Houtpellets als brandstof
Houtpellets als brandstof
Handreikingen voor het borgen van de kwaliteit
Verantwoording
Deze handreiking is geschreven als onderdeel van het werkprogramma van de Sector Natuur, Bos, Landschap en Houtketen (NBLH) binnen het Agroconvenant. De NBLH sector, waarin zijn vertegenwoordigd de BVOR, de VBNE en het Platform Hout in Nederland (PHN), hebben in 2008 het Agroconvenant Schoon & Zuinig getekend. In het Convenant heeft de sector zich gecommitteerd aan het aan de markt beschikbaar stellen van 32 PJ biomassa in 2020. Hiertoe onderneemt zij verschillende activiteiten om marktpartijen en anderen te stimuleren deze biomassa beschikbaar te stellen, en te gebruiken. Deze handreiking ‘Houtpellets als brandstof
– Handreikingen voor het borgen van de kwaliteit’, past daarin. Publicatie van deze handrei- king is mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van Rijksdienst voor Onder- nemend Nederland (RVO).
Bij het opstellen van deze handreiking is dankbaar gebruik gemaakt van bestaande literatuur. Een overzicht vindt u in de referentielijst achterin deze handreiking. De foto’s in deze hand- reiking zijn beschikbaar gesteld door AtechPro en Estufa.
Colofon
Houtpellets als brandstof - Handreikingen voor het borgen van de kwaliteit Eerste editie, mei 2015
Auteur
Xxxxx Xxxxxxxxx (Brinkmann Consultancy) Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxxx
E-mail: xxxxx@xxxxxxxxx-xxxxxxxxxxx.xx
Een uitgave van
BVOR - Branche Vereniging Organische Reststoffen Agro Business Park 38, 6708 PW Wageningen
Tel. 0000-000000
Met medewerking van
NBKL
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx E-mail: xxxx@xxxx.xx
Disclaimer
De auteur van deze handreiking, BVOR en NBKL stellen zich niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen voortvloeiend uit het gebruik van (gegevens in) deze handreiking.
Inhoudsopgave
1. Het belang van kwaliteitsborging 5
2. Houtige biomassa – zoveel soorten, zoveel kwaliteiten 9
3. Praktische maatregelen om de kwaliteit van houtpellets te borgen 19
4. De rol van normering en certificatie 27
5. Kwaliteitsborging in leveringscontracten voor houtpellets 37
6. Referenties en meer informatie 39
Bijlage 1: Methoden voor bepaling van eigenschappen van houtbrandstoffen 43
Bijlage 2: Conversiefactoren voor energie eenheden 45
Bijlage 3: Voorbeeld van een leveringscontracten voor houtpellets 47
4
Het belang van kwaliteitsborging 1
Het gebruik van houtpellets als brandstof wint aan belang. Naast de grootschalige toepas- singen in kolencentrales en voor industriële warmteprojecten, neemt ook het gebruik in klein- schaliger bio energieprojecten toe. Het gaat daarbij veelal om warmteproductie, bij een schaalgrootte variërend van enkele tientallen kWth tot meer dan één MWth.
Houtpellets zijn kleine brokjes geperst houtzaagsel, niet te verwarren met transportpallets.
Brandstofpellets Transportpallets
Naast houtpellets bestaan er brandstofpellets die zijn gemaakt uit andere soorten biomassa, zoals bijvoorbeeld stro en gras. Op dit moment maken houtpellets het overgrote deel uit van de Nederlandse pelletmarkt, en de algemene verwachting is dat dit ook in de komende jaren zo zal zijn. Deze handreiking richt zich daarom op houtpellets.
Problemen met pelletkwaliteit
Leveranciers van pellet installaties geven in hun specificaties aan voor welk type houtpellets de ketel geschikt is. In de praktijk blijkt dat met name bij kleinere en middelgrote ketels regel- matig houtpellets worden gebruikt die niet voldoen aan deze specificaties. Hierdoor ontstaan mechanische problemen, problemen met het energetisch rendement en/of verhoogde emissies.
Deze problemen bestaan omdat marktpartijen niet of onvoldoende toetsen of de houtpellets die zij leveren of gebruiken daadwerkelijk voldoen aan de door de ketelleverancier opgegeven specificaties. Dit kan een bewust genomen risico zijn, bijvoorbeeld wanneer een partij hout- pellets van onduidelijke kwaliteit heel goedkoop wordt aangeboden in de markt. In veel ge- vallen is het echter ook onwetendheid van marktpartijen over het belang van kwaliteitsbor- ging en certificering van houtpellets, en over de manier waarop zij hiermee in hun dagelijkse praktijk kunnen omgaan.
Het belang van kwaliteitsborging
Deze Handreiking gaat over kwaliteitsborging van houtpellets die worden toegepast in kleine en middelgrote ketels voor professioneel gebruik (tot circa één MWth,, met uitzondering van ketels voor huishoudelijk gebruik). Naast het hierboven aangegeven belang voor het func- tioneren van de verbrandingsketel heeft kwaliteitsborging van houtpellets een aantal andere voordelen:
In de eerste plaats faciliteert het de koper van houtpellets bij het maken van onderscheid tussen verschillende kwaliteiten aangeboden pellets. Op basis van aangeboden kwaliteiten met bijbehorende prijzen kan de koper een onderbouwde keuze maken voor een brandstof die het best bij zijn ketel past. Kwaliteitsborging zorgt er dus voor dat de koper zeker weet waarvoor hij betaalt.
Daarnaast maakt kwaliteitsborging het gemakkelijker om eventuele problemen met een ver- brandingssysteem te analyseren. Immers, wanneer de ketel uitsluitend goed gekarakteri- seerde houtpellets verbrandt (vallend binnen de specificaties van de ketel), kan de brandstof als oorzaak van operationele problemen worden uitgesloten. Daar komt bij dat het standaard gebruiken van goede kwaliteit brandstoffen het mogelijk maakt onderscheid te maken tussen goede en minder goede verbrandingssystemen. De houtbrandstof is dan immers niet meer onderscheidend.
Tenslotte zorgt kwaliteitsborging in zijn algemeenheid voor meer vertrouwen in de markt. Partijen weten wat ze leveren en kopen, en de prijsstelling in de markt zal zich differentiëren naar vraag & aanbod van verschillende kwaliteiten houtpellets. Ook voor vergunningverle- nende instanties en toezichthouders kan kwaliteitsborging extra zekerheden bieden, namelijk dat uitsluitend brandstof wordt gebruikt die mag, en die niet leidt tot onacceptabele emissies en overlast. Dit alles draagt bij aan de professionalisering van de biomassa- en bio-energie- markt.
Deze Handreiking beoogt professionele marktpartijen en andere stakeholders kennis en handvatten te geven om te komen tot betere kwaliteitsborging van houtpellets. Deze Hand- reiking geeft antwoord op een viertal hoofdvragen:
1. Wat moet je weten over de kwaliteit van houtpellets? Het gaat dan over de fysisch-che- mische parameters die de samenstelling van hout(pellets) bepalen, en daarmee de kwa- liteit en de toepasbaarheid van het materiaal als brandstof. Het onderkennen van het belang van deze parameters is essentieel om te snappen hoe kwaliteitsborging in de prak- tijk moet worden vormgegeven. Hoofdstuk 2 gaat hier op in.
2. Welke praktische maatregelen kun je nemen om ervoor te zorgen dat uit hout goede kwaliteit pellets worden geproduceerd, geleverd en toegepast? Hoofdstuk 3 gaat in op het productieproces van pellets, en staat stil bij praktische kwaliteitsborging in de operationele keten van houtbewerking, pelletproductie en – opslag, en toepassing als brandstof;
3. Hoe kun je de kwaliteit van houtpellets op eenduidige wijze vastleggen en eventueel certificeren? Dit is onderwerp van hoofdstuk 4. Dit gaat over de karakterisering van hout- pellets aan de hand van een genormeerde klassenindeling, oftewel de ‘taal’ waarin de samenstelling van houtpellets op eenduidige wijze wordt vastgelegd. Tevens gaat dit hoofdstuk in op mogelijke certificatie van houtpellet (kwaliteit);
4. Hoe kun je afspraken over de kwaliteit van houtpellets in een contract vastleggen?
Hoofdstuk 5 doet hiertoe handreikingen.
8
zoveel soorten, zoveel kwaliteiten
Houtige biomassa - 2
Dit hoofdstuk gaat over de karakteristieken van hout en van houtpellets. Het gaat over de fysisch-chemische parameters die de samenstelling van hout(pellets) bepalen, en daarmee de kwaliteit en de toepasbaarheid van het materiaal als brandstof. Paragraaf 2.1 en 2.2 gaan in op de wijze waarop hout en houtbrandstoffen doorgaans worden geclassificeerd. De para- grafen 2.3 – 2.7 behandelen vervolgens een aantal fysisch-chemische eigenschappen van houtpellets. Het onderkennen van het belang van deze parameters is essentieel om te snap- pen hoe men kwaliteitsborging in de praktijk kan vormgeven.
2.1 Soorten hout
Hout kan op vele verschillende manieren worden geclassificeerd. Één classificatie is op basis van de herkomst van het hout, waarbij vers hout, rest hout en afvalhout als hoofd categorieën worden onderscheiden [2].
Vers hout
Vers hout is hout dat vrijkomt bij snoei-, kap- en rooiwerkzaamheden in bijvoorbeeld bossen, in het landschap en in groenvoorzieningen. Vers hout kan bestaan uit hele bomen, tak- en tophout, rondhout et cetera. Onder deze categorie valt ook hout dat specifiek wordt geteeld voor biomassa- en andere toepassingen (bijvoorbeeld op een wilgenplantage).
Resthout
Resthout is hout dat overblijft als reststroom bij zagerijen en in de houtverwerkende indus- trie. Dit betreft bijvoorbeeld zaagsel, snippers, schors of andere reststromen.
Afvalhout of gebruikt hout
Afvalhout of gebruikt hout is hout dat vrijkomt na gebruik van een product of materiaal. Dit kunnen bijvoorbeeld meubels zijn, maar ook materiaal afkomstig van het bouwen, renoveren en slopen van gebouwen. Houtafval kan vrijkomen als monostroom na sorteren of als bewust afgescheiden stroom.
Binnen het houtafval onderscheidt men drie kwaliteitsklassen:
• A-hout: ongeverfd en onbehandeld hout;
• B-hout: niet onder A- en C-hout vallend hout waaronder geverfd, gelakt en verlijmd hout;
• C-hout: geïmpregneerd hout, zijnde behandeld hout waar stoffen al dan niet onder druk zijn ingebracht om de gebruiksduur te verlengen:
o gecreosoteerd hout (met koolwaterstoffen en teren bewerkt);
o gewolmaniseerd hout (CC- en CCA-hout); CCA-hout bevat naast koper en chroom ook arseen; CC-hout bevat wel koper en chroom, maar geen arseen;
o hout dat met andere middelen (fungiciden, insecticiden, boorhoudende verbindingen, quaternaire ammoniumverbindingen) behandeld is teneinde de gebruiksduur te verlengen.
De herkomst en de kwaliteit van het hout bepaalt in belangrijke mate de geschiktheid voor de productie van houtbrandstof. Zo heeft vers hout een relatief hoog gehalte vocht, terwijl dit voor houtafval over het algemeen veel lager ligt. Daar staat tegenover dat houtafval al- lerlei (ongewenste) toevoegingen kan bevatten, die de hergebruiksmogelijkheden als mate- riaal of als brandstof beperken.
Paragraaf 2.2 gaat in op soorten houtbrandstof. Paragraaf 3.1 behandelt de selectie van het juiste hout voor de productie van houtpellets.
2.2 Soorten houtbrandstof
Door bewerking kunnen eigenschappen van hout worden veranderd, zodanig dat daardoor een geschikte brandstof ontstaat. Voorbeelden van bewerkingen zijn verkleinen (chippen, shredderen), drogen (passief of actief), het verwijderen van niet-houtdelen en aanhangend zand of grond, en verdichten (pelleteren of briketteren).
Uit vers hout kunnen door bewerking in hoofdlijn vijf typen houtbrandstof worden geprodu- ceerd die in figuur 2.1 zijn afgebeeld.
brandhout houtchips houtshrips pellets briketten
Figuur 2.1 Verschillende typen houtbrandstof.
Houtpellets en andere houtbrandstoffen kunnen op basis van een aantal fysisch-chemische parameters worden gekarakteriseerd. Deze parameters bepalen met elkaar de kwaliteit van een partij houtbrandstof, en zijn belangrijk voor de toepasbaarheid van het materiaal in ver- schillende typen bio-energie installaties. In figuur 2.2 zijn de belangrijkste parameters en hun relatie met het functioneren van een bio-energie installatie schematisch weergegeven.
Emissies, corrosie, as-samenstelling
Chemische eigenschappen
Stikstof Zwavel Chloor
Zware metalen
Houtbrandstof karakteristieken
Fysische eigenschappen
Dimensies Vorm
Fijne deeltjes Dichtheid
Verbrandingseigenschappen
Watergehalte Asgehalte Calorische waarde
Geschiktheid voor opslag/transport, stof
Energie-, inhoud, afmetingen installaties
Figuur 2.2 Fysisch-chemische parameters van houtbrandstoffen, en hun relatie met functioneren van de bio-energie installatie.
De navolgende paragrafen behandelen deze parameters, met de nadruk op het belang voor de kwaliteit(sborging) van houtpellets. Voor elk van deze parameters worden definities en gebruikelijke waarden uiteengezet, en wordt aangegeven hoe die zich verhouden tot de eisen die bio-energie installaties stellen aan houtpellets als brandstof.
De respectievelijke paragrafen gaan in op:
• volume, gewicht en mechanische stabiliteit (2.3);
• afmetingen (2.4);
• vochtgehalte (2.5);
• energie inhoud (2.6);
• asgehalte, additieven en verontreinigingen (2.7).
2.3 Volume, gewicht en mechanische stabiliteit
In de markt van hout en houtpellets worden verschillende termen gebruikt om het volume, het gewicht en de dichtheid van een partij materiaal aan te duiden. Een aantal van deze ter- men lijkt veel op elkaar, maar heeft in de praktijk een andere betekenis. Zo is ‘bulkvolume’ wat anders dan ‘vast volume’, en ‘volumegewicht’ wat anders dan ‘soortelijk gewicht’.
Het is voor marktpartijen van groot belang de definities van deze termen te kennen, en deze juist toe te passen in bijvoorbeeld contractafspraken. Hiermee wordt voorkomen dat mis- verstanden ontstaan over daadwerkelijk te leveren of geleverde hoeveelheden houtpellets.
Onderstaand worden de belangrijkste definities samengevat en toegelicht.
Onder het bulkvolume (m3) van hout(pellets) verstaat men het volume van een partij mate- riaal inclusief de lucht ertussen. Uit het bulkvolume kan men het zogenaamde volumegewicht berekenen, namelijk door het gewicht van de partij te delen door het bulkvolume (kg/m3 los).
In Tabel 2.1 staan indicatieve volumegewichten genoemd van een aantal houtbrandstoffen
Tabel 2.1 Volumegewichten van verschillende houtbrandstoffen [1].
Brandstof | % vocht | Volumegewicht (kg/m3) |
Brandhout (stukgrootte 33 cm, gestapeld) | 15 | 300 - 450 |
Houtchips | 30 | 220 - 330 |
Zaagsel | 15 | 160 |
Houtpellets | 8 | 600 - 700 |
Het volumegewicht van 600-700 kg/m3 voor houtpellets komt overeen met een ruimtebeslag van circa 1,5 m3 per ton pellets.
Mechanische stabiliteit
Een karakteristiek die in het bijzonder voor houtpellets van belang is, is de mechanische sta- biliteit. De mechanische stabiliteit is een maat voor hoe goed pellets tegen handling kunnen. Iedere keer wanneer pellets een handeling ondergaan tijdens transport of opslag, breekt een klein gedeelte van de pellets. Dit is ongewenst, omdat dit de homogeniteit van de brandstof aantast.
ENPlus gecertificeerde pellets moeten een mechanische stabiliteit hebben van tenminste 97,5% (klassen A1 en A2) en 96,5% (klasse B), hetgeen wil zeggen dat bij een standaard ‘hand- ling test’ niet meer dan 2,5% respectievelijk 3,5% van de pellets breekt (zie ook tabel 4.2).
2.4 Afmetingen van houtpellets
Houtpellets kenmerken zich door hun cylindrische vorm.
Houtpellets hebben een typische lengte (l) tussen 10 mm en 30 mm. De diameter (d) van de houtpellets ligt in het algemeen tussen 6 mm en 10 mm. ENPlus onderscheidt twee ‘grootte klassen’ voor houtpellets, die zich onderscheiden in diameter [10]:
Bij de diameter klasse D06 dient de pellet diameter te liggen tussen 5 mm en 7 mm (6 mm
+/- 1 mm). Bij de diameter klasse D08 dient de pellet diameter te liggen tussen 7 mm en 9 mm (8 mm +/- 1 mm). Voor beide grootte klassen geldt dat de lengte van de pellet moet liggen tussen 3,15 mm en 40 mm.
De afmetingen van de houtpellets zijn van belang voor het probleemloos functioneren van de ketel, en in het bijzonder voor het brandstoftoevoer systeem. Ketelleveranciers geven in hun specificatie aan voor welke grootte houtpellets de ketel geschikt is. Hoofdstuk 4 gaat hier op in.
Fijne delen
De kwaliteit van een partij houtpellets hangt niet alleen af van de eigenschappen van de houtpellets zelf, maar ook van de aanwezigheid van fijne houtdeeltjes tussen de pellets. Veel fijne delen maken de brandstof minder homogeen, en beïnvloeden het gedrag van houtpellets negatief. Zo kunnen fijne deeltjes de gelijkmatige toevoer van pellets aan de ketel belemme- ren. Daarnaast verbranden fijne deeltjes sneller dan pellets, waardoor de temperatuur van het verbrandingsproces ongewenst snel hoog kan oplopen.
ENPlus gecertificeerde pellets mogen niet meer dan één gewichts% fijne deeltjes bevatten. Onder fijne deeltjes verstaat men houtdeeltjes kleiner dan 3,15 mm, dat wil zeggen deeltjes die volgens een vastgelegde methode worden afgezeefd bij 3,15 mm [16].
2.5 Vochtgehalte
Het vochtgehalte van houtpellets kan men op twee manieren specificeren, namelijk op nat gewicht basis en op droog gewicht basis.
Onder nat gewicht verstaat men het gewicht van het hout inclusief het vocht in het hout. Andere termen hiervoor zijn het vers gewicht, groen gewicht of gewicht als ontvangen. Wan- neer men het vochtgehalte uitdrukt op basis van het nat gewicht, spreekt men van vochtge- halte op nat gewicht basis. In de biomassa-/energiesector werkt met vooral met het vochtgehalte op nat gewicht basis.
Onder droog gewicht verstaat men het gewicht van alleen de droge stof in het hout, dus exclusief al het vocht. Een andere term hiervoor is het droge stof gewicht. Wanneer men het vochtgehalte uitdrukt op basis van het drooggewicht, spreekt men van vochtgehalte op droog gewicht basis. In de bosbouw- en houtindustrie werkt men traditioneel vooral met het vocht- gehalte op droog gewicht basis.
De relatie tussen beiden vochtgehalten is hieronder in figuur 2.3 grafisch weergegeven.
Vochtgehalte op droog gewicht basis
Vochtgehalte
Vochtgehalte op nat gewicht basis
Figuur 2.3 Relatie tussen vochtgehalte op nat gewicht basis en vochtgehalte op droog gewicht basis [3].
Bij kwaliteitsnormen en contracten voor pellets is het gebruikelijk te werken met vochtge- halten op nat gewicht basis. Goede kwaliteit houtpellets hebben een vochtgehalte dat ligt tussen de 7% en 10% (nat gewicht basis).
Het vochtgehalte op nat gewicht basis kan men eenvoudig zelf berekenen wanneer het natte gewicht en het oven droge gewicht bekend zijn. Het ovendroge gewicht bepaalt men door een representatief monster houtpellets in een droogkamer bij 105°C zolang te drogen totdat geen gewichtsverlies meer plaatsvindt. Vervolgens kan men het vochtgehalte als volgt bere- kenen:
Vochtgehalte op nat gewicht basis (%) = ((Nat gewicht in gram – Droog gewicht in gram)
/Nat gewicht in gram) * 100%
In onderstaande voorbeeldberekening is deze formule verder verduidelijkt:
Voorbeeldberekening van vochtgehalte en van droog gewicht
Een monster houtpellets weegt 1000 gram. Na ovendroging (verdamping van het vocht) bedraagt het gewicht nog 913 gram.
Het vochtgehalte (%) op natte gewicht basis bedraagt dan: ((1000-913)/1000) * 100% =8,7%
Het drooggewicht is dan dus 913 gram.
2.6 Energie inhoud
De hoeveelheid warmte die vrijkomt bij de volledige verbranding van houtpellets wordt aan- geduid als de calorische waarde of de verbrandingswaarde van de brandstof. Bij de calorische waarde maakt men onderscheid tussen de bruto calorische waarde en de netto calorische waarde.
• De netto calorische waarde is de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij verbranding, waar- bij men ervan uitgaat dat het vocht uit de brandstof gasvormig is.
• De bruto calorische waarde is de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij verbranding, waar- bij men ervan uitgaat dat het vocht uit de brandstof in vloeibare vorm beschikbaar komt. Hierbij gaat men er dus vanuit dat het aanvankelijk verdampte water weer condenseert, waarbij (extra) warmte vrijkomt.
De bruto calorische waarde is dus altijd groter dan de netto calorische waarde. De netto ca- lorische waarde wordt het meest gebruikt, omdat in de praktijk het vocht in gasvormige vorm via de rookgassen de installatie verlaat. Goede kwaliteit houtpellets hebben een netto calo- rische waarde die ligt tussen de 16,9 en 18 MJ/kg.
De belangrijkste bepalende factor voor de netto calorische waarde is het vochtgehalte van de houtpellets. De fysisch-chemische samenstelling van het gebruikte hout is maar beperkt van invloed op de energie inhoud van de houtpellets. Hoewel de verhouding koolstof (C), zuurstof (O) en waterstof (H) per houtsoort anders is, is de energetische waarde per ton droge stof voor houtsoorten ongeveer gelijk, namelijk circa 19 MJ/kg droge stof. In Tabel 2.3 zijn de netto calorische waarden van enkele houtsoorten samengevat.
Tabel 2.3 Netto calorische waarde van verschillende houtsoorten (drooggewicht) [1].
Houtsoort | Netto calorische waarde van droog hout in MJ/kg (bij 100% ds) |
Xxxxxxxxx (schoon) | 19,2 (18,8 – 19,2) |
Xxxxxxxx (schoon) | 19 (18,5 – 19,2) |
Schors (schoon) | 20 (19-21) |
Residuen van houtkap | 19-20 |
Korte omloophout (wilg en populier) | 18,6 -19,2 |
Bijlage 2 geeft een samenvatting van een aantal conversiefactoren voor veelgebruikte ener- gie-eenheden.
2.7 Asgehalte en verontreinigingen
Asgehalte
Het asgehalte (%) is het deel van het hout dat na verbranding overblijft. Het asgehalte wordt meestal uitgedrukt als % van de droge stof.
Goede kwaliteit houtpellets hebben een asgehalte van circa 0,5%, en zeker niet hoger dan 0,7%.
Hogere asgehalten hebben een negatieve invloed op het operationeel functioneren van de pelletketel (zie hoofdstuk 3). Bovendien leidt een hoger asgehalte tot de productie van meer bodemas en vliegas. Deze reststoffen moeten tegen kosten worden afgezet.
Voor het produceren van pellets met lage asgehalten is het belangrijk schoon hout te selec- teren (zonder schors e.d.). Daarnaast moet met ervoor zorgen dat het materiaal tijdens de handling niet vervuild raakt met bijvoorbeeld grond- of zanddeeltjes.
Verontreinigingen
Wanneer men spreekt over verontreinigingen in houtbrandstoffen onderscheidt men macro verontreinigingen en micro verontreinigingen.
Macro-verontreinigingen zijn niet-hout delen die zijn mee verkleind en gepelletiseerd, dan wel op een andere manier tussen het materiaal terecht zijn gekomen. Het kan dan bijvoor- beeld gaan om ander organisch materiaal dat met snoeihout is mee vrijgekomen en gechipt (naalden, bladeren, grasachtig materiaal), of om zand of gronddeeltjes.
Micro-verontreinigingen zijn bijvoorbeeld chemicaliën, lijm of verfresten.
Macro-verontreinigingen hebben vooral een negatief effect op de kwaliteit van de pellets en op het functioneren van de installatie, micro-verontreinigingen veroorzaken ongewenste emis- sies. Verontreinigingen van de brandstof kunnen worden voorkomen door selectie van het juiste uitgangsmateriaal (géén B-hout), en zorgvuldig opwerking en opslag van de houtbrand- stof (zie hoofdstuk 3).
N.B. In sommige gevallen gebruiken pelletproducenten additieven om de structuur en me- chanische eigenschappen van de houtpellet te verbeteren (m.n. bij gebruik van loofhout). Dit kunnen plantaardige oliën zijn, meel of andere chemicaliën. Bij gecertificeerde pellets (ENplus, DIN) heeft de controlerende instantie (auditor) getoetst welke additieven zijn ge- bruikt, en vastgesteld dat deze geen schadelijke invloed hebben op de samenstelling van de pellets [10].
18
kwaliteit van houtpellets te borgen
Praktische maatregelen om de 3
Dit hoofdstuk gaat over de keten van houtselectie, houtbewerking, pelletproductie, pellet- opslag en tenslotte het gebruik van pellets in een bio-energieinstallatie. De nadruk ligt hierbij op praktische aspecten en maatregelen die van belang zijn voor het produceren, leveren en toepassen van goede kwaliteit pellets [3, 9, 11, 17, 22].
Achtereenvolgens gaat dit hoofdstuk in op:
• selectie van het juiste hout (paragraaf 3.1);
• het productieproces van pellets (paragraaf 3.2);
• transport en opslag van pellets (paragraaf 3.3);
• monitoring van de kwaliteit van pellets (paragraaf 3.4).
3.1 Selectie van het juiste hout
Voor de productie van houtpellets is een schoon, droog uitgangsmateriaal nodig. Dat bete- kent dat het gebruikte hout vrij moet zijn van verontreinigingen zoals spijkers, zand, bladeren, naalden en schors. Hout met een hoger vochtgehalte, bijvoorbeeld vers hout, zal men eerst moeten drogen voordat pelleteren mogelijk is.
In de praktijk worden houtpellets veelal geproduceerd uit reststromen die bij houtzagerijen vrijkomen, namelijk zaagsel en andere onbruikbare zaagresten. Deze houtstromen voldoen aan de eisen voor pelletproductie: ze zijn schoon, droog en bovendien al vergaand verkleind. Daarnaast kan men pellets ook rechtstreeks uit rondhout produceren. Dit vraagt extra be- werkingstappen, namelijk het ontbasten en het verkleinen van het rondhout. Bovendien dient men te vermijden dat bij de oogst van het hout veel aanhangende grond- of zanddeeltjes worden meegevoerd. Naast grond-/zanddeeltjes dient ook het meevoeren van veel blad en/of naalden te worden voorkomen. Dit niet-houtige materiaal is relatief gemakkelijk door micro- organismen om te zetten, en kan bij opslag van (verkleind) materiaal voor ongewenste effec- ten zorgen (broei, schimmelvorming).
Tot slot kan men pellets in principe ook produceren uit schoon afvalhout (A-hout). Schoon afvalhout is onder meer aantrekkelijk vanwege het lage vochtgehalte. Voorwaarde is wel dat het hout vrij is van verontreinigingen zoals spijkers en lijm (bijvoorbeeld in klossen van trans- portpallets), dan wel dat deze verontreinigingen effectief kunnen worden verwijderd (zie on- derstaand).
N.B. Technisch gezien is het ook mogelijk om pellets te produceren uit verontreinigd afval- hout (B- en C-hout). Toepassing van deze pellets is echter beperkt tot (grootschalige) bio- energieinstallaties met adequate voorzieningen om rookgassen vergaand te reinigen. Voor de kleinere en middelgrote bio-energie installaties, waar deze Handreiking zich op richt, zijn deze emissiereducerende voorzieningen niet haalbaar. Om deze reden zijn pellets uit B- en C-hout hierin niet toegestaan.
3.2 Het pellet productieproces
Pellet productieprocessen bestaan in allerlei schaalgroottes en uitvoeringen. In iedere pellet productieproces zijn een aantal ‘standaard’ processtappen te onderscheiden: drogen, malen, pelleteren, koelen, afscheiden van fijne deeltjes en verpakken/opslaan. In figuur 3.1 zijn deze weergegeven. Deze processtappen worden onderstaand nader toegelicht.
Figuur 3.1 Schematische weergaven van het pellet productieproces [ 17].
Drogen van het hout
De bewerking start met het drogen van het hout. De noodzaak tot droging en de wijze van uitvoering hangt sterk af van het gekozen uitgangsmateriaal. Bij (zaagsel) uit vers hout zal een langduriger en intensiever droogproces nodig zijn dan wanneer men uitgaat van droog en schoon afvalhout. Drogen kan passief plaatsvinden (natuurlijke ventilatie) of met behulp van specifieke droogapparatuur (bijvoorbeeld een trommeldroger).
Door het materiaal eerst te drogen worden de volgende bewerkingen vereenvoudigd. Het afscheiden van verontreinigingen gaat gemakkelijker uit droog materiaal dan uit vochtig ma- teriaal. Ook vraagt het verkleinen van droog materiaal minder energie dan van vochtig ma-
teriaal. Tot slot bestaat bij vochtig materiaal het gevaar dat de hamermolen verstopt of ver- smeerd raakt.
Verwijderen van verontreinigingen
Voordat het zaagsel naar de hamermolen gaat, moet men eventueel aanwezige verontreini- gingen zoals steentjes en metaaldeeltjes verwijderen. In de hamermolen kunnen deze zorgen voor slijtage en storingen. Daarnaast kunnen deze deeltjes vonken veroorzaken in de hamer- molen, waardoor gevaar voor brand of stofexplosies ontstaat.
Verwijderen van verontreinigingen kan plaatsvinden door een separator, die stenen afvangt en metaaldeeltjes via een elektromagneet verwijdert.
Verkleinen
Voor het goed functioneren van een pelletpers is het noodzakelijk dat het ingangsmateriaal voldoende fijn en homogeen is. Hiertoe vindt bewerking plaats met een hamermolen of daarop gelijkend apparaat.
De hamermolen vermaalt grotere zaagseldeeltjes en andere houtdeeltjes zodanig dat deze zonder probleem door de matrix van de pelletpers kunnen. Daarnaast zorgt de hamermolen voor verdere menging van het verpulverde hout.
Wanneer de capaciteit van de hamermolen groter is dan van de pelletpersen, dient men een opslagvoorziening voor het verpulverde materiaal beschikbaar te hebben (silo’s of vergelijk- baar). Omdat dit materiaal zeer fijn en droog is, vraagt het voorkomen van stofemissies en stofexplosies hierbij specifieke aandacht.
Pellet pers
De eigenlijke pelletproductie vindt plaats in een zogenaamde pelletpers. Hier vindt bij ver- hoogde temperatuur (veelal zo’n 120-130 °C) extrusie plaats.
Dit gebeurt door het fijne zaagsel door een matrijs te persen. Door de verhoogde temperatuur wordt het lignine in het hout plastisch, en functioneert daardoor als een soort lijm voor de houtdeeltjes. Hierdoor ontstaan de pellets, met een diameter die gelijk is aan de gaten in de matrijs. Aan de buitenkant van de matrijs worden de pellets vervolgens afgesneden.
De vers geproduceerde pellets zijn plastisch en warm. Wanneer de pellets afkoelen worden ze stijf en sterk.
In bijvoorbeeld [17] is de nodige achtergrondinformatie te vinden over technische uitvoe- ringsvarianten van pelletpersen.
Nabehandeling en opslag van pellets
Tussen de geproduceerde pellets kunnen zich kleine deeltjes hout bevinden die door de ma- trijs zijn ‘geglipt’. In een zeefstap (trilzeef) kan men deze verwijderen, waardoor de homoge- niteit van de pellet brandstof verbetert.
Afhankelijk van de beoogde toepassing kunnen de pellets in bulk worden afgevoerd, of eerst worden opgezakt. Paragraaf 3.3 gaat specifiek in op aandachtspunten bij het transport en de opslag van pellets in bulk.
3.3 Transport, opslag en invoer van pellets
Pellets worden zowel in bulk als in grote of kleine zakken verhandeld. Opzakken in zakken van bijvoorbeeld 10 kg of 20 kg vindt primair plaats ten behoeve van huishoudelijk gebruik van pellet brandstoffen.
Wanneer een pellet ketel een capaciteit heeft die uitgaat boven huishoudelijke schaal, is aan- voer en opslag van pellets in bulk al snel voor de hand liggend. Aanvoer van pellets bij een bio-energie installatie kan plaatsvinden per container, waarbij de pellets los worden gestort in een opslagruimte.
Daarnaast worden pellets ook wel in big bags verhandeld. Voorwaarde voor het verhandelen in big bags is dat ook aan de kant van de afnemer materieel voorhanden is om deze te han- dlen, bijvoorbeeld een heftruck of een shovel.
Transport kan ook plaatsvinden met behulp van een vacuum truck. In dat geval worden de pellets bij de productielocatie opgezogen en bij de bio-energie installatie in een silo geblazen. Opslag in een silo vereenvoudigt de handling van de pellets. Daar staat tegenover dat de kos- ten hoger zijn dan voor een eenvoudige losse opslag in een ruimte.
Bij het transport en de opslag van pellets moet men specifiek aandacht te besteden aan de volgende zaken:
1. Zorg dat pellets droog blijven
Van groot belang is dat de pellets tijdens transport en opslag droog blijven. Wanneer de pel- lets in aanraking komen met vocht, worden ze broos en vallen ze uit elkaar. Daarnaast kunnen problemen ontstaan door microbiële activiteit. Bacteriën en schimmels breken hout af, en zorgen daarmee voor verlies van brandstof.
Door de temperatuurontwikkeling bij deze afbraakprocessen kan bovendien broei ontstaan in het opgeslagen materiaal, in extreme gevallen gevolgd door spontane ontbranding van de pellets. Tenslotte kan overmatige groei van schimmels in houtpellets een gezondheidsrisico
vormen voor diegene die de handling van de pellets verzorgt.
Bovenstaande betekent dat bij vervoer in containers deze zorgvuldig gesloten of afgedekt moeten zijn. Opslagruimtes moeten volledig overdekt zijn, en men moet vermijden dat af- stromend neerslagwater de ruimte kan binnentreden (afschot). Bij transport per vacuum truck en opslag in silo’s is de kans op vochtig worden van de pellets minder aanwezig.
2. Zorg dat de containers en de opslag schoon zijn
De vloer van de opslag moet verhard zijn. De vloer moet vrij zijn van vervuiling zoals zand en grond. Bij transport in containers is van belang dat deze schoon zijn. Wanneer voorafgaand aan het pellettransport ander materiaal in de container is vervoerd, moet deze eerst worden gereinigd.
Tot slot is voldoende ventilatie van belang om ervoor te zorgen dat stofconcentraties laag blijven.
3. Voorkom beschadiging van pellets tijdens transport en opslag
Door onvoorzichtige handling kunnen pellets beschadigen en breken, en neemt het aandeel fijne deeltjes in de partij pellets toe. Dit is ongewenst, omdat hierdoor de kwaliteit van de brandstof vermindert.
Beschadiging van pellets kan worden beperkt door zorgvuldige handling, dat wil zeggen het zorgvuldig laden en lossen van trucks. Bij losse opslag van pellets moet sterk samendrukken van de hoop pellets tijdens het vullen en legen van de opslag worden voorkomen. Dit bete- kent dat men het berijden van het opgeslagen materiaal met machines moet vermijden.
4. ‘First in first out’ principe
De opslag moet zodanig zijn vormgegeven dat de pellets die het langst liggen opgeslagen als eerste worden gebruikt (‘first in first out’ principe). Dit is van belang bij losse opslag, bij opslag in silo’s zal dit normaal gesproken vanzelf plaatsvinden.
5. Zorg voor een gezonde werkomgeving
Door aanwezige houtstofdeeltjes kan in de pellet opslag sprake zijn van verhoogde stofcon- centraties.
Blootstelling hieraan kan men sterk reduceren door personen die regelmatig in de opslag komen een masker met P3 filter te laten dragen. Hiermee wordt tevens blootstelling aan eventueel aanwezige schimmel- en bacteriesporen sterk terug gedrongen.
Het document ‘Empfehlungen zur Lagerung von Holzpellets’ [9] geeft meer achtergrondin- formatie over systemen voor de opslag van houtpellets.
Invoer van pellets in de ketel
Een kritisch element bij iedere bio-energie installatie is het brandstoftoevoersysteem, dat wil zeggen het systeem dat de pellets vanuit de opslag naar de verbrandingsketel transpor- teert. Afhankelijk van de ketelleverancier en de omvang van het contract kan het toevoer- systeem al dan niet een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de ketellevering.
De dimensionering van het brandstoftoevoersysteem moet zijn afgestemd op het type pellets (m.n. de grootte) die in de ketel worden verwerkt. Wanneer dit onvoldoende het geval is, kunnen verstoppingen ontstaan, of kan het vermogen onvoldoende blijken om een goede continue toevoer te verzekeren.
3.4 Monitoring van de pellet kwaliteit
Voordat pellets in de installatie worden toegepast moet worden vastgesteld dat de kwaliteit voldoet aan de door de ketelleverancier opgegeven specificatie.
Anders dan bij houtchips is het bij pellets zelden zo dat de gebruiker van de pellets ook diegene is die ze produceert. Dit betekent dat de pellet gebruiker de kwaliteitsborging in de
pellet productieketen voor het grootste deel niet in eigen hand heeft. Hij moet er dus op een andere manier op kunnen vertrouwen dat de pellets die hij koopt van goede kwaliteit zijn.
Het meest eenvoudige is dat wanneer de keteleigenaar uitsluitend gebruikt maakt van pellets die afkomstig zijn van een gecertificeerde producent: het certificaat geeft dan immers een kwaliteitsgarantie. Bij opgezakte pellets voor huishoudelijk gebruik staat een eventueel cer- tificaat op de zak vermeld, inclusief de code van de producent (zie hoofdstuk 4). De consu- ment kan hiermee eenvoudig nagaan of hij de juiste kwaliteit koopt. Bij klachten over de pelletkwaliteit is de producent (en het certificeringsschema) aanspreekbaar.
Bij aankoop in bulk (of big bags) kan men ook ervoor kiezen uitsluitend gecertificeerde pellets in te kopen. Men kan dit vastleggen in leveringsafspraken of contracten.
Het alternatief is dat men niet kiest voor gecertificeerde pellets. In dat geval zullen de pellet leverancier en –gebruiker op andere wijze de kwaliteitseisen voor de pellets moeten definië- ren, en deze moeten vastleggen in leveringsafspraken of contracten. Ook dienen deze af- spraken te specificeren hoe de controle op de kwaliteit plaatsvindt (wijze van monstername, analyse, etc.). Deze controle borgt dat de contractafspraken over de pellet kwaliteit worden nagekomen. Het is aan te bevelen de kwaliteitscontrole zo in te richten dat resultaten bekend zijn vóórdat het materiaal zich in de finale opslag voor de installatie bevindt, dan wel is toe- gepast als brandstof.
Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op normering en certificering van pellet kwaliteiten, respectievelijk leveringscontracten voor houtpellets.
N.B. Voor eigenaren van kleine pelletketels (en hun leveranciers) is het in de praktijk ondoen- lijk om uitgebreide leveringscontracten en kwaliteitscontrole protocollen te maken en te ge- bruiken. Wanneer deze keteleigenaren ervoor kiezen om géén gecertificeerde pellets te gebruiken, kunnen zij via enkele praktische methoden toch een indicatie krijgen van de kwa- liteit van de geleverde pellets.
In het kader op de volgende pagina zijn een aantal van deze methoden samengevat.
Praktische tips t.b.v. het testen van de pelletkwaliteit [5, 6]
1. Stop een paar handenvol pellets in een plastic zak en ruik aan de pellets. De pellets moeten naar vers gezaagd hout ruiken. Als ze naar iets anders ruiken, is dat niet goed. Het kan wijzen op te veel vocht, andere grondstoffen of het gebruik van additieven.
2. Bekijk een handvol pellets nauwkeurig. Wanneer ze van schoon zaagsel gemaakt zijn, hebben ze een lichtbruine kleur. Donkerbruine deeltjes in de pellets wijzen op de aanwezigheid van schors, en dus hogere as gehalten.
Het kan zijn dat pellets aan de buitenkant in zijn geheel een wat donkerder kleur hebben. Dit komt waarschijnlijk door de druk in de pelletpers. Door de pellets te breken kan men gemakkelijk controleren of ze aan de binnenkant wél een (juiste) lichte kleur hebben.
3. Steek een pellet aan één zijde in brand. De rook moet naar brandend hout ruiken. Wanneer het naar iets anders ruikt, kan dat wijzen op andere toevoegingen aan de pellets (bindmiddelen, andere grondstoffen).
4. Voeg een handjevol pellets toe aan een groot glas water. De pellets behoren binnen enkele minuten op te lossen tot zaagseldeeltjes. Wanneer dit niet gebeurt, is mogelijkerwijs een bindmiddel als additief gebruikt, of een onjuiste grondstof.
5. Neem een emmertje, en weeg dit op een keukenweegschaal. Vul de emmer vervolgens geheel met pellets, en noteer het gewicht. Leeg de emmer en vul deze vervolgens geheel met water, en noteer wederom het gewicht.
Trek het gewicht van het emmertje af van het gewicht van het emmertje inclusief pellets, en van het gewicht van het emmertje inclusief water. Deel vervolgens het gewicht van de pellets door het gewicht van het water. De uitkomst moet rond de 0,6 - 0,7 kg/liter zijn: dit geeft aan dat de pellets de juiste dichtheid hebben. Wanneer de dichtheid lager is dan 0,6 kg/liter zijn de pellets te zacht en breken ze gemakkelijk, waardoor ongewenste fijne deeltjes ontstaan in het brandstofmengsel.
en certificatie
De rol van normering 4
Dit hoofdstuk gaat over normen waarmee houtpellets in standaard kwaliteitsklassen kunnen worden ingedeeld. Deze normen maken het mogelijk om de belangrijkste kenmerken van houtpellets eenduidig te beschrijven en te meten: zij vormen als het ware de ‘taal’ waarmee marktpartijen en andere belanghebbenden over kwaliteiten kunnen spreken en deze kunnen vastleggen. Verkopers van pellets kunnen hiermee de kwaliteit van hun product eenduidig definiëren, terwijl gebruikers zekerheid hebben dat de kwaliteit van de pellets past binnen de technische specificaties van hun installatie. Hierdoor worden operationele problemen en ongewenste emissies voorkomen.
4.1 Europese en nationale normen voor de kwaliteit van houtpellets
In de voorbije jaren heeft het Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) binnen haar ‘technisch committee CEN/TC 335 solid fuels’ de zogenaamde EN 14961 normen ontwikkeld [15, 16]. Deze normen bieden een uniforme, Europa-brede tool voor het standaardiseren van iedere vaste brandstof die kan worden gebruikt voor energieproductie. Het doel van deze standaard is om het gebruik van houtbrandstoffen te stimuleren en om handels barriëres tus- sen Europese landen weg te nemen.
Daarnaast heeft het CEN de EN 15234 normen ontwikkeld, die interne kwaliteitsborging in de hout-brandstofketen vastlegt.
Op basis van de EN 14961-2 en de EN 15234-2 normen voor houtpellets is het Europese certi- ficatieschema voor houtpellets ENplus ontwikkeld [10]. Ook het Duitse certificatieschema DINplus heeft een sterke relatie met deze Europese normen [7].
De Europese normen EN 14961 en 15234 standaardiseren de kwaliteit van pellets en van kwaliteitsborging in de keten. Het ENplus en DINplus schema maken het vervolgens mogelijk om pellets te certificeren conform deze normen.
In tabel 4.1 is de relatie tussen de het ENplus certificatieschema, het DIN certificatieschema en de Europese normen aangegeven.
Certficatie- Schema | Onderwerp | Gerelateerde kwaliteitsklassen in Norm EN 14961-2 | Deel van houtbrandstof- keten dat wordt gedekt (norm: EN 15234-2) |
ENplus | Pellets voor niet- industrieel gebruik | Kwaliteitsklasse A1, A2 en B | Gehele keten |
DINplus | Pellets voor niet- industrieel gebruik | Kwaliteitsklasse A1 | Certificering van productie en product |
DINgeprüft | Pellets voor commercieel gebruik | Kwaliteitsklasse B | Certificering van productie en product |
DINgeprüft | Pellet logistiek | n.v.t. | Certificering van pellet logistiek |
Tabel 4.1 Samenvatting van de relatie tussen het ENplus certificatieschema, het DIN certificatie- schema en de Europese normen [10].
