PremiePensioenreglement Premiepensioenregeling per 1 januari 2010
PremiePensioenreglement Premiepensioenregeling per 1 januari 2010
Uitgevoerd door
Stichting Pensioenfonds Hewlett-Packard Nederland
Gevestigd te Amstelveen
Inhoudsopgave
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
Artikel 2: Deelnemers
Artikel 3: Aanspraken
Artikel 4: Deelnemerstijd
Artikel 5: Pensioensalaris en pensioengrondslag Artikel 6: Beschikbaar gestelde pensioenpremie Artikel 7: Belegging pensioenpremies
Artikel 8: Aanwending saldo bij in leven zijn op de pensioendatum Artikel 9: Partner- en wezenpensioen
Artikel 10: Arbeidsongeschiktheid
Artikel 11: Beëindiging deelnemerschap voor de pensioendatum Artikel 12: Scheiding
Artikel 13: Uitkering
Artikel 14 Verzekering
Artikel 15: Financiering van de pensioenregeling
Artikel 16: Vermindering van pensioenaanspraken en –rechten Artikel 17: Aanpassing van het pensioenreglement
Artikel 18: Toeslag
Artikel 19: Waardeoverdracht
Artikel 20: Afkoop, vervreemden en prijsgeven van pensioen Artikel 21: Informatiebepalingen
Artikel 22: Fiscale maximering Artikel 23: Algemene bepalingen Artikel 24: Glijclausule
Artikel 25: Inwerkingtreding
Premiepensioenreglement
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Aangesloten onderneming | : | Een onderneming, onderdeel uitmakend van Hewlett-Packard Company, die door Hewlett-Packard als zodanig is aangewezen en door het bestuur is toegelaten. |
AOW | : | Algemene ouderdomswet. |
Bestuur | : | Het bestuur van het fonds. |
Deelnemer | : | De werknemer die overeenkomstig artikel 2 van dit pensioenreglement in de premiepensioenregeling is opgenomen. |
Fonds | : | Stichting Pensioenfonds Hewlett-Packard Nederland gevestigd te Amstelveen. |
Gepensioneerde | : | De pensioengerechtigde die op grond van het bepaalde in dit reglement op de door hem gekozen pensioeningangsdatum, het volgens dit reglement opgebouwde saldo heeft aangewend voor de inkoop van een direct ingaand ouderdomspensioen bij een verzekeraar. |
Gewezen deelnemer | : | De gewezen werknemer door wie op grond van de pensioenovereenkomst en dit pensioenreglement geen aanspraken op pensioen meer worden verworven en die bij beëindiging van de deelneming het saldo op zijn pensioenrekening heeft laten staan. |
Gewezen partner | : | De partner waarmee de (gewezen) deelnemer x. xxxxxx is geweest, welke huwelijk door echtscheiding dan wel scheiding van tafel en bed is ontbonden, of b. een geregistreerd partnerschap heeft gehad, welke geregistreerd partnerschap is ontbonden, of c. de hiervoor sub c. genoemde partner waarmee de samenwoning is beëindigd. |
Hewlett-Packard | : | De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hewlett-Packard Nederland B.V. |
Kind | : | a. het kind tot wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staat; b. het kind dat tot het huishouden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde behoorde en/of tot zijn overlijden door hem als eigen kind werd onderhouden en opgevoed. Met vader of moeder wordt in dit pensioenreglement de vader of moeder in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld. |
Partner | : | a. De persoon, met wie een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gehuwd. b. De persoon, met wie een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap is aangegaan, zoals bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. c. De ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of ongehuwde gepensioneerde ten minste zes maanden aaneengesloten een gezamenlijke huishouding voert mits: ▪ De partners een wederzijdse zorgverplichting zijn aangegaan, vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract en; ▪ De gezamenlijke huishouding gedurende ten minste zes maanden onafgebroken bestaat en; ▪ Er sprake is van een relatie van twee personen en zij geen bloed- en/of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad in de zijlijn van elkaar zijn en; ▪ Deze ongehuwde persoon in het samenlevingscontract als begunstigde van het partnerpensioen is aangewezen onder herroeping van eerdere begunstiging en; ▪ Er sprake is van een inschrijving in het bevolkingsregister op hetzelfde adres. |
Peildatum | : | 1 januari van ieder jaar. |
Pensioendatum | : | De eerste dag van de maand waarin de 65ste verjaardag van de deelnemer valt. |
Pensioengerechtigde | : | De persoon die op grond van de bepalingen in dit pensioenreglement en de pensioenovereenkomst een periodieke uitkering ontvangt van een verzekeraar in de vorm van ouderdoms-, of partner-, of wezenpensioen. |
Pensioeningangsdatum | : | De datum waarop naar keuze van de deelnemer het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat, welke datum op zijn vroegst de eerste van de maand waarin de deelnemer 55 jaar wordt en uiterlijk de pensioendatum zal zijn. |
Pensioenovereenkomst | : | Hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen aangaande pensioen. |
Pensioenreglement | : | Het reglement waarin de pensioenregeling is opgenomen zoals vanaf 1 januari 2010 van toepassing voor werknemers die geboren zijn op of ná 1 januari 1950 dan wel in dienst zijn getreden bij de werkgever op of na 1 januari 2006, die op basis van dit reglement als deelnemer in deze pensioenregeling worden opgenomen. |
Pensioenrekening | : | De rekening ten behoeve van de (gewezen) deelnemer waarop a. de in het kader van de pensioenregeling ten behoeve van de deelnemer verschuldigde pensioenpremie wordt gestort, dan wel b. een geldsom verband houdende met een inkomende waardeoverdracht ten behoeve van een deelnemer wordt gestort. |
: | De pensioenregeling voor de werknemers zoals vastgelegd in het onderhavige pensioenreglement. | |
Premiepensioen- reglement | : | Het onderhavige reglement. |
PW | : | Pensioenwet. |
Scheiding | : | De beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed, of de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. |
Uitvoerings- overeenkomst I | : | De overeenkomst tussen Hewlett-Packard en/of een aangesloten onderneming en het fonds over de uitvoering van de pensioenovereenkomst waarin de PremiePensioenregeling is overeengekomen. |
Vermogensbeheerder | : | De financiële instelling waaraan het pensioenfonds het beheer over de pensioenrekeningen voor de deelnemers heeft uitbesteed. |
Verzekeraar | : | De verzekeringsmaatschappij die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen. |
WAZO | : | Wet Arbeid en Zorg. |
Werkgever | : | Hewlett-Packard en/of een aangesloten onderneming. |
Werknemer | : | Ieder die krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van de werkgever. |
WIA | : | Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. |
Artikel 2. Deelnemers
1. Als deelnemer worden in deze regeling opgenomen de werknemers, die op of na 1 januari 2010 in dienst treden bij de werkgever en ten minste de 21-jarige leeftijd hebben bereikt, met uitzondering van de werknemers die voor 1 januari 2010 een pensioenovereenkomst met de werkgever hebben gesloten, waarin deelname aan de pensioenregeling zoals opgenomen in het Pensioenreglement is overeengekomen.
2. Het deelnemerschap eindigt door:
a) overlijden van de deelnemer;
b) het bereiken van de pensioeningangsdatum door de deelnemer;
c) beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan bij arbeidsongeschiktheid of de oorzaken genoemd onder a en b.
