaat om zijn eigen en enige gezinswoning, worden in aanmerking genomen.
Indien de aanvrager het goed niet persoonlijk betrekt, wordt rekening gehouden met de werkelijk ontvangen huurgelden.
Die inkomsten worden als maandelijkse bedragen in rekening gebracht.
3.1.1.7.3 Inkomsten van roerende goederen
Inkomsten uit kapitalen (intresten, premies,…) op bankrekeningen, inkomsten van aandelen, obligaties,
fondsen,… worden in aanmerking genomen.
Die inkomsten worden als maandelijkse bedragen in rekening gebracht.
3.1.1.7.4 Andere bestaansmiddelen
Indien uit de analyse van de situatie blijkt dat de begunstigde beschikt over andere bestaansmiddelen, worden die middelen begroot en in rekening gebracht.
3.1.1.7.5 Kapitalen
Kapitalen op zich worden eveneens in aanmerking genomen, voor zover ze beschikbaar zijn, behoudens gemotiveerde uitzondering, met name door hun bescheidenheid.
3.1.1.7.6 Voordelen
Wanneer een rechtzoekende een inkomen heeft waardoor hij in aanmerking komt voor een pro-Deoadvocaat, maar bijvoorbeeld tegelijk een huis kan bewonen, waarvan de huur betaald wordt door zijn ouders, dan wordt die huur in rekening gebracht.
3.1.1.7.7 Tekenen van gegoedheid4
Het kan bijvoorbeeld gaan om recurrente steun van een derde, meerdere eigendommen, voertuigen, …
Die tekenen van welstand worden begroot en in rekening gebracht.
3.1.1.7.8 Aanduiding
Om de bestaansmiddelen te beoordelen, kan het BJB of de advocaat zich baseren op :
- de indicatieve tabel (zie bijlage bij het compendium juridische tweedelijnsbijstand III.);
- de artikelen 27 tot 33, K.B. van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie (zie bijlage bij het compendium juridische tweedelijnsbijstand IV.).
3.1.1.7.9 Geen rekening houden met
Er wordt daarentegen geen rekening gehouden met:
- occasionele steun van een derde
- de kinderbijslag (ongeacht de wettelijke basis, Belgisch of buitenlands)
- de enige en eigen woning
3.1.1.7.10 Buitengewone schuldenlast
Om het netto-inkomen te bepalen wordt rekening gehouden met de werkelijke lasten voortvloeiend uit een buitengewone schuldenlast.
Om de buitengewone schuldenlast te beoordelen, kan geen rekening worden gehouden met gebruikelijke kosten zoals huur, verwarming, elektriciteit, hypothecaire lening en autolening.
Het is aan de aanvrager om die buitengewone lasten te bewijzen.
Het BJB zal oordelen of de schuldenlast in aanmerking wordt genomen en zo ja, welk gedeelte ervan wordt aangerekend op het netto-inkomen van de aanvrager.
Voor de beoordeling van de buitengewone schuldenlast wordt nagegaan:
- of de schuld effectief wordt (af)betaald;
- welk bedrag op maandbasis, als schuldenlast, tegenover (de) schuldeiser(s), wordt voldaan;
- of de schuld een buitengewoon karakter heeft.
4 Ter vergelijking kan gekeken worden naar de betekenis in het fiscaal recht: ‘Elk teken, of elke indicie die wijst op een hogere graad van gegoedheid dan blijkt uit de aangifte, of gewoon elk teken of elke indicatie van een uitgave die een bepaalde graad van gegoedheid kan laten veronderstellen, kan in aanmerking worden genomen.’
Die beoordeling vraagt een afweging van het beschikbare inkomen van de aanvrager en de omvang van de kosten. Het BJB moet niet nagaan wat de oorzaak van het ontstaan van de schuld is, noch of de last teweeggebracht of veroorzaakt is door de aanvrager zelf.
Er dient niet alleen rekening te worden gehouden met de buitengewone schuldenlast in hoofde van de aanvrager, maar ook met dezelfde schuldenlast van de samenwonende gezinsleden. Het feit dat de rechtzoekende onder budgetbeheer staat van het OCMW betekent niet automatisch dat hij een buitengewone schuldenlast heeft. Dat moet in concreto nagegaan worden.
3.1.1.7.11 De berekening
Bij de berekening van het netto-inkomen, zal men aftrekken:
- de sociale (sociale zekerheid) en fiscale lasten (professionele, roerende, onroerende voorheffingen).
- een bedrag per persoon ten laste (zie 3.1.1.6 persoon ten laste), overeenstemmend met 20 % van het leefloon. Vanaf 1 september 2021 bedraagt dat bedrag 271,47 euro5. In het kader van een scheiding van de ouders en een afwisselend verblijf of co-ouderschap, worden de inkomsten van elk van de ouders verminderd met 271,47 euro per kind dat op die manier ten laste wordt genomen.
- de maandelijkse lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast (zie 3.1.1.7.10 buitengewone schuldenlast)
- het onderhoudsgeld (bijdragen voor de kinderen of alimentatie voor de (ex-)partner) dat effectief werd betaald
Worden daarentegen met name beschouwd als bestaansmiddelen:
- het bedrag dat effectief door de onderhoudsgerechtigde wordt ontvangen, ongeacht of dat gebeurt in de hoedanigheid van (ex-)echtgenoot of ouder
- het voordeel gehaald uit het genot van de woning, wanneer de kosten ten laste worden genomen door een derde die niet samenwoont (zie art. 33 K.B. van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie, zie bijlage bij het compendium juridische tweedelijnsbijstand IV.). Voorbeeld van de ex-partner die veroordeeld wordt om de vroegere gemeenschappelijke lasten met betrekking tot de woning te betalen als alimentatie.
- het “inkomen” uit tekenen en aanwijzingen waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de
aangegeven bestaansmiddelen
- de terugbetaling van de belastingen (aanslagbiljet)
- …
3.1.2 Personen die genieten van een weerlegbaar vermoeden
Art. 508/13/1§2 ingevoegd bij artikel 3 Ger.W. van de wet van 31 juli 2020
§ 2. Behoudens tegenbewijs wordt beschouwd als een persoon wiens bestaansmiddelen onvoldoende zijn in de zin van artikel 508/13 eerste lid:
1° degene die bedragen ontvangt die worden uitgekeerd als leefloon of als maatschappelijke bijstand, minstens op overlegging van de geldige beslissing van het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
5 Het leefloon wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 15 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
2° degene die bedragen ontvangt die worden uitgekeerd als gewaarborgd inkomen voor bejaarden, minstens op overlegging van het jaarlijks attest van de Rijksdienst voor Pensioenen;
3° degene die een inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten ontvangt, minstens op overlegging van de beslissing van de minister tot wiens bevoegdheid de sociale zekerheid behoort of van de door hem afgevaardigde ambtenaar;
4° de persoon die een kind ten laste heeft dat gewaarborgde kinderbijslag ontvangt, minstens op overlegging van het attest van het gewestelijk organisme voor de kinderbijslag (Famifed);
5° de huurder van een sociale woning die in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een huur betaalt die overeenkomt met de helft van de basishuurprijs of die in het Waals Gewest een minimumhuur betaalt, minstens op overlegging van de laatste huurberekeningsfiche;
6° de gedetineerde, op overlegging van bewijsstukken met betrekking tot het statuut van gedetineerde; 7° de beklaagde bedoeld in de artikelen 216quinquies tot 216septies van het Wetboek van Strafvordering;
8° de geesteszieke persoon, wat de toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke betreft, op overlegging van bewijsstukken;
9° de vreemdeling, wat de indiening van het verzoek tot machtiging van verblijf betreft, of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die werd genomen met toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op overlegging van bewijsstukken;
10° de asielaanvrager of de persoon die een aanvraag indient tot verkrijgen van het statuut van ontheemde, op overlegging van bewijsstukken;
11° de persoon belast met overmatige schulden, op overlegging van een verklaring van hem waaruit blijkt dat de toekenning van de juridische tweedelijnsbijstand wordt aangevraagd met het oog op de inleiding van een procedure van collectieve schuldenregeling.
Memorie van toelichting van 4 mei 2016 bij het wetontwerp: Voor die personen moet echter ook de exacte omvang van hun patrimonium worden beoordeeld door het Bureau voor Juridische Bijstand, teneinde zich ervan te vergewissen dat die personen, van wie vermoed wordt dat zij behoeftig zijn, niet over bestaansmiddelen beschikken waardoor zij een beroep zouden kunnen doen op de diensten van een advocaat buiten de juridische bijstand. De verschillende vermoedens van ontoereikend inkomen worden bijgevolg weerlegbaar. |
Bepaalde categorieën personen worden, behoudens tegenbewijs (zie 3.1.2.2 het vermoeden), verondersteld niet te beschikken over voldoende bestaansmiddelen wegens hun bijzondere situatie. Dat vermoeden is weerlegbaar.
Het voordeel van de juridische bijstand eindigt wanneer niet langer voldaan is aan de situatie of wanneer wordt vastgesteld dat het vermoeden weerlegd is (zie 9 het einde van de tussenkomst).
Het gaat om de volgende begunstigden:
3.1.2.1.1 De begunstigde van sommen uitgekeerd als leefloon of maatschappelijke bijstand
Onder maatschappelijke bijstand wordt elke vorm van maatschappelijke bijstand verstaan, in zoverre die recurrent is (medisch; farmaceutisch; verwarming…) evenals de bijstand gelijkwaardig met het leefloon die in voorkomend geval wordt toegekend aan vreemdelingen.
Worden daarentegen niet als maatschappelijke bijstand beschouwd en komen bijgevolg niet in aanmerking voor het vermoeden :
- de gerichte tussenkomst van het OCMW, onder de vorm van een lening of een wisselborgstelling om een huurwaarborg te betalen,
- de situaties van de lokale opvanginitiatieven.
- de uitkeringen die door het OCMW worden betaald aan werklozen die aan het werk worden gezet in het kader van de toepassing van artikel 60 § 7 van de organieke wet van de OCMW’s.
Het loutere feit dat maatschappelijke bijstand wordt gevraagd, geeft geen recht op juridische bijstand, zelfs indien het OCMW geen uitspraak heeft gedaan binnen de wettelijke termijn; de situatie of de bestaansmiddelen van de aanvrager van juridische bijstand moeten in afwachting worden onderzocht.
In geval van bezwaar tegen de beslissing van een OCMW dat de toekenning van maatschappelijke bijstand weigert, wordt het recht op juridische bijstand eveneens beoordeeld volgens de gebruikelijke criteria (situatie of bestaansmiddelen).
3.1.2.1.2 De begunstigde van sommen uitgekeerd als inkomensgarantie voor ouderen (IGO)
Het gaat enkel om de inkomensgarantie voor bejaarden en in geen geval om een ouderdomspensioen. De inkomensgarantie kan volledig op zichzelf staan of een ouderdomspensioen aanvullen .
3.1.2.1.3 De begunstigde van inkomens-vervangende tegemoetkomingen voor gehandicapten
Het weerlegbaar vermoeden geldt enkel voor de personen die een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) ontvangen.
Inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) mag niet verward worden met integratietegemoetkoming (IT) of met de uitkering van het ziekenfonds.
Dergelijke inkomensvervangende tegemoetkoming wordt toegekend aan een persoon met een handicap van tenminste 21 jaar en ten hoogste 65 jaar van wie is vastgesteld dat zijn lichamelijke of psychische toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een gezond persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen (d.w.z. minstens voor 66 % een handicap hebben).
3.1.2.1.4 De persoon die een kind ten laste heeft dat geniet van gewaarborgde gezinsbijslag
Het voordeel van de verhoogde kinderbijslag kan niet worden gelijkgesteld met de gewaarborgde gezinsbijslag.
3.1.2.1.5 De sociale huurder die in het Vlaams en Brussels Hoofdstedelijk Gewest een huur betaalt die gelijk is aan de helft van de basishuurprijs of die in het Waals Gewest een minimumhuur betaalt
De minimumhuur is in werkelijkheid de huur die door bewoners wordt betaald van wie het globale inkomen niet hoger is dan het jaarlijks bedrag van het leefloon voor personen met gezinslast. (Wallonië).
De referentiehuurprijs wordt in aanmerking genomen gelet op de aanpassingen van het sociale huurbesluit van de Vlaamse Regering (Vlaanderen en Brussel-Hoofdstad)6.
3.1.2.1.6 De gedetineerde
6 Geniet een weerlegbaar vermoeden: huurder van een sociale woning die in het Vlaamse Gewest een huurprijs betaalt die gelijk is aan de minimale huurprijs. Voor de berekening van de minimale huurprijs: zie art. 42 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse wooncode.
Alle gedetineerden zijn bedoeld (in een penitentiaire instelling, in een gesloten centrum of een inrichting tot bescherming van de maatschappij) voor alle procedures.
Het vermoeden is enkel van toepassing in gevallen van volledige vrijheidsberoving. Het is dus niet van toepassing in geval van beperkte detentie of in geval van vrijlating onder het stelsel van de elektronische enkelband.
Het vermoeden blijft daarentegen behouden wanneer het gaat om een elektronische enkelband als alternatief voor de preventieve hechtenis (artikel 16 § 1, alinea 2 van de wet betreffende de voorlopige hechtenis) en niet als uitvoeringsmaatregel van de straf.
De geïnterneerde persoon geniet, zolang hij van zijn vrijheid wordt beroofd, eveneens voor elke procedure het vermoeden met betrekking tot de detentie7.
3.1.2.1.7 De beklaagde bedoeld door de artikelen 216quinquies tot 216septies van het Wetboek van Strafvordering
Het gaat dus enkel om de van zijn vrijheid beroofde persoon tegen wie een aanhoudingsmandaat werd uitgevaardigd en niet de beklaagde vermeld door 216quater.
3.1.2.1.8 De geesteszieke persoon voor wat betreft de toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke
Het voordeel van het vermoeden is beperkt tot de procedures vermeld door de wet van 26 juni 1990.
Indien de geesteszieke een advocaat nodig heeft voor een andere situatie dan een aanstelling van ambtswege, is het vermoeden niet van toepassing en worden de middelen onderzocht.
3.1.2.1.9 De vreemdeling, voor de indiening van een verzoek tot machtiging van verblijf of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing genomen in toepassing van de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Wanneer de aanvraag van juridische bijstand een andere procedure betreft (bijvoorbeeld: familiaal geschil, huurgeschil, naturalisatieaanvraag), is het vermoeden niet van toepassing en worden de middelen onderzocht.
Personen die een erkenning als staatloze vragen, vallen niet onder het weerlegbaar vermoeden.
3.1.2.1.10 De asielaanvrager of de persoon die een aanvraag indient van het statuut van ontheemde, op voorlegging van bewijsstukken
Wanneer de aanvraag van juridische bijstand een andere procedure betreft (bijvoorbeeld: familiaal geschil, huurgeschil, naturalisatieaanvraag), is het vermoeden niet van toepassing en worden de middelen onderzocht.
3.1.2.1.11 De persoon belast met overmatige schulden met het oog op de inleiding van een procedure van collectieve schuldenregeling
Het vermoeden geldt enkel met het oog op de inleiding van een procedure tot collectieve schuldenregeling. Eenmaal toegestaan, geniet de rechtzoekende niet langer van dat vermoeden.
7 Vanaf zijn invrijheidstelling, spreekt het voor zich dat de geïnterneerde persoon terug onder het gemene stelsel valt en zijn financiële situatie zal moeten bewijzen, uitgezonderd de gevallen van aanstelling van ambtswege in de zin van artikel 508/22 Ger.W.
Memorie van toelichting van 4 mei 2016 bij het wetsontwerp Voor die personen moet echter ook de exacte omvang van hun patrimonium worden beoordeeld door het Bureau voor Juridische Bijstand, teneinde zich ervan te vergewissen dat die personen, van wie vermoed wordt dat zij behoeftig zijn, niet over bestaansmiddelen beschikken waardoor zij een beroep zouden kunnen doen op de diensten van een advocaat buiten de juridische bijstand. De verschillende vermoedens van ontoereikend inkomen worden bijgevolg weerlegbaar. |
In de wet van 31 juli 2020 artikel 508/13/1 §2 worden de categorieën van personen die verondersteld worden niet te beschikken over voldoende bestaansmiddelen opgesomd.
Het vermoeden geldt zolang de begunstigde van de juridische bijstand zich in een van de hierboven vermelde situaties bevindt.
Zodra die situatie eindigt, wordt het behoud van het voordeel van de kosteloosheid beoordeeld volgens de gebruikelijke criteria.
Zo nodig zal de advocaat een verzoek tot intrekking van juridische bijstand neerleggen (zie 9.13 intrekking juridische bijstand).
Het gaat om een weerlegbaar vermoeden van onvoldoende bestaansmiddelen.
A priori vanaf het moment dat de aanvrager van juridische bijstand onder een van die categorieën valt, wordt hij verondersteld niet te genieten van voldoende bestaansmiddelen.
De toegang tot de juridische bijstand en rechtsbijstand is in zekere zin dus vereenvoudigd. De BJB’s hebben echter steeds de mogelijkheid om dat vermoeden, hetzij ambtshalve, hetzij op vraag van de advocaat, te weerleggen, door de voorlegging te vragen van alle informatie en elk nuttig document.
Die situatie kan zich met name voordoen indien aanwijzingen worden ontdekt dat andere bestaansmiddelen aanwezig zijn dan die waarvan de aanvrager wordt verondersteld te genieten.
3.1.3 De minderjarige: onweerlegbaar vermoeden
Art. 508/13/1 §4 ingevoegd bij art. 3 Ger.W. van de wet van 31 juli 2020 § 4. De minderjarige geniet van de volledige kosteloosheid op voorlegging van zijn identiteitskaart of van enig ander document waaruit zijn staat blijkt. |
De minderjarige geniet van de volledige kosteloosheid, ongeacht zijn situatie.
Vanaf de leeftijd van 18 jaar, moet het recht op juridische bijstand beoordeeld worden volgens de gebruikelijke criteria (weerlegbaar vermoeden of bestaansmiddelen).
De minderjarige die meerderjarig is geworden en die verschijnt in het kader van de wet betreffende de jeugdbescherming voor feiten gepleegd toen hij minderjarig was, wordt beschouwd als minderjarige en blijft genieten van het onweerlegbaar vermoeden.
Dat geldt ook voor de minderjarige die een GAS-boete krijgt (voor feiten gepleegd tijdens minderjarigheid) en die desgevallend voor een rechtbank verschijnt.
Wanneer de ouders qualitate qua tussenkomen voor hun kind dat niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, wordt geen rekening gehouden met hun inkomsten. Dat mag niet verward worden met het optreden van de ouders in eigen naam bijvoorbeeld als burgerrechtelijk aansprakelijke partij.
3.1.4 Voor te leggen stukken
Art. 508/13/1 §3 en 508/13/2 alinea 7 ingevoegd bij de artikelen 3 en 4 Ger.w. van de wet van 31 juli 2020 Het bureau voor juridische bijstand kan hetzij aan de rechtzoekende hetzij aan derden, inclusief overheidsinstanties, alle informatie opvragen die nuttig wordt geacht, waaronder het laatste aanslagbiljet, om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van de juridische tweedelijnsbijstand zijn vervuld. |
De bewijsstukken van de situatie en de bestaansmiddelen worden door de aanvrager van juridische bijstand gelijktijdig met zijn aanvraag voorgelegd. Op de aanvrager rust de last om te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet.
Het BJB heeft in elk geval de bevoegdheid om alle nuttige informatie te vragen aan derden Er moet worden opgemerkt dat, in tegenstelling tot artikel 676 van het Gerechtelijk Wetboek dat de ondervraagde ambtenaar van de Administratie van Financiën van het beroepsgeheim ontheft, niets is voorzien in de artikelen 508/13, 508/13/1 §3 en 508/13/2 van het Gerechtelijk Wetboek.
Behalve voor de categorieën die genieten van een vermoeden (zie ten aanzien van elk van die categorieën), voorziet de wet van 31 juli 2020 Ger.W., artikelen 508/13/1 §1 en 508/13/2 dat de situatie wordt beoordeeld door ‘elk document is te beoordelen door het Bureau voor Juridische Bijstand. De wetgever heeft de documenten bestempeld als ‘met betrekking tot’, ‘nuttig’, ‘het laatste aanslagbiljet’ maar heeft geen lijst opgesteld.
3.1.4.1 Waarop moet men letten?
- De situatie weergegeven door de voorgelegde documenten mag niet ouder dan zijn twee maanden voorafgaand aan de aanvraag van de juridische bijstand. Indien de documenten ouder zijn, kan geen enkele aanstelling worden toegekend.
- In geval van spoedeisendheid kan het BJB een termijn van maximaal 15 dagen toekennen aan de aanvrager van juridische bijstand voor de voorlegging van de stukken. (artikel 508/14 Ger.W.).
De juridische bijstand wordt provisioneel toegekend en de aanvrager wordt op de hoogte gebracht van het feit dat bij gebrek aan voorlegging van de stukken binnen die termijn, er van rechtswege een einde zal worden gemaakt aan de juridische bijstand (zie 9.13 intrekking juridische bijstand).
De prestaties die worden verricht binnen die termijn van spoedeisendheid zullen vergoed worden.
- De “bewijsstukken” vermeld in art. 1 § 2, 6°-10° van het Koninklijk Besluit van 18 december 2003, zijn bovenop het typeformulier, naargelang het geval, het attest van de detentie, de oproeping om onmiddellijk te verschijnen, het bericht van vaststelling van de vrederechter, het document betreffende het verblijf of de asielaanvraag.
- De aangestelde advocaat actualiseert de documenten die de situatie van zijn cliënt weerspiegelen zodra hij kennis neemt van een wijziging van de situatie (bijvoorbeeld verkrijgen of veroordeling tot betaling van een alimentatie, meerderjarigheid van een kind ten laste, nieuwe samenwoning, aanzienlijke tijdspanne tussen twee prestaties). Als de rechtzoekende een leefloon ontvangt van het OCMW geldt dergelijke beslissing van het OCMW slechts voor één jaar en dient dat opnieuw nagekeken te worden.
Het loutere tijdsverloop volstaat niet om het behoud van de juridische tweedelijnsbijstand in vraag te stellen.
- Indien de voorwaarden wijzigen die de begunstigde hebben toegestaan een beroep te doen op gedeeltelijke of volledige kosteloze juridische tweedelijnsbijstand, legt de wet aan de begunstigde op dat onmiddellijk aan zijn advocaat te melden.
- De bewijsstukken moeten bijgevoegd worden in het elektronisch dossier.
3.1.4.2 Personen met onvoldoende inkomsten
De rechtzoekende die juridische tweedelijnsbijstand wil aanvragen en meent over onvoldoende inkomsten te beschikken, brengt de volgende documenten mee (te voegen bij het elektronisch dossier):
✓ Het aanvraagformulier volledig ingevuld, gedateerd en ondertekend (zie bijlage bij het compendium juridische tweedelijnsbijstand I.);
✓ Een recent (niet ouder dan twee maanden) attest van samenstelling van gezin dat toelaat om na te gaan of de aanvrager van juridische bijstand a priori alleenstaand of samenwonend is;
✓ Recente (niet ouder dan twee maanden) documenten die de inkomsten en bestaansmiddelen bewijzen van de aanvrager van juridische bijstand en in voorkomend geval van de personen die hem ten laste zijn of die met hem samenwonen, naargelang van de situatie of de verklaringen van de aanvrager, zoals:
- Bewijzen van lonen/wedden van ten minste de laatste twee maanden (ook diensten-, maaltijd-, opleidings- en ecocheques, ander voordelen,…)
⮚ Indien loon/wedde: nagaan of de loonfiche van een volledige gewerkte maand voorligt. Indien vakantie (onbezoldigd) vragen naar een extra loonfiche van een volledige gewerkte maand;
⮚ Indien loon of uitkering onder het bestaansminimum steeds nagaan of er opleg is van een andere instantie;
⮚ Indien tijdskrediet op de loonfiche: aard tijdskrediet en regime zodat de bijkomende stukken opgevraagd kunnen worden: bv. Bij ouderschapsverlof nog een uitkering RVA en meestal een premie van de Vlaamse Overheid;
⮚ Indien weerverlet, economisch werkloos… attest RVA of vakbond opvragen
⮚ Indien loon via individuele beroepsopleiding (IBO) contract: loonfiche VDAB en opleg RVA
⮚ Indien deel van het loon ten laste van de RVA (Activa,…): attest RVA of van de vakbond
- Het bewijs van het ziekenfonds of van een hulpkas voor werkloosheidsuitkering met vermelding van het dagbedrag, indien ziekte (na gewaarborgde periode) op de loonfiche: attest ziekenfonds;
- Attest schuldbemiddelaar met exacte bedrag van het leefgeld (op maandbasis) evenals het exacte bedrag van de vaste maandelijkse kosten (huur, nutsvoorzieningen, geneeskundige verzorgingen, …) en met duidelijke vermelding van het bedrag van de kinderbijslag die door de schuldbemiddelaar bovenop het leefgeld rechtstreeks wordt betaald;
- Voor de ondernemer: onder andere de jaarlijkse fiche 281.50 én de laatste btw–aangifte, in voorkomend geval een attest van de boekhouder;
- Bankuittreksels (pensioen, onderhoudsgeld, ziekte-uitkering, ontvangen huurgelden, …) en de saldi van
de bankrekeningen van de laatste twee maanden;
- Periodieke overzichten van interim-bureaus. Bij interim-arbeid: attest van het interimkantoor met vermelding van de gewerkte maand, aantal gewerkte dagen, bruto- en nettoloon;
- De verkeersbelasting ;
- In geval van verklaring van ontbreken van inkomen brengt deze persoon – voor zover als mogelijk – de attesten OCMW, RVA en ziekenfonds bij waaruit blijkt dat hij geen uitkering ontvangt;
- Schoolattesten van de kinderen waaruit blijkt dat de kinderen schoolgaand zijn en/of onder leercontract vallen: loonfiches of attesten waaruit blijkt dat er enkel onbezoldigde stages zijn.
- Schoolattesten van meerderjarige kinderen: De aanvrager zal hierbij elk ander inkomen melden;
- Prestatie in het kader van Salduz-wet indien persoon aangehouden: vereenvoudigd aanvraagformulier (zie bijlage bij het compendium juridische tweedelijnsbijstand II.)
- Prestatie in het kader van Salduz-wet indien enkel telefonische afstandsconsult, of telefonische afstandsconsult waarna een andere advocaat bijstand verleent: print Salduz-webapplicatie;
- Het aanslagbiljet van de onroerende voorheffing;
- …
✓ Het laatste aanslagbiljet8 van elk van de meerderjarige leden van het gezin.
