HANDREIKING
HANDREIKING
Indexatie- afspraken in meerjarige dienstverlenings- contracten
Code Verantwoordelijk Marktgedrag 2022
Auteurs
Codewerkgroep Indexatie
Informatie
Versie
mei 2022
Inhoudsopgave
1.
Introductie
1
2.
Indexatieparameters van het CBS
2
Consumentenprijsindex (CPI) 2
Dienstenprijsindexen (DPI’s) 2
Loongerelateerde indexen 3
3.
Alternatieve indexen
4
Gewogen index 4
Forward looking index 4
4.
Conclusies en aanbevelingen
5
1. Introductie
Xxxxx een contract meerdere jaren, dan is het voor alle betrokken partijen zeer relevant passende en heldere afspraken te maken over de systema- tiek van periodieke prijsindexatie. Anders is er het risico dat elk jaar een lastige discussie ontstaat tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Ook is er dan het risico dat er alsnog een sluipende prijserosie plaatsvindt.
Kwaliteit van dienstverlening bevorderen en arbeid tot zijn recht laten komen, zodat deze niet wordt uitgehold door bijvoorbeeld prijserosie. Daar staat de Code
Verantwoordelijk Marktgedrag voor. Via deze Code werken opdrachtnemers, opdrachtgevers, adviseurs en vakbonden met elkaar samen. Sinds de Code meer dan tien jaar geleden werd ingevoerd, zijn er al meer dan 1.600 partijen die hem ondertekend hebben.
1.
Via de Code roepen de ondertekenaars onder meer op tot een optimale doorlooptijd voor
dienstverleningscontracten. De in een contract gewenste kwaliteit vraagt investeringen in middelen, opleiding en infrastructuur. Opdrachtnemers worden via die optimale doorlooptijd in staat gesteld deze investeringen terug te verdienen. Een optimale looptijd biedt verder ook een redelijke werkzekerheid voor de medewerkers.
Vanuit de Code doen wij een krachtig appel op alle betrokken partijen om bij het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst de periodieke/jaarlijkse prijsindexatie
eenduidig en passend vast te leggen.
Niet of minder passende praktijken zijn bijvoorbeeld:
• Aan inschrijvers vragen om over een langere periode (meerdere jaren, ook wel langer dan de looptijd van de betreffende cao) ‘fixed pricing’ toe te passen.
• Een niet passende standaard hanteren.
• De indexering afhankelijk stellen van gerealiseerde kwaliteit.
Een goede indexatiemethode is dus noodzakelijk. Een methode waarin relevante kostenverhogende en
-verlagende factoren evenwichtig, valide, objectief en meetbetrouwbaar zijn verwerkt. Het CBS is een van
de organisaties die relevante en objectieve informatie uitgeeft. Deze organisatie biedt bijvoorbeeld specifieke prijsindexen voor
verschillende branches, waaronder de branches binnen de Code: Verhuizen, Beveiliging, Catering en Schoonmaak.
De Code heeft met het CBS overleg gevoerd over indexatie.
2. Indexatieparameters van het CBS
In het overleg tussen de Code en het CBS zijn met name drie soorten indexen aan de orde geweest:
Consumentenprijsindex (CPI)
De CPI kent een ruime toepassing in indexatie-systematieken en geeft een representatief beeld van de prijsontwikkeling voor een gemiddeld huishouden. Grote nadelen van deze
index zijn het niet volgen van specifieke ontwikkelingen in een branche en geconstateerde relevante afwijkingen van de feitelijke kostprijsontwikkeling. Deze nadelen worden versterkt als algemeen verbindend verklaarde cao’s van facilitaire branches specifieke maatregelen bevatten, maatregelen gericht op maatschappelijk gewenste versterking van het onderliggend sociaal beleid. Denk daarbij aan een gezondheidsbeleid en de kwaliteit van de arbeid en veiligheid.
