OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN EN HET KONINKRIJK ZWEDEN TOT HET
OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN EN HET KONINKRIJK ZWEDEN TOT HET
VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING MET BETREKKING TOT BELAS- TINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN, MET PROTOCOL
Stockholm, 18 juni 1991 (Trb. 1991, 108 en Trb. 1992, 20)
0. INHOUDSOPGAVE VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN EN HET KONINKRIJK
ZWEDEN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING MET BE- TREKKING TOT BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN, MET PROTOCOL
1. OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN EN HET KONINKRIJK ZWEDEN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING MET BETREKKING TOT BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN
NAAR HET VERMOGEN, MET PROTOCOL 1
2. HOOFDSTUK I. REIKWIJDTE VAN DE OVER-
EENKOMST 2
2.0.1. Artikel 1. Personen op wie de Overeen-
komst van toepassing is 2
2.0.2. Artikel 2. Belastingen waarop de Overeen-
komst van toepassing is 2
3.0.1. | Artikel 3. | Algemene begripsbepalingen............................ | 3 |
3.0.2. | Artikel 4. | Inwoner ............................................................ | 5 |
3.0.3. | Artikel 5. | Vaste inrichting ................................................ | 5 |
HOOFDSTUK III. BELASTINGHEFFING NAAR | |||
HET INKOMEN.............................................. | 7 | ||
4.0.1. | Artikel 6. | Inkomsten uit onroerende zaken ....................... | 7 |
4.0.2. | Artikel 7. | Winst uit onderneming ..................................... | 8 |
4.0.3. | Artikel 8. | Zee- en luchtvaart............................................. | 9 |
4.0.4. | Artikel 9. | Gelieerde ondernemingen................................. | 9 |
4.0.5. | Artikel 10. | Dividenden ............................................ | 10 |
4.0.6. | Artikel 11. | Interest................................................... | 12 |
4.0.7. | Artikel 12. | Royalty's ................................................ | 13 |
4.0.8. | Artikel 13. | Vermogenswinsten ................................ | 13 |
4.0.9. | Artikel 14. | Zelfstandige arbeid ................................ | 15 |
4.0.10. | Artikel 15. | Niet-zelfstandige arbeid......................... | 15 |
4.0.11. | Artikel 16. | Directeursbeloningen............................. | 16 |
4.0.12. | Artikel 17. | Artiesten en sportbeoefe- | |
naars ...................................................... | 16 | ||
4.0.13. | Artikel 18. | Xxxxxxxxxx, lijfrenten en | |
sociale zekerheidsuitke- |
3. HOOFDSTUK II. BEGRIPSBEPALINGEN 3
4.
ringen..................................................... | 16 | ||
4.0.14. | Artikel 19. | Overheidsfuncties .................................. | 17 |
4.0.15. | Artikel 20. | Hoogleraren en andere | |
docenten ................................................ | 17 | ||
4.0.16. | Artikel 21. | Studenten............................................... | 18 |
4.0.17. | Artikel 22. | Overige inkomsten................................. | 18 |
5. HOOFDSTUK IV. BELASTINGHEFFING NAAR
HET VERMOGEN 18
5.0.1. Artikel 23. Vermogen 18
6. HOOFDSTUK V. VERMIJDING VAN XXXXXXX
BELASTING 19
6.0.1. Artikel 24. Vermijding van dubbele
belasting 19
7. HOOFDSTUK VI. WERKZAAMHEDEN BUI-
TENGAATS 22
7.0.1. Artikel 25. Werkzaamheden buiten-
gaats 22
8. HOOFDSTUK VII. BIJZONDERE BEPALINGEN 24
8.0.1. Artikel 26. Non-discriminatie 24
8.0.2. Artikel 27. Regeling voor onderling
overleg 25
8.0.3. Artikel 28. Uitwisseling van inlich-
tingen 26
8.0.4. Artikel 29. Bijstand bij invordering 27
8.0.5. Artikel 30. Diplomatieke en consulaire
ambtenaren 29
8.0.6. Artikel 31. Uitbreiding tot andere
gebieden 30
9. HOOFDSTUK VIII. XXXXXXXXXXXXXX 00
9.0.1. Artikel 32. Inwerkingtreding 30
9.0.2. Artikel 33. Beëindiging 31
10. PROTOCOL 32
10.0.1. I. Ad artikel 3, eerste lid, onderdeel b 32
10.0.2. II. Ad artikel 3, eerste lid, onderdeel g 32
10.0.3. III. Ad artikel 4 32
10.0.4. IV. Ad artikel 5, 6, 13 en 23 32
10.0.5. V. Ad artikel 7 32
10.0.6. VI. Ad artikelen 10, 11 en 12 33
10.0.7. VII. Ad artikel 16 33
10.0.8. VIII. Ad artikel 20 33
10.0.9. IX. Ad artikel 23 33
10.0.10. X. Ad artikel 24 34
11. CONVENTION BETWEEN XXX XXXXXXX XX XXX XXXXXXXXXXX XXX XXX XXXXXXX XX XXXXXX FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON
CAPITAL 36
12. CHAPTER I. SCOPE OF THE CONVENTION 36
12.0.1. | Article 1. | Personal scope................................................. | 36 |
12.0.2. | Article 2. | Taxes covered ................................................. | 36 |
13. CHAPTER II. DEFINITIONS 37
13.0.1. | Article 3. | General definitions........................................... | 37 |
13.0.2. | Article 4. | Resident........................................................... | 39 |
13.0.3. | Article 5. | Permanent establishment ................................. | 39 |
14. CHAPTER III. TAXATION OF INCOME 41
14.0.1. | Article 6. | Income from immovable property ................... | 41 |
14.0.2. | Article 7. | Business profits ............................................... | 42 |
14.0.3. | Article 8. | Shipping and air transport................................ | 42 |
14.0.4. | Article 9. | Associated enterprises ..................................... | 43 |
14.0.5. | Article 10. | Dividends ........................................................ | 44 |
14.0.6. | Article 11. | Interest............................................................. | 45 |
14.0.7. | Article 12. | Royalties.......................................................... | 46 |
14.0.8. | Article 13. | Capital gains.................................................... | 46 |
14.0.9. | Article 14. | Independent personal services ......................... | 47 |
14.0.10. | Article 15. | Dependent personal services ........................... | 48 |
14.0.11. | Article 16. | Directors' fees.................................................. | 48 |
14.0.12. | Article 17. | Entertainers and sportsmen.............................. | 48 |
14.0.13. | Article 18. | Pensions, annuities and social | |
security payments ............................................ | 49 | ||
14.0.14. | Article 19. | Government service......................................... | 49 |
14.0.15. | Article 20. | Professors and teachers ................................... | 50 |
14.0.16. | Article 21. | Students........................................................... | 50 |
14.0.17. | Article 22. | Other income ................................................... | 50 |
15. CHAPTER IV. TAXATION OF CAPITAL 51
15.0.1. Article 23. Capital 51
16. CHAPTER V. ELIMINATION OF DOUBLE
TAXATION 51
16.0.1. Article 24. Elimination of double taxation 51
17. CHAPTER VI. OFFSHORE ACTIVITIES 54
17.0.1. Article 25. Offshore activities 54
18. CHAPTER VII. SPECIAL PROVISIONS 55
18.0.1. Article 26. Non-discrimination 55
18.0.2. Article 27. Mutual agreement procedure 56
18.0.3. Article 28. Exchange of information 57
18.0.4. Article 29. Assistance in recovery 58
18.0.5. Article 30. Diplomatic agents and consular
officers 60
18.0.6. Article 31. Territorial extension 61
19. CHAPTER VIII. FINAL PROVISIONS 61
19.0.1. | Article 32. | Entry into force................................................ | 61 |
19.0.2. | Article 33. | Termination ..................................................... | 61 |
20. PROTOCOL 63
20.0.1. I. Ad Article 3, paragraph 1, sub-para-
graph b 63
20.0.2. II. Ad Article 3, paragraph 1, sub-para-
graph g 63
20.0.3. III. Ad Article 4 63
20.0.4. IV. Ad Articles 5, 6, 13 and 23 63
20.0.5. V. Ad Article 7 63
20.0.6. VI. Ad Articles 10, 11 and 12 64
20.0.7. VII. Ad Article 16 64
20.0.8. VIII. Ad Article 20 64
20.0.9. IX. Ad Article 23 64
20.0.10. X. Ad Article 24 64
1. OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLAN- DEN EN HET KONINKRIJK ZWEDEN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN HET VOORKOMEN VAN HET ONT- GAAN VAN BELASTING MET BETREKKING TOT BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN, MET PROTO- COL 1)
1) Zie voor:
a. Wijze van berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele vermogensbelasting, nr. 1.50.00;
b. Verrekening van in een ander land geheven belasting met Nederlandse belasting in andere jaren dan het jaar waarin de belasting in het andere land is geheven, nr. 1.50.01;
c. Samenloop van bepaalde aftrekposten met de voorkoming van dubbele belasting, nr. 1.50.05;
d. Fiscale behandeling van Europese economische samenwerkingsverbanden, (EESV), nr. 1.50.06;
e. Berekening aftrek ter voorkoming dubbele belasting; afzonderlijke of gezamenlijke methode, nr. 1.50.07;
f. Belastingheffing en premieheffing volksverzekeringen over door buitenlandse studenten genoten studietoelagen uit het buitenland, nr. 275.00.06;
g. Afkoop van nog niet ingegane pensioenen onder de werking van de door Nederland gesloten belastingverdragen, nr. 275.00.15;
h. Afkoop van nog niet ingegane pensioenen onder de werking van de door Nederland gesloten belastingverdragen en de Belastingregeling voor het Koninkrijk, nr. 275.00.17;
i. Vervanging uitvoeringsvoorschriften en formulieren bij de Nederlandse verdragen tot het vermijden van dubbele belasting en de Belastingregeling voor het Koninkrijk, nr. 275.00.24;
j. Pensioenen en uitkeringen betaald krachtens het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel onder de werking van de Nederlandse belastingverdragen en de Belastingregeling voor het Koninkrijk, nr. 275.00.49;
k. Uitvoering van verdragen tot het vermijden van dubbele belasting ter zake van de daarin geregelde vermindering van Nederlandse dividendbelasting, nr. 275.00.53;
l. Toepassing van de met Nederland overeengekomen belasting- overeenkomsten ten aanzien van bestuurders en commissarissen, nr. 275.00.54;
m. Afgifte woonplaatsverklaring aan in Nederland gevestigde
pensioenfondsen, kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instel- lingen en overheidsinstellingen onder de werking van de door Nederland gesloten belastingverdragen, nr. 275.00.55;
n. Procedure voor een behandeling van de verzoeken voor een goed-
keuring vooraf van in grensoverschrijdende transacties te hanteren verrekenprijzen, nr. 275.00.56.
Stockholm, 18 juni 1991 (Trb. 1991, 108 en Trb. 1992, 20)
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en
de Regering van het Koninkrijk Zweden
De wens koesterende de bestaande op 12 maart 1968 te 's-Gravenhage ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het vaststellen van regelen voor wederzijdse administratieve hulp met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen te vervangen door een nieuwe Overeenkomst,
Zijn het volgende overeengekomen:
2. HOOFDSTUK I. REIKWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST
2.0.1. Artikel 1. Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide Overeenkomstsluitende Staten.
2.0.2. Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een Overeenkomstsluitende Staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:
a. in Zweden:
- den statliga inkomstskatten (de nationale inkomstenbelasting), met inbegrip van de sjömansskatten (de belasting van zeelieden) en de kupongskatten (de couponbelasting),
- bevillningsavgiften för vissa offentliga föreställningar (de belasting van beroepsartiesten),
- den statliga fastighetsskatten (de onroerend-goedbelasting),
- den kommunala inkomstskatten (de gemeentelijke inkom- stenbelasting),
- den statliga förmögenhetsskatten (de nationale vermogens- belasting)
(hierna te noemen: "Zweedse belasting")
b. in Nederland:
- de inkomstenbelasting,
- de loonbelasting,
242.00.00 - Overeenkomst met Zweden ter voorkoming dubbele belasting 2b
- de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de Regering in de netto winsten behaald met de exploi- tatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnwet 1810 met betrekking tot concessies uitgegeven vanaf 1967, of geheven krachtens de Nederlandse Mijnwet continentaal plat 1965,
- de dividendbelasting,
- de vermogensbelasting
(hierna te noemen: "Nederlandse belasting");
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetgevingen zijn aangebracht.
3. HOOFDSTUK II. BEGRIPSBEPALINGEN
3.0.1. Artikel 3. Algemene begripsbepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij de context anders vereist:
a. betekent de uitdrukking "Zweden" het Koninkrijk Zweden en omvat zij, wanneer zij in aardrijkskundige zin wordt gebezigd, het nationale grondgebied, de territoriale wateren van Zweden alsmede andere maritieme gebieden waarover Zweden in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten heeft.
b. betekent de uitdrukking "Nederland" het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan voor zover dat gebied in overeenstemming met het internationale recht krachtens de Nederlandse wetgeving is of zal worden aangemerkt als een gebied waarbinnen Nederland soevereine rechten kan uitoefenen met betrekking tot de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem of de ondergrond daarvan;
c. betekenen de uitdrukkingen "een Overeenkomstsluitende Staat" en "de andere Overeenkomstsluitende Staat" Nederland of Zweden, al naar de context vereist; betekent de uitdrukking "de Overeenkomstsluitende Staten" Nederland en Zweden;
d. omvat de uitdrukking "persoon" een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;
e. betekent de uitdrukking "lichaam" elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
f. betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een Overeen- komstsluitende Staat" en "onderneming van de andere Over- eenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat;
g. betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van de werkelijke leiding in een Overeenkomstsluitende Staat is gelegen, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere Overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen;
h. betekent de uitdrukking "onderdaan":
1. elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van een Overeenkomstsluitende Staat bezit;
2. elke rechtspersoon, vennootschap en vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in een Overeenkomstsluitende Staat van kracht is;
i. betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit":
1. in Zweden de Minister van Financiën, zijn bevoegde vertegenwoordiger of de autoriteit die is aangewezen als bevoegde autoriteit voor de toepassing van deze Over- eenkomst;
2. in Nederland de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een Overeen- komstsluitende Staat heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
3.0.2. Artikel 4. Inwoner
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid, mits echter deze uitdrukking niet omvat een persoon die in die Staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die Staat of van vermogen dat in die Staat is gelegen.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:
a. hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b. indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;
c. indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d. indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Overeenkomstsluitende Staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
3.0.3. Artikel 5. Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder:
a. een plaats waar leiding wordt gegeven;
b. een filiaal;
c. een kantoor;
d. een fabriek;
e. een werkplaats, en
f. een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. Een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of montagewerkzaamheden vormt alleen een vaste inrichting indien de duur ervan 12 maanden overschrijdt.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking "vaste inrichting" niet geacht te omvatten:
a. het gebruik maken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
b. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
c. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de letters a tot en met e genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
5. Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zesde lid van toepassing is - voor een onderneming werkzaam
is, en een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in een Overeenkomstsluitende Staat gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in die Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.
6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een Overeenkomstsluitende Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
7. De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een Over- eenkomstsluitende Staat, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.
4. HOOFDSTUK III. BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN
4.0.1. Artikel 6. Inkomsten uit onroerende zaken
1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat uit onroerende zaken (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere Overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking "onroerende zaken" heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgende de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staat waarin de desbetreffende zaken zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende zaken behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, gebouwen, vruchtgebruik van onroerende zaken en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende zaken beschouwd.
3. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende zaken.
4. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende zaken van een onderneming en op inkomsten uit onroerende zaken die worden gebruikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid.
4.0.2. Artikel 7. Winst uit onderneming
1. De voordelen van een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elk van de Overeenkomstsluitende Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.
3. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten - waaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten - die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
4. Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van de aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.
5. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat hiervan af te wijken.
6. Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit
artikel.
4.0.3. Artikel 8. Zee- en luchtvaart
1. Voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Indien die Staat op grond van zijn wetgeving niet het geheel van de inkomsten kan belasten, zijn de inkomsten slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner is.
2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaart- onderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de Overeenkomstsluitende Staat waarin de thuishaven van het schip is gelegen, of, indien er geen thuishaven is, in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
3. Ten aanzien van voordelen verkregen door het luchtvaartconsortium Scandinavian Airlines System (SAS) zijn de bepalingen van het eerste lid slechts van toepassing op dat deel van de voordelen dat overeenkomt met de deelneming in dat consortium van AB Aerotransport (ABA), de Zweedse deelgenoot in Scandinavian Airlines System.
4. Voor de toepassing van dit artikel omvatten voordelen verkregen uit de exploitatie in internationaal verkeer van schepen en luchtvaartuigen mede voordelen behaald met de verhuur op basis van verhuur zonder bemanning van schepen en luchtvaartuigen gexploiteerd in het internationale verkeer, indien deze voordelen voortvloeien uit de voordelen omschreven in het eerste lid.
5. De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op voordelen uit de deelneming in een "pool", een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal agentschap.
4.0.4. Artikel 9. Gelieerde ondernemingen
1. Indien:
a. een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat, of
b. dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat en een
onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast. Het is echter wel verstaan, dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals "cost-sharing"-overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in de voorgaande zin.
2. Indien een Overeenkomstsluitende Staat in de voordelen van een onderneming van die Staat voordelen begrijpt - en dienovereenkomstig belast - terzake waarvan een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat in de belastingheffing is betrokken en deze voordelen bestaan uit voordelen welke de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere Staat het bedrag aan belasting dat in die Staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig aanpassen. Bij de vaststelling van deze aanpassing wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en plegen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten zo nodig met elkaar overleg.
4.0.5. Artikel 10. Dividenden
1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen ook in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, mag de aldus geheven belasting 15 percent van het brutobedrag van de dividenden niet overschrijden. De dividenden dienen echter van belasting te zijn vrijgesteld in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, indien de uiteindelijk gerechtigde een lichaam is (niet zijnde een maatschap of een vennootschap onder firma)
dat onmiddellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt.
De bepalingen van dit lid laten onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de voordelen waaruit de dividenden worden betaald.
3. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit schuldvorderingen die aanspraak geven op een aandeel in de winst en inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.
4. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
5. Indien een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt be- hoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
4.0.6. Artikel 11. Interest
1. Interest afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat is slechts in die andere Staat belastbaar indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is.
2. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten
uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, doch niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
3. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
4. Indien, om reden van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
4.0.7. Artikel 12. Royalty's
1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die andere Staat belastbaar indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is.
2. De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, waaronder begrepen bioscoopfilms en beeld- of geluidsbanden voor televisie- of radiouitzendingen, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
3. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een
Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
4. Indien, om reden van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
4.0.8. Artikel 13. Vermogenswinsten
1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat uit de vervreemding van onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 6 en die zijn gelegen in de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, waaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, mogen in die andere Staat worden belast.
3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen, zijn slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Indien die Staat op grond van zijn wetgeving niet het geheel van de voordelen kan belasten, zijn de voordelen slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Ten aanzien van voordelen verkregen door het luchtvaartconsortium
Scandinavian Airlines System zijn de bepalingen van dit lid slechts van toepassing op dat deel van de voordelen dat overeenkomt met de deelneming in dat consortium van AB Aerotransport, de Zweedse deelgenoot in Scandinavian Airlines System.
4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere zaken dan die bedoeld in het eerste, tweede en derde lid zijn slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
3. De bepalingen van het vierde lid tasten niet aan het recht van elk van de Overeenkomstsluitende Staten overeenkomstig zijn eigen wetgeving belasting te heffen over voordelen die uit de vervreemding van aandelen in een lichaam waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en dat volgens de wetgeving van die Staat inwoner is van die Staat, worden verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere Staat en die in de loop van de laatste vijf jaren voorafgaande aan de vervreemding van de aandelen inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest. De bepalingen van dit lid zijn ook van toepassing op voordelen verkregen uit de vervreemding van andere rechten in dat lichaam die, voor de toepassing van de belastingheffing op vermogenswinsten, krachtens de wetgeving van de eerstbedoelde Staat aan dezelfde behandeling worden onderworpen als voordelen verkregen uit de vervreemding van aandelen.
4.0.9. Artikel 14. Zelfstandige arbeid
1. Voordelen verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij hij in de andere Overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt. Indien hij over zulk een vast middelpunt beschikt, mogen de voordelen in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan dat vaste middelpunt kunnen worden toegerekend.
2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, technici, architecten, tandartsen en accountants.
4.0.10. Artikel 15. Niet-zelfstandige arbeid
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere Overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:
a. de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in een tijdvak van 12 maanden een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
x. xx xxxxxxxx wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
x. xx xxxxxxxx niet ten laste komt van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, slechts in die Staat belastbaar.
4.0.11. Artikel 16. Directeursbeloningen
Directeursbeloningen en andere betalingen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer, van bestuurder of van commissaris van een lichaam dat inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
4.0.12. Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen voordelen of inkomsten, verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat als artiest, zoals een toneelspeler, een film-, radio- of televisie-artiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als zodanig die worden verricht in de andere Overeenkomstsluitende Staat, worden belast in die andere Staat.
2. Indien voordelen of inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de Overeenkomstsluitende Staat waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.
4.0.13. Artikel 18. Xxxxxxxxxx, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, tweede lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking alsmede lijfrenten slechts in die Staat belastbaar.
2. Indien deze beloningen echter geen periodiek karakter dragen en worden betaald ter zake van een in de andere Overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende vroegere dienstbetrekking, of indien in plaats van het recht op lijfrenten een afkoopsom wordt betaald, mogen deze beloningen of deze afkoopsom worden belast in de Overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn.
3. Pensioenen en andere betalingen krachtens de bepalingen van een sociaal zekerheidsstelsel van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat mogen in de eerstbedoelde Staat worden belast.
4. De uitdrukking "lijfrente" betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.
4.0.14. Artikel 19. Overheidsfuncties
1. a. Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een Over- eenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.
b. Deze beloningen zijn echter slechts in de andere Overeen- komstsluitende Staat belastbaar, indien de diensten in die andere Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner is van die Staat, die:
i. onderdaan is van die Staat; of
ii. niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat werd.
2. a. Pensioenen, betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een Overeenkomstsluitende Staat of een Staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat
onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.
b. Deze pensioenen zijn echter slechts in de andere Overeen- komstsluitende Staat belastbaar, indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door een Overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.
4.0.15. Artikel 20. Hoogleraren en andere docenten
1. Vergoedingen die een hoogleraar of andere docent die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat en die, op uitnodiging van een universiteit, hogeschool, school of andere erkende onderwijsinstelling, in de andere Overeenkomstsluitende Staat verblijft met het doel gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden, voor dat onderwijs of dat onderzoek ontvangt, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
2. Dit artikel is niet van toepassing op inkomsten uit het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.
4.0.16. Artikel 21. Studenten
Betalingen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een Overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere Overeen- komstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, mits deze betalingen aan hem worden gedaan uit bronnen buiten die Staat.
4.0.17. Artikel 22. Overige inkomsten
1. Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Overeen- komstsluitende Staat, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn behandeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel 6,
tweede lid, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort.
In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
5. HOOFDSTUK IV. BELASTINGHEFFING NAAR HET VERMOGEN
5.0.1. Artikel 23. Vermogen
1. Vermogen bestaande uit onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 6, dat een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat bezit en dat is gelegen in de andere Overeenkomstsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2. Vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat heeft, of uit roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, mag in die andere Staat worden belast.
3. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, is slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Indien die Staat op grond van zijn wetgeving niet het geheel van het vermogen kan belasten, is het vermogen slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner is. Het bepaalde in artikel 8, tweede lid, vindt hierbij toepassing.
4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
6. HOOFDSTUK V. VERMIJDING VAN DUBBELE BELASTING
6.0.1. Artikel 24. Vermijding van dubbele belasting
1. Wat Zweden betreft, wordt dubbele belasting als volgt vermeden:
a. Indien een inwoner van Zweden inkomen verkrijgt dat volgens de Nederlandse wetgeving en overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Nederland mag worden belast, verleent Zweden - met inachtneming van de bepalingen van de wetgeving van Zweden met betrekking tot verrekening van buitenlandse belasting (zoals deze van tijd tot tijd gewijzigd kunnen worden zonder het algemene beginsel hiervan aan te tasten) - een vermindering op de belasting over dat inkomen tot een bedrag dat gelijk is aan de over dat inkomen betaalde Nederlandse belasting.
b. Indien een inwoner van Zweden vermogen bezit dat volgens de Nederlandse wetgeving en overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Nederland mag worden belast, verleent Zweden een vermindering op de belasting over dat vermogen tot een bedrag dat gelijk is aan de over dat vermogen in Nederland betaalde vermogensbelasting. Deze vermindering overschrijdt evenwel niet dat deel van de Zweedse vermogensbelasting, zoals deze berekend is vóór het verlenen van de vermindering, dat kan worden toegerekend aan het vermogen dat in Nederland mag worden belast.
c. Niettegenstaande de bepalingen van onderdeel a van dit lid, stelt Zweden, indien een inwoner van Zweden inkomsten verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van het derde lid van artikel 18 of artikel 19 in Nederland mogen worden belast, die inkomsten vrij van belasting.
d. Niettegenstaande de bepalingen van onderdeel a van dit lid, zijn dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland aan een lichaam dat inwoner is van Zweden, vrijgesteld van Zweedse belasting, voor zover de dividenden volgens de Zweedse wetgeving van belasting zouden zijn vrijgesteld indien beide lichamen Zweedse lichamen waren geweest. Deze vrijstelling is niet van toepassing tenzij
i. de winsten waaruit de dividenden zijn betaald, in Nederland of elders onderworpen zijn geweest aan een belasting die overeenkomst met ten minste 15 percent van de netto winst berekend overeenkomstig de Zweedse wetgeving, of
ii. deze dividenden bestaan uit inkomsten of vermogenswinsten die zouden zijn vrijgesteld van Zweedse belasting indien zij rechtstreeks zouden zijn ontvangen door het lichaam dat inwoner van Zweden is, of
iii. deze dividenden bestaan uit vermogenswinsten behaald met de vervreemding van aandelen in een lichaam, voor zover de vervreemding van de bedrijfsmiddelen van dat lichaam een
vermogenswinst zou opleveren, die vrijgesteld zou zijn geweest van Zweedse belasting indien zij rechtstreeks zou zijn ontvangen door het Zweedse lichaam, of
iv. deze dividenden bestaan uit vermogenswinsten behaald met de vervreemding van aandelen in een lichaam dat inwoner van Nederland is, voor zover de bedrijfsmiddelen van dit lichaam niet onmiddellijk of middellijk bestaan uit een vaste inrichting of onroerende zaak gelegen in een derde Staat, of uit aandelen in een lichaam dat inwoner van een derde Staat is en voor zover de winst die door dit lichaam is ingehouden niet bestaat uit inkomsten of vermogenswinsten behaald met deze be- drijfsmiddelen.
Indien dividenden - die zouden zijn vrijgesteld volgens de Zweedse wetgeving indien beide lichamen Zweedse lichamen zouden zijn geweest - niet in aanmerking komen voor de vrijstelling van Zweedse belasting, verleent Zweden echter - naast de vermindering van belasting zoals bedoeld in onderdeel a - een vermindering op de belasting over deze dividenden tot een bedrag dat gelijk is aan 10 percent van het bruto bedrag van deze dividenden.
e. Indien een inwoner van Zweden inkomen verkrijgt dat over- eenkomstig onderdeel c van dit lid vrijgesteld is van Zweedse belasting of dat overeenkomstig het eerste lid van artikel 8 slechts in Nederland belastbaar is, mag Zweden, bij het bepalen van het progressieve tarief van de Zweedse belasting, rekening met het inkomen dat vrijgesteld is van Zweedse belasting of dat slechts in Nederland belastbaar is.
2. Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen of het vermogen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Zweden mogen worden belast.
3. Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt of vermogen bezit die volgens artikel 6, artikel 7, artikel 10, vierde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, artikel 15, eerste lid, artikel 18, derde lid, artikel 19, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a en artikel 23, eerste en tweede lid, van deze Overeenkomst in Zweden mogen worden belast en die in de in het tweede lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze bestanddelen van het inkomen of het vermogen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden bedoelde bestanddelen van het inkomen of het vermogen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen of het vermogen
die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
4. Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede lid, artikel 13, vijfde lid, artikel 16, artikel 17 en artikel 18, tweede lid, van deze Overeenkomst in Zweden mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het tweede lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Zweden over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die volgens de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
7. HOOFDSTUK VI. WERKZAAMHEDEN BUITENGAATS
7.0.1. Artikel 25. Werkzaamheden buitengaats
1. De bepalingen van dit artikel vinden toepassing niettegenstaande enigerlei andere bepalingen van deze Overeenkomst. Dit artikel vindt echter geen toepassing indien werkzaamheden buitengaats van een persoon voor die persoon een vaste inrichting vormen ingevolge de bepalingen van artikel 5 of een vast middelpunt ingevolge de bepalingen van artikel 14.
2. In dit artikel betekent de uitdrukking "werkzaamheden buitengaats" werkzaamheden die buitengaats worden verricht in verband met de exploratie of exploitatie van de in een van de Staten gelegen zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen.
3. Een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat die in de andere Overeenkomstsluitende Staat werkzaamheden buitengaats verricht, wordt onder voorbehoud van het vierde lid van dit artikel geacht ter zake van die werkzaamheden in die andere Staat een bedrijf uit te oefenen door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, tenzij de desbetreffende werkzaamheden buitengaats in de andere Staat worden verricht gedurende een tijdvak of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een totaal van 30 dagen niet te boven gaan. Voor de toepassing van dit lid wordt:
a. indien een onderneming die in de andere Overeenkomstsluitende Staat werkzaamheden buitengaats verricht en die is gelieerd aan een andere onderneming, welke andere onderneming als onderdeel van hetzelfde project dezelfde werkzaamheden buitengaats voortzet die worden of werden uitgevoerd door de eerstbedoelde onderneming, en de hiervoor bedoelde door beide ondernemingen verrichte
activiteiten bij elkaar opgeteld een tijdvak van 30 dagen te boven gaan, iedere onderneming geacht zijn werkzaamheden uit te oefe- nen gedurende in een tijdvak dat 30 dagen in een tijdvak van 12 maanden te boven gaat;
b. een onderneming geacht gelieerd te zijn aan een andere onderneming indien de een onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van de andere onderneming bezit of indien een persoon onmiddellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van beide ondernemingen bezit.
4. Voor de toepassing van het derde lid van dit artikel wordt de uitdrukking "werkzaamheden buitengaats" evenwel geacht niet te omvatten:
a. een van de activiteiten of een combinatie daarvan als bedoeld in het vierde lid van artikel 5;
b. sleep- of ankerwerkzaamheden door schepen die in de eerste plaats voor dat doel zijn ontworpen alsmede andere door zulke schepen verrichte activiteiten;
c. het vervoer van voorraden of personeel door schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer.
5. Een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat die in het kader van een vrij beroep of van andere werkzaamheden van zelfstandige aard in de andere Staat werkzaamheden buitengaats verricht, wordt geacht deze werkzaamheden te verrichten vanuit een vast middelpunt in de andere Staat indien de desbetreffende werkzaamheden buitengaats een aaneengesloten periode 30 dagen of meer beslaan.
6. Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking in verband met werkzaamheden buitengaats die worden verricht door middel van een vaste inrichting in de andere Staat, mogen, voor zover de dienstbetrekking in de andere Staat buitengaats wordt uitgeoefend, in die andere Staat worden belast.
7. Indien aan de hand van bewijsstukken wordt aangetoond dat in Zweden belasting is betaald over de bestanddelen van het inkomen die ingevolge artikel 7 en artikel 14 in verband met het derde onderscheidenlijk het vijfde lid van dit artikel en het zesde lid van dit artikel in Zweden mogen worden belast, verleent Nederland een vermindering op zijn belasting, die wordt berekend overeenkomstig de regels die zijn neergelegd in het derde lid van artikel 24.
8. HOOFDSTUK VII. BIJZONDERE BEPALINGEN
8.0.1. Artikel 26. Non-discriminatie
1. Onderdanen van een Overeenkomstsluitende Staat worden in de andere Overeenkomstsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande het bepaalde in artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoners zijn van een of van beide Overeenkomstsluitende Staten.
2. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet zo worden uitgelegd, dat zij een Overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere Overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.
3. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, vierde lid, of artikel 12, vierde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty's en andere uitgaven, betaald door een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat. Zo ook zijn alle schulden van een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat bij de vaststelling van het belastbare vermogen van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij waren aangegaan met een inwoner van de eerstbedoelde Staat.
4. Ondernemingen van een Overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
5. Bijdragen die door of namens een natuurlijke persoon, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat en die geen onderdaan is van die Staat, zijn betaald aan een voor de belastingheffing in de andere Overeenkomstsluitende Staat erkende pensioenregeling, worden voor de belastingheffing in de eerstbedoelde Staat op dezelfde wijze behandeld als een bijdrage betaald aan een in die eerstbedoelde Staat voor de belastingheffing erkende pensioenregeling, mits:
a. die natuurlijke persoon reeds bijdroeg aan de pensioenregeling voordat hij inwoner van de eerstbedoelde Staat werd; en
b. de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat van oordeel is dat de pensioenregeling overeenkomt met een door die Staat voor de belastingheffing erkende pensioenregeling.
De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten kunnen in onderlinge overeenstemming voorwaarden vaststellen met betrekking tot de toepassing van deze bepaling.
Voor de toepassing van dit lid omvat de uitdrukking "pensioenregeling" mede een pensioenregeling ingevolge een publiekrechtelijk stelsel van sociale zekerheid.
6. De bepalingen van dit artikel zijn, niettegenstaande de bepalingen van artikel 2, van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.
8.0.2. Artikel 27. Regeling voor onderling overleg
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide Overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 26, eerste lid, aan die van de Overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Overeenkomstsluitende Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staten.
3. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ten einde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen waarin de Overeenkomst niet voorziet.
4. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.
5. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten kunnen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van de beperkingen als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 vaststellen.
8.0.3. Artikel 28. Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst of van de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staten betreffende de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. Alle door een Overeenkomstsluitende Staat ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (waaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die zich bezighouden met de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruik maken. Zij mogen de inlichtingen bekend maken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
2. In geen geval worden de bepalingen van het eerste lid zo uitgelegd dat zij een Overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen:
a. administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de administratieve praktijk van die of van de andere Overeenkomstsluitende Staat;
b. inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn krachtens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Staat;
c. inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabriek- of handelswerkwijze zouden onthullen, of inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
8.0.4. Artikel 29. Bijstand bij invordering
1. De Overeenkomstsluitende Staten nemen op zich elkaar hulp en bijstand te verlenen, in overeenstemming met hun onderscheiden wetgeving of administratieve praktijk, bij de invordering van de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is en de op genoemde belastingen betrekking hebbende verhogingen, boetes, betalingen wegens termijnoverschrijdingen, interest en kosten.
2. Op verzoek van de verzoekende Staat vordert de aangezochte Staat belastingvorderingen van de eerstgenoemde Staat in overeenkomstig de wetgeving en de administratieve praktijk met betrekking tot de invordering van zijn eigen belastingvorderingen. Deze vorderingen genieten echter geen voorrang in de aangezochte Staat en kunnen niet worden ingevorderd door middel van het in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar. De aangezochte Staat is niet verplicht invorderingsmaatregelen te nemen waarin de wetgeving van de verzoekende Staat niet voorziet.
3. De bepalingen van het tweede lid zijn slechts van toepassing op belastingvorderingen die onderwerp zijn van een executoriale titel in de verzoekende Staat en die, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten, niet wordt bestreden.
Indien de vordering echter een belastingverplichting betreft van een persoon die geen inwoner van de verzoekende Staat is, is het tweede lid slechts van toepassing indien de vordering niet langer kan worden bestreden, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten.
4. De verplichting om bijstand te verlenen bij het invorderen van belastingvorderingen betreffende een overledene of zijn nalatenschap is beperkt tot de waarde van de nalatenschap of van de goederen verkregen door iedere begunstigde van de nalatenschap, afhankelijk van de vraag of de belastingvordering dient te worden ingevorderd uit de nalatenschap of bij de begunstigden daarvan.
5. De aangezochte Staat is niet verplicht het verzoek in te willigen:
a. indien de verzoekende Staat niet alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden;
b. indien en voor zover hij de belastingvordering in strijd acht met de bepalingen van deze Overeenkomst of met enige andere
overeenkomst waarbij Overeenkomstsluitende Staten partij zijn.
6. Het verzoek om administratieve bijstand bij invordering van een belastingvordering gaat vergezeld van:
a. een verklaring dat de belastingvordering een belasting betreft waarop de Overeenkomst van toepassing is en dat aan de voorwaarden van het derde lid is voldaan;
b. een officieel afschrift van de executoriale titel in de verzoekende Staat;
c. ieder ander document dat vereist is voor invordering;
d. indien van toepassing, een gewaarmerkt afschrift van een op de belastingvordering betrekking hebbende beslissing genomen door een administratief lichaam of een openbare rechterlijke instantie.
7. De verzoekende Staat vermeldt de bedragen van de verschuldigde belasting die moet worden ingevorderd, zowel in de munteenheid van de verzoekende Staat als in de munteenheid van de aangezochte Staat. De wisselkoers die met het oog op de voorafgaande zin moet worden gebruikt, is de laatste verkoopprijs vastgesteld op de meest representatieve wisselmarkt of markten van de verzoekende Staat. Ieder bedrag dat door de aangezochte Staat wordt ingevorderd, wordt naar de verzoekende Staat overgemaakt in de munteenheid van de aangezochte Staat. De overmaking geschiedt binnen een termijn van een maand na de datum van de invordering.
8. Op verzoek van de verzoekende Staat neemt de aangezochte Staat met het oog op de invordering van een belastingbedrag conservatoire maatregelen, zelfs indien de vordering wordt bestreden of nog niet invorderbaar is, voor zover dit is toegestaan volgens de wetgeving en de administratieve praktijk van de aangezochte Staat.
9. De executoriale titel in de verzoekende Staat wordt, indien passend en in overeenstemming met de in de aangezochte Staat van kracht zijnde bepalingen, zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand aanvaard, erkend of aangevuld, dan wel vervangen door een executoriale titel in de aangezochte Staat.
10. Vragen betreffende het tijdvak waarbuiten niet langer kan worden ingevorderd worden beheerst door de wetgeving van de verzoekende Staat. Het verzoek om bijstand bij invordering geeft bijzonderheden aangaande dat tijdvak.
11. Invorderingsdaden, verricht door de aangezochte Staat ingevolge een
verzoek om bijstand die overeenkomstig de wetgeving van die Staat een schorsing of onderbreking van het in het tiende lid bedoelde tijdvak tot gevolg zouden hebben, worden geacht hetzelfde gevolg te hebben voor de toepassing van de wetgeving van de verzoekende Staat. De aangezochte Staat doet de verzoekende Staat mededeling van zodanige daden.
12. De aangezochte Staat kan uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk dit toestaat in soortgelijke omstandigheden; hij doet echter eerst de verzoekende Staat hiervan mededeling.
13. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten stellen in onderlinge overeenstemming regels vast betreffende het minimumbedrag van belastingvorderingen waarop een verzoek om bijstand betrekking kan hebben.
14. De Overeenkomstsluitende Staten zien wederzijds af van de terugbetaling van kosten die voortvloeien uit de onderscheiden hulp en bijstand die zij echter verlenen bij de toepassing van deze Overeenkomst. De verzoekende Staat zal in ieder geval verantwoordelijk blijven jegens de aangezochte Staat voor de geldelijke gevolgen van de invorderingsdaden die onterecht zijn gebleken ten aanzien van de realiteit van de betrokken belastingvordering of van de rechtsgeldigheid van de executoriale titel in de verzoekende Staat.
8.0.5. Artikel 30. Diplomatieke en consulaire ambtenaren
1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regels van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt een natuurlijke persoon die lid is van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat en die onderdaan is van de zendstaat, geacht inwoner van de zendstaat te zijn, indien hij daarin aan dezelfde verplichtingen ter zake van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen is onderworpen als inwoners van die Staat.
3. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen en functionarissen, noch op leden van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een derde Staat die in een Overeenkomstsluitende Staat verblijven, indien zij in die Staat niet aan dezelfde verplichtingen ter zake van belastingen naar het inkomen of naar het vermogen zijn onderworpen als inwoners van die Staat.
8.0.6. Artikel 31. Uitbreiding tot andere gebieden
1. Deze Overeenkomst kan, tenzij in haar geheel, hetzij met de noodzakelijke wijzigingen, worden uitgebreid tot Aruba of de Nederlandse Antillen, indien het betrokken land belastingen heft die in wezen gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Zulk een uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, waaronder begrepen voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, nader vast te stellen en overeen te komen bij diplomatieke notawisseling.
2. Tenzij anders overeengekomen, brengt de beëindiging van de Overeenkomst niet met zich mede, dat tevens de uitbreiding van de Overeenkomst tot enig land waartoe zij ingevolge dit artikel is uitgebreid, wordt beëindigd.
9. HOOFDSTUK VIII. SLOTBEPALINGEN
9.0.1. Artikel 32. Inwerkingtreding
1. De Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de laatste der beide data waarop de onderscheiden Regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld, dat de in hun onderscheiden Staten grondwettelijk vereiste formaliteiten zijn vervuld, en de bepalingen ervan vinden toepassing voor de belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden.
2. Xx xx 00 xxxxx 0000 xx 'x-Xxxxxxxxxx ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het vaststellen van regelen voor wederzijdse administratieve hulp met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol, wordt beëindigd met de inwerkingtreding van deze Overeenkomst. De bepalingen van de Overeenkomst van 1968 blijven echter van toepassing totdat de bepalingen van deze Overeenkomst, in overeenstemming met de bepalingen van het eerste lid van dit artikel, van toepassing zijn.
9.0.2. Artikel 33. Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een Overeenkomstsluitende Staat wordt beëindigd. Elk Overeenkomstsluitende Staat kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg beëindigen door ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar na het verstrijken van een periode van vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst schriftelijk kennis te geven van de beëindiging. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn voor de belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van
het kalenderjaar volgend op dat waarin de Overeenkomst is beëindigd.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Stockholm, de 18e juni 1991, in tweevoud, in de Engelse taal. Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
(w.g.) H.C.J. EVERAARS.
Voor de Regering van het Koninkrijk Zweden, (w.g.) XXXX XXXXXXX.
10. PROTOCOL
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, heden tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.
10.0.1. I. Ad artikel 3, eerste lid, onderdeel b
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking "Nederland" de exclusieve economische zone omvat waarbinnen Nederland soevereine rechten kan uitoefenen in overeenstemming met het internationale recht, indien Nederland zal overgaan tot de aanwijzing van een zodanige zone in de Nederlandse wetgeving en tot de uitoefening van heffingsrechten daarin.
10.0.2. II. Ad artikel 3, eerste lid, onderdeel g
Vervoer van voorraden of personeel tussen een Overeenkomstsluitende Staat en een plaats in die Staat waar werkzaamheden buitengaats worden verricht of tussen dergelijke plaatsen, wordt beschouwd als vervoer tussen plaatsen in die Staat.
10.0.3. III. Ad artikel 4
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de Overeenkomstsluitende Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Overeenkomstsluitende Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
10.0.4. IV. Ad artikel 5, 6, 13 en 23
Het is wel verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van de zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als een onroerende zaak die is gelegen in de Overeenkomstsluitende Staat op wiens zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten worden geacht te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die Staat. Voorts is het wel verstaan dat vorenbedoelde rechten ook omvatten rechten op belangen bij, of voordelen uit, vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
10.0.5. V. Ad artikel 7
Met betrekking tot het eerste en het tweede lid van artikel 7 geldt dat, indien een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf
uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van de vergoedingen die aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen. Met name bij contracten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van het contract, maar slechts op basis van dat deel van het contract dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Overeenkomst- sluitende Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op dat deel van het contract dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner is.
10.0.6. VI. Ad artikelen 10, 11 en 12
Indien aan de bron een belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
10.0.7. VII. Ad artikel 16
Het is wel verstaan dat de uitdrukking "bestuurder" of "commissaris" van een Nederlands lichaam slaat op personen die als zodanig zijn benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam, en die zijn belast met de algemene leiding van het lichaam, onderscheidenlijk met het toezicht daarop.
10.0.8. VIII. Ad artikel 20
Indien de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de genieter zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 20 inwoner is, het betrokken inkomen op grond van zijn wetgeving niet kan belasten, is het inkomen slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waar het onderwijs of wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt.
10.0.9. IX. Ad artikel 23
Dit artikel is niet van toepassing tenzij er in beide Overeenkomstsluitende Staten een algemene belasting naar het vermogen bestaat.
10.0.10. X. Ad artikel 24
1. Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van het eerste lid van artikel 24, onderdeel d:
a. het enkele feit dat winsten niet worden getroffen met ven- nootschapsbelasting of inkomstenbelasting als gevolg van voor- of achterwaartse verrekening van verliezen, niet verhindert dat dividenden betaald uit deze winsten in aanmerking komen voor vrijstelling van Zweedse belasting;
b. dividenden worden geacht in de eerste plaats te zijn betaald uit winsten, zo deze winsten aanwezig zijn, die deze dividenden in aanmerking doen komen voor vrijstelling van Zweedse belasting, tenzij het lichaam dat de dividenden ontvangt anderszins verzoekt;
c. inkomsten en vermogenswinsten, die voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn verkregen door een lichaam dat inwoner is van Nederland, zullen tot en met 31 december 1993 worden geacht de hieruit betaalde dividenden in aanmerking te doen komen voor vrijstelling van Zweedse belasting, mits deze dividenden voor vrijstelling in aanmerking kwamen volgens de op 12 maart 1968 te 's-Gravenhage ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het vaststellen van regelen voor wederzijdse administratieve hulp met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
2. Het is wel te verstaan dat voor de berekening van de in het derde lid van artikel 24 bedoelde vermindering de waarde van de in het eerste lid van artikel 23 bedoelde vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de schulden verzekerd door hypotheek op dat vermogen en de waarde van de in het tweede lid van artikel 23 bedoelde vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de tot de vaste inrichting of het vast middelpunt behorende schulden.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te Stockholm, de 18e juni 1991, in tweevoud, in de Engelse taal. Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
(w.g.) H.C.J. EVERAARS.
Voor de Regering van het Koninkrijk Zweden, (w.g.) XXXX XXXXXXX.
11. CONVENTION BETWEEN XXX XXXXXXX XX XXX XXXXXXXXXXX XXX XXX XXXXXXX XX XXXXXX FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
The Government of the Kingdom of the Netherlands, and
the Government of the Kingdom of Sweden,
Desiring to replace by a new Convention the existing Convention between the Kingdom of the Netherlands and the Kingdom of Sweden for the avoidance of double taxation and for the establishment of rules for reciprocal administrative assistance with respect to taxes on income and on capital, signed at The Hague on 12 March 1968,
Have agreed as follows:
12. CHAPTER I. SCOPE OF THE CONVENTION
12.0.1. Article 1. Personal scope
This Convention shall apply to persons who are residents of one or both of the Contracting States.
12.0.2. Article 2. Taxes covered
1. This Convention shall apply to taxes on income and on capital imposed on behalf of a Contracting State or of its political subdivisions or local authoriteis, irrespective of the manner in which they are levied.
2. There shall be regarded as taxes on income and on capital all taxes imposed on total income, on total capital, or on elements of income or of capital, including taxes on gains from the alienation of movable or immovable property, as well as taxes on capital appreciation.
3. The existing taxes to which the Convention shall apply are in particular:
a. in Sweden:
- the State income tax (den statliga inkomstskatten), including the sailors' tax (sjömansskatten) and the coupon tax (kupongskatten),
- the tax on public entertainers (bevillningsavgiften för vissa offentliga föreställningar),
- the real estate tax (den statliga fastighetsskatten),
- the communal income tax (den kommunala inkomstskatten),
- the State capital tax (den statliga förmögenhetsskatten) (hereinafter referred to as "Swedish tax");
b. in the Netherlands:
- de inkomstenbelasting (Income tax),
- de loonbelasting (wages tax),
- de vennootschapsbelasting (company tax) including the Government share in the net profits of the exploitation of natural resources levied pursuant to the Mijnwet 1810 (the Mining Act of 1810) with respect to concessions issued from 1967, or pursuant to the Mijnwet Continentaal Plat 1965 (the Netherlands Continental Shelf Mining Act of 1965),
- de dividendbelasting (dividend tax),
- de vermogensbelasting (capital tax) (hereinafter referred to as "Netherlands tax").
4. The Convention shall apply also to any identical or substantially similar taxes which are imposed after the date of signature of the Convention in addition to, or in place of, the existing taxes. The competent authorities of the Contracting States shall notify each other of any substantial changes which have been made in their respective taxation laws.
13. CHAPTER II. DEFINITIONS
13.0.1. Article 3. General definitions
1. For the purposes of this Convention, unless the context otherwise requires:
a. the term "Sweden" means the Kingdom of Sweden and, when used in a geographical sense, includes the national territory, the territorial sea of Sweden as well as other maritime areas over which Sweden in accordance with international law exercises sovereign rights of jurisdiction;
b. the term "the Netherlands" means the part of the Kingdom of the Netherlands that is situated in Europe including the part of the sea- bed and its subsoil under the North Sea, to the extent that this area in accordance with international law has been or may hereafter be designated under Netherlands laws as an area within which the Netherlands may exercise sovereign rights with respect to the exploration and exploitation of the natural resources of the sea-bed
or its subsoil;
c. the terms "a Contracting State" and "the other Contracting State" means Sweden or the Netherlands, as the context requires; the terms "the Contracting States" means Sweden and the Netherlands;
d. the term "person" includes an individual, al company and any body of persons;
e. the term "company" means any body corporate or any entity which is treated as a body corporate for tax purposes;
f. the terms "enterprise of a Contracting State" and "enterprise of the other Contracting State" mean respectively an enterprise carried on by a resident of a Contracting State and an enterprise carried on by a resident of the other Contracting State;
g. the term "international traffic" means any transport by a ship or aircraft operated by an enterprise which has its place of effective management in a Contracting State, except when the ship or aircraft is operated solely between places in the other Contracting State;
h. the term "national" means:
1. any individual possessing the nationality of a Contracting State;
2. any legal person, partnership and association deriving its status as such from the laws in force in a Contracting State;
i. the term "competent authority" means:
1. in Sweden, the Minister of Finance, his authorized representative or the authority which is designated as a competent authority for the purposes of this Conven-tion;
2. in the Netherlands, the Minister of Finance or his duly authorized representative.
2. As regards the application of the Convention by a Contracting State, any term not defined therein shall, unless the context otherwise requires, have the meaning which it has under the law of that State concerning the taxes to which the Convention applies.
13.0.2. Article 4. Resident
1. For the purposes of this Convention, the term "resident of a Contracting State" means any person who, under the laws of that State, is liable to tax
therein by reason of his domicile, residence, place of management or any other criterion of a similar nature, provided, however, that this term does not include any person who is liable to tax in that State in respect only of income from sources in that State or capital situated therein.
2. Where by reason of the provisions of paragraph 1 an individual is a resident of both Contracting States, then his status shall be determined as follows:
a. he shall be deemed to be a resident of the State in which he has a permanent home available to him; if he has a permanent home available to him in both States, he shall be deemed to be a resident of the State with which his personal and economic relations are closer (centre of vital interests);
b. if the State in which he has his centre of vital interests cannot be determined, or if he has not a permanent home available to him in either State, he shall be deemed to be a resident of the State in which he has an habitual abode;
c. if he has an habitual abode in both States or in neither of them, he shall be deemed to be a resident of the State of which he is a national;
d. if he is a national of both States or of neither of them, the competent authorities of the Contracting States shall settle the question by mutual agreement.
3. Where by reason of the provisions of paragraph 1 a person other than an individual is a resident of both Contracting States, then it shall be deemed to be a resident of the State in which its place of effective management is situated.
13.0.3. Article 5. Permanent establishment
1. For the purposes of this Convention, the term "permanent establishment" means a fixed place of business through which the business of an enterprise is wholly or partly carried on.
2. The term "permanent establishment" includes especially:
a. a place of management;
b. a branch;
c. an office;
d. a factory;
e. a workshop; and
f. a mine, an oil or gas well, a quarry or any other place of extraction of natural resources.
3. A building site or construction or installation project constitutes a permanent establishment only if it lasts more than 12 months.
4. Notwithstanding the preceding provisions of this Article, the term "permanent establishment" shall be deemed not to include:
a. the use of facilities solely for the purpose of storage, display or delivery of goods or merchandise belonging to the enterprise;
b. the mainerance of an stock of goods or merchandise belonging to the enterprise solely for the purpose of storage, display or delivery;
c. the mainterance of a stock of goods or merchandise belonging to the enterprise solely for the purpose of processing by another enterprise;
d. the maintenance of a fixed place of bussiness solely for the purpose of purchasing goods or merchandise or of collecting information, for the enterprise;
e. the maintenance of a fixed place of business solely for the purpose of carrying on, for the enterprise, any other activity of a preparatory or auxiliary character;
f. the maintenance of a fixed place of business solely for any combination of activities mentioned in sub-paragraphs a to e, provided that the overall activity of the fixed place of business resulting from this combination is of a preparatory or auxiliary character.
5. Notwithstanding the provisions of paragraphs 1 and 2, where a person - other than an agent of an independent status to whom paragraph 6 applies
- is acting on behalf of an enterprise and has, and habitually exercises, in a Contracting State an authority to conclude contracts in the name of the enterprise, that enterprise shall be deemed to have a permanent establishment in that State in respect of any activities which that person undertakes for the enterprise, unless the activities of such person are limited to those mentioned in paragraph 4 which, if exercised through a fixed place of business, would not make this fixed place of business a permanent establishment under the provisions of that paragraph.
6. An enterprise shall not be deemed to have a permanent establishment in a Contracting State merely because it carries on business in that State through a broker, general commission agent or any other agent of an independent status, provided that such persons are acting in the ordinary course of their business.
7. The fact that a company which is a resident of a Contracting State controls or is controlled by a company which is a resident of the other Contracting State, or which carries on business in that other State (whether through a permanent establishment or otherwise), shall not of itself constitute either company a permanent establishment of the other.
14. CHAPTER III. TAXATION OF INCOME
14.0.1. Article 6. Income from immovable property
1. Income derived by a resident of a Contracting State from immovable property (including income from agriculture or forestry) situated in the other Contracting State may be taxed in that other State.
2. The term "immovable property" shall have the meaning which it has under the law of the Contracting State in which the property in question is situated. The term shall in any case include property accessory to immovable property, livestock and equipment used in agriculture and forestry, rights to which the provisions of general law respecting landed property apply, buildings, usufruct of immovable property and rights to variabele or fixed payments as consideration for the working of, or the right to work, mineral deposits, sources and other natural resources: ships, boats and aircraft shall not be regarded as immovable property.
3. The provisions of paragraph 1 shall apply to income derived from the direct use, letting, or use in any other form of immovable property.
4. The provisions of paragraph 1 and 3 shall also apply to the income from immovable property of an enterprise and to income from immovable property used for the perfomance of independent personal services.
14.0.2. Article 7. Business profits
1. The profits of an enterprise of a Contracting State shall be taxable only in that State unless the enterprise carries on business in the other Contracting State through a permanent establishment situated therein. If the enterprise carries on business as aforesaid, the profits of the enterprise may be taxed in the other State but only so much of them as attributable to that permanent establishment.
2. Subject to the provisions of paragraph 3, where an enterprise of a Contracting State carries on business in the other Contracting State through a permanent establishment situated therein, there shall in each Contracting State be attributed to that permanent establishment the profits which it might be expected to make if it were a distinct and separate enterprise engaged in the same or similar activities under the same or similar conditions and dealing wholly independently with the enterprise of which it is a permanent establishment.
3. In the determination of the profits of a permanent establishment, there shall be allowed as deductions expenses which are incurred for the purposes of the permanent establishment, including executive and general administrative expenses so incurred, whether in the State in which the permanent establishment is situated or elsewhere.
4. No profits shall be attributed to a permanent establishment by reason of the mere purchase by that permanent establishment of goods or merchandise for the enterprise.
5. For the purposes of the preceding paragraphs, the profits to be attributed to the permanent establishment shall be determined by the same method year by year unless there is good and sufficient reason to the contrary.
6. Where profits include items of income which are dealt with separately in other Articles of this Convention, then the provisions of those Articles shall not be affected by the provisions of this Article.
14.0.3. Article 8. Shipping and air transport
1. Profits from the operation of ships or aircraft in international traffic shall be taxable only in the Contracting State in which the place of effective management of the enterprise is situated. If that State according to its legislation cannot tax the whole of the income, the income shall be taxable only in the Contracting State of which the enterprise is a residence.
2. If the place of effective management of a shipping enterprise is aboard a ship, then it shall be deemed to be situated in the Contracting State in which the home harbour of the ship is situated, or, if there is not such home harbour, in the Contracting State of which the operator of the ship is a resident.
3. With respect to profits derived by the air transport consortium Scandinavian Airlines System (SAS) the provisions of paragraph 1 shall apply only to such part of the profits as corresponds to the participation held in that consortium by AB Aerotransport (ABA), the Swedish partner of Scandinavian Airlines System.
4. For the purposes of this Article, profits derived from the operation in
international traffic of ships and aircraft include profits from the rental on a bareboat basis of ships and aircraft operated in international traffic if such rental profits are incidental to the profits described in paragraph 1.
5. The provisions of paragraph 1 shall also apply to profits from the participation in a pool, a joint business or an international operating agency.
14.0.4. Article 9. Associated enterprises
1. Where:
a. an enterprise of a Contracting State participates directly or indirectly in the management, control or capital of an enterprise of the other Contracting State, or
b. the same persons participate directly or indirectly in the management, control or capital of an enterprise of a Contracting State and an enterprise of the other Contracting State,
and in either case conditions are made or imposed between the two enterprises in their commercial or financial relations which differ from those which would be made between independent enterprises, then any profits which would, but for those conditions, have accrued to one of the enterprises, but, by reason of those conditions, have not so accrued, may be included in the profits of that enterprise and taxed accordingly. It is understood, however, that the fact that associated enterprises have concluded arrangements, such as costsharing arrangements or general services agreements, for or based on the allocation of executive, general administrative, technical and commercial expenses, research and development expenses and other similar expenses, is not in itself a condition as meant in the preceding sentence.
2. Where a Contracting State includes in the profit of an enterprise of that State - and taxes accordingly - profits on which an enterprise of other Contracting State has been charged to tax in that other State and the profits so included are profits which would have accrued to the enterprise of the first-mentioned State if the conditions made between the two enterprises had been those which would have been made between independent enterprises, then that other State shall make an appropriate adjustment to the amount of the tax charged therein on those profits. In determining such adjustment, due regard shall be had to the other provisions of this Convention and the competent authorities of the Contracting State shall if necessary consult each other.
14.0.5. Article 10. Dividends
1. Dividends paid by a company which is a resident of a Contracting State to a resident of the other Contracting State may be taxed in that other State.
2. Such dividends may also be taxed in the Contracting State of which the company paying the dividends is a resident and according to the laws of that State, but if the recipient is the beneficial owner of the dividends the tax so charged shall not exceed 15 per cent of the gross amount of the dividends. However, if the beneficial owner is a company (other than a partnership) which holds directly at least 25 per cent of the capital of the company paying the dividends the dividends should be exempt from tax in the Contracting State of which the company paying the dividends is a resident.
