GESCHILLENCOMMISSIE KYNOLOGIE
GESCHILLENCOMMISSIE KYNOLOGIE
Uitspraak als bedoeld in artikel VII.16 van het Kynologisch Reglement (KR)
Zaaknummer: GC 2022-04
de @@@ [naam rasvereniging), eiseres,
in deze zaak vertegenwoordigd door @@@, voorzitter, en @@@, secretaris, en
het bestuur van de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland (verweerder),
gemachtigde mr. D.F. Dokkum.
Procesverloop
De @@@ [NAAM RASVERENIGING] heeft een fokblokkade opgelegd voor de teef @@@ [naam en NHSB teef] en de dekaangifte ten behoeve van @@@ [naam teef] niet in behandeling genomen. De fokker, @@@ [fokker], heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 12 juli 2022 gegrond verklaard, wat betekent dat de fokblokkade komt te vervallen en de dekaangifte alsnog in behandeling wordt genomen. De @@@ [NAAM RASVERENIGING] heeft hiertegen (en in het verlengde daarvan tegen het afgeven door verweerder van stambomen voor de pups van @@@ [naam teef]) op 26 juli 2022 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 augustus 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit gehandhaafd (het bestreden besluit).
De @@@ [NAAM RASVERENIGING] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting van de Geschillencommissie heeft plaatsgevonden op 23 november 2022. Xxxxxxx was aanwezig, vertegenwoordigd door haar voorzitter en secretaris en de bestuursleden, @@@[namen bestuursleden]. Namens verweerder waren aanwezig zijn gemachtigde en E. Siebel, bestuurslid.
Overwegingen
1.1. @@@ [naam teef] is eigendom van de fokker. Zij is gefokt binnen het outcrossprogramma van de @@@ [NAAM RASVERENIGING].
Dit outcrossprogramma is gebaseerd op het door de @@@ [NAAM RASVERENIGING]
vastgestelde en door verweerder goedgekeurde Plan van Xxxxxx ‘@@@’ van 22 mei 2012.
1.2. Uit een veterinaire verklaring van 6 januari 2020 blijkt dat bij @@@ [naam teef] de afwijking elleboogdysplasie (ED) is geconstateerd, graad 1 (ED-1). Ook bij twee andere teven uit hetzelfde nest als @@@ [naam teef] is ED vastgesteld. Op 31 januari 2020 heeft de @@@ [NAAM RASVERENIGING] de fokker per e-mail bericht dat @@@ [naam teef] niet wordt toegelaten tot de fokkerij in het kader van het outcrossprogramma omdat in haar nest van herkomst een te hoog percentage van de erfelijke afwijking ED aanwezig is. Dit besluit is genomen op basis van een unaniem advies van de outcross-selectiecommissie. Ook de andere twee teven waarbij ED is geconstateerd zijn door de @@@ [NAAM RASVERENIGING]
uitgesloten van de fokkerij.
1.3. De fokker heeft op 9 februari 2020 haar lidmaatschap van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] opgezegd. Zij heeft zich vervolgens aangesloten bij een andere rasvereniging voor eigenaren en geïnteresseerden in @@@ [naam ras], @@@ [naam 2e rasvereniging).
1.4. De fokker heeft @@@ [naam teef] vervolgens laten dekken door de reu @@@ [naam en NHSB reu], waaruit het nest @@@ [nestcode] is voortgekomen. Omdat verweerder de fokblokkade had opgeheven en de dekaangifte alsnog in behandeling had genomen, ziet hij geen belemmeringen om stambomen af te geven voor dit nest (maar heeft de afgifte opgeschort in afwachting van de uitkomst van deze procedure).
1.5. Ook de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] heeft een outcrossprogramma, gebaseerd op een eigen Plan van Xxxxxx.
1.6. Desgevraagd heeft de voorzitter van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] bij e-mail van 28 april 2022 aan verweerder laten weten dat in het Plan van Aanpak van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] niets is opgenomen over de genetisch bestaande ED-problematiek omdat dit in de populatie van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] niet voorkomt. Indien van een hond bekend zou zijn dat er een risico is op het inbrengen van ED in de populatie van de NVWSH of een verdere verspreiding in het ras, dan zou de vereniging van de inbreng van die hond in haar outcrossproject afzien. Als de fokker haar fokverzoek zou voorleggen aan het bestuur van de NVWSH, zou daarop negatief worden beslist. De @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING]pleit ervoor geen stambomen af te geven voor de pups van @@@ [naam teef].
2. De voor de beoordeling van deze zaak relevante regelgeving is weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak.
3. Verweerder stelt in het bestreden besluit - samengevat - dat de fokker haar lidmaatschap van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] had opgezegd en dat de dekking daarna heeft plaatsgevonden. In het Plan van Xxxxxx van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] is niet opgenomen hoe met een dergelijke situatie moet worden omgegaan. Daarbij komt dat de fokker met betrekking tot @@@ [naam teef] nooit een document heeft ondertekend waarin zij akkoord gaat met het Plan van Xxxxxx. Zij was daarom niet meer gehouden aan de beslissing van de selectiecommissie en het Plan van Aanpak van de @@@ [NAAM RASVERENIGING]. De fokker was inmiddels lid van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] en volgens hun Plan van Xxxxxx voor outcross was het wel toegestaan met @@@ [naam teef] te fokken.
4. Eiseres is het niet met verweerder eens. Zij voert in beroep - samengevat - het volgende aan.
- Verweerder ondermijnt met zijn besluiten het outcrossprogramma van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] en tast de belangen van de ALVS onevenredig aan. Elementair onderdeel van het outcrossprogramma is de selectie van teven en reuen waarmee in het programma wordt gefokt. Die selectie wordt verricht door een commissie waar twee afgevaardigden van verweerder deel van uitmaken. Van wezenlijk belang is dat verweerder in lijn met de keuze van de selectiecommissie foktoestemming geeft of afwijst en stambomen afgeeft of weigert;
- De fokker is gebonden aan het outcrossprogramma omdat zij met de voorwaarden daarvan akkoord is gegaan en @@@ [naam teef] is gefokt binnen dit programma. Dat de fokker ten tijde van de dekking van @@@ [naam teef] geen lid meer was van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] doet daar niet aan af. De fokker was nog lid van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] toen @@@ [naam teef] werd afgekeurd voor de fok;
- Ook volgens het Plan van Xxxxxx voor outcross van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] is het niet toegestaan te fokken met @@@ [naam teef], gelet op artikel 4.3.1. van het toepasselijke verenigingsfokreglement. Bovendien heeft de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] per e-mail van 28 april 2022 aan verweerder laten weten achter het beleid van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] te staan;
- De registratie van @@@ [naam teef] als lijder aan ED-1 betreft een fout, gelet op de aangepaste beoordelingswijze van de Internationale Elbow Working Group is namelijk sprake van ED-3 (primaire laesie);
- Verweerder staat een verantwoord fokbeleid voor en adviseert niet te fokken met honden met een primaire laesie. Dit geldt te meer voor een outcrossprogramma, dat is opgezet met het doel sterke gezonde genen in een ras te brengen. Door honden met een aantoonbaar erfelijke afwijking toe te laten tot de populatie @@@ [naam ras] wordt het outcrossprogramma ondermijnd. Verweerder schept daarmee ook een precedent en ondermijnt zijn eigen geloofwaardigheid.
5. De Geschillencommissie komt tot de conclusie dat het beroep gedeeltelijk gegrond is. Daartoe overweegt zij het volgende.
5.1. Vooropgesteld wordt dat de Geschillencommissie ervan uitgaat dat bij @@@ [naam teef] ED-1 is vastgesteld, zoals vermeld in de door de @@@ [NAAM RASVERENIGING] overgelegde veterinaire verklaring van 6 januari 2020 en de overgelegde (en ook openbaar toegankelijke)
informatie uit het Nederlands Honden Stamboek. Dat dit foutieve informatie betreft en dat bij @@@ [naam teef] sprake is van ED-3 (een primaire laesie), is door de @@@ [NAAM RASVERENIGING] niet met overtuigende bewijsstukken onderbouwd.
5.2. Verweerder is op grond van artikel VIII.9 bevoegd een fokverbod op te leggen of in te trekken. Verweerder heeft daarbij beoordelingsruimte, wat betekent dat verweerder een belangenafweging dient te maken. De Geschillencommissie toetst of verweerder alle relevante belangen in zijn afweging heeft betrokken en beoordeelt met enige terughoudendheid of verweerder bij afweging van alle belangen tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
5.3. Voor de vraag op welke wijze verweerder invulling geeft aan zijn bevoegdheid een fokverbod op te leggen of in te trekken, is de informatie die verweerder op zijn website heeft vermeld mede van belang. Daaruit blijkt dat verweerder vindt dat er alleen gefokt mag worden met rashonden die een gezond temperament hebben, functioneel en erfelijk gezond zijn en geregistreerd staan in een stamboek of register (appendix) dat erkend is door de Fédération Cynologique Internationale (FCI). Honden worden door verweerder erfelijk als gezond beschouwd als zij de rasstandaard-kenmerken, het rastype en het karakter van dat ras overdragen zonder erfelijke afwijkingen die de functionele gezondheid van de nakomelingen zouden kunnen schaden. De fokker en/of eigenaar kan verweerder vragen de aanduiding ‘fokverbod’ aan de stamboom toe te voegen van een hond die lijdt aan erfelijke aandoeningen of functionele beperkingen. Verweerder is ook zonder verzoek van de eigenaar bevoegd een fokverbod op te leggen bij een hond die lijdt aan ernstige erfelijke aandoeningen of functionele beperkingen.1
Wat betreft ED is op de website van verweerder vermeld dat het wenselijk is om alleen met ED-vrije honden te fokken, omdat dan de kans op ED bij de nakomelingen het kleinst is. Zijn er binnen een ras maar weinig honden beschikbaar om mee te fokken, dan is dat helaas niet altijd mogelijk. Dat geldt ook voor rassen waarin ED vaak voorkomt.2
Wanneer verweerder een melding ontvangt over een erfelijke aandoening, wordt deze beoordeeld en wordt bezien of vervolgacties (zoals registratie of een fokverbod) nodig zijn. Bezien wordt wat de dierenartsverklaring vermeldt, welke specifieke aandoening wordt vermeld en wat de impact
1 Zie de pagina Fokverbod – Limited Registration.
2 Zie de pagina Elleboogdysplasie.
daarvan op de gezondheid of het welzijn van de hond of de eventuele directe familieleden is. Ook wordt beoordeeld wat de impact op het fokbeleid van dit ras is en of er voor het ras al extra regels zijn opgenomen voor deze aandoening in de regelgeving van verweerder, in een convenant tussen rasvereniging(en) en verweerder of in het verenigingsfokreglement.3
5.4. De @@@ [NAAM RASVERENIGING] stelt zich op het standpunt dat verweerder de fokblokkade niet had mogen opheffen omdat de fokker gebonden is aan het Plan van Aanpak van de @@@ [NAAM RASVERENIGING]. De Geschillencommissie volgt de @@@ [NAAM RASVERENIGING] daarin niet. Zoals ook uit het beroepschrift van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] blijkt, committeren deelnemers zich aan het outcrossprogramma door het ondertekenen van een contract met betrekking tot hun hond. Verweerder heeft terecht overwogen dat niet is gebleken dat de fokker met betrekking tot @@@ [naam teef] een document heeft ondertekend waarin zij akkoord is gegaan met het Plan van Aanpak. De fokker was ten tijde van de dekking van @@@ [naam teef] geen lid meer van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] en ook uit dat oogpunt dus niet meer gebonden aan door de @@@ [NAAM RASVERENIGING] gestelde voorwaarden. Dat de fokker met @@@ [naam teef] aan keuringen in het kader van het outcrossprogramma van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] heeft deelgenomen, leidt niet tot een ander oordeel. Blijkens de door de @@@ [NAAM RASVERENIGING] overgelegde verkoopovereenkomst met betrekking tot de moeder van @@@ [naam teef], vloeit de verplichting de pups te tonen op door de @@@ [NAAM RASVERENIGING] georganiseerde selectiedagen voort uit de overeenkomst met betrekking tot de moederhond. Voor de stelling van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] dat het outcrossprogramma ‘kleeft’ aan de hond, en niet aan de fokker, ziet de Geschillencommissie in de door de @@@ [NAAM RASVERENIGING] overgelegde documenten geen grond. De Geschillencommissie begrijpt de teleurstelling van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] over het feit dat de fokker haar inzet voor het outcrossprogramma heeft gestaakt na een negatieve beslissing van de selectiecommissie en vervolgens toch met @@@ [naam teef] heeft gefokt. Een dringende morele verplichting tot naleving van het Plan van Aanpak, als daar al sprake van zou zijn, is echter niet rechtens afdwingbaar.
5.5. De overige beroepsgronden van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] komen er in de kern op neer dat verweerder zich bij zijn besluit onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de @@@ [NAAM RASVERENIGING] en het belang bij het onverkort uitvoeren van het outcrossprogramma. De Geschillencommissie constateert met betrekking tot de door verweerder gemaakte belangenafweging dat in het bestreden besluit enkel is vermeld dat verweerder heeft bezien of het Plan van Aanpak van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] het fokken met een hond met ED-1 verbiedt en dat dit niet het geval is. Ter zitting heeft verweerder verklaard (overigens zonder dit met stukken te onderbouwen) dat ook advies is gevraagd aan een dierenarts en dat die heeft aangegeven dat ED-1 niet per sé een ernstige erfelijke aandoening is, zodat er geen belemmering bestaat met een hond met ED-1 te fokken. Uit het bestreden besluit is echter niet kenbaar dat en zo ja hoe verweerder dit in zijn afweging heeft betrokken. Verder blijkt niet of verweerder in zijn beoordeling ook heeft betrokken wat de impact van het fokken met @@@ [naam teef] voor het fokbeleid van de @@@ [naam ras] is. Dit terwijl verweerder het blijkens zijn website zelf wenselijk acht enkel met ED-vrije honden te fokken en de @@@ [NAAM RASVERENIGING] en de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] aan verweerder kenbaar hebben gemaakt dat zij gezien hun
outcrossprogramma’s (die ertoe strekken voor de toekomst een gezond ras te waarborgen), het fokken met een hond met de erfelijke aandoening ED niet toestaan. Met de opmerking dat het fokken met een hond met ED-1 volgens het Plan van Aanpak van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] wel is toegestaan, doet verweerder naar het oordeel van de Geschillencommissie geen recht aan het standpunt van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] zoals kenbaar gemaakt in de e-mail van 28 april 2022. Daaruit blijkt immers dat in het Plan van Xxxxxx van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] niets is opgenomen over ED-problematiek omdat dit in de populatie van de
3 Zie de pagina Meldpunt erfelijke aandoening.
@@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] niet voorkomt, en niet omdat de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] geen bezwaar heeft tegen het fokken met een @@@ [naam ras] met ED. Bovendien blijkt niet dat verweerder in aanmerking heeft genomen dat in het verenigingsfokreglement van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] is opgenomen dat met honden die lijden aan - kort gezegd - min of meer bewezen, erfelijke aandoeningen niet mag worden gefokt, tenzij het bestuur van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING] daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend. Verder merkt de @@@ [NAAM RASVERENIGING] terecht op dat verweerder, door toe te staan dat wordt gefokt met een @@@ [naam ras] met ED-1, een precedent schept en haar outcrossprogramma (en, zo vult de Geschillencommissie aan, ook het outcrossprogramma van de @@@ [NAAM 2E RASVERENIGING]) ondermijnt. Ditzelfde geldt voor het afgeven van een stamboom voor de pups van een hond met ED-1. Dat verweerder zich hiervan rekenschap heeft gegeven en dit heeft betrokken in zijn belangenafweging, blijkt niet.
5.6. Gelet op wat hiervoor onder 5.5 is overwogen heeft verweerder niet alle relevante belangen kenbaar in zijn belangenafweging betrokken. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven.
6. De Geschillencommissie adviseert verweerder een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Verweerder zal daartoe alle relevante belangen in kaart moeten brengen, inzichtelijk moeten maken welk gewicht hij daaraan toekent en na afweging van alle belangen opnieuw over het al dan niet opheffen van de fokblokkade moeten beslissen.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan de @@@ [NAAM RASVERENIGING] terugbetalen.
Beslissing
De Geschillencommissie verklaart het beroep gegrond, verwijst de zaak terug naar verweerder opdat verweerder binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit kan nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A. Xxxxxx-Xxxxxxx (voorzitter), mr. drs. R. in ’t Veld en
mr. drs. X. xxx xxx Xxxxxx.
w.g. de leden van de Geschillencommissie
Bijlage: relevante regelgeving
Besluit houders van dieren
Artikel 3.4. Fokken met gezelschapsdieren
1. Het is verboden te fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen wordt benadeeld.
2. In ieder geval wordt bij het fokken, bedoeld in het eerste lid, voor zover mogelijk voorkomen dat:
a. ernstige erfelijke afwijkingen en ziekten worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen;
(…)
Hoofdstuk III De registratie
Artikel III.14 (m.i.v. 15 november 2021)
1. De inschrijving in de Nederlandse stamboekhouding wordt geweigerd, indien
(…)
m. het een nakomeling betreft van één of meer ouderdieren waarvoor een Fokverbod is opgelegd, zoals uitgewerkt in artikel VIII.9;
(…)
Hoofdstuk VI Tuchtrecht
Artikel VI.3
(…)
3. Het is verboden om met honden te fokken die aantoonbaar lijden aan een of meer aandoeningen die de gezondheid en het welzijn van de hond of zijn nakomelingen ernstig in gevaar kunnen brengen.
(…)
Hoofdstuk VIII Fokkerij en gezondheid
Artikel VIII.5 (m.i.v. 1 december 2020)
1. Rasverenigingen dienen in hun fokbeleid aan te geven welke aandoeningen die de gezondheid, het gedrag en/of het welzijn van het ras schaden er zijn en tevens dienen zij aan te geven welke maatregelen worden getroffen ten einde deze terug te dringen. Deze maatregelen moeten worden vastgelegd in het in lid 2 genoemde Verenigingsfokreglement
(…)
Artikel VIII.9 KR (m.i.v. 15 november 2021)
1. Het in artikel III.14 lid 1 sub m bedoelde Fokverbod kan worden opgelegd door de organisatie die
de stamboom afgeeft. (…)
2. Het in artikel III.14 lid 1 sub m bedoelde Fokverbod kan worden ingetrokken door de organisatie
die de stamboom afgeeft. (…)
Verenigingsfokreglement @@@ [naam 2e rasvereniging]
4. Gezondheidsregels
(…)
4.3.1. Met honden die lijden aan niet genoemde, min of meer bewezen, erfelijke aandoeningen mag niet gefokt worden. Tenzij een gemotiveerd verzoek aan het bestuur van de vereniging wordt gericht om deze hond toch voor de fokkerij in te mogen zetten. Het bestuur kan na afweging van andere fok technische aspecten besluiten om de hond toch voor de fokkerij in te zetten.