Het ENplus schema is in Nederland en daarbuiten het meest gebruikte certificatieschema voor houtpellets voor toepassingen < 1 MW, gevolgd door het DINplus schema. Hierom is er- voor gekozen om in deze handreiking de systematiek en inhoud van de Europese nomen (EN 14961-2 en EN 15234-2) en van ENplus te beschrijven, en niet die van het DINplus schema of van andere nationale certificatieschema’s.
Paragraaf 4.2 gaat in op de Europese normen EN 14961 en 15234. Paragraaf 4.3 behandelt het ENplus certificatieschema
Wat is een norm?
Een norm is een vrijwillige afspraak tussen belanghebbende partijen over een product, dienst of proces. Een norm is geen wet, maar een ’best practice’. Iedereen kan - op vrij- willige basis - hier zijn voordeel mee doen. In zakelijke overeenkomsten hebben normen een belangrijke functie. Ze bieden marktpartijen duidelijkheid over en vertrouwen in producten, diensten of organisaties en dagen de maatschappij uit te innoveren.
Normen worden ontwikkeld door belanghebbenden, bijvoorbeeld vertegenwoordigers van de industrie, branche organisaties, onderzoeksinstituten, gebruikers, etc. De ontwikkeling van normen wordt gefaciliteerd door normalisatie instituten. In Nederland is het NEN het normalisatie insituut voor normen op (onder meer) het terrein van biomassa. Op Europees niveau is dat CEN, op mondiaal niveau ISO. Een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop normen tot stand komen, is te vinden op xxx.xxx.xx.
4.2 De Europese normen EN 14961-2 en 5234-2
4.2.1 Xxxxxxxxx xxx xxxxxxxxxxx: EN 14961-2
De Europese normenset EN 14961 [15 , 16]specificeert klassen van biomassa brandstoffen, en de fysisch-chemische karakteristieken van die brandstoffen. De normen set EN 14961 bestaat uit zes delen, één algemeen deel en vijf delen die elk verschillende typen vaste brandstoffen behandelen:
EN 14961-1 Algemene eisen
EN 14961-2 Brandstofspecificaties en – klassen: Houtpellets voor niet-industrieel gebruik EN 14961-3 Brandstofspecificaties en – klassen: Houtbriketten voor niet-industrieel gebruik EN 14961-4 Brandstofspecificaties en – klassen: Houtchips voor niet-industrieel gebruik
EN 14961-5 Brandstofspecificaties en – klassen: Brandhout voor niet-industrieel gebruik
EN 14961-6 Brandstofspecificaties en – klassen: Niet-hout pellets voor niet-industrieel gebruik
Direct samenhangend met EN 14961 is de Europese norm EN 14588, die terminologie, defi- nities en beschrijvingen vastlegt [14]. Daarnaast zijn er allerlei normen die bepalen hoe de karakteristieken van brandstoffen moeten worden bepaald (analysemethoden e.d.).
Voorbeelden hiervan zijn EN 14774 voor het bepalen van het vochtgehalte, en EN 14918 voor het bepalen van de calorische waarde.
Met deze drie normensets zijn dus definities voor houtbrandstoffen eenduidig vastgelegd (EN 14588), is duidelijk welke fysisch-chemische parameters op die houtbrandstoffen van toepassing zijn (kwaliteitseisen, EN 14961), en hoe die parameters moeten worden bepaald.
Voor het onderwerp van deze Handreiking zijn deel 1 en deel 2 van EN 14961het meest relevant:
EN 14961-1 Algemene eisen
In EN 14961-1 is onder meer vastgelegd uit welke type gestandaardiseerde biomassa brand- stoffen gemaakt mogen worden (dus vallend onder de reikwijdte van de EN 14961) [14]. Met andere woorden, de normering zoals in EN 14961-2 tot en met EN 14961-5 vastgelegd is alleen van toepassing op houtbrandstoffen vervaardigd uit biomassa zoals gespecificeerd in EN 14961-1, namelijk vaste biobrandstoffen afkomstig van:
• Land en bosbouw;
• Plantaardig afval van land en bosbouw;
• Plantaardig afval van de voedsel industrie;
• Houtafval, waarbij wordt uitgesloten houtafval bevattend organische halogeenverbin- dingen of zware metalen en coatings die zijn toegevoegd om de het hout tegen verrotting te beschermen;
• Plantaardig vezelmateriaal afkomstig van de papier industrie, zolang dat op de plek waar het geproduceerd is wordt meegestookt en de vrijgekomen warmte wordt benut;
• Kurk afval.
Aquatische biomassa en biomassa van dierlijke afkomst zijn niet bij deze classificatie inbe- grepen.
EN 14961-2 Specificaties van houtpellets
De brandstofspecificaties zoals EN 14961-2 [16] die vastlegt voor houtpellets bestaan uit drie hoofdelementen:
1. Specificatie van de herkomst van het hout gebruikt voor pelletproductie;
2. Specificatie van de pellet afmetingen;
3. Specificatie van de samenstelling van de pellets.
Deze specificaties zijn in het EN 14961-2 normdocument in een uitgebreide tabel vastgelegd.
Voor de herkomst van het hout onderscheidt men hierin drie klassen (A1, A2 en B1). Vervol- gens worden deze klassen verder gedefinieerd aan de hand van toegestane pellet afmetingen, en de toegestane fysisch chemische eigenschappen van de pellets (bijvoorbeeld vochtgehalte, bulkgewicht en chemische samenstelling).
Deze systematiek is door het ENPlus certificatieschema overgenomen. Paragraaf 4.3 en in het bijzonder tabel 4.2 geeft meer details over de vastgelegde parameters.
4.2.2 Kwaliteitsborging in de keten: EN 15234-2
Naast de bovenstaande norm EN 14961 bestaat de norm EN 15234 [13]. EN 15234 omschrijft eisen aan traceerbaarheid, productie, transport, handling en opslag van brandstoffen, en be- oogt zo de kwaliteit van vaste biomassa door de gehele keten te garanderen. Figuur 4.1 geeft de reikwijdte van EN 15234 schematisch weer.
Documentatie van herkomst Brandstofkwaliteitverklaring
Biomassa
Eindgebruiker
(energie productie)
Handel & levering van brandstof aan eindgebruiker
Productie van brandstof
Inzameling van onbewerkte biomassa
Supply chain activiteiten gedekt door CEN 15234
Figuur 4.1 Schematische weergave van de vaste brandstof supply chain (schema is bewerkte versie van schema in het normdocument EN 15234).
4.3 Het ENplus certificatieschema
Algemeen
In Nederland worden zowel ENplus als DIN gecertificeerde pellets geleverd en gebruikt. Van- wege de Europese scope is ervoor gekozen om hier het ENplus schema te behandelen, en niet het DIN schema. Het DIN schema vertoont in opzet en normstelling overigens veel over- eenkomsten met het ENplus schema (zie paragraaf 4.1). De onderstaand samengevatte in- formatie met betrekking tot de werking en de normen in het ENplus schema zijn in belangrijke mate ook op het DIN schema van toepassing.
Het ENplus systeem is ontwikkeld door het DEPI, het Duitse pellet instituut. De licentierech- ten voor het schema liggen bij de European Pellet Council (EPC), onderdeel van de European Biomass Association (AEBIOM). Het EPC geeft de licentierechten door aan nationale licen- tiehouders, die verantwoordelijk zijn voor de introductie van ENplus in hun land. In Nederland is er (nog) geen nationale licentiehouder, waardoor producenten en handelaren zich voor certificering moeten wenden tot EPC (xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx).
Het ENplus certificatieschema richt zich zowel op pellet producenten als op pellet handela- ren. Het stelt eisen aan de productie, het transport én de opslag van pellets. Alleen wanneer de gehele keten is gecertificeerd, is sprake van pellets die voldoen aan de ENplus standaard.
Het ENplus certificatieschema bestaat uit een aantal elementen:
• Definities voor kwaliteitsklassen pellets, en specificatie van pellet eigenschappen;
• Specificatie van interne kwaliteitsborging bij producenten en handelaren;
• Wijze van kwaliteitscontrole van pellets, en kwaliteitsborging in de keten;
• Eisen aan het certificatieproces;
• Voorwaarden voor het gebruik van het ENplus label.
Deze paragraaf vat een aantal aspecten van het certificatieschema samen. In het Handbook for the Certification of Wood Pellets for Heating Purposes [10] en op xxx.xxxxxx-xxxxxxx.xx zijn deze in detail beschreven.
Eisen aan de kwaliteit van pellets
Het ENplus schema onderscheidt drie kwaliteitsklassen pellets, met onderscheidende eisen aan de eigenschappen van de pellets en de gebruikte grondstoffen. Deze klassen correspon- deren met de klassen uit de EN 14961-2 norm en worden aangeduid als ENplus-A1, ENplus- A2 en EN-B.
Kwaliteitsklasse A1 is de kwaliteit voor pelletketels voor onder meer particulier gebruik. Deze pellets hebben de strengste kwaliteitseisen, in het bijzonder in relatie tot het asgehalte (0,5% voor naaldhout tot 0,7% voor andere houtsoorten zoals eik, beuk, berk, meranti, enzovoorts).
Kwaliteitsklasse A2 is de kwaliteit waarbij een maximale asopbrengst van 1,5% is toegestaan. Deze kwaliteit is bijvoorbeeld geschikt voor toestellen die zowel houtpellets als houtsnippers kunnen verstoken en wat minder kritisch zijn op de kwaliteit van brandstof.
Kwaliteitsklasse B zijn industriepellets. Deze worden voornamelijk gebruikt in industriële in- stallaties, zoals zeer grote verbrandingsinstallaties of als bijstook in elektriciteitscentrales. De eisen hiervoor zijn minder streng dan voor klassen A1 en A2.
De ENplus kwaliteitseisen worden onderschreven en gebruikt door leveranciers van pellet ketels. Zij schrijven deze voor in hun gebruiksvoorschriften en hun garantievoorwaarden. Voor de ketels waar deze Handreiking zich op richt zijn de kwaliteitsklassen A1 en A2 het meest relevant.
In Tabel 4.2 zijn de belangrijkste kwaliteitseisen voor de drie kwaliteitsklassen samengevat. Een volledig overzicht is te vinden in het EN 14961-2 normdocument [16].
Tabel 4.2 Belangrijkste kwaliteitseisen voor pelletklassen A1, A2 en B
Eigenschap | Eenheid | ENplus-A1 | ENplus-A2 | EN-B | Norm voor de bepaling van parameter |
Diameter | Mm | 6 of 8 | EN 16127 | ||
Lengte | Mm | 3,15 ≤ L ≤ 40 (3) | EN 16127 | ||
Vochtgehalte | Gew.% (1) | ≤ 10 | EN 14774-1 | ||
Asgehalte | Gew.% (2) | ≤ 0,7 | ≤ 1,5 | ≤ 3,0 | EN 14775 (550 °C) |
Mechanische duurzaamheid | Gew.% (1) | ≥ 97,5 (4) | ≥ 96,5 (4) | EN 15210-1 | |
Fijne deeltjes (< 3,15 mm) | Gew.% (1) | < 1 | EN 15210-1 | ||
Netto calorische waarde | MJ/kg (1) | 16,5≤Q≤19 | 16,3≤Q≤19 | 16,0≤Q≤19 | EN 14918 |
Bulkgewicht | Kg/m3 | ≥600 | EN 15103 | ||
Stikstofgehalte | Gew.% (2) | ≤0,3 | ≤0,5 | ≤1,0 | EN 15104 |
Zwavelgehalte | Gew.% (2) | ≤ 0,03 | ≤ 0,04 | EN 15289 | |
Chloorgehalte | Gew.% (2) | ≤ 0,02 | ≤ 0,03 | EN 15289 | |
As smeltpunt | °C | ≥ 1.200 | ≥ 1.100 | EN 15370 |
(1) Als ontvangen
(2) Droge stof basis
(3) Maximum 1 gew.% van de pellets mag langer zijn dan 40 mm, pellets > 45 mm zijn niet toegestaan
(4) Deformatie temperatuur; monster voorbereiding bij 815 °C
Tabel 4.3 specificeert welke grondstoffen zijn toegestaan voor de respectievelijke kwaliteits- klassen pellets.
