LIBERCAS
Xxx xxx Xxxxxxxx
XXXXXXXX
0 - 0000
XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX OVEREENKOMST
HERSTELPLICHT
Herstelplicht - Allerlei - Europese Unie - Europees ambtenaar - Verkeersongeval - Volledige blijvende invaliditeit - Aansprakelijkheid van een derde - Vergoeding door de Europese Unie - Door zijn statuut gegarandeerde prestaties - Betaling van een invaliditeitsuitkering - Artikel 78, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 259/68 van de raad van 29 februari 1968 - Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 - Vergoeding door de derde - Cumulatie - Grenzen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
27 november 2017
27 november 2017
C.2015.0345.F AC nr. ...
Herstelplicht - Allerlei - Europese Unie - Europees ambtenaar - Verkeersongeval - Volledige blijvende invaliditeit - Fout van een derde - Vergoeding door de Europese Unie - Door zijn statuut gegarandeerde prestaties - Betaling van een kapitaal - Artikel 73, §§ 1 en 2, b), verordening (EG) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 - Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 - Vergoeding door de derde - Cumulatie - Grenzen
Indien het ongeval aan een aansprakelijke derde te wijten is, kan de ambtenaar geen aanspraak maken op een dubbele vergoeding voor de geleden schade, namelijk de ene op grond van artikel 73 van het Statuut en de andere op grond van voornoemd artikel 29bis; die twee vergoedingsmechanismen kunnen enkel worden gecumuleerd voor zover de door het Statuut bepaalde schadeloosstelling niet volstaat om, met toepassing van voornoemd artikel 29bis, het volledige herstel van de geleden schade te garanderen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. ...
- Artt. 72, 73, §§ 1 en 2, b) en 85bis, § 1 EEG-Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968
27 november 2017
27 november 2017
C.2015.0345.F AC nr. ...
Herstelplicht - Allerlei - Europese Unie - Europees ambtenaar - Verkeersongeval - Volledige blijvende invaliditeit - Fout van een derde - Vergoeding door de Europese Unie - Door zijn statuut gegarandeerde prestaties - Betaling van een kapitaal - Artikel 73, §§ 1 en 2, b), verordening (EG) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 - Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 - Vergoeding door de derde - Cumulatie - Grenzen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
27 november 2017
27 november 2017
C.2015.0345.F AC nr. ...
Herstelplicht - Allerlei - Europese Unie - Europees ambtenaar - Verkeersongeval - Volledige blijvende invaliditeit - Aansprakelijkheid van een derde - Vergoeding door de Europese Unie - Door zijn statuut gegarandeerde prestaties - Betaling van een invaliditeitsuitkering - Artikel 78, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 259/68 van de raad van 29 februari 1968 - Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 - Vergoeding door de derde - Cumulatie - Grenzen
De invaliditeitsuitkering die de Europese Unie aan haar ambtenaar heeft betaald op grond van artikel 78 van Verordening (EG) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 als gevolg van een verkeersongeval en de vergoeding die de ambtenaar naar gemeen recht heeft ontvangen van de voor dat ongeval aansprakelijke derde of van zijn verzekeraar, met inbegrip van de in voornoemd artikel 29bis bepaalde vergoeding, hebben geen afzonderlijke voorwerpen hebben, staan niet los van elkaar en kunnen bijgevolg slechts in het voordeel van de getroffene worden gecumuleerd voor zover de door het Statuut bepaalde vergoeding niet volstaat om het volledige herstel van de geleden schade met toepassing van dat artikel 29bis te garanderen (1). (1) Zie concl. OM in Pas.
2017, nr. ...
- Artt. 78, eerste lid, en 85bis, § 1 EEG-Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968
27 november 2017
27 november 2017
C.2015.0345.F AC nr. ...
ADVOCAAT
- Tucht - Cassatieberoep
De termijn om in tuchtzaken cassatieberoep in te stellen bedraagt twee maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing; wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief of bij gewone brief, begint de termijn te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
- Artt. 53bis, 2°, en 1121/5, 1° Gerechtelijk Wetboek
28 april 2017
28 april 2017
D.2016.0016.N AC nr. ...
AFSTAND (RECHTSPLEGING)
ALLERLEI
Allerlei - Strafzaken - Hoger beroep - Principaal beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Afstand of beperking van het hoger beroep - Afstand van een of meerdere grieven
De afstand of de beperking van het hoger beroep in strafzaken die partijen kunnen doen tot op het ogenblik van de rechtszitting overeenkomstig artikel 206 Wetboek van Strafvordering of het afstand doen van een of meerdere grieven kan een gebrek aan nauwkeurigheid bij het bepalen van grieven in het verzoekschrift of het grievenformulier niet remediëren; evenmin volstaat het loutere feit dat een partij op de rechtszitting afstand doet van zijn hoger beroep, dit beperkt of afstand doet van een of meerdere grieven om vast te stellen dat de in het verzoekschrift of het grievenformulier bepaalde grieven niet voldoende nauwkeurig zijn bepaald.
18 april 2017
18 april 2017
ARBEID
ALLERLEI
P.2017.0105.N AC nr. ...
Allerlei - Arbeidsovereenkomst - Einde - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
De bepalingen van de Richtlijn 2000/78/EG voorzien in beperkingen op de erin genoemde rechten en vrijheden en in uitzonderingen op het beginsel van de gelijke behandeling, maar stellen de aansprakelijkheid van degene die discrimineert in geen enkel opzicht afhankelijk van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond; uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dan ook kennelijk dat het recht op vergoeding van de werknemer die wordt ontslagen wegens het niet–naleven van een bevel of verbod van de werkgever dat een door de bepalingen van de richtlijn niet–toegelaten discriminatie inhoudt, niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de schuld van de werkgever wordt aangetoond en dat er geen enkele door het toepasselijke nationale recht erkende rechtvaardigingsgrond bestaat (1). (1) Zie concl. OM. (2). HvJ, 8 november 1990, C–177/88, ECLI:EU:C:383, Xxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Allerlei - Arbeidsovereenkomst - Einde - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. 171
Allerlei - Arbeidsovereenkomst - Einde - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Allerlei - Arbeidsovereenkomst - Einde - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
De bepalingen van de Richtlijn 2000/78/EG voorzien in beperkingen op de erin genoemde rechten en vrijheden en in uitzonderingen op het beginsel van de gelijke behandeling, maar stellen de aansprakelijkheid van degene die discrimineert in geen enkel opzicht afhankelijk van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond; uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dan ook kennelijk dat het recht op vergoeding van de werknemer die wordt ontslagen wegens het niet–naleven van een bevel of verbod van de werkgever dat een door de bepalingen van de richtlijn niet–toegelaten discriminatie inhoudt, niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de schuld van de werkgever wordt aangetoond en dat er geen enkele door het toepasselijke nationale recht erkende rechtvaardigingsgrond bestaat (1). (1) Zie concl. OM. (2). HvJ, 8 november 1990, C–177/88, ECLI:EU:C:383, Xxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
ARBEIDSTIJDEN EN RUSTTIJDEN
S.2012.0062.N AC nr. 171
Arbeidstijden en rusttijden - Arbeidstijden - Personen die met een leidende functie of een vertrouwenspost zijn bekleed in de particuliere sector - Verbinden van de onderneming ten aanzien van derden
Het arrest dat oordeelt dat de aankoopverantwoordelijken van de diverse vestigingen van Tech Data in Europa zonder de goedkeuring van de eiser geen aankopen mochten doen, kon op die grond wettig oordelen dat de eiser te aanzien is als een persoon die onder zijn verantwoordelijkheid de onderneming tegenover derden kan verbinden zoals bedoeld in artikel 2, I. 3, van het KB van 10 februari 1965 tot aanwijzing van de personen die met een leidende functie of met een vertrouwenspost zijn bekleed in de particuliere sectors van 's lands bedrijfsleven, voor de toepassing van de wet betreffende de arbeidsduur; de omstandigheid dat de bestellingen niet door de eiser zelf werden geplaatst en de aankoopverantwoordelijken van de diverse vestigingen nog ervan konden afzien een goedgekeurde bestelling te plaatsen, doet daaraan niet af.
11 september 2017
11 september 2017
ARBEIDSONGEVAL
VERGOEDING
S.2015.0064.N AC nr. ...
Vergoeding - Algemeen - Prothese - Voorwaarden - Koning - Bevoegdheid
Voor de toepassing van artikel 28 Arbeidsongevallenwet en artikel 35, eerste lid en tweede lid, van het Koninklijk Besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 hebben prothesen en orthopedische toestellen de betekenis van kunst- en hulpmiddelen die een valide persoon niet behoeft en die als gevolg van het arbeidsongeval nodig zijn om aangetaste of verzwakte lichaamsdelen te steunen of te vervangen dan wel het gebruik of de functies ervan te bevorderen; aanpassingswerken aan de woning kunnen in bepaalde omstandigheden een hulpmiddel zijn dat nodig is om het gebruik of de functies van de aangetaste of verzwakte lichaamsdelen van het slachtoffer van een arbeidsongeval te bevorderen; uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever aan de Koning de macht heeft verleend het recht van het slachtoffer op noodzakelijke prothesen of orthopedische toestellen in te perken, doch hem wel heeft opgedragen de toekenningsvoorwaarden ervan te preciseren; artikel 35, eerste lid, 4°, van het Koninklijk Besluit van 21 december 1971 kan dan ook niet worden aangezien als een limitatieve lijst van de aanpassingswerken aan een woning die als een prothese of een orthopedisch toestel kunnen worden aangezien; het middel dat geheel van een andere rechtsopvatting uitgaat en op die grond aanvoert dat een automatische garagepoortopener niet als een prothese of orthopedisch toestel kan worden aangezien, faalt naar recht (1). (1) Zie concl. OM.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2015.0133.N AC nr. ...
Vergoeding - Algemeen - Prothese - Voorwaarden - Koning - Bevoegdheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
ARBEIDSOVEREENKOMST
EINDE
S.2015.0133.N AC nr. ...
Einde - Algemeen - Rechtsmisbruik - Fout - Onwettig bevel - Voorzichtig en bedachtzaam werkgever
Het ontslag van een bediende, zelfs als het ontslag gegrond zou zijn op redenen die verband houden met het gedrag van de bediende of met de noodwendigheden van het werk, is aangetast door rechtsmisbruik, indien het ontslagrecht wordt uitgeoefend op een wijze die de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtige en bedachtzame werkgever; wanneer de werkgever niet weet noch dient te weten dat het door hem gegeven bevel onwettig is, is het ontslag dat gegrond is op de overtreding van dit bevel door de werknemer, naar Belgisch recht, in beginsel niet als kennelijk onredelijk te beschouwen (1). (1) Zie concl. OM.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Einde - Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
De bepalingen van de Richtlijn 2000/78/EG voorzien in beperkingen op de erin genoemde rechten en vrijheden en in uitzonderingen op het beginsel van de gelijke behandeling, maar stellen de aansprakelijkheid van degene die discrimineert in geen enkel opzicht afhankelijk van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond; uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dan ook kennelijk dat het recht op vergoeding van de werknemer die wordt ontslagen wegens het niet–naleven van een bevel of verbod van de werkgever dat een door de bepalingen van de richtlijn niet–toegelaten discriminatie inhoudt, niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de schuld van de werkgever wordt aangetoond en dat er geen enkele door het toepasselijke nationale recht erkende rechtvaardigingsgrond bestaat (1). (1) Zie concl. OM. (2). HvJ, 8 november 1990, C–177/88, ECLI:EU:C:383, Xxxxxx.
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Einde - Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
De bepalingen van de Richtlijn 2000/78/EG voorzien in beperkingen op de erin genoemde rechten en vrijheden en in uitzonderingen op het beginsel van de gelijke behandeling, maar stellen de aansprakelijkheid van degene die discrimineert in geen enkel opzicht afhankelijk van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond; uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dan ook kennelijk dat het recht op vergoeding van de werknemer die wordt ontslagen wegens het niet–naleven van een bevel of verbod van de werkgever dat een door de bepalingen van de richtlijn niet–toegelaten discriminatie inhoudt, niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de schuld van de werkgever wordt aangetoond en dat er geen enkele door het toepasselijke nationale recht erkende rechtvaardigingsgrond bestaat (1). (1) Zie concl. OM. (2). HvJ, 8 november 1990, C–177/88, ECLI:EU:C:383, Xxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. 171
Einde - Algemeen - Rechtsmisbruik - Fout - Onwettig bevel - Voorzichtig en bedachtzaam werkgever
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. 171
Einde - Algemeen - Rechtsmisbruik - Fout - Onwettig bevel - Voorzichtig en bedachtzaam werkgever
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Einde - Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. 171
Einde - Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Einde - Algemeen - Rechtsmisbruik - Fout - Onwettig bevel - Voorzichtig en bedachtzaam werkgever
Het ontslag van een bediende, zelfs als het ontslag gegrond zou zijn op redenen die verband houden met het gedrag van de bediende of met de noodwendigheden van het werk, is aangetast door rechtsmisbruik, indien het ontslagrecht wordt uitgeoefend op een wijze die de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtige en bedachtzame werkgever; wanneer de werkgever niet weet noch dient te weten dat het door hem gegeven bevel onwettig is, is het ontslag dat gegrond is op de overtreding van dit bevel door de werknemer, naar Belgisch recht, in beginsel niet als kennelijk onredelijk te beschouwen (1). (1) Zie concl. OM.
S.2012.0062.N
AC nr. 171
9 oktober 2017
BESLAG
ALGEMEEN
Algemeen - Derdenbeslag - Derde-beslagene - Verklaring - Verzuim of onnauwkeurigheid - Sanctie - Veroordeling tot de oorzaken van het beslag - Beslagrechter - Bevoegdheid - Opleggen of matigen van de sanctie - Beoordeling - Aard - Hof van Cassatie - Toetsing - Aard
Indien de rechter op grond van de omstandigheden van de zaak op onaantastbare wijze oordeelt over het opleggen van de sanctie en het matigen ervan (1), beschikt het Hof niettemin over een marginaal toetsingsrecht (2) ter zake de evenredigheid tussen de zwaarte van de inbreuk en de opgelegde sanctie. (1) Zie Cass. 3 december 1990, AR 8820, AC 1990-91, nr. 174. (2) Zie over het begrip “marginale toetsing” de concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 23 oktober 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 560, r.o. 14, en de aldaar geciteerde rechtspraak van het Hof.
- Artt. 1452, eerste lid, 1456, 1539 en 1542 Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0458.N AC nr. ...
Algemeen - Derdenbeslag - Derde-beslagene - Verklaring - Verzuim of onnauwkeurigheid - Veroordeling tot de oorzaken van het beslag - Aard - Oogmerk
De gehele of gedeeltelijke veroordeling tot de oorzaken van het beslag is een privaatrechtelijke sanctie die kan worden opgelegd aan de derde-beslagene die door zijn doen of nalaten de werking van het beslag dwarsboomt (1). (1) Zie Cass. 4 oktober 2001, AR C.99.0098.N, AC 2001, nr. 524.
- Artt. 1452, eerste lid, 1456, 1539 en 1542 Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0458.N AC nr. ...
Algemeen - Derdenbeslag - Derde-beslagene - Verklaring - Verzuim of onnauwkeurigheid - Sanctie - Veroordeling tot de oorzaken van het beslag - Beslagrechter - Bevoegdheid
De rechter beschikt voor het opleggen van de sanctie van de gehele of gedeeltelijke veroordeling tot de oorzaken van het beslag over een beoordelings- en matigingsbevoegdheid en kan in uitzonderlijke gevallen beslissen, om hetzij deze sanctie niet op te leggen, hetzij deze te matigen (1). (1) Zie Cass. 26 april 2002, AR C.01.0253.F, AC 2002, nr. 255; Cass. 15 mei 2014, AR C.13.0420.N, AC
2014, nr. 347.
- Artt. 1452, eerste lid, 1456, 1539 en 1542 Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0458.N AC nr. ...
BEWAREND BESLAG
Bewarend beslag - Vernieuwing van het beslag - Voorwaarden - Urgentie - Schuldvordering
Krachtens artikel 1437, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, kan de schuldeiser die bewijst dat er gegronde redenen zijn om het beslag te handhaven, gemachtigd worden om het te vernieuwen; bij deze beoordeling dient de beslagrechter na te gaan of aan de voorwaarde van de urgentie nog steeds is voldaan en of, in geval van gewijzigde omstandigheden, de schuldvordering van de beslaglegger nog steeds beantwoordt aan de kwaliteiten bedoeld in artikel 1415, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek (1). (1) Zie Cass. 18 juni 1999, AR C.98.0002.N, AC 1999, nr. 376 en Cass. 30
oktober 1981, AC 1981-82, nr. 153.
18 december 2017
C.2017.0244.N AC nr. ...
Bewarend beslag - Strafzaken - Onroerend goed - Verbeurdverklaring - Voorwaarden
De verbeurdverklaring van een onroerend goed vereist als dusdanig niet dat dit goed voorafgaandelijk in beslag is genomen en bijgevolg evenmin dat aan de vereisten van artikel 35bis Wetboek van Strafvordering is voldaan.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0484.N AC nr. ...
BETEKENINGEN EN KENNISGEVINGEN
ALGEMEEN
Algemeen - Kennisgeving beslissing - Aangetekende brief
De termijn om in tuchtzaken cassatieberoep in te stellen bedraagt twee maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing; wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief of bij gewone brief, begint de termijn te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
- Artt. 53bis, 2°, en 1121/5, 1° Gerechtelijk Wetboek
28 april 2017
28 april 2017
D.2016.0016.N AC nr. ...
BEVOEGDHEID EN AANLEG
STRAFZAKEN
Strafzaken - Bevoegdheid - Prejudiciële vraag - Strafrechter - Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Tussengeschil - Geldigheid van een minnelijke schikking tussen de burgerlijke partij en de beklaagde
Geen enkele wettelijke bepaling schrijft voor dat de voorafgaande betwisting voor de strafrechter bij wie de burgerlijke rechtsvordering aanhangig is gemaakt en die betrekking heeft op de geldigheid van een als minnelijke schikking omschreven overeenkomst, die geacht wordt tussen de burgerlijke partij en de beklaagde te zijn gesloten, een prejudicieel geschil oplevert en aanleiding geeft tot verwijzing naar de burgerlijke rechter.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels) - Tussengeschil - Geldigheid van een minnelijke schikking tussen de burgerlijke partij en de beklaagde - Prejudiciële vraag
Geen enkele wettelijke bepaling schrijft voor dat de voorafgaande betwisting voor de strafrechter bij wie de burgerlijke rechtsvordering aanhangig is gemaakt en die betrekking heeft op de geldigheid van een als minnelijke schikking omschreven overeenkomst, die geacht wordt tussen de burgerlijke partij en de beklaagde te zijn gesloten, een prejudicieel geschil oplevert en aanleiding geeft tot verwijzing naar de burgerlijke rechter.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
Strafzaken - Bevoegdheid - Strafrechter - Tussengeschil - Artikel 15 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Bevoegdheidsregel
Artikel 15 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bevat een regel inzake bevoegdheid die aan de strafrechter bij wie de burgerlijke rechtsvordering aanhangig is gemaakt de bevoegdheid toekent om kennis te nemen van de geschillen die incidenteel voor hem worden opgeworpen.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels) - Tussengeschil - Prejudiciële vraag
Op de regel die stelt dat de strafgerechten uitspraak doen over de burgerlijke rechtsvorderingen die incidenteel voor hen worden opgeworpen, naar aanleiding van de misdrijven die bij hen aanhangig zijn gemaakt, wordt enkel uitzondering gemaakt in de gevallen waarin de wet de rechtbank die uitspraak doet over de strafvordering of over de daaruit voortvloeiende burgerlijke rechtsvordering, verplicht een prejudiciële vraag te stellen aan een ander rechtscollege.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels) - Tussengeschil - Artikel 15 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Bevoegdheidsregel
Artikel 15 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bevat een regel inzake bevoegdheid die aan de strafrechter bij wie de burgerlijke rechtsvordering aanhangig is gemaakt de bevoegdheid toekent om kennis te nemen van de geschillen die incidenteel voor hem worden opgeworpen.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
Strafzaken - Bevoegdheid - Strafrechter - Tussengeschil - Prejudiciële vraag
Op de regel die stelt dat de strafgerechten uitspraak doen over de burgerlijke rechtsvorderingen die incidenteel voor hen worden opgeworpen, naar aanleiding van de misdrijven die bij hen aanhangig zijn gemaakt, wordt enkel uitzondering gemaakt in de gevallen waarin de wet de rechtbank die uitspraak doet over de strafvordering of over de daaruit voortvloeiende burgerlijke rechtsvordering, verplicht een prejudiciële vraag te stellen aan een ander rechtscollege.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
BEWIJS
ALGEMEEN
Algemeen - Stedenbouw - Herstel van de plaats in de vorige staat - Stedenbouwkundige inspecteur - Herstelvordering - Ontvankelijkheid - Voorwaarde - Stendenbouwkundig misdrijf - Vaststelling
Voor de ontvankelijkheid van de herstelvordering van de stedenbouwkundige inspecteur is niet vereist dat het stedenbouwkundig misdrijf door een proces-verbaal in de zin van artikel 6.1.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening werd vastgesteld (1) (2). (1) Zie concl. OM. (2) Artt. 6.1.5, 6.1.6, 6.1.7 en 6.1.41, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan door het decreet van 11 mei 2012.
- Artt. 6.1.5, 6.1.6, 6.1.7 en 6.1.41 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
12 mei 2017
12 mei 2017
C.2016.0471.N AC nr. ...
Algemeen - Stedenbouw - Herstel van de plaats in de vorige staat - Stedenbouwkundige inspecteur - Herstelvordering - Ontvankelijkheid - Voorwaarde - Stendenbouwkundig misdrijf - Vaststelling
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
12 mei 2017
12 mei 2017
BURGERLIJKE ZAKEN
C.2016.0471.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Geschriften - Algemeen - Betwiste overeenkomst - Begin van bewijs door geschrift
Wanneer wordt betwist dat tussen de partijen een bepaalde overeenkomst is gesloten, is het beweerde feit dat door het begin van bewijs door geschrift waarschijnlijk moet worden gemaakt, het bestaan van die overeenkomst tussen de partijen, waarbij niet vereist is dat ook de beweerde omvang of inhoud van de overeenkomst door het geschrift waarschijnlijk wordt gemaakt.
- Art. 1347, tweede lid Burgerlijk Wetboek
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2012.0623.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Verrijking zonder oorzaak - Vordering tot terugbetaling - Geen oorzaak - Bewijslast
Wie zijn vordering tot terugbetaling grondt op het bestaan van een verrijking zonder oorzaak, moet de voorwaarde van het ontbreken van een oorzaak van de verarming en van de verrijking aantonen.
- Art. 870 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 1315, eerste lid Burgerlijk Wetboek
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2016.0183.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Getuigen - Betwiste overeenkomst - Begin van bewijs door geschrift - Toegelaten getuigenbewijs
Eens het bestaan van de overeenkomst door getuigen of vermoedens mag worden bewezen ingevolge het voorhanden zijn van een begin van geschreven bewijs, behoort de precieze omvang of inhoud van de overeenkomst evenzeer tot wat door getuigen of vermoedens mag worden bewezen.
- Art. 1347, tweede lid Burgerlijk Wetboek
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2012.0623.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vermoedens - Betwiste overeenkomst - Begin van bewijs door geschrift - Toegelaten bewijs door vermoedens
Eens het bestaan van de overeenkomst door getuigen of vermoedens mag worden bewezen ingevolge het voorhanden zijn van een begin van geschreven bewijs, behoort de precieze omvang of inhoud van de overeenkomst evenzeer tot wat door getuigen of vermoedens mag worden bewezen.
- Art. 1347, tweede lid Burgerlijk Wetboek
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2012.0623.N AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Getuigen - Recht om een getuige te doen verhoren - Verzoek tot verhoor van een getuige - Afwijzing - Motivering
Artikel 6.3.d XXXX bepaalt dat eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd het recht heeft de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en de oproeping van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge; dat recht is niet onbeperkt, de rechter kan een dergelijk verzoek inwilligen dan wel afwijzen, naargelang het al dan niet dienstig blijkt voor de waarheidsvinding en voor zover het recht op een
eerlijk proces wordt geëerbiedigd; wanneer bij conclusie om het verhoor van een getuige wordt verzocht, moet de rechter, wanneer hij dat verzoek afwijst, daarop antwoorden en aangeven waarom hij de gevraagde onderzoeksmaatregel niet nuttig acht om tot zijn overtuiging te komen (1). (1) Cass. 16 november 2016, AR P.16.0872.F, AC 2016, nr. 648, met concl. van advocaat- generaal X. XXXXXXXXXXXXX; zie Cass. 31 mei 2016, P.14.1488.N, AC 2016, nr. 358; EHRM, (Gc), Al-
Khawaja en Thahery t. Verenigd Koninkrijk, 15 december 2011, nrs. 26.766/05 en 22.228/06; EHRM, (GC), Xxxxxxxxxxxxxxxx t. Duitsland, 15 december 2015, nr. 9154/10; XXXX, Xxxxx x. België, 14 juni 2016, nr. 65.400/10, §§ 27 tot 33.
- Art. 6.3.d Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0428.F AC nr. ...
Strafzaken - Getuigen - Verzoek tot het horen van een getuige à charge - Geen verhoor tijdens het proces - Inaanmerkingneming van de verklaringen - Beoordelingscriteria
De artikelen 6.1 en 6.3.d EVRM vereisen dat, om verklaringen à charge die tijdens het onderzoek in afwezigheid van de inverdenkinggestelde of zijn raadsman zijn afgenomen, als bewijs in aanmerking te kunnen nemen, en dat terwijl de beklaagde, die de vonnisrechter nochtans daarom heeft verzocht, evenmin de mogelijkheid heeft gekregen om de persoon die deze verklaringen heeft afgelegd als getuige tijdens het proces te ondervragen, moet worden nagegaan of er (a) een ernstige reden bestaat waarom de getuige niet verschijnt en of, bijgevolg, diens verklaring als bewijs kan worden aangenomen; (b) of de verklaring van de afwezige getuige de enige dan wel doorslaggevende grond is voor de veroordeling; en (c) of er compenserende elementen voorhanden zijn, meer bepaald voldoende sterke procedurele waarborgen als tegengewicht voor de moeilijkheden die de verdediging door de aanname van een dergelijk bewijs hebben ondervonden en die volstaan om de billijkheid van de rechtspleging in haar geheel te waarborgen (1). (1) Zie Cass. 16 november 2016, AR P.16.0872.F, AC 2016, nr. 648, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXX; XXXX, Xxxxx x. België, 14 juni 2016, nr. 65.400/10, §§ 27 tot 33.