3.1.4.3 Personen met een weerlegbaar vermoeden
De rechtzoekende die meent over een weerlegbaar vermoeden te beschikken, brengt de volgende documenten mee (die gevoegd worden bij het elektronisch dossier):
✓ Het aanvraagformulier volledig ingevuld en ondertekend uitgezonderd voor de persoon van de geesteszieke voor wat betreft de toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke (Audit 2019)
✓ Recente (niet ouder dan twee maanden) documenten die het vermoeden bewijzen van de aanvrager van juridische bijstand :
1. degene die bedragen geniet uitgekeerd als leefloon of als maatschappelijke bijstand, minstens op voorlegging van de geldige beslissing van het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn; Het attest van het OCMW - niet ouder dan twee maanden - met bepaling van de categorie, het bedrag en de duur van de toekenning volstaat.
2. degene die bedragen geniet uitgekeerd als gewaarborgd inkomen voor bejaarden, minstens op voorlegging van het jaarlijks attest van de Rijksdienst voor Pensioenen;
8 De OVB volgt sinds 01.09.2016 de wettelijke bepaling: het bureau voor juridische bijstand kan hetzij aan de rechtzoekende hetzij aan derden, inclusief overheidsinstanties, alle informatie opvragen die nuttig wordt geacht, waaronder het laatste aanslagbiljet, om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van de juridische tweedelijnsbijstand zijn vervuld. Het BJB bepaalt in welke dossiers zij dit nuttig acht.
3. degene die een inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten geniet, minstens op voorlegging van de beslissing van de minister tot wiens bevoegdheid de sociale zekerheid behoort of van de door hem afgevaardigde ambtenaar;
Die beslissing kan vervangen worden door een printscreen van het statuut van de betrokkene via de website xxx.xxxxxxxx.xxxxxxx.xx met de vermelding dat hij de inkomensvervangende tegemoetkoming op zijn minst ontvangt, aangevuld door een recent rekeninguittreksel van de betaling van de FOD.
4. de persoon die een kind ten laste heeft dat gewaarborgde kinderbijslag geniet, minstens op voorlegging van het attest van het Federaal agentschap voor de kinderbijslag (Famifed). Het rekeninguittreksel met de laatste betaling wordt toegevoegd als de beslissing ouder is dan twee maanden;
5. de huurder van een sociale woning die in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een huur betaalt die overeenkomt met de helft van de basishuurprijs of die in het Waals Gewest een minimumhuur betaalt, minstens op voorlegging van de laatste huurberekeningsfiche; Indien de huurberekeningsfiche (vaak jaarlijks) ouder is dan twee maanden moet bewezen worden dat het daarin bedoelde bedrag nog actueel is.
6. de gedetineerde, op voorlegging van bewijsstukken met betrekking tot het statuut van gedetineerde;
Het bewijs van hechtenis moet meegedeeld worden (gevangenisbriefje, aanhoudingsmandaat, beschikking van of oproeping voor de raadkamer, vraag tot aanstelling van een advocaat door de griffie van de gevangenis of onderzoeksrechter,…)
7. de beklaagde bedoeld in de artikelen 216quinquies tot 216septies van het Wetboek van Strafvordering,
bewijsstukken bijvoorbeeld de oproep van de PK of de beschikking van de rechtbank,…;
8. de persoon van de geesteszieke voor wat betreft de toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, op voorlegging van bewijsstukken bijvoorbeeld de beschikking van het vredegerecht,…
9. de vreemdeling, voor wat betreft de indiening van het verzoek tot machtiging van verblijf, of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die genomen werd met toepassing van de wetten betreffende de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op voorlegging van bewijsstukken bijvoorbeeld een bijlage afgeleverd door de DVZ, identiteitsbewijs,…;
10. de asielaanvrager of de persoon die een aanvraag indient van het statuut van ontheemde, op voorlegging van bewijsstukken bijvoorbeeld een bijlage afgeleverd door de DVZ, identiteitsbewijs,…;
11. de persoon belast met overmatige schulden op voorlegging van een verklaring van hem waaruit blijkt dat de toekenning van de juridische tweedelijnsbijstand aangevraagd wordt met het oog op de inleiding van een procedure van collectieve schuldenregeling.
3.1.4.4 Personen met een onweerlegbaar vermoeden
De minderjarige geniet van de volledige kosteloosheid op voorlegging van zijn identiteitskaart of van enig ander document waaruit zijn staat blijkt.
3.2 de bedragen
De artikelen 508/13/1 en 508/13/2 bepalen de bedragen van de inkomstengrenzen en de vermindering van de persoon ten laste voor de toekenning van de volledige en gedeeltelijke kosteloosheid alsook de categoriën van de verschillende vermoedens.
De wet van 31 juli 2020 Ger.W. gepubliceerd in het Belgische Staatsblad op 6 augustus 2020 treedt in werking op 1 september 2020.
Waarvoorheen de inkomstengrenzen in een Koninklijk Besluit stonden en jaarlijks werden aangepast staan de bedragen en hun evolutie in de wet.
Artikel 508/13/4 Ger.W. ingevoegd bij artikel 6 van de wet van 31 juli 2020 § 1. De bedragen vastgesteld in artikel 508/13/1, eerste lid, 1° en 2°, en in artikel 508/13/2, eerste lid, 1° en 2°, worden op 1 september 2021, 2022 en 2023 telkens verhoogd met een vast bedrag van 100 euro. § 2. Vanaf 1 september 2024, worden de in artikel 508/13/1, eerste lid, 1° en 2°, en in artikel 508/13/2, eerste lid, 1° en 2°, bepaalde bedragen telkens op 1 september aangepast, rekening houdend met de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand juli van elk jaar, daartoe berekend en benoemd zoals geregeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ‘s lands concurrentievermogen. Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand juli 2023. Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer leidt tot een verhoging of een verlaging van de bedragen overeenkomstig de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt tot op een euro en naar boven afgerond. § 3. De nieuwe bedragen worden jaarlijks bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Ze treden in werking op 1 september van het jaar van de aanpassing.” |
De inkomstengrenzen worden jaarlijks op 1 september 2022 en 1 september 2023 verhoogd met 100 euro. Vanaf 1 september 2024 wordt er rekening gehouden met de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand juli van elk jaar.
Hierbij een overzicht van de bedragen sinds 1 september 2016
alleenstaande | samenwonende of gehuwd | persoon ten laste | |||
volledige kosteloosheid | gedeeltelijke kosteloosheid | volledige kosteloosheid | gedeeltelijke kosteloosheid | ||
01.09.2016 | 978,00 | 1.255,00 | 1.255,00 | 1.531,00 | 166,74 |
01.06.2017 | 978,00 | 1.255,00 | 1.255,00 | 1.531,00 | 176,95 |
01.09.2017 | 994,00 | 1.276,00 | 1.276,00 | 1.556,00 | 178,54 |
01.07.2018 | 994,00 | 1.276,00 | 1.276,00 | 1.556,00 | 184,54 |
01.09.2018 | 1.011,00 | 1.298,00 | 1.298,00 | 1.583,00 | 188,22 |
01.09.2019 | 1.026,00 | 1.317,00 | 1.317,00 | 1.607,00 | 188,22 |
01.01.2020 | 1.026,00 | 1.317,00 | 1.317,00 | 1.607,00 | 190,58 |
01.03.2020 | 1.026,00 | 1.317,00 | 1.317,00 | 1.607,00 | 194,39 |
01.09.2020 | 1.226,00 | 1.517,00 | 1.517,00 | 1.807,00 | 259,18 |
01.09.2021 | 1.326,00 | 1.617,00 | 1.617,00 | 1.907,00 | 271,47 |
01.09.2022 | 1.426,00 | 1.717,00 | 1.717,00 | 2.007,00 | 20% leefloon |
01.09.2023 | 1.526,00 | 1.817,00 | 1.817,00 | 2.107,00 | 20% leefloon |
01.09.2024 | index | index | index | index | index |
4.AANVRAAG EN BESLISSING
Art. 508/9 Ger.W. § 1 Voor het verkrijgen van gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand verwijzen de personen die de juridische eerstelijnsbijstand verlenen de aanvrager door naar het bureau. Het bureau wijst een advocaat aan, die de aanvrager heeft gekozen op de in artikel 508/7 bedoelde lijst. Het bureau stelt de advocaat in kennis van zijn aanwijzing. De advocaat wiens naam op de lijst voorkomt en tot wie een rechtzoekende zich heeft gewend zonder zich eerst bij het bureau aan te melden, vraagt aan het bureau de toestemming om aan zijn cliënt de juridische tweedelijnsbijstand te verlenen, indien hij van oordeel is dat deze aanspraak kan maken op gedeeltelijke of volledige kosteloosheid. De advocaat zendt de in artikel 508/13 bedoelde stukken over aan het bureau. In spoedeisende gevallen mag de persoon die geen advocaat heeft zich rechtstreeks tot de advocaat van de wachtdienst wenden. Die advocaat verleent hem juridische bijstand en vraagt aan het bureau bevestiging van zijn aanwijzing. § 2 Een advocaat die optreedt met toepassing van dit hoofdstuk, mag zich in geen geval rechtstreeks tot de rechthebbende richten met het oog op de betaling van de honoraria en kosten, tenzij het bureau hem in spoedeisende gevallen toestemming verleent om voorschotten te innen. |
Art. 508/12 Ger.W. Behalve in spoedeisende gevallen of wanneer het bureau er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd, is het de advocaten verboden juridische tweedelijnsbijstand te verlenen voor de zaken waarin ze zijn opgetreden in het raam van de in artikel 000/0 xxxxxxxx juridische eerstelijnsbijstand. |
Art. 508/14 Ger.W. gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020, art. 7 De aanvraag tot gedeeltelijke of volledige kosteloosheid wordt mondeling of schriftelijk gedaan door de aanvrager of zijn advocaat wiens naam voorkomt op de lijst bedoeld in artikel 508/7. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, mag de aanvraag eveneens ingediend worden via de bevoegde autoriteiten, in de zin van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen. Behalve in spoedeisende gevallen worden alle in artikelen 508/13, 508/13/1 en 508/13/2 alinea’s 1 en 8 bedoelde bewijsstukken bij de aanvraag gevoegd. In spoedeisende gevallen kan door het bureau het voordeel van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid voorlopig worden toegekend aan de aanvrager zonder overlegging van alle of een deel van de bewijsstukken bedoeld in artikelen 508/13, 508/13/1 en 508/13/2 alinea’s 1 en 8. In dat geval moet de aanvrager de bewijsstukken overleggen binnen een termijn bepaald door het Bureau voor Juridische Bijstand doch die niet meer bedraagt dan vijftien dagen te rekenen vanaf de dag van de beslissing. Indien de bewijsstukken niet worden ingediend binnen die termijn, wordt de juridische bijstand van rechtswege beëindigd. Het bureau oordeelt op stukken bij zijn beslissing over de aanvraag tot gedeeltelijke of volledige kosteloosheid. De aanvrager of, in voorkomend geval, zijn advocaat, wordt gehoord op zijn verzoek of indien het bureau dat nodig acht. De aanvragen betreffende zaken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond lijken, worden geweigerd. Xxxxxxx meerdere advocaten tegelijk worden aangesteld voor eenzelfde persoon in het kader van een zelfde procedure, wordt de vergoeding verdeeld zonder dat de totale vergoeding hoger kan zijn dan deze die zou zijn toegekend bij de aanstelling van één enkele advocaat. |
Elke advocaat die vermoedt of weet dat de cliënt die hem raadpleegt, beantwoordt aan de voorwaarden om juridische tweedelijnsbijstand te genieten, heeft de deontologische plicht de cliënt hiervan te informeren.9
4.1 De aanvraag
4.1.1 Aanvraag door wie?
De aanvraag van de rechtzoekende kan op verschillende wijzen worden ingediend:
- door de advocaat tot wie de rechtzoekende zich richt10:
- door de rechtzoekende zelf door zich rechtstreeks te wenden tot het plaatselijke BJB, al dan niet op doorverwijzing door de dienst die juridische eerstelijnsbijstand verschaft;
- door een bijstandsorganisatie namens de rechtzoekende (OCMW, wetswinkel, vluchthuis of andere);
- door de bevoegde autoriteiten in de zin van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (zie 4.1.3 grensoverschrijdende juridische bijstand);
Art. 508/12 Ger.W. bepaalt dat behalve in spoedeisende gevallen of wanneer het bureau er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd, het de advocaten verboden is juridische tweedelijnsbijstand te verlenen voor de zaken waarin ze zijn opgetreden in het kader van de in artikel 508/4 Ger.X. xxxxxxxx juridische eerstelijnsbijstand.
4.1.2 Aanvraag bij wie? / territoriale bevoegdheid BJB
Het territoriaal bevoegde BJB is het BJB waar het verzoek tot juridische tweedelijnsbijstand wordt ingediend. De rechtzoekende kan zich richten tot het BJB. Indien er geen band is met het aangezochte BJB
(woonplaats/verblijfplaats rechtzoekende, ligging rechtbank…), kan het BJB het verzoek overmaken, dan wel de
rechtzoekende doorverwijzen.
Indien de advocaat de aanvraag indient namens de rechtzoekende, doet hij dat bij het BJB ressorterend onder de Orde van Advocaten waar hij is opgenomen op de lijst tweedelijnsbijstand van die Orde.
Bij een ambtshalve aanstelling is het de plaats van de procedure die de bevoegdheid bepaalt.11
4.1.3 Grensoverschrijdende juridische bijstand
Art. 508/24 Ger.W.
§ 1 De Federale Overheidsdienst Justitie is de bevoegde autoriteit belast met de verzending en de ontvangst van het verzoek met betrekking tot de grensoverschrijdende geschillen in de zin van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen.
§ 2 Het Bureau voor Juridische Bijstand is eveneens bevoegd om de verzoeken om juridische bijstand of rechtsbijstand op het grondgebied van een andere Lidstaat van de Europese Unie, in ontvangst te nemen.
In dat geval stuurt het dit verzoek dadelijk door naar de Federale Overheidsdienst Justitie die het, na vertaling in een taal erkend door de Staat van bestemming, binnen de vijftien dagen ter kennis brengt van de bevoegde autoriteit van dat land.
§ 3 Om de verzending van de verzoeken te vergemakkelijken wordt gebruik gemaakt van de modelformulieren
voor de verzoeken en voor de verzending ervan, bedoeld in artikel 16 van de in § 1 bedoelde richtlijn.
9 Codex Deontologie voor Advocaten – OVB, artikel 89 (oude nummering: art III.1.8.1)
10 De advocaat moet opgenomen zijn op de lijst vermeld in art. 508/7 Ger.W. (zie 2 de advocaat: welke advocaat)
11 Zie 4.2.1.2 ambtshalve aanstellingen
§ 4 Wanneer het verzoek via de in § 1 bedoelde autoriteit wordt ingediend, komen de kosten voor de vertaling van dat verzoek en van de vereiste begeleidende stukken ten laste van het Rijk. Zij worden vastgesteld op de wijze bepaald in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
§ 5 Xxxxxxx een persoon juridische bijstand heeft genoten in een lidstaat van de Europese Unie, waarvan de rechter de beslissing heeft gewezen, geniet hij juridische bijstand wanneer de beslissing in België moet worden erkend, uitvoerbaar verklaard of ten uitvoer gelegd.
§ 6 De in § 1 bedoelde overheid weigert het verzoek te verzenden indien het kennelijk ongegrond is of indien het kennelijk buiten het toepassingsgebied van de in § 1 bedoelde richtlijn valt. Bij het nemen van een besluit over de gegrondheid van een verzoek wordt het belang van de betrokken zaak voor de verzoeker in overweging genomen. De beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed en bij gewone brief ter kennis gebracht van de verzoeker.
Art. 508/25 Ger.W. De persoon die niet over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt in de zin van artikel 508/13, kan evenwel juridische bijstand genieten indien hij het bewijs levert dat hij de kosten niet kan dragen als gevolg van de verschillen in de kosten van levensonderhoud tussen de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft en België. |
Wanneer een rechtzoekende in het buitenland verblijft maar een advocaat nodig heeft in België moet de rechtzoekende voldoen aan de inkomensvoorwaarden die in België gelden.
De centrale overheidsdienst juridische bijstand van de FOD Justitie is bevoegd om de aanvragen tot juridische bijstand en rechtsbijstand van een inwoner van een andere lidstaat van de Europese Unie te ontvangen. Die dienst is eveneens bevoegd voor de verzending van dergelijke verzoeken van Belgische inwoners voor het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie.
De centrale overheidsdienst is enkel bevoegd in burgerlijke en handelszaken (met uitzondering van fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken).
Voor strafzaken moet een aanvraag tot juridische bijstand of rechtsbijstand rechtstreeks worden gericht aan de rechtbank waar de procedure gevoerd wordt of – indien bestaand – aan het plaatselijk bureau voor rechtsbijstand.
4.1.4 Hoe de aanvraag indienen?
Art. 508/13 Ger.W. De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig kosteloos zijn voor wie over ontoereikende bestaansmiddelen beschikt en voor de met hen gelijkgestelde personen. De juridische tweedelijnsbijstand wordt niet toegekend als en in de mate dat de begunstigde een beroep kan doen op de tussenkomst van een derde betaler. Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake kosteloosheid. Daartoe machtigt de Koning het bureau voor juridische bijstand ertoe niet alleen aan de rechtzoekende maar ook aan derden bewijsstukken te vragen volgens de nadere regels die Hij bepaalt. Het bureau bewaart een afschrift van de stukken. Indien de voorwaarden die de begunstigde hebben toegestaan een beroep te doen op gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wijzigen, meldt de begunstigde dit onmiddellijk aan zijn advocaat. |
kader
De advocaat vraagt een aanstelling per (zie 15.5 becommentarieerde puntenlijst).
De advocaat dient de aanvraag in vóór het verlenen van prestaties. Aanvragen tot retroactieve aanstellingen zijn niet mogelijk.
In geval van goedkeuring van de aanvraag, kunnen prestaties binnen een termijn van een maand vóór indiening van de aanvraag worden vergoed. Prestaties geleverd meer dan een maand voorafgaand aan het indienen van de aanvraag worden niet vergoed ook al voldeed de rechtzoekende op dat ogenblik aan de voorwaarden voor juridische bijstand.
Voor de OVB:
De advocaat is verplicht de aanvraag van de rechtzoekende in te dienen via de daartoe bestemde webapplicatie.
De OBFG heeft een gelijkaardig systeem.
4.1.4.2 Door een niet-advocaat
Wanneer de aanvraag niet wordt ingediend door een advocaat, wordt de aanvraag ofwel mondeling ofwel schriftelijk ingediend. Er kan gebruik gemaakt worden van alle mogelijke communicatiemiddelen zonder dat het daarvoor noodzakelijk is dat de rechtzoekende in persoon voor het BJB verschijnt.
Art. 508/13 Ger.W. Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake kosteloosheid. … Daartoe machtigt de Koning het bureau voor juridische bijstand ertoe niet alleen aan de rechtzoekende maar ook aan derden bewijsstukken te vragen volgens de nadere regels die Hij bepaalt. |
Artikel 508/13/1 §3 en 508/13/2 alinea 7 artikel 3 en 4 ingevoegd bij de wet van 31 juli 2020
Het bureau voor juridische bijstand kan hetzij aan de rechtzoekende hetzij aan derden, inclusief overheidsinstanties, alle informatie opvragen die nuttig wordt geacht, waaronder het laatste aanslagbiljet, om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van de juridische tweedelijnsbijstand zijn vervuld
Art. 508/14 Ger.W. gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020, Behalve in spoedeisende gevallen worden alle in artikelen 508/13, 508/13/1 en 508/13/2 alinea’s 1 en 8 bedoelde bewijsstukken bij de aanvraag gevoegd. |
De aanvraag is pas geldig nadat de bewijsstukken bij het BJB zijn ingediend die aantonen dat de bestaansmiddelen van de rechtzoekende ontoereikend zijn12. De bewijsstukken ingediend op het ogenblik van de aanvraag mogen niet ouder zijn dan twee maanden.
De bewijsstukken worden voorgelegd op het ogenblik van het indienen van de aanvraag, behoudens in geval van spoedeisendheid (zie 4.1.5.3 spoedeisende gevallen).
Het BJB kan steeds om bijkomende bewijsstukken vragen overeenkomstig artikel 508/13/1 en 508/13/2 Ger.W. (zie 4.1.5.2 bijkomende stukken).
12 Zie 3.1.4 voor te leggen stukken
Art. 508/13 Ger.X. xxxxxx 1 De juridische tweedelijnsbijstand wordt niet toegekend als en in de mate dat de begunstigde een beroep kan doen op de tussenkomst van een derde betaler. |
De advocaat is verplicht na te gaan of de cliënt aanspraak kan maken op de tussenkomst van een verzekering rechtsbijstand.
De juridische tweedelijnsbijstand wordt niet toegekend als en in de mate dat de begunstigde een beroep kan doen op de tussenkomst van een derde betaler.
4.1.5 Beoordeling aanvraag
Art. 508/14 Ger.W. Het bureau oordeelt op stukken bij zijn beslissing over de aanvraag tot gedeeltelijke of volledige kosteloosheid. De aanvrager of, in voorkomend geval, zijn advocaat, wordt gehoord op zijn verzoek of indien het bureau dat nodig acht. |
Wanneer het BJB dit nodig acht of wanneer de aanvrager of zijn advocaat dit vragen, zal de rechtzoekende of zijn advocaat worden gehoord.
Art. 508/15 Ger.W. Behoudens in spoedeisende gevallen wordt aan de aanvrager en, in voorkomend geval, aan zijn advocaat kennis gegeven van de beslissing binnen vijftien dagen na de aanvraag. Elke beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed. De kennisgeving ervan moet nuttige informatie bevatten om het beroep bepaald bij artikel 508/16 in te stellen. |
Het BJB beoordeelt de aanvraag binnen een termijn van vijftien dagen en deelt zijn beslissing ter kennis mee aan de aanvrager of aan zijn advocaat.
Een beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed en is vatbaar voor hoger beroep (zie 12 beroepsmogelijkheden tegen beslissing BJB).
Als het BJB van oordeel is dat de voorgelegde stukken niet volstaan om de aanvraag te beoordelen, kan het om bijkomende stukken verzoeken.
Indien de bijkomende stukken worden ingediend én de aanvraag wordt goedgekeurd door het BJB, worden de geleverde prestaties door de advocaat vergoed.
Indien de bijkomende stukken worden ingediend én de aanvraag wordt geweigerd, heeft de advocaat geen recht op vergoeding van geleverde prestaties.
Art. 508/14 Ger.W. gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020 In spoedeisende gevallen kan door het Bureau voor Juridische Bijstand het voordeel van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid voorlopig worden toegekend aan de aanvrager zonder overlegging van alle of een deel van de bewijsstukken bedoeld in artikelen 508/13, 508/13/1 en 508/13/2 alinea’s 1 en 8. In dat geval moet de aanvrager de bewijsstukken overleggen binnen een termijn bepaald door het Bureau voor Juridische Bijstand die niet meer bedraagt dan vijftien dagen te rekenen vanaf de dag van de beslissing. Indien de bewijsstukken niet worden ingediend binnen die termijn, wordt de juridische bijstand van rechtswege beëindigd. |
Het BJB beoordeelt de spoedeisendheid.
Een spoedeisend geval in het kader van art. 508/14 Ger.W. is het geval waarbij de rechtzoekende zijn advocaat niet kan inlichten over het al dan niet voldoen aan de voorwaarden voor de aanstelling in het kader van de tweedelijnsbijstand, vooraleer die advocaat enige prestaties verricht.
Een gebrek aan zorgvuldigheid door de rechtzoekende en/of zijn advocaat mag daarvan niet aan de oorzaak liggen.
Indien het BJB oordeelt dat een aanstelling niet spoedeisend is, wordt de gewone aanstellingsprocedure gevolgd.
Indien het BJB een aanstelling geeft op basis van spoedeisendheid, bepaalt het BJB de termijn (maximaal 15 dagen) waarbinnen de stukken moeten worden bijgebracht, maar wanneer de bewijsstukken niet worden ingediend binnen die termijn, wordt de juridische bijstand van rechtswege beëindigd.
Indien de bewijsstukken wel tijdig worden binnengebracht, wordt het dossier opnieuw voorgelegd aan het BJB dat zal oordelen over de aanvraag.
Bij gebrek aan voorlegging van de stukken binnen de voorziene termijn wordt er van rechtswege automatisch een einde gemaakt aan de juridische bijstand zonder weigeringsbeslissing.
De advocaat heeft recht op een vergoeding van de door hem geleverde prestatie binnen deze maximumtermijn van 15 dagen13.
Voor de OVB:
De advocaat zal via de webapplicatie een notificatie ontvangen dat het een spoedeisend dossier betreft dat van rechtswege eindigt. De rechtzoekende ontvangt geen bijkomend bericht. De aanstelling zal duidelijk vermelden dat het een spoedeisende aanstelling betreft met een beperkte termijn (maximaal 15 dagen).
Voor de OBFG:
De aanstellingen via Back vermelden eveneens dat bij een gebrek aan het tijdig indienen van de bewijsstukken de juridische bijstand wordt beëindigd.
4.1.5.4 Kennelijk ongegronde en kennelijk onontvankelijke aanvragen
Art. 508/14 Ger.W. De aanvragen betreffende zaken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond lijken, worden geweigerd |
13 Opgelet: de termijn van 15 dagen betreft een maximum termijn opgelegd door de wet. Het BJB kan de termijn inkorten.
De aanvragen betreffende zaken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond lijken, worden geweigerd14.
Het BJB kan in dergelijk geval onmiddellijk een beslissing tot weigering nemen. De beslissing is met redenen omkleed en vatbaar voor hoger beroep (zie 12 beroepsmogelijkheden tegen een beslissing BJB).
Het BJB kan ook een advocaat aanstellen met het oog op een eerste (al dan niet schriftelijk) advies, om na te gaan of de zaak al dan niet kennelijk ongegrond/onontvankelijk is. De beperkte aanstelling kan dan nadien nog door het BJB worden uitgebreid indien blijkt dat de aanvraag niet kennelijk ongegrond/onontvankelijk is.
Bij een aanvraag ingediend vóór 1/9/2016, maar een beslissing xx 00/0/0000, is de nieuwe regelgeving van toepassing. Bijvoorbeeld als er een aanvraag wordt gedaan voor een persoon met een leefloon vóór 1/9/2016, maar de beslissing valt pas ná 31/8/2016, dan valt die persoon onder het weerlegbaar vermoeden.
4.2 De beslissing
4.2.1 Toekenning juridische bijstand
Het BJB beoordeelt de aanvraag binnen een termijn van vijftien dagen en deelt zijn beslissing ter kennis mee aan de aanvrager aan zijn advocaat.