Tabel 4.3 ENplus kwaliteitsklassen pellets – toegestane grondstoffen.
ENplus-A1 | ENplus-A2 | EN-B |
Stamhout | Hele bomen, echter zonderwortels | Hout uit bossen en plantages, en ander vers hout |
Residuen uit de houtverwerkende industrie, indien niet chemisch behandeld | Stamhout Residuen van houtkap | Residuen uit de houtverwerkende industrie, indien niet chemisch behandeld |
Schors Residuen uit de hout- verwerkende industrie, indien niet chemisch behandeld | Gebruikt hout (afvalhout), indien niet chemisch behandeld. Sloophout van gebouwen en civiele werken is niet toegestaan. |
Eisen aan pelletproducenten en handelaren
ENplus stelt eisen aan pelletproducenten en pellethandelaren. Het gaat om technische eisen aan de te gebruiken apparatuur en om eisen aan processen.
Pelletproducenten en handelaren moeten in hun bedrijfsvoering onder meer ervoor zorgen dat:
• Houtpellets die van de productie- of opslaglocatie naar de klant worden vervoerd moeten voor het laden worden gezeefd. Na het zeven mag er niet meer dan 1% stof in het product zitten;
• Grondstoffen voor pellets moeten op zuiverheid en geschiktheid voor pelletproductie worden gecontroleerd (eis voor producenten);
• Verschillende kwaliteiten houtpellets mogen niet worden gemengd en moeten geschei- den worden opgeslagen;
• De houtpellets moeten zodanig worden opgeslagen, dat ze geen vocht opnemen door contact met condenswater, regen of sneeuw;
• Voorafgaande aan het laden van houtpellets moet de vervoerder zijn trailer geheel heb- ben schoongemaakt;
• Voor het lossen moet de leverancier altijd de voorraadlocatie op onregelmatigheden con- troleren en de voorraad beoordelen.
Het proces van certificering
Het ENplus certificatieproces begint met een goede voorbereiding door de te certificeren organisatie. Tijdens de voorbereiding moet deze onder meer vaststellen wat de scope is van de beoogde certificatie (producent en/of handelaar) en de aard van de te certificeren bio- massastromen en pelletklassen.
Vervolgens dient de organisatie na te gaan in welke mate zij al voldoet aan de ENplus eisen, en welke aanpassingen in bedrijfsvoering en documentatiebeheer nodig zijn om tot volledige naleving van de vereisten (‘compliance’) te komen. Wanneer zij meent ‘klaar te zijn voor cer- tificatie’, moet zij een geaccrediteerde auditor selecteren en daarmee een contract afsluiten.
De externe audit bestaat uit een combinatie van een bedrijfsbezoek, documentatie onderzoek en interviews met direct betrokkenen binnen de organisatie. Op basis van zijn bevindingen stelt de auditor een auditrapport op, waarin hij tevens aangeeft of de organisatie in aanmer- king komt voor ENplus certificatie. Indien dit het geval is, ontvangt de organisatie het bijbe- horende certificaat.
Het certificaat is geldig voor een periode van drie jaar
Het gebruik van het ENplus identificatienummers en logo
Iedere gecertificeerde pellet producent en pellet handelaar krijgt een unieke code (ID) voor elke kwaliteitsklasse pellets die hij produceert. Bij iedere vracht pellets moet de code van de pelletproducent en pellet handelaar of handelaars worden meegegeven. Dit borgt de tra- ceerbaarheid van de pellets.
Het ID bestaat uit vijf karakters: de eerste twee karakters specificeren het land waar de produ- cent of handelaar is gevestigd, de laatste drie karakter het nummer van het bedrijf in dat land. De nummers 001 tot 299 zijn voor producenten, de nummers 301 tot 999 voor handelaren.
De pellet keten kan worden gespecificeerd door de ID’s van de producent en de handelaar of handelaren te combineren. Het volgende voorbeeld betreft een vracht pellets die door Oos- tenrijkse producent met nummer 12 zijn geproduceerd, en door een Duitse handelaar met nummer 344 zijn geleverd.
AT012
DE344
Wanneer een handelaar pellets inkoopt van meerdere gecertificeerde producenten, kan het ingewikkeld of onmogelijk zijn om bij iedere individuele vracht de ID’s van de gehele keten
te vermelden. In dat geval kan hij volstaan met het vermelden van zijn eigen ID. Wel moet hij in geval van klachten ten allen tijde in staat zijn de herkomst van de pellets te herleiden uit zijn interne administratie.
Het volledige register van gecertificeerde producenten en handelaren is te vinden op xxx.xxxxxx-xxxxxxx.xx.
Gebruik van het EN logo
Gecertificeerde producenten en handelaren zijn gerechtigd het ENplus logo te voeren, bij- voorbeeld op pellet verpakkingen. Dit logo specificeert de kwaliteitsklasse pellets en de ID van de producent. De figuren 4.2 en 4.3 geven hier een voorbeeld van.
Figuur 4.2 Voorbeeld van het ENplus logo in combinatie met een unieke code van een producent of handelaar.
Figuur 4.3 Voorbeeld van logo’s (DINplus en andere) op Duitse verpakking van houtpellets voor huishoudelijk gebruik.
contracten voor houtpellets
Kwaliteitsborging in leverings- 5
Kwaliteitsborging is een essentieel onderdeel van een contract voor de levering van hout- pellets.
Het gaat bij deze kwaliteitsborging in het contract feitelijk om een drietal zaken:
a. Het vastleggen van de kwaliteitseisen voor de houtpellets;
b. Het vastleggen van de wijze waarop deze kwaliteitseisen worden getoetst;
c. Het specificeren van de sancties wanneer de vastgelegde kwaliteit niet wordt geleverd.
De meest eenvoudige wijze om kwaliteitsborging effectief te regelen is om in de leverings- voorwaarden vast te leggen dat de pellets ten allen tijde gecertificeerd moeten zijn conform ENplus of een ander certificatieschema. In dat geval zijn de kwaliteitseisen aan de pellets, alsmede de eisen aan de pelletproducent en de pellethandelaar (leverancier) immers een- duidig vastgelegd. Bovengenoemde punten a en b zijn daarmee ‘afgedekt’.
Een alternatief is om niet vast te leggen dat pellets gecertificeerd moeten zijn, maar de kwa- liteitseisen voor de te leveren pellets zelf te omschrijven in het contract of de leveringsvoor- waarden.
Het ligt dan voor de hand om aan te sluiten bij de kwaliteitseisen zoals EN 00000 (xx XXXxxx) die definieert. Dit zijn immers de eisen waar leveranciers van pellet ketels vanuit gaan, en op basis waarvan zij hun garanties voor het functioneren van de ketel afgeven. Afwijken van deze kwaliteitseisen heeft als gevaar dat de ketel niet naar behoren functioneert, en boven- dien dat de leveranciersgarantie vervalt.
Het voordeel voor de ketelexploitant is dat hij ook pellets van niet-gecertificeerde produ- centen en handelaren kan betrekken. Het nadeel is de complexere kwaliteitscontrole van de pellets: naast de kwaliteitseisen zal het contract immers ook moeten specificeren hoe deze worden getoetst, en wie daarin welke verantwoordelijkheid heeft.
N.B. Voor eigenaren van kleine pellet ketels is de inkoop van gecertificeerde pellets sterk aan te raden. Zij hebben immers niet de kennis en de middelen om via contracten (de monitoring van) de pellet kwaliteit op een andere wijze te regelen.
Inhoud van het leveringscontract
Afhankelijk van de omvang van de levering, de technische eisen aan de levering en eventuele andere eisen van betrokken partijen, kan een leveringscontract voor houtpellets in omvang variëren van één A4-tje tot een omvangrijk document.
Een leveringscontract voor houtpellets in elk geval de volgende zaken te omschrijven en te regelen:
1. de contractpartijen, hun contactgegevens inclusief de tekeningsbevoegde personen;
2. een omschrijving van de levering. Hierin dient ook het type hout en de herkomst te wor- den gespecificeerd, dan wel dienen expliciet ongewenste houtsoorten te worden be- noemd;
3. de hoeveelheid te leveren houtpellets (tonnage), inclusief spreiding van de aanvoer over de tijd;
4. procedures wanneer de afname groter of kleiner is dan de contractuele hoeveelheid (prijs- stelling etc.);
5. de kwaliteit van de te leveren houtpellets.. Zoals bovenstaand aangegeven kan men ofwel voorschrijven dat uitsluitend gecertificeerde pellets (ENPlus) worden geleverd, of kan men kwaliteitseisen (voor niet gecertificeerde pellets) in het contract zelf omschrijven. In het laatste geval dient men te werken conform de eisen zoals vastgelegd in EN 14961- 2 (zie hoofdstuk 4);
6. in geval van niet-gecertificeerde pellets: de toelaatbare afwijkingen in de kwaliteit (ho- mogeniteit) van de houtpellets, en wat er gebeurt als de samenstelling hiervan afwijkt;
7. in geval van niet-gecertificeerde pellets: afspraken over de kwaliteitscontrole van de hout- chips (aantal monsters, monsternameprocedure, keuze voor laboratorium, etc.);
8. een omschrijving van de verantwoordelijkheden van leverancier en afnemer van de hout- pellets;
9. de leveringsprijs (€/ton), wat bij deze prijs is inbegrepen (bijvoorbeeld transport), en de periode waarvoor deze prijs geldig is. Eventuele afspraken omtrent prijsindexatie en ver- rekening van afwijkingen in kwaliteit, hoeveelheid of andere voorwaarden;
10. de geldigheidsduur van de overeenkomst;
11. eventueel een intentieverklaring met betrekking tot het leveren na afloop van de con- tractperiode.
In bijlage 3 is een voorbeeld van een standaard leveringscontract voor houtpellets opgeno- men.
meer informatie
Referenties en 6
[1] Aebiom (2008). Wood fuels handbook; production – quality requirements – trading. AIEL (Italian Agriforestry Energy Association), Italië, 2008.
[2] AVIH (2007). Cursusmateriaal van cursus ‘Basiskennis hout voor energie’. Houten, 2007.
[3] Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz – Fachagentur Nachwachsende Rohstoffe e.V. (2013). Handbuch Bio-energie Kleinanlagen. Gülzow (Duits- land), September 2013.
[4] Carbon Trust (2011). Biomass heating: a practical guide for potential users. London (VK), 2011.
[5] Coford (2007). The production of wood pellets. Dublin (Ierland), 2007.
[6] Coford (2007). Simple ways to check wood pellet quality. Dublin (Ierland), 2007.