- Artt. 6.1 en 6.3.d Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0428.F AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Betrouwbaarheid van een bewijsmiddel - Aangevoerde onregelmatigheid - Middel dat verband houdt met de bewijswaardering - Uitspraak door het onderzoeksgerecht - Draagwijdte
De beslissing over de betrouwbaarheid van een bewijsmiddel houdt verband met de bewijswaardering, en die beslissing komt enkel toe aan de vonnisrechter; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling dat er geen reden is om een stuk als bewijsmiddel te weren omdat de aangevoerde onregelmatigheid de betrouwbaarheid ervan niet aantast, is dan ook niet bindend voor de vonnisrechter en belet niet dat de partijen voor die rechter verweer voeren over de betrouwbaarheid van dat stuk (1). (1) Cass. 19 mei 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 322; Cass. 3 april 2012, AR P.11.2095.N, AC 2012, nr. 214 met concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Strafonderzoek - Door strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek opgeleverde
gegevens aangewend als inlichting - Voeging bij strafdossier - Vereiste
Geen enkele bepaling vereist dat de door een strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek opgeleverde gegevens die geen bewijsmateriaal uitmaken, maar enkel worden aangewend als inlichting, bij het strafdossier worden gevoegd.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Strafonderzoek - Inlichtingen - Artikel 32 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Artikel 13 Wet Wederzijdse Internationale Rechtshulp Strafzaken - Toepasselijkheid
Uit de tekst van artikel 32 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering en van artikel 13 Wet Wederzijdse Internationale Rechtshulp Strafzaken volgt dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op gegevens die niet als bewijs in aanmerking worden genomen, maar enkel als inlichting.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Strafonderzoek - Gegevens uit buitenlands strafonderzoek aangewend als inlichting - Gebruik ter opstarting strafonderzoek - Regelmatigheidscontrole door beklaagde
De enkele omstandigheid dat een buitenlandse politiedienst aan de Belgische gerechtelijke
autoriteiten gegevens uit een buitenlands strafonderzoek ter kennis brengt die in België geen bewijs uitmaken, maar enkel worden aangewend als inlichting om een strafonderzoek op te starten en binnen dat kader autonome bewijzen te verzamelen, verleent aan de beklaagde niet het recht het buitenlandse strafonderzoek aan een regelmatigheidscontrole te onderwerpen; een onderzoek naar de regelmatigheid van de buitenlandse informatiegaring is immers enkel vereist wanneer de beklaagde aannemelijk maakt dat de ter kennis gebrachte gegevens op een onregelmatige wijze zijn verkregen en daardoor het gebruik ervan een aantasting uitmaakt van zijn recht op een eerlijk proces, te beoordelen over het geheel van het proces (1). (1) Zie Cass. 1 december 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 716 ; Cass. 8 november 2016, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 631.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
BURGERLIJKE RECHTEN - POLITIEKE RECHTEN
- Burgerlijke rechten - Vreemdeling - Bevel om het grondgebied te verlaten - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Hangend beroep tot schorsing en vernietiging - Geen beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Aantasting van het recht op een eerlijk proces - Aantasting van het recht op eerbiediging van het gezinsleven - Bevoegdheid
Het hof van beroep verantwoordt niet naar recht zijn beslissing om de beroepen beschikking van de eerste rechter te bevestigen, die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg onbevoegd had verklaard om van de vordering kennis te nemen, op grond dat die beschikking “bij uitsluiting tot de bevoegdheid behoort van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, waarvoor “de vreemdeling, naar aanleiding van het beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid dat hij voor [die] raad kan instellen […], het risico op aantasting van zijn fundamentele rechten kan aanvoeren voor het geval dat die tenuitvoerlegging zou plaatsvinden” (1). (1) Zie Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0307.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechten - Vreemdeling - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
De artikelen 39/1, §1, tweede lid, 39/2, §2, 39/82, §1, eerste lid, en §2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid, Vreemdelingenwet, krachtens welke de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bevoegd is om, in het kader van een administratief kort geding en onder de in artikel 39/82, §2, eerste lid, bepaalde voorwaarden, de schorsing te bevelen van de tenuitvoerlegging van de individuele beslissingen die hij kan vernietigen en, bij voorraad, alle nodige maatregelen te bevelen om de belangen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak veilig te stellen, wijken niet af van de rechtsmacht van de hoven en rechtbanken betreffende de geschillen over burgerlijke rechten (1). (1) Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0307.F AC nr. ...
BURGERLIJKE RECHTSVORDERING
- Strafzaken - Hoger beroep - Enkel hoger beroep van beklaagde - Afwezigheid van ontvankelijk hoofd- of incidenteel beroep van burgerlijke partij
Een burgerlijke partij kan slechts incidenteel beroep instellen op voorwaarde dat de beklaagde tegen wie zij incidenteel beroep instelt, een ontvankelijk hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op de tegen hem gerichte burgerlijke rechtsvordering; op het enkel hoger beroep van een beklaagde en bij afwezigheid van een ontvankelijk hoofd- of incidenteel beroep van een burgerlijke partij kan de appelrechter de niet-inwilliging door een beroepen vonnis van een burgerlijke rechtsvordering van die burgerlijke partij tegen die beklaagde niet hervormen in een inwilliging ervan.
18 april 2017
18 april 2017
CASSATIE
P.2015.0368.N AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Burgerlijke partij - Cassatie - Beslissing over de burgerlijke rechtsvordering van dezelfde burgerlijke partij tegen een andere beklaagde - Zelfde onwettigheid - Nietigverklaring - Beslissing over de burgerlijke rechtsvordering tegen een beklaagde
De vernietiging van een beslissing over de burgerlijke rechtsvordering tegen een beklaagde leidt tot de vernietiging van de niet-definitieve beslissing over de burgerlijke rechtsvordering van dezelfde burgerlijke partij tegen een andere beklaagde, die door dezelfde onwettigheid is aangetast (1). (1) Cass. 14 november 2012, AR P.12.1611.F, AC 2012, nr. 612.
13 september 2017
13 september 2017
BEVOEGDHEID VAN HET HOF
P.2017.0307.F AC nr. ...
Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Strafzaken - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Onaantastbare beoordeling door de appelrechter - Toezicht door het Hof
Het staat aan de appelrechter in strafzaken om onaantastbaar in feite de draagwijdte te bepalen van de door een appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier opgegeven grief of grieven; het Hof gaat wel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr.
264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC
2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0147.N AC nr. ...
Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Strafzaken - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Beoordeling door appelrechter - Toezicht door het Hof
De appelrechter oordeelt onaantastbaar in feite of de grieven die in het verzoekschrift of het grievenformulier zijn opgegeven, voldoende nauwkeurig zijn maar het Hof gaat evenwel na of de appelrechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord; uit de enkele omstandigheid dat een appellant aanduidt dat zijn grieven betrekking hebben op alle beslissingen van het beroepen vonnis, kan niet worden afgeleid dat die grieven niet nauwkeurig zijn (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april
2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met
xxxxx. xxx xxxxxxxx-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0031.N AC nr. ...
Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Beslag - Algemeen - Derdenbeslag - Derde-beslagene - Verklaring - Verzuim of onnauwkeurigheid - Sanctie - Veroordeling tot de oorzaken van het beslag - Beslagrechter - Bevoegdheid - Opleggen of matigen van de sanctie - Beoordeling - Aard - Hof van Cassatie - Toetsing - Aard
Indien de rechter op grond van de omstandigheden van de zaak op onaantastbare wijze oordeelt over het opleggen van de sanctie en het matigen ervan (1), beschikt het Hof niettemin over een marginaal toetsingsrecht (2) ter zake de evenredigheid tussen de zwaarte van de inbreuk en de opgelegde sanctie. (1) Zie Cass. 3 december 1990, AR 8820, AC 1990-91, nr. 174. (2) Zie over het begrip “marginale toetsing” de concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 23 oktober 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 560, r.o. 14, en de aldaar geciteerde rechtspraak van het Hof.
- Artt. 1452, eerste lid, 1456, 1539 en 1542 Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0458.N AC nr. ...
Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Strafzaken - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Onaantastbare beoordeling door de appelrechter - Toezicht door het Hof
Het staat aan de appelrechter om onaantastbaar in feite te oordelen of de appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier zijn grieven tegen het beroepen vonnis voldoende nauwkeurig heeft opgegeven, zoals vereist door artikel 204 Wetboek van Strafvordering; het Hof gaat wel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18
april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305 ,
met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
P.2017.0105.N AC nr. ...
Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Strafzaken - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Onaantastbare beoordeling door de appelrechter - Toezicht door het Hof
Het staat aan de appelrechter om onaantastbaar in feite te oordelen of de appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier zijn grieven tegen het beroepen vonnis voldoende nauwkeurig heeft opgegeven, zoals vereist door artikel 204 Wetboek van Strafvordering en bij die beoordeling kan de appelrechter onder meer in aanmerking nemen dat een appellant die gebruik maakt van het grievenformulier ook grieven heeft aangevinkt die geen enkele relevantie hebben voor de beroepen beslissing; het Hof gaat na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-
generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR
P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei
2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
VERNIETIGING. OMVANG
P.2017.0087.N AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Gedeeltelijke vernietiging
Krachtens artikel 1110, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, plaatst de vernietiging met verwijzing, de partijen, binnen de grenzen van de vernietiging, in de toestand waarin zij zich bevonden voor de rechter wiens beslissing is vernietigd; de partijen kunnen derhalve, binnen deze grenzen, alle middelen opwerpen waarover zij voor de vernietiging beschikten (1). (1) Zie Cass. 7 november 2016, AR C.16.0067.N, AC 2016, nr. 624.
23 oktober 2017
23 oktober 2017
C.2017.0260.N AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Vreemdeling - Bevel om het grondgebied te verlaten - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Hangend beroep tot schorsing en vernietiging - Geen beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Aantasting van het recht op een eerlijk proces - Bevoegdheid
Hoewel de vernietiging in de regel beperkt is tot de draagwijdte van het middel dat de grondslag ervan vormt, is de rechter op verwijzing bevoegd om uitspraak te doen over een voor hem gebrachte betwisting, die werd beslecht door een ander dictum van de vernietigde beslissing dan dat waartegen het cassatieberoep opkwam maar waartoe de vernietiging zich uitstrekt, hetzij omdat het voormelde dictum voortvloeit uit het bestreden dictum of daarmee een noodzakelijke band vertoont, hetzij omdat het, uit het oogpunt van de omvang van de vernietiging, niet van dat dictum losstaat (1). (1) Betreffende de uitbreiding van de vernietiging tot het dictum dat niet onderscheiden is van het bestreden dictum van de vernietigde beslissing: Cass.13 januari 2005, XX X.00.0000.X, AC 2005, nr. 22; dat arrest definieert ook het begrip “dictum dat niet onderscheiden is van het bestreden dictum van de vernietigde beslissing”. Het Franse begrip “dispositif non distinct du dispositif attaqué de la décision annulée” werd op die manier in het Nederlands vertaald; zie ook Cass. 13 februari 2006, AR C.04.0454.F, AC 2006, nr. 92, met concl. eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx in Pas. 2006; Cass. 21 november 2008, AR C.07.0448.N, AC 2008, nr. 654; zie concl. advocaat-generaal A. Xxx Xxxxxxxx vóór Cass. 6 maart 2014, XX X.00.0000.X, XX 0000. Het Franse begrip “dispositif non distinct du dispositif attaqué de la décision annulée” werd fout uitgedrukt door de bewoordingen “onafscheidbare beslissingen” in een arrest van het Hof van 10 december 2007 (Cass. 10 december 2007, XX X.00.0000.X, AC 2007, nr. 622), welke bewoordingen vervolgens voor het eerst in het Frans werden vertaald als “décisions indissociables”; zie ook Cass. 28 januari 2011, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2011, nr. 87, met concl. advocaat-generaal X. Xxxxxxxx, en Cass. 8 mei 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 329.Wat betreft de uitbreiding van de vernietiging tot het andere dictum van de vernietigde beslissing dan dat waartegen het cassatieberoep opkwam maar waartoe de vernietiging zich uitstrekt doordat het voortvloeit uit het bestreden dictum: Cass. 13 september 2012, AR C.11.0730.F, AC 2012, nr. 465. Wat betreft de uitbreiding van de
vernietiging tot het andere dictum van de vernietigde beslissing dan dat waartegen het cassatieberoep opkwam maar waartoe de vernietiging zich uitstrekt doordat het daarmee een noodzakelijke band vertoont: Cass. 29 april 2010, AR C.09.0176.N - C.09.0479.N, AC 2010, nr. 297, met concl. advocaat-generaal A. Xxx Xxxxxxxx.
- Art. 1110, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0381.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Gedeeltelijke vernietiging - Partijen - Middelen
Krachtens artikel 1110, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, plaatst de vernietiging met verwijzing, de partijen, binnen de grenzen van de vernietiging, in de toestand waarin zij zich bevonden voor de rechter wiens beslissing is vernietigd; de partijen kunnen derhalve, binnen deze grenzen, alle middelen opwerpen waarover zij voor de vernietiging beschikten (1). (1) Zie Cass. 7 november 2016, AR C.16.0067.N, AC 2016, nr. 624.
23 oktober 2017
23 oktober 2017
CASSATIEBEROEP
STRAFZAKEN
C.2017.0260.N AC nr. ...
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Burgerlijke rechtsvordering - Geschil inzake bevoegdheid - Artikel 15 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Bevoegdheidsregel - Beslissing die het tusengeschil naar de burgerlijke rechter verwijst - Onmiddellijk cassatieberoep - Ontvankelijkheid
Artikel 15 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bevat een regel inzake bevoegdheid die aan de strafrechter bij wie de burgerlijke rechtsvordering aanhangig is gemaakt de bevoegdheid toekent om kennis te nemen van de geschillen die incidenteel voor hem worden opgeworpen.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
P.2017.0307.F
AC nr. ...
13 september 2017
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Algemeen - Beslissing bij verstek - Ongedaan verklaard verzet - Toepassing
Wanneer de beslissing bij verstek is gewezen en vatbaar is voor verzet, neemt, krachtens artikel 424 Wetboek van Strafvordering, de termijn om cassatieberoep in te stellen een aanvang bij het verstrijken van de termijn van verzet of, wanneer de beslissing bij verstek is gewezen ten aanzien van de beklaagde of de beschuldigde, na het verstrijken van de gewone termijn van verzet, waarbij het cassatieberoep moet ingesteld worden binnen vijftien dagen na het verstrijken van die termijnen en de omstandigheid dat het verzet tegen het bij verstek gewezen arrest ongedaan wordt verklaard, hieraan geen af breuk doet.
- Art. 424 Wetboek van Strafvordering
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.1164.N AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Vreemdeling - Vrijheidsberoving - Administratieve maatregel - Beroep bij de rechterlijke macht - Toepasselijke wetsbepalingen - Termijn voor uitspraak door het Hof
Artikel 31 Voorlopige hechteniswet is niet van toepassing op het cassatieberoep tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling die uitspraak doet over de beslissing tot handhaving van de hechtenis van een vreemdeling, waarvan het cassatieberoep en de behandeling ervan onderworpen blijven aan de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering; het Hof moet bijgevolg geen uitspraak doen binnen de termijn van vijftien dagen die in dat artikel is bepaald (1).
(1) Zie Cass. 14 maart 2001, AR P.01.0179.F, AC 2001, nr. 133, met concl. xxx X. XXXXXXXXX, toen advocaat-generaal; Cass. 21 maart 2001, AR P.01.0163.F, AC 2001, nr. 152; Cass. 28 april 2009, AR P.09.0545.N, AC 2009, nr. 283; Cass. 23 juni 2009, AR P.09.0844.N, AC 2009, nr. 434 ; Cass. 27 juli 2010, AR P.10.1165.N, AC 2010, nr. 484.
- Art. 31 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0933.F AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Vreemdeling - Vrijheidsberoving - Administratieve maatregel - Beroep bij de rechterlijke macht - Cassatieberoep - Termijn voor uitspraak door het Hof - Verenigbaarheid met artikel 5.4 EVRM
De omstandigheid dat het Hof uitspraak binnen een termijn van meer dan vijftien dagen te rekenen van het instellen van het cassatieberoep, kan als dusdanig niet als onverenigbaar worden beschouwd met artikel 5.4 EVRM of met de artikelen 13 en 15 van de richtlijn 2008/115/EG; geen enkele Unierechtelijke bepaling of algemeen Unierechtelijk beginsel geeft de termijn aan waarbinnen het arrest van het Hof van Cassatie dient te worden gewezen en uit geen enkele bepaling vloeit voort dat het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel het recht moet omvatten om het arrest van het hof van beroep, kamer van inbeschuldigingstelling, dat over het beroep uitspraak heeft gedaan, aan het toezicht van het Hof van Cassatie voor te leggen (1). (1) Zie Cass. 22 maart 2017, AR P.17.0248.F, AC 2017, nr. 208.
- Art. 13 en 15 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008
- Art. 5.4 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0933.F AC nr. ...
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Algemeen - Wet tot wijziging van de mogelijkheid rechtsmiddelen in te stellen - Toepasselijkheid - Draagwijdte
Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek, dat krachtens artikel 2 van dat wetboek van toepassing is op strafzaken, houdt een algemene regel in waaruit volgt dat de nieuwe wetten op de rechtspleging onmiddellijk van toepassing zijn op de hangende rechtsgedingen, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald en zonder dat die rechtsgedingen ingevolge de enkele toepassing van de nieuwe wet kunnen worden onttrokken aan de instantie van het gerecht waarvoor ze op geldige wijze aanhangig zijn en aldus is een wet die de rechtspleging voor het Hof van Cassatie wijzigt, in de regel van toepassing op alle procedures voor het Hof waarin het cassatieberoep dateert vanaf de datum van inwerkingtreding van die wet (1); in geval van wijziging van de wetgeving betreffende de mogelijkheid rechtsmiddelen in te stellen, is het echter de wet die van kracht is op de datum van de uitspraak van de bestreden beslissing, die in de regel de rechtsmiddelen regelt die daartegen openstaan (2). (1) Cass. 3 juni 2015, AR P. 15.0262.F, AC 2015, nr. 369. De problematiek die aan de orde was in dit arrest betrof niet de afschaffing van een mogelijkheid tot cassatieberoep, maar de verplichting tot betekening van het cassa- tieberoep. (2) Cass. 6 oktober 1999, AR P.99.1247.F, AC 1999, 1227; X. XXXXXXXXXXXXX en X. XXXXX DE BRAUWERE, “La jurisprudence de la Cour de Cassation à la suite des réformes de la procédure en cassation en matière pénale”, Hof van Cassatie van België. Jaarverslag 2016, pp. 1-3; X. XXXXXXXXXXX en X. XXXXXXX, “De cassatieprocedure in strafzaken na de wet van 14 februari 2014: brengt vernieuwing ook verbetering?”, NC 2015, p. 384;
X. ( H. XXX XXXXX), “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie ( Potpourri II), gewikt en gewogen”,T. Strafr., 2016,
p. 46, nr. 98; P. XXXXXXXXXXXXX, “ Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek”, Gerechtelijk recht. Artikelsgewijze commentaar, pp. 25 en 27.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Burgerlijke rechtsvordering - Geschil inzake bevoegdheid - Zittingen van de rechtbanken - Uitsel van het onderzoek van de zaak - Openbaarheid van het debat
Zijn beslissingen inzake bevoegdheid en bijgevolg vatbaar voor onmiddellijk cassatieberoep, die welke uitspraak doen over een door de partijen opgeworpen geschil inzake de bevoegdheid van het rechtscollege dat kennisneemt van de zaak en die waarbij de rechter zich ambtshalve onbevoegd verklaart (1). (1) Cass. 19 januari 2005, AR P.04.1515.F, AC 2005, nr. 39.
- Art. 420, tweede lid, 1° Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Wet tot wijziging van de rechtspleging voor het Hof - Toepasselijkheid - Draagwijdte
Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek, dat krachtens artikel 2 van dat wetboek van toepassing is op strafzaken, houdt een algemene regel in waaruit volgt dat de nieuwe wetten op de rechtspleging onmiddellijk van toepassing zijn op de hangende rechtsgedingen, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald en zonder dat die rechtsgedingen ingevolge de enkele toepassing van de nieuwe wet kunnen worden onttrokken aan de instantie van het gerecht waarvoor ze op geldige wijze aanhangig zijn en aldus is een wet die de rechtspleging voor het Hof van Cassatie wijzigt, in de regel van toepassing op alle procedures voor het Hof waarin het cassatieberoep dateert vanaf de datum van inwerkingtreding van die wet (1); in geval van wijziging van de wetgeving betreffende de mogelijkheid rechtsmiddelen in te stellen, is het echter de wet die van kracht is op de datum van de uitspraak van de bestreden beslissing, die in de regel de rechtsmiddelen regelt die daartegen openstaan (2). (1) Cass. 3 juni 2015, AR P. 15.0262.F, AC 2015, nr. 369. De problematiek die aan de orde was in dit arrest betrof niet de afschaffing van een mogelijkheid tot cassatieberoep, maar de verplichting tot betekening van het cassa- tieberoep. (2) Cass. 6 oktober 1999, AR P.99.1247.F, AC 1999, 1227; X. XXXXXXXXXXXXX en X. XXXXX DE BRAUWERE, “La jurisprudence de la Cour de Cassation à la suite des réformes de la procédure en cassation en matière pénale”, Hof van Cassatie van België. Jaarverslag 2016, pp. 1-3; X. XXXXXXXXXXX en X. XXXXXXX, “De cassatieprocedure in strafzaken na de wet van 14 februari 2014: brengt vernieuwing ook verbetering?”, NC 2015, p. 384;
X. ( H. XXX XXXXX), “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie ( Potpourri II), gewikt en gewogen”,T. Strafr., 2016,
p. 46, nr. 98; P. XXXXXXXXXXXXX, “ Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek”, Gerechtelijk recht. Artikelsgewijze commentaar, pp. 25 en 27.
4 april 2017
4 april 2017
TUCHTZAKEN
P.2016.0351.N AC nr. ...
Tuchtzaken - Algemeen - Tergend en roekeloos cassatieberoep - Schadevergoeding - Redenen
Mede gelet op de proceshouding van de eiser in het algemeen kan de vordering tot schadevergoeding wegens tergend en roekeloos cassatieberoep gegrond voorkomen (1). (1) Zie Cass. 17 mei 2001, AR C.99.0271.F, AC 2001, nr. 289; zie ook Cass. 17 november 2006, XX
X.00.0000.X, XX 0000, nr. 575.
- Art. 563, derde lid Gerechtelijk Wetboek
28 april 2017
28 april 2017
D.2016.0016.N AC nr. ...
Tuchtzaken - Algemeen - Advocaat
De termijn om in tuchtzaken cassatieberoep in te stellen bedraagt twee maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing; wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief of bij gewone brief, begint de termijn te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
- Artt. 53bis, 2°, en 1121/5, 1° Gerechtelijk Wetboek
28 april 2017
28 april 2017
D.2016.0016.N AC nr. ...
CASSATIEMIDDELEN
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Onaantastbare beoordeling door feitenrechter - Beslag - Algemeen - Derdenbeslag - Derde-beslagene - Verklaring - Verzuim of onnauwkeurigheid - Sanctie - Veroordeling tot de oorzaken van het beslag - Beslagrechter - Bevoegdheid - Opleggen of matigen van de sanctie - Beoordeling - Aard - Hof van Cassatie - Toetsing - Aard
Indien de rechter op grond van de omstandigheden van de zaak op onaantastbare wijze oordeelt over het opleggen van de sanctie en het matigen ervan (1), beschikt het Hof niettemin over een marginaal toetsingsrecht (2) ter zake de evenredigheid tussen de zwaarte van de inbreuk en de opgelegde sanctie. (1) Zie Cass. 3 december 1990, AR 8820, AC 1990-91, nr. 174. (2) Zie over het begrip “marginale toetsing” de concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 23 oktober 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 560, r.o. 14, en de aldaar geciteerde rechtspraak van het Hof.
- Artt. 1452, eerste lid, 1456, 1539 en 1542 Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0458.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Belang - Beoordeling - Criterium
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0418.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Belang - Beoordeling - Criterium
Het belang van een middel wordt objectief beoordeeld in het licht van een mogelijke vernietiging van de bestreden beslissing en niet op grond van de voortzetting van het geding voor de verwijzingsrechter (1). (1) Zie concl. OM.
21 april 2017
21 april 2017
STRAFZAKEN
C.2016.0418.N AC nr. ...
Strafzaken - Onaantastbare beoordeling door feitenrechter - Verzet - Overmacht of wettige reden van verschoning - Toepassing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
25 april 2017
25 april 2017
P.2017.0066.N AC nr. ...
Strafzaken - Onaantastbare beoordeling door feitenrechter - Verzet - Overmacht of wettige reden van verschoning - Toepassing
De rechter oordeelt in feite, mitsdien onaantastbaar, over de door de verstek latende beklaagde aangevoerde overmacht of wettige reden van verschoning, waarbij het Hof enkel nagaat of uit de aangevoerde omstandigheid overmacht of een wettige reden kan afgeleid worden (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 187, § 6, 1° Wetboek van Strafvordering
25 april 2017
25 april 2017
P.2017.0066.N AC nr. ...
Strafzaken - Ambtshalve voorgedragen middel - Herstel in eer en rechten - Verzoek tot herstel in eer en rechten - Afwijzing
Artikel 149 Xxxxxxxx verplicht de kamer van inbeschuldigingstelling die op grond van artikel 624 Wetboek van Strafvordering een verzoek tot herstel in eer en rechten afwijst omdat de eiser geen blijk heeft gegeven van verbetering en van goed gedrag, de concrete elementen te vermelden
waarop dit oordeel is gesteund (1). (1) Het cassatieberoep dateert van vóór de wetswijziging van art. 624 Wetboek van Strafvordering door artikel 26 van de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie, B.S. 30 december 2016.
18 april 2017
18 april 2017
P.2015.0632.N AC nr. ...
Strafzaken - Ambtshalve voorgedragen middel - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Onaantastbare beoordeling door de appelrechter - Toezicht door het Hof
Het staat aan de appelrechter in strafzaken om onaantastbaar in feite de draagwijdte te bepalen van de door een appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier opgegeven grief of grieven; het Hof gaat wel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr.
264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC
2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0147.N AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Middel gericht tegen de weigering van de feitenrechter een prejudiciële vraag te stellen - Verplichting van het Hof
Wanneer de appelrechters hebben geweigerd aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen is het Hof in beginsel enkel ertoe gehouden zelf die vraag aan het Grondwettelijk Hof te stellen, wanneer de eiser niet alleen de afwijzing van zijn verzoek aanvecht, maar tevens de beslissing bekritiseert over het geschil zelf dat voor hem de grond oplevert tot het opwerpen van de prejudiciële vraag.
- Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 januari 1989
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.0972.N AC nr. ...
DIERENARTS
- Orde der Dierenartsen - Wraking - Hoge Raad - Rechtsprekende functie
Uit de bepalingen van de wet van 19 december 1950 tot instelling van de Orde der Dierenartsen volgt dat de rechtsprekende functies binnen de Orde der Dierenartsen zijn voorbehouden aan de gewestelijke raden en de gemengde raden van beroep en dat aan de hoge raad geen rechtsprekende functies worden verleend.
28 april 2017
28 april 2017
DOUANE EN ACCIJNZEN
C.2017.0235.N AC nr. ...
- Douane - Nomenclatuur - Indeling van de goederen - Interpretatieregels - Voorrang van de post met de meest specifieke omschrijving
De interpretatieregel opgenomen in de eerste zin van regel 3, a), op grond waarvan de post met de meest specifieke omschrijving voorrang heeft boven posten met een meer algemene strekking, is van toepassing op alle goederen die vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, en dus niet uitsluitend op mengsels, samengestelde werken of goederen opgemaakt in stellen of assortimenten; dat de tweede zin van regel 3, a) bijkomend bepaalt dat die verschillende posten als even specifiek worden aangemerkt wanneer het gaat om een mengsel, samengesteld werk, stel of assortiment waarvan telkens een gedeelte van de samenstellende stoffen, bestanddelen of artikelen in twee of meer afzonderlijke posten kan worden ingedeeld, doet daaraan geen afbreuk (1). (1) Zie concl. OM.
- Bijlage I, regel 3, a) Verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006 tot wijziging van
Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0118.N AC nr. ...
- Douane - Nomenclatuur - Indeling van de goederen - Interpretatieregels - Voorrang van de post met de meest specifieke omschrijving
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
21 december 2017
21 december 2017
EUROPESE UNIE
ALGEMEEN
F.2016.0118.N AC nr. ...
Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. 171
Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Islamitische hoofddoek - Verbod op het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken op het werk - Directe discriminatie
Bij arrest van 14 maart 2017 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie onder meer verklaard voor recht: Artikel 2, lid 2, onder a), van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet aldus worden uitgelegd dat het verbod om een islamitische hoofddoek te dragen, dat voortvloeit uit een interne regel van een particuliere onderneming die voorziet in een verbod op het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken op het werk, geen directe discriminatie op basis van godsdienst of overtuiging in de zin van die richtlijn vormt (1). (1) Zie concl. OM.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Islamitische hoofddoek - Verbod op het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken op het werk - Directe discriminatie
Bij arrest van 14 maart 2017 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie onder meer verklaard voor recht: Artikel 2, lid 2, onder a), van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet aldus worden uitgelegd dat het verbod om een islamitische hoofddoek te dragen, dat voortvloeit uit een interne regel van een particuliere onderneming die voorziet in een verbod op het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken op het werk, geen directe discriminatie op basis van godsdienst of overtuiging in de zin van die richtlijn vormt (1). (1) Zie concl. OM.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. 171
Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Islamitische hoofddoek - Verbod op het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken op het werk - Directe discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. 171
Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Islamitische hoofddoek - Verbod op het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken op het werk - Directe discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
De bepalingen van de Richtlijn 2000/78/EG voorzien in beperkingen op de erin genoemde rechten en vrijheden en in uitzonderingen op het beginsel van de gelijke behandeling, maar stellen de aansprakelijkheid van degene die discrimineert in geen enkel opzicht afhankelijk van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond; uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dan ook kennelijk dat het recht op vergoeding van de werknemer die wordt ontslagen wegens het niet–naleven van een bevel of verbod van de werkgever dat een door de bepalingen van de richtlijn niet–toegelaten discriminatie inhoudt, niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de schuld van de werkgever wordt aangetoond en dat er geen enkele door het toepasselijke nationale recht erkende rechtvaardigingsgrond bestaat (1). (1) Zie concl. OM. (2). HvJ, 8 november 1990, C–177/88, ECLI:EU:C:383, Xxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2012.0062.N AC nr. ...