Een beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed en is vatbaar voor hoger beroep (zie 12 beroepsmogelijkheden tegen een beslissing BJB).
Indien de rechtzoekende in aanmerking komt voor gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand, stelt het BJB een advocaat aan.
Telkens een prestatie omkaderd is, vraagt de advocaat een nieuwe aanstelling (zie 15.5 becommentarieerde puntenlijst).
De aanstelling geldt voor de gehele procedure, inclusief de gewone rechtsmiddelen.
Het BJB kan enkel advocaten aanstellen die voorkomen op de lijst tweedelijnsbijstand van de Orde van Advocaten waaronder het BJB ressorteert.
Art. 508/10 Ger.W. Wanneer de begunstigde de taal van de rechtspleging niet spreekt, stelt het bureau hem voor zover mogelijk een advocaat voor die zijn taal spreekt of een andere taal die hij begrijpt en bij ontstentenis hiervan een tolk. De kostenvergoeding voor de tolk komt ten laste van het Rijk. Zij wordt vastgesteld op de wijze bepaald in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken. |
Indien geen enkele advocaat beschikbaar is die de proceduretaal beheerst, mag het BJB de rechtzoekende doorverwijzen naar een ander BJB.
Er wordt overgegaan tot aanstelling onder meer rekening houdend met:
1. de vrije keuze van advocaat door de rechtzoekende,
2. de voorkeurmateries die de advocaat heeft opgegeven,
3. de aard van de zaak,
4. het aantal aanstellingen dat de advocaat reeds heeft gekregen,
5. de taal van de rechtzoekende,
14 Bijvoorbeeld: een uitspraak die niet meer in aanmerking komt voor beroep, het verzoek is verzonnen, …
6. in voorkomend geval de fysieke en mentale beperking van de rechtzoekende.
Er wordt geen aanstelling verleend als de rechtzoekende al een advocaat heeft die betaald wordt. Het optreden van een advocaat die betaald wordt naast een advocaat aangesteld door het BJB, verplicht die laatste zijn ontslag te vragen.
Prestaties verricht in het kader van een gerechtelijk mandaat passen niet binnen de juridische bijstand
(bemiddelaar, curator, voorlopige bewindvoerder, voogd ad hoc,…).
Indien de voorwaarden die de begunstigde hebben toegestaan een beroep te doen op gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wijzigen, meldt de begunstigde dit onmiddellijk aan zijn advocaat. De advocaat is verplicht het BJB hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen.
4.2.1.1 Volledige of gedeeltelijke kosteloosheid
De rechtzoekende kan in aanmerking komen voor volledige of gedeeltelijke kosteloosheid (zie 3.1.1.1 de volledige kosteloosheid en 3.1.1.2 de gedeeltelijke kosteloosheid).
Art. 508/13/2 alinea’s 6 en 7 ingevoegd bij artikel 4 Ger.W. van de wet van 31 juli 2020 De persoon die de gedeeltelijke kosteloosheid geniet, betaalt aan de advocaat een eigen bijdrage in de kosten van de juridische bijstand per aanstelling door het bureau van juridische bijstand Het bedrag van de bijdrage verschuldigd door de begunstigde van gedeeltelijk kosteloze tweedelijnsbijstand is gelijk aan het verschil tussen zijn inkomsten uit de bestaansmiddelen en de bedragen van de inkomstengrenzen voor de toegang tot de volledig kosteloze juridische bijstand, zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan 125 euro noch lager dan 25 euro. De advocaat voegt het ontvangstbewijs van deze betaling bij het dossier. |
Indien de rechtzoekende in aanmerking komt voor gedeeltelijke kosteloze juridische bijstand, is hij een provisie verschuldigd aan de advocaat die het BJB aanstelt.
Het verschuldigde bedrag wordt vermeld op de aanstellingsbrief die het BJB verstuurt aan de rechtzoekende en aan de aangestelde advocaat. Dat bedrag is verschuldigd per aanstelling en is ten laste van de rechtzoekende.
In geval van opvolging tussen advocaten voor het einde van de procedure, is de rechtzoekende geen nieuwe provisie verschuldigd.
De advocaat voegt een ontvangstbewijs van die betaling bij het dossier.
In principe treedt de advocaat slechts op vanaf de ontvangst van de provisie, tenzij de advocaat afziet van de inning ervan of een betalingstermijn toestaat (zie 5 verloop).
De provisie wordt verrekend met de vergoeding waarop de advocaat recht heeft na afsluiten van zijn dossier.
Indien de advocaat niet heeft afgezien van de inning van de provisie, en de provisie toch niet wordt betaald, vraagt de advocaat de ontheffing aan het BJB op basis van artikel 508/18 Ger.X. xxxxxx 1.
De toekenning van gedeeltelijk kosteloze bijstand staat gelijk aan een weigering van volledig kosteloze bijstand (zie 12 beroepsmogelijkheden tegen een beslissing BJB)
4.2.1.2 Ambtshalve aanstellingen
4.2.1.2.1 Algemeen
Art. 508/21 Ger.W. Telkens wanneer krachtens de wet een advocaat ambtshalve moet worden toegevoegd, gebeurt de aanwijzing door de stafhouder of door het bureau, behoudens de uitzonderingen waarin de wet voorziet. |
Een advocaat kan ambtshalve worden aangesteld om een rechtzoekende bij te staan, voor zover de wet hierin voorziet.
Een ambtshalve aanstelling is niet gelijk aan een aanstelling in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand. Behoudens de uitzonderingen waarin de wet voorziet, gebeurt de ambtshalve aanstelling van de advocaat door:
1. de stafhouder: indien de rechtzoekende niet voldoet aan de voorwaarden van de juridische tweedelijnsbijstand;
2. het BJB: indien de rechtzoekende wel voldoet aan de voorwaarden van de juridische tweedelijnsbijstand.
4.2.1.2.2 Overzicht ambtshalve aanstellingen
In de volgende gevallen schrijft de wet de ambtshalve toevoeging van een advocaat voor:
1. De persoon beneden de achttien jaar die partij is in het geding en geen advocaat heeft15;
2. De minderjarige die partij is in een procedure betreffende de administratieve rechtsvordering betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden16;
3. De minderjarige geviseerd door een GAS-boete17;
4. De minderjarige geviseerd door de wet 27 april 2018 die inwerking treedt op 1 november 2018 voor procedures NMBS en Infrabel
5. De niet-begeleide minderjarige vreemdeling in een procedure voor de vrederechter over twistpunten tussen de voogd en de minderjarige betreffende zijn persoon of zijn goederen18;
6. De persoon in een procedure tot internering of invrijheidstelling19;
7. De persoon van de geesteszieke in een procedure met het oog op een opneming ter observatie20;
8. De persoon in staat van beschuldiging geplaatst in een procedure voor het Hof van Assisen21;
9. De persoon in een procedure voor het Grondwettelijk Hof betreffende een beroep tot vernietiging of een prejudiciële vraag22;
10. De beschermde persoon of te beschermen persoon die zonder bijstand van een advocaat verschijnt voor de vrederechter23.
Enkel in de gevallen 1 tot en met 5, zal de persoon automatisch in aanmerking komen voor juridische tweedelijnsbijstand gelet op het wettelijk onweerlegbaar vermoeden voor de minderjarige. In de overige gevallen zal steeds moeten worden nagegaan of de persoon voldoet aan de voorwaarden voor juridische tweedelijnsbijstand.
15 Art. 54bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade
16 Art. 26§2 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden
17 Art. 16 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties
18 Art. 479-20 van de programmawet dd. 24 december 2002
19 Artikel 81 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering aangepast bij wet van 6 juli 2017
20 Art. 7§1 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de persoon van de geesteszieke
21 Art. 254 wetboek van strafvordering
22 Art 75 van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof van 6 januari 1989;
23 Art. 1244/1 Gerechtelijke Wetboek;
4.2.1.2.3 De rechtzoekende komt niet in aanmerking
Art. 508/22 Ger.W. Wanneer de persoon die moet worden bijgestaan niet voldoet aan de in artikel 508/13 bedoelde voorwaarden betreffende de bestaansmiddelen, wijst de stafhouder naar keuze van die persoon een advocaat aan. In de gevallen die hij spoedeisend acht, wijst de stafhouder een advocaat aan die deelneemt aan de in artikel 508/7 bedoelde wachtdiensten. Artikel 446ter is van toepassing op de honoraria van deze advocaat. Ingeval de bijgestane persoon nalaat of weigert te betalen, wordt aan de ambtshalve toegevoegde advocaat een rijksvergoeding toegekend wegens de werkzaamheden waarvoor de toevoeging heeft plaatsgehad. In geval van gedeeltelijke betaling van de honoraria door de bijgestane persoon wordt de vergoeding verminderd met het betaalde bedrag. Wanneer een vergoeding wordt toegekend, zijn de hoofdstukken V en VI van toepassing. |
Wanneer de rechtzoekende krachtens de wet moet worden bijgestaan door een advocaat en niet voldoet aan de voorwaarden betreffende de juridische tweedelijnsbijstand, gebeurt de ambtshalve aanstelling van de advocaat door de stafhouder.
De stafhouder wijst een advocaat aan naar keuze van de rechtzoekende. In spoedeisende gevallen wordt een advocaat aangewezen die deelneemt aan de wachtdiensten georganiseerd in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand vermeld in art. 508/7 Ger.W.
De advocaat spreekt de rechtzoekende rechtstreeks aan voor de betaling van zijn honoraria en kosten. Artikel 446ter Ger.W. is van toepassing op de honoraria van de advocaat.
Indien de advocaat van de rechtzoekende geen betaling bekomt – of slechts een gedeeltelijke betaling bekomt
– door in gebreke blijven van die laatste, heeft de advocaat recht op een vergoeding voor die prestaties die kaderen in de ambtshalve aanstelling.
De vergoeding wordt berekend en toegekend met toepassing van hoofdstukken V en VI Ger. W. Eventueel ontvangen bedragen vanwege de rechtzoekende worden in mindering gebracht.
4.2.1.2.4 De rechtzoekende komt in aanmerking
Art. 508/23 Ger.W. Wanneer de bijgestane persoon voldoet aan de bij artikel 508/13 bepaalde voorwaarden betreffende de bestaansmiddelen, wijst het bureau een advocaat aan uit de in artikel 508/7 bedoelde lijst. In de gevallen die hij spoedeisend acht, wijst de stafhouder een advocaat aan die is ingeschreven op de in artikel 508/7 bedoelde lijst en geeft hij hiervan kennis aan het bureau. Voor het overige zijn de hoofdstukken IV tot VI van toepassing. |
Wanneer de rechtzoekende voldoet aan de voorwaarden betreffende de juridische tweedelijnsbijstand, gebeurt de ambtshalve aanstelling van de advocaat door het BJB.
In spoedeisende gevallen gebeurt de ambtshalve aanstelling van de advocaat door de stafhouder die het bureau hiervan in kennis stelt.
De toegevoegde advocaat moet opgenomen zijn op de lijst ‘juridische tweedelijnsbijstand’ van de balie. (zie
art. 508/7 Ger.W.)
Het betreft een aanstelling in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand. Hoofdstukken IV, V en VI Ger.W. zijn van toepassing.
4.2.1.3 Mogelijkheid tot aanstelling van meerdere advocaten
Art. 508/14 Ger.W. laatste lid Xxxxxxx meerdere advocaten tegelijk worden aangesteld voor eenzelfde persoon in het kader van een zelfde procedure, wordt de vergoeding verdeeld zonder dat de totale vergoeding hoger kan zijn dan deze die zou zijn toegekend bij de aanstelling van één enkele advocaat. |
De rechtzoekende kan meer dan één advocaat toegewezen krijgen in het kader van een zelfde procedure.
Xxxxxxx meerdere advocaten tegelijk worden aangesteld, wordt de vergoeding verdeeld zonder dat de totale vergoeding hoger kan zijn dan die die zou zijn toegekend bij de aanstelling van één enkele advocaat.
Het Grondwettelijk Hof achtte in zijn arrest 77/2018 van 21 juni 2018 de forfaitaire bijdragen ongrondwettelijk. Het Hof vernietigt volgende wettelijke bepalingen in artikel 508/17 Ger.W.:
De Koning kan bijkomende vrijstellingen van de betaling van de in paragraaf 1 bedoelde bijdragen bepalen.
§ 5. Onverminderd paragraaf 4, beslist het Bureau voor Juridische Bijstand bij een met redenen omklede beslissing en op verzoek van de aanvrager of van de begunstigde van de juridische bijstand, tot de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de in paragraaf 1 bedoelde bijdragen, indien het van mening is :
1° dat de opeenstapeling van de procedures waarvoor een bijdrage verschuldigd is, de toegang tot de rechter voor de aanvrager of voor de begunstigde van de juridische tweedelijnsbijstand ernstig zou belemmeren, of zijn proces oneerlijk zou maken, of
2° dat de betaling van de bijdragen de toegang tot de rechter voor de aanvrager of voor de begunstigde van de juridische tweedelijnsbijstand ernstig zou belemmeren, of zijn proces oneerlijk zou maken.
Het Bureau voor Juridische Bijstand houdt een lijst bij met een beschrijving van de gevallen waarin een vrijstelling zoals bedoeld in het eerste lid werd verleend, het totale aantal verleende vrijstellingen en het totaalbedrag van deze vrijstellingen.
Het bureau voor de juridische bijstand zendt deze lijst over aan de stafhouder. De stafhouder deelt de lijst mee aan de in artikel 488 bedoelde overheden, die op hun beurt eenmaal per jaar de lijsten van alle balies meedelen aan de minister van Justitie op hetzelfde moment dat zij het totaal van de punten meedelen in toepassing van artikel 508/19, § 2, derde lid.
§ 6. Wanneer de begunstigde zich in een van de gevallen van vrijstelling van betaling van de bijdragen bedoeld in de paragrafen 4 en 5 bevindt, verstrekt het Bureau voor Juridische Bijstand zowel aan de begunstigde als aan de advocaat een document waarin vastgesteld wordt dat er geen enkele bijdrage is verschuldigd voor die procedure en die aanstelling.
Vanaf 22 juni 2018 mag geen enkele forfaitaire bijdrage meer gevraagd of ontvangen worden.
Weliswaar heeft het Hof de vernietigde wetsbepalingen voor de reeds geïnde forfaitaire bijdragen gehandhaafd in de dossiers waarin uiterlijk op 31 augustus 2018 verslag wordt overgemaakt aan het BJB.
Voor dossiers waar forfaitaire bijdragen werden ontvangen en die niet kunnen worden afgesloten door de advocaat op uiterlijk 31 augustus 2018, moeten de ontvangen forfaitaire bijdragen onmiddellijk aan de rechtzoekende worden terugbetaald.
4.2.2 Weigering van de juridische bijstand
Artikel 508/13/3 Ger.W. ingevoegd bij artikel 5 van de wet van 31 juli 2020 Onverminderd de artikelen 508/13/1 en 508/13/2 wordt de kosteloze juridische bijstand geweigerd indien blijkt dat de rechtzoekende beschikt over kapitalen of voordelen, alsook indien uit tekenen en aanwijzingen een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, waaruit kan worden besloten dat hij in de mogelijkheid is zelf zijn advocaat te betalen |
De wetten van 1998 en 2016 viseerden slechts de weigering vanuit de invalshoek van de (niet-)grondslag (art. 508/14 lid 5 en 508/24 § 6) (cfr. 4.1.5.4 Manifest slecht gefundeerde en duidelijk onontvankelijke vragen) en van het beroep (art. 508/15 en 508/16).
De wet van 31 juli 2020 formuleert op haar beurt financiële redenen voor de weigering en drukt op die manier duidelijk in de wettekst uit wat de BJB’s in de praktijk toepassen.
Het weerhouden criterium is dat van de mogelijkheid om zelf zijn kosten van de verdediging ten laste te nemen. Dat criterium was reeds aanwezig in de voorbereidende werken van de wet van 2016.
Krachtens het onveranderde artikel 508/15, wordt de weigeringsbeslissing gemotiveerd en is ze vatbaar voor beroep (cfr. Beroepsmogelijkheden tegen de beslissing van het BJB).
5.VERLOOP
5.1 Gedeeltelijke kosteloosheid: inning provisie
In het geval van gedeeltelijke kosteloosheid, moet de rechtzoekende een provisie aan de advocaat betalen (zie 4.2.1.1).
De advocaat xxxxxx slechts op vanaf de ontvangst van de provisie vastgesteld door het BJB, tenzij de advocaat afziet van de inning ervan of een betalingstermijn toestaat.
Wanneer de advocaat een betalingstermijn toestaat, is het aangewezen dat hij dat kan bewijzen.
Zolang de advocaat de provisie niet heeft ontvangen, komt zijn beroepsaansprakelijkheid niet in het gedrang wanneer hij weigert op te treden.
De provisie bij gedeeltelijke kosteloosheid wordt steeds verrekend met de vergoeding waar de advocaat recht op heeft na afsluiten van zijn dossier, ook al wordt de provisie niet geïnd.
Aangezien de wetgever het risico van niet-betaling van die bedragen bij de advocaat legt, doet die laatste er goed aan het hogervermelde principe van bij de aanvang duidelijk te maken voor de begunstigde.
In geval van opvolging tussen advocaten, is de rechtzoekende geen bijkomende provisie verschuldigd voor zover de eerste provisie werd betaald.
5.2 Tolken
Art. 508/10 Ger.W. Wanneer de begunstigde de taal van de rechtspleging niet spreekt, stelt het bureau hem voor zover mogelijk een advocaat voor die zijn taal spreekt of een andere taal die hij begrijpt en bij ontstentenis hiervan een tolk. De kostenvergoeding voor de tolk komt ten laste van het Rijk. Zij wordt vastgesteld op de wijze bepaald in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken. |
Wanneer de rechtzoekende de taal van de rechtspleging niet spreekt en geen enkele aanstelbare advocaat zijn taal spreekt of een andere die hij begrijpt, kan een tolk aangesteld worden door het BJB.
De kosten zijn ten laste van de Staat en worden betaald volgens de procedure zoals bepaald in het algemene reglement op de gerechtskosten in strafzaken24.
Voor vertalers voorziet de wet niet in een specifieke tussenkomst in het kader van de juridische bijstand. Enkel de kosten voor vertalen van verzoeken en aanvragen tot juridische bijstand in grensoverschrijdende geschillen (zie 4.1.3 grensoverschrijdende juridische bijstand) en van begeleide stukken zijn volledig ten laste van de overheid overeenkomstig artikel 508/24 Ger.W.
24 Zie ook artikel 184bis Sv. (voor de aanstelling van een tolk in strafzaken geldt er een beperking van 3 uur, de beperking geldt niet in burgerlijke procedures en in procedures van handelsrecht).
5.3 Kosteloze rechtspleging of rechtsbijstand
Art. 665 Ger.W. Rechtsbijstand kan worden verleend: 1° voor alle handelingen betreffende vorderingen die voor een rechter van de rechterlijke orde, een administratieve rechtbank of een scheidsgerecht moeten worden gebracht of er aanhangig zijn; 2° voor handelingen betreffende de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten; 3° voor rechtsplegingen op verzoekschrift; 4° voor de proceshandelingen die behoren tot de bevoegdheid van een lid van de rechterlijke orde of waarbij een openbare of een ministeriële ambtenaar moet optreden; 5° voor procedures van buitengerechtelijke of gerechtelijke bemiddeling, die geleid worden door een bemiddelaar die erkend is door de in artikel 1727 bedoelde commissie; 6° voor alle buitengerechtelijke procedures die opgelegd zijn bij wet of door de rechter; 7° voor de tenuitvoerlegging van authentieke akten in andere lidstaten van de Europese Unie in het kader van artikel 11 van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen, onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden. 8° voor bijstand van een technisch adviseur bij gerechtelijke deskundigenonderzoeken. |
Art. 667 Ger.W. gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020 Rechtsbijstand wordt verleend aan de personen van Belgische nationaliteit, indien zij aantonen dat hun bestaansmiddelen ontoereikend zijn. Om te bepalen dat personen over ontoereikende bestaansmiddelen beschikken, zijn de artikelen 508/13/1 en 508/13/2 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de woorden “het bureau voor juridische bijstand” moeten worden gelezen, naargelang van het geval, als “het bureau voor rechtsbijstand” of “de rechter. ”De aanvragen in verband met zaken die kennelijk onontvankelijk of ongegrond lijken, worden geweigerd. De beslissing van het Bureau voor Juridische Bijstand waarbij gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wordt verleend, vormt het bewijs voor onvoldoende bestaansmiddelen. Een jaar na de beslissing van het Bureau voor Juridische Bijstand kan het bureau voor rechtsbijstand of de rechter die de rechtsbijstand verleent, nagaan of de voorwaarden van onvoldoende bestaansmiddelen nog steeds gelden. In het geval waarin het Bureau voor Juridische Bijstand een einde maakt aan de juridische tweedelijnsbijstand wanneer de begunstigde niet langer voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 508/13, zendt de advocaat in voorkomend geval deze beslissing onverwijld over aan het bureau voor rechtsbijstand of aan de bevoegde rechter. |
Art. 668. Ger.W. Rechtsbijstand kan onder dezelfde voorwaarden worden verleend aan : a) vreemdelingen, overeenkomstig de internationale verdragen; b) onderdanen van een Lid-Staat van de Raad van Europa; c) enig ander vreemdeling die op regelmatige wijze in België zijn gewone verblijfplaats heeft (of die op regelmatige wijze verblijft in één van de lidstaten van de Europese Unie); d) alle vreemdelingen, in de procedures waarin is voorzien bij de wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijft, de vesting en de verwijdering van vreemdelingen; e) alle vreemdelingen die op onregelmatige wijze in België hun verblijfplaats hebben onder voorwaarde dat zij een poging hebben ondernomen hun verblijf in België te regulariseren, dat hun vordering hoogdringend is en dat het gaat om vragen betreffende de uitoefening van een fundamenteel recht. |
De advocaat heeft de verplichting de rechthebbende op juridische bijstand te informeren dat hij ook aanspraak kan maken op rechtsbijstand. De beslissing van het BJB die de juridische bijstand verleent, bewijst de
ontoereikendheid van bestaansmiddelen in hoofde van de rechtzoekende. In voorkomend geval dient de advocaat tijdig een verzoek tot rechtsbijstand in25.
Zoals beschreven in artikelen 508/13 en 508/13/1 §3 en 508/13/2 alinea 7 heeft de wet bevoegdheid aan het BJB, om alle informatie op te vragen aan derden art. 676 alinea 1 van het Ger.w. gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020 heeft bevoegdheid aan het bureau voor rechtsbijstand of de rechter om eveneens alle nuttige informatie op te vragen aan derden.
Artikel 676 alinea 1 Ger.w Het bureau voor rechtsbijstand of de rechter, kan, hetzij aan de rechtzoekende hetzij aan derden, inclusief overheidsinstanties, alle informatie opvragen die nuttig wordt geacht, waaronder het laatste aanslagbiljet, om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van de rechtsbijstand zijn vervuld |
Rechtsbijstand wordt verleend voor onbepaalde duur maar het bureau voor rechtsbijstand of de rechter, kan een jaar na de beslissing tot aanstelling van een advocaat door het BJB nagaan of nog steeds voldaan is aan de voorwaarden van ontoereikende bestaansmiddelen.
Kosteloze rechtspleging en/of rechtsbijstand wordt gevraagd voor bijvoorbeeld de kosten van een gerechtsdeurwaarder, notaris, arbiter, gerechtsdeskundige, erkende bemiddelaar, rolrechten,… (zie bijlage bij het compendium juridische tweedelijnsbijstand X.).
In geval van hoogdringendheid kan de advocaat de rechtzoekende uitnodigen om enkel de gerechtskosten of de voorschotten (bijvoorbeeld rolrecht, griffierechten,…) voor te schieten. Hij moet de rechtzoekende duidelijk maken dat hij geen stappen zal kunnen ondernemen vooraleer hij de bedragen heeft ontvangen. De rechtzoekende zal onder dezelfde voorwaarden uitgenodigd worden om de kosten van de gerechtsdeurwaarder, de expert, enz. rechtstreeks te betalen.
De advocaat is verplicht om de beslissing van het BJB, waarin een einde wordt gemaakt aan de tweedelijnsbijstand omdat de rechtzoekende niet langer voldoet aan de voorwaarden, onverwijld over te maken aan het bureau voor rechtsbijstand of de bevoegde rechter.
5.3.1 Welk Bureau voor Rechtsbijstand?
De advocaat maakt de beslissing van het BJB over aan het Bureau voor Rechtsbijstand van de rechtbank waarvoor het geschil aanhangig wordt gemaakt of aanhangig is. Bij het vredegerecht en de politierechtbank bestaat evenwel geen Bureau, zodat de vrederechter en de politierechter een verzoek om rechtsbijstand zelf moeten beoordelen. Ook de onderzoeksrechter en de correctionele rechter kunnen een zelfs mondeling verzoek om rechtsbijstand beoordelen (zie artikel 674bis §6 Ger.W).
In spoedeisende gevallen: de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg (artikel 584, 1° lid Ger.W.).
Hier is er een bijzondere procedure voor rechtsbijstand.
De Raad van State treedt in vreemdelingenzaken enkel nog op als cassatierechter: zie artikel 33 van het KB van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State (BS, 1 december 2006). Het voordeel van kosteloze rechtspleging voor de Raad van State wordt verleend aan:
25 De beslissing van het BJB vormt wel het bewijs, maar houdt niet de beslissing in tot kosteloze rechtsbijstand. Die moet bij afzonderlijke beslissing genomen worden door de bevoegde rechtsinstantie.
- iedere persoon die steun ontvangt van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, op voorwaarde van overlegging van een attest van dat centrum,
- iedere persoon die gevangen wordt gehouden of die op een bepaald plaats wordt vastgehouden,
- iedere minderjarige, op voorlegging van het identiteitsbewijs of van enig ander document waaruit zijn staat blijkt,
- iedere persoon die bewijst dat hij gehele of gedeeltelijke kosteloze juridische tweedelijnsbijstand geniet,
- iedere persoon die met bewijskrachtige documenten aantoont dat zijn geldmiddelen ontoereikend zijn.
Voor andere dan vreemdelingenzaken: zie artikel 78 van het Besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De artikelen 667- 669 van het Ger.W. worden van toepassing verklaard.
De voorzitter van de kamer waar de zaak aanhangig is, doet uitspraak over de aanvraag tot kosteloze rechtspleging.
5.3.1.2 Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Wanneer de kosteloze rechtspleging wordt gevraagd bij de Raad voor Vreemdelingenbetwisting, moet dat uiterlijk in het inleidende verzoekschrift worden gevraagd.
Als men rechtsbijstand wil bekomen tijdens een procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, o.a. voor de aanstelling van een vertaler of een deskundige, moet men de procedure kosteloze rechtspleging voeren voor de rechtbank van eerste aanleg.