Artikel 3. Aanspraken
1. De deelnemer verwerft op grond van de pensioenovereenkomst aanspraken op pensioen zoals is vastgelegd in dit reglement . De pensioenovereenkomst betreft voor:
- het levenslang ouderdomspensioen en het levenslang partnerpensioen ingaand bij overlijden van de deelnemer op of na de pensioeningangsdatum, een premieovereenkomst;
- het kapitaal bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de pensioeningangsdatum, een premieovereenkomst;
- het partnerpensioen ingaand bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum, een uitkeringsovereenkomst;
- het wezenpensioen ingaand bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum, een uitkeringsovereenkomst.
2. De (gewezen) deelnemer verkrijgt op de pensioendatum pensioenrechten op ouderdomspensioen en/of partnerpensioen waarvan de hoogte wordt bepaald door de saldi van de op naam van de deelnemer geadministreerde pensioenrekeningen.
Iedere deelnemer heeft één pensioenrekening A. De deelnemer die een inkomende waardeoverdracht heeft laten uitvoeren dan wel eerder gewezen deelnemer is geweest, beschikt naast de pensioenrekening A ook over ten minste één pensioenrekening B. Iedere gewezen deelnemer heeft ten minste één pensioenrekening B.
Het saldo van pensioenrekening A bestaat uit de volgende elementen:
▪ De door de werkgever gestortte premies, conform artikel 15; en
▪ Het saldo van de op deze pensioenrekening bijgeschreven beleggingsopbrengsten en afgeschreven beleggingsverliezen; en
▪ De door de vermogensbeheerder ingehouden kosten in verband met switchen tussen beleggingsfondsen/categorieën.
Het saldo van pensioenrekening B bestaat uit de volgende elementen:
▪ Een deel van een door een ander pensioenfonds of verzekeraar overgedragen geldsom,die de waarde vertegenwoordigt van (een deel van) de jegens die instelling verworven aanspraken uit een eerder dienstverband; en/of
▪ Het saldo van een eerdere pensioenrekening A, welke bij uitdiensttreding is omgezet in een pensioenrekening B;
▪ Het saldo van de op deze pensioenrekening bijgeschreven beleggingsopbrengsten en afgeschreven beleggingsverliezen; en
▪ De door de vermogensbeheerder ingehouden kosten in verband met switchen tussen beleggingsfondsen/categorieën.
3. Op de pensioeningangsdatum wordt voor de deelnemer het in lid 2 bedoelde saldo van pensioenrekening A en – indien van toepassing – het saldo van pensioenrekening B, respectievelijk voor de gewezen deelnemer het saldo van pensioenrekening B, aangewend voor aankoop van ouderdomspensioen en/of partnerpensioen. De aankoop geschiedt, zoals overeengekomen in de pensioenovereenkomst, bij een verzekeraar. Het fonds is na overdracht van het saldo aan de verzekeraar van alle verplichtingen jegens de (gewezen) deelnemer/pensioengerechtigde ontheven.
4. Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum vervalt het saldo van pensioenrekening A aan het fonds. Het saldo van (de) pensioenrekening(en) B, indien aanwezig, wordt aangewend voor de aankoop van een partner- en/of wezenpensioen bij een verzekeraar ten behoeve van de partner en/of kinderen van de overleden deelnemer. Een en ander laat de aanspraken op het partner- en wezenpensioen als omschreven in artikel 9 onverlet.
5. Bij overlijden van een gewezen deelnemer vóór de pensioeningangsdatum wordt het saldo van (de) pensioenrekening(en) B aangewend voor de aankoop van een partner- en/of wezenpensioen bij een verzekeraar ten behoeve van de partner en/of kinderen van de overleden gewezen deelnemer.
Artikel 4. Deelnemerstijd
1. Bij de berekening van de grootte van de op risicobasis verzekerde aanspraken op partner- en wezenpensioen wordt uitgegaan van deelnemerstijd.
2. Als deelnemerstijd tellen mee alle tot aan de pensioendatum als deelnemer krachtens ononderbroken arbeidsovereenkomst bij de werkgever doorgebrachte en nog door te brengen dienstjaren vanaf datum opneming in de pensioenregeling.
3. De deelnemerstijd wordt bij opname in de premiepensioenregeling en vervolgens op iedere peildatum vastgesteld in dagen nauwkeurig. Het fonds administreert de deelnemerstijd op de wijze als voorgeschreven in de PW of daarop berustende regelgeving.
4. Indien een deelnemer bij opname in de premiepensioenregeling of op een latere peildatum minder dan de bij de werkgever geldende volledige werktijd werkzaam is, zal de periode gelegen tussen de datum van opname respectievelijk de peildatum en de eerstvolgende peildatum voor de vaststelling van de deelnemerstijd worden vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
5. Indien een deelnemer bij opname in de premiepensioenregeling of op een latere peildatum minder dan de bij de werkgever geldende volledige werktijd werkzaam is, zullen de nog door te brengen dienstjaren worden vermenigvuldigd met de op de betreffende datum geldende deeltijdfactor.
6. De in lid 4 en 5 bedoelde deeltijdfactor is gelijk aan de breuk, waarvan de teller gelijk is aan het gemiddelde aantal wekelijkse werkuren van de deelnemer en de noemer aan het gemiddelde aantal wekelijkse werkuren bij de werkgever bij een volledige werktijd.
Artikel 5. Pensioensalaris en pensioengrondslag
1. Voor de toepassing van het bepaalde in dit reglement wordt per de datum van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens op iedere peildatum het pensioensalaris vastgesteld.
2. Het pensioensalaris is gelijk aan het vaste pensioengevende salaris, inclusief vakantietoeslag, zoals vastgelegd in de arbeidsvoorwaarden.
3. Het variabele pensioensalaris wordt aan het eind van het kalenderjaar vastgesteld en bestaat uit de door de werkgever aan te wijzen variabele salarisbestanddelen, waarover de deelnemer aan het einde van het kalenderjaar pensioenaanspraken worden toegekend.
4. Het variabele pensioensalaris risicodekking wordt op de peildatum vastgesteld en is het gemiddelde van de door de werkgever aan te wijzen uitbetaalde variabele salarisbestanddelen uit de voorafgaande 3 kalenderjaren, waarover de deelnemer aanspraken op partner- en wezenpensioen worden toegekend. Indien het deelnemerschap op de peildatum minder dan 3 volle kalenderjaren heeft geduurd, wordt het gemiddelde genomen over het verstreken deel van de deelnemerstijd als bedoeld in artikel 4.
Het variabele pensioensalaris risicodekking kan niet groter zijn dan het variabele salaris op de peildatum dat geldt bij realisatie van de doelstellingen.
Indien de deelnemer in de periode waarover de middeling wordt uitgevoerd minder dan de bij de werkgever geldende volledige werktijd werkzaam is geweest, worden de variabele salarisbestanddelen herleid naar bedragen op fulltime basis.
5. De pensioengrondslag is gelijk aan het volgens lid 2 en lid 6 vastgestelde pensioensalaris verminderd met de in lid 7 omschreven franchise.
