Milieu-, gezondheids- en veiligheidsvereisten voor aanstelling van onderaannemers
Milieu-, gezondheids- en veiligheidsvereisten voor aanstelling van onderaannemers
[Laatst gewijzigd: 23 februari 2018]
Xella Group
Düsseldorfer Landstraße 395
47259 Duisburg
Tel. 0000-00000-0
De onderstaande vereisten zijn bindend en vormen de basis van elk contract en/of opdracht.
Ze zijn bovendien de eerste vereiste voor de aangestelde onderaannemers (OA's) voor werkzaamheden zoals constructie, montage, reparatie, transport en logistiek, of andere diensten van derden binnen de Xella-groep*.
Voor de toepassing van dit document zijn OA's op hun beurt alle niet-Xella-bedrijven, serviceproviders, leveranciers en hun dochterondernemingen of onderaannemers. Dit omvat in het bijzonder bouwbedrijven, onderhoudstechnici, onderhouds- en schoonmaakbedrijven, vrachtvervoerders en andere vervoerders, evenals elk ander aangesteld bedrijf met of zonder eigen werknemers.
Met dit document gaat de OA verder een contractueel bindende toezegging aan om eventuele vereisten in acht te nemen en na te leven die voortvloeien uit toepasselijke wetten, decreten, institutionele en andere toepasselijke voorschriften, vergunningsvereisten, evenals andere wetten en voorschriften met betrekking tot milieu-, gezondheids- of bedrijfsveiligheidspecificaties (MGV- specificaties).
Waar genoemde voorschriften of vereisten afwijken van die van de Xella-groep, moeten de respectievelijk strengere eisen worden gevolgd.
* Voor de doeleinden van dit document verwijst “Xella-groep” naar alle dochterondernemingen en bedrijven van de Business Unit Building Materials.
1 Algemene eisen met betrekking tot Gezondheid en Veiligheid 2
2 Inleiding 4
2.1Toepassingsgebied 4
2.1.1 Deze Milieu-, Gezondheids- en Bedrijfsveiligheidsregels van de Xella-groep (MGV-regels) zijn van toepassing op alle onderaannemers, evenals hun werknemers, secundaire onderaannemers en leveranciers (allen hierna aangeduid als "onderaannemers" of OA's) die zijn aangesteld in opdracht van een bedrijf dat tot de Xella-groep behoort. Ze zijn van toepassing op alle werkterreinen/installaties die tot de Xella-groep behoren. Ze zijn contractueel bindend als een aanstelling is geaccepteerd en/of een contract tussen OA en Xella (of een dochtermaatshappij, installatie of werkterrein van de Xella-groep) is ondertekend. Deze MGV-specificaties kunnen verder worden gewijzigd door taak- of werkspecifieke overeenkomsten tussen de opdrachtgevende onderneming van de Xella-groep (hierna de aanstellende autoriteit of AA genoemd) en de OA die mogelijk uit de gevarenbeoordeling voortvloeien 4
2.1.2 De OA is verantwoordelijk voor het waarborgen en moet, indien gevraagd, een bewijs leveren aan de AA dat al het personeel dat voor de OA werkt bekend is met de MGV-specificaties, deze naleven en anderszins volgen. Tijdens hun werk voor de AA staan alle OA-stafleden en personeel van de OA onder leiding van de OA. Het OA-management moet ervoor zorgen dat tijdens het werk voor de AA alle relevante wettelijke, institutionele en werkgeversregelingen voor compensatieregelingen, alle vastgestelde technologische principes, algemeen aanvaarde veiligheidsregels en de regels in deze veiligheidsvoorschriften worden opgevolgd. 4
2.2Niet-naleving van specificaties 4
2.2.1 In geval van niet-naleving van de specificaties, waarschuwt het AA-personeel onmiddellijk de verantwoordelijke OA-supervisor en instrueert hem/haar zich te houden aan de relevante regels/specificaties en de nodige veiligheidsmaatregelen/-instructies te implementeren. 4
2.2.2 Als niet aan deze AA-instructies wordt voldaan, wordt de verantwoordelijke OA-supervisor of het OA-management geïnstrueerd om te stoppen met werken totdat de erkende tekortkomingen zijn gecorrigeerd. Als de OA deze tweede instructies niet volgt, zal AA-sitebeheer of een plaatsvervanger de OA en al het OA-personeel van de werksite verwijderen. De AA behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om aanvullende juridische stappen te ondernemen 4
2.3Taken en verantwoordelijkheden van Onderaannemer (OA) 4
2.3.1 Voorafgaand aan de werkzaamheden zal de AA de OA opdracht geven met betrekking tot diens werkplaats(en) en taken. De OA is verantwoordelijk voor de instructie van hun personeel, leveranciers, enz. 4
2.3.2 De instructies zijn gebaseerd op de veiligheidsbrochure "Verplichte veiligheidsregels en - informatie" in de huidige versie. Als de OA op zijn beurt onderaannemers in dienst heeft, zijn de instructies ook van toepassing op deze secundaire onderaannemers. De OA of vertegenwoordiger van de OA is verantwoordelijk voor het waarborgen van instructie en naleving. 4
2.3.3 Op verzoek van de AA moet de OA een plan ontwikkelen waarin de tijdelijke en ruimtelijke toewijzing van werkprocessen voor de beoogde taken wordt beschreven. De OA moet de gevaren die voortvloeien uit dit werk in de context van de installatie/site verder bepalen, deze gevaren beoordelen en passende beschermende maatregelen nemen. Deze gevarenbeoordeling moet worden gedocumenteerd en moet op verzoek aan de AA van de Xella-groep worden voorgelegd. 4
2.3.4 Er mag alleen gebruik worden gemaakt van apparatuur die geschikt is voor de betreffende taak, voor die werkzaamheden is gekeurd/getest en volledig functioneel is. Als de apparatuur de inspectiedatum heeft bereikt of defect is, mag deze alleen worden gebruikt nadat de inspectie/reparatie is uitgevoerd en de apparatuur weer in een onberispelijke staat verkeert. 4
2.3.5 Alvorens elk materiaal te gebruiken, moet de OA een visuele controle van de functionaliteit uitvoeren. 4
2.3.6 Voor werkplatformen (of het nu gaat om zelfrijdende hoogwerkers of hoogwerkers opgeheven door mobiele apparatuur zoals vorkheftrucks), een volledige systeeminspectie, inclusief het hefmechanisme en bevestigingsmiddelen (kettingen, bouten, enz., maar ook persoonlijke veiligheidsmechanismen zoals harnassen/reddingslijnen), moeten voorafgaand aan het werk worden uitgevoerd. Nadat de inspectie is uitgevoerd, moet de OA het platform voor de start van het werk goedkeuren 4
2.3.7 In principe moeten alle arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) worden verstrekt door de OA. De Xella-groep verstrekt deze niet, tenzij hiervoor een afzonderlijk contract is afgesloten. 5
2.3.8 De compensatiecommissie van de werklieden van de OA moet een week voor aanvang van werkzaamheden met kraan- of derrick-opgehangen personeelplatforms ("werkplatforms") of soortgelijke vervoermiddelen op de hoogte worden gebracht, tenzij het werk langer dan tien werkshifts duurt. 5
2.3.9 Alle personen op werkplatformen of soortgelijke vervoermiddelen moeten persoonlijke valbeveiliging dragen, die moet worden aangesloten op geschikte bevestigingspunten die 6kN kracht kunnen dragen 5
2.3.10 Vóór aanvang van de werkzaamheden moet een effectief reddingsplan worden opgesteld voor het redden van personen in/op het werkplatform of soortgelijke vervoermiddelen. Dit plan moet de naamgeving van een veiligheidsfunctionaris en de regeling van veiligheidsmaatregelen omvatten 5
2.3.11 Redding op hoogte moet worden gewaarborgd, zelfs als de ladders van de brandweer het werkgebied van de te redden personen niet kunnen bereiken. Hierover dient de AA geraadpleegd te worden. 5
2.3.12 De OA moet de processen bepalen voor het voltooien van de toegewezen taken 5
2.3.13 De OA moet zijn personeel en relevante gecontracteerde personen verder vertrouwd maken met deze processen en de AA voorzien van relevante, actuele documentatie van de instructie. 5
2.3.14 Vorkheftrucks, pallethefbomen en soortgelijke mobiele apparatuur mogen alleen worden bediend door personen die hebben aangetoond en kunnen aantonen dat zij gekwalificeerd zijn om dergelijke apparatuur te bedienen. Deze personen moeten door de OA verder schriftelijk als zodanig zijn benoemd. Deze afspraak is niet van toepassing op mobiele apparatuur van de Xella-groep. Plaatselijke verkeersregels zijn van toepassing op alle installatie-eigendommen/werkterreinen 5
2.3.15 Noodzakelijke steigers moeten door de OA worden verstrekt. 5
2.3.16 Elk incident op de werkplek moet onmiddellijk worden gemeld aan de AA 5
3 Algemene Specificaties voor Xxxxxxxxxxxx 0
3.1Toepassingsgebied 5
3.2Begin en voltooiing van de werkzaamheden 5
3.3Kabels, buizen, en andere leidingen 5
3.3.1 Vóór aanvang van de werkzaamheden en met voldoende tijd voor planning, moet de OA informatie verzamelen over de positie van bestaande of vermoedelijke aan- en afvoerlijnen van alle soorten (bijv. kabels, gasleidingen, kanalen, stroomvoorziening, rioleringsbuizen, hierna leidingen genoemd) boven en onder de grond, hetzij door dergelijke informatie op te vragen, hetzij door geschikte gespecialiseerde bepalingsmethoden te gebruiken. De AA moet in elke fase van dit proces worden geraadpleegd. 5
3.3.2 Kleppen, instrumenten, straatdeksels, putdeksels en alle andere delen behorend bij of geassocieerd met de leidingen moeten toegankelijk blijven. Tekens en andere markeringen mogen niet worden bedekt, verwijderd of verplaatst zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de AA 5