5.4 Vervangingen
Elke advocaat is persoonlijk aansprakelijk voor de zaak waarin hij is aangesteld.
Hij kan zich evenwel laten vervangen door een vervanger naar keuze. Hiervoor wordt rechtstreeks een beroep gedaan op een confrater zonder tussenkomst van het BJB.
Indien de advocaat een vervangingsvergoeding betaalt, geeft hem dat geen recht op vergoeding hiervoor in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand.
5.5 Wijziging bestaansmiddelen
Art. 508/13 Ger.W. – laatste lid Indien de voorwaarden die de begunstigde hebben toegestaan een beroep te doen op gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wijzigen, meldt de begunstigde dit onmiddellijk aan zijn advocaat. |
Indien de voorwaarden die de rechtzoekende hebben toegestaan een beroep te doen op gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wijzigen, legt de wet op dat hij dat onmiddellijk aan zijn advocaat meldt.
Indien de advocaat kennis krijgt dat de rechtzoekende niet langer voldoet aan de voorwaarden betreffende de juridische tweedelijnsbijstand verwittigt die advocaat onmiddellijk het BJB26.
26 De aangestelde advocaat xxxxxxx zijn beroepsgeheim niet indien hij bij de verdediging van de belangen van zijn cliënt kennis krijgt van inkomsten waardoor zijn cliënt niet meer verder zou kunnen genieten van de juridische tweedelijnsbijstand en dat meedeelt aan de voorzitter van het BJB.
De advocaat heeft bij beëindiging recht op een puntentoekenning voor de prestaties die geleverd zijn tot op het ogenblik waarop het BJB een einde stelt aan zijn aanstelling, voor zover hij – na kennisname van de wijziging - het BJB onmiddellijk verwittigd heeft van de wijziging van de bestaansmiddelen27.
De situatie in verband met de bestaansmiddelen is tijdens de procedure regelmatig onderhevig aan wijzigingen. Zeker in onderstaande gevallen:
- kinderen worden meerderjarig tijdens de procedure;
- onderhoudsgelden;
- gezinssamenstelling verandert;
- veel tijd tussen de prestaties in de procedure: vb. een intellectuele prestatie in 2014 en de volgende in 2016;
- groot verschil in de datum van de aanvraag en datum van de eerste intellectuele prestatie;
- …
6.OPVOLGING VAN ADVOCATEN
De advocaat die belast is met een dossier kan zijn tussenkomst om verschillende redenen stoppen. In geval van opvolging wordt een nieuwe aanvraag ingediend met voorlegging van recente stukken.
6.1 De advocaat verlaat de balie
Indien een advocaat de balie verlaat, zal hij aan het BJB een opvolger voorstellen.
Het BJB stelt een nieuwe advocaat aan voor zover de rechtzoekende nog in aanmerking komt voor de juridische tweedelijnsbijstand.
De advocaat maakt zijn verslag volledig ingevuld en met de stavingsstukken aan het BJB over en heeft recht op punten voor zijn geleverde prestaties. De opvolgende advocaat krijgt eveneens punten voor zijn geleverde prestaties.
De optelling van de punten van de opgevolgde en de opvolgende advocaat kan niet meer bedragen dan het vastgestelde aantal punten in het ministerieel besluit.
6.2 De advocaat verandert van balie
De advocaat die van balie verandert heeft de vrije keuze:
- ofwel zal hij zijn lopende zaken verder behandelen en zal hij bij afsluiting van de zaak zijn verslag indienen bij het BJB dat hem aangesteld heeft.
- ofwel zal hij zijn lopende zaken niet verder zetten en zal hij aan het BJB een opvolger voorstellen. In dat geval maakt de advocaat zijn verslag volledig ingevuld en met de stavingsstukken aan het BJB over. Hij heeft recht op punten voor zijn reeds geleverde prestaties. De opvolgende advocaat krijgt eveneens punten voor zijn geleverde prestaties. De optelling van de punten van de opgevolgde en de opvolgende advocaat kan niet meer bedragen dan het vastgestelde aantal punten in het ministerieel besluit.
27 Zie 9 het einde van de tussenkomst
6.3 Opvolging door een advocaat die niet optreedt in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand
Het loutere feit dat een advocaat wordt opgevolgd door een advocaat die niet optreedt in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand heeft niet automatisch tot gevolg dat de opgevolgde advocaat recht krijgt op betaling van kosten en erelonen. De opgevolgde advocaat heeft recht op een puntentoekenning voor de prestaties die geleverd zijn tot op het ogenblik waarop hij werd opgevolgd.
6.4 Opvolging voor ander redenen
Op verzoek van de rechtzoekende of van de advocaat kan het BJB, na controle van de toekenningvoorwaarden, een andere advocaat aanwijzen wanneer er:
- een vertrouwensbreuk is ;
- een ernstige reden in hoofde van de cliënt t.a.v zijn advocaat.
In afwachting van de beslissing van de voorzitter van het initiële BJB blijft de aangestelde advocaat belast met het dossier.
De voorzitter van het BJB stelt de rechtzoekende en de aangestelde advocaat in kennis van de eventuele beslissing tot opvolging. Tegen die beslissing is geen beroep mogelijk.
Voor de OVB:
De modaliteiten bij de opvolging van advocaten in het kader van juridische tweedelijnsbijstand en Salduz zijn terug te vinden in de Codex Deontologie28 (zie bijlage bij het compendium juridische tweedelijnsbijstand XII.)
6.5 Opvolging na sancties
De advocaat die een tuchtstraf heeft gekregen, die het voorwerp uitmaakt van een tuchtonderzoek of een voorlopige maatregel waardoor het voor hem onmogelijk is om zijn activiteiten verder te zetten of die weggelaten is van de lijst volgens art. 508/8 Ger.W., beëindigt zijn tussenkomst (zie art. 508/8 Ger. W)
7. HOF VAN CASSATIE
7.1 Burgerlijke zaken
Zie procedure voor deze zaken:
xxxx://xxxxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx_xxxx/xxxxx_xx_xxxxxxxxxxx/xxx_xxx_xxxxxxxx/xxxxxxxxxx_xxxx_xxx_ hof/rechtsbijstand
7.2 Strafzaken
Een voorziening in cassatie kan enkel worden ingesteld en de bijstand kan enkel worden verleend door
advocaten die het getuigschrift behaalden ‘cassatie in strafzaken’.
8.BIJSTAND BIJ VERHOOR (SALDUZ)
Elkeen die wordt verhoord, al dan niet aangehouden, heeft het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan (zie art. 47bis van het Wetboek van strafvordering; art. 2bis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis).29
8.1 Aanvragen, prestaties en vergoedingen
Als de persoon in aanmerking komt voor de juridische tweedelijnsbijstand, wordt als volgt gewerkt: Meerderjarigen:
- categorie 4 (verdachte aangehouden) volstaat het vereenvoudigd aanvraagformulier.
- voor de overige categorieën: geldt normale aanstellingsprocedure (zie 3 de aanvrager en 4 aanvraag en aanstelling).
Minderjarigen:
Een bewijs van minderjarigheid volstaat (bijvoorbeeld kopie ID), ongeacht welke categorie. Het aanvraagformulier is niet nodig.
Wanneer de webapplicatie gestart wordt, moet de advocaat bij het afsluiten van de Salduz-dossiers in de BJB- module van het privaat luik het unieke Salduz-nummer vermelden.
In het kader van telefonische oproepen, zowel voor de aanstelling als voor het rapport, volstaat enkel de fiche van Salduzweb.
8.2 Webapplicatie Salduz30
Een webapplicatie Salduz (xxxxx://xxx.xxxxxxxxx.xx) waar zowel de politie, onderzoeksrechters als advocaten toegang tot hebben, startte op 1/1/2012.
De advocaat die wenst deel te nemen kan zich inschrijven om mee te werken aan de permanentie en/of enkel voor eigen cliënteel op te treden.
De advocaten die wensen mee te werken aan de permanentie hebben de volgende mogelijkheden (OVB- regelement 'Verhoorbijstand Xxxxxx in het kader van de permanentiedienst' verscheen op 9 januari 2019 in het
B.S. en trad in werking op 9 april 2019 Het reglement is opgenomen in Afdeling III.2.7bis van de Codex Deontologie voor Advocaten. De overgangsperiode eindigt op 9 april 2021, zie bijlage bij het compendium juridische tweedelijnsbijstand XIV):
- keuze van politiezones waarin de advocaat xxxxx op te treden
- agendabeheer met tijdsblokken
- indien de advocaat het certificaat bijzondere opleiding jeugdrecht heeft, heeft hij de keuze om enkel op te treden voor minderjarigen;
- enkel optreden voor telefonische afstandsconsulten (OBFG: zie reglement Salduz 22/5/2017);
- keuze van voorkeurmateries;
28 Codex Deontologie voor Advocaten – OVB artikelen 122 en 123 (oude nummering: deel III, afdeling III.2.6 en III.2.6bis).
29 Beide wetsartikelen zijn gewijzigd door de zogenaamde ‘Salduz bis-wet’ van 21 november 2016 die o.m. richtlijn 2013/48
naar Belgisch recht heeft omgezet.
- keuze van talen.
De gebruiksaanwijzing (met printscreens) over de werking van de webapplicatie staat op Salduz-webapplicatie
onder ‘handleiding’.
9.HET EINDE VAN DE TUSSENKOMST
Art. 508/19 Ger.W. … § 2. De advocaten belast met de gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand doen verslag aan het bureau over elke behandelde zaak waarvoor zij in dit raam prestaties hebben verricht. (Dit verslag vermeldt eveneens de door de advocaat xxxxxx rechtsplegingsvergoeding en de vergoedingen geïnd overeenkomstig artikel 508/19ter alsook de bijdragen bedoeld in artikel 508/17, en § 2). Het bureau voor juridische bijstand kent voor die prestaties op grond van een lijst met de punten die voor bepaalde uurprestaties worden aangerekend, waarvan de nadere regels worden bepaald door de Koning, aan de advocaten punten toe en doet hierover verslag aan de stafhouder. Het bureau voor juridische bijstand kent geen punten toe of vermindert de punten, in voorkomend geval, voor de prestaties waarvoor geldsommen werden geïnd op grond van de artikelen 508/17, en § 2, 508/19, § 1, en 508/19ter of voor de prestaties voor dewelke de advocaat afziet van de inning van geldsommen op grond van artikel 508/17, § 3. De stafhouder deelt het totaal van de punten van de balie mee aan de in artikel 488 bedoelde overheden die het totaal van de punten van alle balies meedelen aan de Minister van Justitie. § 3. Zodra hij de mededeling heeft ontvangen van de informatie bedoeld in § 2, kan de Minister van Justitie een controle laten uitvoeren op de wijze die hij bepaalt na raadpleging van de in artikel 488 bedoelde overheden. Hij gelast de betaling van de vergoeding aan die overheden die in voorkomend geval via de Ordes van Advocaten voor de verdeling ervan zorgen. § 4. De Koning bepaalt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inzonderheid de criteria inzake toekenning, niet-toekenning of vermindering van de punten, de berekeningswijze van de waarde van het punt, de voorwaarden inzake indiening van de aanvraag tot vergoeding en de nadere regels en voorwaarden inzake betaling van de vergoeding. |
Art. 2 KB 20 december 1999 (vergoedingen) Het Bureau voor Juridische Bijstand verleent aan de advocaten punten voor iedere aanstelling of ambtshalve toevoeging ingevolge de artikelen 508/9 en 508/21 van het Gerechtelijk Wetboek, waarvoor de advocaten aantonen, aan de hand van een verslag met stavingstukken waaruit de geleverde prestaties blijken, dat zij tijdens het afgelopen gerechtelijk jaar of tijdens de voorgaande jaren werkelijk prestaties hebben verricht. Het bureau controleert alle verplaatsingen. |
Principe :
De aangestelde advocaat stelt een eindverslag op, via de BJB-module (OVB) of de interface FRONT (OBFG)
bijvoorbeeld op het ogenblik waarop:
- hij alle prestaties van de procedure waarvoor hij werd aangesteld, heeft beëindigd;
- hij door de voorzitter van het BJB wordt ingelicht over het feit dat hij werd vervangen;
- hij wordt opgevolgd (Voor OVB: zie opvolging codex deontologie);
- hij de balie verlaat;
- hij door de voorzitter van het BJB wordt ingelicht over het feit dat het voordeel van de juridische bijstand werd ingetrokken voor zijn cliënt;
- de juridische tweedelijnsbijstand wordt ingetrokken (zie 9.13 intrekking juridische bijstand).
Uitzonderingen:
Bij wijze van uitzondering kan in het jeugdrecht (enkel inzake jeugdbescherming) en voor geesteszieken bij de jaarlijkse afsluiting een verslag worden voorgelegd voor de reeds geleverde prestaties. Nadat de advocaat het eindverslag heeft neergelegd, moet hij een nieuwe aanstelling vragen.
Zo ook kan er een eindverslag worden voorgelegd indien niet werd rechtgesproken over een tegeneis (bijvoorbeeld: in een echtscheiding) in zoverre uit een schrijven van de cliënt of de advocaat van de tegenpartij blijkt dat de procedure niet zal worden voortgezet.
9.1 Wanneer het eindverslag indienen?
De eindverslagen moeten elektronisch bezorgd worden aan het BJB bij de afsluiting van het dossier en in elk geval uiterlijk tegen de datum die het BJB jaarlijks vaststelt. Bij gebreke hieraan, zullen de verslagen niet in aanmerking worden genomen voor de toekenning van punten voor het voorbije gerechtelijke jaar.
9.2 Verjaring
Art. 2 KB 20 december 1999, gewijzigd bij KB van 21 juli 2016 (vergoedingen) Dossiers die meer dan vijf jaar na de laatste nuttig geleverde prestatie worden afgesloten, komen niet meer in aanmerking voor vergoeding. |
Geen enkel punt zal aan de aangestelde advocaat worden toegekend indien zijn eindverslag meer dan 5 jaar na de laatste nuttige prestatie die hij heeft uitgevoerd, wordt neergelegd.
De verjaring loopt van dag op dag. De termijn vangt aan de dag nadat de laatste nuttige prestatie werd geleverd. De advocaat brengt het bewijs hiervan bij.
Indien het eindverslag binnen de vijf jaar werd neergelegd, maar het BJB opmerkingen formuleert aan de advocaat, begint een nieuwe en laatste termijn van 5 jaar waarbinnen de advocaat zich in regel kan stellen. De termijn vangt aan de dag nadat de status van het dossier op “status onvolledig” wordt gezet.
9.3 Prestaties, punten en stavingsstukken
Art.1 MB 19 juli 2016 tot vaststelling van de nomenclatuur van punten Elk punt stemt overeen met een uur prestaties. |
De punten worden toegekend per prestatie, op basis van de nomenclatuur als bijlage bij het ministerieel besluit van 19 juli 2016, ongeacht de datum van de prestaties.
Eén punt stemt overeen met één uur prestaties (art. 1.2 MB 19 juli 2016).
Meermaals bepaalt de nomenclatuur vastgesteld bij MB van 19 juli 2016 basispunten en gedetailleerde punten per prestatie. Art. 2 van het MB van 19 juli 2016 luidt dat de advocaat voor eenzelfde rechtzoekende of voor verschillende rechtzoekenden met gelijklopende belangen die hij bijstaat in dezelfde zaak maar één keer basispunten vraagt.
Het elektronisch verslag in de BJB-module/Front bestaat uit een volledig en gedetailleerd overzicht van de geleverde prestaties die zo nauwkeurig mogelijk zijn omschreven. Alle documenten die de werkelijk geleverde prestaties aantonen, worden toegevoegd.
De advocaat noteert de volgende bedragen (art.508/19 Ger.W.) :
- provisie door het BJB vastgesteld
- forfaitaire bijdragen waarvoor geen vrijstelling of terugbetaling werd bekomen (zie arrest van 21/6/18 Grondwettelijk Hof)
- geïnde rechtsplegingsvergoeding,
- gedeeltelijk geïnde vergoeding (art. 508/19ter Ger.W)
De advocaat noteert eveneens de eventuele bedragen die hij aan de cliënt terugstortte en voegt hiervan bewijs toe.
Onvolledige verslagen (onvolledige vermeldingen, ontbrekende of ontoereikende stukken,…) worden teruggestuurd naar de advocaat die een bericht zal ontvangen waarin hij verzocht wordt om zijn dossier te vervolledigen binnen een vastgelegde termijn.
9.4 Verhoging van punten
Artikel 508/19 § 4 Ger.W. voorziet dat de Koning de uitvoeringsbepalingen bepaalt van het artikel, inzonderheid de criteria inzake toekenning, niet-toekenning of vermindering van de punten…
Art. 2 KB 20 december 1999, gewijzigd bij KB van 21 juli 2016 (vergoedingen) Indien de geleverde prestaties het aantal overeenstemmende punten voorzien in de bijlage van het Ministerieel Besluit van 19 juli 2016 met meer dan 100 % overstijgt, kan de advocaat aan de voorzitter van het Bureau voor Juridische Bijstand een verhoging van het aantal te vergoeden punten vragen. De advocaat vermeldt bij zijn verzoek de omstandigheden waardoor het dossier een hoger aantal punten rechtvaardigde. |
Indien de advocaat meent dat zijn prestaties, wegens omstandigheden, de forfaitaire schatting vermeld in de
“uur”nomenclatuur met meer dan 100 % hebben overschreden, kan hij een verhoging van de punten vragen.
Hiertoe dient de advocaat bij de voorzitter van het BJB een gemotiveerde aanvraag in die de omstandigheden die hij inroept rechtvaardigt, dat in overeenstemming met artikel 2, 1°, laatste lid, KB 20/12/1999, aangevuld met stukken.
9.5 Vermindering van punten
Artikel 508/19 § 4 Ger.W. voorziet dat de Koning de uitvoeringsbepalingen bepaalt van het artikel, inzonderheid de criteria inzake toekenning, niet-toekenning of vermindering van de punten…
Het Bureau voor Juridische Bijstand kan het aantal punten dat overeenstemt met de geleverde prestaties waarvoor de advocaat een vergoeding vraagt, bij gemotiveerde beslissing en op grond van het verslag, verminderen indien blijkt dat :
- de advocaat minder prestaties overeenstemmend met het aantal punten, voorzien in de bijlage van het Ministerieel Besluit van 19 juli 2016, heeft geleverd;
- de advocaat de bijstand niet met de nodige diligentie en efficiëntie heeft geleverd.
Het BJB kan, te allen tijde, toepassing maken van art. 2, 1°, lid 4 KB 20/12/1999, en het door de advocaat gevraagde aantal punten verminderen.
Zo kan het BJB de punten verminderen wanneer blijkt dat de geschreven procedurestukken uiterst summier zijn, een amper gemotiveerd zijn, de middelen – zelfs uitvoerig uitgewerkt - een overname blijken te zijn van wat werd ingeroepen in een gelijkaardige zaak zodat quasi geen werk verricht moest worden,…
Het aantal punten voor een prestatie kan ook verminderd worden wanneer ze niet volledig werd uitgevoerd. Bijvoorbeeld: opvolging van advocaten, dading in de loop van de procedure, intrekking van juridische bijstand,…
Ook in het kader van de jaarlijkse audit kunnen de punten herleid worden. Ter herinnering:
1. er zal geen vergoeding worden toegekend indien de bewijsstukken die de situatie of de bestaansmiddelen van de begunstigde weergeven ouder zijn dan twee maanden voorafgaand aan de aanvraag van de juridische bijstand;
2. de prestaties die meer dan een maand voor de aanvraag van de aanstelling worden uitgevoerd, worden niet vergoed;
3. in geval van spoedeisendheid zullen de prestaties worden vergoed die effectief werden uitgevoerd in de termijn die werd vastgelegd voor het bijvoegen van stavingsstukken.
4. Indien de aangestelde advocaat de procedure tot intrekking van juridische bijstand in geval van wijziging van de situatie of de bestaansmiddelen van de begunstigde van de juridische bijstand niet toepast, zullen zijn prestaties slechts vergoed worden tot de datum van die wijziging.
9.6 Tussenkomst van meerdere advocaten
Art. 508/14 Ger.W. Xxxxxxx meerdere advocaten tegelijk worden aangesteld voor eenzelfde persoon in het kader van eenzelfde procedure, wordt de vergoeding verdeeld zonder dat de totale vergoeding hoger kan zijn dan deze die zou zijn toegekend bij de aanstelling van één enkele advocaat. |
In geval van samenwerking of een opvolging tussen advocaten, worden de punten tussen hen verdeeld, in verhouding tot hun respectieve taken en kunnen ze niet meer bedragen dan het wettelijk vastgestelde aantal punten.
9.7 Verplaatsingen
Verplaatsingen worden vergoed ten belope van 0,0125 punt per km, met een minimum van 20 km per dossier, vanaf het kantoor van de advocaat die de prestatie uitvoert, of het nu de dominus litis is of een advocaat die
loco optreedt én of het een advocaat van de eigen balie gaat of van een ander balie. In geval van meerdere kantoren, worden die verplaatsingen berekend vanaf het kantoor dat het dichtst bij de plaats van de prestatie ligt, ongeacht het gerechtelijk arrondissement.
De punten voor de uitgevoerde verplaatsingen worden per dossier geglobaliseerd en berekend door middel van Google Maps (in geval van meerdere routebeschrijvingen, wordt de snelste genomen).
De BJB-module hanteert standaardverplaatsingen.
Verplaatsingen naar het buitenland worden enkel vergoed indien zij gerechtvaardigd worden omdat de aangestelde advocaat noodzakelijk aanwezig moet zijn op een zitting of een bezoek moet brengen aan een cliënt in hechtenis. Voor afstanden van meer dan 500 km (heen-terug), is de voorafgaande toestemming van de voorzitter van het BJB vereist.
Een verplaatsingsvergoeding geldt enkel voor een effectief uitgevoerde verplaatsing.
De verplaatsing moet eveneens specifiek zijn: wanneer een advocaat zich eenmaal verplaatst voor verschillende zaken, kan die verplaatsing maar één keer vergoed worden (voorbeeld: wanneer de advocaat dezelfde ochtend prestaties in verschillende dossiers heeft op hetzelfde adres, zal hij slechts één keer de verplaatsing vragen).
9.8 Rechtsplegings-vergoeding (RPV)
Art. 508/19 Ger.W. § 1. De advocaat int de aan de begunstigde toegekende rechtsplegingsvergoeding en betaalt de eigen bijdrage bedoeld in artikel 508/17, en § 2 terug aan de rechtzoekende voor zover de rechtsplegingsvergoeding de vergoeding berekend op basis van punten bedoeld in artikel 508/19, § 2, tweede lid, overtreft. §2 De advocaten belast met de gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand doen verslag aan het bureau over elke behandelde zaak waarvoor zij in dit raam prestaties hebben verricht. Dit verslag vermeldt eveneens de door de advocaat geïnde rechtsplegingsvergoeding en de vergoedingen geïnd overeenkomstig artikel 508/19ter alsook de bijdragen bedoeld in artikel 508/17, § 1, tweede en derde lid, en § 2. |
De advocaat ontvangt de rechtsplegingsvergoeding die wordt toegekend aan de begunstigde van de juridische bijstand.
De rechtsplegingsvergoeding die effectief werd ontvangen, moet vermeld worden in het sluitingsverslag.
De advocaat die een rechtsplegingsvergoeding ontvangt na de afsluiting van het dossier, moet het BJB hiervan op de hoogte brengen.
De advocaat vindt op het privaat luik het typeformulier hiervoor (OVB).
In de veronderstelling dat de advocaat de aan de begunstigde toegekende rechtsplegingsvergoeding heeft ontvangen, betaalt hij aan de begunstigde terug:
- de forfaitaire bijdragen
- de provisie
indien en in de mate waarin de rechtsplegingsvergoeding hoger is dan de vergoeding die door de advocaat ontvangen zal worden in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand.
Het Grondwettelijk Hof heeft in haar arrest 77/2018 van 21 juni 2018 de betreffende bepalingen in art. 508/19 Ger.W. niet vernietigd.
9.9 Ontvangen van geldsommen
Art. 508/19ter Ger.W.
§ 1. De advocaat die vaststelt dat zijn optreden de begunstigde in staat heeft gesteld om geldsommen te ontvangen, waardoor hij een vergoeding kan betalen, stelt de begunstigde en het Bureau voor Juridische Bijstand daarvan in kennis.
De geldsommen die in aanmerking kunnen worden genomen zijn deze die, mochten zij bestaan hebben op de dag van de aanvraag, de begunstigde niet hadden toegestaan te voldoen aan de voorwaarden om te genieten van juridische tweedelijnsbijstand.
Het Bureau voor Juridische Bijstand houdt rekening met de verrichte prestaties en stelt het bedrag vast van de vergoeding die de advocaat inhoudt van of oplegt aan de begunstigde.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde vergoeding kan niet tot gevolg hebben dat :
1° een bedrag wordt ingehouden of opgelegd dat hoger is dan 150 % van de vergoeding die de advocaat zou hebben ontvangen in toepassing van artikel 508/19, § 2, tweede lid;
2° een bedrag wordt ingehouden of geheven op het totaal van de door de begunstigde of voor zijn rekening ontvangen geldsommen waardoor het saldo lager is dan 250 euro;
3° een bedrag wordt ingehouden of geheven dat hoger is dan 50 % van het totaal van de ontvangen geldsommen.
Het Bureau voor Juridische Bijstand kan, in uitzonderlijke gevallen, bij een met redenen omklede beslissing beslissen dat de in het eerste lid, 1°, bedoelde maximale percentages niet toepasselijk zijn.
De berekening van de voor juridische bijstand toegekende vergoeding gebeurt op basis van de meest recente gekende waarde van het punt.
In het geval dat de dankzij het optreden van de advocaat geïnde bedragen maandelijkse sommen zijn, worden de in te houden of te heffen bedragen bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, berekend op basis van de sommen die de inkomensdrempels vastgesteld krachtens artikel 508/13 overschrijden.
§ 3. Wanneer de advocaat vergoedingen heeft ontvangen in toepassing van artikel 508/17, § 2, of een rechtsplegingsvergoeding in toepassing van artikel 508/19, § 1, trekt het Bureau voor Juridische Bijstand die bedragen af van de geldsommen die de advocaat mag inhouden van of opleggen aan de begunstigde.
§ 4. Het Bureau voor Juridische Bijstand deelt zijn beslissing mee aan de begunstigde en aan de advocaat volgens de vormen voorgeschreven bij artikel 508/15. De beslissing is vatbaar voor beroep overeenkomstig artikel 508/16.