6. Indien een deelnemer op de peildatum minder dan de bij de werkgever geldende volledige werktijd werkzaam is, wordt het pensioensalaris zoals bedoeld in lid 2 herleid naar een pensioensalaris op fulltime basis.
7. De franchise is gelijk aan de franchise van het Bedrijfstakpensioenfonds ICK per de peildatum. In 2012 bedraagt de franchise € 13.365,--. De franchise kan in enig jaar niet lager zijn dan het in dat jaar fiscaal minimaal in acht te nemen bedrag.
8. In afwijking van het bepaalde in lid 1, wordt voor deelnemers met een variabel salarisbestanddeel waarover pensioenaanspraken worden toegekend, waarbij in de loop van het jaar een wijziging plaatsvindt in de verhouding tussen het vaste pensioengevende salaris en het salaris bij realisatie van de doelstellingen, het pensioensalaris voor de periode vanaf het moment van deze wijziging opnieuw vastgesteld.
Ook het variabele pensioensalaris risicodekking wordt op het moment van deze wijziging opnieuw vastgesteld en wel zodanig dat de som van de pensioengrondslag en het variabele pensioensalaris risicodekking voor en na de wijziging gelijk blijft.
9. Voor deelnemers die in de loop van het jaar overgaan van een functie met een vast salaris naar een functie met een vast salaris en pensioengevende variabele salarisbestanddelen, of omgekeerd, wordt op het moment van de functiewijziging het pensioensalaris voor de periode vanaf het moment van wijziging opnieuw vastgesteld.
10. Na overgang van een functie met een vast salaris en pensioengevende variabele salarisbestanddelen naar een functie met een vast salaris, is het variabele pensioensalaris risicodekking vanaf het moment van wijziging nihil.
Bij overgang van een functie met vast salaris naar een functie met een vast salaris en pensioengevende variabele salarisbestanddelen wordt op het moment van functiewijziging voor de periode vanaf het moment van wijziging het variabele pensioensalaris risicodekking vastgesteld. Het variabele pensioensalaris risicodekking is gelijk aan het verschil tussen de pensioengrondslag voor en na functiewijziging.
Artikel 6. Beschikbaar gestelde pensioenpremie
1. De door het fonds op grond van uitvoeringsovereenkomst I van de werkgever ontvangen pensioenpremie, wordt door het fonds in maandelijkse termijnen gestort op de pensioenrekening A van de deelnemer, als bedoeld in artikel 3, lid 2. Deze storting is in totaal gelijk aan een leeftijdsafhankelijke premie als percentage van de pensioengrondslag van de deelnemer volgens onderstaand schema:
Leeftijd per 1 januari | Jaarlijkse pensioenpremie |
20 – 24 | 6,0% |
25 – 29 | 7,3% |
30 – 34 | 8,7% |
35 – 39 | 10,6% |
40 – 44 | 12,7% |
45 – 49 | 15,2% |
50 – 54 | 18,5% |
55 – 59 | 22,5% |
60 – 64 | 27,4% |
Genoemde percentages zijn gebaseerd op een aankoop op pensioeningangsdatum van levenslang ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen in geval van overlijden van de deelnemer na pensioendatum volgens de verhouding 100:70.
2. Als de deelnemer niet gedurende het gehele jaar aan deze regeling deelneemt, wordt de pensioenpremie naar evenredigheid van de duur van de deelname verlaagd. Indien de deelnemer minder dan de bij de werkgever volledige werktijd werkzaam is, wordt de pensioenpremie vermenigvuldigd met de deeltijdfactor als bedoeld in artikel 4.
3. De door het fonds op grond van uitvoeringsovereenkomst I van de werkgever ontvangen pensioenpremie over het variabele pensioensalaris, wordt door het fonds aan het eind van het kalenderjaar in één termijn gestort op de pensioenrekening A van de deelnemer, als bedoeld in artikel 3, lid 2. Deze storting is gelijk aan een leeftijdsafhankelijke premie als percentage van het variabele pensioensalaris van de deelnemer volgens het schema in lid 1 op basis van de leeftijd van de deelnemer op de peildatum in het betrokken kalenderjaar.
Artikel 7. Belegging pensioenpremies
1. Het bestuur draagt zorg voor de belegging van de pensioenpremies zoals die op de respectievelijke pensioenrekeningen A worden gestort en draagt tevens zorg voor de belegging en het beheer van het saldi van de respectievelijke pensioenrekeningen A en B. Eén en ander vindt plaats op solide wijze en het bestuur handelt daarbij overeenkomstig artikel 135 PW. Het fonds sluit voor de uitvoering hiervan een overeenkomst met een vermogensbeheerder, welke op verzoek van de deelnemer aan hem ter hand wordt gesteld.
2. De vermogensbeheerder heeft in overleg met het bestuur adviesmixen vastgesteld die zijn afgestemd op verschillende leeftijdscategorieën. Onder adviesmix wordt verstaan een voor een bepaalde leeftijdsgroep geschikte spreiding over aandelen, obligaties en een rentedragende rekening. Voor iedere leeftijdsgroep geldt een standaard adviesmix die is gebaseerd op een profiel dat geldt voor de groep waartoe de deelnemer behoort, volgens de inzichten inzake prudent beleggen. Bij het bereiken van de volgende leeftijdscategorie worden de beleggingen door de vermogensbeheerder automatisch aangepast aan de adviesmix die bij deze categorie hoort.
3. De vermogensbeheerder kent een tweetal servicelevels, te weten:
a. Volledig Beheer, waarbij het vermogensbeheer volledig aan de vermogensbeheerder wordt overgelaten. De vermogensbeheerder belegt het saldo volgens de standaard adviesmix, zoals aangegeven in lid 2;
b. Xxxxx Xxxxxx, waarbij de deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen van het fonds heeft overgenomen. De deelnemer kiest zelf de adviesmix, maar kan ook zelf een mix van door de vermogensbeheerder aangeboden beleggingsfondsen vaststellen.
4. De deelnemer wordt ingedeeld in het servicelevel “Volledig Beheer” zoals in lid 3 aangegeven.
Het fonds biedt de deelnemer echter aan om de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen. De deelnemer kan deze verantwoordelijkheid overnemen door aan de vermogensbeheerder de keuze voor servicelevel “Eigen Beheer” kenbaar te maken. De deelnemer wordt ingedeeld in het servicelevel “Eigen Beheer” nadat de deelnemer zijn keuze hiervoor kenbaar heeft gemaakt door de hiervoor benodigde formulieren inclusief het klant- en risicoprofiel, te ondertekenen en aan de vermogensbeheerder te retourneren.
5. Indien de deelnemer heeft gekozen voor het servicelevel “Eigen Beheer” adviseert de vermogensbeheerder, namens het fonds, de (gewezen) deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. De vermogensbeheerder onderzoekt, in opdracht van het fonds, tenminste een keer per jaar of de beleggingen van de (gewezen) deelnemer zich binnen de op basis van de vorige volzin geldende grenzen bevinden en informeert de deelnemer hierover.
6. Het fonds dan wel de vermogensbeheerder namens het fonds, zal de (gewezen) deelnemers schriftelijk informeren over de in dit artikel bedoelde servicelevels en adviesmixen. Ook eventuele wijzigingen hierin worden aan de deelnemers schriftelijk meegedeeld.