[7] Deutsches Biomasseforschungszentrum GmbH (2013). SolidStandards - Enhancing the implementation of quality and sustainability standards and certification schemes for solid biofuels. D2.1C: Wood pellet module. Leipzig (Duitsland), februari 2013.
[8] Department of Energy and Climate Change and Forestry Commission Scotland (2011). Bi- omass heating: a guide to feasibility studies. Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxx (XX), 0000.
[9] DEPV en DEPI (2013). Empfehlungen zur Lagerung von Holzpellets. Berlijn (Duitsland), September 2013.
[10] European Pellet council (2013). Handbook for the certification of wood pellets for heating purposes. – Version 2.0. Brussel (België), april 2013.
[11] Forest (2011). A Guide to Biomass Heating Standards – Ensuring quality and reliability in the biomass heating supply chain. Comitato Termotecnico Italiano Energia e Ambiente – CTI, 2011.
[12] Xxxxxx, X. (2011) State of the art regarding quality certification schemes and labelling in Germany and Austria. Biomasstradecentre II. Freising, October 2011.
[13] LK-Niederösterreich (2008). Energie aus Holz – Informationsbroschüre der Landwirt- schaftskammer, St. Pölten. St. Pölten (Oostenrijk), 2008.
[14] NEN (2011). NEN-EN 15234-1 Solid biofuels – Fuel quality assurance –Part 1: General re- quirements. Delft, maart 2011.
[15] NEN (2011). NEN-EN 14961-1 Solid biofuels – Fuel specifications and classes – Part 1: Ge- neral requirements. Delft, juni 2011.
[16] NEN (2011). NEN-EN 14961-2 Solid biofuels – Fuel specifications and classes – Part 2: Wood pellets for non-industrial use, juni 2011.
[17] OPET (2002). Wood pellets in Finland – technology, economy and market. OPET Report
5. Jyväskylä (Finland), 2002.
[18] Xxxxxxx X., X. Xxxxxxx, X. Xxxxxx and X. Xxxxxx (2014). Support system for assurance of qua- lity wood fuel (S4Q). Bolzano, November 2014).
[19] Probos (2013). Begrippenlijst biomassa uit bossen. Wageningen, december 2013.
[20] Sustainable Energy Ireland (2005). Procurement guidelines for wood biomass heating. Dublin (Ierland), juli 2005.
[00] XXX en NEN (2013). SolidStandards - Enhancing the implementation of quality and sus- tainability standards and certification schemes for solid biofuels. D2.1a: General information module. Jyväskylä (Finland), November 2013.
[22] VTT Processes en The Trade Association of Finnish Forestry and Earth Moving Contrac- tors (2004). Quality assurance system manual for wood fuel enterpreneurs in Finland – Model quality manual. Jyväskylä (Finland), december 2004.
[23] WIP (2006) Installateurs Handbuch Biomassaheizanlagen. 2. Version. München (Duits- land), mei 2006.
[24] WIP en Holzforschung Austria (2009). Advancement of pellets-related European stan- dards. Xxxxxxx (Xxxxxxxxx), oktober 2009.
[25] Woodheat solutions (2011). Roadmap for Implementing Standards. Bioenergy Service, Graz (Oostenrijk), March 2011.
Websites
ECN Phyllis database: xxx.xxx.xx/xxxxxxx
Database met o.m. karakteristieken van verschillende soorten biomassa.
Nederlandse Vereniging van Biomassa Ketel Leveranciers: xxx.xxxx.xx Branchevereniging van leveranciers van ketels voor vaste biomassa.
Overzicht van bio-energieinstallaties in Nederland: xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxx. Overzicht van biomassawerven in Nederland: xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx.
Stichting Platform Bioenergie: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Een overkoepelende organisatie voor bedrijven die betrokken zijn bij de productie van energie uit biomassa.
42
Bijlage 1
Methoden voor bepaling van eigenschappen houtbrandstoffen
Om te kunnen bepalen of een brandstof voldoet aan de specificaties zoals vastgelegd in EN 14961, zijn een aantal bepalingen en analyses nodig. De wijze waarop de bepalingen en ana- lyses moeten worden uitgevoerd is ook gestandaardiseerd in een aantal verschillende nor- men. In tabel 5.2 zijn deze in de eerste kolom genoemd.
Onderstaande tabel B.1.1. vat de belangrijkste normen voor relevante bepalingen en analyses nogmaals samen. In de eerste kolom staat het Europese normnummer, in de tweede kolom het Nederlandse norm-equivalent. De derde kolom geeft de officiële omschrijving van de norm.
Tabel B 1.1. Normen voor de bepaling van eigenschappen van houtbrandstoffen.
Europese norm | Nederlandse norm | Titel |
EN 14744-1 | NEN-EN 14744-1 | Vaste biobrandstoffen – Methoden voor de bepaling van het vochtgehalte- Methoden met drogen in de oven – Deel 1: Totale vochtgehalte – Referentiemethode |
EN 14744-2 | NEN-EN 14744-2 | Vaste biobrandstoffen – Methoden voor de bepaling van het vochtgehalte – Methoden met drogen in de oven – Deel 2: Totale vochtgehalte – Vereenvoudigde methode |
EN 14775 | NEN-EN 14775 | Vaste biobrandstoffen- Bepaling van het asgehalte |
EN 14918 | NEN-EN 14918 | Xxxxx xxxxxxxxxxxx – Methoden voor de bepaling van de verbrandingswaarde |
EN 15103 | NEN-EN 15103 | Vaste biobrandstoffen – Methoden voor de bepaling van bulkdichtheid |
EN 15104 | NEN-EN 15105 | Vaste biobrandstoffen – Bepaling van het totale gehalte aan koolstof, waterstof en stikstof – Instrumentele methoden |
EN 15149-1 | NEN-EN 15149-1 | Vaste biobrandstoffen – Methoden voor de bepaling van deel- tjesgrootteverdeling – Deel 1: Trilschermmethode door gebruik van zeefopeningen van 1 mm en groter |
EN 15289 | NEN-EN 15289 | Vaste biobrandstoffen – Bepaling van het totale gehalte aan zwavel en chloor |
EN 15297 | NEN-EN 15297 | Vaste biobrandstoffen – Bepaling van de minst voorkomende elementen - As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Mn, Mo, Ni, Pb< Sb, V en Zn |
N.B. Deze tabel is uitsluitend bedoeld als achtergrondinformatie. Voor daadwerkelijk gebruik van EN 14961-4 dient men het offciële normdocument te raadplegen.
43
44
Bijlage 2
Conversiefactoren
voor energie eenheden
Tabel B 2.1 Conversiefactoren voor energie eenheden (uit [1], bewerkt).
kJ | Kcal | KWh | Toe | |
1 Kj | 1 | 0,239 | 0,278 * 10-3 | 23,88*10-9 |
1 kcal | 4,1868 | 1 | 1,163*10-3 | 0,1*10-6 |
1 kWh | 3.600 | 860 | 1 | 86*10-6 |
1 toe | 41,87*106 | 10*106 | 11,63*103 | 1 |
Tabel B 2.2 Conversiefactoren voor kWh en PJ (uit [1], bewerkt).
kWh | PJ | |
1 kWh | 1 | 3,6*10-9 |
1 MWh | 1*103 | 3,6*10-6 |
1 GWh | 1*106 | 3,6*10-3 |
1 TWh | 1*109 | 3,6 |
1 TJ | 278*103 | 1*10-3 |
1 PJ | 278*106 | 1 |
45
46
Bijlage 3
Voorbeeld van leverings- contracten voor houtpellets
In deze bijlage is een voorbeeld leveringscontract voor houtpellets weergegeven (Afkomstig uit [2], bewerkt). De in dit contract beschreven afspraken kunnen worden beschouwd als standaard elementen in een leveringscontract.
Het hier weergegeven leveringscontract mag niet zonder meer worden beschouwd als een volledig en juridisch getoetst contract. In concrete situaties kan het wenselijk zijn van de hier beschreven afspraken af te wijken, dan wel elementen aan de contractafspraken toe te voe- gen. Bovendien wordt aangeraden een concreet contract altijd juridisch te laten toetsen.
Contractafspraken:
1. Gegevens van koper en verkoper
[hier worden contactgegevens van kopende en verkopende partij ingevuld, inclusief contact- personen en tekeningsbevoegde personen]
OPTIE 1: GEBRUIK VAN UITSLUITEND GECERTIFICEERDE HOUTPELLETS
2. Hoeveelheid en kwaliteit van de houtpellets & verwijderen van as
2.1 Type en hoeveelheid houtpellets
De verkoper en de koper zijn overeengekomen om uitsluitend ENplus gecertificeerde hout- pellets te leveren c.q. af te nemen als beschreven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOOR- BEELD IN BIJLAGE], op de voorwaarden beschreven in dit contract. De te leveren houtpellets moeten voldoen aan ENplus kwaliteitsklasse A1/A2/B.
Verkoper dient aan koper bewijs te overleggen van certificatie van de geleverde houtpellets, alsmede de herkomst van de houtpellets (certificatie van eventueel aan de verkoper toele- verende partijen).
2.2 Verwijderen van de as
De verkoper accepteert om jaarlijks de aangegeven hoeveelheid as te ontvangen en te ver- wijderen, zoals beschreven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE], totdat dit contract wettelijk is beëindigd.
De koper moet aan de hand van laboratorium rapporten van een onafhankelijk laboratorium kunnen aantonen dat de gehaltes aan Cadmium (Cd), Lood (Pb), Zwavel (S), Chloor (Cl) en po- lyaromatische koolwaterstoffen (PAH) in de as, zoals geleverd aan de verkoper, niet de grens- waarden overschrijden zoals gegeven in de relevante regelgeving. De gehaltes moeten worden gemeten zoals aangegeven in de relevante EN-standaarden voor vaste biobrandstoffen
Bepaling van andere stoffen, dan hier aangegeven, moet worden beschreven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE].
Alle geschillen over de inhoud van stoffen, dienen beslecht te worden door chemische ana- lyse, uit te voeren door een onafhankelijk laboratorium. Alle kosten van de extra controle zijn voor rekening van de partij die de extra controle verlangt.
OPTIE 2: GEBRUIK VAN NIET-GECERTIFICEERDE HOUTPELLETS
2. Hoeveelheid en kwaliteit van de houtpellets
2.1 Type brandstof
De verkoper en de koper zijn overeengekomen om houtpellets (volgens EN 14961 Solid biofuel
- Fuel Specifications and classes - part1: General) te leveren c.q. af te nemen als beschreven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE], op de voorwaarden beschre- ven in dit contract.
2.2 Algemene kwaliteitseisen
De houtpellets mogen geen enkele vorm van verontreinigingen bevatten zoals afval, stenen, metaal of andere vreemde voorwerpen, die storing kunnen veroorzaken of die niet voldoen aan de milieueisen van de installatie. Indien deze materialen worden aangetroffen in de hout- pellets, geleverd door de verkoper, kan de hele levering worden afgewezen. Alle kosten ten gevolge van de weigering van de houtpellets die niet aan deze eisen voldoen, zijn voor reke- ning van de verkoper inclusief de kosten van het verwijderen van de afgewezen partij van het terrein van de koper.
De koper heeft het recht, om, voor zijn eigen rekening, de kwaliteit van de door verkoper geleverde houtpellets te onderzoeken.
2.3 Vochtgehalte
Het overeengekomen vochtgehalte van de houtpellets zal binnen de grenzen zijn en aan het jaarlijks gemiddelde voldoen zoals aangegeven in [SAMENSTELLINGSVERKLARING SEPA-
RAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE. Het overeengekomen vochtgehalte zal in overeenstemming zijn met de klasse of klassen zoals beschreven in EN 14961-2 Brandstof- specificaties en – klassen: Houtpellets voor niet-industrieel gebruik.
Het vochtgehalte dient te worden bepaald zoals beschreven in CEN/TS 14774-2, Solid biofuels
– Methods for the determination of Moisture Content – Oven dry method – Part 2: Total moisture – Simplified procedure, van monsters die genomen zijn zoals beschreven in CEN/TS 14778-1, Solid biofuels – Part 1: Methods for sampling or CEN/TS 14778-2, Solid biofuels – Part 2: Methods of sampling delivered in lorries, of andere relevante delen van deze standaard.
Zowel koper als verkoper zijn gerechtigd het vochtgehalte van de levering te bepalen.
Indien leveringen herhaaldelijk worden afgewezen omdat het vochtgehalte niet aan de specificaties voldoet, kan een extra controle worden uitgevoerd op het terrein van de koper op verlangen van de verkoper en waar de verkoper deelneemt in de bepaling van het vocht- gehalte. Alle kosten voor de extra controle worden betaald door de partij die de controle verlangt.
2.4 Grootte
De overeengekomen grootte van de houtpellets zal binnen de grenzen zijn en aan het jaarlijks gemiddelde voldoen zoals aangegeven in [SAMENSTELLINGSVERKLARING SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE. De overeengekomen grootteverdeling zal in overeenstemming zijn met de klasse of klassen zoals beschreven in EN 14961-2 Brandstof- specificaties en – klassen: Houtpellets voor niet-industrieel gebruik.
De grootteverdeling is vast te stellen volgens de methode beschreven in CEN/TS 15149-1, Solid biofuels – Methods for the determination of particle size distribution – Part 1: Oscilla- ting screen method using screen apertures of 3.15 mm and above, aan monsters die genomen zijn zoals beschreven in CEN/TS 14778-1, Solid biofuels – Part 1: Methods for sampling of CEN/TS 14778-2, Solid biofuels – Part 2: Methods of sampling delivered in lorries, of andere relevante delen van deze standaard. Indien de koper dit noodzakelijk vindt, kan de koper voor zijn eigen rekening monsters nemen voor controle van de grootte verdeling.
Indien leveringen herhaaldelijk worden afgewezen omdat de grootteverdeling niet aan de specificaties voldoet, kan een extra controle worden uitgevoerd op het terrein van de koper op verlangen van de verkoper en waar de verkoper deelneemt in de monstername voor be- paling van de grootteverdeling. Alle kosten voor de extra controle worden betaald door de partij die de controle verlangt.
2.5 As
2.5.1 Pure asgehalte
Het asgehalte van de geleverde houtpellets moet in overeenstemming zijn met de aangegeven klasse zoals beschreven in [SAMENSTELLINGSVERKLARING SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE. Het overeengekomen asgehalte zal in overeenstemming zijn met de klasse of klassen zoals beschreven in EN 14961-2 Brandstofspecificaties en – klassen: Hout- pellets voor niet-industrieel gebruik. Het as gehalte kan eventueel gemeten worden zoals be- schreven in CEN/TS 14775, Solid biofuels – Methods for the determination of ash content.
2.5.2 Verwijderen van de as
De verkoper accepteert om jaarlijks de aangegeven hoeveelheid as te ontvangen en te ver- wijderen, zoals beschreven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE], totdat dit contract wettelijk is beëindigd.
De koper moet aan de hand van laboratorium rapporten van een onafhankelijk laboratorium kunnen aantonen dat de gehaltes aan Cadmium (Cd), Lood (Pb), Zwavel (S), Chloor (Cl) en po- lyaromatische koolwaterstoffen (PAH) in de as, zoals geleverd aan de verkoper, niet de grens- waarden overschrijden zoals gegeven in de relevante regelgeving. De gehaltes moeten worden gemeten zoals aangegeven in de relevante EN-standaarden voor vaste biobrandstoffen.
Bepaling van andere stoffen, dan hier aangegeven, moet worden beschreven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE].
Alle geschillen over de inhoud van stoffen, dienen beslecht te worden door chemische ana- lyse, uit te voeren door een onafhankelijk laboratorium. Alle kosten van de extra controle zijn voor rekening van de partij die de extra controle verlangt.
3. Leveringsvoorwaarden
3.1 Algemeen
De koper heeft het recht om de te leveren hoeveelheid te reduceren indien de koper niet in staat is de geleverde hoeveelheid in ontvangst te nemen. Dit kan gebeuren vanwege een ge- brek aan de installatie, een te lage afname van de geproduceerde elektriciteit en/of warmte of incidenten die niet onder de controle van de koper vallen. De koper dient de verkoper hier- van op de hoogte te brengen.
De verkoper dient de levering te coördineren met de bedrijfsleider van de koper. De bedrijfs- leider moet rekening houden met leveringen van andere verkopers, de voorraad in de silo’s, etc.
De hoeveelheid te leveren houtpellets door de verkoper aan de koper, mag ± X procent af- wijken op maandelijkse basis. Indien de levering van de houtpellets wordt stopgezet of de voornoemde afwijking van ± X procent overschreden wordt, moet de verkoper onmiddellijk de koper hierover informeren onder opgave van de redenen en de verwachte duur van de onderbreking of afwijking.
Details van de levering, inclusief de leveringsuren, de te leveren hoeveelheid per dag, week en maand en de plaats van levering (installatie of externe opslag plaats) moeten worden op- gegeven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE].
3.2 Leveringsrechten
Het recht tot levering van houtpellets behoort aan verkoper. In het geval dat de firma ver- kocht wordt of op andere manier van eigenaar veranderd, gaat het recht op levering over op de nieuwe eigenaar. De verkoper is verplicht zich ervan te verzekeren dat de nieuwe eigenaar de verplichting tot levering overneemt.
3.3 Werkuren
De koper is in staat om houtpellets te ontvangen op werkdagen, zoals aangegeven in [SEPA- RAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE]. Levering van houtpellets op elk ander tijdstip kan alleen plaats vinden naar speciale afspraak, die in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE] beschreven dient te worden.
4. Transport
4.1 Algemeen
De verkoper is verantwoordelijk voor alle milieuaspecten gedurende het transport van de houtpellets.
Al het personeel, verantwoordelijk voor het transport, moet geïnformeerd zijn over de vei- ligheidseisen op het terrein van de koper. Alle aanwijzingen van de koper of personeel van de koper dienen te worden opgevolgd.
De verkoper moet er op toezien dat de levering geschiedt volgens alle regels inclusief de
plaatselijke verkeersregels.
Het personeel, verantwoordelijk voor de levering van de houtpellets, moet de losplaats schoonhouden en de leveringsvoertuigen schoonmaken voor vertrek van de losplaats bij de koper.
4.2 Vervoer door vrachtwagens
In het algemeen is de verkoper verantwoordelijk voor de organisatie van de levering via vrachtwagens bij de koper.
Het wegen vindt plaats op de weegbrug bij de koper of op een andere daartoe aangegeven plaats, zoals beschreven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE].
Voordat de vrachtwagen het terrein verlaat ontvangt de chauffeur een weegbriefje over de geleverde lading. Dit weegbriefje moet minstens de volgende informatie omvatten:
* Leverancier
* Datum en tijd
* Netto gewicht van de houtpellets
* Identificatie van de transporteur
5. Betalingsvoorwaarden
5.1 Afrekenprijs
Binnen X dagen na afloop van een levering voorziet de koper de verkoper met informatie over het gewicht (of volume) van de geleverde houtpellets. De partijen komen overeen dat deze cijfers gebaseerd zijn op gegevens verstrekt door de koper met de mogelijkheid de prijs aan te passen volgens [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE].
5.2 Betalingstermijn
Betaling voor de geleverde houtpellets zal plaatsvinden binnen X dagen na beëindiging van die maand. Het bedrag dat de koper dient te betalen zal worden berekend volgens [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE]
6. Heronderhandeling
Indien er wezenlijke veranderingen optreden in de voorafgaande voorwaarden zoals opge- geven in dit contract die een wezenlijke invloed hebben op de kosten of die het gebruik van
houtchips, moet over dit contract opnieuw worden onderhandeld om te worden aangepast aan de veranderde omstandigheden.
7. Force Majeure
Beide partijen zijn niet verantwoordelijk voor hun afspraken als er – na het ingaan van het contract – omstandigheden optreden die als Force Majeur gekenmerkt kunnen worden.
Force Majeur zijn omstandigheden buiten redelijk controle van de partij, die daardoor wordt beïnvloed. Dit houdt onder meer in: oorlog, brand, staking of lockout, ongewone weersom- standigheden en natuurrampen, terreur en gevallen van leveringsstop ten gevolge van pu- blieke onrust, ernstige gebreken aan de machines voor de productie van houtpellets als wel ernstige gebreken aan vitale delen van de installatie van de koper inclusief de interne trans- portmogelijkheden.
De partij die gebruik wenst te maken van de Force Majeur paragraaf, dient de tegenpartij hiervan onmiddellijk te berichten. Dit bericht dient de reden en de te verwachten duur van de Force Majeur te bevatten. De achtergrond van de Force Majeur moet schriftelijk worden medegedeeld.
8. Termijnen en afloop van het contract
8.1 Duur van het contract
Dit contract treedt in werking op de dag van overeenkomst en zal voortlopen voor de duur, zoals omschreven in [SEPARAAT TE SPECIFICEREN, BIJVOORBEELD IN BIJLAGE] en na afloop automatisch worden verlengd met een periode van X, tenzij een van beide partijen tenminste X maanden voor de afloop van het contract dit contract schriftelijk heeft opgezegd.
8.2 Jaarlijkse aanpassing
De financiële aspecten van dit contract, vooral de prijs van de houtpellets, maar ook de te leveren hoeveelheid, moeten één keer per jaar worden herzien voorafgaand aan het begin van een nieuw leveringsseizoen. Gedurende deze onderhandeling worden de leveringen van het afgelopen jaar besproken en de nieuwe prijs en hoeveelheid overeengekomen.
Indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan elke partij op elk tijdstip van het jaar een vernieuwde onderhandeling aanvragen. Dit verzoek moet op schrift worden inge- diend en moet de redenen voor heronderhandeling bevatten. De heronderhandeling moet
binnen een maand na dagtekening van het verzoek tot heronderhandeling plaats vinden.
8.3 Beëindiging
Beide partijen hebben het recht dit contract onmiddellijk door schriftelijke mededeling te beëindigen indien:
(i) de andere partij in gebreke is gebleven van enige voorwaarde in dit contract terwijl het mogelijk is dat gebrek op te heffen en het gebrek niet opgeheven is binnen X dagen nadat schriftelijk van het gebrek melding is gemaakt.
(ii) de andere partij failliet gaat.
8.4 Schadevergoeding
Noch de koper, noch de verkoper kunnen schadevergoeding claimen op grond van de inhoud van dit contract.
9. Officiële mededelingen
Elke mededeling of verzoek, die volgens dit contract moet worden gedaan, dient op schrift te worden gesteld.
10. Arbitrage
Enige twist, onenigheid of claim voortvloeiend uit of in verband met dit contract, zowel het in gebreke blijven of voortijdige beëindiging hiervan, zal worden beslecht door X.