§ 5. Wanneer de advocaat in de onmogelijkheid verkeert om de geldsommen bestemd voor de begunstigde in te houden, of zijn vergoeding onbetaald blijft ondanks twee opeenvolgende aanmaningen, brengt hij het Bureau voor Juridische Bijstand daarvan op de hoogte ten vroegste twee maanden na de mededeling bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, en vraagt hij om de betaling van de vergoeding berekend op basis van de punten bedoeld in artikel 508/19, § 2, tweede lid.
Wanneer de advocaat slechts een gedeelte van de vergoeding die hem verschuldigd is kan inhouden of opleggen of een gedeelte van zijn vergoeding onbetaald blijft, brengt hij het Bureau voor Juridische Bijstand hiervan op de hoogte binnen dezelfde termijn en onder dezelfde voorwaarden als in het eerste lid en verzoekt hij de betaling van het saldo van de vergoeding berekend op basis van de punten bedoeld in artikel 508/19, § 2, tweede lid.
Voor de prestaties waarvoor een voor de juridische bijstand toegekende vergoeding werd ingehouden of opgelegd, overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid, worden geen punten toegekend overeenkomstig artikel 508/19, § 2, tweede lid.
§ 6. Het Bureau voor Juridische Bijstand doet verslag aan de stafhouder van de bedragen waarvoor het toestemming tot inhouding of oplegging heeft gegeven evenals van de opgelegde bedragen die onbetaald zijn gebleven.
De stafhouder deelt die bedragen mee aan de in artikel 488 bedoelde overheden, die op hun beurt eenmaal per jaar het totaal van die bedragen van alle balies meedelen aan de minister van Justitie op hetzelfde moment dat zij het totaal van de punten meedelen in toepassing van artikel 508/19, § 2, derde lid.
De aangestelde advocaat moet de begunstigde verwittigen, zodra hij vermoedt dat zijn tussenkomst die begunstigde zou kunnen toelaten om sommen te ontvangen die, indien zij hadden bestaan op het ogenblik van de aanvraag, de begunstigde zouden hebben uitgesloten van de juridische tweedelijnsbijstand. De advocaat vermeldt daarbij de methode voor de berekening van de vergoeding die hij alzo de begunstigde zou kunnen vorderen.
Indien de tussenkomst van de advocaat de begunstigde heeft toegelaten om sommen te ontvangen – die, indien zij hadden bestaan op het ogenblik van de aanvraag, de begunstigde zouden hebben uitgesloten van de juridische tweedelijnsbijstand – brengt de advocaat het BJB en de begunstigde hiervan op de hoogte.
Het BJB bepaalt, rekening houdende met de geleverde prestaties, de vergoeding die de advocaat kan heffen of inhouden, met dien verstande dat ( art 508/19ter § 2 Ger. Wb.):
1° de vergoeding niet hoger kan zijn dan 150 % van de bedragen die de advocaat ontvangen zou hebben in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand;
2° het saldo dat aan de begunstigde toekomt, niet lager kan zijn dan 250 euro;
3° de vergoeding niet kan overeenstemmen met meer dan 50 % van de ontvangen sommen. Die drie voorwaarden zijn cumulatief.
In het geval dat de geïnde bedragen maandelijkse sommen zijn, worden de in te houden of te heffen bedragen, bedoeld in het eerste lid, 2° (het saldo dat aan de begunstigde toekomt, kan niet lager zijn dan 250 euro) én 3° (de vergoeding kan niet overeenstemmen met meer dan 50 % van de ontvangen sommen), berekend op basis van de sommen die de inkomensdrempels zoals opgenomen in art. 508/13 Ger.W.) overschrijden.
Het BJB kan echter, wegens uitzonderlijke omstandigheden en door een gemotiveerde beslissing, beslissen om het maximumpercentage van 150 % niet toe te passen. (art. 508/19ter § 2 al 2. Ger.W.)
Bijvoorbeeld: wanneer door het optreden van de advocaat de rechtzoekende bedragen heeft ontvangen, waarbij de grens van 150 % niet in verhouding zou staan tot die sommen.
De forfaitaire bijdragen, de provisie en de geïnde rechtsplegingsvergoeding, worden afgetrokken van de opgelegde of ingehouden vergoeding.
In de veronderstelling dat die vergoeding volledig wordt ontvangen wordt geen enkel punt toegekend en komt aan de advocaat enkel de door het Bureau vastgelegde vergoeding toe.
De advocaat beëindigt zijn dossier met 0 punt en vermeldt de betaalde vergoeding.
Indien de advocaat echter de betaling niet heeft ontvangen van de door het BJB vastgelegde vergoeding - na twee herinneringen en ten vroegste twee maanden na de aanvraag tot vergoeding bij geldsommen - kan hij de toekenning vragen van het saldo van de vergoeding.
Indien de advocaat slechts een gedeeltelijke betaling ontvangt van de door het BJB vastgelegde vergoeding, vraagt hij eveneens de toekenning van het saldo van de bedragen vastgelegd in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand.
Om de bedragen voor de juridische tweedelijnsbijstand in het kader van een vergoeding bij geldsommen vast te leggen, wordt rekening gehouden met de meest recente gekende waarde van het punt.
De beslissing van het BJB wordt aan de aanvrager en de advocaat meegedeeld binnen de 15 dagen na de aanvraag.
Die beslissing kan door de aanvrager betwist worden voor de arbeidsrechtbank binnen een termijn van een maand.
9.10 Kwaliteitscontroles
Art. 508/8 Ger.W. De Orde van Advocaten ziet toe op de doeltreffendheid en de kwaliteit van de prestaties verricht door de advocaten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand, alsook op de regelmatigheid van de stappen ondernomen op grond van de artikelen 508/9, 508/14, eerste en derde lid, en 508/19, § 2 Onverminderd de tuchtrechtelijke vervolgingen kan de raad van de Orde in geval van tekortkoming en volgens de bij de artikelen 458 tot 463 bepaalde procedure, de handhaving van de advocaat op de in artikel 508/7 bedoelde lijst afhankelijk stellen van de naleving van de voorwaarden die hij bepaalt, diens inschrijving op die lijst schorsen gedurende een periode van acht dagen tot drie jaar of hem eruit weglaten. |
De kwaliteitscontrole van de prestaties wordt toegepast op twee niveaus:
- a priori heeft ze met name betrekking op de rechtvaardiging van de aangegeven opleidingen of de verbintenis om een opleiding te volgen, wat noodzakelijk is voor de inschrijving op de lijst van de advocaten die deelnemen aan de juridische bijstand (artikel 508/7 Ger. W.);
- a posteriori heeft ze betrekking op de efficiëntie en de kwaliteit van de uitgevoerde prestaties, wat de raad van de Orde ertoe kan brengen om het behoud van de advocaat op de lijst afhankelijk te maken van bepaalde voorwaarden, om de inschrijving van de advocaat op te schorten of om hem weg te laten van de lijst.
De toekenning van punten veronderstelt een controle, met betrekking tot:
- de werkelijkheid van de prestaties die de advocaat verklaart te hebben uitgevoerd;
- de concordantie tussen die prestaties en de nomenclatuur ;
- de kwaliteit van de door de aangestelde advocaat uitgevoerde prestaties.
Indien de raad van de bevoegde Orde tekortkomingen vaststelt, kan hij een van de maatregelen nemen die worden vermeld in artikel 508/8 Ger.W. (opleggen van voorwaarden voor het behoud van de advocaat op de lijst van vrijwilligers, tijdelijke schorsing of weglating van de lijst).
Behoudens tegenstrijdige beslissing van de raad van de Orde, heeft de schorsing van de advocaat geen gevolgen voor de aanstellingen die voorafgaan aan die beslissing.
Indien de raad van de Orde vaststelt dat de advocaat de opgelegde voorwaarden voor zijn behoud op de lijst van vrijwilligers niet naleeft, roept de stafhouder hem op voor de raad van de Orde om een andere maatregel, vermeld in artikel 508/7 Ger.W. uit te spreken.
In geval van weglating kan de advocaat door een gemotiveerde aanvraag, na een termijn van vijf jaar, zijn herinschrijving vragen.
In overeenstemming met artikel 432bis Ger.W., kan beroep worden aangetekend tegen alle beslissingen genomen door de Raad van de Orde in toepassing van artikel 508/7 Ger.W.
9.11 Bezwaar tegen puntenvermindering
De correct ingediende verslagen worden door het BJB gecontroleerd met het oog op de toekenning van punten voor de geleverde prestaties.
Indien de controleur van het BJB een onregelmatigheid opmerkt of een evaluatie van de prestaties overweegt die verschilt van de door de advocaat voorgestelde prestaties, past de controleur de punten aan in de BJB- module en motiveert de wijziging. De advocaat ontvangt een notificatie. De advocaat kijkt zijn dossier na en kan opmerkingen formuleren binnen een door het BJB vermelde termijn.
Bij gebrek aan opmerkingen binnen de vermelde termijn, wordt verondersteld dat de advocaat de geformuleerde opmerkingen en het advies van de controleur aanvaardt.
Indien de advocaat opmerkingen formuleert, onderzoekt de controleur het dossier opnieuw.
Op basis van dat nieuw onderzoek en ingeval van blijvende betwisting, neemt het BJB een laatste gemotiveerde beslissing
Voor de OVB:
Eventuele betwistingen worden voorgelegd aan arbitrage. Hiervoor gelden de regels vervat in de artikelen 1676
e.v. Ger.W. De advocaat richt zich tot zijn stafhouder die een arbiter zal aanwijzen.
Voor de OBFG:
Indien de advocaat zich niet kan aansluiten bij de genomen beslissing, moet hij, op straffe van verval, zijn gemotiveerd verzet doen geworden aan de voorzitter van het BJB evenals zijn wens om de kwestie voor te leggen aan de Bezwaarcommissie, binnen de vijftien kalenderdagen na de verzending van de beslissing. De advocaat xxxxx zich bovendien officieel tot de Bezwaarcommissie binnen dezelfde termijn, met de vermelding of hij al dan niet gehoord wil worden door de commissie.
De uitoefening van dat bezwaar impliceert de aanvaarding door de advocaat van het feit dat de inaanmerkingneming van het kwestieuze dossier voor de toekenning van punten minstens met een jaar zal worden uitgesteld, tenzij tijdig hierover zal kunnen worden rechtgesproken.
Het bezwaar wordt onderzocht door een Commissie waarvan de leden worden aangesteld door de raad van de Orde bij het begin van elk gerechtelijk jaar.
Die Commissie bestaat uit drie leden waaronder een lid van het BJB, dat niet het lid is dat de betwiste beslissing heeft genomen, of een advocaat voorgesteld door de voorzitter van het BJB
Die Commissie hoort de controleur of de voorzitter van het BJB en de advocaat die hiervoor een aanvraag indient. Ze doet uitspraak in laatste aanleg, door een gemotiveerde beslissing.
De beslissing van de Commissie loopt geenszins vooruit op het resultaat van een eventuele audit.
9.12 Audit
De minister van Justitie kan een controle uitvoeren van de punten die door de balies zijn toegekend, volgens de door hem bepaalde modaliteiten.
In de praktijk worden die controles georganiseerd door de OBFG en de OVB.
De controles gebeuren in het algemeen elk jaar van 1 oktober tot 31 januari. Er worden dossiers geselecteerd in alle voorkeurmateries. De controle heeft betrekking op de controle van de voorwaarden voor het voordeel van de kosteloosheid (onderzoek van de bewijsstukken van de situatie of inkomsten), op de effectiviteit van de prestaties (onderzoek van de documenten gevoegd bij de eindverslagen) en de toegekende punten.
Een verslag wordt overgemaakt aan de minister die kan beslissen om aanvullende controles uit te voeren
De moeilijkheden die niet in gezamenlijk overleg kunnen worden opgelost, worden voorgelegd aan een arbitrage.
9.13 Intrekking juridische bijstand
Art. 508/18 Ger.W. Het Bureau voor Juridische Bijstand kan, ambtshalve of op een met redenen omkleed verzoek van de advocaat, een einde stellen aan de juridische tweedelijnsbijstand indien het vaststelt dat de begunstigde niet voldeed of niet langer voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 508/13 of wanneer de begunstigde kennelijk geen medewerking verleent bij de verdediging van zijn belangen. Het bureau brengt de advocaat daarvan op de hoogte. Het Bureau voor Juridische Bijstand kan tevens een einde stellen aan de juridische tweedelijnsbijstand op een met redenen omkleed verzoek van de advocaat als deze meent dat zijn interventie geen enkele meerwaarde biedt. Het bureau brengt de advocaat daarvan op de hoogte. Wanneer het Bureau voor Juridische Bijstand een verzoek ontvangt van de advocaat of de in het eerste lid bedoelde vaststelling doet, stelt het de begunstigde daarvan in kennis, met het verzoek zijn opmerkingen te formuleren binnen de twintig dagen. Elke beslissing tot beëindiging van de toegekende bijstand wordt bij een aangetekende zending ter kennis van de begunstigde gebracht. Tegen die beslissing kan beroep worden ingesteld. De artikelen 508/15 en 508/16 zijn van toepassing. |
De juridische bijstand kan worden ingetrokken wanneer:
1. de aanvrager niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 508/13;
2. de interventie van de advocaat biedt geen meerwaarde
3. de begunstigde duidelijk niet meewerkt aan de verdediging van zijn belangen.
De beslissing tot intrekking van de juridische bijstand wordt genomen door de voorzitter van het BJB.
In afwachting van die beslissing tot intrekking, blijft (blijven) de aangestelde advocaat (advocaten) gelast met het (de) dossier(s).
Indien de beslissing tot intrekking van de juridische bijstand het voorwerp uitmaakt van een beroep vanwege de begunstigde van de juridische bijstand, zal (zullen) de aangestelde advocaat (advocaten) gelast blijven met het (de) dossier(s) tot op het ogenblik waarop de beslissing van de arbeidsrechtbank definitief is.
Er is geen intrekking van de juridische bijstand wanneer de aangestelde advocaat wordt vervangen of opgevolgd door een advocaat buiten de juridische bijstand. Er wordt verondersteld dat de cliënt zelf afstand heeft gedaan van de juridische bijstand.
9.13.1 De aanvrager voldoet niet of niet langer aan de voorwaarden van artikel 508/1331.
Zodra de aangestelde advocaat vaststelt of verneemt dat de situatie of de bestaansmiddelen van de cliënt gewijzigd zijn of dat de cliënt zich niet bevond in de omstandigheden om juridische bijstand te genieten op het ogenblik dat het werd toegekend, vraagt de advocaat de cliënt om het BJB hiervan op de hoogte te brengen.
Bij gebreke van de cliënt om in te gaan op dit verzoek, stuurt de advocaat aan de voorzitter van het BJB een verzoek tot intrekking van de juridische bijstand.
31 Zie met betrekking tot het beroepsgeheim hoofdstuk I.3 van de Codex Deontologie voor advocaten
Wanneer het BJB een verzoek ontvangt van de advocaat, stelt het de begunstigde daarvan in kennis, met het verzoek zijn opmerkingen te formuleren binnen de twintig dagen.
Na verloop van de termijn van 20 dagen, neemt het BJB zijn beslissing.
De intrekking van de juridische bijstand geldt voor alle lopende aanstellingen van de cliënt.
Voorbeelden: wijziging samenstelling gezin, tewerkstelling, inning van een kapitaal in het kader van een nalatenschap of de vereffening van de gemeenschap; recuperatie van vergoedingen voor een lichamelijke schade; recuperatie van achterstallige onderhoudsgelden en alimentatie, …
9.13.2 De interventie van de advocaat biedt geen meerwaarde
Het BJB kan tevens een einde stellen aan de juridische tweedelijnsbijstand op een met redenen omkleed verzoek van de advocaat als die meent dat zijn interventie geen enkele meerwaarde biedt. Het bureau brengt de advocaat en de rechtzoekende daarvan op de hoogte.
9.13.3 De begunstigde werkt duidelijk niet mee aan de verdediging van zijn belangen
Zowel een gebrek aan medewerking als een al te overmatige medewerking en, in het algemeen, de verbreking van de vertrouwensband tussen de advocaat en de cliënt, kan de intrekking van de juridische bijstand met zich meebrengen.
Voorbeelden van gebrek aan medewerking: de begunstigde van de juridische bijstand antwoordt niet op de brieven van zijn advocaat; hij bezorgt hem niet de noodzakelijke stukken en informatie, hij verschijnt niet terwijl de wet zijn aanwezigheid voorschrijft, hij legt zijn eigen procedurestukken neer, ...
De aangestelde advocaat stuurt aan de voorzitter van het BJB een verzoek tot intrekking van de juridische bijstand (zie de procedure bij 9.13.1).
Deze intrekking van de juridische bijstand geldt enkel voor de geviseerde aanstelling.
10. TERUGVORDERING VAN VERGOEDINGEN DOOR DE STAAT
de rechten van de begunstigde ten belope van het door haar gedragen bedrag van de verleende juridische bijstand.
Ingeval de begunstigde voornoemde tegemoetkoming heeft ontvangen, vordert de Schatkist op hem het bedrag van de verleende juridische bijstand terug. (Hetzelfde geldt ingeval de begunstigde recht heeft op een rechtsplegingvergoeding, en hij deze ontvangt nadat de advocaat zijn verslag heeft ingediend bij het bureau overeenkomstig artikel 508/19, § 2.)
Ingeval de advocaat van de begunstigde (de tegemoetkoming van een rechtsbijstandsverzekering) heeft ontvangen, vordert de Schatkist op hem het bedrag van de verleende juridische bijstand terug.
§ 3. De terugvordering bedoeld in § 1 van dit artikel verjaart na een termijn van vijf jaar te rekenen van de beslissing tot verlening van de gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische bijstand, zonder dat de verjaringstermijn korter kan zijn dan één jaar, te rekenen van de ontvangst van de vergoeding door de advocaat.
11. FISCAAL
11.1 Geen facturatieplicht
De rechtzoekende is de medecontractant van de advocaat. De begunstigde is een natuurlijk persoon zodat er geen factuur moet worden opgesteld.
Indien de advocaat toch een factuur wenst uit te reiken, moet hij die opstellen op naam van de rechtzoekende. (Beslissing nr. E.T. 126.564, randnummer 42)
In geen geval moet de advocaat een factuur opstellen op naam van de lokale orde, de OVB of de minister. Alhoewel er in die situatie een beroep gedaan wordt op een derde betaler (de FOD Justitie), is de rechtzoekende de medecontractant inzake btw.
Quid vervangingsvergoeding?
Wanneer advocaat x in een pro-Deodossier advocaat y vervangt, mag advocaat x een vervangingsvergoeding in rekening brengen. Tussen beide advocaten zal dan de btw volgens de gewone regels worden aangerekend.
Advocaat x maakt een factuur op met 21 % btw aan advocaat y, die de voorbelasting integraal in aftrek mag brengen, aangezien de omzet uit het pro-Deodossier aan btw onderworpen is . Het recht op aftrek van voorbelasting blijft derhalve intact voor advocaat y. (Beslissing nr. E.T. 126.564, randnummers 49 tot en met 51).
11.2 Taxatie pro-Deovergoedingen
Vergoedingen die de advocaat ontvangt in het kader van de juridische bijstand moeten ingebracht worden als baten van vrije beroepen. Die worden normaal belast in het jaar van ontvangst, met daarop het toepasselijk, progressief belastingtarief.
Door een arrest van het Grondwettelijk Hof van 25 februari 2016 komen pro-Deovergoedingen voortaan in aanmerking voor taxatie als afzonderlijk belastbare achterstallen en kunnen ze in voorkomend geval worden belast tegen het gemiddelde belastingtarief dat geldt voor de andere inkomsten van hetzelfde jaar in de plaats van het hoogste progressieve tarief.
Advocaten die in het verleden op hun pro-Deovergoeding werden belast tegen de gewone tarieven kunnen nog een bezwaarschrift of een verzoek tot ambtshalve ontheffing indienen tegen de aanslagen die werden gevestigd sinds 1 januari 2012. Concreet kan de advocaat enkel vragen om een deel van de pro-Deovergoeding als
achterstal te belasten, indien die betrekking heeft op dossiers waarin hij gedurende een periode van meer dan 12 maanden prestaties leverde (zie art. 171, 6°, tweede streepje, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992).
De pro-Deovergoeding moet dan worden opgesplitst in:
- een gedeelte dat overeenstemt met de laatste 12 maanden prestaties, dat aan de gewone progressieve belastingtarieven wordt belast
- een gedeelte dat overeenstemt met prestaties van meer dan 12 maanden eerder, dat als achterstal belastbaar is.
De bedoelde pro-Deovergoeding is de volledig betaalde vergoeding, inclusief de bijpassing.
11.3 Btw
Alle aangehaalde circulaires en beslissingen zijn terug te vinden op Fisconet alsook te raadplegen op het privaat luik.
Sinds 1 januari 2014 zijn advocaten btw-plichtig. Niettegenstaande zijn de vergoedingen in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand onderhevig aan een bijzonder nultarief (zie ook randnummer 28 van de circulaire 47/2013).
De pro-Deoadvocaat behoudt wel het recht als volwaardige belastingplichtige om de btw op kosten af te trekken. Hij moest de betreffende omzet opnemen in het rooster 00 van de periodieke btw-aangifte. (Beslissing nr. E.T.
125.358 punt 4).
Het Hof van Justitie oordeelde in zijn arrest van 28 juli 2016 onder meer dat diensten van advocaten ten behoeve van rechtzoekenden die rechtsbijstand genieten in het kader van een nationaal stelsel van rechtsbijstand zoals hier aan de orde is, niet vrijgesteld zijn van btw.
Volgend op dit arrest heeft de administratie van FOD Financiën in haar beslissing btw nr. E.T. 131.005 van 23 december 2016, beslist om toepassing te maken van het normaal btw-tarief van 21 % en dat met ingang van 1 april 2017.
Nochtans werd op 7 september 2018 op de website van FOD Financiën gemeld dat het gebruik van het normale btw-tarief van 21 % voor onbepaalde duur is uitgesteld.
Het nultarief blijft dus van toepassing.
12. BEROEPSMOGELIJK-HEDEN TEGEN BESLIS-SING BJB
Art. 508/16 Ger.W. De aanvrager kan binnen een maand na de in artikel 508/15 bedoelde kennisgeving beroep instellen bij de arbeidsrechtbank tegen een beslissing tot weigering. |
De rechtzoekende, desgevallend zijn advocaat, kan beroep instellen bij de arbeidsrechtbank tegen de beslissing van weigering of intrekking van juridische tweedelijnsbijstand, in overeenstemming met de artikelen 508/15 Ger.W. en 508/16 Ger.W. De beslissingen tot weigering moeten nauwkeurig gemotiveerd worden.
De beslissingen worden tegen ontvangstbevestiging overhandigd aan de aanvrager van juridische bijstand of per aangetekende post verstuurd, door tussenkomst van het BJB.
De toekenning van de gedeeltelijke kosteloosheid stemt overeen met een weigering van de volledige kosteloosheid en is aldus vatbaar voor hoger beroep.
Daarentegen is geen enkel beroep mogelijk tegen de aanstelling zelf van de advocaat, noch tegen de beslissing van zijn al dan niet vervanging.
De definitieve beslissing van de arbeidsrechtbank of het arbeidshof die de weigering tot aanstelling of de intrekking van juridische bijstand ongedaan maakt, heeft terugwerkende kracht (ook voor wat de toekenning van de punten betreft).
13. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS (GDPR)
De advocaat verwerkt en archiveert (gevoelige) informatie. De advocaat is dan ook gebonden door de regels met betrekking tot de gegevensbescherming.
Op 25 mei 2018 traden de nieuwe Europese privacyregels in werking, de Algemene Verordening Gegevensbescherming of AVG. Onder de nieuwe AVG dient iedere verwerkingsverantwoordelijke en verwerker proactief en continue aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen van de AVG. Zo zal ook de individuele advocaat hoofdzakelijk als verwerkingsverantwoordelijke optreden voor de verwerking van de persoonsgegevens van o.a. de rechtszoekende. In bepaalde gevallen kan de advocaat als verwerker optreden, bijvoorbeeld in het geval de advocaat die specifieke uitvoerende of administratieve taken krijgt toegewezen en waarbij voorafgaandelijk het uitvoeren van deze taken gedetailleerde instructies werden verstrekt betreffende de modaliteiten van de verwerking.
Voor de OVB:
Op het privaat luik van de OVB vindt de advocaat bij beroepsuitoefening > GDPR voor de advocaat alle informatie
(opgemaakte adviezen, stukken, modellen,…) en berichten.
Voor de OBFG:
De advocaat vindt de informatie op het extranet>GDPR.
Voor de BJB-module OVB:
In het kader van de BJB-module worden advocaten ook als verwerkingsverantwoordelijken beschouwd, aangezien zij zelf verantwoordelijk zijn voor de inhoud van hun documenten, alsook voor de juistheid van deze documenten, het correct opladen en het bewaren van deze documenten. De OVB en de OBFG zijn verantwoordelijk voor de technische facilitering en de toegang tot de noodzakelijke applicaties en tools. Volgens de GDPR en het noodzakelijkheidsvereiste dient de OVB en OBFG de dossiers te verwijderen uit de BJB- module welke meer dan 7 jaar geleden werden uitbetaald aangezien deze dossiers niet meer noodzakelijk zijn voor het te bereiken doel. Dit heeft dus concreet tot gevolg, dat indien de advocaat deze dossiers nog nodig heeft om zijn eigen doeleinden te kunnen verwezenlijken, hij of zij voor het einde van deze bewaartermijn de noodzakelijke documenten dient te bewaren op zijn eigen opslagsystemen.
Na een periode van 7 jaar na uitbetaling van het dossier, is het desbetreffende dossier dus niet meer raadpleegbaar via de BJB-module aangezien deze dient te worden verwijderd. Het is de verantwoordelijkheid van de advocaat om de noodzakelijke informatie en dossiers te bewaren voor zijn eigen doeleinden na deze periode. De dossiers (inclusief stavingsstukken) met status afgesloten en uitbetaald, gerechtelijk jaar 2012- 2013 en ouder worden in oktober 2021 uit de BJB-module verwijderd.
14. STAVINGSSTUKKEN VAN PRESTATIES BIJ HET EINDVERSLAG
14.1 Algemeen
- Alle nuttige procedurestukken moeten worden bijgebracht ter staving van de prestaties: gedinginleidende
akte, conclusies, beslissingen, expertiseverslagen, …
- Stukken mogen niet anoniem zijn, ze moeten steeds identificeerbaar zijn ofwel via dossiernummer ofwel via naam van de rechtzoekende.
- Het BJB mag te allen tijde bijkomende stukken vragen ter staving van de geleverde prestaties/verplaatsingen, ook andere dan de hieronder vermelde stukken.