7. Als bij de aan- en verkoop van beleggingsfondsen door de vermogensbeheerder kosten in rekening worden gebracht, worden die in mindering worden gebracht op de te storten of de te onttrekken bedragen.
8. Het bestuur kan op advies van de vermogensbeheerder periodiek de adviesmixen en aangeboden beleggingsfondsen aanpassen.
Artikel 8. Aanwending saldo bij in leven zijn op de pensioendatum
1. Bij in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum wordt het tot dat tijdstip gevormde saldo van zijn pensioenrekening A en/of B, zoals vastgelegd in de pensioenovereenkomst, overgedragen naar een verzekeraar naar keuze van de (gewezen) deelnemer. Indien dit voor betrokkene van toepassing is, vindt op de pensioendatum voor overdracht vervroegd nog één bijdrage als bedoeld in artikel 6 lid 3 plaats.
Het saldo wordt bij de verzekeraar aangewend voor aankoop van een direct ingaand levenslang ouderdomspensioen en eventueel een bij overlijden van de gepensioneerde direct ingaand partnerpensioen, met inachtneming van de geldende bepalingen in de Pensioenwet en de Wet op de loonbelasting 1964. Indien de deelnemer met de verzekeraar een andere aanwending van het saldo overeenkomt dan de aankoop van een direct ingaand ouderdomspensioen en een bij overlijden van de gepensioneerde direct ingaand partnerpensioen in de verhouding 100:70, dient de partner de overeenkomst met de verzekeraar mede te ondertekenen.
2. Het fonds informeert de (gewezen) deelnemer uiterlijk negen maanden voorafgaand aan de pensioendatum inzake de overdracht van het saldo van de pensioenrekening(en) aan een verzekeraar naar keuze van de (gewezen)deelnemer en stelt alle informatie beschikbaar welke de (gewezen) deelnemer eventueel nodig heeft bij zijn keuze. De (gewezen) deelnemer informeert het fonds, door overlegging van de relevante stukken, uiterlijk drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum bij welke verzekeraar hij zijn ouderdomspensioen en partnerpensioen wenst in te kopen.
3. De (gewezen) deelnemer die op de pensioeningangsdatum de pensioenrekening wenst aan te wenden voor een levenslang ouderdomspensioen (en/of partnerpensioen) dient hiertoe een verzoek bij het fonds in te dienen. Dit verzoek dient minimaal negen maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum te worden ingediend. Xxxxxx geldt vervolgens het bepaalde in lid 2. Vervroeging is uitsluitend mogelijk indien het arbeidzame leven wordt beëindigd op de pensioeningangsdatum. De (gewezen) deelnemer dient hiervan bewijzen te overleggen. Een eenmaal gemaakte keuze voor vervroeging is onherroepelijk.
4. In de door de (gewezen) deelnemer te sluiten overeenkomst met de verzekeraar dienen in ieder geval de bepalingen zoals genoemd in dit artikel te worden opgenomen.
5. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum respectievelijk de pensioeningangsdatum, mits deelnemer op bedoeld tijdstip in leven is en wordt door de respectieve verzekeraar uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
6. Deeltijdpensionering is toegestaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de 55-jarige leeftijd wordt bereikt, tot uiterlijk de pensioendatum. De periode waarin deeltijdpensioen wordt ontvangen dient minimaal zes maanden te bedragen.
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om uiterlijk 9 maanden vóór de pensioeningangsdatum het fonds schriftelijk te verzoeken het ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder te laten ingaan. Alsdan geldt het bepaalde in lid 3. Voor dit deel wordt de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever beëindigd. Voor het gedeelte dat de deelnemer niet met pensioen gaat, blijft de arbeidsovereenkomst van kracht en blijft men deelnemer in de zin van dit reglement. Voor dit deel wordt uitgegaan van de pensioendatum dan wel een nieuw vastgestelde pensioeningangsdatum. Een eenmaal gemaakte keuze voor deeltijdpensionering is onherroepelijk.
7. De hoogte van de pensioenrechten die op grond van dit artikel kunnen worden verkregen bij een verzekeraar, worden vastgesteld op basis van de alsdan geldende rekenrente en overige maatstaven zoals die op pensioeningangsdatum door de verzekeraar gehanteerd worden.
8. Aangezien aanwending van het saldo van de pensioenrekening bij het fonds niet mogelijk is, zijn in dit reglement geen factoren voor aanwending, uitruil of afkoop opgenomen.
Artikel 9. Partner- en wezenpensioen Partnerpensioen op risicobasis
1. Het partnerpensioen zoals beschreven in lid 3, is op risicobasis verzekerd waardoor de verzekering hiervan eindigt zodra het deelnemerschap wordt beëindigd. Dit laat echter onverlet dat op grond van artikel 8 bij ingang van het ouderdomspensioen en op grond van artikel 11 bij beëindiging van het deelnemerschap een recht op partnerpensioen kan worden verkregen.
2. De regels met betrekking tot de ingang en de uitbetaling van het partnerpensioen zijn vastgelegd in de verzekeringsovereenkomst zoals gesloten door het fonds met een verzekeraar. De verzekeraar zal voor directe uitbetaling aan de daarvoor in aanmerking komende pensioengerechtigde zorgdragen.
3. Het jaarlijkse partnerpensioen is gelijk aan 1,225% van de laatstelijk voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met de deelnemerstijd als bedoeld in artikel 4 verminderd met een eventuele aftrek zoals beschreven in lid 4.
4. De aftrek is van toepassing indien bij de deelnemer tijdens het dienstverband sprake is geweest van één of meerdere scheidingen. De aftrek is gelijk aan 1,225% van de pensioengrondslag op de eerste peildatum vóór de datum van inschrijving van de laatste scheiding in de gemeentelijke basisadministratie (GBA), vermenigvuldigd met het verschil tussen de deelnemerstijd als bedoeld in artikel 4, en de fictieve deelnemerstijd in de fictie dat de deelnemer op de datum van inschrijving van de laatste scheiding in de GBA tot de premiepensioenregeling zou zijn toegetreden.
5. Voor deelnemers met pensioengevende variabele salarisbestanddelen wordt het jaarlijks partnerpensioen verhoogd met 1,225% van het laatstelijk voor de deelnemer vastgestelde variabele pensioensalaris risicodekking vermenigvuldigd met de deelnemerstijd als bedoeld in artikel 4.
Wezenpensioen
6. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd ten behoeve van de daarvoor in aanmerking komende kinderen van de deelnemer.
7. De regels met betrekking tot de ingang en de uitbetaling van het wezenpensioen zijn vastgelegd in de verzekeringsovereenkomst zoals gesloten door het fonds met een verzekeraar. De verzekeraar zal voor directe uitbetaling aan het respectievelijk de daarvoor in aanmerking komende kind/kinderen zorgdragen.
8. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk kind 20% van het conform lid 3 en 5 vastgestelde partnerpensioen dat laatstelijk voor de ingangsdatum van het wezenpensioen voor de deelnemer is vastgesteld. Het wezenpensioen wordt voor volle wezen verdubbeld. Volle wezen zijn kinderen waarvan zowel de vader als moeder als omschreven in de definitie ‘Kind’ van dit reglement, zijn overleden.
9. Het wezenpensioen wordt aan het kind uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind 18 jaar wordt of tot zijn eerder overlijden. Voor een kind dat na zijn 18e verjaardag:
a. volledig onderwijs in de zin van de Wet op de studiefinanciering 2000 volgt of;
b. invalide is en een uitkering ontvangt volgens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jong gehandicapten (WAJONG);
wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand, waarin de studie of arbeidsongeschiktheid beëindigd wordt, doch uiterlijk tot het einde van de maand waarin het kind 27 jaar wordt of eerder overlijdt.
Bijzondere bepalingen inzake partner- en wezenpensioen
10. Bij overlijden van de deelnemer geldt ten aanzien van het saldo op pensioenrekening A en - indien van toepassing – pensioenrekening B, het bepaalde in artikel 3 lid 4 van dit reglement.
11. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer geldt ten aanzien van het saldo op pensioenrekening B, het bepaalde in artikel 3 lid 5 van dit reglement.
12. De aanspraak op partnerpensioen kan zonder toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer en het fonds of de werkgever worden verminderd. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin, is nietig.
13. Indien bij overlijden van de deelnemer de aankoop van partner- en/of wezenpensioen uit hoofde van de eventueel aanwezige pensioenrekening B niet mogelijk is in verband met het ontbreken van een partner/kind aan wie een aanspraak op partner- of wezenpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan worden uitgekeerd, zal het saldo op de pensioenrekening B vervallen aan het fonds.
14. Indien de deelnemer of diens partner tijdens een verlofperiode als omschreven in de WAZO komt te overlijden, dan zullen de bepalingen in dit reglement ten aanzien van partnerpensioen worden toegepast alsof er geen verlof is opgenomen gedurende een periode van maximaal 18 maanden.
Artikel 10. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
1. Voor de deelnemer die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geraakt in de zin van de WIA, wordt door het bestuur aan de werkgever gehele of gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de in artikel 15, lid 1 genoemde werkgeversbijdrage verleend. Deze vrijstelling gaat in op hetzelfde tijdstip als waarop de WIA-uitkeringen voor de arbeidsongeschikte deelnemer aanvangen. De verdere pensioenopbouw ten behoeve van de arbeidsongeschikte deelnemer conform de premiepensioenregeling vindt plaats voor rekening van het fonds.
2. De mate van bijdragevrijstelling wordt uitgedrukt in een percentage dat wordt gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsgraad van de deelnemer in de zin van de WIA. Dit percentage wordt bepaald volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA | Uitkeringspercentage |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
3. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer worden de stortingen van de pensioenpremie en de dekking van het overlijdensrisico voortgezet voorzover ten aanzien daarvan bijdragevrijstelling is verleend. Het pensioensalaris, waarvan de pensioenpremie wordt afgeleid, is het pensioensalaris, vermeerderd met het variabele pensioensalaris risicodekking, welke golden onmiddellijk voor het intreden van arbeidsongeschiktheid. Op het gedeelte van de te bereiken pensioenen ten aanzien waarvan géén vrijstelling is verleend, blijven de overige bepalingen van dit pensioenreglement onverminderd van kracht.
4. Het risico van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid wordt door het fonds verzekerd bij een verzekeraar. De voorwaarden zoals door de verzekeraar gesteld in de herverzekeringsovereenkomst zijn bepalend voor de mate waarin door het fonds premievrijstelling aan de werkgever wordt verleend.
5. Indien de deelnemer tijdens een verlofperiode als omschreven in de WAZO (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt raakt, dan zullen de bepalingen in dit artikel ten aanzien van de premievrijstelling worden toegepast alsof er geen verlof is opgenomen.
Artikel 11. Beëindiging deelnemerschap voor de pensioendatum
1. Indien het deelnemerschap vóór de pensioendatum anders dan door pensionering of overlijden eindigt en artikel 10 niet van toepassing is, behoudt de gewezen deelnemer aanspraak op het voor hem tot dat ogenblik gevormde saldo van zijn pensioenrekening A. Bij beëindiging van het deelnemerschap vindt vervroegd nog één bijdrage als bedoeld in artikel 6 lid 3 plaats, indien dat voor betrokkene van toepassing is Vanaf dit moment vinden echter geen stortingen meer plaats. De pensioenrekening A zal op dit moment worden omgezet in een pensioenrekening B, als bedoeld in artikel 3 lid 2, tenzij de gewezen deelnemer ten behoeve van zijn partner conform hetgeen bepaald is in lid 3 aanspraak verkrijgt op een partnerpensioen conform de bepalingen van artikel 55 PW. In dat geval wordt de pensioenrekening A omgezet in een pensioenrekening B zodra de partner geen aanspraak op partnerpensioen meer heeft op grond van artikel 55 PW.
2. Bij beëindiging van de deelneming vervalt het recht op nog niet ingegane:
a. aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen op risicobasis. Artikel 9 lid 10 blijft wel van toepassing;
b. aanspraken op gehele of gedeeltelijke premievrijstelling als bedoeld in artikel 10 voorzover op datum beëindiging deelneming nog geen recht op een WIA-uitkering bestaat.
3. Indien en voorzover direct na beëindiging van het deelnemerschap een gewezen deelnemer recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, bestaat gedurende de periode dat de gewezen deelnemer recht heeft op deze uitkering, aanspraak voor zijn partner op een partnerpensioen conform de bepalingen van artikel 55 PW. In afwijking van het partnerpensioen als genoemd in artikel 9, wordt voor het partnerpensioen op grond van artikel 55 PW uitgegaan van de daadwerkelijk bij de werkgever doorgebrachte diensttijd.
Artikel 12. Scheiding
1. Bij scheiding komt het recht op partnerpensioen en wezenpensioen als genoemd in artikel 9 te vervallen en krijgt de gewezen partner recht op (de waarde van) een bijzonder partnerpensioen. De waarde wordt berekend op basis van het ouderdomspensioen en partnerpensioen, beide ingaand vanaf 65-jarige leeftijd, dat op de scheidingsdatum ten laste van het dan aanwezige saldo op de pensioenrekening(en) kan worden aangekocht in de verhouding 100:70. Vervolgens wordt de hoogte van het daarbij vastgestelde partnerpensioen in aanmerking genomen en wordt berekend wat de waarde van dit partnerpensioen is op de scheidingsdatum. Deze waarde wordt onttrokken aan het saldo op de pensioenrekening(en) en wordt als een afzonderlijk saldo ten behoeve van bijzonder partnerpensioen geadministreerd. Het komt tot uitkering in geval van overlijden van de (gewezen) deelnemer, voor de aankoop van bijzonder nabestaandenpensioen voor de gewezen partner.
2. Bij scheiding van een deelnemer heeft de gewezen partner overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op pensioenverevening. De pensioenverevening vindt plaats door toedeling aan de gewezen partner van de helft van de waarde van het saldo op de pensioenrekening dat ten behoeve van de (gewezen) deelnemer in de periode tussen de huwelijksdatum en de scheidingsdatum is opgebouwd inclusief de daarop betrekking hebbende beleggingsresultaten en na aftrek van de waarde ten behoeve van het bijzonder partnerpensioen als hiervoor in lid 1 omschreven.
3. Bij overlijden van de gewezen partner vóór de (gewezen) deelnemer vervalt het saldo van het bijzonder partnerpensioen aan het fonds. In een zodanige situatie vervallen de rechten van de gewezen partner op de helft van de waarde van het saldo op de pensioenrekening(en) op scheidingsdatum als genoemd in lid 2, ten gunste van de (gewezen) deelnemer.
4. Op de pensioeningangsdatum wordt het op dat moment aanwezige saldo op de pensioenrekening(en) aangewend voor de aankoop van een levenslang ouderdomspensioen in combinatie met een levenslang bijzonder partnerpensioen. Naast het op de pensioeningangsdatum aanwezige saldo zijn de rentestand en de tarieven van de verzekeraar waar de pensioenen worden ingekocht mede bepalend voor de hoogte van de aan te kopen pensioenen.
5. a. Bij scheiding van een gepensioneerde heeft de gewezen partner overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op pensioenverevening. De pensioenverevening bestaat ten aanzien van de aanspraken op ouderdomspensioen voor zover deze betrekking hebben op hetgeen is opgebouwd in de periode tussen de huwelijksdatum en de scheidingsdatum. Aangezien op pensioeningangsdatum ouderdoms – en (eventueel) partnerpensioen wordt ingekocht bij een verzekeraar, kunnen in deze situatie slechts aanspraken op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding jegens de verzekeraar ontstaan.
b. Tegenover de verzekeraar ontstaat alleen een recht op uitbetaling van een deel van elk van de uit te betalen pensioentermijnen overeenkomstig de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, als de scheiding binnen een termijn van twee jaar na het tijdstip van scheiding bij de verzekeraar is gemeld. De melding dient daarbij te hebben plaatsgevonden door het indienen van een volledig ingevuld meldingsformulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
6. De gewezen partner van de gepensioneerde behoudt bij scheiding aanspraak op een partnerpensioen indien en voor zover op de pensioendatum het saldo op de pensioenrekening is aangewend voor een partnerpensioen.
7. a. Indien het partnerschap van partners als bedoeld in de definities in artikel 1 onder ‘partner’ sub c anders dan door overlijden wordt beëindigd, is lid 2 van dit artikel van overeenkomstige toepassing indien beide partners hier gezamenlijk om verzoeken.
b. Het partnerpensioen op risicobasis als omschreven in artikel 9 lid 1 tot en met 4 van het premiepensioenreglement komt per datum beëindiging partnerschap te vervallen. Het bepaalde in artikel 9 lid 9 respectievelijk lid 10 blijft echter van kracht.
8. Het bepaalde in dit artikel vindt geen toepassing, indien de gewezen partners bij huwelijkse voorwaarden, bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap dan wel bij een op geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De huwelijkse voorwaarden, de voorwaarden van geregistreerd partnerschap dan wel de overeenkomst zijn slechts geldig indien aan deze stukken een verklaring van het fonds (gedurende de periode van (gewezen) deelnemerschap) dan wel de verzekeraar (gedurende de periode van pensionering) is gehecht waaruit blijkt dat het fonds/de verzekeraar bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
9. Er kan niet over het saldo van de pensioenrekening van een (gewezen) deelnemer bij overeenkomst tussen enerzijds de (gewezen) deelnemer en anderzijds het fonds of de werkgever,worden beschikt, zonder toestemming van de (gewezen) partner, tenzij het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is uitgesloten door de partners.
Artikel 13. Uitkering
1. De pensioenen worden door de verzekeraar waar op pensioendatum pensioenaanspraken ten behoeve van de deelnemer en eventueel zijn partner worden ingekocht uitgekeerd, conform de bepalingen en voorwaarden zoals die tezijnertijd tussen de verzekeraar en de deelnemer/gepensioneerde worden overeengekomen.
2. In geval van overlijden van de deelnemer wordt uitsluitend tot uitkering van het partnerpensioen overgegaan indien de overleden deelnemer een reglementaire partner nalaat.
3. De uitkering van het partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer wordt in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling rechtstreeks door de verzekeraar aan de begunstigde verricht onder inhouding van de wettelijk voorgeschreven heffingen en premies.
Xxxxxxx van overlijden van de deelnemer met een partner(s) voor wie aanspraken op een uitkering van het reglementaire partnerpensioen bestaan, dient (dienen) de begunstigde nabestaande(n) een wettig bewijs van overlijden van de deelnemer samen met eventuele andere bescheiden, die naar het oordeel van het fonds voor de vaststelling van de rechtmatigheid van de aanspraak benodigd zijn, te verstrekken aan het fonds.
Een levenslang partnerpensioen dat niet binnen 5 jaar na de dag waarop het opeisbaar is geworden wordt opgevraagd, wordt niet meer uitgekeerd.
4. De uitkering van het wezenpensioen bij overlijden van de deelnemer gaat in op de dag volgend op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling rechtstreeks door de verzekeraar aan de begunstigde wees/wezen verricht onder inhouding van de wettelijk voorgeschreven heffingen en premies.
De uitkering van het wezenpensioen loopt door tot en met de maand waarin de leeftijd van 18 jaar, dan wel voor studerende en invalide kinderen in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet de leeftijd van 27 jaar, wordt bereikt of tot en met de maand waarin het kind voordien komt te overlijden dan wel ophoudt studerend of invalide te zijn.
Bij beëindiging van de uitkering is (de nabestaande van) de begunstigde tot restitutie van het teveel uitgekeerde aan de verzekeraar verschuldigd.
In geval van overlijden van de deelnemer met kinderen voor wie aanspraken op een uitkering van het reglementaire wezenpensioen bestaan, dienen de begunstigde wezen een wettig bewijs van overlijden van de deelnemer samen met een attestatie de vita voor de begunstigde wezen te verstrekken aan het fonds.
Ten aanzien van studerende en/of invalide kinderen voor wie een uitkering tot uiterlijk de 27-jarige leeftijd wordt verricht, dient de begunstigde wees jaarlijks een studieverklaring respectievelijk een verklaring waaruit invaliditeit blijkt te verstrekken aan de herverzekeraar.
5. Er vindt geen uitkering plaats indien de deelnemer overlijdt:
Als gevolg van een misdrijf begaan door de voor het levenslange partnerpensioen in aanmerking komende nabestaande(n), waarvoor deze nabestaande(n) strafrechtelijk is (zijn) veroordeeld, waardoor de uitkering van het levenslange partnerpensioen niet wordt verricht.
Tijdens of tengevolge van het deelnemen aan enige niet-Nederlandse gewapende dienst.
Tijdens of tengevolge van oorlogshandelingen, waarbij de deelnemer actief betrokken is geweest.
Tengevolge van oorlogshandelingen tijdens zijn verblijf in een gebied buiten Nederland dat reeds in staat van oorlog was op het moment dat hij dit gebied bewust betrad.
Tengevolge van oorlogshandelingen tijdens zijn verblijf in een gebied buiten Nederland, dat hij
reeds vóór het ontstaan van een (dreigende) oorlogssituatie betrad, waarbij hij in strijd handelde met de instructies van de Nederlandse respectievelijk de plaatselijke overheid door het desbetreffende gebied niet tijdig te verlaten terwijl hij daartoe wel de gelegenheid had.
In het geval van terrorisme gelden de bepalingen zoals deze van toepassing zijn bij de Nederlandse Hervezekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden.
6. De bepalingen in lid 2 tot en met 5 van dit artikel zijn ontleend aan de geldende voorwaarden van de herverzekeraar. Bij wijziging van de verzekeringsvoorwaarden zullen deze bepalingen hierop aangepast worden.
Artikel 14. Verzekering
1. Het partner-en wezenpensioen als bedoeld in artikel 9, zijn verzekerd bij een verzekeraar die ook voor uitkering van de verzekerde bedragen zal zorgdragen. De belanghebbende wordt als bevoordeelde aangewezen. Op de verzekeringen zijn de bepalingen ingevolge de PW van toepassing.
2. Voor zover het fonds pensioenaanspraken heeft gedekt door het sluiten van verzekerings- overeenkomsten gelden de polisvoorwaarden van de verzekeraar. De voorwaarden van deze overeenkomst liggen voor belanghebbende bij het fonds ter inzage.
3. De premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 10, is verzekerd bij een verzekeraar.
Artikel 15. Financiering van de pensioenregeling
1. De financiering van de in dit reglement omschreven aanspraken geschiedt door betaling van de verschuldigde premies door de werkgever aan het fonds. De werkgever is een jaarlijkse premie en een maandelijkse premie verschuldigd. De jaarlijkse premie voor de verzekering van het partnerpensioen en het wezenpensioen, vermeerderd met de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid over het variabele pensioensalaris risicodekking zoals de verzekeraar die in rekening brengt bij het fonds, wordt per 1 januari van het kalenderjaar bij de werkgever in rekening gebracht. Aan het eind van het jaar zijn de premies over het variabele pensioensalaris als bedoeld in artikel 6 lid 3 door de werkgever aan het fonds verschuldigd. Deze premies worden verhoogd met de door het fonds in rekening gebrachte opslag ter dekking van alle uitvoeringskosten.
2 De maandelijkse premie is voor alle deelnemers verschuldigd en wordt berekend op basis van de pensioenpremiestaffel, zoals vermeld in artikel 6 lid 1. De hieruit voortvloeiende pensioenpremies worden verhoogd met de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zoals de verzekeraar die in rekening brengt bij het fonds en met de door het fonds in rekening gebrachte opslag ter dekking van alle uitvoeringskosten. Deze worden in maandelijkse termijnen door de werkgever voldaan.
3 Als bijdrage voor de kosten voor de werkgever is de deelnemer een deelnemersbijdrage verschuldigd. Deze deelnemersbijdrage is gelijk aan 6% van de pensioengrondslag van de deelnemer. De eigen bijdrage van de deelnemer wordt door de werkgever in maandelijkse termijnen op zijn salaris ingehouden.
4. Als de deelnemer niet gedurende het gehele jaar of gedurende een gehele maand aan deze regeling deelneemt, worden de verschuldigde premies en de deelnemersbijdrage naar evenredigheid van de duur van de deelname verlaagd. Indien de deelnemer minder dan de bij de werkgever volledige werktijd werkzaam is, worden de verschuldigde premies en de deelnemersbijdrage vermenigvuldigd met de deeltijdfactor als bedoeld in artikel 4.
5. Deelnemers met door de werkgever aangewezen variabele salarisbestanddelen, waarover de deelnemer pensioenaanspraken worden toegekend, zijn naast de bijdrage als bedoeld in lid 4 een deelnemersbijdrage verschuldigd van 6% van het variabele pensioensalaris. Deze bijdrage wordt gedurende het jaar ingehouden naarmate de betreffende salarisbestanddelen worden uitbetaald en aan het eind van het jaar aan het fonds afgedragen.
Artikel 16. Vermindering van pensioenaanspraken en –rechten
De werkgever heeft zich jegens het fonds het recht voorbehouden om haar bijdrage in de kosten van deze pensioenregeling te verminderen of geheel te beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Zodra de werkgever besluit, dat zij van dit recht gebruik wil maken, is zij verplicht om dit onverwijld schriftelijk aan het bestuur van het fonds mee te delen. Het bestuur is op zijn beurt verplicht om de deelnemers onverwijld van dat besluit van de werkgever op de hoogte te stellen. Naar gelang van de omstandigheden die het gevolg zijn van een dergelijk besluit van de werkgever, zal dit pensioenreglement aan die gewijzigde omstandigheden worden aangepast. Gezien de aard en de structuur van de onderhavige pensioenregeling is het bepaalde in artikel 134 PW niet van toepassing.
Artikel 17. Aanpassing van het pensioenreglement
1. Het bestuur draagt er zorg voor dat het premiepensioenreglement in overeenstemming is met het bepaalde in de pensioenovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst I, mits deze in overeenstemming zijn met de toepasselijke wet- en regelgeving. Wijzigingen in dit reglement worden aangebracht volgens de in de statuten van het fonds vastgelegde procedure.
2. Het bestuur is bevoegd om met inachtneming van de statutaire bepalingen hieromtrent, wettelijk voorgeschreven aanpassingen in het premiepensioenreglement door te voeren. De deelnemers zullen in een dergelijke situatie hierover geïnformeerd worden.
Artikel 18. Toeslag
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden geen toeslagen verleend.
Artikel 19. Waardeoverdracht
1. Op verzoek van de deelnemer zal de waarde van de pensioenaanspraken, die bij een pensioenuitvoerder van de vorige werkgever zijn verkregen, worden overgedragen naar het fonds. Overdracht vindt plaats met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld in de PW. De overdrachtswaarde zal worden gestort op de ten name van de deelnemer staande pensioenrekening(en) B.
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer zal het fonds bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 11, het saldo van de pensioenrekening afkopen en overdragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer. Door waardeoverdracht vervallen alle aanspraken uit hoofde van dit reglement.
3. Waardeoverdracht zal niet plaatsvinden indien de financiële toestand van het fonds dat op grond van artikel 72 PW niet toelaat.
4. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt, geschiedt in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften.
Artikel 20. Afkoop, vervreemden en prijsgeven van pensioen
1. De aanspraken op pensioen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behoudens dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW.
2. Het fonds heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming, dan wel eerder bij pensioeningang, pensioenaanspraken die een wettelijk vastgesteld bedrag niet te boven gaan, af te kopen. Het fonds zal slechts tot afkoop overgaan indien het tot het tijdstip van afkoop opgebouwde saldo van de pensioenrekening onvoldoende is voor de aankoop van een ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum ter grootte van het wettelijk vastgestelde afkoopbedrag en er geen procedure tot waardeoverdracht is gestart. Hierbij worden de voorwaarden van artikel 66 PW en artikel 16 van het Besluit uitvoering Pensioenwet in acht genomen. De afkoopwaarde is gelijk aan het tot het tijdstip van afkoop opgebouwde saldo van de pensioenrekening, dat beschikbaar is voor de aankoop van pensioen.
3. Beslag op pensioen, voor zover niet bij of krachtens enige wet anders geregeld, is niet toegestaan. Xxxx beperking geldt, als het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarop de beslaglegger volgens de wet aanspraak heeft.
Artikel 21. Informatiebepalingen
1. Het fonds zal de werknemer binnen drie maanden na de start van de verwerving van de pensioenaanspraken schriftelijk informeren over:
a. de inhoud van de pensioenregeling;
b. de toeslagverlening;
c. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds;
d. het recht van de werknemer om gegevens op te vragen als bedoeld in lid 2.
2. Indien de (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde hierom verzoekt worden zij in het bezit gesteld van de geldende statuten, pensioenreglement, uitvoeringsovereenkomst I, jaarrekening en jaarverslag van het fonds.
3. Jaarlijks wordt aan de deelnemers een opgave verstrekt van het saldo van de pensioenrekeningen de daarbij gebruikte veronderstellingen en een indicatie van de uit het opgebouwde saldo te verkrijgen pensioenaanspraken. Deze informatieverplichting moet in ieder geval voldoen aan de eisen die de PW hier aan stelt.
4. Bij beëindiging van de deelname en daarna eens in de vijf jaar ontvangt de gewezen deelnemer van het fonds ten minste de in de PW omschreven verplichte informatie.
5. Op de pensioeningangsdatum ontvangt de pensioengerechtigde van het fonds een definitief overzicht van het saldo respectievelijk de saldi van pensioenrekening A en/of B, zoals dat per de pensioeningangsdatum zal worden overgemaakt naar de door de pensioengerechtigde aangewezen verzekeraar ter aankoop van ouderdoms- en/of partnerpensioen. Alle benodigde en wettelijk vereiste informatie als genoemd in de PW zal de pensioengerechtigde vervolgens van de verzekeraar ontvangen. Alsdan vervalt de informatieverplichting van het fonds jegens de pensioengerechtigde.
6. Het fonds verstrekt aan de partner op het moment dat deze de status van gewezen partner verkrijgt en daarna ten minste één keer in de vijf jaar ten minste de in de PW omschreven informatie tot het moment als omschreven in lid 5. Alsdan vervalt de informatieverplichting van het fonds jegens de gewezen partner.
7. Jaarlijks verstrekt het fonds ten behoeve van de deelnemer een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen.
Het fonds verstrekt op verzoek van de deelnemer een opgave van de over de zeven voorafgaande jaren toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen. Het fonds kan een vergoeding vragen van de aan deze opgave verbonden kosten.
8. Onverminderd het bepaalde in dit artikel verstrekt het fonds op verzoek aan de deelnemer of gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van het opgebouwde saldo. Het fonds kan een vergoeding vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten.
9. Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de goede uitvoering van de pensioenregeling als vervat in dit pensioenreglement en dient aan het fonds alle gevraagde inlichtingen die voor de uitvoering van het premiepensioenreglement van belang zijn, te verstrekken, zo nodig onder overlegging van officiële bescheiden. Iedere belanghebbende is in ieder geval verplicht het fonds – al dan niet via de werkgever - ten spoedigste schriftelijk te informeren en daartoe bewijsstukken te overleggen.
Artikel 22. Fiscale maximering
1. Voor het totaal van de pensioenen uit hoofde van de onderhavige regeling en de overige pensioenregelingen van het fonds gelden fiscale maximeringen, welke in samenhang moeten worden beoordeeld.
2. Voor de toepassing van het onderhavige artikel wordt onder pensioensalaris verstaan het door de (gewezen) deelnemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon, waaronder loon in natura en toeslagen hoe ook genaamd, met uitzondering van een door de vennootschap ter beschikking gestelde auto. Onder bereikbaar salaris wordt verstaan het salaris dat de gewezen werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken. Tot slot worden onder ontbrekende dienstjaren verstaan de jaren van het tijdstip van overlijden van de werknemer tot de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum.
3. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder a van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 100% van het laatst vastgestelde pensioensalaris, vermeerderd met het laatstvastgestelde variabele pensioensalaris risicodekking.
4. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, onder b van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 70% van het van het loon dat op grond van de Wet op de loonbelasting als pensioengevend loon mag worden aangemerkt.
5. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder c van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 14% (voor volle wezen 28%) van het bereikbare salaris, rekening houdend met ontbrekende dienstjaren.
6. Voor zover mogelijk uit hoofde van de op de te verwerven pensioenen toepasbare voorwaarden, kunnen het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen de hiervoor genoemde maxima overschrijden voor zover dit het gevolg is van:
a. variatie in de hoogte van de uitkeringen als gevolg van het fluctueren van het pensioen, waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de pensioendatum wordt vastgesteld.
b. waardeoverdracht van pensioenaanspraken;
c. gehele of onderlinge ruil van xxxxxxxxx-, partner- wezen, en/of prepensioen. Het verlies aan pensioen door ruil als hier bedoeld kan niet worden gecompenseerd.
Het partner- en wezenpensioen kan na een ruil niet meer bedragen dan de in lid 4 respectievelijk lid 5 aangegeven maxima.
7. Indien de aanwending van het saldo van de pensioenrekening ertoe leidt dat het pensioen hoger wordt dan de in de leden 3 tot en met 5 genoemde maxima, zal indien:
a. van lid 3 het deel van het pensioen dat hoger is dan het maximum worden vervangen door een uitkering van een bedrag ineens, waarop de wettelijke inhoudingen zullen plaatsvinden;
b. het aan te kopen partnerpensioen deze begrenzing van lid 4 overschrijdt, wordt het meerdere door het fonds afgekocht en onder vermindering van de wettelijk opgelegde inhoudingen overgedragen aan de verzekeraar.
c. van lid 5 het deel van het pensioen dat hoger is dan het maximum worden afgekocht ten gunste van de wees.
8. Indien een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap minder dan de bij de vennootschap geldende volledige werktijd werkzaam is of is geweest, worden de hiervoor omschreven maxima vastgesteld met inachtneming van de in de desbetreffende periode geldende deeltijdfactor.
Artikel 23. Algemene Bepalingen
1. Degenen, die aan dit reglement aanspraken kunnen ontlenen, zijn verplicht aan het bestuur op eerste verzoek de bewijsstukken over te leggen en de gegevens te verschaffen, die voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig zijn.
2. De gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen zijn voor risico van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde onderscheidenlijk diens nabestaanden.
3. Alle klachten betreffende dit pensioenreglement zullen worden behandeld conform het bepaalde in het klachtenreglement van het fonds.
4. In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet beslist het bestuur, rekening houdend met de bepalingen uit de PW. Hierbij zullen tevens de fiscale kaders in acht worden genomen.
Artikel 24. Glijclausule
Het bestuur heeft het recht om namens Hewlett-Packard deze pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. Het bestuur heeft de bevoegdheid om namens de vennootschap zich neer te leggen bij deze beschikking en deze pensioenregeling in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van deze beschikking.
Artikel 25. Inwerkingtreding
Deze pensioenregeling is in werking getreden op 1 januari 2010 en vastgelegd in dit pensioenreglement. Dit reglement is laatstelijk gewijzigd op 12 oktober 2012.
Dit pensioenreglement is op 12 oktober 2012 gewijzigd in verband met de opmerkingen van DNB naar aanleiding van de materiële toetsing van de fondsstukken.
Dit pensioenreglement is op 24 november 2011 gewijzigd in verband met de splitsing van het vaste en variabele pensioengevende salaris.
Dit pensioenreglement is op 30 september 2011 gewijzigd om de toeslagverlening volledig in lijn te brengen met de tekst uit de toeslagenmatrix.