This paragraph shall not affect the taxation of the company in respect of the profits out of which the dividends are paid.
3. The term "dividends" are used in this Article means income from shares, "jouissance" shares or "jouissance" rights, mining shares, founders' shares or other rights participating in profits, as well as income from debt-claims participating in profits and income from other corporate rights which is subjected to the same taxation treatment as income from shares by the laws of the State of which the company making the distribution is a resident.
4. The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply if the beneficial owner of the dividends, being a resident of a Contracting State, carries on business in the other Contracting State of which the company paying the dividends is a resident, through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State independent personal services from a fixed base situated therein, and the holding in respect of which the dividends are paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such case the provisions of Article 7 or Article 14, as the case may be, shall apply.
5. Where a company which is a resident of a Contracting State derives profits of income from the other Contracting State, that other State may not impose any tax on the dividends paid by the company, except insofar as such dividends are paid to a resident of that other State or insofar as the holding in respect of which the dividends are paid is effectively connected with a permanent establishment or a fixed base situated in that other State, nor subject the company's undistributed profits to a tax on the company's undistributed profits, even if the dividends paid or the undistributed profits consist wholly or partly of profits or income arising in such other State.
14.0.6. Article 11. Interest
1. Interest arising in a Contracting State and paid to a resident of the other Contracting State shall be taxable only in that other State if such resident
is the beneficial owner of the interest.
2. The term "interest" as used in this Article means income from debt-claims of every kind, whether or not secured by mortgage, but not carrying a right to participate in the debtor's profits, and in particular, income from government securities and income from bonds or debentures, including premiums and prizes attaching to such securities, bonds or debentures. Penalty charges for late payment shall not be regarded as interest for the purpose of this Article.
3. The provisions of paragraph 1 shall not apply if the beneficial owner of the interest, being a resident of a Contracting State, carries on business in the other Contracting State in which the interest arises, through a permanent establishment situated therein, or perfoms in that other State independent personal services from a fixed base situated therein, and the debt-claim in respect of which the interest is paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such case the provisions of Article 7 or Article 14, as the case may be, shall apply.
4. Where, by reason of a special relationship between the payer and the beneficial owner of between both of them and some other person, the amount of the interest, having regard to the debt-claim for which it is paid, exceeds the amount which would have been agreed upon by the payer and the beneficial owner in the absence of such relationship, the provisions of this Article shall apply only to the last-mentioned amount. In such case, the excess part of the payments shall remain taxable according to the laws of each Contracting State, due regard being had to the other provisions of this Convention.
14.0.7. Article 12. Royalties
1. Royalties arising in a Contracting State and paid to a resident of the other Contracting State shall be taxable only in that other State if such resident is the beneficial owner of the royalties.
2. The term "royalties" as used in this Article means payments of any kind received as a consideration for the use of, or the right to use, any copyright of literary, artistic of scientific work including cinematograph films and films or tapes for radio or television broadcasting, any patent, trade mark, design or model, plan, secret formula or process, or for information concerning industrial, commercial or scientific experience.
3. The provisions of paragraph 1 shall not apply if the beneficial owner of the royalties, being a resident of a Contracting State, carries on business in the other Contracting State in which the royalies arise, through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State independent personal services from a fixed base situated therein, and the right or
property in respect of which the royalties are paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such case the provisions of Article 7 or Article 14, as the case may be, shall apply.
4. Where, by reason of a special relationship between the payer and the beneficial owner or between both of them and some other person, the amount of the royalties, having regard to the use, right or information for which they are paid, exceeds the amount which would have been agreed upon by the payer and the beneficial owner in the absence of such relationship, the provisions of this Article shall apply only to the last- mentioned amount. In such case, the excess part of the payments shall remain taxable according to the laws of each Contracting State, due regard being had to the other provisions of this Convention.
14.0.8. Article 13. Capital gains
1. Gains derived by a resident of a Contracting State from the alienation of immovable property referred to in Article 6 and situated in the other Contracting State may be taxed in that other State.
2. Gains from the alienation of movable property forming part of the business property of a permanent establishment which an enterprise of a Contracting State has in the other Contracting State or of movable property pertaining to a fixed base available to a resident of a Contracting State in the other Contracting State for the purpose of performing independent personal services, including such gains from the alienation of such a permanent establishment (alone or with the whole enterprise) or of such fixed enterprise) or of such fixed base, may be taxed in that other State.
3. Gains from the alienation of ships or aircraft operated in international traffic of movable property pertaining to the operation of such ships or aircraft, shall be taxable only in the Contracting State in which the place of effective management of the enterprise is situated. If that State according to its legislation cannot tax the whole of the gains, the gaings shall be taxable only in the Contracting State of which the alienator is a resident. With respect to gains derived by the air transport consortium Scan- dinavian Airlines System, the provisions of this paragraph shall apply only to such portion of the gains as corresponds to the participation held in that consortium by AB Aerotransport, the Swedish partner of Scandinavian Airlines System.
4. Gains from the alienation of any property other than that referred to in paragraphs 1, 2 and 3, shall be taxable only in the Contracting State of which the alienator is a resident.
5. The provisions of paragraph 4 shall not affect the right of each of the Contracting States to levy according to its own law a tax on gains from the
alienation of shares in a company, the capital of which is wholly or partly divided into shares and which under the laws of that State is a resident of that State, derived by an individual who is a resident of the other State and has been a resident of the first-mentioned State in the course of the last 5 years preceding the alienation of the shares. The provisions of this paragraph shall also apply to gains from the alienation of other rights in such company which, for the purpose of capital gains taxation, are subject to the same treatment as gains from the alienation of shares by the laws of the first-mentioned State.
14.0.9. Article 14. Independent personal services
1. Income derived by an individual who is resident of a Contracting State in respect of professional services or other activities of an independent character shall be taxable only in that State unless he has a fixed base regularly available to him in the other Contracting State for the purpose of performing his activities. If he has such a fixed base, the income may be taxed in the other State but only so much thereof as is attributable to that fixed base.
2. The term "professional services" includes especially independent scientific, literary, artistic, educational or teaching activities as well as the independent activities of physicians, lawyers, engineers, architects, dentists and accountants.
14.0.10. Article 15. Dependent personal services
1. Subject to the provisions of Article 16, 18, 19 and 20, salaries, wages and other similar remuneration derived by a resident of a Contracting State in respect of an employment shall be taxable only in that State unless the employment is exercised in the other Contracting State. If the employment is so exercised, such remuneration as is derived therefrom may be taxed in that other State.
2. Notwithstanding the provisions of paragraph 1, remuneration derived by a resident of a Contracting State in respect of an employment exercised in the other Contracting State shall be taxable only in the first-mentioned State if:
a. the recipient is present in the other State for a period or periods not exceeding in the aggregate 183 days within any period of 12 months; and
b. the remuneration is paid by, or on behalf of, an employer who is not a resident of the other State; and
c. the remuneration is not borne by a permanent establishment or a
fixed base which the employer has in the other State.
3. Notwithstanding the preceding provisions of this Article, remuneration derived by a resident of a Contracting State in respect of an employment exercised aboard a ship or aircraft operated in international traffic, shall be taxable only in that State.
14.0.11. Article 16. Directors' fees
Directors' fees and other payments derived by a resident of a Contracting State in his capacity as a member of the board of directors, a "bestuurder" or a "commissaris" of a company which is a resident of the other Contracting State may be taxed in that other State.
14.0.12. Article 17. Entertainers and sportsmen
1. Notwithstanding the provisions of Articles 14 and 15, income derived by a resident of a Contracting State as an entertainer, such as a theatre, motion picture, radio or television artiste, or a musician, or as a sportsman, from his personal activities as such exercised in the other Contracting State, may be taxed in that other State.
2. Where income in respect of personal activities exercised by an entertainer or a sportsman in his capacity as such accrues not to the entertainer or sportsman himself but to another person, that income may, notwithstanding the provisions of Articles 7, 14 and 15, be taxed in the Contracting State in which the activities of the entertainer or sportsman are exercised.
14.0.13. Article 18. Pensions, annuities and social security payments
1. Subject to the provisions of paragraph 2 of Article 19, pensions and other similar remuneration paid to a resident of a Contracting State in consideration of past employment and any annuity shall be taxable only in that State.
2. However, where such remuneration is not of a periodical nature and it is paid in consideration of past employment exercised in the other Contracting State, or where instead of the right to annuities a lump sum is paid, this remuneration or this lump sum may be taxed in the Contracting State in which it arises.
3. Any persion and other payment paid out under the provisions of a social security system of a Contracting State to a resident of the other Contracting State may be taxed in the first-mentioned State.
4. The term "annuity" means a stated sum payable periodically at stated times during life or during a specified or ascertainable period of time
under an obligation to make the payments in return for adequate and full consideration in money or money's worth.
14.0.14. Article 19. Government service
1. a. Remuneration, other than a pension, paid by a Contracting State or a political subdivision or a local authority thereof to an individual in respect of services rendered to that State or subdivision or authority may be taxed in that State.
b. However, such remuneration shall be taxable only in the other Contracting State if the services are rendered in that other State and the individual is a resident of that State who:
i. is a national of that State; or
ii. did not become a resident of that State solely for the purpose of rendering the services.
2. a. Any pension paid by, or out of funds created by, a Contracting State or a political subdivision or a local authority thereof to an individual in respect of services rendered to that State or subdivision or authority may be taxed in that State.
b. However, such pension shall be taxable only in the other Contracting State if the individual is a resident of, and a national of, that State.
3. The provisions of Articles 15, 16 and 18 shall apply to remuneration and pensions in respect of services rendered in connection with a business carried on by a Contracting State or a political subdivision or a local authority thereof.
14.0.15. Article 20. Professors and teachers
1. Payments which a professor or teacher who is a resident of a Contracting State and who, at the invitation of a university, college, school or other approved educational institution, is present in the other Contracting State for the purpose of teaching or scientific research for a maximum period of two years, receives for such teaching or research, shall be taxable only in the first-mentioned State.
2. This Article shall not apply to income from research if such research is undertaken not in the public interest but primarily for the private benefit of a specific person or persons.
14.0.16. Article 21. Students
Payments which a student or business apprentice who is or was immediately before visiting a Contracting State a resident of the other Contracting State and who is present in the first-mentioned State solely for the purpose of his education or training receives for the purpose of his maintenance, education or training shall not be taxed in that State, provided that such payments arise from sources outside that State.
14.0.17. Article 22. Other income
1. Items of income of a resident of a Contracting State, wherever arising, not dealt with in the foregoing Articles of this Convention shall be taxable only in that State.
2. The provisions of paragraph 1 shall not apply to income, other than income from immovable property as defined in paragraph 2 of Article 6, if the recipient of such income, being a resident of a Contracting State carries on business in the other Contracting State through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State independent personal services from a fixed base situated therein, and the right of property in respect of which the income is paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such case the provisions of Article 7 or Article 14, as the case may be, shall apply.
15. CHAPTER IV. TAXATION OF CAPITAL
15.0.1. Article 23. Capital
1. Capital represented by immovable property referred to in Article 6, owned by a resident of a Contracting State and situated in the other Contracting State, may be taxed in that other State.
2. Capital represented by movable property forming part of the business property of a permanent establishment which an enterprise of a Contracting State has in the other Contracting State or by movable property pertaining to a fixed base available to a resident of a Contracting State in the other Contracting State for the purpose of performing independent personal services, may be taxed in that other State.
3. Capital represented by ships and aircraft operated in international traffic and by movable property pertaining to the operation of such ships and aircraft, shall be taxable only in the Contracting State in which the place of effective management of the enterprise is situated. If that State according to its legislation cannot tax the whole of the capital, the capital shall be taxable only in the Contracting State of which the enterprise is a resident. For the purposes of this paragraph the provisions of paragraph 2 of Article 8 shall apply.