Dienstenprijsindexen (DPI’s)
De DPI’s zijn uitgesplitst naar de branches en kennen soms nog een onderverdeling in subcategorieën. Er is zelfs een nog verdere verfijning in deze categorisering mogelijk als daar aanleiding voor is.
De opsplitsing in branches is gebaseerd op de Europees gecoördineerde indeling naar Classificatie van Producten naar Activiteit (CPA). Maatwerk is mogelijk. De berekeningssystematiek is steeds gebaseerd op de beantwoording van periodieke inventarisatievragenlijsten. Deze vragenlijsten worden uitgezet bij
een vaste steekproef van bedrijven die deze diensten leveren. De bedrijven krijgen de vraag welke representatieve diensten het beste te volgen zijn door de tijd. Soms gaat het om fictieve diensten, soms om daadwerkelijk uitgevoerde diensten (inclusief ‘rugnummers’). In hun antwoorden nemen de ondervraagde bedrijven alle relevante kosten- en prijsbepalende factoren mee. Uiteraard voor zover
2.
die bij hen bekend zijn. De verhoging van een cao wordt dus meegewogen. Verder maken de steekproefbedrijven ook een inschatting of een kostenverhoging mee te nemen is in een prijsverhoging.
Hiermee is de inschatting van wat in de markt haalbaar is leidend voor de index.
Een voorbeeld: de CAO-verhogingen en verhogingen van werkgeverskosten komen wel terug in de afwegingen die de steekproefbedrijven maken, maar komen niet volledig tot uitdrukking
in de indexen. Berekeningen in de Codewerkgroep indexatie laten zien dat:
• In de schoonmaaksector komt 20 procent van de loonkostenstijging niet terug in de DPI (cumulatief over de afgelopen tien jaar).
• In de verhuismarkt is 2 procent niet in de DPI verwerkt (cumulatief over een periode van vijf jaar).
Dit leidt tot de conclusie dat de DPI’s geen nauwkeurige maatstaf lijken
te zijn voor de loongerelateerde kostenverhogingen in de diverse Codebranches.
Loongerelateerde indexen (zowel generiek als per cao)
De loongerelateerde indexen worden zowel generiek berekend (contractuele loonkosten) als per branche (cao-lonen). De basis voor deze index ligt in de loonstijging, inclusief eindejaarsuitkering, en de
procentuele premie-aanpassingen van sociale lasten. Structuurwijzigingen als het vervallen van wachtdagen in relatie tot ziekteverzuim, de extra
vrije dag op 1 mei en veranderingen van het loongebouw voor wat betreft
3.
anciënniteit vallen buiten deze indexen. Bij cao-loonindexen zijn er zeven verschillende reeksen met indexcijfers en ontwikkelingscijfers. Een vergelijking van de feitelijk berekende loongerelateerde kosten met de cao- loonindexen levert in drie branches binnen de Code het volgende beeld op:
• In de schoonmaaksector worden effecten van de
structuur(verandering) van de cao niet verwerkt in de CBS-loonindex; cumulatief over zes jaar loopt het verschil op tot 0.86 procentpunt.
• In de verhuisdienstensector is het verschil over vijf jaar gemeten 5.7 procentpunt.
• In de beveiligingssector blijkt dat over een periode van vijf jaar in geen enkel jaar de CBS-index gelijk is aan de kostenontwikkeling. Cumulatief wordt er 0.9 procentpunt gemist (op een totaal van circa 10 is dat 10 procent).
3. Alternatieve indexen
In de praktijk valt te denken aan twee alternatieven voor de CBS-indexen:
Gewogen index:
de index is gebaseerd op een percentageverdeling tussen loongerelateerde kosten (CAO-index) en overige kosten (CPI-index). Als voorbeeld voor de verhuizers geldt een verdeling van 70 procent CAO-index en 30 procent CPI-index.
Forward looking-index:
bekende of verwachte toekomstige kostenverhogingen als sociale wetgeving en langjarige cao’s worden vertaald in een gewogen voorspellend indexcijfer. Dit kan toegepast worden op de loongerelateerde en de gewogen indexen. Deze index wordt niet door het CBS berekend. Externe bureaus die hier ervaring mee hebben, zijn bijvoorbeeld Panteia en Berenschot.
Daarnaast zijn er segmenten waar de index vanuit de eigen branche wordt opgelegd. Denk aan de Nederlandse Ziekenhuis Autoriteit (NZA), die krachtens standaard generieke inkoop/ algemene bepalingen krijgt opgelegd als standaard voor alle leveranciers.
Het primair onderwijs krijgt vanuit haar bekostigingsstelsel een index voor materiële kosten. En zo zijn er
meerdere indexen die al dan niet vanuit overheidswegen worden opgelegd.
4.
4. Conclusies en aanbevelingen
De Code komt tot de volgende conclusies en aanbevelingen:
1. Specifieke loonkostenontwikkelingen, die in de dienstverleningsbranches zeer relevant zijn, worden bij
de CPI en de DPI op meerjarige contracten niet of niet voldoende meegenomen. Dat maakt ze minder goed toepasbaarheid. Vooralsnog zien wij in de CPI noch de in DPI
een geschikte indexparameter voor meerjarige contracten in de branches van de Code.
5.
2. De loongerelateerde branchespecifieke indexen volgen de feitelijke verhogingen beter, maar zij zijn nog niet volledig dekkend. Op dit moment is er in de branches van de Code nog een te groot verschil met de berekende werkelijke kosten om er blind op te varen in contractuele afspraken.
3. Er is niet één gouden formule. Toch is het advies aan marktpartijen: maak bij meerjarige contracten aan de voorkant heldere afspraken over de indexatiesystematiek
die je gaat volgen. Laat deze afspraken ingaan vanaf het eerste jaar. Laat daarbij de indexatie over meerdere jaren niet over “aan het ondernemerschap bij
de ingediende bieding”, een formulering die we toch nog tegenkomen in de markt. Niet-
beïnvloedbare kostenverhogingen door sociale wetgeving en algemeen verbindend verklaarde cao’s moeten eenduidig kunnen worden doorbelast. Dat voorkomt oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden en waarborgt zo een level-playing field.
4. Een gemengde indexatiesystematiek lijkt de werkelijkheid het best te
benaderen. Dat is een systematiek die voor het loongerelateerde
deel is gekoppeld aan de vaststaande en noodzakelijke loonkostenverhoging en voor het andere deel aan de CPI. Het
gebruik van alleen de CPI of alleen de DPI raden wij af, omdat er hierbij te grote verschillen ontstaan met de daadwerkelijke en noodzakelijke loonkostenverhogingen.
5. Indexatie mag niet afhankelijk zijn van te realiseren kwaliteit.
6. Maak, naast een goed afgewogen indexatiesystematiek, van tevoren ook heldere procesafspraken
over het jaarlijkse overleg voor de feitelijk toe te passen indexatie. Denk aan afspraken over aan te leveren informatie,
de wijze van toepassing van de gekozen systematiek en tijdigheid
van aanleveren. Met goede procesafspraken voorkom je dat er ongewenste gaten ontstaan in de benodigde aanpassing.
7. Wij vinden het onjuist om de toepasselijke indexatie afhankelijk te maken van presteren. Ook onwenselijk is fixed pricing over een meerjarige periode (inclusief het overschrijden van een CAO- periode).
8. Een goede toepassing van indexatie voor dienstverlenende contracten is essentieel om ongewenste concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen.
6.
Deze handreiking maakt deel uit van een serie handreikingen van de Code:
1. Handreiking inkopen van beveiligingsdiensten
2. Handreiking inkopen van cateringdiensten
3. Handreiking inkopen van schoonmaakdiensten
4. Handreiking inkopen van verhuisdiensten
5. Handreiking kunst van een gewogen oordeel