3.3.3 Leidingen mogen op geen enkele wijze worden beschadigd of blootgesteld aan het risico van schade. Wanneer het risico van schade niet kan worden uitgesloten, moet de OA in overleg met de AA speciale veiligheidsmaatregelen treffen 6
3.3.4 Ondergrondse lijnen op de site/op AA-eigendommen moeten op een professionele manier worden blootgesteld om schade door werk, temperatuur, verschuivende aarde en andere factoren te voorkomen. Als leidingen of gevarenindicatoren worden ontdekt of blootgelegd op werkterreinen waarvan wordt gedacht dat ze geen dergelijke leidingen bevatten, moet de AA onmiddellijk worden geïnformeerd. Werkzaamheden op dit gebied moeten tot nader order worden stopgezet en voortzetting van de werkzaamheden dient te worden goedgekeurd door de AA 6
3.3.5 Elke schade aan leidingen moet onmiddellijk worden gemeld aan de AA. De leidingen mogen niet opnieuw worden bedekt totdat de schade is hersteld en bedekking van de leidingen is goedgekeurd door de AA. 6
3.3.6 De AA moet geraadpleegd worden vóór de bouw onder leidingen en het herstel van leidingen 6
3.4Opzetten, de werking en vrijmaken/verlaten van de site 6
3.4.1 AA en derden mogen niet overmatig worden gestoord tijdens het opzetten, de werking en vrijmaken van de werkplek buiten het bestaande werkgebied 6
3.4.2 In overleg met de AA moet de OA dergelijke transportpaden en andere gebieden (bijv. beplankte looppaden, trappen, voetstukken voor kranen, montage/laadruimtes, enz.) zelfstandig opzetten, onderhouden en verwijderen die nodig zijn voor de voltooiing van de toegewezen werkzaamheden 6
3.4.3 Indien werfkantoren/containers voor bouwwerkzaamheden moeten worden ingericht, moet de AA tijdig van tevoren worden geïnformeerd. Voor dergelijke containers moeten altijd brandveiligheidsvoorschriften in acht worden genomen. Eventuele gebreken of beschadigingen moeten vóór gebruik worden hersteld en de kantoren/containers moeten duidelijk worden gemarkeerd met het bedrijfsbord van de gebruiker. Overnachting is verboden 6
3.4.4 Om het risico van ongevallen tot een minimum te beperken, moet de bouwplaats altijd in een ordelijke staat verkeren. Alle OA-benodigdheden, materialen en apparatuur moeten duidelijk worden gemarkeerd als behorend tot de OA. De beschikbare opslagruimte moet door de OA worden beveiligd met behulp van een afrastering en de site moet worden gemarkeerd met borden, inclusief veiligheidswaarschuwingen 6
3.4.5 De OA moet, zoals beschreven in eventuele aanvullende schriftelijke overeenkomsten, de site geheel of gedeeltelijk ontruimen op de contractueel overeengekomen datum van voltooiing van de toegewezen werkzaamheden. 6
3.5Gebruik van voertuigen, mobiele apparatuur en machines met eigen aandrijving 6
3.5.1 Alle voertuigen, mobiele apparatuur en machines met eigen aandrijving moeten worden geregistreerd in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften en mogen alleen op de juiste wijze worden gebruikt in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften 6
3.5.2 Alle voertuigen, mobiele apparatuur en machines met eigen aandrijving mogen alleen worden gebruikt in een foutloze staat en mogen alleen worden bediend door opgeleid, aangesteld personeel 6
3.5.3 Geen enkele OA-werknemer mag machines, mobiele apparatuur of voertuigen van de AA of de Xella-groep bedienen mits schriftelijke toestemming van de AA/de Xella-groep 6
3.5.4 Deze schriftelijke toestemming verandert niets aan de verantwoordelijkheid van de OA voor het naleven van de operationele, veiligheids- en milieuvoorschriften met betrekking tot het gebruik en de werking van dergelijke voertuigen 6
3.5.5 Als plaatselijke regels of voorschriften een speciale vergunning vereisen voor het besturen van voertuigen, machines met eigen aandrijving of mobiele apparatuur die wordt geleverd door Xella of de AA, moet het bezit van deze vergunning worden gedocumenteerd aan de AA voorafgaand aan de start van het werk. 6
3.5.6 De vereisten die in hoofdstuk 5 hieronder worden beschreven, zijn te allen tijde van toepassing. 6
3.5.7 Rupsvoertuigen mogen alleen in speciale vrachtwagens worden vervoerd. Wegen voor dergelijk transport worden gedicteerd door de AA 6
3.5.8 Voor zover wettelijk toegestaan, is de OA aansprakelijk voor alle schade die OA-personeel, - onderaannemers, leveranciers of anderszins geassocieerde personen lijden door ondeskundig gebruik van een voertuig, mobiele apparatuur of machines met eigen aandrijving 7
3.6Emissies 7
3.6.1 Met betrekking tot mogelijke emissies op het terrein, werkterreinen of installaties van de Xella- groep, brengt de OA alle voorwerpen die nodig zijn voor het voltooien van de opdracht (d.w.z. gereedschappen, onderdelen voor montage, enz.) naar de site, installatie, of eigendom op eigen risico van de OA. 7
3.6.2 De OA moet ervoor zorgen dat hun werk niet leidt tot illegale, schadelijke, belastende, storende of anderszins ongewenste emissie van stof, gas, geuren, lawaai, enz., zowel ter plaatse als in de omgeving 7
3.6.3 Voor zover wettelijk toegestaan, is de OA aansprakelijk voor alle emissieschade die OA- personeel, onderaannemers, leveranciers of anderszins geassocieerde personen veroorzaken 7
3.7Afvalverwijdering 7
3.7.1 De OA moet alle afval verwijderen, ongeacht of het gaat om vloeistof, pasta of vaste stof, in overeenstemming met wettelijke regels en voorschriften. 7
3.7.2 Wanneer regels en voorschriften bepalen dat afvalverwerking moet worden gedocumenteerd door een bewijs van verwijdering, vervoersdocumentaties, enz., moet de OA deze regels naleven. De documentatie moet op verzoek beschikbaar worden gesteld aan de AA 7
3.7.3 Afval en gevaarlijke of giftige materialen mogen niet in de grond, het grondwater, het oppervlaktewater of in het kanalisatie/afvalwaternetwerk van de installatie worden geleid of anderszins binnendringen. 7
3.7.4 De OA moet zorgen voor passende beschermende/preventieve maatregelen en procedures, met name in waterbeschermingsgebieden. 7
3.7.5 Water uit sanitaire/toiletvoorzieningen moet worden ingevoerd in het afvalwatersysteem van de installatie/site. 7
3.8Verstrekking van materialen of apparatuur 7
3.8.1 Xella group AAs zijn niet verplicht om materialen of apparatuur te leveren, tenzij afzonderlijke contractuele overeenkomsten zijn opgesteld 7
3.8.2 In alle gevallen blijven de geleverde uitrusting, voorwerpen en materialen eigendom van de respectieve Xella-groep AA 7
3.8.3 Als de geleverde materialen of objecten worden verwerkt met of worden verbouwd tot
nieuwe/niet-verstrekte materialen en als dit proces een juridische overdracht van eigendom vormt, verwerft de betreffende OA juridische mede-eigendom in overeenstemming met de relatie tussen de waarde van de bepaling en de waarde van het voltooide materiaal/object. 7
3.8.4 Onmiddellijk na ontvangst dient de OA de ontvangen objecten, materialen of apparatuur te onderzoeken en de AA op de hoogte te stellen van eventuele fouten, gebreken of schade; anders kunnen later geen fouten, gebreken of schade worden geclaimd. Een uitzondering op deze regel zijn verborgen gebreken. 7
3.8.5 Voor zover wettelijk toegestaan, is de OA aansprakelijk voor alle schade aan materialen, voorwerpen of apparatuur die OA-personeel, onderaannemers, leveranciers of anderszins geassocieerde personen veroorzaken 7
4 Veiligheidsvereisten voor Xxxxxxxxxxxx 0
4.1Toepassingsgebied 7
4.2Verantwoordelijkheid ter plaatse 7
4.2.1 Voorafgaand aan alle werkzaamheden op de site, moet de OA in het bezit zijn van alle benodigde documentatie van kwalificatie- en arbeidsgeneeskundige onderzoeken voor al het OA- personeel. De OA is verplicht om alle noodzakelijke maatregelen voor een veilige afronding van de werkzaamheden uit te voeren, in overeenstemming met relevante plaatselijke en nationale veiligheidsvoorschriften voor het werk en alle regels en voorschriften die door de Xella-groep worden opgelegd 7
4.2.2 In het bijzonder, Xella-normen inzake 8
4.2.3 De OA moet zich houden aan de instructies van de Arbocoördinator (GV-coördinator) en, indien van toepassing, ook voldoen aan eventuele veiligheidsplannen en gezondheidsvoorschriften van de Xella- groep. 8
4.2.4 De OA moet voorafgaand aan de werkzaamheden een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de noodzakelijke veiligheidsprocedures (hierna OA-supervisor genoemd), evenals een plaatsvervanger voor deze supervisor. De OA-supervisor/plaatsvervanger moet voortdurend het bestaan en de effectiviteit van geïnstrueerde veiligheidsmaatregelen vaststellen. Als aanvullende maatregelen nodig zijn, moet de OA-supervisor/plaatsvervanger ook dergelijke maatregelen implementeren, bijvoorbeeld: het beveiligen van voetpaden, het plaatsen van beschermende afsluitingen, het monteren van steigers, enz 8
4.3Bouwplaatsen opzetten 8
4.3.1 Voor aanvang van het werk - waaronder mede wordt verstaan het opzetten van de bouwplaats - moet de OA-supervisor de installatiemanager ontmoeten voor een veiligheidsbriefing en -instructie. Deze
briefing/instructie zal ook bepalen wie de coördinator is (hierna coördinator/installatiemanager genoemd) voor deze Xella-installatie. 8
4.3.2 Relevante MGV-punten moeten worden besproken met de coördinator/installatiemanager. Deze briefing zal worden gedocumenteerd in het Initiële Veiligheidsinstructie Protocol-model van de Xella-groep.
8
4.3.3 De OA-supervisor moet goed bekend zijn met de veiligheidsregels voor de verschillende delen van de betreffende installatie (bijv.: vergunningsvereisten voor het gebruik van het voertuig in gesloten ruimten; vergunningsvereisten voor werken die brandgevaar inhouden; specifieke brand, ontploffing, en toxiciteitsrisico's van individuele gassen, vloeistoffen en vaste stoffen; de gevaren van grondwerken, inclusief leidingsschade en elektrische gevaren, enz.). De AA zal de OA-supervisor hierover informeren en hem/haar ondersteunen bij het verkrijgen van de benodigde documenten 8
4.4Inspecteren van veiligheidsmaatregelen 8
4.4.1 De coördinator/installatiemanager en veiligheidsingenieur van de Xella-groep zullen inspecties ter plaatse uitvoeren ("steekproefcontroles", "rondes"). De relevante werknemersvertegenwoordiger van de Xella-groep kan ook aanwezig zijn tijdens deze inspecties. Deze inspecties ontheffen de OA niet van zijn verantwoordelijkheden voor toezicht en naleving van voorschriften. Alle ontdekte fouten of tekortkomingen moeten onmiddellijk worden gecorrigeerd 8
4.4.2 Wanneer controles/inspecties worden uitgevoerd door externe autoriteiten (overheidsinstellingen, raden van toezicht, verzekeringsmaatschappijen, enz.), is de veiligheidsingenieur van de Xella-groep verantwoordelijk voor de coördinatie. 8
4.5Coördinatie van de werkzaamheden 8
4.5.1 Om mogelijke gevaren, ongemakken of storingen in de operationele procedure, de buurt en de omgeving of door het gebruik van verschillende OA's te voorkomen, zal de Xella-groep een coördinator (inclusief plaatsvervanger) aanstellen op grond van actuele, relevante plaatselijke/nationale veiligheidseisen voor het werk 8
4.5.2 Dit ontslaat op geen enkele manier de OA van de verantwoordelijkheid om te coördineren met andere bedrijven om de taken van OA afdoende af te handelen. 8
4.5.3 De coördinator heeft de bevoegdheid richtlijnen te geven aan de OA, de OA-supervisor en eventueel OA-personeel. Deze instructies moeten worden nageleefd. 9
4.5.4 De coördinator moet de werkprocessen zo organiseren dat alle relevante werknemers/andere bedrijven op een zodanige manier werken dat er te allen tijde relevante procedures zijn om wederzijdse bedreiging te voorkomen. Daartoe stelt de coördinator een tijdsspecifiek werkprocesplan op en kan hij/zij dit plan uitvoeren via tijdgebonden werkvergunningen. Op verzoek moet elke werkeenheid de coördinator alle nodige documentatie verstrekken, met name een werkschema met de volgende informatie: 9
4.5.5 De OA moet deze informatie ook verstrekken aan elke OA-onderaannemer en aan personen die zijn ingehuurd door de OA. 9
4.5.6 Als de coördinator of een plaatsvervanger een gezondheids- en veiligheidsbeschermingsplan opstelt, moet dit plan op een duidelijk zichtbare plaats binnen de installatie/site worden geplaatst. De OA is verplicht om de maatregelen uit te voeren die in dat plan zijn beschreven 9
4.5.7 Wijzigingen in dit plan kunnen alleen door de coördinator of een plaatsvervanger worden aangebracht. Nadat de wijzigingen zijn aangebracht, wordt het herziene plan onmiddellijk doorgegeven aan de OA en de coördinator/plaatsvervanger informeert de OA over de gewijzigde, herziene of nieuw vastgestelde maatregelen. Het nieuwe plan wordt daarna opnieuw geplaatst op een duidelijk zichtbare plaats binnen de installatie/site. 9
4.5.8 Als verschillende OA's gelijktijdig werken op een enkele site/installatie, dan is elke OA verantwoordelijk voor hun eigen werknemers 9
4.6Samenwerking tussen meerdere aannemers 9
4.6.1 Krachtens de geldende plaatselijke en nationale wet- en regelgeving is de OA verplicht om samen te werken met de Xella-groep en met andere OA's bij het implementeren van gezondheids- en veiligheidseisen. Als OA-werkzaamheden gevaren voor het milieu of gezondheids- en veiligheidsrisico's kunnen opleveren voor personeel van de Xella-groep, andere OA's of eigen werknemers, moet de OA de Xella-groep, andere OA's en eigen werknemers over deze gevaren informeren en de preventieve maatregelen coördineren met de Xella-groep en andere OA's 9
4.6.2 De OA-supervisor moet alle instructies van de AA-vertegenwoordiger (zie instructieprotocol) aan alle OA-onderaannemers en eigen personeel doorgeven. Dit proces moet schriftelijk worden vastgelegd en de OA moet deze documentatie op verzoek aan de Xella-groep voorleggen. 9
4.7Verantwoordelijkheid 9
4.8Operationele testen 9
4.9Niet-moedertaalsprekers en anderstaligen 9
4.9.1 Al het OA-personeel dat geen moedertaalspreker is van de taal die op de site/installatie en in de MGV-materialen wordt gebruikt, moeten met bijzondere aandacht worden geïnstrueerd door de OA en moeten extra goed worden gecontroleerd. De OA moet zorgen voor probleemloze communicatie. De OA- vertegenwoordiger ter plaatse moet op zijn minst vloeiend de lokale taal spreken 9
4.9.2 Al het OA-personeel dat geen moedertaalspreker is van de taal die op de site/installatie en in de MGV-materialen wordt gebruikt, moeten in duidelijke, eenvoudige bewoordingen worden geïnformeerd over de veiligheidsmaatregelen die op hen betrekking hebben. Deze briefings moeten worden gegeven door de OA-vertegenwoordiger ter plaatse. 9
4.10 Steigers 10
4.10.1 Steigers moeten worden opgezet, gemonteerd en later verwijderd in overeenstemming met de montagehandleiding/instructies van de fabrikant. Alle steigeropzettingen, montages en verwijderingen moeten worden gecoördineerd met de Xella-groep. De steiger is goedgekeurd voor gebruik door het inspectieprotocol, de steigerspecificaties (nominale belasting, enz.) aan te brengen en een gebruiksschema te gebruiken 10
4.10.2 Als de montage of het gebruik van steigers van invloed is op de operationele overwegingen van de Xella-groep (bijv. door de doorgang van het verkeer te beperken of het verplaatsen van kranen te belemmeren), moet de OA overleggen met de coördinator/installatiemanagement 10
4.10.3 De OA is verantwoordelijk voor het naleven van veiligheidsvoorschriften/-vereisten. 10
4.10.4 Na ongebruikelijke gebeurtenissen zoals aanpassingen aan de steiger, stormen, hevige regen, sneeuw, enz. moet de OA onmiddellijk een nieuwe inspectie van de steiger door een gekwalificeerde technicus uitvoeren of laten uitvoeren voordat de steiger als goedgekeurd voor gebruik wordt beschouwd.
10
4.10.5 De OA moet toestaan dat de Xella-groep en andere bedrijven/OA’s de OA’s steigers gebruiken, zolang de goede uitvoering van de contractuele taken van de OA niet gehinderd wordt door deze samenwerking 10
4.11 Elektrische voorzieningen, installaties en uitrusting 10
4.11.1 De Xella-groep is verantwoordelijk voor de stroomvoorziening naar de belangrijkste aansluitingspunten 10
4.11.2 De OA daarentegen is verantwoordelijk voor de juiste fabricage, goede staat en correct gebruik van elektrische apparaten, installaties of apparatuur. Distributiepunten en regeleenheden moeten in overeenstemming zijn met de VDE-norm, uitgerust met aardlekschakelaars en in het algemeen zijn uitgerust volgens de vereisten van nationale/plaatselijke wet- en regelgeving. Alleen geschikt gekwalificeerd personeel kan worden belast met werkzaamheden aan dergelijke installaties/apparatuur. 10
4.11.3 Verplaatsbare kabels/stroombronnen moeten zodanig worden geplaatst dat ze worden beschermd tegen mechanische schade, indien nodig door het installeren van kabelbruggen 10
4.12 Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan kranen 10
4.12.1 Alle werkzaamheden aan kranen en binnen het bewegingsbereik van de kranen vereisen voorafgaande goedkeuring door de AA. Voor aanang van dergelijke werkzaamheden moet de OA de volgende veiligheidsmaatregelen implementeren en superviseren in overeenstemming met de vereisten van de coördinator: 10
4.12.2 Na het voltooien van de werkzaamheden mogen stilgelegde kranen alleen opnieuw worden geactiveerd nadat de OA de reactivering heeft goedgekeurd in overleg met de coördinator/installatiemanagement. Voorafgaand aan de goedkeuring moet de OA ervoor zorgen dat: 10
4.12.3 Tijdens het werk moet het looppad van de kraanbaan, evenals de ladder/helling naar het looppad van de kraanbaan vrij van obstakels gehouden worden. 11
4.13 Gebruik van xxxxxx, takels en katrollen 11
4.14 Werken in de buurt van sporen/rails 11
4.14.1 Voor aanvang van het werk - met inbegrip van kortdurend werk of werk van korte duur - op of in de buurt van sporen of rails, moet de operator (operationeel beheerder van de lokale spoorweg/spoorlijnen) worden geïnformeerd door de coördinator/installatiemanagement en moet het voorgestelde werk goedkeuren voordat dergelijk werk kan worden uitgevoerd. Na goedkeuring door de operator moeten de nodige veiligheidsmaatregelen (bijv. bewakers) worden geïmplementeerd. 11
4.14.2 De OA moet alle personeelsleden of geassocieerde werknemers vóór aanvang van de werkzaamheden informeren over de veiligheidsmaatregelen 11
4.14.3 Gebieden in de buurt van de sporen mogen alleen worden gebruikt voor het opslaan van bouwmaterialen of het monteren van steigers als de minimale vrije speling omtrek of manoeuvreergebieden niet worden belemmerd. Details moeten worden bepaald in overleg met de rail-
/treinoperator. 11
4.14.4 Werkzaamheden aan of in de buurt van rails/sporen, en met name putten of gaten, moet zodanig worden vastgezet dat het rail- en treinpersoneel niet wordt blootgesteld aan gevaren, zelfs in omstandigheden met weinig zichtbaarheid. 11
4.14.5 Ankerpunten, tetheringspunten of soortgelijke constructies mogen nooit worden verbonden met rails of bermen 11
4.14.6 Bij elektrisch lassen mag de aardingskabel in geen geval op de rails worden aangesloten. 11
4.14.7 Als sporen of rails moeten worden overgestoken door voertuigen op andere punten dan gevestigde treinovergangen, moet dit vóór aanvang van het werk met de operator en het relevante Xella group-installatiemanagement/coördinator worden goedgekeurd. 11
4.14.8 Wanneer er zo weinig zichtbaarheid is dat de veiligheid van het personeel niet kan worden gegarandeerd (bijvoorbeeld: duisternis, mist, sneeuw), moet de AA ofwel het railgedeelte afsluiten (in overleg met de operator) of onmiddellijk al het werk stopzetten 11
4.15 Werken in gebieden met gasgevaren 11
4.15.1 Voor deze taken en dit werk, voor aanvang van elk werk, moeten veiligheidsmaatregelen worden gedefinieerd en vastgelegd in een schriftelijke werkvergunning. 11
4.15.2 Voor aanvang van de werkzaamheden moet de coördinator/installatiemanagement ook een meting van de huidige concentratie van gassen in de omgeving uitvoeren of laten uitvoeren. 11
4.15.3 De resultaten van deze metingen bepalen welke vormen van ademhalingsbescherming worden afgegeven en moeten worden gedragen, en de mate waarin een veiligheidsopwachter aanwezig moet zijn en continue metingen moeten worden verricht/gasdetectoren moeten worden gebruikt. 11
4.15.4 Werkzaamheden in gebieden met gasgevaren mogen alleen worden uitgevoerd door personen die kunnen aantonen dat zij een actuele plaatselijke/nationale geschiktheidstest voor de relevante MGV- beschermingsvragen hebben doorstaan en hebben deelgenomen aan een opleiding voor ademhalingsbescherming 11
4.16 Xxxxxx, solderen en hoekslijpen (“Heet werk”) 11
4.17 Grondwerken 11
4.18 Werken met gevaarlijke materialen, biologische agentia en in gebieden waar dit wordt gebruikt 12
4.18.1 Voor het gebruik van beoordeelde en gemarkeerde gevaarlijke materialen, biologische agentia of mengsels die één of beide bevatten, moet de OA de coördinator/installatiemanagement voldoende van tevoren op de hoogte brengen. Dit vereist het beschikbaar stellen van actuele en van toepassing zijnde veiligheidsinformatiebladen. De coördinator/installatiemanagement en de OA werken vervolgens samen om de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen te bepalen. 12
4.18.2 Voor aanvang van de werkzaamheden in gebieden met gevaarlijke materialen of verontreinigende stoffen, zal de coördinator/installatiemanagement ter plaatse de OA informeren of contact met of ontmoeting met gevaarlijke materialen of biologische agentia te voorzien is. Indien nodig moeten beschermende maatregelen worden vastgesteld in samenwerking met de coördinator/installatiemanagement. 12
4.18.3 Het gebruik van materialen die kankerverwekkend, mutogeen of reproductietoxisch zijn, is verboden. Als gebruik van dergelijke materialen noodzakelijk zou zijn, moet dit grondig en expliciet worden besproken met de AA en moet een motivering worden gegeven. Het gebruik van dergelijke materialen kan in uitzonderlijke gevallen alleen worden getolereerd en moet de strengste veiligheidsvoorschriften en beschermende maatregelen omvatten 12
4.19 Explosiegevaarlijke gebieden 12
5 Externe transporten op werkterreinen 12
5.1Algemene regels en voorschriften 12
5.2Ladingbeveiliging 13
1 Algemene eisen met betrekking tot Gezondheid en Veiligheid
In deze Milieu-, Gezondheids- en Veiligheidseisen voor de aanstelling van onderaannemers door de Xella Group (hierna “Veiligheidseisen” genoemd) informeert de Xella-groep alle onderaannemers nadrukkelijk over de mogelijke gevaren van het werken bij Xella-installaties en -werkterreinen. De volgende specificaties moeten daarom onvoorwaardelijk worden gelezen en opgevolgd.
Elke onderaannemer (OA) is verantwoordelijk voor het instrueren van de personen onder hun toezicht.
De volgende PBM moeten op de gehele installatie/site worden gedragen: | |
Goed zichtbare kleding, goed zichtbaar vest of goed zichtbare jas | |
Veiligheidslaarzen (ten minste S3-bescherming zoals beschreven in ISO 20345:2011) | |
Op duidelijk aangegeven plaatsen moeten bovendien de volgende PBM worden gedragen: | |
| Veiligheidshelm of stootpet |
| Gelaatsbescherming of veiligheidsbril |
Gehoorbescherming | |
| Ademhalingsbescherming tegen gassen, stofbescherming |
Beschermende handschoenen | |
Valbescherming | |
De volgende verkeers- en gedragsregels zijn van toepassing op de hele installatie/site: | |
Let op: Werkterrein/installatie! Volg alle regels. Bestuurders moeten in staat zijn om hun voertuig te allen tijde onmiddellijk te stoppen. Rijden/parkeren van voertuigen, evenals aanwezigheid op de installatie/werkterrein, gebeurt op eigen risico. |
Maximumsnelheid = 20 km/uur Bestuurders moeten hun snelheid ook aanpassen aan de plaats en de heersende weersomstandigheden. | |
Heftrucks en railvoertuigen hebben voorrang. Houd altijd minstens 1,5 m afstand van de rails. | |
Houd u aan passende beveiligingsprocedures voor ladingen. | |
Parkeer alleen op gemarkeerde parkeerplaatsen. Zorg ervoor dat uw voertuig is beveiligd (handrem, in “Parkeer”-versnelling). | |
Voetgangers moeten gemarkeerde paden gebruiken. | |
In motorvoertuigen (vrachtwagens en auto's) moeten veiligheidsgordels worden gedragen. Voor heftrucks en grondwerkmachines moeten bestuurders de meegeleverde riemen gebruiken. | |
Niet-geautoriseerde personen mogen de operationele gebieden, werkterreinen of andere werkgebieden niet betreden. Het kortste beschikbare pad moet worden genomen om naar werkgebieden te gaan. | |
Op de hele installatie/werkterrein zijn roken, alcohol en drugs verboden! Roken is alleen toegestaan in aangegeven gebieden. | |
Fotograferen en filmen van welke aard dan ook, zijn verboden. Uitzonderingen vereisen uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het sitebeheer. | |
Orde, netheid en milieubescherming op de installatie/werkterrein. | |
Elk persoon op het terrein is verantwoordelijk voor het schoon en overzichtelijk houden van het terrein en het handhaven van de normen voor milieubescherming. | |
Alle afval moet per soort worden gescheiden en worden verwijderd in de gemarkeerde containers, putten of bakken. Onderaannemers moeten hun eigen afval meenemen en op de juiste wijze weggooien. | |
Afval en gevaarlijke of giftige materialen mogen niet in de grond, het grondwater, het oppervlaktewater of in het kanalisatie/afvalwaternetwerk van de installatie worden geleid of anderszins binnendringen. Verpakkingen, folie, tape, pallets, gebroken hout, spijkers, stenen, puin, gemorste vloeistoffen, oliën, gevaarlijke materialen, brandstoffen of andere materialen die niet langer nodig zijn, moeten onmiddellijk worden verwijderd, |
weggegooid en/of in de mate van hun verspreiding worden beperkt op gepaste wijze. |
2 Inleiding
2.1 Toepassingsgebied
2.1.1 Deze Milieu-, Gezondheids- en Bedrijfsveiligheidsregels van de Xella-groep (MGV-regels) zijn van toepassing op alle onderaannemers, evenals hun werknemers, secundaire onderaannemers en leveranciers (allen hierna aangeduid als "onderaannemers" of OA's) die zijn aangesteld in opdracht van een bedrijf dat tot de Xella-groep behoort. Ze zijn van toepassing op alle werkterreinen/installaties die tot de Xella-groep behoren. Ze zijn contractueel bindend als een aanstelling is geaccepteerd en/of een contract tussen OA en Xella (of een dochtermaatshappij, installatie of werkterrein van de Xella-groep) is ondertekend. Deze MGV-specificaties kunnen verder worden gewijzigd door taak- of werkspecifieke overeenkomsten tussen de opdrachtgevende onderneming van de Xella-groep (hierna de aanstellende autoriteit of AA genoemd) en de OA die mogelijk uit de gevarenbeoordeling voortvloeien.
2.1.2 De OA is verantwoordelijk voor het waarborgen en moet, indien gevraagd, een bewijs leveren aan de AA dat al het personeel dat voor de OA werkt bekend is met de MGV-specificaties, deze naleven en anderszins volgen. Tijdens hun werk voor de AA staan alle OA-stafleden en personeel van de OA onder leiding van de OA. Het OA-management moet ervoor zorgen dat tijdens het werk voor de AA alle relevante wettelijke, institutionele en werkgeversregelingen voor compensatieregelingen, alle vastgestelde technologische principes, algemeen aanvaarde veiligheidsregels en de regels in deze veiligheidsvoorschriften worden opgevolgd.
2.2 Niet-naleving van specificaties
2.2.1 In geval van niet-naleving van de specificaties, waarschuwt het AA-personeel onmiddellijk de verantwoordelijke OA-supervisor en instrueert hem/haar zich te houden aan de relevante regels/specificaties en de nodige veiligheidsmaatregelen/-instructies te implementeren.
2.2.2 Als niet aan deze AA-instructies wordt voldaan, wordt de verantwoordelijke OA-supervisor of het OA- management geïnstrueerd om te stoppen met werken totdat de erkende tekortkomingen zijn gecorrigeerd. Als de OA deze tweede instructies niet volgt, zal AA-sitebeheer of een plaatsvervanger de OA en al het OA-personeel van de werksite verwijderen. De AA behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om aanvullende juridische stappen te ondernemen.
2.3 Taken en verantwoordelijkheden van Onderaannemer (OA)
2.3.1 Voorafgaand aan de werkzaamheden zal de AA de OA opdracht geven met betrekking tot diens werkplaats(en) en taken. De OA is verantwoordelijk voor de instructie van hun personeel, leveranciers, enz.
2.3.2 De instructies zijn gebaseerd op de veiligheidsbrochure "Verplichte veiligheidsregels en -informatie" in de huidige versie. Als de OA op zijn beurt onderaannemers in dienst heeft, zijn de instructies ook van toepassing op deze secundaire onderaannemers. De OA of vertegenwoordiger van de OA is verantwoordelijk voor het waarborgen van instructie en naleving.
2.3.3 Op verzoek van de AA moet de OA een plan ontwikkelen waarin de tijdelijke en ruimtelijke toewijzing van werkprocessen voor de beoogde taken wordt beschreven. De OA moet de gevaren die voortvloeien uit dit werk in de context van de installatie/site verder bepalen, deze gevaren beoordelen en passende beschermende maatregelen nemen. Deze gevarenbeoordeling moet worden gedocumenteerd en moet op verzoek aan de AA van de Xella-groep worden voorgelegd.
2.3.4 Er mag alleen gebruik worden gemaakt van apparatuur die geschikt is voor de betreffende taak, voor die werkzaamheden is gekeurd/getest en volledig functioneel is. Als de apparatuur de inspectiedatum heeft bereikt of defect is, mag deze alleen worden gebruikt nadat de inspectie/reparatie is uitgevoerd en de apparatuur weer in een onberispelijke staat verkeert.
2.3.5 Alvorens elk materiaal te gebruiken, moet de OA een visuele controle van de functionaliteit uitvoeren.
2.3.6 Voor werkplatformen (of het nu gaat om zelfrijdende hoogwerkers of hoogwerkers opgeheven door mobiele apparatuur zoals vorkheftrucks), een volledige systeeminspectie, inclusief het
hefmechanisme en bevestigingsmiddelen (kettingen, bouten, enz., maar ook persoonlijke veiligheidsmechanismen zoals xxxxxxxxx/reddingslijnen), moeten voorafgaand aan het werk worden uitgevoerd. Nadat de inspectie is uitgevoerd, moet de OA het platform voor de start van het werk goedkeuren.
2.3.7 In principe moeten alle arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) worden verstrekt door de OA. De Xella-groep verstrekt deze niet, tenzij hiervoor een afzonderlijk contract is afgesloten.
2.3.8 De compensatiecommissie van de werklieden van de OA moet een week voor aanvang van werkzaamheden met kraan- of derrick-opgehangen personeelplatforms ("werkplatforms") of soortgelijke vervoermiddelen op de hoogte worden gebracht, tenzij het werk langer dan tien werkshifts duurt.
2.3.9 Alle personen op werkplatformen of soortgelijke vervoermiddelen moeten persoonlijke valbeveiliging dragen, die moet worden aangesloten op geschikte bevestigingspunten die 6kN kracht kunnen dragen.
2.3.10 Vóór aanvang van de werkzaamheden moet een effectief reddingsplan worden opgesteld voor het redden van personen in/op het werkplatform of soortgelijke vervoermiddelen. Dit plan moet de naamgeving van een veiligheidsfunctionaris en de regeling van veiligheidsmaatregelen omvatten.
2.3.11 Redding op hoogte moet worden gewaarborgd, zelfs als de ladders van de brandweer het werkgebied van de te redden personen niet kunnen bereiken. Hierover dient de AA geraadpleegd te worden.
2.3.12 De OA moet de processen bepalen voor het voltooien van de toegewezen taken.
2.3.13 De OA moet zijn personeel en relevante gecontracteerde personen verder vertrouwd maken met deze processen en de AA voorzien van relevante, actuele documentatie van de instructie.
2.3.14 Vorkheftrucks, pallethefbomen en soortgelijke mobiele apparatuur mogen alleen worden bediend door personen die hebben aangetoond en kunnen aantonen dat zij gekwalificeerd zijn om dergelijke apparatuur te bedienen. Deze personen moeten door de OA verder schriftelijk als zodanig zijn benoemd. Deze afspraak is niet van toepassing op mobiele apparatuur van de Xella-groep. Plaatselijke verkeersregels zijn van toepassing op alle installatie-eigendommen/werkterreinen.
2.3.15 Noodzakelijke steigers moeten door de OA worden verstrekt.
2.3.16 Elk incident op de werkplek moet onmiddellijk worden gemeld aan de AA.
3 Algemene Specificaties voor Bouwplaatsen
3.1 Toepassingsgebied
Deze sectie beschrijft de algemene specificaties voor het opzetten, de werking en het verlaten/opruimen van bouwwerken of werkterreinen in alle installaties of werkterreinen van de Xella-groep.
3.2 Begin en voltooiing van de werkzaamheden
De AA moet ruim van tevoren op de hoogte worden gebracht van het begin van het OA-werk. Het verzamelen van informatie zoals hieronder beschreven in 3.3 wordt niet beschouwd als kennisgeving. Werk mag alleen worden uitgevoerd onder geschikt gespecialiseerd toezicht.
3.3 Kabels, buizen, en andere leidingen
3.3.1 Vóór aanvang van de werkzaamheden en met voldoende tijd voor planning, moet de OA informatie verzamelen over de positie van bestaande of vermoedelijke aan- en afvoerlijnen van alle soorten (bijv. kabels, gasleidingen, kanalen, stroomvoorziening, rioleringsbuizen, hierna leidingen genoemd) boven en onder de grond, hetzij door dergelijke informatie op te vragen, hetzij door geschikte gespecialiseerde bepalingsmethoden te gebruiken. De AA moet in elke fase van dit proces worden geraadpleegd.
3.3.2 Kleppen, instrumenten, straatdeksels, putdeksels en alle andere delen behorend bij of geassocieerd met de leidingen moeten toegankelijk blijven. Tekens en andere markeringen mogen niet worden bedekt, verwijderd of verplaatst zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de AA.
3.3.3 Leidingen mogen op geen enkele wijze worden beschadigd of blootgesteld aan het risico van schade. Wanneer het risico van schade niet kan worden uitgesloten, moet de OA in overleg met de AA speciale veiligheidsmaatregelen treffen.
3.3.4 Ondergrondse lijnen op de site/op AA-eigendommen moeten op een professionele manier worden blootgesteld om schade door werk, temperatuur, verschuivende aarde en andere factoren te voorkomen. Als leidingen of gevarenindicatoren worden ontdekt of blootgelegd op werkterreinen waarvan wordt gedacht dat ze geen dergelijke leidingen bevatten, moet de AA onmiddellijk worden geïnformeerd. Werkzaamheden op dit gebied moeten tot nader order worden stopgezet en voortzetting van de werkzaamheden dient te worden goedgekeurd door de AA.
3.3.5 Elke schade aan leidingen moet onmiddellijk worden gemeld aan de AA. De leidingen mogen niet opnieuw worden bedekt totdat de schade is hersteld en bedekking van de leidingen is goedgekeurd door de AA.
3.3.6 De AA moet geraadpleegd worden vóór de bouw onder leidingen en het herstel van leidingen.
3.4 Opzetten, de werking en vrijmaken/verlaten van de site
3.4.1 AA en derden mogen niet overmatig worden gestoord tijdens het opzetten, de werking en vrijmaken van de werkplek buiten het bestaande werkgebied.
3.4.2 In overleg met de AA moet de OA dergelijke transportpaden en andere gebieden (bijv. beplankte looppaden, trappen, voetstukken voor kranen, montage/laadruimtes, enz.) zelfstandig opzetten, onderhouden en verwijderen die nodig zijn voor de voltooiing van de toegewezen werkzaamheden.
3.4.3 Indien werfkantoren/containers voor bouwwerkzaamheden moeten worden ingericht, moet de AA tijdig van tevoren worden geïnformeerd. Voor dergelijke containers moeten altijd brandveiligheidsvoorschriften in acht worden genomen. Eventuele gebreken of beschadigingen moeten vóór gebruik worden hersteld en de kantoren/containers moeten duidelijk worden gemarkeerd met het bedrijfsbord van de gebruiker. Overnachting is verboden.
3.4.4 Om het risico van ongevallen tot een minimum te beperken, moet de bouwplaats altijd in een ordelijke staat verkeren. Alle OA-benodigdheden, materialen en apparatuur moeten duidelijk worden gemarkeerd als behorend tot de OA. De beschikbare opslagruimte moet door de OA worden beveiligd met behulp van een afrastering en de site moet worden gemarkeerd met borden, inclusief veiligheidswaarschuwingen.
3.4.5 De OA moet, zoals beschreven in eventuele aanvullende schriftelijke overeenkomsten, de site geheel of gedeeltelijk ontruimen op de contractueel overeengekomen datum van voltooiing van de toegewezen werkzaamheden.
3.5 Gebruik van voertuigen, mobiele apparatuur en machines met eigen aandrijving
3.5.1 Alle voertuigen, mobiele apparatuur en machines met eigen aandrijving moeten worden geregistreerd in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften en mogen alleen op de juiste wijze worden gebruikt in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften.
3.5.2 Alle voertuigen, mobiele apparatuur en machines met eigen aandrijving mogen alleen worden gebruikt in een foutloze staat en mogen alleen worden bediend door opgeleid, aangesteld personeel.
3.5.3 Geen enkele OA-werknemer mag machines, mobiele apparatuur of voertuigen van de AA of de Xella-groep bedienen mits schriftelijke toestemming van de AA/de Xella-groep.
3.5.4 Deze schriftelijke toestemming verandert niets aan de verantwoordelijkheid van de OA voor het naleven van de operationele, veiligheids- en milieuvoorschriften met betrekking tot het gebruik en de werking van dergelijke voertuigen.
3.5.5 Als plaatselijke regels of voorschriften een speciale vergunning vereisen voor het besturen van voertuigen, machines met eigen aandrijving of mobiele apparatuur die wordt geleverd door Xella of de AA, moet het bezit van deze vergunning worden gedocumenteerd aan de AA voorafgaand aan de start van het werk.
3.5.6 De vereisten die in hoofdstuk 5 hieronder worden beschreven, zijn te allen tijde van toepassing.
3.5.7 Rupsvoertuigen mogen alleen in speciale vrachtwagens worden vervoerd. Wegen voor dergelijk transport worden gedicteerd door de AA.
3.5.8 Voor zover wettelijk toegestaan, is de OA aansprakelijk voor alle schade die OA-personeel,
-onderaannemers, leveranciers of anderszins geassocieerde personen lijden door ondeskundig gebruik van een voertuig, mobiele apparatuur of machines met eigen aandrijving.
3.6 Emissies
3.6.1 Met betrekking tot mogelijke emissies op het terrein, werkterreinen of installaties van de Xella-groep, brengt de OA alle voorwerpen die nodig zijn voor het voltooien van de opdracht (d.w.z. gereedschappen, onderdelen voor montage, enz.) naar de site, installatie, of eigendom op eigen risico van de OA.
3.6.2 De OA moet ervoor zorgen dat hun werk niet leidt tot illegale, schadelijke, belastende, storende of anderszins ongewenste emissie van stof, gas, geuren, lawaai, enz., zowel ter plaatse als in de omgeving.
3.6.3 Voor zover wettelijk toegestaan, is de OA aansprakelijk voor alle emissieschade die OA-personeel, onderaannemers, leveranciers of anderszins geassocieerde personen veroorzaken.
3.7 Afvalverwijdering
3.7.1 De OA moet alle afval verwijderen, ongeacht of het gaat om vloeistof, pasta of vaste stof, in overeenstemming met wettelijke regels en voorschriften.
3.7.2 Wanneer regels en voorschriften bepalen dat afvalverwerking moet worden gedocumenteerd door een bewijs van verwijdering, vervoersdocumentaties, enz., moet de OA deze regels naleven. De documentatie moet op verzoek beschikbaar worden gesteld aan de AA.
3.7.3 Afval en gevaarlijke of giftige materialen mogen niet in de grond, het grondwater, het oppervlaktewater of in het kanalisatie/afvalwaternetwerk van de installatie worden geleid of anderszins binnendringen.
3.7.4 De OA moet zorgen voor passende beschermende/preventieve maatregelen en procedures, met name in waterbeschermingsgebieden.
3.7.5 Water uit sanitaire/toiletvoorzieningen moet worden ingevoerd in het afvalwatersysteem van de installatie/site.
3.8 Verstrekking van materialen of apparatuur
3.8.1 Xella group AAs zijn niet verplicht om materialen of apparatuur te leveren, tenzij afzonderlijke contractuele overeenkomsten zijn opgesteld.
3.8.2 In alle gevallen blijven de geleverde uitrusting, voorwerpen en materialen eigendom van de respectieve Xella-groep AA.
3.8.3 Als de geleverde materialen of objecten worden verwerkt met of worden verbouwd tot nieuwe/niet- verstrekte materialen en als dit proces een juridische overdracht van eigendom vormt, verwerft de betreffende OA juridische mede-eigendom in overeenstemming met de relatie tussen de waarde van de bepaling en de waarde van het voltooide materiaal/object.
3.8.4 Onmiddellijk na ontvangst dient de OA de ontvangen objecten, materialen of apparatuur te onderzoeken en de AA op de hoogte te stellen van eventuele fouten, gebreken of schade; anders kunnen later geen fouten, gebreken of schade worden geclaimd. Een uitzondering op deze regel zijn verborgen gebreken.
3.8.5 Voor zover wettelijk toegestaan, is de OA aansprakelijk voor alle schade aan materialen, voorwerpen of apparatuur die OA-personeel, onderaannemers, leveranciers of anderszins geassocieerde personen veroorzaken.
4 Veiligheidsvereisten voor Bouwplaatsen
4.1 Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk beschrijft de veiligheidseisen voor het opzetten, de werking en vrijmaken/buiten gebruik stellen van een bouwplaats onder auspiciën van de Xella-groep.
4.2 Verantwoordelijkheid ter plaatse
4.2.1 Voorafgaand aan alle werkzaamheden op de site, moet de OA in het bezit zijn van alle benodigde documentatie van kwalificatie- en arbeidsgeneeskundige onderzoeken voor al het OA-personeel. De
OA is verplicht om alle noodzakelijke maatregelen voor een veilige afronding van de werkzaamheden uit te voeren, in overeenstemming met relevante plaatselijke en nationale veiligheidsvoorschriften voor het werk en alle regels en voorschriften die door de Xella-groep worden opgelegd.
4.2.2 In het bijzonder, Xella-normen inzake
• onderhoud van voertuigen/uitrusting (bijv. auto's, heftrucks, gereedschap, enz.)
• afvalbeheer en -verwerking, inclusief gevaarlijke materialen
• aanpassen van schattingen van de voltooiingstijd op basis van condities op site
• samenwerking tussen AA en eenpersoons OA's
• interacties tussen bouwwerkzaamheden en andere taken/processen ter plaatse moeten nauwkeurig worden bestudeerd en nageleefd.
4.2.3 De OA moet zich houden aan de instructies van de Arbocoördinator (GV-coördinator) en, indien van toepassing, ook voldoen aan eventuele veiligheidsplannen en gezondheidsvoorschriften van de Xella-groep.
4.2.4 De OA moet voorafgaand aan de werkzaamheden een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de noodzakelijke veiligheidsprocedures (hierna OA-supervisor genoemd), evenals een plaatsvervanger voor deze supervisor. De OA-supervisor/plaatsvervanger moet voortdurend het bestaan en de effectiviteit van geïnstrueerde veiligheidsmaatregelen vaststellen. Als aanvullende maatregelen nodig zijn, moet de OA-supervisor/plaatsvervanger ook dergelijke maatregelen implementeren, bijvoorbeeld: het beveiligen van voetpaden, het plaatsen van beschermende afsluitingen, het monteren van steigers, enz.
4.3 Bouwplaatsen opzetten
4.3.1 Voor aanvang van het werk - waaronder mede wordt verstaan het opzetten van de bouwplaats - moet de OA-supervisor de installatiemanager ontmoeten voor een veiligheidsbriefing en -instructie. Deze briefing/instructie zal ook bepalen wie de coördinator is (hierna coördinator/installatiemanager genoemd) voor deze Xella-installatie.
4.3.2 Relevante MGV-punten moeten worden besproken met de coördinator/installatiemanager. Deze briefing zal worden gedocumenteerd in het Initiële Veiligheidsinstructie Protocol-model van de Xella- groep.
4.3.3 De OA-supervisor moet goed bekend zijn met de veiligheidsregels voor de verschillende delen van de betreffende installatie (bijv.: vergunningsvereisten voor het gebruik van het voertuig in gesloten ruimten; vergunningsvereisten voor werken die brandgevaar inhouden; specifieke brand, ontploffing, en toxiciteitsrisico's van individuele gassen, vloeistoffen en vaste stoffen; de gevaren van grondwerken, inclusief leidingsschade en elektrische gevaren, enz.). De AA zal de OA-supervisor hierover informeren en hem/haar ondersteunen bij het verkrijgen van de benodigde documenten.
4.4 Inspecteren van veiligheidsmaatregelen
4.4.1 De coördinator/installatiemanager en veiligheidsingenieur van de Xella-groep zullen inspecties ter plaatse uitvoeren ("steekproefcontroles", "rondes"). De relevante werknemersvertegenwoordiger van de Xella-groep kan ook aanwezig zijn tijdens deze inspecties. Deze inspecties ontheffen de OA niet van zijn verantwoordelijkheden voor toezicht en naleving van voorschriften. Alle ontdekte fouten of tekortkomingen moeten onmiddellijk worden gecorrigeerd.
4.4.2 Wanneer controles/inspecties worden uitgevoerd door externe autoriteiten (overheidsinstellingen, raden van toezicht, verzekeringsmaatschappijen, enz.), is de veiligheidsingenieur van de Xella-groep verantwoordelijk voor de coördinatie.
4.5 Coördinatie van de werkzaamheden
4.5.1 Om mogelijke gevaren, ongemakken of storingen in de operationele procedure, de buurt en de omgeving of door het gebruik van verschillende OA's te voorkomen, zal de Xella-groep een coördinator (inclusief plaatsvervanger) aanstellen op grond van actuele, relevante plaatselijke/nationale veiligheidseisen voor het werk.
4.5.2 Dit ontslaat op geen enkele manier de OA van de verantwoordelijkheid om te coördineren met andere bedrijven om de taken van OA afdoende af te handelen.
4.5.3 De coördinator heeft de bevoegdheid richtlijnen te geven aan de OA, de OA-supervisor en eventueel OA-personeel. Deze instructies moeten worden nageleefd.
4.5.4 De coördinator moet de werkprocessen zo organiseren dat alle relevante werknemers/andere bedrijven op een zodanige manier werken dat er te allen tijde relevante procedures zijn om wederzijdse bedreiging te voorkomen. Daartoe stelt de coördinator een tijdsspecifiek werkprocesplan op en kan hij/zij dit plan uitvoeren via tijdgebonden werkvergunningen. Op verzoek moet elke werkeenheid de coördinator alle nodige documentatie verstrekken, met name een werkschema met de volgende informatie:
• Geplande start van de werkzaamheden
• Gepland einde van de werkzaamheden
• Aantal personeelsleden
• Geplande werkprocessen, procedures en stappen
• Werknemers die verantwoordelijk zijn voor elk proces, procedure en stap, inclusief het werkschema zelf
4.5.5 De OA moet deze informatie ook verstrekken aan elke OA-onderaannemer en aan personen die zijn ingehuurd door de OA.