4. All other elements of capital of a resident of a Contracting State shall be taxable only in that State.
16. CHAPTER V. ELIMINATION OF DOUBLE TAXATION
16.0.1. Article 24. Elimination of double taxation
1. In the case of Sweden, double taxation shall be avoided as follows:
a. Where a resident of Sweden derives income which under the laws of the Netherlands and in accordance with the provisions of this Convention may be taxed in the Netherlands, Sweden shall allow - subject to the provisions of the law of Sweden concerning credit for foreign tax (as it may be amended from time to time without changing the general principle hereof) - as a deduction from the tax on such income, an amount equal to the Netherlands tax paid in respect of such income.
b. Where a resident of Sweden owns capital which, under the laws of the Netherlands and in accordance with the provisions of this Convention, may be taxed in the Netherlands, Sweden shall allow as a deduction from the tax on such capital an amount equal to the capital tax paid in the Netherlands in respect of such capital. Such deduction shall not, however, exceed that part of the Swedisch capital tax as computed before the deduction is given, which is appropriate to the capital which may be taxed in the Netherlands.
c. Notwithstanding the provisions of sub-paragraph a of this paragraph, where a resident of Sweden derives income, which in accordance with the provisions of paragraph 3 of Article 18 or Article 19 may be taxed in the Netherlands, Sweden shall exempt such income from tax.
d. Notwithstanding the provisions of sub-paragraph a of this paragraph, dividends paid by a company which is a resident of the Netherlands to a company which is a resident of Sweden shall be exempt from Swedish tax to the extent that the dividends would have been exempt under Swedish law if both companies had been Swedisch companies. This exemption shall not apply unless
i. the profits out of which the dividends are paid have, in the Netherlands or elsewhere, been subjected to a tax corresponding to at least 15 per cent of the net profits calculated in accordance with Swedish law, or
ii. these dividends represent income or capital gains that would have been exempt from Swedish tax if derived directly by the company resident in Sweden, or
iii. these dividends represent capital gains from the alienation of shares in a company in so far as the assets of that company, if alienated, would yield a capital gain which, if received directly by the Swedish company, would have been exempt from Swedish tax, or
iv. these dividends represent capital gains from the alienation of shares in a company which is a resident of the Netherlands, in so far as the assets of this company do not directly or indirectly consist of a permanent establishment or immovable property in a third State, or of shares in a company which is a resident of a third State and in so far as the profits withheld by this company do not represent income or capital gains derived from such assets.
However, in the case where dividends - which would have been exempt under Swedish law if both companies had been Swedish companies - do not quality for the exemption from Swedish tax, Sweden shall - in addition to the deduction from tax as mentioned in sub-paragraph a - allows as a deduction from the tax on such dividends an amount equal to 10 per cent of the gross amount of such dividends.
e. Where a resident of Sweden derives income which shall be exempt from Swedish tax in accordance with sub-paragraph c of this paragraph or which shall be taxable only in the Netherlands according to paragraph 1 or Article 8, Sweden may, when determining the graduated rate of Swedish tax, take into account the income which shall be exempt from Swedish tax or which shall be taxable only in the Netherlands.
2. The Netherlands, when imposing tax on its residents, may include in the basis upon which such taxes are imposed the items of income or capital which, according to the provisions of this Convention, may be taxed in Sweden.
3. However, where a resident of the Netherlands derives items of income or owns items of capital which according to Article 6, Article 7, paragraph 4 of Article 10, paragraph 3 of Article 11, paragraph 3 of Article 12, paragraphs 1 and 2 of Article 13, Article 14, paragraph 1 of Article 15, paragraph 3 of Article 18, paragraphs 1 (sub-paragraph a) and 2 (sub- paragraph a) of Article 19 and paragraphs 1 and 2 of Article 23 of this Convention may be taxed in Sweden and are included in the basis referred to in paragraph 2, the Netherlands shall exempt such items of income or
capital by allowing a reduction of its tax. This reduction shall be computed in conformity with the provisions of Netherlands law for the avoidance of double taxation. For that purpose the said items of income or capital shall be deemed to be included in the total amount of the items of income or capital which are exempt from Netherlands tax under those provisions.
4. Further, the Netherlands shall allow a deduction from the Netherlands tax so computed for the items of income which according to paragraph 2 of Article 10, paragraph 5 of Article 13, Article 16, Article 17 and paragraph 2 of Article 18 of this Convention may be taxed in Sweden to the extent that these items are included in the basis referred to in paragraph 2. The amount of this deduction shall be equal to the tax paid in Sweden on these items of income, but shall not exceed the amount of the reduction which would be allowed if the items of income so included were the sole items of income which are exempt from Netherlands tax under the provisions of Netherlands law for the avoidance of double taxation.
17. CHAPTER VI. OFFSHORE ACTIVITIES
17.0.1. Article 25. Offshore activities
1. the provisions of this Article shall apply notwithstanding any other provisions of this Convention. However, this Article shall not apply where offshore activities of a person constitute for that person a permanent establishment under the provisions of Article 5 or a fixed base under the provisions of Article 14.
2. In this Article the term "offshore activities" means activities which are carried on offshore in connection with the exploration or exploitation of the sea-bed and its subsoil and their natural resources, situated in one of the States.
3. An enterprise of a Contracting State which carries on offshore activities in the other Contracting State shall, subject to paragraph 4 of this Article, be deemed to be carrying on, in respect of those activities, business in that other State through a permanent establishment situated therein, unless the offshore activities in question are carried on in the other State for a period or periods not exceeding in the aggregate 30 days in any period of 12 months. For the purpose of this paragraph:
a. where an enterprise carrying on offshore activities in the other Contracting State is associated with another enterprise and that other enterprise continues, as part of the same project, the same offshore activities that are or were being carried on by the first- mentioned enterprise, and the afore-menioned activities carried on by both enterprises - when added together - exceed a period of 30
days, then each enterprise shall be deemed to be carrying on its activities for a period exceeding 30 days in a 12 months period;
b. an enterprise shall be regarded as associated with another enterprise if one holds directly of indirectly at least one third of the capital of the other enterprise or if a person holds directly of indirectly at least one third of the capital of both enterprises.
4. However, for the purpose of paragraph 3 of this Article the term "offshore activities" shall be deemed not to include:
a. one or any combination of the activities mentioned in paragraph 4 of Article 5;
b. towing or anchor handling by ships primarily designed for that purpose and any other activities performed by such ships;
c. the transport of supplies or personnel by ships or aircraft in international traffic.
5. A resident of a Contracting State who carries on offshore activities in the other State, which consist of professional services or other activities of an independent character, shall be deemed to be performing those activities from a fixed base in the other State if the offshore activities in question last for a continuous period of 30 days or more.
6. Salaries, wages and other similar remuneration derived by a resident of a Contracting State in respect of an employment connected with offshore activities carried on through a permanent establishment in the other Contracting State may, to the extent that the employment is exercised offshore in that other State, be taxed in that other State.
7. Where documentary evidence is produced that tax has been paid in Sweden on the items of income may be taxed in Sweden according to Article 7 and Article 14 in connection with respectively paragraph 3 and paragraph 5 of this Article and paragraph 6 of this Article, the Netherlands shall allow a reduction of its tax, which shall be computed in conformity with the rules laid down in paragraph 3 of Article 24.
18. CHAPTER VII. SPECIAL PROVISIONS
18.0.1. Article 26. Non-discrimination
1. Nationals of a Contracting State shall not be subjected in the other Contracting State to any taxation or any requirement connected therewith, which is other or more burdensome than the taxation and connected requirements to which nationals of that other State in the same
circumstances are or may be subjected. This provision shall, notwithstanding the provisions of Article 1, also apply to persons who are not residents of one or both of the Contracting State.
2. The taxation on a permanent establishment which an enterprise of a Contracting State has in the other Contracting State shall not be less favourably levied in that other State than the taxation levied on enterprises of that other State carrying on the same activities. This provision shall not be construed as obliging a Contracting State to grant to residents of the other Contracting State any personal allowances, reliefs and reductions for taxation purposes on account of civil status or family responsabilities which it grants to its own residents.
3. Except where the provisions of paragraph 1 of Article 9, paragraph 4 of Article 11, or paragraph 4 of Article 12, apply, interest, royalties and other disbursements paid by an enterprise of a Contracting State to a resident of the other Contracting State shall, for the purpose of determining the taxable profits of such enterprise, be deductible under the same conditions as if they had been paid to a resident of the first-mentioned State. Similarly, any debts of an enterprise of a Contacting State to a resident of the other Contracting State shall, for the purpose of determining the taxable capital of such enterprise, be deductible under the same conditions as if they had been contracted to a resident of the first-mentioned State.
4. Enterprises of a Contracting State, the capital of which is wholly or partly owned or controlled, directly or indirectly by one or more residents of the other Contracting State, shall not be subjected in the first-mentioned State to any taxation or any requirement connected therewith which is other or more burdensome than the taxation and connected requirements to which other similar enterprises of the first-mentioned State are or may be subjected.
5. Contributions paid by, or on behalf of, an individual who is a resident of a Contracting State and who is not a national of that State, to a pension plan that is recognized for tax purposes in the other Contracting State will be treated in the same way for tax purposes in the first-mentioned State as a contribution paid to a pension plan that is recognized for tax purposes in that first-mentioned State, provided that
a. such individual was contributing to such pension plan before he became a resident of the first-mentioned State; and
b. the competent authority of the first-mentioned State agrees that the pension plan corresponds to a pension plan recognized for tax purposes by that State.
The competent authorities of the Contracting State may by common
agreement prescribe conditional rules concerning the application of this provision.
For the purpose of this paragraph, "pension plan" incudes a pension plan created under a public social security system.
6. The provisions of this Article shall, notwithstanding the provisions of Article 2, apply to taxes of every kind and description.
18.0.2. Article 27. Mutual agreement procedure
1. Where a person considers that the actions of one or both of the Contracting States result or will result for him in taxation not in accordance with the provisions of this Convention, he may, irrespective of the remedies provided by the domestic law of those States, present his case to the competent authority of the Contracting State of which he is a resident or, if his case comes under paragraph 1 of Article 26, to that of the Contracting State of which he is a national. The case must be presented within three years from the first notification of the action resulting in taxation not in accordance with the provisions of the Convention.
2. The competent authority shall endeavour, if the objection appears to it to be justified and if it is not itself able to arrive at a satisfactory solution, to resolve the case by mutual agreement with the competent authority of the other Contracting State, with a view to the avoidance of taxation which is not in accordance with the Convention. Any agreement reached shall be implemented notwithstanding any time limits in the domestic law of the Contracting States.
3. The competent authorities of the Contracting States shall endeavour to resolve by mutual agreement any difficulties or doubts arising as to the interpretation or application of the Convention. They may also consult together for the elimination of double taxation in cases not provided for in the Convention.
4. The competent authorities of the Contracting States may communicate with each other directly for the purpose of reaching an agreement in the sense of the preceding paragraphs.
5. The competent authorities of the Contracting States may by mutual agreement settle the mode of application of the limitations referred to in Articles 10, 11 and 12.
18.0.3. Article 28. Exchange of information
1. The competent authorities of the Contracting States shall exchange such information as is necessary for carrying out the provisions of this Convention or of the domestic laws of the Contracting State concerning
taxes covered by the Convention insofar as the taxation thereunder is not contrary to the Convention. The exchange of information is not restricted by Article 1. Any information received by a Contracting State shall be treated as secret in the same manner as information obtained under the domestic laws of that State and shall be disclosed only to persons or authorities (including courts and administrative bodies) involved in the assessment or collection of, the enforcement or prosecution in respect of, or the determination of appeals in relation to, the taxes covered by the Convention. Such persons or authorities shall use the information only for such purposes. They may disclose the information in public court proceedings or in judicial decisions.
2. In no case shall the provisions of paragraph 1 be construed so as to impose on a Contracting State the obligation:
a. to carry out administrative measures at variance with the laws and administrative practice of that or of the other Contracting State;
b. to supply information which is not obtainable under the laws or in the normal course of the administration of that or of the other Contracting State;
c. to supply information which would disclose any trade, business, industrial, commercial or professional secret or trade process, or information, the disclosure of which would be contrary to public policy (ordre public).
18.0.4. Article 29. Assistance in recovery
1. The Contracting States agree to lend each other assistance and support with a view to the collection, in accordance with their respective laws or administrative practice, of the taxes to which this Convention shall apply and of any increases, surcharges, overduxe payments, interests and costs pertaining to the said taxes.