Algemeen - Richtlijn 2000/78/EG - Kennelijk onredelijk ontslag - Fout - Indirecte discriminatie
De bepalingen van de Richtlijn 2000/78/EG voorzien in beperkingen op de erin genoemde rechten en vrijheden en in uitzonderingen op het beginsel van de gelijke behandeling, maar stellen de aansprakelijkheid van degene die discrimineert in geen enkel opzicht afhankelijk van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond; uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dan ook kennelijk dat het recht op vergoeding van de werknemer die wordt ontslagen wegens het niet–naleven van een bevel of verbod van de werkgever dat een door de bepalingen van de richtlijn niet–toegelaten discriminatie inhoudt, niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de schuld van de werkgever wordt aangetoond en dat er geen enkele door het toepasselijke nationale recht erkende rechtvaardigingsgrond bestaat (1). (1) Zie concl. OM. (2). HvJ, 8 november 1990, C–177/88, ECLI:EU:C:383, Xxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
ALLERLEI
S.2012.0062.N AC nr. 171
Allerlei - Sociale zekerheid - Werknemer - Persoon die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten
Krachtens de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en de Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels kan een werknemer enkel worden beschouwd als een persoon die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten en aldus onder de werkingssfeer valt van artikel 14, lid 2, Verordening (EEG) nr. 1408/71 en artikel 13, lid 1, b), Verordening (EG) nr. 883/2004, indien hij gewoonlijk werkzaamheden in loondienst verricht op het grondgebied van meerdere lidstaten, wat inhoudt dat hij in die meerdere lidstaten doorgaans activiteiten van betekenis verricht en dus geen activiteiten met slechts een marginale betekenis.
18 april 2017
VERDRAGSBEPALINGEN
P.2014.1858.N AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Instellingen - Europees ambtenaar - Verkeersongeval - Volledige blijvende invaliditeit - Aansprakelijkheid van een derde - Vergoeding door de Europese Unie - Door zijn statuut gegarandeerde prestaties - Betaling van een invaliditeitsuitkering - Artikel 78, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 259/68 van de raad van 29 februari 1968 - Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 - Vergoeding door de derde - Cumulatie - Grenzen
De invaliditeitsuitkering die de Europese Unie aan haar ambtenaar heeft betaald op grond van artikel 78 van Verordening (EG) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 als gevolg van een verkeersongeval en de vergoeding die de ambtenaar naar gemeen recht heeft ontvangen van de voor dat ongeval aansprakelijke derde of van zijn verzekeraar, met inbegrip van de in voornoemd artikel 29bis bepaalde vergoeding, hebben geen afzonderlijke voorwerpen hebben, staan niet los van elkaar en kunnen bijgevolg slechts in het voordeel van de getroffene worden gecumuleerd voor zover de door het Statuut bepaalde vergoeding niet volstaat om het volledige herstel van de geleden schade met toepassing van dat artikel 29bis te garanderen (1). (1) Zie concl. OM in Pas.
2017, nr. ...
- Artt. 78, eerste lid, en 85bis, § 1 EEG-Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968
27 november 2017
27 november 2017
C.2015.0345.F AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Instellingen - Europees ambtenaar - Verkeersongeval - Volledige blijvende invaliditeit - Aansprakelijkheid van een derde - Vergoeding door de Europese Unie - Door zijn
statuut gegarandeerde prestaties - Betaling van een kapitaal - Artikel 73, §§ 1 en 2, b), verordening (EG) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 - Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 - Vergoeding door de derde - Cumulatie - Grenzen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
27 november 2017
27 november 2017
C.2015.0345.F AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Beleid - Insolventieprocedure - Toepasselijk recht - Draagwijdte
Krachtens artikel 4.1 en 4.2 van de Verordening (EG) 1346/2000 van 29 mei 2000 worden, tenzij deze verordening iets anders bepaalt, de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de insolventieprocedure wordt geopend; dat artikel belet niet dat het slachtoffer van een misdrijf, gepleegd door een dader die in een andere lidstaat van de Europese Unie persoonlijk failliet is verklaard, voor de Belgische strafrechter schadevergoeding vordert en verkrijgt op grond van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek, om vervolgens de uit zijn titel voortvloeiende schuldvordering te onderwerpen aan de insolventieprocedure zoals geregeld volgens het recht van de lidstaat waarin het faillissement is uitgesproken (1). (1) De Verordening (EG) 1346/2000 is ingetrokken bij artikel 91 van de Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20/05/2015 betreffende insolventieprocedures. Het betreft evenwel een herschikking waarbij artikel 4 ( oud ) thans art. 7 is geworden. De nieuwe verordening trad in werking op 25 juni 2015 en is van toepassing op insolventieprocedures die openen vanaf 26 juni 2017 (art. 92, 2de lid). Voor de oude insolventieprocedures, hetgeen hier het geval was, blijft de Verordening (EG) 1346/2000 van 29 mei 2000 van toepassing.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0484.N AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Instellingen - Europees ambtenaar - Verkeersongeval - Volledige blijvende invaliditeit - Aansprakelijkheid van een derde - Vergoeding door de Europese Unie - Door zijn
statuut gegarandeerde prestaties - Betaling van een kapitaal - Artikel 73, §§ 1 en 2, b), verordening (EG) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 - Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 - Vergoeding door de derde - Cumulatie - Grenzen
Indien het ongeval aan een aansprakelijke derde te wijten is, kan de ambtenaar geen aanspraak maken op een dubbele vergoeding voor de geleden schade, namelijk de ene op grond van artikel 73 van het Statuut en de andere op grond van voornoemd artikel 29bis; die twee vergoedingsmechanismen kunnen enkel worden gecumuleerd voor zover de door het Statuut bepaalde schadeloosstelling niet volstaat om, met toepassing van voornoemd artikel 29bis, het volledige herstel van de geleden schade te garanderen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. ...
- Artt. 72, 73, §§ 1 en 2, b) en 85bis, § 1 EEG-Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968
27 november 2017
27 november 2017
C.2015.0345.F AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Algemeen - Sociale zekerheid - Werknemers - Internationale detachering - Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 - E101 - Werking
Uit artikel 11.1 van de Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, zoals hier toepasselijk, en de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie daaromtrent volgt dat een rechtsgeldig afgeleverde E101-verklaring een vermoeden creëert dat de gedetacheerde werknemers regelmatig zijn aangesloten bij de socialezekerheidsregeling van de lidstaat waar de onderneming die hen detacheert is gevestigd; die verklaring is in beginsel bindend voor het bevoegde orgaan van de lidstaat waarin die werknemers zijn gedetacheerd voor een tijdvak van twaalf maanden.
20 november 2017
20 november 2017
S.2017.0003.N AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Algemeen - Sociale zekerheid - Werknemers - Internationale detachering - Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 - E101 - Verlenging - E102 - Onderscheid - Voorwaarden
Het formulier E102, waarmee de werkgever de verlenging van de detachering aanvraagt voor een termijn die niet langer mag duren dan 12 maanden te rekenen van het einde van het oorspronkelijke tijdvak van twaalf maanden, wordt niet afgeleverd door het bevoegde orgaan van de uitzendstaat; het dient te worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de arbeid wordt verricht, die verklaart al dan niet ermee in te stemmen dat de wetgeving van de
uitzendstaat verder toepasselijk blijft; dit akkoord is een essentiële voorwaarde voor een toepassing van de verlenging waarvan sprake in artikel 14, lid 1, b), Verordening (EEG) nr. 1408/71.
20 november 2017
20 november 2017
S.2017.0003.N AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Instellingen - Europees ambtenaar - Verkeersongeval - Volledige blijvende invaliditeit - Aansprakelijkheid van een derde - Vergoeding door de Europese Unie - Door zijn statuut gegarandeerde prestaties - Betaling van een invaliditeitsuitkering - Artikel 78, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 259/68 van de raad van 29 februari 1968 - Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 - Vergoeding door de derde - Cumulatie - Grenzen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
27 november 2017
27 november 2017
C.2015.0345.F AC nr. ...
FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKOORD EN GERECHTELIJ
GEVOLGEN (PERSONEN, GOEDEREN, VERBINTENISSEN)
Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Individuele schade van een schuldeiser -
Draagwijdte
Het faillissement van de schuldenaar staat er niet aan in de weg dat een schuldeiser vergoeding vordert van een derde door wiens fout schade is ontstaan die hem alleen treft, zodat de fout van de bestuurder of zaakvoerder die erin bestaat het misdrijf van oplichting te plegen ten nadele van een contractant van de failliet verklaarde vennootschap, voor die contractant schade kan opleveren die hem alleen treft en die hij bijgevolg kan vorderen van die bestuurder; de rechter oordeelt daarover onaantastbaar en het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Cass. 17 december 2015, AR F.14.0024.N., AC 2015, nr 764.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0484.N AC nr. ...
MISDRIJVEN IN VERBAND MET FAILLISSEMENT, BEDRIEGLIJK ONVERMOGEN
Misdrijven in verband met faillissement, bedrieglijk onvermogen - Misbruik van vennootschapsgoederen - Betekenisvol nadeel voor de vermogensbelangen van de vennootschap - Pluraliteit van afzonderlijke strafbare feiten - Samenloop - Eéndaadse samenloop - Voortgezet misdrijf - Draagwijdte
De rechter oordeelt onaantastbaar over het al dan niet bestaan van samenloop tussen de feiten die hem gelijktijdig ter beoordeling worden voorgelegd en wanneer hij een dergelijke samenloop aanneemt, staat het hem vrij bij de beoordeling van één van die feiten, rekening te houden met, naar zijn oordeel, relevante gegevens die betrekking hebben op een ander feit; aldus is de beslissing dat de beklaagden aan de hand van het veelvoud van gepleegde feiten waarbij telkens een eerder beperkt bedrag werd afgehaald, op het ogenblik van het plegen van elk afzonderlijk feit zich ervan bewust waren dat het totaalbedrag van die afhalingen, dat het resultaat is van die afzonderlijke verduisteringen, een betekenisvol nadeel inhield voor de vermogensbelangen van de vennootschap naar recht verantwoord (1). (1) Zie X. XXXXXXXXX, Fr. ROGGEN en X. XXXXX XXXXXX, Droit pénal des affaires, Bruylant, 2005, p. 352; Th. AFSCHRIFT en V. XX XXXXXXXX, Xxxxxx de droit pénal financier, Kluwer, pp. 119 et 120; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Kluwer, 4e ed.,
p. 236; A. Xx Xxxx, «Misbruik van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon», RW, 1997-98, p. 525; X. XXXXX, «Een ‘nieuw’ strafbaar misbruik : dat van vennootschapsgoederen», in Liber Amicorum Xxxx-Xxxxxx Xxxxx, 1998, pp. 54 et 55; J.-X. XXXXXX, «Le délit d’abus de biens
sociaux dans le Code pénal belge», L’expert comptable, 1998, pp. 40 et 41; Ph. XXXXX, «Misbruik van vennootschapsgoederen. Enkele bedenkingen vanuit het vennootschapsrecht bij de introductie van een nieuw misdrijf in het rechtspersonenrecht», TRV, 1998, p. 78; Fr. ROGGEN, «L’incrimination nouvelle d’abus de biens sociaux en droit belge», Rev. dr. ULB, Xxxxxxxx, p. 135; Ph. ‘T KINT,
«L’application aux A.S.B.L. du nouveau délit d’abus de biens sociaux en comparaison avec le délit d’abus de confiance», RPS, 1998, p. 377; L. XXXXXX, «Le délit d’abus de biens sociaux», RDC, 1998, pp. 93 et 94; X. XXXXX XXXXXX, «La répression des abus de biens sociaux : le nouvel article 492bis du Code pénal», JT, 1996, p. 535, n° 9; X. XXXXX XXXXXX, «Abus de biens sociaux, droit fiscal et
groupe de sociétés», RGF, 1998, p. 261; X. XXXXX XXXXXX, «Abus de biens sociaux», Qualifications et jurisprudence pénales, La Charte, p. 3; J.-X. XXXXXX, «Abus de confiance et infractions assimilées»,
Droit pénal et procédure pénale, suppl. 3 (1er mars 2002), p. 24; B. TILLEMANet Ph. TRAEST, «Een nieuw misdrijf : misbruik van vennootschapsgoederen», in Faillissement en gerechtelijk akkoord : het nieuwe recht, Kluwer, 1998, pp. 428 et 429; X. XXXXXXX, «La responsabilité pénale des mandataires locaux», in Les missions du Bourgmestre, UVCW, mis à jour au 1er janvier 2005 par S. Smoos; I. XXXXXXXXXXXXX, Xxxxxx xx xx xxxxxxxx et du concordat, Kluwer, 2003, p. 676.
- Artt. 65 en 492bis Strafwetboek
4 april 2017
4 april 2017
P.2014.0490.N AC nr. ...
GEMEENSCHAP EN GEWEST
- Vlaams Gewest - Huisvesting - Kosten van herhuisvesting - Prefinanciering door het Vlaams Gewest - Gevolg - Verhaal op de eigenaars - Appreciatiebevoegdheid
Wanneer het Vlaams Gewest de kosten van herhuisvesting prefinanciert, treedt het met betrekking tot de geprefinancierde kosten in alle rechten die de gemeente heeft ten aanzien van de eigenaar
en oefent het in dat geval de bevoegdheden uit die artikel 15, § 1, zesde lid, van de Vlaamse Wooncode aan de burgemeester xxxxxxxx; dit impliceert dat de beslissing om de herhuisvestingskosten te verhalen op de eigenaars en de appreciatiebevoegdheid ter zake alsdan aan het Vlaams Gewest toekomt (1). (1) Art. 15, § 1, zesde en achtste lid, Vlaamse Wooncode, zoals van toepassing vóór de wijziging bij decreet van 29 maart 2013.
- Art. 15, § 1, zesde en achtste lid Decreet Vlaams Parlement 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode
12 mei 2017
12 mei 2017
C.2016.0351.N AC nr. ...
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTBELASTING
- Gewestbelastingen - Vlaams Gewest - Leegstandsheffing Bedrijfsruimten - Verandering van eigenaar
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0039.N AC nr. ...
- Gewestbelastingen - Vlaams Gewest - Afvalstoffenheffing - Aftrekbaarheid als beroepskost
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0096.N AC nr. ...
- Gewestbelastingen - Vlaams Gewest - Afvalstoffenheffing - Aftrekbaarheid als beroepskost
Een afvalstoffenheffing wordt betaald door de heffingsplichtige ten aanzien van wie het aftrekverbod vervat in artikel 198, §1, 5°, WIB92 geldt; de omstandigheid dat deze de door hem betaalde heffing verhaalt op zijn klanten, doet daaraan geen af breuk (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 5 Decr. Vl. R. 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen
- Art. 198, § 1, 5° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0096.N AC nr. ...
- Gewestbelastingen - Vlaams Gewest - Leegstandsheffing Bedrijfsruimten - Verandering van eigenaar
Een bedrijfsruimte, die vóór het verlijden van de authentieke akte van overdracht reeds eenmaal in de inventaris werd opgenomen, kan pas twee jaar na het verlijden van de authentieke akte het voorwerp kan uitmaken van een leegstandsheffing ten laste van de nieuwe eigenaar die gedurende die termijn van twee jaar is vrijgesteld van de heffing; die tijdelijke vrijstelling van de heffing wordt niet ongedaan gemaakt door de omstandigheid dat de leegstand nog voortduurt nadat een termijn van twee jaar verstreken is sinds het verlijden van de authentieke akte van overdracht (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 15, §§ 1, 2 en 3 Decreet 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten
F.2016.0039.N
AC nr. ...
21 december 2017
- Vlaams Gewest - Leegstandsdecreet - Aanslagbiljet - Datum inventarisatieopname - Verkeerde vermelding
De vermelding op het aanslagbiljet van de datum van de verjaardag van de inventarisatieopname is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid van het aanslagbiljet en de verkeerde vermelding ervan kan derhalve niet de nietigheid van het aanslagbiljet en evenmin de nietigheid van de heffing tot gevolg hebben.
16 november 2017
16 november 2017
GENEESKUNDE
ALGEMEEN
F.2016.0063.N AC nr. ...
Algemeen - Financiering gezondheidszorg - Toegankelijkheid gezondheidszorg - Verzorging patiënt - Nomenclatuur - Honorarium - Kosten - Aanrekening aan patiënt
Artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen dat de algemene bepalingen bevat, bepaalt niet dat tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, de in de nomenclatuur bepaalde honoraria alle kosten dekken die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van een in de nomenclatuur opgenomen verstrekking; een dergelijke regel volgt ook niet uit de voormelde in randnummer 1 aangehaalde wettelijke bepalingen; hieruit volgt dat het in de nomenclatuur bepaalde honorarium slechts de kosten van materiaal en medische verbruiksgoederen dekt, voor zover dit blijkt uit de omschrijving van de toepassingsregelen van de bedoelde verstrekking; de Nomenclatuur van de Geneeskundige Verstrekkingen is immers van openbare orde en moet strikt worden geïnterpreteerd.
20 november 2017
20 november 2017
C.2015.0213.N AC nr. ...
Algemeen - Financiering gezondheidszorg - Nomenclatuur - Regelgeving - Aard - Openbare orde
Artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen dat de algemene bepalingen bevat, bepaalt niet dat tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, de in de nomenclatuur bepaalde honoraria alle kosten dekken die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van een in de nomenclatuur opgenomen verstrekking; een dergelijke regel volgt ook niet uit de voormelde in randnummer 1 aangehaalde wettelijke bepalingen; hieruit volgt dat het in de nomenclatuur bepaalde honorarium slechts de kosten van materiaal en medische verbruiksgoederen dekt, voor zover dit blijkt uit de omschrijving van de toepassingsregelen van de bedoelde verstrekking; de Nomenclatuur van de Geneeskundige Verstrekkingen is immers van openbare orde en moet strikt worden geïnterpreteerd.
20 november 2017
20 november 2017
C.2015.0213.N AC nr. ...
Algemeen - Financiering gezondheidszorg - Geneeskundige verstrekkingen - Tussenkomst in de kosten - Toepasselijke regelgeving
Of de verzekering voor geneeskundige verzorging al dan niet tussenkomt in de kosten van een bepaalde geneeskundige verstrekking wordt uitsluitend bepaald door de ZIV-wet en haar
uitvoeringsbesluiten; artikel 154 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen is daaraan vreemd.
20 november 2017
20 november 2017
C.2015.0213.N AC nr. ...
Algemeen - Financiering gezondheidszorg - Geneeskundige verstrekkingen - Verblijf in ziekenhuis - Daghospitalisatie - Ambulante behandeling - Onderscheid
Uit artikel 100 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere
verzorgingsinrichtingen volgt dat het budget van financiële middelen uitsluitend kosten dekt die
verband houden met de verstrekking van zorgen aan patiënten die in het ziekenhuis verblijven, met inbegrip van een verblijf bij wijze van daghospitalisatie; kosten van ambulante behandeling van patiënten die niet in het ziekenhuis zijn opgenomen, worden niet door het budget van financiële middelen gedekt.
20 november 2017
20 november 2017
GERECHTSKOSTEN
BURGERLIJKE ZAKEN
C.2015.0213.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Sociaal procesrecht (bijzondere regels) - Arbeidsgerechten - Geschil - Werkgever - Bijdrageplicht - Aard van het geschil
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
11 september 2017
11 september 2017
S.2015.0129.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Sociaal procesrecht (bijzondere regels) - Arbeidsgerechten - Geschil - Werkgever - Bijdrageplicht - Aard van het geschil
Een geschil tussen de RSZ en een werkgever over de verplichting van deze laatste tot betaling van bijdragen, geen rechtspleging is zoals bedoeld in artikel 1017, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek en artikel 4 Tarief Rechtsplegingsvergoeding (1). (1) Zie concl. OM.
11 september 2017
11 september 2017
GRONDWET
GRONDWET 1994 (ART. 1 TOT 99)
S.2015.0129.N AC nr. ...
Art. 22 - Vreemdeling - Bevel om het grondgebied te verlaten - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Hangend beroep tot schorsing en vernietiging - Geen beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Aantasting van het recht op eerbiediging van het gezinsleven - Bevoegdheid
Het hof van beroep verantwoordt niet naar recht zijn beslissing om de beroepen beschikking van de eerste rechter te bevestigen, die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg onbevoegd had verklaard om van de vordering kennis te nemen, op grond dat die beschikking “bij uitsluiting tot de bevoegdheid behoort van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, waarvoor “de vreemdeling, naar aanleiding van het beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid dat hij voor [die] raad kan instellen […], het risico op aantasting van zijn fundamentele rechten kan aanvoeren voor het geval dat die tenuitvoerlegging zou plaatsvinden” (1). (1) Zie Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
C.2017.0307.F
AC nr. ...
5 januari 2018
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE)
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 149 - Herstel in eer en rechten - Verzoek tot herstel in eer en rechten - Afwijzing
Artikel 149 Xxxxxxxx verplicht de kamer van inbeschuldigingstelling die op grond van artikel 624 Wetboek van Strafvordering een verzoek tot herstel in eer en rechten afwijst omdat de eiser geen blijk heeft gegeven van verbetering en van goed gedrag, de concrete elementen te vermelden
waarop dit oordeel is gesteund (1). (1) Het cassatieberoep dateert van vóór de wetswijziging van art. 624 Wetboek van Strafvordering door artikel 26 van de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie, B.S. 30 december 2016.
18 april 2017
18 april 2017
P.2015.0632.N AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 148 - Rechtbanken - Openbaarheid van de rechtszittingen - Behandeling met gesloten deuren - Verzoek tot behandeling met gesloten deuren - Belangen van meerderjarige personen die geen partij zijn bij het proces
De bepalingen van artikel 6.1 EVRM, artikel 148 Grondwet en artikel 190, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafvordering laten de rechter toe de aanwezigheid van het publiek bij de behandeling van een zaak te verbieden, in de regel wanneer dit vereist is ter bescherming van de openbare orde, de goede zeden, de nationale veiligheid, de belangen van minderjarigen of het privéleven van de partijen bij het proces; hieruit volgt dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek om een zaak met gesloten deuren te behandelen, niet ertoe gehouden is de belangen in acht te nemen van meerderjarige personen die geen partij zijn bij het proces.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 148 - Zittingen van de rechtbanken - Uitsel van het onderzoek van de zaak - Openbaarheid van het debat
Door te bepalen dat de zittingen van de rechtbanken openbaar zijn, wil artikel 148 Grondwet de openbaarheid van het debat waarborgen; aangezien het debat in het openbaar heeft plaatsgevonden, kan het enkele feit dat uit de stukken van de rechtspleging niet blijkt dat de rechtszitting waarnaar de rechtbank de behandeling van de zaak heeft uitgesteld om ze in staat van wijzen te brengen, in het openbaar is geschied, niet tot de nietigheid van de rechtspleging leiden.
- Artt. 153 en 190 Wetboek van Strafvordering
- Art. 148 De gecoördineerde Grondwet 1994
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0253.F AC nr. ...
GRONDWETTELIJK HOF
- Weigering van de feitenrechter een prejudiciële vraag te stellen - Cassatievoorziening - Verplichting van het Hof
Wanneer de appelrechters hebben geweigerd aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen is het Hof in beginsel enkel ertoe gehouden zelf die vraag aan het Grondwettelijk Hof te stellen, wanneer de eiser niet alleen de afwijzing van zijn verzoek aanvecht, maar tevens de beslissing bekritiseert over het geschil zelf dat voor hem de grond oplevert tot het opwerpen van de prejudiciële vraag.
- Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 januari 1989
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.0972.N AC nr. ...
HERSTEL IN EER EN RECHTEN
- Verzoek tot herstel in eer en rechten - Afwijzing
Artikel 149 Xxxxxxxx verplicht de kamer van inbeschuldigingstelling die op grond van artikel 624 Wetboek van Strafvordering een verzoek tot herstel in eer en rechten afwijst omdat de eiser geen blijk heeft gegeven van verbetering en van goed gedrag, de concrete elementen te vermelden
waarop dit oordeel is gesteund (1). (1) Het cassatieberoep dateert van vóór de wetswijziging van art. 624 Wetboek van Strafvordering door artikel 26 van de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie, B.S. 30 december 2016.
18 april 2017
18 april 2017
HOGER BEROEP
P.2015.0632.N AC nr. ...
BURGERLIJKE ZAKEN (HANDELSZAKEN EN SOCIALE ZAKEN INBEGREPEN)
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Rechtspleging in hoger beroep - Verzekeringsinstelling - Indeplaatsgestelde van de verzekerde schadelijder - Tussenkomst voor het eerst in graad van hoger beroep - Ontvankelijkheid
Krachtens de indeplaatsstelling ingevolge artikel 136, §2, vierde lid, ZIV-wet, oefent de verzekeringsinstelling, wanneer ze van de aansprakelijke derde vergoeding vordert voor de aan het slachtoffer uitgekeerde prestaties, geen andere vordering uit dan deze van het slachtoffer zelf, zodat, wanneer het slachtoffer in eerste aanleg reeds zelf een vordering tot schadevergoeding heeft ingesteld tegen de aansprakelijke derde, artikel 812, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, de indeplaatsgestelde verzekeringsinstelling niet verhindert om voor het eerst in hoger beroep tussen te komen tot het verkrijgen van een veroordeling van de aansprakelijke derde (1). (1) Cass. 16 november 2009, A.R. C.09.0135.N, AC 2009, nr.665.
- Art. 812, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
- Art. 136, § 2, vierde lid Gecoördineerde wet 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0047.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Beslissingen en partijen - Rechtsmacht - Belgische of buitenlandse rechter - Beslissing - Aard - Gevolg - Appellabiliteit
De beslissing over de betwisting of de Belgische dan wel de buitenlandse rechter rechtsmacht heeft om over het geschil te oordelen, is geen beslissing over de bevoegdheid van de Belgische rechter; de wetsbepaling die voorziet dat tegen een beslissing inzake bevoegdheid slechts hoger beroep kan worden ingesteld samen met het hoger beroep tegen een eindvonnis is bijgevolg niet van toepassing op deze beslissing.
- Artt. 556, eerste lid, en 1050, eerste en tweede lid Gerechtelijk Wetboek
12 mei 2017
12 mei 2017
C.2016.0214.N AC nr. ...
STRAFZAKEN (DOUANE EN ACCIJNZEN INBEGREPEN)
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Incidenteel beroep - Burgerlijke partij
Een burgerlijke partij kan slechts incidenteel beroep instellen op voorwaarde dat de beklaagde tegen wie zij incidenteel beroep instelt, een ontvankelijk hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op de tegen hem gerichte burgerlijke rechtsvordering; op het enkel hoger beroep van een beklaagde en bij afwezigheid van een ontvankelijk hoofd- of incidenteel beroep van een burgerlijke partij kan de appelrechter de niet-inwilliging door een beroepen vonnis van een burgerlijke rechtsvordering van die burgerlijke partij tegen die beklaagde niet hervormen in een inwilliging ervan.
18 april 2017
18 april 2017
P.2015.0368.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Enkel hoger beroep van beklaagde - Afwezigheid van ontvankelijk hoofd- of incidenteel beroep van burgerlijke partij - Burgerlijke rechtsvordering
Een burgerlijke partij kan slechts incidenteel beroep instellen op voorwaarde dat de beklaagde tegen wie zij incidenteel beroep instelt, een ontvankelijk hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op de tegen hem gerichte burgerlijke rechtsvordering; op het enkel hoger beroep van een beklaagde en bij afwezigheid van een ontvankelijk hoofd- of incidenteel beroep van een burgerlijke partij kan de appelrechter de niet-inwilliging door een beroepen vonnis van een burgerlijke rechtsvordering van die burgerlijke partij tegen die beklaagde niet hervormen in een inwilliging ervan.
18 april 2017
18 april 2017
P.2015.0368.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Tijdstip
De doelstellingen die de wetgever beoogt met de verplichting in strafzaken in hoger beroep de grieven nauwkeurig te bepalen kunnen slechts worden bereikt als die verplichting wordt beoordeeld op het tijdstip waarop het verzoekschrift of het grievenformulier uiterlijk moet zijn ingediend.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0105.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Artikel 6 EVRM - Bestaanbaarheid
Uit artikel 6.1 EVRM, artikel 204 Wetboek van Strafvordering en het door artikel 204, derde lid, Wetboek van Strafvordering bedoelde grievenformulier zoals vastgesteld met het koninklijk besluit van 18 februari 2016 tot uitvoering van artikel 204, derde lid, Wetboek van Strafvordering en de wetsgeschiedenis ervan volgt dat de door artikel 204 Wetboek van Strafvordering aan een appellant opgelegde verplichting om op straffe van vervallenverklaring van het hoger beroep nauwkeurig de grieven op te geven tegen de beroepen beslissing, in overeenstemming is met artikel 6 EVRM (1).