4.5.6 Als de coördinator of een plaatsvervanger een gezondheids- en veiligheidsbeschermingsplan opstelt, moet dit plan op een duidelijk zichtbare plaats binnen de installatie/site worden geplaatst. De OA is verplicht om de maatregelen uit te voeren die in dat plan zijn beschreven.
4.5.7 Wijzigingen in dit plan kunnen alleen door de coördinator of een plaatsvervanger worden aangebracht. Nadat de wijzigingen zijn aangebracht, wordt het herziene plan onmiddellijk doorgegeven aan de OA en de coördinator/plaatsvervanger informeert de OA over de gewijzigde, herziene of nieuw vastgestelde maatregelen. Het nieuwe plan wordt daarna opnieuw geplaatst op een duidelijk zichtbare plaats binnen de installatie/site.
4.5.8 Als verschillende OA's gelijktijdig werken op een enkele site/installatie, dan is elke OA verantwoordelijk voor hun eigen werknemers.
4.6 Samenwerking tussen meerdere aannemers
4.6.1 Krachtens de geldende plaatselijke en nationale wet- en regelgeving is de OA verplicht om samen te werken met de Xella-groep en met andere OA's bij het implementeren van gezondheids- en veiligheidseisen. Als OA-werkzaamheden gevaren voor het milieu of gezondheids- en veiligheidsrisico's kunnen opleveren voor personeel van de Xella-groep, andere OA's of eigen werknemers, moet de OA de Xella-groep, andere OA's en eigen werknemers over deze gevaren informeren en de preventieve maatregelen coördineren met de Xella-groep en andere OA's.
4.6.2 De OA-supervisor moet alle instructies van de AA-vertegenwoordiger (zie instructieprotocol) aan alle OA-onderaannemers en eigen personeel doorgeven. Dit proces moet schriftelijk worden vastgelegd en de OA moet deze documentatie op verzoek aan de Xella-groep voorleggen.
4.7 Verantwoordelijkheid
Punten 4.5 en 4.6 hierboven doen niets af aan de verantwoordelijkheid van de OA voor het voldoen aan de MGV-vereisten.
4.8 Operationele testen
Als een installatie, faciliteit of apparaat wordt gebruikt als onderdeel van een test/inspectie, moeten er veiligheidsmaatregelen zijn zoals bij regulier gebruik en moet deze worden goedgekeurd door de coördinator/installatiemanagement. Degenen die deelnemen aan de operationele tests moeten worden geïnstrueerd over de mogelijke gevaren en noodzakelijke veiligheidsmaatregelen.
4.9 Niet-moedertaalsprekers en anderstaligen
4.9.1 Al het OA-personeel dat geen moedertaalspreker is van de taal die op de site/installatie en in de MGV-materialen wordt gebruikt, moeten met bijzondere aandacht worden geïnstrueerd door de OA en moeten extra goed worden gecontroleerd. De OA moet zorgen voor probleemloze communicatie. De OA-vertegenwoordiger ter plaatse moet op zijn minst vloeiend de lokale taal spreken.
4.9.2 Al het OA-personeel dat geen moedertaalspreker is van de taal die op de site/installatie en in de MGV-materialen wordt gebruikt, moeten in duidelijke, eenvoudige bewoordingen worden
geïnformeerd over de veiligheidsmaatregelen die op hen betrekking hebben. Deze briefings moeten worden gegeven door de OA-vertegenwoordiger ter plaatse.
4.10 Steigers
4.10.1 Steigers moeten worden opgezet, gemonteerd en later verwijderd in overeenstemming met de montagehandleiding/instructies van de fabrikant. Alle steigeropzettingen, montages en verwijderingen moeten worden gecoördineerd met de Xella-groep. De steiger is goedgekeurd voor gebruik door het inspectieprotocol, de steigerspecificaties (nominale belasting, enz.) aan te brengen en een gebruiksschema te gebruiken.
4.10.2 Als de montage of het gebruik van steigers van invloed is op de operationele overwegingen van de Xella-groep (bijv. door de doorgang van het verkeer te beperken of het verplaatsen van kranen te belemmeren), moet de OA overleggen met de coördinator/installatiemanagement.
4.10.3 De OA is verantwoordelijk voor het naleven van veiligheidsvoorschriften/-vereisten.
4.10.4 Na ongebruikelijke gebeurtenissen zoals aanpassingen aan de steiger, stormen, hevige regen, sneeuw, enz. moet de OA onmiddellijk een nieuwe inspectie van de steiger door een gekwalificeerde technicus uitvoeren of laten uitvoeren voordat de steiger als goedgekeurd voor gebruik wordt beschouwd.
4.10.5 De OA moet toestaan dat de Xella-groep en andere bedrijven/OA’s de OA’s steigers gebruiken, zolang de goede uitvoering van de contractuele taken van de OA niet gehinderd wordt door deze samenwerking.
4.11 Elektrische voorzieningen, installaties en uitrusting
4.11.1 De Xella-groep is verantwoordelijk voor de stroomvoorziening naar de belangrijkste aansluitingspunten.
4.11.2 De OA daarentegen is verantwoordelijk voor de juiste fabricage, goede staat en correct gebruik van elektrische apparaten, installaties of apparatuur. Distributiepunten en regeleenheden moeten in overeenstemming zijn met de VDE-norm, uitgerust met aardlekschakelaars en in het algemeen zijn uitgerust volgens de vereisten van nationale/plaatselijke wet- en regelgeving. Alleen geschikt gekwalificeerd personeel kan worden belast met werkzaamheden aan dergelijke installaties/apparatuur.
4.11.3 Verplaatsbare kabels/stroombronnen moeten zodanig worden geplaatst dat ze worden beschermd tegen mechanische schade, indien nodig door het installeren van kabelbruggen.
4.12 Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan kranen
4.12.1 Alle werkzaamheden aan kranen en binnen het bewegingsbereik van de kranen vereisen voorafgaande goedkeuring door de AA. Voor aanang van dergelijke werkzaamheden moet de OA de volgende veiligheidsmaatregelen implementeren en superviseren in overeenstemming met de vereisten van de coördinator:
• Kranen mogen alleen worden bediend door gekwalificeerde, geïnstrueerde en aangestelde kraanmachinisten.
• Kwalificaties voor bediening van de kraan moeten in overeenstemming zijn met plaatselijke/nationale vereisten.
• Als er gevaar bestaat dat materiaal van een kraan valt, moet het gebied worden beveiligd door slagbomen of bewaker(s).
• De kraan moet worden beveiligd tegen nabijgelegen kranen, hetzij via railstops of bewaker(s).
• De exploitanten van nabijgelegen kranen, waar nodig ook in parallelle rijstroken, moeten op de hoogte worden gebracht van het type, de omvang en de locatie van het werk. Dit geldt zelfs voor operators die in een andere ploeg werken.
4.12.2 Na het voltooien van de werkzaamheden mogen stilgelegde kranen alleen opnieuw worden geactiveerd nadat de OA de reactivering heeft goedgekeurd in overleg met de coördinator/installatiemanagement. Voorafgaand aan de goedkeuring moet de OA ervoor zorgen dat:
• werkzaamheden aan of nabij de kraan volledig zijn afgerond,
• de gehele kraan weer veilig is om te gebruiken, en
• alle werknemers de kraan hebben verlaten.
4.12.3 Tijdens het werk moet het looppad van de kraanbaan, evenals de ladder/helling naar het looppad van de kraanbaan vrij van obstakels gehouden worden.
4.13 Gebruik van xxxxxx, takels en katrollen
Bij gebruik van kranen, takels of katrollen moet de OA de grootte en het gewicht van de te verplaatsen lasten bepalen, evenals de omstandigheden waarin de lading wordt opgetild (bijv. steunbalken, lengte van de hijstraverse, enz.) en hijsapparatuur selecteren op de juiste manier. De OA moet overleggen met de Xella-groep over het gebruik van grootschalige hefapparatuur (bijv. truckkranen, torenkranen).
4.14 Werken in de buurt van sporen/rails
4.14.1 Voor aanvang van het werk - met inbegrip van kortdurend werk of werk van korte duur - op of in de buurt van sporen of rails, moet de operator (operationeel beheerder van de lokale spoorweg/spoorlijnen) worden geïnformeerd door de coördinator/installatiemanagement en moet het voorgestelde werk goedkeuren voordat dergelijk werk kan worden uitgevoerd. Na goedkeuring door de operator moeten de nodige veiligheidsmaatregelen (bijv. bewakers) worden geïmplementeerd.
4.14.2 De OA moet alle personeelsleden of geassocieerde werknemers vóór aanvang van de werkzaamheden informeren over de veiligheidsmaatregelen.
4.14.3 Gebieden in de buurt van de sporen mogen alleen worden gebruikt voor het opslaan van bouwmaterialen of het monteren van steigers als de minimale vrije speling omtrek of manoeuvreergebieden niet worden belemmerd. Details moeten worden bepaald in overleg met de rail-/treinoperator.
4.14.4 Werkzaamheden aan of in de buurt van rails/sporen, en met name putten of gaten, moet zodanig worden vastgezet dat het rail- en treinpersoneel niet wordt blootgesteld aan gevaren, zelfs in omstandigheden met weinig zichtbaarheid.
4.14.5 Ankerpunten, tetheringspunten of soortgelijke constructies mogen nooit worden verbonden met rails of bermen.
4.14.6 Bij elektrisch lassen mag de aardingskabel in geen geval op de rails worden aangesloten.
4.14.7 Als sporen of rails moeten worden overgestoken door voertuigen op andere punten dan gevestigde treinovergangen, moet dit vóór aanvang van het werk met de operator en het relevante Xella group- installatiemanagement/coördinator worden goedgekeurd.
4.14.8 Wanneer er zo weinig zichtbaarheid is dat de veiligheid van het personeel niet kan worden gegarandeerd (bijvoorbeeld: duisternis, mist, sneeuw), moet de AA ofwel het railgedeelte afsluiten (in overleg met de operator) of onmiddellijk al het werk stopzetten.