- De eerste consultatie wordt aanvaard zonder bewijsstukken. Vanaf de tweede consultatie dient de advocaat aan de hand van notities, een agenda of dergelijke aan te tonen dat die consultaties hebben plaatsgevonden.
- In het kader van een minnelijke regeling, worden de brieven die het akkoord formuleren bijgevoegd.
- Ingeval punten worden gevraagd voor een schriftelijk advies moet dat advies worden bijgebracht.
- De beslissingen, vonnissen, … ter staving van de geleverde prestaties waarvan een gratis kopie kan worden
bekomen, moeten worden overgemaakt.
- Wanneer de procedure niet ten einde is gebracht of in geval van opvolging van advocaten worden de bewijsstukken gevoegd van de prestaties waarvoor punten worden gevraagd.
- In geval van gedeeltelijke kosteloosheid voorziet art. 2 KB 18 december 2003 houdende de voorwaarden in de verplichting voor de advocaat om het ontvangstbewijs van de betaling te voegen (dat kan in het elektronisch dossier).
14.2 Specifiek
14.2.1 Jeugdrecht
- Openbare zittingen (MOF/VOS) : vonnissen of beslissingen
- Kabinet jeugdrechter : beschikking of beslissing of aanwezigheidsattest
- Everberg/Saint Hubert-zittingen : beschikkingen of beslissingen
- Bezoek instelling : aanwezigheidsbewijs
- Procureur des Konings : aanwezigheidsbewijs
- Onderzoeksrechter : kopie van het PV van verhoor of aanwezigheidsbewijs
- Herstelbemiddeling : briefwisseling herstelbemiddelingsdienst
- Bijstand bij elk onderhoud in het kader van bijvoorbeeld art. 24 DRPof art. 8 DAJ (OBFG): aanwezigheidsbewijs
- SPJ/SAJ: toepassing of wijziging van maatregelen of verslag (OBFG)
- Specifieke motivatie door de advocaat is mogelijk.
14.2.2 Bescherming geesteszieken
- Kopie van de beslissing en van alle oproepingen.
14.2.3 Strafrecht
Kopieën worden verplicht gevoegd vanaf 29 juni 2019, datum dat de wet van 5 mei 2019 “houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank” in voege trad.
Voor prestaties ouder dan 29 juni 2019:
- Wanneer de advocaat een gratis kopie kan bekomen van de vonnissen en de beschikkingen, zal hij dit voegen
(! enkel de pagina’s die belangrijk zijn om de prestaties te motiveren worden gevoegd).
- Raadkamer: beschikking, aanwezigheidsattest of kopie zittingsblad. Indien de beschikking niet gevoegd kan worden, volstaat het fixatiebericht met vermelding van de reden waarom beschikking niet toegevoegd kan worden.
- Correctionele rechtbank: de advocaat voegt het vonnis toe. Indien het vonnis niet gevoegd kan worden, volstaat het fixatiebericht met vermelding van de reden waarom het vonnis niet toegevoegd kan worden.
- Hof van assisen: aanwezigheidsattest van de advocaat met vermelding van de dagen of halve dagen dat hij aanwezig was.
- Salduz: kopie van het PV van verhoor. Indien het PV van verhoor niet gevoegd kan worden, volstaat de Salduz-fiche van de webapplicatie. Bij telefonische prestaties volstaat de Salduz-fiche van de webapplicatie.
Het uniek Salduz-nummer wordt ingegeven in de BJB-module
- Probatie commissie : beslissing of aanwezigheidsattest
14.2.4 Vreemdelingenrecht
- Commissariaat Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen:
✓ Kopie van de beslissing en, indien de aanwezigheid van de advocaat niet blijkt uit de beslissing, het bewijs van aanwezigheid op de verhoren (zoals attesten, 1e pagina van het verslag van xxxxxxx, persoonlijke notities);
✓ Eventueel een attest van het CGVS in geval van nutteloze verplaatsing (bijvoorbeeld wanneer de rechtzoekende of de tolk niet aanwezig was).
- Raad voor Vreemdelingenbetwistingen:
✓ Bestreden beslissing - verzoekschrift - eventuele synthesememorie – alle arresten
✓ Indien de RVV toepassing maakt van art. 39/73 Vw : beschikking 39/73 en het arrest.
- Raad van State:
✓ Verzoekschrift, eventuele memories of verzoeken tot voortzetting
✓ Alle arresten
- Dienst Vreemdelingenzaken:
✓ Aanvraag humanitaire regularisatie (9bis) : verzoekschrift en beslissing / brief dat de beslissing werd genomen.
✓ Aanvraag medische regularisatie (9ter) : verzoekschrift en eindbeslissing DVZ (onontvankelijk, gegrond of ongegrond) / brief dat de beslissing werd genomen.
✓ Aanvraag verblijf op de gemeente (artikel 40bis, 40ter, 12bis, 42quater ...)
- Rechtbank van eerste aanleg/vredegerecht:
✓ Nationaliteit: eventuele conclusie en vonnis of arrest
✓ Naturalisatie : eindbeslissing van de Commissie naturalisatie of bewijs van Belgische nationaliteit
✓ Akten van naamsbekendheid: verzoek tot homologatie en beslissing
14.2.5 Familierecht
- Bij in voortzetting stellen/ persoonlijke verschijning, /verschijning KMS / horen kinderen: bij gebreke van de beslissing, brengt de advocaat een aanwezigheidsattest bij of een kopie van het zittingsblad.
14.2.6 Handels-en economisch recht
- Het in voortzetting stellen, persoonlijke verschijning, plaatsbezoek of expertisevergadering: kopie van de beslissing,
- Minnelijke schikking: een kopie van het proces-verbaal.
15. NOMENCLATUUR
MB van 19 juli 2016 tot vaststelling van de nomenclatuur van de punten voor de prestaties verricht door advocaten belast met gedeeltelijke of volledige kosteloze juridische tweedelijnsbijstand, BS 10 augustus 2016.
15.1 Algemeen
De nomenclatuur die van toepassing is op het moment dat het dossier wordt afgesloten is de geldende nomenclatuur.
Enkel intellectuele prestaties worden vergoed (code 1 tot en met 17) Elk punt stemt overeen met één uur prestaties.
De advocaat kan voor eenzelfde rechtzoekende of voor verschillende rechtzoekenden met gelijklopende belangen die hij bijstaat in dezelfde zaak maar één keer de basispunten vragen.
Xxxxxxx meerdere advocaten tegelijk worden aangesteld voor eenzelfde persoon in het kader van eenzelfde procedure, wordt de vergoeding verdeeld zonder dat de totale vergoeding hoger kan zijn dan die die zou zijn toegekend bij de aanstelling van één enkele advocaat.
Bij opvolging kan de optelling van de punten van de opgevolgde en de opvolgende advocaat kan niet meer bedragen dan het wettelijk vastgestelde aantal punten.
Elke prestatie/verplaatsing die ingegeven wordt in de BJB-module/Front vermeldt de datum van de prestatie/verplaatsing.
15.2 Geen punten
1. voor wachttijden;
2. voor verzoeken 747§2,...;
3. voor uitstellen;
4. voor pro forma conclusies
5. voor de bijstand bij de uitspraak, enkel de verplaatsingskosten kunnen gevraagd worden bij bewijs aanwezigheid;
6. In geval van niet ontvankelijkheid van het verzoekschrift of van verstek op de zitting: als de niet ontvankelijkheid of het verstek het gevolg is van een professionele fout, kan geen enkel punt worden toegekend.
7. In geval een advocaat voor eenzelfde zaak opeenvolgend verschijnt voor een administratieve overheid (in de zin van punt 8.1 van de nomenclatuur) en voor een sociaal rechtscollege gevat voor een betwisting die dezelfde beslissing van de administratieve overheid tot voorwerp heeft, is één enkele aanstelling voldoende, omdat het gaat om één en dezelfde zaak.
8. In geval van schrijven aan de onderzoeksrechter,…
15.3 Goed om te weten en uitleg bij de codes
- De datum van prestatie die wordt ingegeven in de module, is de datum waarop de prestatie werd geleverd (en niet bijvoorbeeld de datum van het vonnis).
- Code 1: codes 1.1 tot en met 1.5.3 kunnen onderling gecumuleerd worden, alsook met code 18 en code 19. Daarentegen is geen cumul mogelijk met code 2 tot en met 17, uitgezonderd codes 17.2 (verzoek om rechtsbijstand), 17.3.2 (bemiddeling niet gevolgd door een procedurecode en 17.4 (bijstand hoorrecht als vertrouwenspersoon minderjarigen).
- Code 2 tot en met code 9 kunnen onderling niet gecombineerd worden.
- Opstellen verzoekschrift/dagvaarding:
Worden bedoeld de verzoekschriften, dagvaardingen of gedinginleidende akte (bijvoorbeeld conclusies,
brief,…) op grond van artikel 387bis die een nieuwe procedure opstarten.
Als het volledige ontwerp van gedinginleidende akte werd opgesteld maar niet werd neergelegd, worden punten toegekend voor de redactie van die gedinginleidende akte, maar niet voor de basis. De punten zijn uitzonderlijk cumuleerbaar met het punt van één consultatie (code 1.1).
- Opstellen van conclusies (ongeacht het aantal conclusies):
Pro forma conclusies worden niet vergoed.
Ongeacht het aantal conclusies wil zeggen, 3 punten voor alle conclusies samen en dus niet 3 punten per conclusie.
In geval van akkoordconclusies die de weergave zijn van onderhandelingen door advocaten, wordt het totaal van de punten toegekend aan beide advocaten, ongeacht wie de pen heeft vastgehad.
- Basis:
Basispunten worden toegekend bij een procedure.
Ze kunnen zowel voor eiser als voor verweerder zijn.
De basispunten bevatten een pleitzitting, gewone uitstellen en instaatstellingen.
- Bijkomende zitting andere dan uitstel:
Een dergelijke zitting vereist een intellectuele prestatie.
Het bewijs wordt geleverd door een vonnis, zittingsblad of eventueel ter zake duidelijk gevoerde briefwisseling.
- Punten maatschappelijk en/of politioneel verslag:
Punten worden toegekend voor de kennisname van een door stukken bewezen bevolen maatschappelijk en/of politioneel verslag. Zo in eenzelfde fase van de procedure, beide zouden zijn bevolen, dan worden twee keer punten toegekend.
- Horen kinderen:
Hier worden de advocaten bedoeld die optreden voor de ouders.
De punten worden toegekend voor de kennisname van het verhoor per fase in de procedure (of per vonnis die het verhoor beveelt), ongeacht het aantal kinderen dat werd gehoord, en bewezen middels nota’s die betrekking hebben op het verhoor of middels een opgestelde procedureakte per advocaat die de inhoud van het verhoor herneemt.
- Deskundigenonderzoek/ expertise:
De punten toegekend voor deelname aan de installatievergadering worden naar analogie toegekend voor elke navolgende expertisevergadering waaraan de advocaat deelneemt.
- Jeugdrecht:
Voor kinderen van éénzelfde gezin met verschillende maatregelen kunnen de punten per kind gevraagd worden. Verschillende maatregelen zijn onder andere: andere moeder, andere vader, verschillende instelling, verschillende pleeggezinnen, verschillende verblijfsregeling… . Deze verschillende maatregelen blijken uit het vonnis, de beslissing SPJ, het zittingsblad of het verslag van de sociale dienst. Ook de aparte behandeling of behandeling op verschillende en/of navolgende uren geeft recht op de volledige punten per kind.
- Familierecht:
A. Welke code wanneer te gebruiken?
1. Code 2.1.3
Hiermee worden dringende en voorlopige maatregelen bedoeld (223 BW) zoals die voorheen konden worden bevolen door de Vrederechter, voorafgaandelijk aan een echtscheidingsprocedure.
2. Code 2.1.5
De code behandelt de toenmalige bevoegdheid van de vrederechter waar die werd gevat voor onderhoudsgelden, tussen ex-echtgenoten, maar even goed tussen ouders over hun kinderen maar ook de huidige procedures die enkel over onderhoudsgeld gaan, bv. bij blijvende saisine.
De code 2.1.5 kan slechts in één omstandigheid in zijn totale omvang toepassing vinden (basis, gedinginleidende akte, conclusie,...) namelijk wanneer de hoofdvordering van de procedure onderhoudsgeld betreft.
In alle andere gevallen kan enkel code 2.1.5.3 gebruikt worden voor de mogelijkheden tot cumul (zie B. mogelijke cumuls?)
3. Code 2.1.7: Procedure EOO
Om de codes 2.1.7.4 (persoonlijk onderhoudsgeld na echtscheiding met debat over de fout) en 2.1.7.5 (persoonlijk onderhoudsgeld na echtscheiding zonder debat over de fout) toe te passen, is het vereist dat omtrent deze vordering bijkomend wordt geconcludeerd.
4. Code 2.1.9
Dat zijn de dringende en voorlopige maatregelen zoals die worden benaarstigd tijdens de echtscheiding (art. 1280 Ger.W.) en die geschillen die hoogdringende maatregelen betreffen inzake familierecht (art. 584 Ger.W.).
5. Code 2.1.14
Betwistingen tussen ouders met betrekking tot hun kinderen, buiten iedere echtscheidingsprocedure of wettelijke samenwoning (blijvende saisine of nieuwe procedure), waarbij de hoofdvordering eerder ouderlijk gezag, verblijf enz. betreft en bijkomend ook een financieel luik kan voorkomen, onderhoudsgeld, met in dat geval de mogelijkheid tot cumul (zie B. mogelijke cumuls?).
De code vindt eveneens toepassing in geval van een procedure tot ontzetting uit het ouderlijk gezag.
B. Mogelijke cumuls?
1. Volledige cumul tussen de codes 2.1.7 (of de codes 2.1.6 in geval van echtscheiding oude wetgeving) en de codes 2.1.9 (kort geding maatregelen). Dus 2x basis, 2x gedinginleidende akte, 2x conclusies,... (Het verzoekschrift echtscheiding en kort geding zal dan ook twee keer vergoed worden ook al is het in één en dezelfde akte.)
2. Specifieke casus: in geval van een procedure tussen ouders over ouderlijk gezag, verblijfsregeling, persoonlijk contact (codes 2.1.14) met bijkomend een vordering gesteld door de grootouders (codes 2.1.15): volledige cumul van beide codes.
(Bij te tellen code 2.1.5.3 zo grootouders ook een onderhoudsbijdrage vorderen– zie ook punt 3).
3. (Bijkomende) cumul bij een vordering met onderhoudsgeld
In zoverre de conclusies eveneens een vordering inzake onderhoudsgeld stellen in de codes 2.1.9 (zelfs als de conclusies betrekking hebben op het levensonderhoud van de kinderen en/of tussen de echtgenoten), 2.1.14 of 2.1.15, wordt code 2.1.5.3 éénmalig toegevoegd, ongeacht het aantal conclusies.
Geen bijkomende punten kunnen worden toegekend voor een onderhoudsvordering die enkel in de gedinginleidende akte wordt gevorderd.
4. Pleitzitting volgend op een tussenvonnis waarin bijvoorbeeld het horen van de kinderen werd bevolen, een maatschappelijk onderzoek, een politioneel onderzoek… wordt vergoed met de respectieve code van dat kader ‘bijkomende zitting andere dan een uitstel’ mits bewijs van prestatie op de zitting.
5. Volledige cumul tussen de codes 2.1.11 (de vereffening-verdeling) en de codes 2.1.7 (of de codes 2.1.6 in geval van echtscheiding oude wetgeving) en/of de codes 2.1.9 (kort geding maatregelen).
- Verhoging punten: De advocaat motiveert het effectieve juridische meerwerk en brengt alle nodige stukken aan om het meerwerk te bewijzen. De gemotiveerde beslissing van de voorzitter wordt neergelegd in het dossier. Er is geen enkel formalisme vereist.
Meerwerk eerste aanleg heeft niet automatisch tot gevolg dat het zelfde meerwerk geldt voor hoger beroep.
15.4 Verplaatsingen
Verplaatsingen worden enkel opgezocht via GOOGLE MAPS. Elke verplaatsing wordt in de BJB-module gezet met de exacte datum van de verplaatsing. Verplaatsingen mogen gevraagd worden op basis van de snelste weg. Het systeem van de OVB berekent automatisch het aantal punten voor de ingebrachte kilometers.
De reden van verplaatsing dient vermeld te worden in de BJB-module bij verplaatsingen in het veld
“opmerkingen”
Verplaatsingen voor bijvoorbeeld neerleggen van een besluit, inzage verhoor kind, sociaal en/of politioneel verslag,... worden niet vergoed tenzij in zéér uitzonderlijke gevallen waarbij de advocaat zal moeten bewijzen dat hij geen andere keuze had dan de specifieke verplaatsing te doen.
Indien een advocaat meerdere kantoren heeft, wordt het kantoor genomen met de kortste afstand tot de rechtbank waar gepleit moet worden, voor het berekenen van de verplaatsingskosten.
De punten kunnen enkel worden gevraagd vanaf het moment dat er een effectieve verplaatsing is geweest.
Verplaatsing vervanger: De effectieve verplaatsing van de vervanger wordt vergoed, ongeacht de plaats van de prestatie en zijn balie.
15.5Becommentarieerde puntenlijst Code prestatie (één punt is één uur) punten 1. PRESTATIES NIET GEVOLGD DOOR EEN PROCEDURE |
1.1 Consultatie (max. 3 per aanwijzing) 1 (max. 3) 1.2 Consultatie buiten het kantoor (max. 3 per aanwijzing) 2 (max. 3) 1.3 Schriftelijk advies 3 1.4 Opstellen van een klacht 2 1.5 Regeling in der minne 1.5.1 Afbetalingstermijnen (per tegenpartij) 0,5 1.5.2 schriftelijk akkoord 2 1.5.3 Dading 3 |
Commentaar 1.1. Geen punten wanneer de consultatie gevolgd wordt door een procedure of wanneer de consultatie gegeven is door dezelfde advocaat als degene die de procedure volbracht heeft. De eerste consultatie wordt aanvaard zonder bewijsstukken. Vanaf de tweede consultatie moet de advocaat aan de hand van notities, een agenda of dergelijke aantonen dat de consultaties hebben plaatsgevonden. Voor een consultatie in het kader van Salduz geldt code 6.10 1.2. Geen punten wanneer de consultatie buiten kantoor gevolgd wordt door een procedure of wanneer de consultatie gegeven is door dezelfde advocaat als degene die de procedure volbracht heeft. Enkel de verplaatsingskosten kunnen worden gevraagd. Enkel mogelijk indien de rechtzoekende zich niet kan verplaatsen (verblijf in gevangenis, gesloten centrum, ziekenhuis). Consultaties op het justitiepaleis worden beschouwd als een code 1.1. Voor een consultatie in het kader van Salduz geldt code 6.10 1.3. Het moet om een omstandig, in feite en in rechte gemotiveerd advies gaan. Het gaat niet om slechts een eenvoudige brief, de loutere bevestiging van een mondeling advies of de parafrasering van de argumenten van de tegenpartij. Naar analogie: opstellen van een typecontract. 1.4. Naar analogie: wanneer de aanstelling enkel wordt gevraagd voor de uitvoering van een rechterlijke beslissing of voor de tussenkomst van DAVO, op voorwaarde dat dat gebeurt door een andere raadsman dan degene die de uit te voeren beslissing bekomen heeft. Die uitvoering is cumuleerbaar met een aanvraag kosteloze rechtsbijstand (code 17.2) Naar analogie: de tussenkomst van de advocaat voor de aanvraag van de grensoverschrijdende juridische bijstand. De prestaties worden bewezen door het bijbrengen van de klacht of de briefwisseling. 1.5.1 en 1.5.2. De prestaties worden bewezen door het bijbrengen van het schriftelijk akkoord of de briefwisseling. 1.5.3. De prestaties worden bewezen door het bijbrengen van de dading. |
2. PERSONEN- EN FAMILIERECHT 2.1 Familierechtbank |
2.1.1. Procedure weigering sluiting huwelijk door ambtenaar burgerlijke stand 2.1.1.1 Basis 4 2.1.1.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.1.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.1.4 Per maatschappelijk en/of politioneel verslag 2+ 2.1.1.5 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
Commentaar 2.1.1. Naar analogie: weigering wettelijk samenwonen |
2.1.2. Vordering tot nietigverklaring van het huwelijk 2.1.2.1 Basis 4 2.1.2.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.2.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.2.4 Per maatschappelijk en/of politioneel verslag 2+ 2.1.2.5 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
2.1.3 Procedure gehuwden (art. 221-223 BW) 2.1.3.1 Basis 4 2.1.3.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.3.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.3.4 Horen kinderen 2+ 2.1.3.5 Per maatschappelijk en/of politioneel verslag 2+ 2.1.3.6 Deskundigenonderzoek 3+ 2.1.3.6.1 Indien installatievergadering 2+ 2.1.3.7 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 2.1.3.8 Inventarisatie (per vacatie) 2+ |
Commentaar: Code 2.1.3 Toenmalige bevoegdheid van de vrederechter |
2.1.4 Procedure wettelijk samenwonenden (art. 1479 BW) 2.1.4.1 Basis 4 2.1.4.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.4.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.4.4 Horen kinderen 2+ 2.1.4.5 Per maatschappelijk en/of politioneel verslag 2+ 2.1.4.6 Deskundigenonderzoek 3+ 2.1.4.6.1 Indien installatievergadering 2+ 2.1.4.7 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 2.1.4.8 Inventarisatie (per vacatie) 2+ |
2.1.5 Onderhoudsvorderingen buiten procedure art. 221-223 BW |
2.1.5.1 Basis 4 2.1.5.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.5.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.5.4 Deskundigenonderzoek 3+ 2.1.5.4.1 Indien installatievergadering 2+ 2.1.5.5 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
Commentaar 2.1.5. Toenmalige bevoegdheid van de vrederechter Vorderingen tot onderhoudsgelden buiten elke echtscheidingsprocedure Vorderingen tot onderhoudsgelden tussen ascendenten en descendenten. |
2.1.6 Echtscheiding (oude wetgeving) of scheiding van tafel en bed 2.1.6.1 Basis echtscheiding op grond van feiten de plano 4 2.1.6.2 Basis echtscheiding op grond van feitelijke scheiding 4 2.1.6.3 Basis echtscheiding op grond van feiten andere dan de plano 6 2.1.6.4 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.6.5 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.6.6 Getuigenverhoor +1/aangevat uur 2.1.6.7 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
Commentaar 2.1.6.1 of 2.1.6.2 of 2.1.6.3 Er kan slechts één basis gevraagd worden afhankelijk van de uiteindelijk weerhouden wettelijk grond. 2.1.6 Volledige cumul met de codes 2.1.9 (2x basis, 2x gedinginleidende akte, 2x conclusies, enz. ) |
2.1.7 Echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting huwelijk (EOO) 2.1.7.1 Basis 4 2.1.7.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.7.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.7.4 Vordering onderhoudsbijdrage met debat over de fout 5+ 2.1.7.5 Vordering onderhoudsbijdrage zonder debat over de fout 3+ 2.1.7.6 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
Commentaar 2.1.7 Volledige cumul met de codes 2.1.9 (2x basis, 2x gedinginleidende akte, 2x conclusies, enz.) 2.1.7.4 en 2.1.7.5 Om de codes 2.1.7.4 (persoonlijk onderhoudsgeld na echtscheiding met debat over de fout) en 2.1.7.5 (persoonlijk onderhoudsgeld na echtscheiding zonder debat over de fout) toe te passen, is vereist dat omtrent deze vordering bijkomend zou zijn geconcludeerd. |
2.1.8 Echtscheiding met onderlinge toestemming (EOT) 2.1.8.1 Basis 4 2.1.8.2 Redactie overeenkomst 3+ 2.1.8.3 Met kinderen 3+ |
Commentaar 2.1.8 Wanneer de advocaat enkel advies verleent over een ontwerp door een derde (bijvoorbeeld notaris) opgesteld, is code 1 van toepassing. 2.1.8.2 Beide advocaten kunnen aanspraak maken op de extra 3 punten voor redactie van de overeenkomst, ongeacht wie de pen heeft vastgehad. |
2.1.9 Spoedeisende procedure 2.1.9.1 Basis 4 2.1.9.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.9.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.9.4 Horen kinderen 2+ 2.1.9.5 Per maatschappelijk en/of politioneel verslag 2+ 2.1.9.6 Deskundigenonderzoek 3+ 2.1.9.6.1 Indien installatievergadering 2+ 2.1.9.7 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 2.1.9.8 Inventarisatie (per vacatie) 2+ |
Commentaar Dringende en voorlopige maatregelen tijdens echtscheiding (art. 1280 Ger.W.) Geschillen betreffende hoogdringende maatregelen (art. 584 Ger.W.). Enkel wanneer de spoedeisende procedure gecombineerd wordt met een procedure echtscheiding moet geen nieuwe aanstelling voor deze prestaties worden gevraagd. Deze worden gevoegd bij de aanstelling voor de echtscheiding. Cumul met code 2.1.7 Volledige cumul met de codes 2.1.7 (2x basis, 2x gedinginleidende akte, 2x conclusies, enz.) Cumul met code 2.1.5.3 In zoverre de conclusies eveneens een vordering inzake onderhoudsgeld stellen in de codes 2.1.9 (zelfs als de conclusies betrekking hebben op het levensonderhoud van de kinderen en/of tussen de echtgenoten), 2.1.14 of 2.1.15, wordt code 2.1.5.3 éénmalig toegevoegd, ongeacht het aantal conclusies. Bij permanente saisine tijdens een hangende echtscheidingsprocedure is deze code van toepassing. In het andere geval (wanneer er geen echtscheidingsprocedure hangende is) is code 2.1.14 van toepassing. 2.1.10 Verzoekschrift overspel 3 |
2.1.11 Vereffening en verdeling 2.1.11.1 Basis 3 2.1.11.2 Met aparte dagvaarding 2+ 2.1.11.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.11.4 Opstellen dading zonder notaris 3+ 2.1.11.5 Tussenkomst notaris, vergadering, vacatie, opening werkzaamheden, inventarisatie, zwarigheden,.. .+1,5/vacatie 2.1.11.6 Opstellen vereffeningsnota 3+ 2.1.11.7 Nota zwarigheden 3+ 2.1.11.8 Met procedure na zwarigheden 7+ 2.1.11.9 In geval onroerend goed, en daarover zeer omstandige betwisting in uitvoerige briefwisseling 3+ |