(1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0087.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Hoger beroep
door een gedetineerde of geïnterneerde persoon - Indienen verzoekschrift of grievenformulier - Vorm
Uit de doelstelling van artikel 1 van de wet van 25 juli 1893, gelezen in samenhang met de artikelen 203 en 204 Wetboek van Strafvordering, volgt dat ook een verzoekschrift of grievenformulier zoals bedoeld in artikel 204 Wetboek van Strafvordering waarin nauwkeurig de grieven worden bepaald die tegen het vonnis worden ingebracht, kan worden overgemaakt aan de gevangenisdirecteur of zijn gemachtigde.
- Art. 1 Wet 25 juli 1893 betreffende de aantekening van hoger beroep van gedetineerde of geïnterneerde personen
- Artt. 203 en 204 Wetboek van Strafvordering
25 april 2017
25 april 2017
P.2017.0080.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Algemeen - Instellen van rechtsmiddelen - Voorwaarden - Draagwijdte
Het door artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, belet de lidstaten niet om het instellen van rechtsmiddelen afhankelijk te maken van voorwaarden, voor zover die voorwaarden een wettig doel dienen en er een redelijke verhouding bestaat tussen de opgelegde voorwaarden en het nagestreefde doel; die voorwaarden mogen niet ertoe leiden dat het recht op het instellen van het rechtsmiddel in de kern wordt aangetast en bij hun toepassing mag de rechter niet overdreven formalistisch zijn zodat de billijkheid van de procedure wordt aangetast of overdreven soepel zodat de opgelegde voorwaarden inhoudsloos worden (1). (1) EHRM, 26 juli 2007, Walchili t. Frankrijk ; EHRM, 13 februari 2001, Xxxxxxxx x. Frankrijk; X. XXX XXXXXX en M. XXXXX, “Het hoger beroep in strafzaken in een nieuw kleedje”, NC 2016, 122-123, nr. 16-17; X. XXXXXXXXXXX, X. XXXXXXXXX, X. XXXXXXXX en X. XX XXXX, “Stevige verbouwingen in het strafprocesrecht: de procedure met voorafgaande erkenning van schuld, de invoering van conclusietermijnen in strafzaken en een
vernieuwd stelsel van rechtsmiddelen”, in X. XXXXXXXXXX (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxx 97, Brugge, die Keure, 2016, 171-172.
4 april 2017
4 april 2017
P.2017.0023.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Hoger beroep door een gedetineerde of geïnterneerde persoon - Verklaring van hoger beroep aan de gevangenisdirecteur of zijn gemachtigde - Doelstelling
Artikel 1 van de wet van 25 juli 1893, werd ingevoerd omdat de omstandigheid dat een veroordeelde van zijn vrijheid is beroofd ertoe kan leiden dat hij niet tijdig hoger beroep kan aantekenen tegen een veroordelende beslissing door het neerleggen van een verklaring op de griffie van de rechtbank die deze beslissing wees.
- Art. 1 Wet 25 juli 1893 betreffende de aantekening van hoger beroep van gedetineerde of geïnterneerde personen
25 april 2017
25 april 2017
P.2017.0080.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Indienen verzoekschrift of grievenformulier - Laattijdigheid
Uit de tekst van de artikelen 203 en 204 Wetboek van Strafvordering, de wetsgeschiedenis, de doelstellingen ervan en het onderling verband tussen deze artikelen volgt dat de rechter de beklaagde vervallen moet verklaren van zijn hoger beroep tegen een op tegenspraak gewezen vonnis indien hij zijn verzoekschrift of grievenformulier niet heeft ingediend ter griffie van het gerecht dat de beroepen beslissing heeft gewezen, respectievelijk van het appelgerecht, uiterlijk dertig dagen na de dag van de uitspraak.
- Artt. 203 en 204 Wetboek van Strafvordering
25 april 2017
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Grief
Een grief als bedoeld in artikel 204 Wetboek van Strafvordering is de specifieke aanwijzing door de appellant van een afzonderlijke beslissing van het beroepen vonnis, waarvan hij de hervorming door de appelrechter vraagt (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr.
266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305 , met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0105.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Tijdstip
Aan de verplichting in strafzaken de grieven nauwkeurig te bepalen, moet voldaan zijn op het tijdstip waarop het verzoekschrift of het grievenformulier moet worden ingediend.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0087.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Afstand of beperking van het hoger beroep - Afstand van een of meerdere grieven
De afstand of de beperking van het hoger beroep in strafzaken die partijen kunnen doen tot op het ogenblik van de rechtszitting overeenkomstig artikel 206 Wetboek van Strafvordering of het afstand doen van een of meerdere grieven kan een gebrek aan nauwkeurigheid bij het bepalen van grieven in het verzoekschrift of het grievenformulier niet remediëren; evenmin volstaat het loutere feit dat een partij op de rechtszitting afstand doet van zijn hoger beroep, dit beperkt of afstand doet van een of meerdere grieven om vast te stellen dat de in het verzoekschrift of het grievenformulier bepaalde grieven niet voldoende nauwkeurig zijn bepaald.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0105.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Artikel 6 EVRM - Bestaanbaarheid
Uit artikel 6.1 EVRM, artikel 204 Wetboek van Strafvordering en het door artikel 204, derde lid, Wetboek van Strafvordering bedoelde grievenformulier zoals vastgesteld met het koninklijk besluit van 18 februari 2016 tot uitvoering van artikel 204, derde lid, Wetboek van Strafvordering en de wetsgeschiedenis volgt dat de door artikel 204 Wetboek van Strafvordering aan een appellant opgelegde verplichting om op straffe van vervallenverklaring van het hoger beroep nauwkeurig de grieven op te geven tegen de beroepen beslissing, in overeenstemming is met artikel 6 EVRM (1).
(1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
P.2017.0105.N
AC nr. ...
18 april 2017
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Beoordeling door appelrechter
Het staat aan de appelrechter om onaantastbaar in feite te oordelen of de appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier zijn grieven tegen het beroepen vonnis voldoende nauwkeurig heeft opgegeven, zoals vereist door artikel 204 Wetboek van Strafvordering en bij die beoordeling kan de appelrechter onder meer in aanmerking nemen dat een appellant die gebruik maakt van het grievenformulier ook grieven heeft aangevinkt die geen enkele relevantie hebben voor de beroepen beslissing; het Hof gaat na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-
generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR
P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei
2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0087.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Grievenformulier - Draagwijdte van het grievenformulier - Handtekening van de appellant of zijn raadsman
Uit de tekst van artikel 204 Wetboek van Strafvordering en de wetsgeschiedenis ervan volgt dat de wetgever door het invoeren van de verplichting om de tegen het in eerste aanleg gewezen vonnis geformuleerde grieven nauwkeurig te bepalen, een doelmatiger behandeling van de strafzaken in hoger beroep beoogt en in het bijzonder nutteloze werklast en kosten wil vermijden door niet langer niet–betwiste beslissingen aan de appelrechter voor te leggen, zodat de appellant gedwongen wordt na te denken over de wenselijkheid en de gevolgen van het instellen van het hoger beroep en de geïntimeerde dadelijk kan uitmaken welke beslissingen van het eerste vonnis worden betwist en waarover hij in hoger beroep verweer zal moeten voeren; het zijn de door de appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier opgegeven of aangeduide grieven die de rechtsmacht bepalen van de appelrechter maar de zekerheid die moet bestaan over het gegeven dat de in het door artikel 204 Wetboek van Strafvordering bedoelde geschrift vermelde nauwkeurige grieven uitgaan van de appellant of zijn raadsman, gelet op de rechtsgevolgen welke die grieven hebben, vereist niet dat dit geschrift een originele handtekening bevat van de appellant of zijn raadsman aangezien die zekerheid ook kan worden bereikt indien het geschrift met een aan de appellant of zijn raadsman toegeschreven handtekening tijdig wordt gefaxt en niet wordt betwist dat de handtekening wel degelijk die is van de appellant of zijn raadsman (1). (1) Het OM had geconcludeerd tot de verwerping van het cassatieberoep en was van oordeel dat het bestreden vonnis terecht het hoger beroep van de beklaagde vervallen had verklaard wegens het ontbreken van een originele handtekening op het door artikel 204 Sv. geviseerde grievenformulier. De regels met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken werden door de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, de zogenaamde Potpourri II, grondig gewijzigd ( Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016, in werking getreden op 1 maart 2016). De achterliggende bedoeling van de wetgever was de instroom van appelprocedures in te dijken en de doorstroom van de zaken in hoger beroep te bespoedigen (Ph. XXXXXX, X. XXXXXXXXX, X. XX XXXXX, X. XXXXXXX, X. XXXXX en L.VAN
PUYENBROECK, Scenario’s voor een nieuwe Belgische strafprocedure, Antwerpen, Maklu, 2015,
p. 270, nr. 714; Parl. St. , Kamer 2015-2016, Memorie van Toelichting, nr. 1418/001, p. 83; X. XXX XXXXXXXX, “Verzet en hoger beroep in strafzaken na de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie («Potpourri II») “, RW 2015-2016, 1442-1459 ). Om dit te bereiken werden de beroepstermijnen verlengd, werd aan het openbaar ministerie de mogelijkheid gegeven afstand te doen van het hoger beroep en werd ook het grievenstelsel ontworpen, dit laatste met de bedoeling om het rechtsmiddel van het hoger beroep te revaloriseren en de rechtspleging in hoger beroep te rationaliseren.Het grievenstelsel, geïnspireerd op de Nederlandse wetgeving ( X. XXX XXXXXX, X. XXXXXXXXXXX en C. VAN DEUREN, “ Overwegingen en suggesties nopens een modernisering van het hoger beroep in strafzaken”, NC 2013, 418 ev.), is derhalve een essentieel deel van de hervorming van het hoger beroep in strafzaken en het grievenformulier speelt daarin een grote rol, vermits het de contouren bepaalt van het debat in graad van beroep.Bij een letterlijke lezing van art. 204 slaat de sanctie van het verval alleen op het tijdig indienen van nauwkeurig bepaalde grieven en niet op de
ondertekeningsplicht (T. De Meester, “Rechtsmiddelen”, in T. De Meester (ed.), Potpourri II. Strafrecht en strafprocesrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 142). Een passage uit de parlementaire voorbereiding zou er kunnen op wijzen dat de sanctie van het verval enkel betrekking heeft op de verplichting tijdig nauwkeurige grieven aan te voeren (Parl. St. Kamer, DOC 54 – 1418/05 (2015-2016), 15).De meeste commentatoren bij de PP II-wet wijzen wel op de
verplichting van ondertekening, maar bewaren het stilzwijgen over een eventuele sanctie (N COLETTE-BASECQZ, “La phase de jugement et les voies de recours: éléments neufs”, in X. XXXXXXX en X. XXXXXXX, La loi “pot-pourii II”: un recul de civilisation?, Limal, 2016, 169; X. XXXXXXX, “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen. V.12 Hoger beroep”, T. Strafr. 2016, p. 43-44, nr. 93) of vermelden zelfs niet eens de verplichting tot ondertekening (X. XXXXXXXXXXX, X. XXXXXXXX, X. XXXXXXXX en X. XX XXXX, “Stevige verbouwingen in het strafprocesrecht: de procedure met voorafgaande erkenning van schuld, de invoering van conclusietermijnen in
strafzaken en een vernieuwd stelsel van rechtsmiddelen”, in X. XXXXXXXXXX (ed.), Straf- en
strafprocesrecht, Brugge, die Keure, Themisvormingsonderdeel 97 (2015-2016), 166-167, nr. 76; F. LUGENTZ, “La procédure d’appel”, JT 2016, 431-432 ).Het komt ons alleszins logischer voor aan te nemen dat de sanctie van het verval ook betrekking heeft op het verzuim te ondertekenen. X. XXX XXXXXXXX, (“Verzet en hoger beroep in strafzaken na de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (“Potpourri II”) (tweede deel)”, RW 2015-16, 1447, nr. 38) schrijft in dat verband dat met een niet of niet- rechtsgeldig ondertekend verzoekschrift uiteraard geen rekening kan worden gehouden. Hij verwijst daarvoor naar de rechtspraak van het Hof i.v.m. de vóór 01/02/2015 niet wettelijk bepaalde verplichting om de cassatiememories in strafzaken te ondertekenen. (o.m. Cass. 19 februari 1991, AC 1990-91, nr. 333; Cass. 03 oktober 2000, AR P.00.174.N, AC 2000, nr. 513; Cass. 25 september
2013, AR P.13.1528.F, AC 2013, nr. 479, Pas. 2013, nr. 479, concl. advocaat-generaal R. LOOP). Ook
X. XXX XXXXXX en M. XXXXX (“Het hoger beroep in strafzaken in een nieuw kleedje”, NC 2016, 125, nr. 24) houden voor dat een niet-ondertekend verzoekschrift niet rechtsgeldig kan zijn.Het is juist
dat het Hof in twee arresten van 12 februari 2016 heeft geoordeeld dat conclusies per fax ter griffie mogen worden neergelegd ( Cass. 12 februari 2016, AR C.14.0414.F en AR C. 15.301.F, JT 2016 , resp.166 en 167, beide met conclusie van advocaat-generaal X. XXXXXX), maar enerzijds hebben conclusies niet de draagwijdte van het grievenformulier en anderzijds gaat artikel 743 Ger.W. dat de ondertekening van de conclusies voorschrijft niet gepaard met enige sanctie., hetgeen wel het geval is met artikel 204 Sv. Het OM steunde zich dan ook op vroegere rechtspraak van het Hof waarbij gesteld werd dat “ de handtekening een beveiligingsfunctie (heeft): het manuele, eigenhandige, creatieve en continue karakter van de handtekening die rechtsreeks op het geschrift wordt aangebracht biedt zekerheid omtrent de identiteit van de ondertekenaar. Een afdruk van een handtekening via een fax is geen rechtsgeldige handtekening”( Cass. 27 september 2011, XX X.00.0000.X, AC 2011, nr. 503 en concl. eerste advocaat-generaal M. DE SWAEF; zie ook de rechtspraak betreffende de ondertekening van een memorie, Cass. 1 december 2015, AR P.
15.0982.N, AC 2015, n. 717, met concl. advocaat-generaal L. DECREUS en Cass. 25 september 2013, AR P. 13.1528.F, AC 2013, nr. 479 en concl. advocaat-generaal R. LOOP) om vast te houden aan de vereiste van een originele xxxxxxxxxxxx.XX
4 april 2017
4 april 2017
P.2017.0023.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Grief
Een grief in de zin van artikel 204 Wetboek van Strafvordering is de specifieke aanwijzing door de appellant van een afzonderlijke beslissing van het beroepen vonnis, waarvan hij de hervorming door de appelrechter vraagt; niet vereist is dat de appellant in zijn verzoekschrift of zijn grievenformulier reeds opgave doet van de redenen waarom hij die hervorming vraagt (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass.
18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305,
met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0031.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing
Een grief in de zin van artikel 204 Wetboek van Strafvordering is de specifieke aanwijzing door de appellant van een afzonderlijke beslissing van het beroepen vonnis, waarvan hij de hervorming door de appelrechter vraagt; niet vereist is dat de appellant in zijn verzoekschrift of zijn grievenformulier reeds opgave doet van de redenen waarom hij die hervorming vraagt (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass.
18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305,
met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0031.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Beoordeling door appelrechter
De appelrechter oordeelt onaantastbaar in feite of de grieven die in het verzoekschrift of het grievenformulier zijn opgegeven, voldoende nauwkeurig zijn maar het Hof gaat evenwel na of de appelrechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord; uit de enkele omstandigheid dat een appellant aanduidt dat zijn grieven betrekking hebben op alle beslissingen van het beroepen vonnis, kan niet worden afgeleid dat die grieven niet nauwkeurig zijn (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april
2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met
xxxxx. xxx xxxxxxxx-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0031.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Grief
Een grief als bedoeld in artikel 204 Wetboek van Strafvordering is de specifieke aanwijzing door de appellant van een afzonderlijke beslissing van het beroepen vonnis, waarvan hij de hervorming door de appelrechter vraagt; niet is vereist dat de appellant in zijn verzoekschrift of zijn grievenformulier reeds opgave doet van de redenen waarom hij die hervorming vraagt (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass.
18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305,
met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
HUISVESTING
P.2017.0087.N AC nr. ...
- Kosten van herhuisvesting - Prefinanciering door het Vlaams Gewest - Gevolg - Verhaal op de eigenaars - Appreciatiebevoegdheid
Wanneer het Vlaams Gewest de kosten van herhuisvesting prefinanciert, treedt het met betrekking tot de geprefinancierde kosten in alle rechten die de gemeente heeft ten aanzien van de eigenaar
en oefent het in dat geval de bevoegdheden uit die artikel 15, § 1, zesde lid, van de Vlaamse Wooncode aan de burgemeester xxxxxxxx; dit impliceert dat de beslissing om de herhuisvestingskosten te verhalen op de eigenaars en de appreciatiebevoegdheid ter zake alsdan aan het Vlaams Gewest toekomt (1). (1) Art. 15, § 1, zesde en achtste lid, Vlaamse Wooncode, zoals van toepassing vóór de wijziging bij decreet van 29 maart 2013.
- Art. 15, § 1, zesde en achtste lid Decreet Vlaams Parlement 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode
12 mei 2017
12 mei 2017
C.2016.0351.N AC nr. ...
INDEPLAATSSTELLING
- Verzekeringsinstelling - Indeplaatsgestelde van de verzekerde schadelijder - Tussenkomst voor het eerst in graad van hoger beroep - Ontvankelijkheid
Krachtens de indeplaatsstelling ingevolge artikel 136, §2, vierde lid, ZIV-wet, oefent de verzekeringsinstelling, wanneer ze van de aansprakelijke derde vergoeding vordert voor de aan het slachtoffer uitgekeerde prestaties, geen andere vordering uit dan deze van het slachtoffer zelf, zodat, wanneer het slachtoffer in eerste aanleg reeds zelf een vordering tot schadevergoeding heeft ingesteld tegen de aansprakelijke derde, artikel 812, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, de indeplaatsgestelde verzekeringsinstelling niet verhindert om voor het eerst in hoger beroep tussen te komen tot het verkrijgen van een veroordeling van de aansprakelijke derde (1). (1) Cass. 16 november 2009, A.R. C.09.0135.N, AC 2009, nr.665.
- Art. 812, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
- Art. 136, § 2, vierde lid Gecoördineerde wet 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0047.N AC nr. ...
INKOMSTENBELASTINGEN
AANSLAGPROCEDURE
Aanslagprocedure - Aanslagbiljet - Verzendingsdatum
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
16 november 2017
16 november 2017
F.2015.0034.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bezwaar - Bezwaartermijn - Aanvang
Indien de rechter aan de vastgestelde ongrondwettigheid van artikel 371 WIB92 zonder meer een einde kan stellen door dit wetsartikel aan te vullen aan de hand van artikel 53bis, 2°, Gerechtelijk Wetboek, kan en moet hij dit doen (1). (1) Zie concl. OM.
16 november 2017
16 november 2017
F.2015.0034.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Ontheffing - Ambtshalve ontheffing - Overbelastingen - Nieuwe bescheiden of feiten
21 december 2017
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
Aanslagprocedure - Aanslagbiljet - Verzendingsdatum
De loutere bewering door de belastingplichtige dat een aanslagbiljet niet verzonden is, heeft niet tot gevolg dat het bestuur dat voorhoudt dat het op het juiste adres van de belastingplichtige en in de gepaste vorm een aanslagbiljet heeft verzonden, ook het bewijs moet leveren dat die verzending effectief is gebeurd (1). (1) Zie concl. OM.
16 november 2017
16 november 2017
F.2015.0034.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Ontheffing - Ambtshalve ontheffing - Overbelastingen - Nieuwe bescheiden of feiten
Voor de toepassing van artikel 376, §1 en §2, WIB92 gelden alleen als nieuwe feiten of bescheiden die welke een bewijs kunnen opleveren dat voordien niet is geleverd en dat de belastingplichtige niet kon overleggen of aanvoeren voordat de termijnen van bezwaar of beroep waren verstreken; de omstandigheid dat een arrest van de Raad van State een gemeentelijk belastingreglement dat betrekking heeft op een bepaald dienstjaar heeft vernietigd, kan niet gelden als een nieuw feit tot staving van een verzoek tot ambtshalve ontheffing dat betrekking heeft op ander dienstjaar (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 376, §§ 1 en 2 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 december 2017
21 december 2017
F.2015.0098.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bezwaar - Aanvang - Bezwaartermijn
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
16 november 2017
16 november 2017
PERSONENBELASTING
F.2015.0034.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Meerwaarden - Stopzettingsmeerwaarden - Tijdstip van belastbaarheid
Een behaalde stopzettingsmeerwaarde is pas belastbaar op het ogenblik dat de schuldvordering van de overdrager zeker en vaststaand wordt (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 28, eerste lid, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0128.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Meerwaarden - Stopzettingsmeerwaarden - Belastbaarheidsvoorwaarden
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0128.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Meerwaarden - Stopzettingsmeerwaarden - Belastbaarheidsvoorwaarden
De belastbaarheid van een stopzettingsmeerwaarde op grond van artikel 28, eerste lid, 1°, WIB92 veronderstelt dat de meerwaarde voortkomt uit activa die voor de beroepswerkzaamheid zijn gebruikt, terwijl niet vereist is dat de meerwaarde haar oorzaak vindt in die beroepswerkzaamheid (1). (1) Zie concl. OM.
21 december 2017
- Art. 28, eerste lid, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Meerwaarden - Stopzettingsmeerwaarden - Tijdstip van belastbaarheid
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0128.N AC nr. ...
Personenbelasting - Diverse inkomsten - Abnormale verrichtingen - Aan- en verkoop van een onroerend goed - Meerwaarde - Belastbaarheid
Wanneer zowel de aankoop als de verkoop van een onroerend goed geen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen zijn, is de bij de verkoop gerealiseerde meerwaarde het
resultaat van die abnormale verrichtingen en integraal belastbaar op grond van artikel 90, 1°, WIB92, verminderd met de kosten bedoeld in artikel 97 WIB92 (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 90, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0135.N AC nr. ...
Personenbelasting - Diverse inkomsten - Overdracht van een gebouwd onroerend goed - Belastbaarheid - Artikel 90, 1° of artikel 90, 10° WIB92 - Criterium van onderscheid
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0135.N AC nr. ...
Personenbelasting - Diverse inkomsten - Abnormale verrichtingen - Aan- en verkoop van een onroerend goed - Meerwaarde - Belastbaarheid
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0135.N AC nr. ...
Personenbelasting - Diverse inkomsten - Overdracht van een gebouwd onroerend goed - Belastbaarheid - Artikel 90, 1° of artikel 90, 10° WIB92 - Criterium van onderscheid
Artikel 90, 1°, WIB92 en artikel 90, 10°, WIB92 viseren onderscheiden situaties, naargelang er al dan niet sprake is van een normale verrichting van het privévermogen; artikel 90, 10°, WIB92 betreft de normale verrichtingen van beheer van een privévermogen bestaande uit onroerende goederen; zodra de overdracht onder bezwarende titel van in een in België gelegen gebouwd onroerend goed niet kan worden beschouwd als een normale verrichting van het beheer van een privévermogen, valt deze overdracht binnen het bereik van artikel 90, 1°, WIB92 (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 90, 1° en 10° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0135.N AC nr. ...
VENNOOTSCHAPSBELASTING
Vennootschapsbelasting - Afzonderlijke aanslagen - Allerlei - Aanslag geheime commissielonen - Strafsanctie - Taak van de rechter
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
16 november 2017
16 november 2017
F.2016.0075.N AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Bedrijfsverliezen - Aftrek voor risicokapitaal - Verbod tot recuperatie - Controlewissel - Niet beantwoordend aan "rechtmatige financiële of economische behoeften"
Ter beoordeling van de "rechtmatige financiële of economische behoeften" in de zin van artikel 207, derde lid, WIB92, moeten alle omstandigheden ten aanzien van alle bij de controleverwerving of controlewissel betrokken partijen, waaronder de aandeelhouders of vennoten, in aanmerking worden genomen; bepalend daarbij is het antwoord op de vraag of door deze controleverwerving of controlewijziging geen oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de vennootschap met de hoofdzakelijke bedoeling belasting te ontwijken door de verliezen van de vennootschap fiscaal aftrekbaar te maken, terwijl het niet vereist is dat het de uitsluitende bedoeling is belasting te ontwijken (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 207, derde lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0019.N AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Afzonderlijke aanslagen - Allerlei - Aanslag geheime commissielonen - Strafsanctie - Taak van de rechter
Wanneer de rechter aanvaardt dat de bijzondere aanslag in zijn geheel beschouwd een sanctie in de zin van artikel 6.1 EVRM uitmaakt, moet hij in concreto nagaan of er omstandigheden bestaan die verantwoorden dat de aanslag wordt verminderd tot onder het door de wet bepaalde tarief; bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel kan de rechter onder meer rekening houden met het feit dat de geheime commissielonen konden worden belast bij de genieter en er bijgevolg geen verlies aan belastinginkomsten is voor de Staat (1). (1) Zie concl. OM.
16 november 2017
16 november 2017
F.2016.0075.N AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Bedrijfsverliezen - Aftrek voor risicokapitaal - Verbod tot recuperatie - Controlewissel - Niet beantwoordend aan "rechtmatige financiële of economische behoeften"
Conclusie van procureur-generaal Xxxxx.
21 december 2017
21 december 2017
KORT GEDING
F.2016.0019.N AC nr. ...
- Vreemdeling - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
De artikelen 39/1, §1, tweede lid, 39/2, §2, 39/82, §1, eerste lid, en §2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid, Vreemdelingenwet, krachtens welke de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bevoegd is om, in het kader van een administratief kort geding en onder de in artikel 39/82, §2, eerste lid, bepaalde voorwaarden, de schorsing te bevelen van de tenuitvoerlegging van de individuele beslissingen die hij kan vernietigen en, bij voorraad, alle nodige maatregelen te bevelen om de belangen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak veilig te stellen, wijken niet af van de rechtsmacht van de hoven en rechtbanken betreffende de geschillen over burgerlijke rechten (1). (1) Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0307.F AC nr. ...
- Vreemdeling - Bevel om het grondgebied te verlaten - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Hangend beroep tot schorsing en vernietiging - Geen beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding -
Aantasting van het recht op een eerlijk proces - Aantasting van het recht op eerbiediging van het gezinsleven - Bevoegdheid
Het hof van beroep verantwoordt niet naar recht zijn beslissing om de beroepen beschikking van de eerste rechter te bevestigen, die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg onbevoegd had verklaard om van de vordering kennis te nemen, op grond dat die beschikking “bij uitsluiting tot de bevoegdheid behoort van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, waarvoor “de vreemdeling, naar aanleiding van het beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid dat hij voor [die] raad kan instellen […], het risico op aantasting van zijn fundamentele rechten kan aanvoeren voor het geval dat die tenuitvoerlegging zou plaatsvinden” (1). (1) Zie Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0307.F AC nr. ...
MAATSCHAPPELIJK WELZIJN (OPENBARE CENTRA VOOR)
- Toekenning - Voorwaarde - Menselijke waardigheid - In acht te nemen tijdstip
Uit artikel 1, eerste lid, van de wet van de Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van 8 juli 1976 volgt dat het recht op sociale zekerheid ontstaat zodra een persoon zich in een situatie bevindt die hem niet in de mogelijkheid stelt een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid; dat recht wordt niet aangetast door de omstandigheid dat de persoon zich niet meer in een dergelijke situatie bevindt op het tijdstip waarop de rechter uitspraak doet (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. ...
27 november 2017
27 november 2017
S.2017.0015.F AC nr. ...
- Toekenning - Voorwaarde - Menselijke waardigheid - In acht te nemen tijdstip
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
27 november 2017
27 november 2017
MACHTEN
RECHTERLIJKE MACHT
S.2017.0015.F AC nr. ...
Rechterlijke macht - Vreemdeling - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
De artikelen 39/1, §1, tweede lid, 39/2, §2, 39/82, §1, eerste lid, en §2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid, Vreemdelingenwet, krachtens welke de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bevoegd is om, in het kader van een administratief kort geding en onder de in artikel 39/82, §2, eerste lid, bepaalde voorwaarden, de schorsing te bevelen van de tenuitvoerlegging van de individuele beslissingen die hij kan vernietigen en, bij voorraad, alle nodige maatregelen te bevelen om de belangen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak veilig te stellen, wijken niet af van de rechtsmacht van de hoven en rechtbanken betreffende de geschillen over burgerlijke rechten (1). (1) Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
C.2017.0307.F
AC nr. ...