4.15 Werken in gebieden met gasgevaren
4.15.1 Voor deze taken en dit werk, voor aanvang van elk werk, moeten veiligheidsmaatregelen worden gedefinieerd en vastgelegd in een schriftelijke werkvergunning.
4.15.2 Voor aanvang van de werkzaamheden moet de coördinator/installatiemanagement ook een meting van de huidige concentratie van gassen in de omgeving uitvoeren of laten uitvoeren.
4.15.3 De resultaten van deze metingen bepalen welke vormen van ademhalingsbescherming worden afgegeven en moeten worden gedragen, en de mate waarin een veiligheidsopwachter aanwezig moet zijn en continue metingen moeten worden verricht/gasdetectoren moeten worden gebruikt.
4.15.4 Werkzaamheden in gebieden met gasgevaren mogen alleen worden uitgevoerd door personen die kunnen aantonen dat zij een actuele plaatselijke/nationale geschiktheidstest voor de relevante MGV- beschermingsvragen hebben doorstaan en hebben deelgenomen aan een opleiding voor ademhalingsbescherming.
4.16 Xxxxxx, solderen en hoekslijpen (“Heet werk”)
Xxxxxx, solderen of hoekslijpen buiten de daarvoor bedoelde werkterreinen moet worden goedgekeurd door de coördinator/installatiemanagement. Deze goedkeuring wordt aan de OA gegeven in de vorm van een schriftelijke vergunning voor Heet Werk.
4.17 Grondwerken
In werkterreinen/installaties die tot de Xella-groep behoren, is een schriftelijke vergunning vereist voor alle grondwerken (met inbegrip van sleuven graven, enz.). Deze vergunning moet worden
afgegeven door het relevante installatiemanagement; een vergunning voor grondwerk op een andere site is niet geldig.
4.18 Werken met gevaarlijke materialen, biologische agentia en in gebieden waar dit wordt gebruikt
4.18.1 Voor het gebruik van beoordeelde en gemarkeerde gevaarlijke materialen, biologische agentia of mengsels die één of beide bevatten, moet de OA de coördinator/installatiemanagement voldoende van tevoren op de hoogte brengen. Dit vereist het beschikbaar stellen van actuele en van toepassing zijnde veiligheidsinformatiebladen. De coördinator/installatiemanagement en de OA werken vervolgens samen om de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen te bepalen.
4.18.2 Voor aanvang van de werkzaamheden in gebieden met gevaarlijke materialen of verontreinigende stoffen, zal de coördinator/installatiemanagement ter plaatse de OA informeren of contact met of ontmoeting met gevaarlijke materialen of biologische agentia te voorzien is. Indien nodig moeten beschermende maatregelen worden vastgesteld in samenwerking met de coördinator/installatiemanagement.
4.18.3 Het gebruik van materialen die kankerverwekkend, mutogeen of reproductietoxisch zijn, is verboden. Als gebruik van dergelijke materialen noodzakelijk zou zijn, moet dit grondig en expliciet worden besproken met de AA en moet een motivering worden gegeven. Het gebruik van dergelijke materialen kan in uitzonderlijke gevallen alleen worden getolereerd en moet de strengste veiligheidsvoorschriften en beschermende maatregelen omvatten.
4.19 Explosiegevaarlijke gebieden
• Explosiegevaarlijke gebieden (gebieden met explosieve atmosferen) moeten duidelijk gemarkeerd zijn met het EX-waarschuwingsbord [ ].
• Het is verboden om dergelijke gebieden te betreden.
• Gepubliceerde operationele instructies moeten worden opgevolgd.
• Instructies van personeel van de Xella-groep moeten worden opgevolgd.
• Roken in of nabij explosiegevaarlijke gebieden is ten strengste verboden.
• Alle ontstekingsbronnen moeten te allen tijde uit de buurt van explosiegevaarlijke gebieden worden gehouden.
• Afwijkingen in explosiegevaarlijke gebieden moeten onmiddellijk aan het installatiemanagement worden gemeld.
5 Externe transporten op werkterreinen
5.1 Algemene regels en voorschriften
De OA moet de volgende specificaties in acht nemen en naleven voor een veilige bezetting en gedrag van vervoerders, leveranciers, bezorgers en andere transportbedrijven/voertuigen:
• Bestuurders/ operators van leveranciers, vervoerders, logistieke bedrijven, enz. moeten de installatie-/sitebewegwijzering volgen.
• Bij aankomst krijgen ze de verplichte brochure over veiligheids-, milieu- en bedrijfsgezondheidsreglementen en, indien nodig, extra werkuitrusting die aan hen is uitgeleend voor de duur van hun werk op het terrein. Ze worden vervolgens naar het laad-
/lospunt geleid.
• Nooduitgangen en doorgangen mogen nooit worden geblokkeerd.
• Bestuurders moeten hun persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) altijd bij de hand houden in hun voertuig. De PBM moeten in de gemarkeerde gebieden worden gedragen.
• Bij het verlaten van hun voertuig dienen bestuurders van externe leveranciers, vervoerders, enz. onmiddellijk een zichtbaarheidsvest en veiligheidsschoenen aan te trekken. Deze moeten gedurende de hele tijd op het terrein van de installatie/site worden gedragen.
• Bij het in- of uitstappen van een voertuig moeten de juiste handvatten, treden of andere ingebouwde mechanismen worden gebruikt. Waar nodig kunnen extra geïnspecteerde en goedgekeurde ladders, treden of andere hulpmiddelen worden gebruikt.
• Externe chauffeurs mogen geen Xella-eigendom of gehuurde mobiele apparatuur gebruiken (bijv .: heftrucks, kranen, rupsvoertuigen, pallettrucks, enz.), tenzij dit uitdrukkelijk schriftelijk is toegestaan.
• Xella-operators van mobiele apparatuur (heftrucks, kranen, rupsvoertuigen, pallettrucks, enz.) hebben de bevoegdheid richtlijnen te geven aan externe bestuurders/operators.
• Dit geldt met name voor alle laad- en losverrichtingen op siteterreinen.
• Voor elk werk met op een vrachtwagen gemonteerde kranen of takels op voertuigen/mobiele apparatuur geleverd door leveranciers, vervoerders, bezorgers of andere logistieke bedrijven, moeten de bestuurders van deze voertuigen door de OA worden opgeleid en schriftelijk worden aangesteld. Xella-personeel moet de schriftelijke afspraak en documentatie op aanvraag worden getoond.
• Bij het gebruik van laadbruggen moet de OA ervoor zorgen dat de bestuurders zijn geïnstrueerd in het juiste gebruik ervan, dat de laadbrug geschikt is voor de taak in kwestie, evenals voldoende groot en van een geschikt maximaal draagvermogen, en dat de laadbrug stevig op de laadruimte van het voertuig is geplaatst.
5.2 Ladingbeveiliging
De OA moet ervoor zorgen dat te allen tijde op alle OA-voertuigen/-transporten voldoende ladingbeveiliging is geïmplementeerd. Dit betekent dat de volgende veiligheidsregels voor ladingbeveiligingssystemen te allen tijde in acht moeten worden genomen en dat eventueel noodzakelijke specificaties, bijvoorbeeld op basis van aanvullende contracten of transportovereenkomsten, eveneens moeten worden gevolgd.
• Voordat een voertuig wordt geladen, moet de staat van het laadplatform worden geïnspecteerd.
• Het laadbed moet zo schoon, ordelijk en droog mogelijk zijn.
• De goederen/materialen moeten worden gestapeld tegen de cabinekant van het laadbed en dan tegen elkaar, zonder ruimte in de lengte of tussen de zijkanten van het laadbakbed. Waar nodig moeten hulpmiddelen worden gebruikt.
• Het maximale nominale vermogen en de maximale asverdeling mag niet worden overschreden. De belasting moet gelijkmatig over alle assen worden verdeeld.
• Tijdens het laad-/losproces mag de bestuurder zich nooit in het manoeuvreer-
/gevarengebied bevinden van mobiele apparatuur (vorkheftruck, kraan, palletkrik, enz.) die wordt gebruikt voor laden of lossen. Om dit te garanderen, moet de bestuurder altijd een veiligheidsafstand van 5 m tot het apparaat in acht nemen en moet hij te allen tijde direct visueel contact houden met de operator van het apparaat.
• De bestuurder en het laad-/lospersoneel moeten overleg plegen om ervoor te zorgen dat ze de instructies correct hebben begrepen.
• Niemand mag het laadbed bezetten tijdens het laden en lossen met behulp van mobiele apparatuur.
• De bestuurder moet de lading visueel inspecteren op schade en gebreken en zorgen dat de lading goed is vastgezet.
• De bevestigingsriemen (riemen, randbescherming, antislipmatten, enz.) moeten op de juiste manier worden gebruikt om de lading vast te zetten. Alleen gestandaardiseerde, beoordeelde, geteste en goedgekeurde bevestigingsmaterialen mogen worden gebruikt.
• De lading moet altijd zo worden bevestigd dat deze stabiel is op het laadbed, zelfs in het geval van slechte wegomstandigheden, snel remmen of uitwijken.
• Dit geldt ook voor alle rij-, til- of bevestigingshulpmiddelen in het laadbed.
• Bovendien moet de bestuurder regelmatig de lading inspecteren om er zeker van te zijn dat deze niet is verschoven en of de bevestigingen nog steeds goed vastzitten.
• Wees voorzichtig bij het lossen, omdat de lading tijdens het transport misschien is verschoven.
• Luiken, deuren en laadbedrails moeten daarom voorzichtig worden geopend, net als bevestigingen, want tijdens het openen van deuren, bevestigingen, enz. kan de lading van het laadbed vallen.
• Voorafgaand aan het lossen moet de bestuurder daarom een visuele controle uitvoeren of de lading is verschoven of tegen het laadbedhekken drukt.
• Indien nodig moet extra personeel of losmiddelen worden gebruikt.