Commentaar 2.1.11 Volledige cumul met de codes 2.1.7 (of de codes 2.1.6 in geval van echtscheiding oude wetgeving) en/of de codes 2.1.9 (kort geding-maatregelen). Een nieuwe aanstelling kan desgevallend gevraagd worden. 2.1.11.5 Elke vacatie moet bewezen worden. 2.1.11.6 en 2.1.11.7 Ongeacht het aantal nota’s 2.1.11.8 De pleidooien en conclusies worden bedoeld. |
2.1.12. Afstammingsprocedure 2.1.12.1 Basis 4 2.1.12.2 Opstellen verzoekschrift aanstelling voogd ad hoc 2+ 2.1.12.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.12.4 Maatschappelijk onderzoek of medisch deskundigenonderzoek 2+ 2.1.12.5 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
Commentaar 2.1.12.2 Code 2.1.12.2 wordt toegepast op de gedinginleidende akte. Het verzoekschrift aanstelling voogd ad hoc wordt slechts vergoed zo de voogd ad hoc in een aparte akte wordt gevraagd. 2.1.13 Adoptie |
2.1.13.1 Verzoekschrift 6 |
2.1.13.2 Betwiste adoptie (per aanleg) 9 |
2.1.13.3 Herroeping adoptie (per aanleg) 9 |
2.1.14 Geschillen met betrekking tot het ouderlijk gezag, verblijfsregeling en recht op persoonlijk contact van de ouders 2.1.14.1 Basis 4 2.1.14.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.14.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.14.4 Horen kinderen 2+ 2.1.14.5 Per maatschappelijk en/of politioneel verslag 2+ 2.1.14.6 Deskundigenonderzoek 3+ 2.1.14.6.1 Indien installatievergadering 2+ 2.1.14.7 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
Commentaar 2.1.14 Betwistingen tussen ouders met betrekking tot hun kinderen, buiten iedere echtscheidingsprocedure of wettelijke samenwoning (blijvende saisine of nieuwe procedure), waarbij de hoofdvordering eerder ouderlijk gezag, verblijf enz. betreft en bijkomend ook een financieel luik kan voorkomen, onderhoudsgeld, met in dat geval de mogelijkheid tot cumul. |
De code vindt eveneens toepassing in geval van een procedure tot ontzetting uit het ouderlijk gezag. In het geval de echtscheidingsprocedure hangende is, blijft code 2.1.9 van toepassing. Cumul met code 2.1.5.3 In zoverre de conclusies eveneens een vordering inzake onderhoudsgeld stellen in de codes 2.1.9 (zelfs als de conclusies betrekking hebben op het levensonderhoud van de kinderen en/of tussen de echtgenoten), 2.1.14 of 2.1.15, wordt code 2.1.5.3 éénmalig toegevoegd, ongeacht het aantal conclusies. |
2.1.15 Recht op persoonlijk contact derden 2.1.15.1 Basis 4 2.1.15.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.15.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.15.4 Horen kinderen 2+ 2.1.15.5 Per maatschappelijk en/of politioneel verslag 2+ 2.1.15.6 Deskundigenonderzoek 3+ 2.1.15.6.1 Indien installatievergadering 2+ 2.1.15.7 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
Commentaar Cumul met code 2.1.5.3 In zoverre de conclusies eveneens een vordering inzake onderhoudsgeld stellen in de codes 2.1.9 (zelfs als de conclusies betrekking hebben op het levensonderhoud van de kinderen en/of tussen de echtgenoten), 2.1.14 of 2.1.15, wordt code 2.1.5.3 éénmalig toegevoegd, ongeacht het aantal conclusies. |
2.1.16 Vordering uitkering levensonderhoud biologische ouders 2.1.16.1 Verzoeningsfase voorzitter 3 2.1.16.2 Procedure familierechtbank 2.1.16.2.1 Basis 3 2.1.16.2.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 2.1.16.2.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 2.1.16.2.4 Maatschappelijk en/of medisch deskundig en/of politioneel verslag 2+ 2.1.16.2.5 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
2.1.17 Verzegeling - ontzegeling 2.1.17.1 Verzegeling 3 2.1.17.2 Ontzegeling 2 2.1.17.3 Verzet tegen ontzegeling 3 |
2.1.18 Verschijning voor de kamer voor minnelijke schikking per zitting 2 1.2 Vrederechter |
2.2.1 Verlengde minderjarigheid 2.2.1.1 Bijstand minderjarigen 2 |
2.2.2 Gedwongen opname van geesteszieken 2.2.2.1 Bijstand geesteszieken 4 2.2.2.2 Per bijkomende verschijning 2+ 2.2.2.3 Bewezen bezoek aan instelling 2+ |
Commentaar 2.2.2 Naar analogie: minderjarige geesteszieken (voor de jeugdrechtbank) 2.2.2.2. Een verschijning voor verder verblijf is een bijkomende verschijning, ongeacht of er een wijziging is van advocaat. 2.2.2.3 Een bewezen bezoek aan een instelling is een bezoek aan rechtszoekende voorafgaand aan de zitting op een andere dag dan de zitting zelf. Bewijs kan met alle mogelijke middelen geleverd worden, bijvoorbeeld een aanwezigheidsattest van de instelling. |
2.2.3. Aanstelling bewindvoerder 2.2.3.1 Opstellen verzoekschrift aanstelling bewindvoerder over de persoon 2+ 2.2.3.2 Opstellen verzoekschrift aanstellen bewindvoerder over de goederen 2+ 2.2.3.3 Opstellen verzoekschrift aanstelling bewindvoerder over de persoon en over de goederen 3+ 2.2.3.4 Behandeling 3+ |
Commentaar 2.2.3.4 Deze code omvat prestaties voor het opstellen van conclusies en/of de aanwezigheid van de advocaat ter zitting. 2.2.3.4 De code is van toepassing voor tussenkomsten in het kader van art.1244/1 Ger.W. (ambtshalve toevoeging van de beschermde persoon of van de te beschermen persoon) 3. ANDERE BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN (met uitzondering van wegverkeer) 3.1 Vredegerecht |
3.1.1 Verzoening 2 |
3.1.2 Afbetalingstermijnen zonder verweer ten gronde 1,5 |
3.1.3 Afbetalingstermijnen als eiser (consumentenkrediet) 2,5 |
3.1.4 Rechtspleging op eenzijdig verzoekschrift (uitgezonderd rechtsbijstand) 3 |
3.1.5 Ten gronde 3.1.5.1 Basis 4 3.1.5.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 3.1.5.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 3.1.5.4 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 3.1.5.5 Deskundigenonderzoek 3+ 3.1.5.5.1 Indien installatievergadering 2+ |
3.2 Rechtbank van eerste aanleg en rechtbank van koophandel |
3.2.1 Verzoening 2 |
Commentaar 3.2.1 Bijvoorbeeld in zaken met betrekking tot een hypothecaire lening. |
3.2.2 Afbetalingstermijnen zonder verweer ten gronde 1,5 |
3.2.3 Eenzijdig verzoekschrift 3 |
3.2.4 Ten gronde 3.2.4.1 Basis 4 3.2.4.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 3.2.4.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 3.2.4.4 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 3.2.4.5 Deskundigenonderzoek 3+ 3.2.4.5.1 Indien installatievergadering 2+ |
Commentaar Code 3.2.4 is naar analogie ook van toepassing op: - de procedure staatloosheid; - de procedure tegen de aanstelling bewindvoering; - de procedure van betwisting van een schuld door een schuldeiser bij collectieve schuldenregeling. - Het eenzijdig verzoekschrift ter rechtzetting van een akte van de burgerlijke stand (audit 2019) |
3.2.5 Vereffening en verdeling 3.2.5.1 Basis 3 3.2.5.2 Met aparte dagvaarding 2+ 3.2.5.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 3.2.5.4 Opstellen dading zonder notaris 3+ 3.2.5.5 Tussenkomst notaris, vergadering, vacatie, opening werkzaamheden, inventarisatie, zwarigheden,... +1,5/vacatie 3.2.5.6 Opstellen vereffeningsnota 3+ 3.2.5.7 Nota zwarigheden 3+ 3.2.5.8 Met procedure na zwarigheden 7+ 3.2.5.9 In geval onroerend goed, en daarover zeer omstandige betwisting in uitvoerige briefwisseling 3+ |
3.3 Voorzitter rechtbank van eerste aanleg |
3.3.1 Kort geding 3.3.1.1 Basis 4 3.3.1.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 3.3.1.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 3.3.1.4 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 3.3.1.5 Deskundigenonderzoek 3+ |
3.3.1.5.1 Indien installatievergadering 2+ |
3.3.2 Procedure zoals in kort geding 3.3.2.1 Basis 4 3.3.2.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 3.3.2.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 3.3.2.4 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 3.3.2.5 Deskundigenonderzoek 3+ 3.3.2.5.1 Indien installatievergadering 2+ |
3.3.3 Eenzijdig verzoekschrift 3 |
3.3.4 Handelsonderzoeken (per verschijning andere dan uitstel) 3.3.4.1 Basis 3 3.3.4.2 Per verschijning andere dan uitstel 1+ |
3.4 Beslagprocedure (of zoals in kort geding) 3.4.1 Basis 4 3.4.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 3.4.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 3.4.4 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 3.4.5 Deskundigenonderzoek 3+ 3.4.5.1 Indien installatievergadering 2+ |
4. SOCIALE ZAKEN 4.1. Arbeidsrechtbank |
4.1.1. Alle geschillen met betrekking tot de arbeidsovereenkomst 4.1.1.1 Basis 4 4.1.1.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 4.1.1.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ |
Commentaar 4.1.1 Zitting andere dan uitstel : naar analogie met code 4.1.2.4. |
4.1.2. Arbeidsongevallen en beroepsziekten: alle procedures 3 4.1.2.1 Met betwisting van de kwalificatie als arbeidsongeval of beroepsziekten 3+ 4.1.2.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 4.1.2.3 Behandeling na expertise 3+ 4.1.2.4 Zitting andere dan uitstel 2+ |
Commentaar 4.1.2 Voor het opstellen van conclusies: + 3 punten naar analogie met code 4.1.1.3. In het geval van een expertise: +2 punten per deelname aan een expertisevergadering (installatievergadering of latere vergadering) naar analogie met code 4.1.2.4. |
4.1.2.3 De loutere aanstelling van een deskundige volstaat dus niet. De advocaat moet aan de hand van het deskundigenverslag daadwerkelijk kunnen aantonen dat hij aanwezig was bij de expertise. 4.1.3. Sociale zekerheid en sociale bijstand Commentaar In geval van nieuwe beroepen die worden ingeleid voor dezelfde aanleg bij verzoekschrift of in geval van besluiten tegen dezelfde instelling die een nieuwe beslissing heeft genomen : 2 punten (4.1.3.1.2 of 4.1.3.2.2), behoudens bij typeverzoekschrift of typeconclusies die aan één punt worden vergoed. |
4.1.3.1. Betwistingen inzake OCMW en werkloosheidsuitkeringen 4.1.3.1.1 Basis 4 4.1.3.1.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 4.1.3.1.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ |
Commentaar 4.1.3.1 Deskundigenonderzoek: +2 punten per deelname aan een expertisevergadering (installatievergadering of latere vergadering): analogie met code 4.1.2.4. Deze code 4.1.3.1 is naar analogie van toepassing in geval van beroep tegen herroeping schuldbemiddeling (verzoekschrift neergelegd door schuldenaar of schuldbemiddelaar). 4.1.3.1.3 In het geval dat de samenstelling van de geïnventariseerde stukkenbundel omvangrijke prestaties met zich meebracht, kan de helft van de punten worden toegekend voor zover er geen conclusies werden opgesteld. In het geval van geschillen met meerdere partijen en vooraleer de zaken worden samengevoegd, kunnen bijkomende punten worden toegekend wanneer meerdere besluiten werden neergelegd voor zover besluiten een ander onderwerp behandelen. Per set besluiten (per onderwerp) kunnen maximum drie punten per tegenpartij en per aanleg worden toegekend. Zitting andere dan uitstel : naar analogie met code 4.1.2.4 |
4.1.3.2. Andere materies (geen afbetalingstermijnen) 4.1.3.2.1 Basis 3 4.1.3.2.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 4.1.3.2.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ |
Commentaar 4.1.3.2 Deskundigenonderzoek: +2 punten per deelname aan een expertisevergadering (installatievergadering of latere vergadering): analogie met code 4.1.2.4. 4.1.3.2.3 In het geval dat de samenstelling van de geïnventariseerde stukkenbundel omvangrijke prestaties met zich meebracht, kan de helft van de punten worden toegekend voor zover er geen conclusies werden opgesteld. Zitting andere dan uitstel : naar analogie met code 4.1.2.4. |
4.1.3.3. Afbetalingstermijnen 2 |
4.1.4. Verzoening (afzonderlijke procedure) 2 |
4.2. Voorzitter arbeidsrechtbank |
4.2.1. Kortgeding 4.2.1.1 Basis 4 4.2.1.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 4.2.1.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ |
Commentaar 4.2.1 Zitting andere dan uitstel : naar analogie met code 4.1.2.4. |
4.2.2. Eenzijdig verzoekschrift 3 |
4.2.3. Collectieve schuldenregeling 4.2.3.1. Neerleggen verzoekschrift 4.2.3.1.1 Basis (tot 10 schuldeisers) 5 4.2.3.1.2 10-15 schuldeisers 1+ 4.2.3.1.3 16-20 schuldeisers 1+ 4.2.3.1.4 >20 telkens per 10 schuldeisers 1+ |
Commentaar 4.2.3 Het aantal schuldeisers is van belang, niet het aantal schulden. In geval van beroep tegen herroeping schuldbemiddeling: zie commentaar bij code 4.1.3.1. In geval van: - zitting andere dan uitstel - interpellatie door de rechtbank zonder verschijning VOOR of NA toelating: zie commentaar bij codes 4.2.3.2.1 en 4.2.3.2.2. 4.2.3.1 Deze code is naar analogie van toepassing in geval van beroep tegen beschikking ontoelaatbaarheid. 4.2.3.1 Neerleggen van een verzoekschrift CSR: slechts één keer punten wanneer het verzoek werd neergelegd in naam van samenwonende of gehuwde personen. Twee verslagen mogen ingediend worden wanneer twee verschillende en anders gemotiveerde verzoeken werden neergelegd. Er kunnen pas punten worden toegekend als de rechtbank een beschikking over de toelaatbaarheid velt. Indien een advocaat een verzoekschrift opstelt, maar dat niet neerlegt, heeft hij recht op 3 punten (naar analogie 4.2.2.) |
4.2.3.2 Verdere opvolging na de toelaatbaarheid 4.2.3.2.1 Per verschijning andere dan uitstel 2 4.2.3.2.2 Zonder verschijning 1 |
Commentaar 4.2.3.2.1 De punten kunnen enkel toegekend worden zo de advocaat een intellectuele prestatie levert. De advocaat bewijst dat aan de hand van het zittingsblad. Een louter uitstel wordt niet vergoed. |
4.2.3.2.1 Deze code is naar analogie van toepassing voor een zitting andere dan uitstel voor of na toelating. 4.2.3.2.2 Deze code is naar analogie van toepassing voor een interpellatie door de rechtbank, zonder verschijning. 5 POLITIERECHTBANK Commentaar Opgelet: Gelieve na te gaan of uw cliënt geniet van een rechtsbijstandsverzekering. Die verzekering kan niet gecombineerd worden met de juridische tweedelijnsbijstand. |
5.1. Verdediging op strafgebied 3 5.1.1 Burgerlijke vordering beantwoorden 1+ 5.1.2 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 5.2 Burgerlijke partijstelling door beklaagde (ongeacht het aantal burgerlijke partijen met gelijklopende belangen) 1+ 5.3 Burgerlijke partijstelling niet door de beklaagde 3 5.4 Rechtstreekse dagvaarding 2+ 5.5 Bijkomende daadwerkelijke zitting andere dan uitstel of andere dan louter uitspraak 2+ 5.6 Afhandeling burgerlijke belangen na expertise 4+ |
Commentaar 5.1.1. Ongeacht het aantal burgerlijke partijen. |
5.7 Beroep tegen de administratieve beslissing genomen in het kader van de GAS- of voetbalwet 3 |
5.8 Burgerlijke rechtspleging 5.8.1 Basis 4 5.8.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 5.8.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 5.8.4 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
6. STRAFRECHT Commentaar 6.1 Een nieuwe aanstelling wordt gevraagd per fase in de procedure: - preventieve fase; - fase voor vonnisgerecht ten gronde (beroep en cassatie inbegrepen); - uitvoerende fase. Eventuele conclusies zijn in de punten inbegrepen. 6.1. Verdediging op strafgebied |
6.1.1. Correctionele rechtbank of raadkamer als vonnisgerecht 6 6.1.1.1 Met burgerlijke partij (ongeacht het aantal burgerlijke partijen) 1+ 6.1.1.2 Bijkomende daadwerkelijke zitting andere dan uitstel of andere dan louter uitspraak 2+ 6.1.1.3 Afhandeling burgerlijke belangen na expertise 4+ |
Commentaar 6.1.1 Voor de zittingen van de gespecialiseerde (criminele) kamer: zie commentaar onder code 6.1.2.3.2. |
6.1.2. Raadkamer 6.1.2.1 Eerste verschijning Raadkamer (inbegrepen gevangenisbezoek) 4 6.1.2.2 Volgende verschijning Raadkamer en regeling rechtspleging (inbegrepen gevangenisbezoek) 3 6.1.2.3 Wanneer er niet iedere maand een verschijning is: 6.1.2.3.1 Maandelijkse inzage in het dossier in geval van zwaar misdrijf 1 6.1.2.3.2 Verplichte verschijning voor de K.I. na 6 maanden hechtenis 3 6.1.2.3.3 Samenvattend verhoor 3 |
Commentaar 6.1.2.1 Deze code is naar analogie van toepassing voor een zitting in het kader van een verzoekschrift invrijheidsstelling evenals het verzoek voorlopige invrijheidstelling (aanvraag en behandeling) 6.1.2.1 en 6.1.2.2 De 4 punten worden enkel toegekend voor de eerste zitting van het dossier (dat volgt op het afleveren van het arrestatiebevel) en waar de geldigheid van het bevel wordt onderzocht. De navolgende zittingen worden vergoed aan 3 punten. 6.1.2.3.1 Prestaties van inzage van het dossier moeten bewezen worden aan de hand van notities, scans, … |
6.1.3. Hof van Assisen 6.1.3.1 Voorbereidende vergadering 2 6.1.3.2 Strafrechtelijke verdediging 6.1.3.2.1 Per halve dag effectieve aanwezigheid vanaf de eerste zittingsdag tot en met de 11de halve dag 6 6.1.3.2.2 Per halve dag effectieve aanwezigheid vanaf de 12de halve dag 3 6.1.3.3 Burgerlijke belangen (ongeacht het aantal burgerlijke partijen) 6.1.3.3.1 Per halve dag effectieve aanwezigheid vanaf de eerste zittingsdag tot en met de 11de halve dag 4 6.1.3.3.2 Per halve dag effectieve aanwezigheid vanaf de 12de halve dag 3 |
Commentaar 6.1.3.1 Voorbereidende vergadering: geldt enkel voor de voorafgaandelijke zitting. De samenstelling van de jury is de eerste ½ dag vergoedt aan 6 punten. 6.1.3.2.1 Deze code is naar analogie van toepassing op de gespecialiseerde (criminele) kamers van de Correctionele rechtbank |
6.2. Burgerlijke partijstelling 6.2.1 Klacht met burgerlijke partij voor de onderzoeksrechter 3 6.2.2 Stelling van de burgerlijke partij correctionele rechtbank 4 |
6.3. Genadeverzoek 2 |
6.4. Eerherstel 6.4.1 Zonder zitting van de K.I. 2 6.4.2 Met zitting van de K.I. 3 |
6.5. Commissie Bescherming Maatschappij 6.5.1 Eerste zitting 4 6.5.2 Volgende zittingen 3 |
Commentaar 6.5 Nu de Kamer Bescherming Maatschappij (KBM) De 4 punten kunnen eenmaal per jaar worden toegekend. Als er meerdere verschijningen zijn tijdens hetzelfde jaar, worden deze vergoed aan 3 punten, behalve als het gaat om een eenvoudig uitstel. |
6.6. Strafuitvoeringsrechtbank (SURB) 4 |
Commentaar 6.6. Naar analogie met bijkomende zittingen SURB code 6.5.2. De advocaat sluit het dossier pas af wanneer de SURB een definitieve beslissing heeft genomen over de gevaagde maatregel. |
6.7. Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden 6.7.1 Verzoek 2 6.7.2 Zitting 2+ |
6.8. Bemiddeling in strafzaken (per sessie) 2 |
6.9. Herstelbemiddeling (per sessie) 2 |
6.10. Tussenkomsten in het kader van de bijstand bij het verhoor voor minder- en meerderjarigen Commentaar 6.10 Verschillende dossiers voor eenzelfde persoon : in het eerste dossier worden de volledige punten toegekend en in de overige dossiers een breukdeel in functie van de kwaliteitscontrole. |
6.10.1. Niet aangehouden 6.10.1.1 Voorafgaand vertrouwelijk overleg 0,5 6.10.1.2 Voorafgaand vertrouwelijk overleg buiten kantoor 1,5 6.10.1.3 Bijstand bij verhoor 2 |
Commentaar 6.10.1.1 Max. 3 per verhoor en prestaties moeten bewezen worden vanaf het 2de overleg. Dat verhoor kan zowel op kantoor als bij de verhoorder plaatsvinden. 6.10.1.2 Max. 3 per verhoor en prestaties moeten bewezen worden vanaf het 2de overleg. Code 0.00.0.0: buiten kantoor betekent nooit de plaats van het verhoor en geldt wanneer de rechtzoekende zich niet vrij kan bewegen naar de advocaat, bijvoorbeeld voor minderjarigen die zich in halfopen en gesloten instellingen bevinden (Mol, Everberg, Beernem enz.). Maar ook voor meerderjarigen die zich bijvoorbeeld in het |
ziekenhuis of een gesloten instelling (geesteszieken) bevinden en zich daardoor dus niet naar de advocaat kunnen verplaatsen. |
6.10.2. Aangehouden 6.10.2.1 Telefonisch afstandsoverleg tussen advocaat en verdachte, afstand wordt bevestigd 0,5 6.10.2.2 Telefonisch afstandsoverleg tussen advocaat en verdachte, afstand wordt niet bevestigd. Advocaat die verder optreedt is andere advocaat. 0,5 6.10.2.3 Voorafgaand telefonisch vertrouwelijk overleg 0,5 6.10.2.4 Voorafgaand vertrouwelijk overleg ter plaatse 0,5 6.10.2.5 Bijstand tijdens politieverhoor 2 6.10.2.6 Bijstand tijdens verhoor onderzoeksrechter 1,5 6.10.2.7 Plaatsvervangend telefonisch vertrouwelijk overleg 0,5 6.10.2.8 Plaatsbezoek met oog op reconstructie feiten 3 |
Commentaar 6.10.2 Een telefonische prestatie kan nooit gecumuleerd worden met een andere prestatie, behalve als zij het voorafgaandelijke vertrouwelijk overleg ter plaatse vervangt. In dat laatste geval mag zij gecumuleerd worden met de bijstand tijdens het verhoor. 6.11. Verzoekschrift art. 61quinquies Sv. Aanvullend onderzoek 6.11.1 Verzoekschrift 1 6.11.2 Beroepsprocedure 2+ Commentaar 6.11 Er kunnen geen punten gevraagd worden voor de oproeping voor de zitting van de raadkamer die van rechtswege uitgesteld kan worden. |
6.12. Verzoekschrift art. 61quater Sv. Opheffing beslag 6.12.1 Verzoekschrift 1 6.12.2 Beroepsprocedure 2+ |
6.13. Verzoekschrift art. 61ter Sv. tot inzage 6.13.1 Verzoekschrift 1 6.13.2 Verzoekschrift beroep 2+ |
6.14. Overlevering (Europees aanhoudingsbevel) 6.14.1 Kennisname EAB en advies 1 6.14.2 Toestemmingsprocedure bij procureur des Konings 1+ 6.14.3 Verzoekschrift procedure tot invrijheids-stelling bij onderzoeksrechter 1+ 6.14.4 Verzoekschrift procedure tot invrijheids-stelling bij Raadkamer 2+ |
6.15. Uitlevering 6.15.1 Verzoek tot invrijheidsstelling 3 6.15.2 Hoger beroep tegen exequatur 3 6.15.3 Tussenkomst in adviesprocedure K.I. 3 |
6.16. Tucht in de gevangenis 2 |
Commentaar 6.16 Een tuchtprocedure brengt een nieuwe aanstelling met zich mee. Deze code is naar analogie van toepassing voor verschijningen voor de directeur, het directoraat generaal of in het kader van het individueel bijzonder veiligheidsregime. |
6.17. Probatiecommissie (per zitting) 2 |
7. JEUGDRECHT |
7.1 Jeugdrechtbank 7.1.1 Als misdrijf omschreven feiten 6 7.1.1.1 Met burgerlijke partij (ongeacht het aantal burgerlijke partijen) 1+ 7.1.1.2 Burgerlijke belangen na expertise 4+ 7.1.1.3 Verbintenisproject 3+ 7.1.1.4 Uithandengeving 2+ 7.1.1.5 Bijzondere kamer 6 7.1.1.6 Met burgerlijke partij (ongeacht het aantal burgerlijke partijen) 1+ 7.1.2 Verontrustende situatie 4 7.1.3 Bijkomende zitting andere dan uitstel of andere dan louter uitspraak 2+ 7.1.4 Bijkomende verschijning omtrent de toe te wijzen instelling 2+ |
Commentaar 7.1 Indien een MOF- en VOS-zaak samen behandeld worden, worden er 6 punten + 4 punten toegekend, ongeacht of ze op eenzelfde of andere zitting behandeld worden en ongeacht of ze in één vonnis of in twee vonnissen worden uitgesproken. De behandeling van MOF en VOS op dezelfde zittingsdag moet steeds bewezen worden aan de hand van het vonnis of de vonnissen. 7.1.1 OVB: MOF (OBFG: mineur délinquant) Een MOF-zaak moet steeds bewezen worden aan de hand van het vonnis. Als de minderjarige in een MOF-zaak niet verschijnt en de aanwezige advocaat niet kan pleiten = 3/4 van de punten. Als de minderjarige onder toezicht blijft staan en later opnieuw moet voorkomen zonder zich te moeten verantwoorden voor strafrechtelijke feiten wordt dat beschouwd als een jaarlijkse herziening zoals in VOS- dossiers. Indien er zich nieuwe strafrechtelijke feiten hebben voorgedaan, wordt dat beschouwd als een nieuw dossier en is code 7.1.1. opnieuw van toepassing = 6 punten Het vonnis wordt steeds bijgebracht. 7.1.2 OVB: VOS (OBFG: mineur en danger) Een VOS-zaak moet steeds bewezen worden aan de hand van het vonnis. Voor de verschijning op openbare zitting wordt voor meerdere kinderen van eenzelfde familie slechts één keer punten toegekend, tenzij de kinderen zich in een afzonderlijke situatie bevinden – te bewijzen aan de hand van vonnissen – (bv. andere moeder/vader, andere verblijfsregeling bv. 1 kind in een pleeggezin, ander kind in een instelling, …) De jaarlijkse herziening van de maatregel opgelegd door de jeugdrechtbank, geeft jaarlijks opnieuw recht op 4 punten (code 7.1.2.) |