2. At the request of the applicant State the requested State shall recover tax claims of the first-mentioned State in accordance with the law and administrative practice for the recovery of its own tax claims. However, such claims do not enjoy any priority in the requested State and cannot be recovered by imprisonment for debt of the debtor. The requested State is not obliged to take any executory measures which are not provided for in the laws of the applicant State.
3. The provisions of paragraph 2 shall apply only to tax claims which form the subject of an instrument permitting their enforcement in the applicant State and, unless otherwise agreed between the competent authorities, which are not contested.
However, where the claim relates to a liability to tax of a person as a non resident of the applicant State, paragraph 2 shall only apply, unless otherwise agreed between the competent authorities, where the claim may no longer be contested.
4. The obligation to provide assistance in the recovery of tax claims concerning a deceased person or his estate is limited to the value of the estate or the property acquired by each beneficiary of the estate, according to whether the claim is to be recovered from the estate or from the beneficiaries thereof.
5. The requested State shall not be obliged to accede to the request:
a. if the applicant State has not pursued all means available in its own territory, except where recourse to such means would give rise to disproportionate difficulty;
b. if and insofar as it considers the tax claim to be contrary to the provisions of this Convention or of any other convention to which both of the Contracting States are parties.
6. The request for administrative assistance in the recovery of a tax claim shall be accompanied by:
a. a declaration that the tax claim concerns a tax covered by the Convention and that the conditions of paragraph 3 are met.
b. an official copy of the instrument permitting enforcement in the applicant State;
c. any other document required for recovery;
d. where appropriate, a certified copy confirming any related decision emanating from an administrative body or a public court.
7. The applicant State shall indicate the amounts of the tax claim to be recovered in both the currency of the applicant State and the currency of the requested State. The rate of exchange to be used for the purpose of the preceding sentence is the last selling price settled on the most representative exchange market or markets of the applicant State. Each amount recovered by the requested State shall he transferred to the applicant State in the currency of the requested State. The transfer shall be carried out within a period of a month from the date of the recovery.
8. At the request of the applicant State, the requested State shall, with a view to the recovery of an amount of tax, take measures of conservancy even if the claim is contested or is not yet the subject of an instrument permitting enforcement, in so far as such is permitted by the laws and administrative
practice of the requested State.
9. The instrument permitting enforcement in the applicant State shall, where appropriate and in accordance with the provisions in force in the requested State, be accepted, recognised, supplemented or replaced as soon as possible after the date of the receipt of the request for assistance by an instrument permitting enforcement in the requested State.
10. Questions concerning any period beyond which a tax claim cannot be enforced shall be governed by the law of the applicant State. The request for assistance in the recovery shall give particulars concerning that period.
11. Acts of recovery carried out by the requested State in pursuance of a request for assistance, which, according to the laws of that State, would have the effect of suspending or interrupting the period mentioned in paragraph 10, shall also have this effect under the laws of the applicant State. The requested State shall inform the applicant State about such acts.
12. The requested State may allow deferral of payment or payment by installment, if its laws or administrative practice permit it to do so in similar circumstances; but it shall first inform the applicant State.
13. The competent authorities of the Contracting States shall by common agreement prescribe rules concerning minimum amounts of tax claims subject to a request for assistance.
14. The Contracting States shall reciprocally waive any restitution of cost resulting from the respective assistance and support which the lend each other in applying this Convention. The applicant State shall in any event remain responsible towards the requested State for the pecuniary consequences of acts or recovery which have been found unjustified in respect of the reality of the tax claim concerned or of the validity of the instrument permitting enforcement in the applicant State.
18.0.5. Article 30. Diplomatic agents and consular officers
1. Nothing in this Convention shall affect the fiscal privileges of diplomatic agents or consular officers under the general rules of international law or under the provisions of specials agreements.
2. For the purposes of the Convention an individual, who is a member of a diplomatic or consular mission of a Contracting State in the other Contracting State or in a third State and who is a national of the sending State, shall be deemed to be a resident of the sending State if he is submitted therein to the same obligations in respect of taxes on income and on capital as are residents of that State.
3. The Convention shall not apply to international organisations, organs and officials thereof and members of a diplomatic or consular mission of a third State, being present in a Contracting State, if they are not sujected therein to the same obligations in respect of taxes on income or on capital as are residents of that State.
18.0.6. Article 31. Territorial extension
1. This Convention may be extended, either in its entirety or with any necessary modifications, to either or both of the countries of Aruba or the Netherlands Antilles, if the country concerned imposes taxes substantially similar in character to those to which the Convention applies. Any such extendion shall take effect from such date and subject to such modifications and conditions, including conditions as to termination, as may be specified and agreed in notes to be exchanged through diplomatic channels.
2. Unless otherwise agreed the termination of the Convention shall not also terminate any extension of the Convention to any country to which it has been extended under this Article.
19. CHAPTER VIII. FINAL PROVISIONS
19.0.1. Article 32. Entry into force
1. The Convention shall enter into force on the thirtieth day after the latter of the dates on which the respective Governments have notified each other in writing that the formalities constitutionally required in their respective States have been complied with, and its provisions shall have effect for the taxable years and periods beginning on or after the first day of January in the calender year next following that in which the Convention has entered into force.
2. The Convention between the Kingdom of the Netherlands and the Kingdom of Sweden for the avoidance of double taxation and the establishment of rules for reciprocal administrative assistance with respect to taxes on income and on capital, with Protocol, signed at the Hague on 12 March 1968, shall terminate upon the entry into force of this Convention. However, the provisions of the 1968 Convention shall continue in effect until the provisions of this convention, in accordance with the provisions of paragraph 1 of this Article shall have effect.
19.0.2. Article 33. Termination
This convention shall remain in force until terminated by a Contracting State. Either Contracting State may terminate the Convention, through diplomatic channels, by given written notice of termination at least six months before the
end of any calender year after the expiration of a period of five years from the date of its entry into force. In such event the Convention shall cease te have effect for the taxable years and periods beginning on or after the first day of January in the calender year next following that in which the Convention has been terminated.
IN WITNESS WHEREOF the undersigned, being duly authorized thereto, have signed this Convention.
DONE at Stockholm this 18th day of June 1991, in duplicate in the English language.
For the Government of the Kingdom of the Netherlands, (sd.) H.C.J. EVERAARS.
For the Government of the Kingdom of Sweden, (sd.) XXXX XXXXXXX.
20. PROTOCOL
At the moment of signing the Convention for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital, this day concluded between the Kingdom of the Netherlands and the Kingdom of Sweden, the undersigned have agreed that the following provisions shall form an integral part of the Convention.
20.0.1. I. Ad Article 3, paragraph 1, sub-paragraph b
It is understood that the term "the Netherlands" shall include the exclusive economic zone within which the Netherlands may exercise sovereign rights in accordance with international law, if the Netherlands, under Netherlands laws, will designate such a zone and will exercise taxation rights therein.
20.0.2. II. Ad Article 3, paragraph 1, sub-paragraph g
Transport of supplies or personnel between a Contracting State and a location where activities are carried on offshore in that State or between such locations, shall be regarded as transport between places in that State.
20.0.3. III. Ad Article 4
An individual living aboard a ship without any real domicile in either of the Contracting State shall be deemed to be a resident of the Contracting State in which the ship has its home harbour.
20.0.4. IV. Ad Articles 5, 6, 13 and 23
It is understood that exploration and exploitation rights of the sea-bed and its subsoil and their natural resources shall be regarded as immovable property situated in the Contracting State the sea-bed and subsoil of which they are related to, and that these rights shall be deemed to pertain to the property of a permanent establishment in that State. Furthermore, it is understood that the afore-mentioned rights include rights to interests in, or to benefits of, assets to be produced by such exploration or exploitation.
20.0.5. V. Ad Article 7
In respect of paragraphs 1 and 2 of Article 7, where an enterprise of a Contracting State sells goods or merchanidse or carries on business in the other Contracting State through a permanent establishment situated therein, the profits of that permanent establishment shall not be determined on the basis of the total amount received by the enterprise, but shall be determined only on the basis of the remuneration which is attributable to the actual activity of the permanent establishment for such sales or business. Especially, in the case of contracts for the survey, supply, installation or construction of industrial, commercial or scientific equipment or premises, or of public works, when the enterprise has a
permanent establishment, the profits of such permanent establishment shall not be determined on the basis of the total amount of the contract, but shall be determined only on the basis of that part of the contract which is effectively carried out by the permanent establishment in the Contracting State where the permanent establishment is situated. The profits related to that part of the contract which is carried out by the head office of the enterprise shall be taxable only in the Contracting State of which the enterprise is a resident.
20.0.6. VI. Ad Articles 10, 11 and 12
Where tax has been leveid at source in excess of the amount of tax chargeable under the provisions of Articles 10, 11 or 12, applications for the refund of the excess amount of tax have to be lodged with the competent authority of the Contracting State having levied the tax, within a period of three years after the expiration of the calender year in which the tax has been levied.
20.0.7. VII. Ad Article 16
It is understood that "bestuurder" or "commissaris" of a Netherlands company means persons, who are nominated as such by the general meeting of shareholders or by any other competent body of such company and are charged with the general management of the company and the supervision thereof, respectively.
20.0.8. VIII. Ad Article 20
If the Contracting State of which a recipient referred to in paragraph 1 of Article 20 is a resident, is unable under its laws to tax the income concerned, the income shall be taxable only in the Contracting State in which the teaching or scientific research is performed.
20.0.9. IX. Ad Article 23
This Article shall not apply unless there is a general tax on capital in both Contracting States.
20.0.10. X. Ad Article 24
1. It is understood that for the purposes of paragraph 1 sub-paragraph d of Article 24:
a. the mere fact that profits are not charged with corporate or income tax because of losses carried forward or back does not prevent the dividends paid out of these profits to qualify for exemption from Swedish tax;
b. unless the company receiving the dividends requests otherwise,
dividends will be considered firstly to have been paid out of profits which qualify these dividends for exemption from Swedish tax, if such profits are available;
c. income and capital gains derived by a company resident in the Netherlands before the entry into force of this Convention will up to and including 31 of December 1993 be considered to qualify the dividends to be paid out of them for exemption of Swedish tax, provided these dividends qualified for exemption under the Convention between the Kingdom of the Netherlands and the Kingdom of Sweden for the avoidance of double taxation and for the establishment of rules for reciprocal administrative assistance with respect to taxes on income and on capital, signed at The Hague on 12 March 1968.
2. It is understood that for the computation of the reduction mentioned in paragraph 3 of Article 24, the items of capital referred to in paragraph 1 of Article 23 shall be taken into account for the value thereof reduced by the value of the debts secured by mortgage on that capital and the items of capital referred to in paragraph 2 of Article 23 shall be taken into account for the value thereof reduced by the value of the debts pertaining to the permanent establishment or fixed base.
IN WITNESS WHEREOF the undersigned, being duly authorized thereto, have signed this Convention.
DONE at Stockholm this 18th day of June 1991 in duplicate in the English language.
For the Government of the Kingdom of the Netherlands, (sd.) H.C.J. EVERAARS.
For the Government of the Kingdom of Sweden, (sd.) XXXX XXXXXXX.
D. PARLEMENT
De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van de Overeenkomst en van het Protocol zullen ingevolge artikel 32, eerste lid, van de Overeenkomst, juncto het gestelde in de preambule tot het Protocol, in werking treden op de dertigste dag na de laatste van de data waarop de onderscheiden Regeringen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat de grondwettelijk vereiste formaliteiten in hun onderscheiden Staten zijn voltooid.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de Overeenkomst ingevolge artikel 3, eerste lid, letter b, voor Nederland gelden.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, kan de Overeenkomst uitgebreid worden tot Aruba en de Nederlandse Antillen.
J. GEGEVENS
Van het op 12 maart 1968 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het vaststellen van regelen van wederzijdse administratieve hulp met betrekking tot de belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, naar welk Verdrag onder meer wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is de tekst geplaatst in Trb. 1968, 42. Zie ook Trb. 1969, 41.
Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1991. De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. XXX XXX XXXXX.