5 januari 2018
Rechterlijke macht - Vreemdeling - Bevel om het grondgebied te verlaten - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Hangend beroep tot schorsing en vernietiging - Geen beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Aantasting van het recht op een eerlijk proces - Aantasting van het recht op eerbiediging van het gezinsleven - Bevoegdheid
Het hof van beroep verantwoordt niet naar recht zijn beslissing om de beroepen beschikking van de eerste rechter te bevestigen, die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg onbevoegd had verklaard om van de vordering kennis te nemen, op grond dat die beschikking “bij uitsluiting tot de bevoegdheid behoort van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, waarvoor “de vreemdeling, naar aanleiding van het beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid dat hij voor [die] raad kan instellen […], het risico op aantasting van zijn fundamentele rechten kan aanvoeren voor het geval dat die tenuitvoerlegging zou plaatsvinden” (1). (1) Zie Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0307.F AC nr. ...
MINDERJARIGHEID
- Tegemoetkoming - Bedrag - Vaststelling - Inkomen - Bepaling - Bevoegdheid Koning
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
20 november 2017
20 november 2017
S.2017.0006.N AC nr. ...
- Tegemoetkoming - Bedrag - Vaststelling - Inkomen - Bepaling - Bevoegdheid Koning
Artikel 7, § 1, tweede lid en derde lid, eerste zin, Wet Tegemoetkoming Gehandicapten dat bepaalt dat de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan bepalen wat moet worden verstaan onder "inkomen" en door wie, volgens welke criteria en op welke wijze het bedrag ervan moet worden bepaald, alsook kan bepalen dat sommige inkomsten of delen van het inkomen, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking worden genomen, geeft een ruime bevoegdheid aan de Koning en sluit van die bevoegdheid niet de inkomsten uit die niet-belastbaar zouden zijn; artikel 8bis, § 1, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming heeft aldus wel degelijk een wettelijke grondslag; het arrest dat anders oordeelt en die bepaling buiten toepassing laat, schendt artikel 159 Grondwet (1). (1) Zie concl. OM.
20 november 2017
20 november 2017
MISBRUIK VAN VERTROUWEN
S.2017.0006.N AC nr. ...
- Misbruik van vennootschapsgoederen - Betekenisvol nadeel voor de vermogensbelangen van de vennootschap - Pluraliteit van afzonderlijke strafbare feiten - Samenloop - Eéndaadse samenloop - Voortgezet misdrijf - Draagwijdte
De rechter oordeelt onaantastbaar over het al dan niet bestaan van samenloop tussen de feiten die hem gelijktijdig ter beoordeling worden voorgelegd en wanneer hij een dergelijke samenloop aanneemt, staat het hem vrij bij de beoordeling van één van die feiten, rekening te houden met, naar zijn oordeel, relevante gegevens die betrekking hebben op een ander feit; aldus is de beslissing dat de beklaagden aan de hand van het veelvoud van gepleegde feiten waarbij telkens een eerder beperkt bedrag werd afgehaald, op het ogenblik van het plegen van elk afzonderlijk feit zich ervan bewust waren dat het totaalbedrag van die afhalingen, dat het resultaat is van die afzonderlijke verduisteringen, een betekenisvol nadeel inhield voor de vermogensbelangen van de vennootschap naar recht verantwoord (1). (1) Zie X. XXXXXXXXX, Fr. ROGGEN en X. XXXXX XXXXXX, Droit pénal des affaires, Bruylant, 2005, p. 352; Th. AFSCHRIFT en V. XX XXXXXXXX, Xxxxxx de droit pénal financier, Kluwer, pp. 119 et 120; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Kluwer, 4e ed.,
p. 236; A. Xx Xxxx, «Misbruik van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon», RW, 1997-98, p. 525; X. XXXXX, «Een ‘nieuw’ strafbaar misbruik : dat van vennootschapsgoederen», in Liber Amicorum Xxxx-Xxxxxx Xxxxx, 1998, pp. 54 et 55; J.-X. XXXXXX, «Le délit d’abus de biens
sociaux dans le Code pénal belge», L’expert comptable, 1998, pp. 40 et 41; Ph. XXXXX, «Misbruik van vennootschapsgoederen. Enkele bedenkingen vanuit het vennootschapsrecht bij de introductie van een nieuw misdrijf in het rechtspersonenrecht», TRV, 1998, p. 78; Fr. ROGGEN, «L’incrimination nouvelle d’abus de biens sociaux en droit belge», Rev. dr. ULB, Xxxxxxxx, p. 135; Ph. ‘T KINT,
«L’application aux A.S.B.L. du nouveau délit d’abus de biens sociaux en comparaison avec le délit d’abus de confiance», RPS, 1998, p. 377; L. XXXXXX, «Le délit d’abus de biens sociaux», RDC, 1998, pp. 93 et 94; X. XXXXX XXXXXX, «La répression des abus de biens sociaux : le nouvel article 492bis du Code pénal», JT, 1996, p. 535, n° 9; X. XXXXX XXXXXX, «Abus de biens sociaux, droit fiscal et
groupe de sociétés», RGF, 1998, p. 261; X. XXXXX XXXXXX, «Abus de biens sociaux», Qualifications et jurisprudence pénales, La Charte, p. 3; J.-X. XXXXXX, «Abus de confiance et infractions assimilées»,
Droit pénal et procédure pénale, suppl. 3 (1er mars 2002), p. 24; B. TILLEMANet Ph. TRAEST, «Een nieuw misdrijf : misbruik van vennootschapsgoederen», in Faillissement en gerechtelijk akkoord : het nieuwe recht, Kluwer, 1998, pp. 428 et 429; X. XXXXXXX, «La responsabilité pénale des mandataires locaux», in Les missions du Bourgmestre, UVCW, mis à jour au 1er janvier 2005 par S. Smoos; I. XXXXXXXXXXXXX, Xxxxxx xx xx xxxxxxxx et du concordat, Kluwer, 2003, p. 676.
- Artt. 65 en 492bis Strafwetboek
4 april 2017
4 april 2017
P.2014.0490.N AC nr. ...
MISDRIJF
SOORTEN
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Voortgezet misdrijf - Misbruik van vennootschapsgoederen - Betekenisvol nadeel voor de vermogensbelangen van de vennootschap - Pluraliteit van afzonderlijke strafbare feiten - Draagwijdte
De rechter oordeelt onaantastbaar over het al dan niet bestaan van samenloop tussen de feiten die hem gelijktijdig ter beoordeling worden voorgelegd en wanneer hij een dergelijke samenloop aanneemt, staat het hem vrij bij de beoordeling van één van die feiten, rekening te houden met, naar zijn oordeel, relevante gegevens die betrekking hebben op een ander feit; aldus is de beslissing dat de beklaagden aan de hand van het veelvoud van gepleegde feiten waarbij telkens een eerder beperkt bedrag werd afgehaald, op het ogenblik van het plegen van elk afzonderlijk feit zich ervan bewust waren dat het totaalbedrag van die afhalingen, dat het resultaat is van die afzonderlijke verduisteringen, een betekenisvol nadeel inhield voor de vermogensbelangen van de vennootschap naar recht verantwoord (1). (1) Zie X. XXXXXXXXX, Fr. ROGGEN en X. XXXXX XXXXXX, Droit pénal des affaires, Bruylant, 2005, p. 352; Th. AFSCHRIFT en V. XX XXXXXXXX, Xxxxxx de droit pénal financier, Kluwer, pp. 119 et 120; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Kluwer, 4e ed.,
p. 236; A. Xx Xxxx, «Misbruik van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon», RW, 1997-98, p. 525; X. XXXXX, «Een ‘nieuw’ strafbaar misbruik : dat van vennootschapsgoederen», in Liber Amicorum Xxxx-Xxxxxx Xxxxx, 1998, pp. 54 et 55; J.-X. XXXXXX, «Le délit d’abus de biens
sociaux dans le Code pénal belge», L’expert comptable, 1998, pp. 40 et 41; Ph. XXXXX, «Misbruik van vennootschapsgoederen. Enkele bedenkingen vanuit het vennootschapsrecht bij de introductie van een nieuw misdrijf in het rechtspersonenrecht», TRV, 1998, p. 78; Fr. ROGGEN, «L’incrimination nouvelle d’abus de biens sociaux en droit belge», Rev. dr. ULB, Xxxxxxxx, p. 135; Ph. ‘T KINT,
«L’application aux A.S.B.L. du nouveau délit d’abus de biens sociaux en comparaison avec le délit d’abus de confiance», RPS, 1998, p. 377; L. XXXXXX, «Le délit d’abus de biens sociaux», RDC, 1998, pp. 93 et 94; X. XXXXX XXXXXX, «La répression des abus de biens sociaux : le nouvel article 492bis du Code pénal», JT, 1996, p. 535, n° 9; X. XXXXX XXXXXX, «Abus de biens sociaux, droit fiscal et
groupe de sociétés», RGF, 1998, p. 261; X. XXXXX XXXXXX, «Abus de biens sociaux», Qualifications et jurisprudence pénales, La Charte, p. 3; J.-X. XXXXXX, «Abus de confiance et infractions assimilées»,
Droit pénal et procédure pénale, suppl. 3 (1er mars 2002), p. 24; B. TILLEMANet Ph. TRAEST, «Een nieuw misdrijf : misbruik van vennootschapsgoederen», in Faillissement en gerechtelijk akkoord : het nieuwe recht, Kluwer, 1998, pp. 428 et 429; X. XXXXXXX, «La responsabilité pénale des mandataires locaux», in Les missions du Bourgmestre, UVCW, mis à jour au 1er janvier 2005 par S. Smoos; I. XXXXXXXXXXXXX, Xxxxxx xx xx xxxxxxxx et du concordat, Kluwer, 2003, p. 676.
- Artt. 65 en 492bis Strafwetboek
4 april 2017
4 april 2017
P.2014.0490.N AC nr. ...
ONAANTASTBARE BEOORDELING DOOR DE FEITENRECHTER
- Strafzaken - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Beoordeling door appelrechter
Het staat aan de appelrechter om onaantastbaar in feite te oordelen of de appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier zijn grieven tegen het beroepen vonnis voldoende nauwkeurig heeft opgegeven, zoals vereist door artikel 204 Wetboek van Strafvordering en bij die beoordeling kan de appelrechter onder meer in aanmerking nemen dat een appellant die gebruik maakt van het grievenformulier ook grieven heeft aangevinkt die geen enkele relevantie hebben voor de beroepen beslissing; het Hof gaat na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-
generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR
P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei
2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0087.N AC nr. ...
- Strafzaken - Deskundigenverslagen - Beoordeling van bewijswaarde door rechter
De rechter beoordeelt onaantastbaar de bewijswaarde van deskundigenverslagen; noch artikel 6 EVRM noch de algemene rechtsbeginselen van het recht op tegenspraak en het recht op een eerlijk proces vereisen dat de rechter preciseert waarom hij meer belang hecht aan het ene deskundigenverslag dan aan het andere.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
- Strafzaken - Recht van beklaagde om bijkomende onderzoekshandelingen of afwachten resultaat ander strafonderzoek te vragen
Artikel 6 EVRM houdt in dat een beklaagde ter vrijwaring van zijn recht op een eerlijk proces of van het vermoeden van onschuld aan de rechter kan vragen dat bijkomende onderzoekshandelingen worden uitgevoerd of dat het resultaat van een ander strafonderzoek wordt afgewacht; dit recht is niet absoluut: het staat aan de rechter om op grond van het geheel van de gegevens van de zaak onaantastbaar te oordelen over de noodzaak, de raadzaamheid en de gepastheid om op een dergelijk verzoek in te gaan en uit een met redenen omklede afwijzing van dat verzoek kan noch schending van artikel 6 EVRM noch miskenning van het recht op een eerlijk proces of van het vermoeden van onschuld worden afgeleid (1). (1) Zie Cass. 21 februari 2017, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 122.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
- Sanctie - Veroordeling tot de oorzaken van het beslag - Beslagrechter - Bevoegdheid - Opleggen of matigen van de sanctie - Beoordeling - Aard - Hof van Cassatie - Toetsing - Aard - Beslag - Algemeen - Derdenbeslag - Derde-beslagene - Verklaring - Verzuim of onnauwkeurigheid
Indien de rechter op grond van de omstandigheden van de zaak op onaantastbare wijze oordeelt over het opleggen van de sanctie en het matigen ervan (1), beschikt het Hof niettemin over een marginaal toetsingsrecht (2) ter zake de evenredigheid tussen de zwaarte van de inbreuk en de opgelegde sanctie. (1) Zie Cass. 3 december 1990, AR 8820, AC 1990-91, nr. 174. (2) Zie over het begrip “marginale toetsing” de concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 23 oktober 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 560, r.o. 14, en de aldaar geciteerde rechtspraak van het Hof.
- Artt. 1452, eerste lid, 1456, 1539 en 1542 Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0458.N AC nr. ...
- Hoger beroep - Strafzaken - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Beoordeling door appelrechter
Het staat aan de appelrechter in strafzaken om onaantastbaar in feite de draagwijdte te bepalen van de door een appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier opgegeven grief of grieven; het Hof gaat wel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr.
264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC
2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0147.N AC nr. ...
- Hoger beroep - Strafzaken - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Beoordeling door appelrechter
Het staat aan de appelrechter om onaantastbaar in feite te oordelen of de appellant in het verzoekschrift of in het grievenformulier zijn grieven tegen het beroepen vonnis voldoende nauwkeurig heeft opgegeven, zoals vereist door artikel 204 Wetboek van Strafvordering; het Hof gaat wel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18
april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305 ,
met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0105.N AC nr. ...
- Faillissement, faillissementsakkoord en gerechtelijk akkoord - Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Individuele schade van een schuldeiser - Draagwijdte
Het faillissement van de schuldenaar staat er niet aan in de weg dat een schuldeiser vergoeding vordert van een derde door wiens fout schade is ontstaan die hem alleen treft, zodat de fout van de bestuurder of zaakvoerder die erin bestaat het misdrijf van oplichting te plegen ten nadele van een contractant van de failliet verklaarde vennootschap, voor die contractant schade kan opleveren die hem alleen treft en die hij bijgevolg kan vorderen van die bestuurder; de rechter oordeelt daarover onaantastbaar en het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Cass. 17 december 2015, AR F.14.0024.N., AC 2015, nr 764.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0484.N AC nr. ...
- Strafzaken - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Nauwkeurigheid - Beoordeling door appelrechter
De appelrechter oordeelt onaantastbaar in feite of de grieven die in het verzoekschrift of het grievenformulier zijn opgegeven, voldoende nauwkeurig zijn maar het Hof gaat evenwel na of de appelrechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord; uit de enkele omstandigheid dat een appellant aanduidt dat zijn grieven betrekking hebben op alle beslissingen van het beroepen vonnis, kan niet worden afgeleid dat die grieven niet nauwkeurig zijn (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april
2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met
xxxxx. xxx xxxxxxxx-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
ONDERWIJS
P.2017.0031.N AC nr. ...
- Personeelslid - Onderbreking beroepsloopbaan - Deeltijdse onderbreking - Vermindering met een vijfde - Onderbrekingsuitkeringen - Berekening
Uit de samenhang van de artikelen 7, eerste lid en 37, tweede lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, en de artikelen 4ter, §1, eerste lid en 4quinquies koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, volgt dat de personeelsleden die op basis van artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en het voormelde artikel 4ter een vermindering van hun beroepsloopbaan met een vijfde aanvragen en verkrijgen, recht hebben op de forfaitaire uitkering van 119,25 euro indien hun ambt een volledige opdracht omvat, ook indien die vermindering moet worden beperkt overeenkomstig de afrondingsregel van artikel 7, eerste lid, 3°, B. Vl. Reg. 9 september 2011.
20 november 2017
20 november 2017
ONDERZOEK IN STRAFZAKEN
GERECHTELIJK ONDERZOEK
S.2016.0083.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Kamer van inbeschuldigingstelling - Controle overeenkomstig artikel 235ter Wetboek van Strafvordering - Vonnisrechter - Provocatieverweer door beklaagde
Het onderzoek door de kamer van inbeschuldigingstelling van de bijzondere opsporingsmethodes overeenkomstig artikel 235ter Wetboek van Strafvordering, zonder dat na een tegensprekelijke procedure werd geoordeeld over de regelmatigheid van de rechtspleging en van de bewijsverkrijging aan de hand van het open dossier, belet een beklaagde niet om voor de vonnisrechter een provocatieverweer te voeren (1). (1) Zie Cass. 28 mei 2014, AR P.14.0424.F, AC 2014, nr. 386 met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 386.
- Art. 30 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0108.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regelmatigheid van de procedure - Onderzoeksgerechten - Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle overeenkomstig artikel 235ter Wetboek van Strafvordering - Draagwijdte - Controle gelast door het vonnisgerecht - Aard
Artikel 189ter Wetboek van Strafvordering verleent in het in die bepaling bedoelde geval aan de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de in artikel 235ter Wetboek van Strafvordering beperkte bevoegdheid om de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethodes observatie en infiltratie te onderzoeken; de kamer van inbeschuldigingstelling neemt in dat geval geen kennis van de zaak zoals bedoeld door artikel 235bis, § 2, Wetboek van Strafvordering en zij heeft dan ook geen rechtsmacht om de regelmatigheid van de haar voorgelegde procedure te beoordelen omdat dat onderzoek behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de vonnisrechter bij wie de zaak aanhangig is (1). (1) Zie Cass. 16 februari 2010, XX X.00.0000.X, AC 2010, nr. 104 met concl. van advocaat- generaal Xxxxxxxxx.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0108.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Aard
Artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering voert een afzonderlijke, inquisitoriale en niet- tegensprekelijke procedure in, waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de regelmatigheid beoordeelt van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethodes observatie en infiltratie; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling over dat toezicht is bindend maar deze rechtspleging doet evenwel geen afbreuk aan de eventuele toepassing van de in artikel 235bis Wetboek van Strafvordering bepaalde procedure (1). (1) Zie Cass. 28 mei 2014, AR P.14.0424.F, AC 2014, nr. 386 met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 386.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0108.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Kamer van inbeschuldigingstelling - Draagwijdte van de controle
Artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering voert een afzonderlijke, inquisitoriale en niet- tegensprekelijke procedure in, waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de regelmatigheid beoordeelt van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethodes observatie en infiltratie; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling over dat toezicht is bindend maar deze rechtspleging doet evenwel geen afbreuk aan de eventuele toepassing van de in artikel 235bis Wetboek van Strafvordering bepaalde procedure (1). (1) Zie Cass. 28 mei 2014, AR P.14.0424.F, AC 2014, nr. 386 met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 386.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0108.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Uitspraak door het onderzoeksgerecht - Draagwijdte
Artikel 19, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat een vonnis een eindvonnis is in zoverre daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt is uitgeput, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald; die bepaling is enkel van toepassing op beslissingen die de rechter uitspreekt binnen het kader van dezelfde rechtspleging hetgeen niet het geval is wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak doet, eensdeels, over een gevraagde bijkomende onderzoekshandeling op grond van artikel 61quinquies, Wetboek van Strafvordering en, anderdeels, over de regeling van de rechtspleging en de binnen dat kader aangevoerde onregelmatigheid van het gerechtelijk onderzoek (1). (1) X. XXXXXXX, Het gezag van rechterlijk gewijsde: een begrippenstudie, Diegem, Kluwer, 2001, p. 109; zie ook Cass. 17 april 2012, AR P. 11.2059.N, AC 2012, nr. 235 en andersl.concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX, XX 0000, p. 124 en noot X. XXXXXX, p. 129, “ De weigering tot regeling der rechtspleging: twee kansen voor de prijs van één?” , RW 2012-2013, p. 373 en noot X. XX XXXX, p. 376-379, “De beslissing van de raadkamer in geval van onvolledig gerechtelijk onderzoek”, T. Strafr. 2012, 336 en noot JVG.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regelmatigheid van de procedure - Uitspraak door het onderzoeksgerecht - Draagwijdte
Artikel 19, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat een vonnis een eindvonnis is in zoverre daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt is uitgeput, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald; die bepaling is enkel van toepassing op beslissingen die de rechter uitspreekt binnen het kader van dezelfde rechtspleging hetgeen niet het geval is wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak doet, eensdeels, over een gevraagde bijkomende onderzoekshandeling op grond van artikel 61quinquies, Wetboek van Strafvordering en, anderdeels, over de regeling van de rechtspleging en de binnen dat kader aangevoerde onregelmatigheid van het gerechtelijk onderzoek (1). (1) X. XXXXXXX, Het gezag van rechterlijk gewijsde: een begrippenstudie, Diegem, Kluwer, 2001, p. 109; zie ook Cass. 17 april 2012, AR P. 11.2059.N, AC 2012, nr. 235 en andersl.concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX, XX 0000, p. 124 en noot X. XXXXXX, p. 129, “ De weigering tot regeling der rechtspleging: twee kansen voor de prijs van één?” , RW 2012-2013, p. 373 en noot X. XX XXXX, p. 376-379, “De beslissing van de raadkamer in geval van onvolledig gerechtelijk onderzoek”, T. Strafr. 2012, 336 en noot JVG.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Verzoek tot bijkomende onderzoekshandeling - Uitspraak door het onderzoeksgerecht - Draagwijdte
Artikel 19, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat een vonnis een eindvonnis is in zoverre daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt is uitgeput, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald; die bepaling is enkel van toepassing op beslissingen die de rechter uitspreekt binnen het kader van dezelfde rechtspleging hetgeen niet het geval is wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak doet, eensdeels, over een gevraagde bijkomende onderzoekshandeling op grond van artikel 61quinquies, Wetboek van Strafvordering en, anderdeels, over de regeling van de rechtspleging en de binnen dat kader aangevoerde onregelmatigheid van het gerechtelijk onderzoek (1). (1) X. XXXXXXX, Het gezag van rechterlijk gewijsde: een begrippenstudie, Diegem, Kluwer, 2001, p. 109; zie ook Cass. 17 april 2012, AR P. 11.2059.N, AC 2012, nr. 235 en andersl.concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX, XX 0000, p. 124 en noot X. XXXXXX, p. 129, “ De weigering tot regeling der rechtspleging: twee kansen voor de prijs van één?” , RW 2012-2013, p. 373 en noot X. XX XXXX, p. 376-379, “De beslissing van de raadkamer in geval van onvolledig gerechtelijk onderzoek”, T. Strafr. 2012, 336 en noot JVG.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regelmatigheid van de procedure - Uitspraak door het onderzoeksgerecht - Middel dat verband houdt met de bewijswaardering - Draagwijdte
De beslissing over de betrouwbaarheid van een bewijsmiddel houdt verband met de bewijswaardering, en die beslissing komt enkel toe aan de vonnisrechter; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling dat er geen reden is om een stuk als bewijsmiddel te weren omdat de aangevoerde onregelmatigheid de betrouwbaarheid ervan niet aantast, is dan ook niet bindend voor de vonnisrechter en belet niet dat de partijen voor die rechter verweer voeren over de betrouwbaarheid van dat stuk (1). (1) Cass. 19 mei 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 322; Cass. 3 april 2012, AR P.11.2095.N, AC 2012, nr. 214 met concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Uitspraak door het onderzoeksgerecht - Middel dat verband houdt met de bewijswaardering - Draagwijdte
De beslissing over de betrouwbaarheid van een bewijsmiddel houdt verband met de bewijswaardering, en die beslissing komt enkel toe aan de vonnisrechter; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling dat er geen reden is om een stuk als bewijsmiddel te weren omdat de aangevoerde onregelmatigheid de betrouwbaarheid ervan niet aantast, is dan ook niet bindend voor de vonnisrechter en belet niet dat de partijen voor die rechter verweer voeren over de betrouwbaarheid van dat stuk (1). (1) Cass. 19 mei 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 322; Cass. 3 april 2012, AR P.11.2095.N, AC 2012, nr. 214 met concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX.
4 april 2017
4 april 2017
ONDERZOEKSGERECHTEN
P.2016.0351.N AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle overeenkomstig artikel 235ter Wetboek van Strafvordering - Draagwijdte - Controle gelast door het vonnisgerecht - Aard
Artikel 189ter Wetboek van Strafvordering verleent in het in die bepaling bedoelde geval aan de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de in artikel 235ter Wetboek van Strafvordering beperkte bevoegdheid om de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethodes observatie en infiltratie te onderzoeken; de kamer van inbeschuldigingstelling neemt in dat geval geen kennis van de zaak zoals bedoeld door artikel 235bis, § 2, Wetboek van Strafvordering en zij heeft dan ook geen rechtsmacht om de regelmatigheid van de haar voorgelegde procedure te beoordelen omdat dat onderzoek behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de vonnisrechter bij wie de zaak aanhangig is (1). (1) Zie Cass. 16 februari 2010, XX X.00.0000.X, AC 2010, nr. 104 met concl. van advocaat- generaal Xxxxxxxxx.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0108.N AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Aard
Artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering voert een afzonderlijke, inquisitoriale en niet- tegensprekelijke procedure in, waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de regelmatigheid beoordeelt van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethodes observatie en infiltratie; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling over dat toezicht is bindend maar deze rechtspleging doet evenwel geen afbreuk aan de eventuele toepassing van de in artikel 235bis Wetboek van Strafvordering bepaalde procedure (1). (1) Zie Cass. 28 mei 2014, AR P.14.0424.F, AC 2014, nr. 386 met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 386.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0108.N AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Draagwijdte van de controle
Artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering voert een afzonderlijke, inquisitoriale en niet- tegensprekelijke procedure in, waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de regelmatigheid beoordeelt van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethodes observatie en infiltratie; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling over dat toezicht is bindend maar deze rechtspleging doet evenwel geen afbreuk aan de eventuele toepassing van de in artikel 235bis Wetboek van Strafvordering bepaalde procedure (1). (1) Zie Cass. 28 mei 2014, AR P.14.0424.F, AC 2014, nr. 386 met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 386.
P.2017.0108.N
AC nr. ...
18 april 2017
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle overeenkomstig artikel 235ter Wetboek van Strafvordering - Vonnisrechter - Provocatieverweer door beklaagde
Het onderzoek door de kamer van inbeschuldigingstelling van de bijzondere opsporingsmethodes overeenkomstig artikel 235ter Wetboek van Strafvordering, zonder dat na een tegensprekelijke procedure werd geoordeeld over de regelmatigheid van de rechtspleging en van de bewijsverkrijging aan de hand van het open dossier, belet een beklaagde niet om voor de vonnisrechter een provocatieverweer te voeren (1). (1) Zie Cass. 28 mei 2014, AR P.14.0424.F, AC 2014, nr. 386 met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 386.
- Art. 30 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0108.N AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Verzoek tot bijkomende onderzoekshandeling - Regeling van de rechtspleging - Regelmatigheid van de procedure - Uitspraak door het onderzoeksgerecht - Draagwijdte
Artikel 19, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat een vonnis een eindvonnis is in zoverre daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt is uitgeput, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald; die bepaling is enkel van toepassing op beslissingen die de rechter uitspreekt binnen het kader van dezelfde rechtspleging hetgeen niet het geval is wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak doet, eensdeels, over een gevraagde bijkomende onderzoekshandeling op grond van artikel 61quinquies, Wetboek van Strafvordering en, anderdeels, over de regeling van de rechtspleging en de binnen dat kader aangevoerde onregelmatigheid van het gerechtelijk onderzoek (1). (1) X. XXXXXXX, Het gezag van rechterlijk gewijsde: een begrippenstudie, Diegem, Kluwer, 2001, p. 109; zie ook Cass. 17 april 2012, AR P. 11.2059.N, AC 2012, nr. 235 en andersl.concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX, XX 0000, p. 124 en noot X. XXXXXX, p. 129, “ De weigering tot regeling der rechtspleging: twee kansen voor de prijs van één?” , RW 2012-2013, p. 373 en noot X. XX XXXX, p. 376-379, “De beslissing van de raadkamer in geval van onvolledig gerechtelijk onderzoek”, T. Strafr. 2012, 336 en noot JVG.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
- Raadkamer - Onderzoeksrechter - Ontslag van onderzoek verleend met het oog op taalwijziging - Aard
De beslissing van het onderzoeksgerecht dat de onderzoeksrechter ontslag van zijn onderzoek verleent met het oog op een taalwijziging, is enkel een administratieve ordemaatregel waarbij dat gerecht, zonder de rechtspleging te regelen, het onderzoek in zijn arrondissement afsluit en het dossier ter beschikking stelt van het openbaar ministerie zodat een gerechtelijk onderzoek kan worden gevorderd in een arrondissement met een andere taal van de rechtspleging; het is uit die vordering en niet uit de beslissing tot ontslag van onderzoek dat de taalwijziging voortvloeit zodat bijgevolg geen schending van de Taalwet Gerechtszaken kan worden afgeleid uit het enkele feit dat het proces-verbaal waarbij het openbaar ministerie, volgend op die beslissing, de verdachte van zijn vrijheid beneemt met het oog op het verlenen van een nieuw bevel tot aanhouding, is opgesteld in de taal van de oorspronkelijke rechtspleging (1). (1) Zie Cass. 21 december 2011, AR P.11.1690.F, AC 2011, nr. 701; Cass. 6 maart 2012, AR P.11.1273.N, AC 2012, nr. 152.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0407.N AC nr. ...
- Raadkamer - Onderzoeksrechter - Ontslag van onderzoek verleend met het oog op taalwijziging
De beslissing van het onderzoeksgerecht dat de onderzoeksrechter ontslag van zijn onderzoek verleent met het oog op een taalwijziging, is enkel een administratieve ordemaatregel waarbij dat gerecht, zonder de rechtspleging te regelen, het onderzoek in zijn arrondissement afsluit en het dossier ter beschikking stelt van het openbaar ministerie zodat een gerechtelijk onderzoek kan worden gevorderd in een arrondissement met een andere taal van de rechtspleging; het is uit die vordering en niet uit de beslissing tot ontslag van onderzoek dat de taalwijziging voortvloeit zodat bijgevolg geen schending van de Taalwet Gerechtszaken kan worden afgeleid uit het enkele feit dat het proces-verbaal waarbij het openbaar ministerie, volgend op die beslissing, de verdachte van zijn vrijheid beneemt met het oog op het verlenen van een nieuw bevel tot aanhouding, is opgesteld in de taal van de oorspronkelijke rechtspleging (1). (1) Zie Cass. 21 december 2011, AR P.11.1690.F, AC 2011, nr. 701; Cass. 6 maart 2012, AR P.11.1273.N, AC 2012, nr. 152.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0407.N AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Regeling van de rechtspleging - Regelmatigheid van de procedure - Middel dat verband houdt met de bewijswaardering - Uitspraak door het onderzoeksgerecht - Draagwijdte
De beslissing over de betrouwbaarheid van een bewijsmiddel houdt verband met de bewijswaardering, en die beslissing komt enkel toe aan de vonnisrechter; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling dat er geen reden is om een stuk als bewijsmiddel te weren omdat de aangevoerde onregelmatigheid de betrouwbaarheid ervan niet aantast, is dan ook niet bindend voor de vonnisrechter en belet niet dat de partijen voor die rechter verweer voeren over de betrouwbaarheid van dat stuk (1). (1) Cass. 19 mei 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 322; Cass. 3 april 2012, AR P.11.2095.N, AC 2012, nr. 214 met concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX.
4 april 2017
4 april 2017
OPENBAAR MINISTERIE
P.2016.0351.N AC nr. ...
- Strafzaken - Straffen - Verbeurdverklaring - Onroerend goed - Schriftelijke vordering van het openbaar ministerie - Hypothecaire inschrijving - Draagwijdte
De bepaling van artikel 43bis Strafwetboek vereist enkel met betrekking tot in België gelegen onroerende goederen dat de schriftelijke vordering van het openbaar ministerie strekkende tot verbeurdverklaring van een onroerend goed, het voorwerp uitmaakt van een hypothecaire inschrijving; die inschrijving is niet mogelijk voor in het buitenland gelegen onroerende goederen (1). (1) J. ROZIE en P. WAETERINCKX , Actualia verbeurdverklaring (2010-2015): alles stroomt, niets is blijvend, NC 2015, p. 404-406, nr. 44-48 (46 in fine) en de daar in voetnoot aangehaalde parlementaire wetsgeschiedenis.
4 april 2017
4 april 0000
XXXXXXXXXXXX
BESTANDDELEN
P.2016.0484.N AC nr. ...
Bestanddelen - Oorzaak - Bestaan - Geldigheid - Beoordeling - Tijdstip
Het bestaan en de geldigheid van de oorzaak als ontstaansvoorwaarde van een verbintenis dient beoordeeld te worden op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst.
- Artt. 1108 en 1131 Burgerlijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0439.N AC nr. ...
Bestanddelen - Voorwerp - Toekomstige verbintenissen
Opdat toekomstige verbintenissen het voorwerp van een overeenkomst kunnen uitmaken, is vereist dat zij bepaald zijn, of ten minste bepaalbaar zonder dat een nieuwe wilsovereenstemming tussen de partijen is vereist.
- Art. 1130, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0439.N AC nr. ...
EINDE
Einde - Wederkerig contract - Ontbinding
De regel dat de ontbinding van een wederkerige overeenkomst krachtens artikel 1184 Burgerlijk Wetboek, tot gevolg heeft dat de overeenkomst, in beginsel, met terugwerkende kracht wordt ongedaan gemaakt, sluit niet uit dat contractuele bedingen die tot voorwerp hebben de gevolgen van de ontbinding tussen de partijen te regelen, verder uitwerking krijgen.
23 oktober 2017
23 oktober 2017
C.2017.0234.N AC nr. ...
Einde - Wederkerig contract - Ontbinding
De regel dat de ontbinding van een wederkerige overeenkomst krachtens artikel 1184 Burgerlijk Wetboek, tot gevolg heeft dat de overeenkomst, in beginsel, met terugwerkende kracht wordt ongedaan gemaakt, sluit niet uit dat contractuele bedingen die tot voorwerp hebben de gevolgen van de ontbinding tussen de partijen te regelen, verder uitwerking krijgen.
23 oktober 2017
23 oktober 2017
C.2017.0234.N AC nr. ...
RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Ontbinding - Terugwerkende kracht
De regel dat de ontbinding van een wederkerige overeenkomst krachtens artikel 1184 Burgerlijk Wetboek, tot gevolg heeft dat de overeenkomst, in beginsel, met terugwerkende kracht wordt ongedaan gemaakt, sluit niet uit dat contractuele bedingen die tot voorwerp hebben de gevolgen van de ontbinding tussen de partijen te regelen, verder uitwerking krijgen.
23 oktober 2017
23 oktober 2017
PREJUDICIEEL GESCHIL
C.2017.0234.N AC nr. ...
- Strafzaken - Strafrechter - Tussengeschil - Artikel 15 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Prejudiciële vraag
Op de regel die stelt dat de strafgerechten uitspraak doen over de burgerlijke rechtsvorderingen die incidenteel voor hen worden opgeworpen, naar aanleiding van de misdrijven die bij hen aanhangig zijn gemaakt, wordt enkel uitzondering gemaakt in de gevallen waarin de wet de rechtbank die uitspraak doet over de strafvordering of over de daaruit voortvloeiende burgerlijke rechtsvordering, verplicht een prejudiciële vraag te stellen aan een ander rechtscollege.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
- Strafzaken - Strafrechter - Tussengeschil - Geldigheid van een minnelijke schikking tussen de burgerlijke partij en de beklaagde - Artikel 15 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering
Geen enkele wettelijke bepaling schrijft voor dat de voorafgaande betwisting voor de strafrechter bij wie de burgerlijke rechtsvordering aanhangig is gemaakt en die betrekking heeft op de geldigheid van een als minnelijke schikking omschreven overeenkomst, die geacht wordt tussen de burgerlijke partij en de beklaagde te zijn gesloten, een prejudicieel geschil oplevert en aanleiding geeft tot verwijzing naar de burgerlijke rechter.
- Art. 15 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
13 september 2017
13 september 2017
P.2017.0307.F AC nr. ...
- Weigering van de feitenrechter een prejudiciële vraag te stellen - Cassatievoorziening - Verplichting van het Hof
Wanneer de appelrechters hebben geweigerd aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen is het Hof in beginsel enkel ertoe gehouden zelf die vraag aan het Grondwettelijk Hof te stellen, wanneer de eiser niet alleen de afwijzing van zijn verzoek aanvecht, maar tevens de beslissing bekritiseert over het geschil zelf dat voor hem de grond oplevert tot het opwerpen van de prejudiciële vraag.
- Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 januari 1989
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.0972.N AC nr. ...
RECHT VAN VERDEDIGING
STRAFZAKEN
Strafzaken - Verzoek tot het horen van een getuige à charge - Geen verhoor tijdens het proces - Inaanmerkingneming van de verklaringen - Beoordelingscriteria
De artikelen 6.1 en 6.3.d EVRM vereisen dat, om verklaringen à charge die tijdens het onderzoek in afwezigheid van de inverdenkinggestelde of zijn raadsman zijn afgenomen, als bewijs in aanmerking te kunnen nemen, en dat terwijl de beklaagde, die de vonnisrechter nochtans daarom heeft verzocht, evenmin de mogelijkheid heeft gekregen om de persoon die deze verklaringen heeft afgelegd als getuige tijdens het proces te ondervragen, moet worden nagegaan of er (a) een ernstige reden bestaat waarom de getuige niet verschijnt en of, bijgevolg, diens verklaring als bewijs kan worden aangenomen; (b) of de verklaring van de afwezige getuige de enige dan wel doorslaggevende grond is voor de veroordeling; en (c) of er compenserende elementen voorhanden zijn, meer bepaald voldoende sterke procedurele waarborgen als tegengewicht voor de moeilijkheden die de verdediging door de aanname van een dergelijk bewijs hebben ondervonden en die volstaan om de billijkheid van de rechtspleging in haar geheel te waarborgen (1). (1) Zie Cass. 16 november 2016, AR P.16.0872.F, AC 2016, nr. 648, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXX; XXXX, Xxxxx x. België, 14 juni 2016, nr. 65.400/10, §§ 27 tot 33.
- Artt. 6.1 en 6.3.d Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0428.F AC nr. ...
Strafzaken - Recht om een getuige te doen verhoren - Verzoek tot verhoor van een getuige - Afwijzing - Motivering
Artikel 6.3.d XXXX bepaalt dat eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd het recht heeft de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en de oproeping van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge; dat recht is niet onbeperkt, de rechter kan een dergelijk verzoek inwilligen dan wel afwijzen, naargelang het al dan niet dienstig blijkt voor de waarheidsvinding en voor zover het recht op een
eerlijk proces wordt geëerbiedigd; wanneer bij conclusie om het verhoor van een getuige wordt verzocht, moet de rechter, wanneer hij dat verzoek afwijst, daarop antwoorden en aangeven waarom hij de gevraagde onderzoeksmaatregel niet nuttig acht om tot zijn overtuiging te komen (1). (1) Cass. 16 november 2016, AR P.16.0872.F, AC 2016, nr. 648, met concl. van advocaat- generaal X. XXXXXXXXXXXXX; zie Cass. 31 mei 2016, P.14.1488.N, AC 2016, nr. 358; EHRM, (Gc), Al-
Khawaja en Thahery t. Verenigd Koninkrijk, 15 december 2011, nrs. 26.766/05 en 22.228/06; EHRM, (GC), Xxxxxxxxxxxxxxxx t. Duitsland, 15 december 2015, nr. 9154/10; XXXX, Xxxxx x. België, 14 juni 2016, nr. 65.400/10, §§ 27 tot 33.
- Artt. 6.1 en 6.3.d Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0428.F AC nr. ...
RECHTBANKEN
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Sociale zaken (bijzondere regels) - Sociale zekerheid - Werknemers - Internationale detachering - Uitzendende Lidstaat - Detachering - Verlenging - Betwisting - Lidstaat van tewerkstelling - Nationale rechter - Bevoegdheid
Bij betwisting van de rechtsgeldigheid van de verlenging van de detachering behoort het aan de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de arbeid wordt verricht na te gaan of de toepassingsvoorwaarden hiertoe vervuld zijn.
20 november 2017
20 november 2017
S.2017.0003.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Conclusietermijnen - Termijnen door de rechter bepaald - Vereisten - Toezending aan de tegenpartij - Neerlegging ter griffie - Laattijdigheid
Wanneer de rechter termijnen bepaalt om conclusie te nemen, moeten telkens zowel de neerlegging van de conclusie ter griffie als de toezending ervan aan de tegenpartij binnen de bepaalde termijnen plaatsvinden; de enkele toezending van de conclusie aan de tegenpartij binnen de door de rechter bepaalde termijn voldoet niet aan de wettelijke vereiste; in voorkomend geval moet de rechter de laattijdig ter griffie neergelegde conclusie uit het debat weren, ook al is ze tijdig aan de tegenpartij gezonden (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 747, § 2, derde en zesde lid Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0418.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Conclusietermijnen - Termijnen door de rechter bepaald - Vereisten - Toezending aan de tegenpartij - Neerlegging ter griffie - Laattijdigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
21 april 2017
21 april 2017
STRAFZAKEN
C.2016.0418.N AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Zittingen van de rechtbanken - Uitsel van het onderzoek van de zaak -
Openbaarheid van het debat
Door te bepalen dat de zittingen van de rechtbanken openbaar zijn, wil artikel 148 Grondwet de openbaarheid van het debat waarborgen; aangezien het debat in het openbaar heeft plaatsgevonden, kan het enkele feit dat uit de stukken van de rechtspleging niet blijkt dat de rechtszitting waarnaar de rechtbank de behandeling van de zaak heeft uitgesteld om ze in staat van wijzen te brengen, in het openbaar is geschied, niet tot de nietigheid van de rechtspleging leiden.
- Artt. 153 en 190 Wetboek van Strafvordering
- Art. 148 De gecoördineerde Grondwet 1994
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0253.F AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Behandeling met gesloten deuren - Verzoek tot behandeling met gesloten deuren - Belangen van meerderjarige personen die geen partij zijn bij het proces
De bepalingen van artikel 6.1 EVRM, artikel 148 Grondwet en artikel 190, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafvordering laten de rechter toe de aanwezigheid van het publiek bij de behandeling van een zaak te verbieden, in de regel wanneer dit vereist is ter bescherming van de openbare orde, de goede zeden, de nationale veiligheid, de belangen van minderjarigen of het privéleven van de partijen bij het proces; hieruit volgt dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek om een zaak met gesloten deuren te behandelen, niet ertoe gehouden is de belangen in acht te nemen van meerderjarige personen die geen partij zijn bij het proces.
18 april 2017
18 april 2017
RECHTEN VAN DE MENS
VERDRAG RECHTEN VAN DE MENS
P.2016.1292.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht van toegang tot de rechter - Instelling van rechtsmiddelen afhankelijk gemaakt van voorwaarden - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Bestaanbaarheid
Uit artikel 6.1 EVRM, artikel 204 Wetboek van Strafvordering en het door artikel 204, derde lid, Wetboek van Strafvordering bedoelde grievenformulier zoals vastgesteld met het koninklijk besluit van 18 februari 2016 tot uitvoering van artikel 204, derde lid, Wetboek van Strafvordering en de wetsgeschiedenis volgt dat de door artikel 204 Wetboek van Strafvordering aan een appellant opgelegde verplichting om op straffe van vervallenverklaring van het hoger beroep nauwkeurig de grieven op te geven tegen de beroepen beslissing, in overeenstemming is met artikel 6 EVRM (1).
(1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0105.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Vreemdeling - Bevel om het grondgebied te verlaten - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Hangend beroep tot schorsing en vernietiging - Geen beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Aantasting van het recht op een eerlijk proces - Bevoegdheid
Het hof van beroep verantwoordt niet naar recht zijn beslissing om de beroepen beschikking van de eerste rechter te bevestigen, die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg onbevoegd had verklaard om van de vordering kennis te nemen, op grond dat die beschikking “bij uitsluiting tot de bevoegdheid behoort van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, waarvoor “de vreemdeling, naar aanleiding van het beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid dat hij voor [die] raad kan instellen […], het risico op aantasting van zijn fundamentele rechten kan aanvoeren voor het geval dat die tenuitvoerlegging zou plaatsvinden” (1). (1) Zie Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0307.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht van toegang tot de rechter - Instelling van rechtsmiddelen afhankelijk gemaakt van voorwaarden - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Bestaanbaarheid
Bij de toepassing van artikel 204 Wetboek van Strafvordering moet rekening worden gehouden met het door artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens; uit die bepaling volgt dat de lidstaten het instellen van rechtsmiddelen afhankelijk mogen maken van voorwaarden, maar dat bij de toepassing van die voorwaarden de rechter niet overdreven formalistisch mag zijn zodat de billijkheid van de procedure wordt aangetast of overdreven soepel zodat de opgelegde voorwaarden inhoudsloos worden (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van
advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april
2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass.
3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0147.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Beginsel van wapengelijkheid - Openbare terechtzitting - Advies van het openbaar ministerie - Enkel kennisname van de conclusie en de stukken van de verwerende partij
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0258.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Beginsel van wapengelijkheid - Openbare terechtzitting - Neerlegging van een conclusie door de verwerende partij en niet door de eisende partij
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0258.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Beginsel van wapengelijkheid - Openbare terechtzitting - Advies van het openbaar ministerie - Enkel kennisname van de conclusie en de stukken van de verwerende partij
Noch de omstandigheid dat op het ogenblik van de mondelinge behandeling van de zaak op de openbare terechtzitting, de verwerende partij al een conclusie had neergelegd terwijl de eisende partij daartoe nog geen effectieve mogelijkheid had gehad, noch de omstandigheid dat het openbaar ministerie op deze openbare terechtzitting advies heeft verleend na enkel kennis te hebben genomen van de conclusie en de stukken van de verwerende partij heeft tot gevolg dat de eisende partij bij het voorleggen van zijn zaak aan de rechter in een duidelijk meer nadelige situatie werd geplaatst dan de verwerende partij (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0258.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Beginsel van wapengelijkheid
Het recht op een eerlijk proces gewaarborgd door artikel 6.1. EVRM omvat het beginsel van de wapengelijkheid wat een billijk evenwicht vereist tussen partijen en inhoudt dat aan elke partij de redelijke mogelijkheid moet worden geboden om zijn zaak aan de rechter voor te leggen in omstandigheden die haar niet in een duidelijk meer nadelige situatie plaatsen dan haar tegenpartij (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0258.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Zevende Protocol - Artikel 2 - Recht op hoger beroep in strafzaken - Draagwijdte
Het door artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, belet de lidstaten niet om het instellen van rechtsmiddelen afhankelijk te maken van voorwaarden, voor zover die voorwaarden een wettig doel dienen en er een redelijke verhouding bestaat tussen de opgelegde voorwaarden en het nagestreefde doel; die voorwaarden mogen niet ertoe leiden dat het recht op het instellen van het rechtsmiddel in de kern wordt aangetast en bij hun toepassing mag de rechter niet overdreven formalistisch zijn zodat de billijkheid van de procedure wordt aangetast of overdreven soepel zodat de opgelegde voorwaarden inhoudsloos worden (1). (1) EHRM, 26 juli 2007, Walchili t. Frankrijk ; EHRM, 13 februari 2001, Xxxxxxxx x. Frankrijk; X. XXX XXXXXX en M. XXXXX, “Het hoger beroep in strafzaken in een nieuw kleedje”, NC 2016, 122-123, nr. 16-17; X. XXXXXXXXXXX, X. XXXXXXXXX, X. XXXXXXXX en X. XX XXXX, “Stevige verbouwingen in het strafprocesrecht: de procedure met voorafgaande erkenning van schuld, de invoering van conclusietermijnen in strafzaken en een
vernieuwd stelsel van rechtsmiddelen”, in X. XXXXXXXXXX (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxx 97, Brugge, die Keure, 2016, 171-172.
4 april 2017
4 april 2017
P.2017.0023.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Artikel 6.3.d - Recht om een getuige te doen verhoren - Verzoek tot verhoor van een getuige - Afwijzing - Motivering
Artikel 6.3.d XXXX bepaalt dat eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd het recht heeft de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en de oproeping van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge; dat recht is niet onbeperkt, de rechter kan een dergelijk verzoek inwilligen dan wel afwijzen, naargelang het al dan niet dienstig blijkt voor de waarheidsvinding en voor zover het recht op een
eerlijk proces wordt geëerbiedigd; wanneer bij conclusie om het verhoor van een getuige wordt verzocht, moet de rechter, wanneer hij dat verzoek afwijst, daarop antwoorden en aangeven waarom hij de gevraagde onderzoeksmaatregel niet nuttig acht om tot zijn overtuiging te komen (1). (1) Cass. 16 november 2016, AR P.16.0872.F, AC 2016, nr. 648, met concl. van advocaat- generaal X. XXXXXXXXXXXXX; zie Cass. 31 mei 2016, P.14.1488.N, AC 2016, nr. 358; EHRM, (Gc), Al-
Khawaja en Thahery t. Verenigd Koninkrijk, 15 december 2011, nrs. 26.766/05 en 22.228/06; EHRM, (GC), Xxxxxxxxxxxxxxxx t. Duitsland, 15 december 2015, nr. 9154/10; XXXX, Xxxxx x. België, 14 juni 2016, nr. 65.400/10, §§ 27 tot 33.
- Art. 6.3.d Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0428.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Beginsel van wapengelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0258.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Aanslag geheime commissielonen - Strafsanctie - Taak van de rechter
Wanneer de rechter aanvaardt dat de bijzondere aanslag in zijn geheel beschouwd een sanctie in de zin van artikel 6.1 EVRM uitmaakt, moet hij in concreto nagaan of er omstandigheden bestaan die verantwoorden dat de aanslag wordt verminderd tot onder het door de wet bepaalde tarief; bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel kan de rechter onder meer rekening houden met het feit dat de geheime commissielonen konden worden belast bij de genieter en er bijgevolg geen verlies aan belastinginkomsten is voor de Staat (1). (1) Zie concl. OM.
16 november 2017
16 november 2017
F.2016.0075.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Verzoek tot het horen van een getuige à charge - Geen verhoor tijdens het proces - Inaanmerkingneming van de verklaringen - Beoordelingscriteria
De artikelen 6.1 en 6.3.d EVRM vereisen dat, om verklaringen à charge die tijdens het onderzoek in afwezigheid van de inverdenkinggestelde of zijn raadsman zijn afgenomen, als bewijs in aanmerking te kunnen nemen, en dat terwijl de beklaagde, die de vonnisrechter nochtans daarom heeft verzocht, evenmin de mogelijkheid heeft gekregen om de persoon die deze verklaringen heeft afgelegd als getuige tijdens het proces te ondervragen, moet worden nagegaan of er (a) een ernstige reden bestaat waarom de getuige niet verschijnt en of, bijgevolg, diens verklaring als bewijs kan worden aangenomen; (b) of de verklaring van de afwezige getuige de enige dan wel doorslaggevende grond is voor de veroordeling; en (c) of er compenserende elementen voorhanden zijn, meer bepaald voldoende sterke procedurele waarborgen als tegengewicht voor de moeilijkheden die de verdediging door de aanname van een dergelijk bewijs hebben ondervonden en die volstaan om de billijkheid van de rechtspleging in haar geheel te waarborgen (1). (1) Zie Cass. 16 november 2016, AR P.16.0872.F, AC 2016, nr. 648, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXX; XXXX, Xxxxx x. België, 14 juni 2016, nr. 65.400/10, §§ 27 tot 33.
- Artt. 6.1 en 6.3.d Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
P.2017.0428.F
AC nr. ...
20 september 2017
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Artikel 6.3.d - Verzoek tot het horen van een getuige à charge - Geen verhoor tijdens het proces - Inaanmerkingneming van de verklaringen - Beoordelingscriteria
De artikelen 6.1 en 6.3.d EVRM vereisen dat, om verklaringen à charge die tijdens het onderzoek in afwezigheid van de inverdenkinggestelde of zijn raadsman zijn afgenomen, als bewijs in aanmerking te kunnen nemen, en dat terwijl de beklaagde, die de vonnisrechter nochtans daarom heeft verzocht, evenmin de mogelijkheid heeft gekregen om de persoon die deze verklaringen heeft afgelegd als getuige tijdens het proces te ondervragen, moet worden nagegaan of er (a) een ernstige reden bestaat waarom de getuige niet verschijnt en of, bijgevolg, diens verklaring als bewijs kan worden aangenomen; (b) of de verklaring van de afwezige getuige de enige dan wel doorslaggevende grond is voor de veroordeling; en (c) of er compenserende elementen voorhanden zijn, meer bepaald voldoende sterke procedurele waarborgen als tegengewicht voor de moeilijkheden die de verdediging door de aanname van een dergelijk bewijs hebben ondervonden en die volstaan om de billijkheid van de rechtspleging in haar geheel te waarborgen (1). (1) Zie Cass. 16 november 2016, AR P.16.0872.F, AC 2016, nr. 648, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXX; XXXX, Xxxxx x. België, 14 juni 2016, nr. 65.400/10, §§ 27 tot 33.
- Artt. 6.1 en 6.3.d Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0428.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.4 - Vreemdeling - Vrijheidsberoving - Administratieve maatregel - Beroep bij de rechterlijke macht - Cassatieberoep - Termijn voor uitspraak door het Hof
De omstandigheid dat het Hof uitspraak binnen een termijn van meer dan vijftien dagen te rekenen van het instellen van het cassatieberoep, kan als dusdanig niet als onverenigbaar worden beschouwd met artikel 5.4 EVRM of met de artikelen 13 en 15 van de richtlijn 2008/115/EG; geen enkele Unierechtelijke bepaling of algemeen Unierechtelijk beginsel geeft de termijn aan waarbinnen het arrest van het Hof van Cassatie dient te worden gewezen en uit geen enkele bepaling vloeit voort dat het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel het recht moet omvatten om het arrest van het hof van beroep, kamer van inbeschuldigingstelling, dat over het beroep uitspraak heeft gedaan, aan het toezicht van het Hof van Cassatie voor te leggen (1). (1) Zie Cass. 22 maart 2017, AR P.17.0248.F, AC 2017, nr. 208.
- Art. 13 en 15 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008
- Art. 5.4 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0933.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht van toegang tot de rechter - Instelling van rechtsmiddelen afhankelijk gemaakt van voorwaarden - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Bestaanbaarheid
Uit artikel 6.1 EVRM, artikel 204 Wetboek van Strafvordering en het door artikel 204, derde lid, Wetboek van Strafvordering bedoelde grievenformulier zoals vastgesteld met het koninklijk besluit van 18 februari 2016 tot uitvoering van artikel 204, derde lid, Wetboek van Strafvordering en de wetsgeschiedenis ervan volgt dat de door artikel 204 Wetboek van Strafvordering aan een appellant opgelegde verplichting om op straffe van vervallenverklaring van het hoger beroep nauwkeurig de grieven op te geven tegen de beroepen beslissing, in overeenstemming is met artikel 6 EVRM (1).
(1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0147.N, AC 2017, nr. 266; Cass. 3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0087.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Aanslag geheime commissielonen - Strafsanctie - Taak van de rechter
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
16 november 2017
16 november 2017
F.2016.0075.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht van toegang tot de rechter - Instelling van rechtsmiddelen afhankelijk gemaakt van voorwaarden - Hoger beroep - Verzoekschrift of grievenformulier - Verplichting tot nauwkeurige opgave van grieven tegen bestreden beslissing - Beoordeling
Bij de toepassing van artikel 204 Wetboek van Strafvordering moet rekening worden gehouden met het door artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens; uit die bepaling volgt dat de lidstaten het instellen van rechtsmiddelen afhankelijk mogen maken van voorwaarden, maar dat bij de toepassing van die voorwaarden de rechter niet overdreven formalistisch mag zijn zodat de billijkheid van de procedure wordt aangetast of overdreven soepel zodat de opgelegde voorwaarden inhoudsloos worden (1). (1) Zie Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 141, met concl. van
advocaat-generaal Xxxxxxx; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0031.N, AC 2017, nr. 262; Cass. 18 april
2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264; Cass. 18 april 2017, AR P.17.0087.N, AC 2017, nr. 263; Cass.
3 mei 2017, AR P.17.0145.F, AC 2017, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal Xxxxx xx Xxxxxxxx in Pas. 2017, nr. 305.
18 april 2017
18 april 2017
P.2017.0147.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Toegang tot de rechter - Draagwijdte
Het door artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, belet de lidstaten niet om het instellen van rechtsmiddelen afhankelijk te maken van voorwaarden, voor zover die voorwaarden een wettig doel dienen en er een redelijke verhouding bestaat tussen de opgelegde voorwaarden en het nagestreefde doel; die voorwaarden mogen niet ertoe leiden dat het recht op het instellen van het rechtsmiddel in de kern wordt aangetast en bij hun toepassing mag de rechter niet overdreven formalistisch zijn zodat de billijkheid van de procedure wordt aangetast of overdreven soepel zodat de opgelegde voorwaarden inhoudsloos worden (1). (1) EHRM, 26 juli 2007, Walchili t. Frankrijk ; EHRM, 13 februari 2001, Xxxxxxxx x. Frankrijk; X. XXX XXXXXX en M. XXXXX, “Het hoger beroep in strafzaken in een nieuw kleedje”, NC 2016, 122-123, nr. 16-17; X. XXXXXXXXXXX, X. XXXXXXXXX, X. XXXXXXXX en X. XX XXXX, “Stevige verbouwingen in het strafprocesrecht: de procedure met voorafgaande erkenning van schuld, de invoering van conclusietermijnen in strafzaken en een
vernieuwd stelsel van rechtsmiddelen”, in X. XXXXXXXXXX (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxx 97, Brugge, die Keure, 2016, 171-172.
4 april 2017
4 april 2017
P.2017.0023.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Vermoeden van xxxxxxxx
Het vermoeden van onschuld heeft in de eerste plaats betrekking op de houding van de rechter die van een beschuldiging in strafzaken moet kennisnemen; de enkele omstandigheid dat er, vóór de uitspraak over een zaak, in de pers een reportage over een beklaagde en de hem ten laste gelegde feiten verschijnt die mogelijk het gevolg is van een misdrijf gepleegd door een bij de opsporing of het onderzoek betrokken persoon, heeft niet tot gevolg dat de zaak niet zonder schending van artikel 6 EVRM kan worden behandeld of slechts kan worden behandeld nadat het onderzoek naar dat beweerde misdrijf is voltooid (1). (1) Zie Cass. 16 juni 2004, AR P.04.0281.F, AC 2004, nr. 333.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Vermoeden van onschuld - Persreportage over beklaagde en hem ten laste gelegde feiten vóór uitspraak - Persreportage mogelijk gevolg van misdrijf gepleegd door bij opsporing of onderzoek betrokken persoon
Het vermoeden van onschuld heeft in de eerste plaats betrekking op de houding van de rechter die van een beschuldiging in strafzaken moet kennisnemen; de enkele omstandigheid dat er, vóór de uitspraak over een zaak, in de pers een reportage over een beklaagde en de hem ten laste gelegde feiten verschijnt die mogelijk het gevolg is van een misdrijf gepleegd door een bij de opsporing of het onderzoek betrokken persoon, heeft niet tot gevolg dat de zaak niet zonder schending van artikel 6 EVRM kan worden behandeld of slechts kan worden behandeld nadat het onderzoek naar dat beweerde misdrijf is voltooid (1). (1) Zie Cass. 16 juni 2004, AR P.04.0281.F, AC 2004, nr. 333.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 8 - Vreemdeling - Bevel om het grondgebied te verlaten - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Hangend beroep tot schorsing en vernietiging - Geen beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Aantasting van het recht op eerbiediging van het gezinsleven - Bevoegdheid
Het hof van beroep verantwoordt niet naar recht zijn beslissing om de beroepen beschikking van de eerste rechter te bevestigen, die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg onbevoegd had verklaard om van de vordering kennis te nemen, op grond dat die beschikking “bij uitsluiting tot de bevoegdheid behoort van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, waarvoor “de vreemdeling, naar aanleiding van het beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid dat hij voor [die] raad kan instellen […], het risico op aantasting van zijn fundamentele rechten kan aanvoeren voor het geval dat die tenuitvoerlegging zou plaatsvinden” (1). (1) Zie Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0307.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Recht van beklaagde om bijkomende onderzoekshandelingen of afwachten resultaat ander strafonderzoek te vragen
Artikel 6 EVRM houdt in dat een beklaagde ter vrijwaring van zijn recht op een eerlijk proces of van het vermoeden van onschuld aan de rechter kan vragen dat bijkomende onderzoekshandelingen worden uitgevoerd of dat het resultaat van een ander strafonderzoek wordt afgewacht; dit recht is niet absoluut: het staat aan de rechter om op grond van het geheel van de gegevens van de zaak onaantastbaar te oordelen over de noodzaak, de raadzaamheid en de gepastheid om op een dergelijk verzoek in te gaan en uit een met redenen omklede afwijzing van dat verzoek kan noch schending van artikel 6 EVRM noch miskenning van het recht op een eerlijk proces of van het vermoeden van onschuld worden afgeleid (1). (1) Zie Cass. 21 februari 2017, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 122.
18 april 2017
18 april 2017
P.2016.1292.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Beginsel van wapengelijkheid - Openbare terechtzitting - Neerlegging van een conclusie door de verwerende partij en niet door de eisende partij
Noch de omstandigheid dat op het ogenblik van de mondelinge behandeling van de zaak op de openbare terechtzitting, de verwerende partij al een conclusie had neergelegd terwijl de eisende partij daartoe nog geen effectieve mogelijkheid had gehad, noch de omstandigheid dat het openbaar ministerie op deze openbare terechtzitting advies heeft verleend na enkel kennis te hebben genomen van de conclusie en de stukken van de verwerende partij heeft tot gevolg dat de eisende partij bij het voorleggen van zijn zaak aan de rechter in een duidelijk meer nadelige situatie werd geplaatst dan de verwerende partij (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0258.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Vermoeden van onschuld - Recht van beklaagde om bijkomende onderzoekshandelingen of afwachten resultaat ander strafonderzoek te vragen
Artikel 6 EVRM houdt in dat een beklaagde ter vrijwaring van zijn recht op een eerlijk proces of van het vermoeden van onschuld aan de rechter kan vragen dat bijkomende onderzoekshandelingen worden uitgevoerd of dat het resultaat van een ander strafonderzoek wordt afgewacht; dit recht is niet absoluut: het staat aan de rechter om op grond van het geheel van de gegevens van de zaak onaantastbaar te oordelen over de noodzaak, de raadzaamheid en de gepastheid om op een dergelijk verzoek in te gaan en uit een met redenen omklede afwijzing van dat verzoek kan noch schending van artikel 6 EVRM noch miskenning van het recht op een eerlijk proces of van het vermoeden van onschuld worden afgeleid (1). (1) Zie Cass. 21 februari 2017, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 122.
18 april 2017
RECHTERLIJKE ORGANISATIE
STRAFZAKEN
P.2016.1292.N AC nr. ...
Strafzaken - Behandeling met gesloten deuren - Verzoek tot behandeling met gesloten deuren - Belangen van meerderjarige personen die geen partij zijn bij het proces
De bepalingen van artikel 6.1 EVRM, artikel 148 Grondwet en artikel 190, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafvordering laten de rechter toe de aanwezigheid van het publiek bij de behandeling van een zaak te verbieden, in de regel wanneer dit vereist is ter bescherming van de openbare orde, de goede zeden, de nationale veiligheid, de belangen van minderjarigen of het privéleven van de partijen bij het proces; hieruit volgt dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek om een zaak met gesloten deuren te behandelen, niet ertoe gehouden is de belangen in acht te nemen van meerderjarige personen die geen partij zijn bij het proces.
18 april 2017
18 april 2017
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE)
P.2016.1292.N AC nr. ...
- Algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak - Vordering tot terugbetaling - Geen oorzaak - Bewijslast
Wie zijn vordering tot terugbetaling grondt op het bestaan van een verrijking zonder oorzaak, moet de voorwaarde van het ontbreken van een oorzaak van de verarming en van de verrijking aantonen.
- Art. 870 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 1315, eerste lid Burgerlijk Wetboek
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2016.0183.F AC nr. ...
RECHTSPLEGINGSVERGOEDING
- Arbeidsgerechten - Geschil - Werkgever - Bijdrageplicht - Aard van het geschil
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
11 september 2017
11 september 2017
S.2015.0129.N AC nr. ...
- Arbeidsgerechten - Geschil - Werkgever - Bijdrageplicht - Aard van het geschil
Een geschil tussen de RSZ en een werkgever over de verplichting van deze laatste tot betaling van bijdragen, geen rechtspleging is zoals bedoeld in artikel 1017, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek en artikel 4 Tarief Rechtsplegingsvergoeding (1). (1) Zie concl. OM.
11 september 2017
11 september 2017
SOCIALE ZEKERHEID
WERKNEMERS
S.2015.0129.N AC nr. ...
Werknemers - Aannemer of onderaannemer - Sociale schulden - Opdrachtgever - Verplichtingen - Hoofdelijke aansprakelijkheid - Inhoudingen - Voorwaarden - Bouwwerken - Bestemming onroerend goed
Uit de redactie van zijn paragraaf 10, zoals van toepassing op de feiten, volgt dat artikel 30bis RSZ- wet wel van toepassing is wanneer de natuurlijke persoon die de werken laat uitvoeren, het onroerend goed geheel of gedeeltelijk aanwendt in de uitoefening van zijn beroepsactiviteit, maar niet wanneer hij de werken louter laat uitvoeren in het kader van het gewone beheer van het eigen bezit; de omstandigheid dat het onroerend goed niet enkel als woongelegenheid dient maar deels ook voor handelsdoeleinden is bestemd, is op zich niet ter zake dienend (1). (1) Art. 30bis, §10, RSZ- wet voor zijn wijziging bij wet van 20 juli 2015, BS 21 augustus 2015.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2016.0092.N AC nr. ...
Werknemers - Internationale detachering - Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 - E101 - Werking
Aucune disposition légale ne prévoit que la question préalable portée devant le juge répressif saisi de l'action civile et qui concerne la validité d'une convention qualifiée de transaction, réputée conclue entre la partie civile et le prévenu, est préjudicielle et donne lieu à renvoi devant le juge civil.
20 november 2017
20 november 2017
S.2017.0003.N AC nr. ...
Werknemers - Aannemer of onderaannemer - Sociale schulden - Opdrachtgever - Verplichtingen - Hoofdelijke aansprakelijkheid - Inhoudingen - Storting - Geen storting - Hoofdelijkheid - Omvang
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
11 september 2017
11 september 2017
S.2016.0042.N AC nr. ...
Werknemers - Bijdrageopslagen - Interesten - Vaste vergoeding - Vermindering - Voorwaarden
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
11 september 2017
11 september 2017
S.2016.0057.N AC nr. ...
Werknemers - Aannemer of onderaannemer - Sociale schulden - Opdrachtgever - Verplichtingen - Hoofdelijke aansprakelijkheid - Inhoudingen - Storting - Geen storting - Hoofdelijkheid - Omvang
Uit de samenhang van artikel 30bis, §3, eerste, vierde en tiende lid, §4, eerste, derde, vierde en
vijfde lid en §5, eerste lid, RSZ-wet volgt dat de inhoudingen en stortingen bedoeld in artikel 30bis,
§4, RSZ-wet voorschotten zijn op de bedragen die de opdrachtgever van de werken verschuldigd is ingevolge de hoofdelijke aansprakelijkheid bepaald in artikel 30bis, §3, RSZ-wet; de RSZ kan
bijgevolg van de opdrachtgever, bovenop de bedragen verschuldigd op grond van artikel 30bis, §3, RSZ-wet, geen betaling vorderen van de in artikel 30bis, §4, eerste lid, RSZ-wet bedoelde bedragen die deze laatste bij de betaling van een deel of het geheel van de prijs niet heeft ingehouden en gestort (1). (1) Zie concl. OM.
11 september 2017
11 september 2017
S.2016.0042.N AC nr. ...
Werknemers - Internationale detachering - Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 - E101 - Verlenging - E102 - Onderscheid - Voorwaarden
Het formulier E102, waarmee de werkgever de verlenging van de detachering aanvraagt voor een termijn die niet langer mag duren dan 12 maanden te rekenen van het einde van het oorspronkelijke tijdvak van twaalf maanden, wordt niet afgeleverd door het bevoegde orgaan van de uitzendstaat; het dient te worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de arbeid wordt verricht, die verklaart al dan niet ermee in te stemmen dat de wetgeving van de
uitzendstaat verder toepasselijk blijft; dit akkoord is een essentiële voorwaarde voor een toepassing van de verlenging waarvan sprake in artikel 14, lid 1, b), Verordening (EEG) nr. 1408/71.
20 november 2017
20 november 2017
S.2017.0003.N AC nr. ...
Werknemers - Bijdrageopslagen - Interesten - Vaste vergoeding - Vermindering - Voorwaarden
Uit de samenhang van artikel 55, §2, eerste lid, en §3 Uitvoeringsbesluit RSZ-wet volgt dat de in artikel 55, §3, Uitvoeringsbesluit RSZ-wet bepaalde verhoging van de verminderingen van de bijdrageopslagen, vaste vergoeding en verwijlinterest slechts mogelijk is indien alle vervallen bijdragen zijn betaald, behalve wanneer het bijdragen betreft die vervallen in de eerste drie kwartalen 2009 en die het voorwerp uitmaken van betalingstermijnen toegestaan bij toepassing van artikel 43octies en volgende van dit besluit (1). (1) Zie concl. OM.
11 september 2017
11 september 2017
S.2016.0057.N AC nr. ...
Werknemers - Europese Unie - Werknemer - Persoon die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten
Krachtens de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en de Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels kan een werknemer enkel worden beschouwd als een persoon die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten en aldus onder de werkingssfeer valt van artikel 14, lid 2, Verordening (EEG) nr. 1408/71 en artikel 13, lid 1, b), Verordening (EG) nr. 883/2004, indien hij gewoonlijk werkzaamheden in loondienst verricht op het grondgebied van meerdere lidstaten, wat inhoudt dat hij in die meerdere lidstaten doorgaans activiteiten van betekenis verricht en dus geen activiteiten met slechts een marginale betekenis.
18 april 2017
18 april 2017
STEDENBOUW
P.2014.1858.N AC nr. ...
HERSTEL VAN PLAATS IN DE VORIGE STAAT. BETALING VAN EEN MEERWAARDE
Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Stedenbouwkundige inspecteur - Herstelvordering - Ontvankelijkheid - Voorwaarde - Stendenbouwkundig misdrijf - Vaststelling
Voor de ontvankelijkheid van de herstelvordering van de stedenbouwkundige inspecteur is niet vereist dat het stedenbouwkundig misdrijf door een proces-verbaal in de zin van artikel 6.1.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening werd vastgesteld (1) (2). (1) Zie concl. OM. (2) Artt. 6.1.5, 6.1.6, 6.1.7 en 6.1.41, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan door het decreet van 11 mei 2012.
- Artt. 6.1.5, 6.1.6, 6.1.7 en 6.1.41 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
12 mei 2017
12 mei 2017
C.2016.0471.N AC nr. ...
Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Stedenbouwkundige inspecteur - Herstelvordering - Ontvankelijkheid - Voorwaarde - Stendenbouwkundig misdrijf - Vaststelling
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
12 mei 2017
12 mei 2017
C.2016.0471.N AC nr. ...
Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Herstelvordering geënt op feiten van telastlegging - Beoordeling
De enkele omstandigheid dat inzake stedenbouw in de loop van de rechtspleging wijzigingen werden aangebracht aan de constructie die het voorwerp uitmaakt van de strafvervolging of die
constructie werd vervangen door een andere, belet niet dat de herstelvordering geënt blijft op de feiten van de strafvervolging, ook al maken de wijzigingen aan de geviseerde constructie of de vervanging ervan zelf niet het voorwerp uit van de strafvervolging; zodra er een oorzakelijk verband bestaat tussen de wederrechtelijke toestand zoals die bestaat bij de uitspraak over de herstelvordering en de wederrechtelijke toestand die het voorwerp uitmaakt van de telastlegging, blijft de herstelvordering geënt op de feiten van de telastlegging, spijts de aangebrachte wijziging of vervanging (1). (1) Zie Cass. 9 september 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 500; Cass. 2 februari
2016, AR P.14.1593.N, AC 2016, nr. 72.
18 april 2017
18 april 2017
STRAF
AUTRES PEINES
P.2016.0688.N AC nr. ...
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Onroerend goed - Voorwaarden
De verbeurdverklaring van een onroerend goed vereist als dusdanig niet dat dit goed voorafgaandelijk in beslag is genomen en bijgevolg evenmin dat aan de vereisten van artikel 35bis Wetboek van Strafvordering is voldaan.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0484.N AC nr. ...
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Onroerend goed - Schriftelijke vordering van het openbaar ministerie - Hypothecaire inschrijving - Draagwijdte
De bepaling van artikel 43bis Strafwetboek vereist enkel met betrekking tot in België gelegen onroerende goederen dat de schriftelijke vordering van het openbaar ministerie strekkende tot verbeurdverklaring van een onroerend goed, het voorwerp uitmaakt van een hypothecaire inschrijving; die inschrijving is niet mogelijk voor in het buitenland gelegen onroerende goederen (1). (1) J. ROZIE en P. WAETERINCKX , Actualia verbeurdverklaring (2010-2015): alles stroomt, niets is blijvend, NC 2015, p. 404-406, nr. 44-48 (46 in fine) en de daar in voetnoot aangehaalde parlementaire wetsgeschiedenis.
4 april 2017
4 april 2017
STRAFUITVOERING
P.2016.0484.N AC nr. ...
- Verval van het recht tot sturen - Kennisgeving
De kennisgeving bedoeld in artikel 40, eerste lid, Wegverkeerswet, heeft betrekking op de uitvoering van het rijverbod als straf, meer bepaald op de periode waarin het rijverbod een aanvang neemt, maar niet op het afleggen van de examens opgelegd voor het herstel in het recht tot sturen nadat dit rijverbod is ondergaan.
- Art. 40, eerste lid Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.0888.N AC nr. ...
TAALGEBRUIK
GERECHTSZAKEN (WET 15 JUNI 1935)
Gerechtszaken (wet 15 juni 1935) - In eerste aanleg - Strafzaken - Onderzoeksgerechten - Raadkamer - Onderzoeksrechter - Ontslag van onderzoek verleend met het oog op taalwijziging
De beslissing van het onderzoeksgerecht dat de onderzoeksrechter ontslag van zijn onderzoek verleent met het oog op een taalwijziging, is enkel een administratieve ordemaatregel waarbij dat gerecht, zonder de rechtspleging te regelen, het onderzoek in zijn arrondissement afsluit en het dossier ter beschikking stelt van het openbaar ministerie zodat een gerechtelijk onderzoek kan worden gevorderd in een arrondissement met een andere taal van de rechtspleging; het is uit die vordering en niet uit de beslissing tot ontslag van onderzoek dat de taalwijziging voortvloeit zodat bijgevolg geen schending van de Taalwet Gerechtszaken kan worden afgeleid uit het enkele feit dat het proces-verbaal waarbij het openbaar ministerie, volgend op die beslissing, de verdachte van zijn vrijheid beneemt met het oog op het verlenen van een nieuw bevel tot aanhouding, is opgesteld in de taal van de oorspronkelijke rechtspleging (1). (1) Zie Cass. 21 december 2011, AR P.11.1690.F, AC 2011, nr. 701; Cass. 6 maart 2012, AR P.11.1273.N, AC 2012, nr. 152.
18 april 2017
18 april 2017
TUSSENKOMST
P.2017.0407.N AC nr. ...
- Verzekeringsinstelling - Indeplaatsgestelde van de verzekerde schadelijder - Tussenkomst voor het eerst in graad van hoger beroep - Ontvankelijkheid
Krachtens de indeplaatsstelling ingevolge artikel 136, §2, vierde lid, ZIV-wet, oefent de verzekeringsinstelling, wanneer ze van de aansprakelijke derde vergoeding vordert voor de aan het slachtoffer uitgekeerde prestaties, geen andere vordering uit dan deze van het slachtoffer zelf, zodat, wanneer het slachtoffer in eerste aanleg reeds zelf een vordering tot schadevergoeding heeft ingesteld tegen de aansprakelijke derde, artikel 812, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, de indeplaatsgestelde verzekeringsinstelling niet verhindert om voor het eerst in hoger beroep tussen te komen tot het verkrijgen van een veroordeling van de aansprakelijke derde (1). (1) Cass. 16 november 2009, A.R. C.09.0135.N, AC 2009, nr.665.
- Art. 812, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
- Art. 136, § 2, vierde lid Gecoördineerde wet 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
19 mei 2017
19 mei 2017
C.2016.0047.N AC nr. ...
VERBINTENIS
- Toekomstige verbintenissen - Voorwerp van overeenkomst
Opdat toekomstige verbintenissen het voorwerp van een overeenkomst kunnen uitmaken, is vereist dat zij bepaald zijn, of ten minste bepaalbaar zonder dat een nieuwe wilsovereenstemming tussen de partijen is vereist.
- Art. 1130, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0439.N AC nr. ...
VERJARING
STRAFZAKEN
Strafzaken - Strafvordering - Schorsing - Vonnisgerecht - Beslissing om de behandeling van de zaak uit te stellen met het oog op het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen
Uit artikel 24, vierde lid, Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering, zoals te dezen van toepassing (1), volgt dat de schorsingsgrond van de verjaring van de strafvordering de beslissing van het vonnisgerecht is om de behandeling van de zaak uit te stellen met het oog op het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen; daaruit volgt niet dat de strafvordering pas vanaf het verrichten van die handelingen is geschorst en, in de regel, evenmin dat de strafvordering enkel wordt geschorst op voorwaarde dat de bijkomende onderzoekshandelingen daadwerkelijk werden verricht. (1) Bij toetsing van een bestreden beslissing op haar wettigheid, onderzoekt het Hof niet of de strafvordering niet verjaard was op de dag waarop het cassatieberoep werd ingediend, doch wel of die verjaring niet was ingetreden op de dag van de beslissing (Cass. 8 mei 1984, AR 8518, AC 0000-00, xx. 515).Artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 houdende fiscale en andere bepalingen inzake justitie had artikel 24 Voorafgaande titel Wetboek van strafvordering (X.X.Xx.) aangevuld met een derde en een vierde lid.Het arrest nr. 83/2015 van 11 juni 2015 van het Grondwettelijk Hof
heeft die bepaling vernietigd maar heeft de gevolgen ervan gehandhaafd "tot de inwerkingtreding van een nieuwe wetsbepaling en uiterlijk tot 31 december 2016". De wetgever heeft dit arrest in de wet omgezet door respectievelijk het voormelde derde en vierde lid te wijzigen en op te heffen "met ingang van 1 januari 2017" (Xxxx.xx., Kamer, nr. 54-1986/001, pp. 43 en 92; art. 32 van de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie, "pot-pourri IV genaamd", BS 30 december 2016, in werking getreden op 1 januari 2017, krachtens artikel 182, vijfde lid, van die wet).Bijgevolg, aangezien de bestreden beslissing vóór 1 januari 2017 werd gewezen, was het oude vierde lid van artikel 24 ongetwijfeld op de onderhavige zaak van toepassing.Voor het geval waarin de bestreden beslissing ná 31 december 2016 werd uitgesproken, zie Cass. 11 oktober 2017, AR P.17.0215.F, AC 2017, nr. 544, met concl. van advocaat-generaal D. XXXXXXXXXXXXX.Xx dient op gewezen dat uit de opheffing van artikel 24, vierde lid, X.X.Xx. volgt dat het vijfde lid, ingevoegd bij artikel 61 van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, "pot-pourri II genaamd", sedert 1 januari 2017 het vierde lid is geworden.(M.N.B.)
- Art. 24, vierde lid Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
20 september 2017
20 september 2017
P.2016.1331.F AC nr. ...
VERRIJKING ZONDER OORZAAK
- Vordering tot terugbetaling - Geen oorzaak - Bewijslast
Wie zijn vordering tot terugbetaling grondt op het bestaan van een verrijking zonder oorzaak, moet de voorwaarde van het ontbreken van een oorzaak van de verarming en van de verrijking aantonen.
- Art. 870 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 1315, eerste lid Burgerlijk Wetboek
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2016.0183.F AC nr. ...
VERVOER
GOEDERENVERVOER
Goederenvervoer - Landvervoer. wegvervoer - Artikel 6, sub n), KB Uitvoering Verordening (EG) 561/2006 - Vrijstelling in acht name rij- en rusttijden en gebruik controleapparaat
Uit de samenhang van de artikelen 15.2, eerste lid, eerste zin Verordening (EEG) nr. 3821/85; 13.1.p Verordening (EG) nr. 561/2006; 2, 6, sub n), en 10.2, tweede zin, KB Uitvoering Verordening (EG) 561/2006; 2 en 18, §1, van het koninklijk besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de
verordening (EEG) nr. 3821/85 volgt dat de bestuurders van de door artikel 6, sub n), KB Uitvoering Verordening (EG) 561/2006 bedoelde voertuigen zijn vrijgesteld van de verplichting de rij- en rusttijden in acht te nemen en van het gebruik van het controleapparaat en dit uitzonderingsstelsel strikt uit te leggen is in het licht van de overweging (23) van de preambule bij de Verordening (EG) 561/2006 dat de nationale uitzonderingen moeten beperkt blijven tot die elementen welke niet aan concurrentiedruk onderhevig zijn en de in artikel 1 Verordening (EG) 561/2006 vermelde doelstelling de concurrentievoorwaarden te harmoniseren.
- Artt. 2 en 18, § 1 KB 14 juli 2005 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer
- Artt. 2, 6, sub n), en 10.2, tweede zin KB 9 april 2007 houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer
- Art. 13.1.p Verordening 561/2006/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer
- Art. 15.2, eerste lid, eerste zin EEG-Verordening nr. 3821/85 van de Raad van 20 dec. 1985 betreffende het controleapparaat in het wegverkeer
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.0449.N AC nr. ...
Goederenvervoer - Landvervoer. wegvervoer - Artikel 6, sub n), KB Uitvoering Verordening (EG) 561/2006 - Vrijstelling in acht name rij- en rusttijden en gebruik controleapparaat - Toepassing
De vrijstelling bedoeld in artikel 6, sub n), KB Uitvoering Verordening (EG) 561/2006 geldt enkel voor voertuigen die uitsluitend en op het ogenblik van de vaststellingen worden gebruikt voor het vervoer van levende dieren van de boerderijen naar de plaatselijke markten en omgekeerd, of van de markten naar de plaatselijke slachthuizen binnen een straal van 50 km en bijgevolg niet voor het vervoer van levende dieren van de boerderijen naar de plaatselijke slachthuizen.
- Art. 6, sub n) KB 9 april 2007 houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.0449.N AC nr. ...
VERWIJZING NA CASSATIE
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Vernietiging - Omvang - Rechter op verwijzing - Bevoegdheid
Hoewel de vernietiging in de regel beperkt is tot de draagwijdte van het middel dat de grondslag ervan vormt, is de rechter op verwijzing bevoegd om uitspraak te doen over een voor hem gebrachte betwisting, die werd beslecht door een ander dictum van de vernietigde beslissing dan dat waartegen het cassatieberoep opkwam maar waartoe de vernietiging zich uitstrekt, hetzij omdat het voormelde dictum voortvloeit uit het bestreden dictum of daarmee een noodzakelijke band vertoont, hetzij omdat het, uit het oogpunt van de omvang van de vernietiging, niet van dat dictum losstaat (1). (1) Betreffende de uitbreiding van de vernietiging tot het dictum dat niet onderscheiden is van het bestreden dictum van de vernietigde beslissing: Cass.13 januari 2005, XX X.00.0000.X, AC 2005, nr. 22; dat arrest definieert ook het begrip “dictum dat niet onderscheiden is van het bestreden dictum van de vernietigde beslissing”. Het Franse begrip “dispositif non distinct du dispositif attaqué de la décision annulée” werd op die manier in het Nederlands vertaald; zie ook Cass. 13 februari 2006, AR C.04.0454.F, AC 2006, nr. 92, met concl. eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx in Pas. 2006; Cass. 21 november 2008, AR C.07.0448.N, AC 2008, nr. 654; zie concl. advocaat-generaal A. Xxx Xxxxxxxx vóór Cass. 6 maart 2014, XX X.00.0000.X, XX 0000. Het Franse begrip “dispositif non distinct du dispositif attaqué de la décision annulée” werd fout uitgedrukt door de bewoordingen “onafscheidbare beslissingen” in een arrest van het Hof van 10 december 2007 (Cass. 10 december 2007, XX X.00.0000.X, AC 2007, nr. 622), welke bewoordingen vervolgens voor het eerst in het Frans werden vertaald als “décisions indissociables”; zie ook Cass. 28 januari 2011, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2011, nr. 87, met concl. advocaat-generaal X. Xxxxxxxx, en Cass. 8 mei 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 329.Wat betreft de uitbreiding van de vernietiging tot het andere dictum van de vernietigde beslissing dan dat waartegen het cassatieberoep opkwam maar waartoe de vernietiging zich uitstrekt doordat het voortvloeit uit het bestreden dictum: Cass. 13 september 2012, AR C.11.0730.F, AC 2012, nr. 465. Wat betreft de uitbreiding van de
vernietiging tot het andere dictum van de vernietigde beslissing dan dat waartegen het cassatieberoep opkwam maar waartoe de vernietiging zich uitstrekt doordat het daarmee een noodzakelijke band vertoont: Cass. 29 april 2010, AR C.09.0176.N - C.09.0479.N, AC 2010, nr. 297, met concl. advocaat-generaal A. Xxx Xxxxxxxx.
- Art. 1110, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0381.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Gedeeltelijke vernietiging
Krachtens artikel 1110, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, plaatst de vernietiging met verwijzing, de partijen, binnen de grenzen van de vernietiging, in de toestand waarin zij zich bevonden voor de rechter wiens beslissing is vernietigd; de partijen kunnen derhalve, binnen deze grenzen, alle middelen opwerpen waarover zij voor de vernietiging beschikten (1). (1) Zie Cass. 7 november 2016, AR C.16.0067.N, AC 2016, nr. 624.
23 oktober 2017
23 oktober 2017
C.2017.0260.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Gedeeltelijke vernietiging - Partijen - Middelen
Krachtens artikel 1110, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, plaatst de vernietiging met verwijzing, de partijen, binnen de grenzen van de vernietiging, in de toestand waarin zij zich bevonden voor de rechter wiens beslissing is vernietigd; de partijen kunnen derhalve, binnen deze grenzen, alle middelen opwerpen waarover zij voor de vernietiging beschikten (1). (1) Zie Cass. 7 november 2016, AR C.16.0067.N, AC 2016, nr. 624.
23 oktober 2017
23 oktober 2017
VERZEKERING
WAM-VERZEKERING
C.2017.0260.N AC nr. ...
WAM- verzekering - Betrokkenheid van meerdere voertuigen bij een ongeval - Geen mogelijkheid om te bepalen welk van die voertuigen het ongeval heeft veroorzaakt - Verzekeraar - Benadeelde - Eigen schade - Verhaalbaarheid
Artikel 19bis-11, §2, WAM omvat een wettelijk vergoedingsstelsel ten voordele van een benadeelde persoon, ongeacht zijn hoedanigheid of de aard van de door hem geleden schade, ten aanzien van de verzekeraars die de burgerlijke aansprakelijkheid van de bestuurders van de in het ongeval betrokken voertuigen dekken, met uitzondering van de verzekeraars van de bestuurders die ongetwijfeld niet aansprakelijk zijn; dit vergoedingsstelsel staat los van aansprakelijkheid, wat tot gevolg heeft dat beperkingen op de vergoedingsplicht van voormelde verzekeraars die kaderen binnen een stelsel dat steunt op aansprakelijkheid, zoals deze bepaald bij artikel 3 WAM en artikel 8, 1°, Modelovereenkomst, in het kader van hun vergoedingsplicht op grond van artikel 19bis-11,
§2, WAM niet van toepassing zijn.
6 november 2017
6 november 2017
VERZET
C.2017.0007.N AC nr. ...
- Strafzaken - Overmacht of wettige reden van verschoning - Ongedaan verzet
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
25 april 2017
25 april 2017
P.2017.0066.N AC nr. ...
- Strafzaken - Ongedaan verzet - Overmacht of wettige reden van verschoning
Overmacht heeft betrekking op een onvoorzienbare en onoverkomelijke hindernis, waardoor de afwezigheid van de verzetdoende partij in de procedure op verstek die tot de bestreden verstekbeslissing heeft geleid, hem niet toerekenbaar was terwijl een wettige reden van verschoning elke ter verklaring van deze afwezigheid aangevoerde omstandigheid is waarvoor enig begrip kan worden opgebracht en zonder dat de verstekdoende partij een fout of nalatigheid kan worden verweten.
- Art. 187, § 6, 1° Wetboek van Strafvordering
25 april 2017
25 april 2017
P.2017.0066.N AC nr. ...
- Strafzaken - Overmacht of wettige reden van verschoning - Ongedaan verzet
Door overmacht te combineren met een wettige reden van verschoning ter rechtvaardiging van het verstek bij de bestreden rechtspleging, beoogt de wetgever de gevallen van overmacht uit te breiden met de gevallen waarin de beklaagde een wettige reden opgeeft die wordt erkend door het rechtscollege waarvoor hij is opgeroepen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 187, § 6, 1° Wetboek van Strafvordering
25 april 2017
25 april 2017
P.2017.0066.N AC nr. ...
- Strafzaken - Afstand van het verzet - Draagwijdte van de afstand - Tweede verzet - Definitieve uitspraak over het eerste verzet - Draagwijdte
Artikel 187, § 8, Wetboek van Strafvordering is niet enkel van toepassing wanneer de bij verstek veroordeelde beklaagde verzet aantekent tegen de beslissing die op zijn verzet nogmaals bij verstek is gewezen, maar ook wanneer hij een tweede maal verzet aantekent tegen dezelfde bij verstek gewezen beslissing en de rechter reeds definitief uitspraak heeft gedaan over het eerste verzet, ongeacht of het tweede verzet is ingesteld vóór of na die uitspraak; de rechter doet geen definitieve uitspraak over het verzet wanneer hij aan de beklaagde enkel akte verleent van de afstand van zijn verzet en het feit dat de akteverlening het voorwerp uitmaakt van een vonnis of arrest met gezag van gewijsde en dat de afstand na die akteverlening niet meer kan worden ingetrokken, doet daaraan geen afbreuk, zodat behoudens wanneer de afstand berusting inhoudt in de bij verstek gewezen beslissing de akteverlening dan ook niet belet dat de beklaagde binnen de wettelijke termijn een tweede maal verzet instelt tegen die beslissing (1). (1) De rechtspraak van het Hof was in die zin gevestigd dat na een vonnis waarbij het verzet ongedaan of niet-ontvankelijk werd verklaard, er geen tweede verzet meer mogelijk was, ook al was de onontvankelijkheid te wijten aan een vormfout - zie Cass. 6 januari 2009, XX X.00.0000.X, AC 2009, nr. 10; Cass. 5 april 2006, AR P.06.0059.F, AC 2006, nr. 202. De vraag die thans door het Hof wordt beslecht is of het verlenen van akte van de afstand van het verzet daarmee gelijk te stellen is.Zie over het verzet : X. XXXxx
XXXXXXXX, ‘Verzet en hoger beroep in strafzaken na de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie’ («Potpourri II») (eerste deel), RW 2015-16, 1413 en X. XXXXXXXXXXX , ‘ Stevige verbouwingen in het
strafprocesrecht’ in X, Straf- en strafprocesrecht, Themis, Die Xxxxx, Xxxxxx, 0000, p. 000.XX
4 april 2017
4 april 2017
XXXXXXXXX EN ARRESTEN
BURGERLIJKE ZAKEN
P.2017.0032.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Conclusietermijnen - Termijnen door de rechter bepaald - Vereisten - Toezending aan de tegenpartij - Neerlegging ter griffie - Laattijdigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0418.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Conclusietermijnen - Termijnen door de rechter bepaald - Vereisten - Toezending aan de tegenpartij - Neerlegging ter griffie - Laattijdigheid
Wanneer de rechter termijnen bepaalt om conclusie te nemen, moeten telkens zowel de neerlegging van de conclusie ter griffie als de toezending ervan aan de tegenpartij binnen de bepaalde termijnen plaatsvinden; de enkele toezending van de conclusie aan de tegenpartij binnen de door de rechter bepaalde termijn voldoet niet aan de wettelijke vereiste; in voorkomend geval moet de rechter de laattijdig ter griffie neergelegde conclusie uit het debat weren, ook al is ze tijdig aan de tegenpartij gezonden (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 747, § 2, derde en zesde lid Gerechtelijk Wetboek
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0418.N AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Strafvordering - Eindvonnis - Begrip - Draagwijdte
Artikel 19, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat een vonnis een eindvonnis is in zoverre daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt is uitgeput, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald; die bepaling is enkel van toepassing op beslissingen die de rechter uitspreekt binnen het kader van dezelfde rechtspleging hetgeen niet het geval is wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak doet, eensdeels, over een gevraagde bijkomende onderzoekshandeling op grond van artikel 61quinquies, Wetboek van Strafvordering en, anderdeels, over de regeling van de rechtspleging en de binnen dat kader aangevoerde onregelmatigheid van het gerechtelijk onderzoek (1). (1) X. XXXXXXX, Het gezag van rechterlijk gewijsde: een begrippenstudie, Diegem, Kluwer, 2001, p. 109; zie ook Cass. 17 april 2012, AR P. 11.2059.N, AC 2012, nr. 235 en andersl.concl. advocaat-generaal X. XXXXXXXXXXX, XX 0000, p. 124 en noot X. XXXXXX, p. 129, “ De weigering tot regeling der rechtspleging: twee kansen voor de prijs van één?” , RW 2012-2013, p. 373 en noot X. XX XXXX, p. 376-379, “De beslissing van de raadkamer in geval van onvolledig gerechtelijk onderzoek”, T. Strafr. 2012, 336 en noot JVG.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Zittingen van de rechtbanken - Uitsel van het onderzoek van de zaak - Openbaarheid van het debat
Door te bepalen dat de zittingen van de rechtbanken openbaar zijn, wil artikel 148 Grondwet de openbaarheid van het debat waarborgen; aangezien het debat in het openbaar heeft plaatsgevonden, kan het enkele feit dat uit de stukken van de rechtspleging niet blijkt dat de rechtszitting waarnaar de rechtbank de behandeling van de zaak heeft uitgesteld om ze in staat van wijzen te brengen, in het openbaar is geschied, niet tot de nietigheid van de rechtspleging leiden.
- Artt. 153 en 190 Wetboek van Strafvordering
- Art. 148 De gecoördineerde Grondwet 1994
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0253.F AC nr. ...
VOORRECHTEN EN HYPOTHEKEN
HYPOTHEKEN
Hypotheken - Vestiging - Voor toekomstige schuldvorderingen
Het is geoorloofd een hypotheek te vestigen voor toekomstige schuldvorderingen op voorwaarde dat de hypotheekakte de mogelijkheid biedt de schuldvorderingen die de partijen bedoelden te waarborgen te bepalen (1). (1) Het OM concludeerde eveneens tot vernietiging, doch op het eerste onderdeel. Het was immers van mening dat, nu uit de stukken waarop het Hof vermag acht te xxxxx xxxxx dat de verweerster in de akte van 24 februari 2003 een hypotheek verleende aan de eiseres
tot waarborg voor “alle bedragen die [de vennootschap] hetzij alleen hetzij met een of meer derden verschuldigd zou zijn aan de Bank, uit hoofde van alle afgesloten en/of af te sluiten
bankverrichtingen en/of bankdiensten”, de appelrechters met hun oordeel dat “de [verweerster] een hypotheek heeft gesteld voor alle sommen op het ogenblik dat zij aandeelhouder en
zaakvoerder van de [vennootschap] was”, maar dat het “duidelijk niet de wil van de [verweerster] is geweest noch kan geweest zijn, dat zij met haar onroerend goed schuldvorderingen zou zeker stellen van de [vennootschap], na het na het einde van haar mandaat en aandeelhouderschap en
wanneer [zij] zelf geen belangen of bestuursbevoegdheid meer had in de vennootschap”, van die akte een uitlegging geven die met de bewoordingen ervan niet verenigbaar is en aldus de bewijskracht ervan schenden.
21 april 2017
21 april 2017
C.2016.0439.N AC nr. ...
VREEMDELINGEN
- Vrijheidsberoving - Administratieve maatregel - Beroep bij de rechterlijke macht - Cassatieberoep - Termijn voor uitspraak door het Hof - Verenigbaarheid met artikel 5.4 EVRM
De omstandigheid dat het Hof uitspraak binnen een termijn van meer dan vijftien dagen te rekenen van het instellen van het cassatieberoep, kan als dusdanig niet als onverenigbaar worden beschouwd met artikel 5.4 EVRM of met de artikelen 13 en 15 van de richtlijn 2008/115/EG; geen enkele Unierechtelijke bepaling of algemeen Unierechtelijk beginsel geeft de termijn aan waarbinnen het arrest van het Hof van Cassatie dient te worden gewezen en uit geen enkele bepaling vloeit voort dat het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel het recht moet omvatten om het arrest van het hof van beroep, kamer van inbeschuldigingstelling, dat over het beroep uitspraak heeft gedaan, aan het toezicht van het Hof van Cassatie voor te leggen (1). (1) Zie Cass. 22 maart 2017, AR P.17.0248.F, AC 2017, nr. 208.
- Art. 13 en 15 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008
- Art. 5.4 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0933.F AC nr. ...
- Bevel om het grondgebied te verlaten - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Hangend beroep tot schorsing en vernietiging - Geen beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Aantasting van het recht op een eerlijk proces - Aantasting van het recht op eerbiediging van het gezinsleven - Bevoegdheid
Het hof van beroep verantwoordt niet naar recht zijn beslissing om de beroepen beschikking van de eerste rechter te bevestigen, die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg onbevoegd had verklaard om van de vordering kennis te nemen, op grond dat die beschikking “bij uitsluiting tot de bevoegdheid behoort van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, waarvoor “de vreemdeling, naar aanleiding van het beroep tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid dat hij voor [die] raad kan instellen […], het risico op aantasting van zijn fundamentele rechten kan aanvoeren voor het geval dat die tenuitvoerlegging zou plaatsvinden” (1). (1) Zie Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
5 januari 2018
5 januari 2018
C.2017.0307.F AC nr. ...
- Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
De artikelen 39/1, §1, tweede lid, 39/2, §2, 39/82, §1, eerste lid, en §2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid, Vreemdelingenwet, krachtens welke de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bevoegd is om, in het kader van een administratief kort geding en onder de in artikel 39/82, §2, eerste lid, bepaalde voorwaarden, de schorsing te bevelen van de tenuitvoerlegging van de individuele beslissingen die hij kan vernietigen en, bij voorraad, alle nodige maatregelen te bevelen om de belangen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak veilig te stellen, wijken niet af van de rechtsmacht van de hoven en rechtbanken betreffende de geschillen over burgerlijke rechten (1). (1) Cass. 15 april 2016, AR C.13.0343.F, AC 2016, nr. 256, met concl. OM in Pas. 2016.
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
C.2017.0307.F
AC nr. ...
5 januari 2018
- Vrijheidsberoving - Administratieve maatregel - Beroep bij de rechterlijke macht - Cassatieberoep - Toepasselijke wetsbepalingen - Termijn voor uitspraak door het Hof
Artikel 31 Voorlopige hechteniswet is niet van toepassing op het cassatieberoep tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling die uitspraak doet over de beslissing tot handhaving van de hechtenis van een vreemdeling, waarvan het cassatieberoep en de behandeling ervan onderworpen blijven aan de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering; het Hof moet bijgevolg geen uitspraak doen binnen de termijn van vijftien dagen die in dat artikel is bepaald (1).
(1) Zie Cass. 14 maart 2001, AR P.01.0179.F, AC 2001, nr. 133, met concl. xxx X. XXXXXXXXX, toen advocaat-generaal; Cass. 21 maart 2001, AR P.01.0163.F, AC 2001, nr. 152; Cass. 28 april 2009, AR P.09.0545.N, AC 2009, nr. 283; Cass. 23 juni 2009, AR P.09.0844.N, AC 2009, nr. 434 ; Cass. 27 juli 2010, AR P.10.1165.N, AC 2010, nr. 484.
- Art. 31 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
20 september 2017
20 september 2017
P.2017.0933.F AC nr. ...
WEGVERKEER
ALLERLEI
Allerlei - Goedkeuring, ijking en installatie van meettoestellen - Technische voorschriften voor snelheidsmeters - Foutmarge van de meettoestellen - Overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid - Bepaling van de werkelijke snelheid
Uit de bepalingen van artikel 29, § 3, Wegverkeerswet en punt 5.2 van de bijlage 2 Technische voorschriften voor de snelheidsmeters bij het Koninklijk Besluit van 12 oktober 2010 betreffende de goedkeuring, de ijking en de installatie van de meettoestellen gebruikt om toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie van het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten , volgt dat de rechter op de met een geijkt meettoestel vastgestelde snelheid de in artikel 5.2 van de bijlage 2, van vermeld koninklijk besluit van 12 oktober 2010 bepaalde foutmarge in aanmerking moet nemen om de werkelijke snelheid te bepalen.
4 april 2017
4 april 2017
P.2015.0057.N AC nr. ...
WEGVERKEERSREGLEMENT VAN 01-12-1975
Wegverkeersreglement van 1 december 1975 - Art. 12 - Art. 12.3 - Voorrangsregel - Verplichting van de voorrangschuldige om voorrang te verlenen - Gedrag van de voorranggerechtigde - Redelijke verwachting
Hoewel de verkeersvoorrang aan geen enkele voorwaarde ondergeschikt is en de verplichting om voorrang te verlenen bijgevolg een algemene strekking heeft en losstaat van de naleving, door de voorranggerechtigde weggebruiker, van de voorschriften van de wegcode, veronderstelt die verplichting vooralsnog dat het naderen van de voorranggerechtigde kan worden waargenomen; wanneer de voorranggerechtigde niet in zicht is, omdat hij nog ver verwijderd is, heeft de voorrangschuldige geen andere mogelijkheid dan zijn weg te vervolgen bij een normale verkeerssituatie op de hoofdweg, rekening houdend met de inrichting van de plaats; het gedrag van de voorranggerechtigde dat de redelijke verwachtingen van de voorrangschuldige weggebruiker verijdelt, stelt de voorrangschuldige vrij van de verplichtingen die uit de voorrangsregel
voortvloeien (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2017, nr. …
27 november 2017
27 november 2017
C.2017.0233.F AC nr. ...
Wegverkeersreglement van 1 december 1975 - Art. 12 - Art. 12.3 - Voorrangsregel - Verplichting van de voorrangschuldige om voorrang te verlenen - Gedrag van de voorranggerechtigde - Redelijke verwachting
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
27 november 2017
27 november 2017
WEGVERKEERSWET
C.2017.0233.F AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 40 - Kennisgeving
De kennisgeving bedoeld in artikel 40, eerste lid, Wegverkeerswet, heeft betrekking op de uitvoering van het rijverbod als straf, meer bepaald op de periode waarin het rijverbod een aanvang neemt, maar niet op het afleggen van de examens opgelegd voor het herstel in het recht tot sturen nadat dit rijverbod is ondergaan.
- Art. 40, eerste lid Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.0888.N AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 29 - Artikel 29, § 3 - Overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid - Bepaling van de werkelijke snelheid - Goedkeuring, ijking en installatie van meettoestellen - Technische voorschriften voor snelheidsmeters - Foutmarge van de meettoestellen
Uit de bepalingen van artikel 29, § 3, Wegverkeerswet en punt 5.2 van de bijlage 2 Technische voorschriften voor de snelheidsmeters bij het Koninklijk Besluit van 12 oktober 2010 betreffende de goedkeuring, de ijking en de installatie van de meettoestellen gebruikt om toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie van het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten , volgt dat de rechter op de met een geijkt meettoestel vastgestelde snelheid de in artikel 5.2 van de bijlage 2, van vermeld koninklijk besluit van 12 oktober 2010 bepaalde foutmarge in aanmerking moet nemen om de werkelijke snelheid te bepalen.
4 april 2017
4 april 2017
P.2015.0057.N AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 48 - Strafbaarheid - Afleggen van het herstelexamen - Kennisgeving
Artikel 48, eerste lid, 2°, Wegverkeerswet maakt de strafbaarheid van het erin bedoelde feit niet afhankelijk van enige mededeling van de verplichting het herstelexamen af te leggen die zou worden gedaan samen met de kennisgeving bedoeld in artikel 40 Wegverkeerswet, maar wel van de omstandigheid dat de betrokkene die het verval uit het recht tot sturen heeft ondergaan, het herstelexamen niet heeft afgelegd alhoewel die verplichting hem bij een in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing wordt opgelegd, waarvan hij kennis heeft door de uitspraak in openbare rechtszitting.
- Artt. 40 en 48, eerste lid, 2° Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
25 april 2017
25 april 2017
P.2016.0888.N AC nr. ...
WERKLOOSHEID
BEDRAG
Bedrag - Samenwonen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2016.0084.N AC nr. ...
Bedrag - Samenwonen
Om te kunnen besluiten dat twee of meer personen die onder hetzelfde dak wonen hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen en dus samenleven, is vereist, maar volstaat het niet, dat zij een economisch-financieel voordeel behalen door een woning te delen; daarvoor is tevens vereist dat zij ook taken, activiteiten en andere huishoudelijke aangelegenheden, zoals het onderhoud van de woonst en eventueel het inrichten ervan, de was, de boodschappen, het bereiden en nuttigen van de maaltijden gemeenschappelijk verrichten en daarvoor eventueel financiële middelen inbrengen; de rechter oordeelt in feite of de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk worden geregeld (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 59, eerste lid MB 26 november 1991 houdende toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering
- Art. 110, §§ 2 en 3 KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2016.0084.N AC nr. ...
RECHT OP UITKERING
Recht op uitkering - Onderwijs - Personeelslid - Onderbreking beroepsloopbaan - Deeltijdse onderbreking - Vermindering met een vijfde - Onderbrekingsuitkeringen - Berekening
Uit de samenhang van de artikelen 7, eerste lid en 37, tweede lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, en de artikelen 4ter, §1, eerste lid en 4quinquies koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, volgt dat de personeelsleden die op basis van artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en het voormelde artikel 4ter een vermindering van hun beroepsloopbaan met een vijfde aanvragen en verkrijgen, recht hebben op de forfaitaire uitkering van 119,25 euro indien hun ambt een volledige opdracht omvat, ook indien die vermindering moet worden beperkt overeenkomstig de afrondingsregel van artikel 7, eerste lid, 3°, B. Vl. Reg. 9 september 2011.
20 november 2017
20 november 2017
S.2016.0083.N AC nr. ...
Recht op uitkering - Bijkomende activiteit op sommige dagen - Activiteit voldoet niet aan de voorwaarden - Aangifte
Uit de artikelen 44, 45, eerste lid, 48, §1, eerste lid en 130, §2, Werkloosheidsbesluit volgt dat alle voorwaarden bepaald in artikel 48, § 1, eerste lid, Werkloosheidsbesluit gelijktijdig moeten vervuld zijn, opdat een werkloze die op bijkomstige wijze een activiteit uitoefent in de zin van artikel 45, uitkeringen kan genieten; wanneer de uitkeringsgerechtigde werkloze bij zijn uitkeringsaanvraag evenwel aangifte doet dat hij op bepaalde dagen van de week een bijkomstige activiteit uitoefent die niet aan alle in artikel 48, § 1, eerste lid, Werkloosheidsbesluit bepaalde voorwaarden beantwoordt, geeft hij daarmee te kennen dat hij afziet van alle aanspraak op werkloosheidsuitkeringen voor die dagen, zodat hij, met betrekking tot die dagen, niet kan worden beschouwd als een werkloze op wie de bepalingen van artikel 48, § 1, van toepassing zijn (1) (2). (1) Zie concl. OM. (2) De artikelen 48, §1, eerste lid, en 130, §2 Werkloosheidsbesluit zoals van toepassing voor de wijziging bij KB van 11 september 2016, BS 20 september 2016.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2016.0073.N AC nr. ...
Recht op uitkering - Bijkomende activiteit op sommige dagen - Activiteit voldoet niet aan de
voorwaarden - Aangifte
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
9 oktober 2017
9 oktober 2017
S.2016.0073.N AC nr. ...
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES, BESLUITEN
WERKING IN DE TIJD EN IN DE RUIMTE
Werking in de tijd en in de ruimte - Cassatieberoep - Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep - Algemeen - Wet tot wijziging van de mogelijkheid rechtsmiddelen in te stellen - Toepasselijkheid - Draagwijdte
Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek, dat krachtens artikel 2 van dat wetboek van toepassing is op strafzaken, houdt een algemene regel in waaruit volgt dat de nieuwe wetten op de rechtspleging onmiddellijk van toepassing zijn op de hangende rechtsgedingen, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald en zonder dat die rechtsgedingen ingevolge de enkele toepassing van de nieuwe wet kunnen worden onttrokken aan de instantie van het gerecht waarvoor ze op geldige wijze aanhangig zijn en aldus is een wet die de rechtspleging voor het Hof van Cassatie wijzigt, in de regel van toepassing op alle procedures voor het Hof waarin het cassatieberoep dateert vanaf de datum van inwerkingtreding van die wet (1); in geval van wijziging van de wetgeving betreffende de mogelijkheid rechtsmiddelen in te stellen, is het echter de wet die van kracht is op de datum van de uitspraak van de bestreden beslissing, die in de regel de rechtsmiddelen regelt die daartegen openstaan (2). (1) Cass. 3 juni 2015, AR P. 15.0262.F, AC 2015, nr. 369. De problematiek die aan de orde was in dit arrest betrof niet de afschaffing van een mogelijkheid tot cassatieberoep, maar de verplichting tot betekening van het cassa- tieberoep. (2) Cass. 6 oktober 1999, AR P.99.1247.F, AC 1999, 1227; X. XXXXXXXXXXXXX en X. XXXXX DE BRAUWERE, “La jurisprudence de la Cour de Cassation à la suite des réformes de la procédure en cassation en matière pénale”, Hof van Cassatie van België. Jaarverslag 2016, pp. 1-3; X. XXXXXXXXXXX en X. XXXXXXX, “De cassatieprocedure in strafzaken na de wet van 14 februari 2014: brengt vernieuwing ook verbetering?”, NC 2015, p. 384;
X. ( H. XXX XXXXX), “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie ( Potpourri II), gewikt en gewogen”,T. Strafr., 2016,
p. 46, nr. 98; P. XXXXXXXXXXXXX, “ Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek”, Gerechtelijk recht. Artikelsgewijze commentaar, pp. 25 en 27.
4 april 2017
4 april 2017
P.2016.0351.N AC nr. ...
Werking in de tijd en in de ruimte - Cassatieberoep - Strafzaken - Algemeen - Wet tot wijziging van de rechtspleging voor het Hof - Toepasselijkheid - Draagwijdte
Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek, dat krachtens artikel 2 van dat wetboek van toepassing is op strafzaken, houdt een algemene regel in waaruit volgt dat de nieuwe wetten op de rechtspleging onmiddellijk van toepassing zijn op de hangende rechtsgedingen, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald en zonder dat die rechtsgedingen ingevolge de enkele toepassing van de nieuwe wet kunnen worden onttrokken aan de instantie van het gerecht waarvoor ze op geldige wijze aanhangig zijn en aldus is een wet die de rechtspleging voor het Hof van Cassatie wijzigt, in de regel van toepassing op alle procedures voor het Hof waarin het cassatieberoep dateert vanaf de datum van inwerkingtreding van die wet (1); in geval van wijziging van de wetgeving betreffende de mogelijkheid rechtsmiddelen in te stellen, is het echter de wet die van kracht is op de datum van de uitspraak van de bestreden beslissing, die in de regel de rechtsmiddelen regelt die daartegen openstaan (2). (1) Cass. 3 juni 2015, AR P. 15.0262.F, AC 2015, nr. 369. De problematiek die aan de orde was in dit arrest betrof niet de afschaffing van een mogelijkheid tot cassatieberoep, maar de verplichting tot betekening van het cassa- tieberoep. (2) Cass. 6 oktober 1999, AR P.99.1247.F, AC 1999, 1227; X. XXXXXXXXXXXXX en X. XXXXX DE BRAUWERE, “La jurisprudence de la Cour de Cassation à la suite des réformes de la procédure en cassation en matière pénale”, Hof van Cassatie van België. Jaarverslag 2016, pp. 1-3; X. XXXXXXXXXXX en X. XXXXXXX, “De cassatieprocedure in strafzaken na de wet van 14 februari 2014: brengt vernieuwing ook verbetering?”, NC 2015, p. 384;
X. ( H. XXX XXXXX), “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie ( Potpourri II), gewikt en gewogen”,T. Strafr., 2016,
p. 46, nr. 98; P. XXXXXXXXXXXXX, “ Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek”, Gerechtelijk recht. Artikelsgewijze commentaar, pp. 25 en 27.
4 april 2017
4 april 2017
WRAKING
P.2016.0351.N AC nr. ...
- Orde der Dierenartsen - Hoge Raad - Rechtsprekende functie
Uit de bepalingen van de wet van 19 december 1950 tot instelling van de Orde der Dierenartsen volgt dat de rechtsprekende functies binnen de Orde der Dierenartsen zijn voorbehouden aan de gewestelijke raden en de gemengde raden van beroep en dat aan de hoge raad geen rechtsprekende functies worden verleend.
28 april 2017
28 april 2017
C.2017.0235.N AC nr. ...
ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING
ALGEMEEN
Algemeen - Geneeskundige verstrekkingen - Tussenkomst in de kosten - Toepasselijke regelgeving
L’article 15 du titre préliminaire du Code de procédure pénale contient une règle de compétence, attribuant au juge xxxxx, saisi de l’action civile, le pouvoir de connaître des incidents soulevés devant lui.
20 november 2017
20 november 2017
C.2015.0213.N AC nr. ...
Algemeen - Geneeskundige verstrekkingen - Nomenclatuur - Regelgeving - Aard - Openbare orde
Artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen dat de algemene bepalingen bevat, bepaalt niet dat tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, de in de nomenclatuur bepaalde honoraria alle kosten dekken die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van een in de nomenclatuur opgenomen verstrekking; een dergelijke regel volgt ook niet uit de voormelde in randnummer 1 aangehaalde wettelijke bepalingen; hieruit volgt dat het in de nomenclatuur bepaalde honorarium slechts de kosten van materiaal en medische verbruiksgoederen dekt, voor zover dit blijkt uit de omschrijving van de toepassingsregelen van de bedoelde verstrekking; de Nomenclatuur van de Geneeskundige Verstrekkingen is immers van openbare orde en moet strikt worden geïnterpreteerd.
20 november 2017
20 november 2017
C.2015.0213.N AC nr. ...