7.1.3. Een bijkomende zitting (MOF- en VOS-zaken) betreft een louter aanvullende verschijning voor dezelfde feiten en/of omstandigheden (bv. een zitting in voortzetting en/of een heropening der debatten). |
7.2. Jeugdrechter 7.2.1 Verschijning 3 7.2.2 Everberg: eerste verschijning 3 7.2.3 Everberg: tweede verschijning 3 7.2.4 Everberg: bijkomende verschijning 2 7.2.5 Bewezen bezoek aan minderjarige in Everberg 1+ |
Commentaar 7.2 Voor de verschijning in het kabinet wordt voor meerdere kinderen van eenzelfde familie slechts één keer punten toegekend, tenzij de kinderen zich in een afzonderlijke situatie bevinden (bijvoorbeeld andere moeder/vader, andere verblijfsregeling bijvoorbeeld 1 kind in een pleeggezin, ander kind in een instelling,…). De verschillende situatie moet steeds bewezen worden aan de hand van de beschikkingen of het attest van de griffier. Een beroep tegen een beschikking geeft toepassing van 7.1.1. voor MOF en 7.1.2 voor VOS. 7.2.1 Vereist een daadwerkelijke verschijning in het kabinet bij de jeugdrechter. Deze code is naar analogie van toepassing voor een bespreking over het positief project in het kabinet bij de jeugdrechter. 7.2.2 Dit is de verschijning na 5 dagen plaatsing in Everberg, Sint-Hubert. 7.2.3. Dit is de verschijning na 5 dagen + 1 maand in Everberg, Sint-Hubert. 7.2.4 Dit is de verschijning na 5 dagen + 2 maanden in Everberg, Sint-Hubert. 7.2.5 Deze code is naar analogie van toepassing voor alle andere bezoeken aan gesloten instellingen |
7.3 Parket of parketcriminoloog 7.3.1 Eerste verschijning 3 7.3.2 Bijkomende verschijning 2 |
Commentaar 7.3.1 Vereist steeds een bewijs van aanwezigheid (verslag of aanwezigheidsattest). Als het om een allereerste prestatie gaat voor een minderjarige, volstaat een aanwezigheidsbewijs. Deze code is naar analogie van toepassing voor een bespreking over voorwaardelijk sepot en het positief project op het parket. 7.3.2 Een bijkomende verschijning betreft een louter aanvullende verschijning voor dezelfde feiten en/of omstandigheden. Bij nieuwe feiten en/of omstandigheden is code 7.3.1 eerste verschijning toepasselijk. |
Voor alle volgende prestaties moet uit de geleverde bewijsstukken duidelijk blijken dat het om een eerste dan wel een bijkomende verschijning gaat. |
7.4 Herstelbemiddeling / herstelgericht groepsoverleg (HERGO) 7.4.1. Basis 3 7.4.1.1 Indien de zaak na geslaagde herstelbemiddeling/ Hergo nog op de openbare zitting komt 2+ 7.4.1.2. Per bewezen bijkomend uur te rekenen vanaf vierde uur 1+ |
Commentaar 7.4 Als bewijsstuk voor de herstelbemiddeling moet de briefwisseling van de herstelbemiddelingsdienst bij beëindiging van de herstelbemiddeling overgemaakt worden om de punten toegekend te krijgen (al dan niet met overeenkomst). Indien bij een herstelbemiddeling er meerdere slachtoffers en/of verschillende problematieken zijn, kunnen de basispunten even vaak gevraagd worden als dat er verschillende problematieken zijn. Indien bij een herstelbemiddeling voor een slachtoffer meerdere daders blijken te zijn, kan er per dader een aanstelling bekomen worden. De briefwisseling van de herstelbemiddelingsdienst bij beëindiging van de herstelbemiddeling moet bewijzen dat er meerdere daders waren. 7.4.1 Deze basispunten bevatten de inzage van het dossier, een consultatie met de minderjarige en een vergadering of correspondentie met bemiddelaar dat de bemiddeling niet heeft plaatsgevonden. |
7.5 Burgerlijke partijstelling 4 7.5.1 Afhandeling burgerlijke belangen na expertise 4+ |
Commentaar 7.5 Hiermee bedoelt men de advocaat die zich burgerlijke partij stelt en niet de advocaat die antwoordt in toepassing van 7.1.1.1. |
7.6. Voorleiding bij onderzoeksrechter 2 |
7.7. Bijstand van de minderjarige door de vertrouwenspersoon in de jeugdhulp, het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg, de jeugd-instelling e.a. (conform art. 24 DRP) 7.7.1 eerste verschijning 3 7.7.2 Bijkomende verschijning 2 |
Commentaar 7.7 Deze code vereist steeds een bewijs van aanwezigheid (verslag of aanwezigheidsattest) en [voor de OBFG: SAJ (Service de l’aide à la jeunesse) of SPJ (Service de portection judiciaire): "de toepassing van de maatregel".] Een bijkomende verschijning betreft een louter aanvullende verschijning voor dezelfde feiten en/of omstandigheden. Bij nieuwe feiten en/of omstandigheden is code 7.7.1 eerste verschijning toepasselijk. Uit de bewijsstukken moet blijken of het om een eerste verschijning of om een bijkomende verschijning gaat. Een beroep tegen een beschikking geeft toepassing van 7.1.1. voor MOF en 7.1.2 voor VOS. |
Deze code is naar analogie van toepassing voor netwerkoverleg zoals Kompas+ 8. ADMINISTRATIEF RECHT |
8.1. Procedure voor een administratieve overheid of administratief rechtscollege andere dan de Raad van State bijvoorbeeld: gemeente, bestendige deputatie, O.C.M.W., R.V.A.,... 3 |
Commentaar 8.1 Bij GAS-boetes voor feiten gepleegd tijdens de minderjarigheid (ook al is de persoon meerderjarig geworden op het moment van aanstelling) geldt het onweerlegbaar vermoeden. |
8.2 Procedure Raad van State andere zaken dan vreemdelingenrecht 8.2.1 Basis 4 8.2.2 UDN-procedure 2+ 8.2.3 Schorsingsprocedure 3+ 8.2.4 Beslissing kennelijke ongegrondheid 3+ 8.2.5 vernietigingsprocedure 5+ |
Commentaar 8.2 In de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaams Gewest, zijn de “Raad voor Vergunningsbetwistingen”, de “Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen” en de “Raad voor Verkiezingsbetwistingen” in plaats van de Raad van State bevoegd. In deze gevallen wordt code 8.2. naar analogie toegepast. Voor administratief cassatieberoep wordt deze code eveneens toegepast. 8.2.1 Ingeval de overheid besluit om de beslissing in te trekken voor het verstrijken van de beroepstermijn en het verzoekschrift reeds werd opgemaakt, kunnen de punten voor de basis alsnog worden gevraagd en bekomen, voor zover men dat afdoende aantoont. 8.3 Alle procedures in Vreemdelingenrecht (per familie met zelfde verhaal) |
8.3.1. "Procedure Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen Vanaf het tweede verzoek om internationale bescherming wordt de basis niet toegekend, behoudens wanneer het verzoek in overweging wordt genomen of wanneer wordt aangetoond dat de studie van de nieuwe aanvraag een significante tijdsinvestering vergt." 8.3.1.1 Basis 3 8.3.1.2 Aanwezigheid tijdens het persoonlijk onderhoud +1/aangevat uur |
Commentaar 8.3.1 Het begrip “zelfde verhaal” is van toepassing wanneer blijkt uit de beslissingen dat de rechtzoekende geen enkel eigen motief (d.w.z. verschillend van de andere familieleden) heeft om de status aan te vragen. Het tellen van de uren van het verhoor: uren van daadwerkelijke aanwezigheid van de advocaat bij het verhoor vanaf de eigenlijke aanvang van het verhoor, en niet vanaf het uur van oproeping. In geval van vertraging van meer dan een half uur na aanvang van het verhoor of in geval van vervroegd vertrek van de advocaat van meer dan een half uur voor het einde van het verhoor, zal het aantal punten met 0,5 verminderd worden. |
Indien het verhoor niet kan doorgaan onafhankelijk van de wil van de advocaat, wordt één uur forfaitair toegewezen aan de advocaat mits een aanwezigheidsattest wordt bijgebracht. De dossiers die uitsluitend worden ingesteld volgens een schriftelijke procedure worden gewaardeerd volgens een punt per uur naar analogie met code 8.3.1.2 (persoonlijk onderhoud). In geval van annulatie of intrekking moet een nieuwe aanstelling gevraagd worden. In geval van opvolging van advocaten tussen twee verhoren wordt de basis verdeeld door twee of 1,5 punten per advocaat. |
8.3.2. Procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen 8.3.2.1. Procedure Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in volle rechtsmacht 8.3.2.1.1 Basis (inclusief opvragen en studie van het administratief dossier en inclusief eventuele hoorzitting) 5 8.3.2.1.2 Verzoekschrift 4+ 8.3.2.1.3 Replieknota overeenkomstig artikel 39/76, § 1, 5e en 8e lid van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. 2+ 8.3.2.1.3.1 Indien het beroep niet op de rol wordt geplaatst zonder dat deze werd geregulariseerd, of bij vaststelling van een kennelijk onrechtmatig beroep overeenkomstig artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen worden geen punten toegekend. 0 8.3.2.1.3.2 Indien een onontvankelijke procedure werd ingeleid, worden de punten (basis en verzoekschrift) herleid tot maximaal 2 punten 2 |
Commentaar 8.3.2.1.2 Ook voor procedures bij de RVV wordt slechts eenmaal punten toegekend per familie. Indien de RVV aparte beslissingen neemt dan wordt aangenomen dat de zaken niet verknocht zijn en het dus niet gaat om hetzelfde verhaal. 8.3.2.1.3 In geval van een beschikking 39/73: afsluiting kan pas worden toegekend als de beschikking en het arrest RVV zijn bijgebracht. 8.3.2.1.3 + 3 punten naar analogie met een bijkomende zitting andere dan uitstel zo er een heropening van debatten is met een reële intellectuele prestatie en mist het bijbrengen van de 2 arresten. + 2 punten voor alle gemotiveerde, nuttige en noodzakelijke nota’s aan de RVV nadat een vordering werd ingesteld. 8.3.2.1.3.2 De toepassing 39/73 van Vw. heeft geen gevolgen voor de punten behoudens de toepassing van code 8.3.2.1.3.2. Praktisch in de BJB-module: in plaats van de basis code 8.3.2.1.1 en het verzoekschrift code 8.3.2.1.2 moet code 8.3.2.1.3.2 ingegeven worden. |
8.3.2.2 Procedures Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Annulatiecontentieux 8.3.2.2.0 Ten aanzien van procedures tegen de tweede en volgende negatieve beslissing op dezelfde rechtsgrond worden de punten herleid tot maximaal 2 punten behoudens wanneer wordt aangetoond dat er |
betekenisvolle nieuwe elementen werden aangebracht in de aanvraag die tot de bestreden beslissing heeft geleid. Aan deze voorwaarde is in elk geval voldaan indien de bestreden beslissing door de overheid wordt ingetrokken of door de Raad voor Vreemdelingen-betwistingen wordt vernietigd of geschorst. Indien de eerdere beslissing is herroepen kan zij niet in overweging worden genomen als eerdere beslissing. 2 8.3.2.2.1 Basis (inclusief eventuele zitting) 5 8.3.2.2.2 Verzoekschrift (niet bij UDN) 4+ 8.3.2.2.2.1Verzoekschrift annulatie en schorsing bij UDN 5+ 8.3.2.2.2.2 Vordering tot schorsing bij UDN 3+ 8.3.2.2.2.3 Verzoekschrift annulatie na procedure vordering tot schorsing bij UDN 2+ 8.3.2.2.3 Synthesememorie (indien ontvankelijk) 2+ 8.3.2.2.3.1 Wanneer voorlopige maatregelen worden gevraagd bij UDN, worden de punten voor de basis en het gemotiveerd verzoekschrift toegekend, vermeerderd met 1 punt. 1+ 8.3.2.2.3.2 Indien het beroep niet op de rol wordt geplaatst zonder dat deze werd geregulariseerd, of bij vaststelling van een kennelijk onrechtmatig beroep overeenkomstig artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen) worden geen punten toegekend. 0 8.3.2.2.3.3 Indien een onontvankelijke procedure werd ingeleid, worden de punten (basis en verzoekschrift) herleid tot maximaal 2 punten 2 |
Commentaar 8.3.2.2 Een procedure bij UDN wordt als volgt vergoed: - 5 basispunten (code 8.3.2.2.1) - 8 punten voor een beroep bij UDN (code 8.3.2.2.2) - 2 punten voor een beroep tot annulatie na een procedure tot schorsing bij UDN (code 8.3.2.2.2) 8.3.2.2.0 Deze code kan enkel van toepassing zijn voor zover de wet voorwaarden koppelt aan het indienen van een nieuwe aanvraag. Voorbeelden hiervan zijn de toepassing van art. 9bis §2 3° Vreemdelingenwet, art. 9ter § 3 5° in fine Vreemdelingenwet en art. 57/6/4 van de Vreemdelingenwet. De loutere toepassing van de genoemde artikelen leidt niet automatisch tot de toepassing van deze code maar moet geval per geval worden onderzocht. 8.3.2.2.1 Schorsings- en vernietigingsberoep wanneer het gaat om leden van een zelfde familie die identieke beslissingen hebben ontvangen, maar waarbij twee beroepen moeten worden ingeleid voor de ontvankelijkheid en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de dossiers niet verbindt. In dat geval heeft men recht op: éénmaal de punten basis voor deze dossiers en per dossier de punten voor de verzoekschriften (audit 2019). 8.3.2.2.2 Wanneer de advocaat enkel een verzoekschrift annulatie indient, wordt dat vergoed aan 4 punten. 8.3.2.2.2.1 Wanneer de advocaat enkel een verzoekschrift annulatie en schorsing indient, wordt dat vergoed aan 5 punten. 8.3.2.2.3 |
Xxxxxxx herhaling van het verzoekschrift (volgens de corrector en niet volgens RVV) leidt tot onontvankelijke synthesememorie. 8.3.2.2.3.3. Praktisch in de BJB-module: in plaats van de basis code 8.3.2.2.1 en het verzoekschrift code 8.3.2.2.2 moet code 8.3.2.1.3.2 ingegeven worden. 8.3.2.2.3.1 (8.3.2.2.4 is een fictieve code van de OBFG die aan het compendium toegevoegd werd om het ministerieel besluit praktisch te kunnen encoderen.) Voor een verzoekschrift voorlopige maatregelen bij UDN, wordt 1 punt toegevoegd. |
8.3.4 Aanvraag 9bis 8.3.4.1 Basis 3 8.3.4.2 Eerste aanvraag 2+ |
Commentaar 8.3.4 Deze code is naar analogie van toepassing voor aanvragen met buitengewone omstandigheden (bijv. art. 12bis). Indien een aanvraag 9bis werd verworpen op basis van een negatief onderzoek van de woonplaats (beslissing van weigering niet in overwegingname) en de beslissing definitief is: enkel code 8.3.4.1. Indien een nieuwe aanvraag 9bis werd ingediend na een beslissing niet in overwegingname en de woonstcontrole is succesvol: 8.3.4.1+ 8.3.4.2 Indien een nieuwe aanvraag 9bis voor een nieuw adres wordt neergelegd met een nieuwe motivatie na een beslissing niet in overwegingneming: 8.3.4.1+8.3.4.2 Indien een nieuwe aanvraag 9bis wordt ingeleid voor een nieuw adres of op basis van eenzelfde motivatie als de eerste aanvraag: 8.3.4.1 De interventies bij de federale ombudsman, de Koning… maken deel uit van de hoofdprocedure. Geen enkel bijkomend punt wordt toegekend. 8.3.4.2 Indien de beslissing geen eerdere aanvragen vermeldt, wordt de aanvraag vermoed de eerste te zijn. |
8.3.4.3 Per volgende aanvraag met gegronde nieuwe argumentatie (nadat een beslissing werd genomen over de eerdere aanvraag of aanvragen) 2+ 8.3.4.3.1 Er worden geen punten toegekend voor een aanvraag waarvan afstand werd gedaan indien de nieuwe aanvraag door dezelfde advocaat wordt ingediend. 0 |
Commentaar 8.3.4.3 Enkel bij toepassing van art 9bis §2 3° Vreemdelingenwet wordt de argumentatie niet als gegrond en nieuw beschouwd. |
8.3.5 Aanvraag 9ter 8.3.5.1 Basis 3 8.3.5.2 Eerste aanvraag 2+ |
Commentaar 8.3.5 De punten worden niet toegekend indien er een beslissing ten gronde werd gegeven. |
Deze code is naar analogie van toepassing voor aanvragen met buitengewone omstandigheden (bijv. art. 12bis). 8.3.5.2. Indien de beslissing geen eerdere aanvragen vermeldt, wordt de aanvraag vermoed de eerste te zijn behoudens tegenbewijs. |
8.3.5.3 Per volgende aanvraag met gegronde nieuwe argumentatie (nadat een beslissing werd genomen over de eerdere aanvraag of aanvragen) 2+ 8.3.5.3.1 Er worden geen punten toegekend voor een aanvraag waarvan afstand werd gedaan indien de nieuwe aanvraag door dezelfde advocaat wordt ingediend. 0 |
Commentaar 8.3.5.3 Enkel bij toepassing van art 9ter §3 5° in fine Vreemdelingenwet wordt de argumentatie niet als gegrond en nieuw beschouwd. |
8.3.6 Cassatieprocedure Raad van State vreemdelingenrecht 8.3.6.1 Basis 7 8.3.6.2 onderzoek van het toelaatbaar verklaarde beroep 2+ |
Commentaar Voor elke memorie (antwoord-, repliek-, aanvullende - of synthese-) kunnen twee punten worden toegekend naar analogie met code 8.3.2.2.3 op voorwaarde dat die deze geen herhaling is van het initieel verzoekschrift en dat de argumenten van de tegenpartij op een gemotiveerde wijze worden ontmoet. |
8.4 Invrijheidsstelling (raadkamer) - verzoekschrift 2 8.4.1 zitting 3+ |
Commentaar 8.4 en 8.4.1 Naar analogie van toepassing voor het beroep voor de kamer van inbeschuldigingstelling (code 8.4 wordt gebruikt voor het verzoekschrift dan wel voor de conclusies). |
8.5 Indienen van een verzoekschrift tot naturalisatie 2 |
8.6 Nationaliteitsverklaring met aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg na negatief advies van het Openbaar Ministerie 5 |
Commentaar 8.6 Naar analogie met code 8.7.3: indien conclusies + 2 Naar analogie wordt deze code ook gehanteerd bij aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg na administratieve boete opgelegd door de Dienst Voor Vreemdelingenzaken. Ook hier wordt code 8.7.3 toegepast indien conclusies worden neergelegd. |
8.7 Akte van bekendheid 8.7.1 Opstellen van de akte door de vrederechter 2 8.7.2 Homologatie door de rechtbank van eerste aanleg 3 8.7.3 neerleggen conclusies 2+ |
9. FISCAAL RECHT |
9.1 Administratieve fase 2 |
9.2 Gerechtelijke fase 9.2.1 Basis 4 9.2.2 Opstellen verzoekschrift/dagvaarding 2+ 9.2.3 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 9.2.4 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ 9.2.5 Deskundigenonderzoek 3+ 9.2.6 Indien installatievergadering 2+ 9.3 Cassatie 9 |
10 VERSTEK VAN VERWEERDER Basis -1 Bij verzet wordt niet opnieuw een vergoeding toegekend voor de basis. Commentaar: De vergoeding van prestaties worden op dezelfde wijze toegekend als bij een tegensprekelijke procedure, maar de basis -1. 11 HOGER BEROEP Zelfde uren als voor de procedure in eerste aanleg, tenzij anders gespecifieerd 12 CASSATIE |
12.1 Memorie 9 12.2 Verzoek om rechtsbijstand 1 |
Commentaar 12.1 Bijbrengen van de memorie en het arrest. 13 GRONDWETTELIJK HOF |
13.1 Verzoek tot nietigverklaring 9 13.2 Na verwijzing door rechtbank of hof met memorie 4 |
14 INTERNATIONALE RECHTSCOLLEGES |
14.1 Rule 39 5 14.2 Indienen verzoekschrift ten gronde 3+ 14.3 Verderzetten procedure 3+ 14.4 Zitting 3+ |
Commentaar 14.1 Rule 39 zijn voorlopige maatregelen |
15 "Procedure voor een geschillencommissie (overlegcommissie spaarbanken, commissie vrijstelling sociale bijdrage, ...)" 2 |
16 ARBITRAGE |
16.1 Basis 4 |
16.2 Opstellen conclusies (ongeacht het aantal conclusies) 3+ 16.3 Bijkomende zitting andere dan uitstel 2+ |
17 EXTRA PRESTATIES 17.1 Plaatsopneming (per vergadering) 2+ Commentaar 17.1 De plaatsopneming moet bevolen zijn door de Rechtbank. 17.2 Verzoek om rechtsbijstand 1+ Commentaar 17.2 Enkel indien het om een afzonderlijk verzoekschrift gaat (in elke materie, Raad van State inbegrepen). Eén aanvraag per procedure (behalve gemotiveerde uitzondering). Voor het eerste verzoekschrift wordt 1 punt toegekend, voor de daarop volgende verzoekschriften 0,25 punten. Indien de advocaat zelf een fout heeft gemaakt en daardoor meerdere verzoeken heeft ingediend, worden enkel 1 punt toegekend voor het eerste verzoekschrift. In strafzaken worden geen punten code 17.2 toegekend voor de aanvraag van een kopie van het vonnis. 17.3 bemiddeling 17.3.1 Bemiddeling gevolgd door procedure per sessie (advocaat begeleidt cliënt en is aanwezig bij bemiddeling) ongeacht eventuele wijziging advocaat 2 17.3.2 Bemiddeling niet gevolgd door procedure per sessie (advocaat begeleidt cliënt en is aanwezig bij bemiddeling) 4 Commentaar Niet de bemiddelaar, maar de advocaat die bijstand verleent aan de rechtzoekende in het kader van een bemiddeling. |
17.4 Bijstand hoorrecht als vertrouwenspersoon minderjarige 2+ |
18 DOSSIERKOSTEN: 20% van het toegekende bedrag (exclusief bedrag verplaatsingskosten) Commentaar De 20% zal automatisch door de computer berekend worden: 19 VERPLAATSINGEN 19.1. De verplaatsingskosten worden vergoed à rato 0,0125 punten per km te rekenen vanaf kantoor en met een minimum van 20 km. 19.2. De verplaatsingskosten voor bijstand bij verhoren of zittingen tijdens het weekend, op feestdagen en 's nachts worden vergoed aan 0,0125 punten euro per km te rekenen vanaf thuis en met een minimum van 20 km. |
Elk jaar, wanneer de waarde van het punt is bepaald, controleren de in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde overheden dat het bedrag van de vergoeding 0,625 euro per km niet overschrijdt. In voorkomend geval wordt de coëfficiënt per punt aangepast bij ministerieel besluit. 20. Bijstand bij verhoren (telefonisch of ter plaatste) of zittingen tijdens het weekend, op feestdagen en ’s nachts Het weekend begint vrijdagavond 19 uur en eindigt maandagochtend 7 uur; een feestdag start de avond voor de feestdag om 19 uur en loopt tot de ochtend na de feestdag 7 uur; de nacht loopt van 19 uur tot 7 uur. punten x2 Commentaar Code 20 kan slechts één keer toepassing vinden, ook in geval van cumul weekenden/of feestdag en/of nacht. Voorbeeld : een verhoor bij de onderzoeksrechter om 22u30 op zaterdag 21 juli geeft recht op 3 punten (1,5 x 2) 21. Voor taken waarin de lijst van de aan te rekenen punten niet uitdrukkelijk voorziet, dient er per analogie gewerkt te worden. |
16. Covid-19
Verlenging van de termijnen om bewijsstukken voor te leggen in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand
BS 20.05.2020
HOOFDSTUK 11
Verlenging van de termijnen om bewijsstukken over te leggen in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand
Art. 18 BS 20 mei 2020: wanneer de in artikel 508/14, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde termijn van vijftien dagen afloopt tussen 18 maart 2020 en 30 juni 2020, wordt die termijn verlengd tot maximaal 15 juli 2020, op voorwaarde dat het bureau voor juridische bijstand oordeelt dat de aanvrager of de begunstigde wegens de COVID-19-crisis werd verhinderd de bewijsstukken binnen de gestelde termijn over te leggen.
Art. 19 BS 20 mei 2020: wanneer het bureau voor juridische bijstand oordeelt dat de vereiste bewijsstukken voor de toekenning van de juridische tweedelijnsbijstand in de periode tussen 18 maart 2020 en 30 juni 2020 niet tijdig konden worden overgelegd wegens de COVID-19-crisis, wordt zulks gelijkgesteld met een spoedeisend geval als bedoeld in artikel 508/14, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek. In dat geval zijn de in artikel 508/14, vierde lid, bedoelde procedure alsook de artikelen van dit hoofdstuk van toepassing. Art. 20 BS 20 mei 2020: in afwijking van artikel 508/15 van het Gerechtelijk Wetboek doet het bureau voor juridische bijstand, tijdens de periode tussen 18 maart 2020 en 30 juni 2020, uitspraak binnen een termijn van dertig dagen.
Art. 21 BS 20 mei 2020: de Koning xxx, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de einddatum bedoeld in de artikelen 18 tot 20 aanpassen teneinde rekening te houden met de duurtijd van de maatregelen genomen met het oog op de strijd tegen de COVID-19-pandemie.
Verlenging van sommige maatregelen binnen justitie:
BS 30.06.2021, KB van 24.06.2021 tot verlenging van sommige maatregelen genomen bij wetten van 20 december 2020 houdende diverse tijdelijke en structurele bepalingen inzake justitie in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 , van 30 april 2020 houdende diverse bepalingen inzake justitie en het notariaat in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID- 19 en van 20 mei 2020 houdende diverse bepalingen inzake justitie in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19
De maatregelen waarvan de duurtijd dient te worden verlengd met drie maanden, d.i. tot en met 30 september 2021 of tot en met 15 oktober 2021, betreffen:
…
Verlenging van de termijnen om bewijsstukken over te leggen in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand
…
Verlenging van de termijnen om bewijsstukken voor te leggen in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand.