Sociaal veiligheidsplan
Sociaal veiligheidsplan
Sociaal Veiligheidsprotocol obs De Tweemaster
1. Inleiding
De Tweemaster is sinds 2021 een erkende Kanjerschool. Dit houdt in dat wij werken met de methode Kanjertraining. De leerkrachten hebben de trainingen gevolgd (nieuwe leerkrachten zullen deze trainingen zo snel mogelijk volgen), er zijn twee Kanjercoördinatoren en een anti-pestcoördinator op school. Dit protocol is grotendeels overgenomen van het Sociale Veiligheidsprotocol Kanjertraining. Kanjercoördinatoren: Xxxxxxx Xxxxxxxxxx en Xxxx Xxxxxxx
Anti-pestcoördinator: Xxxxxxx Xxxxxxxxxx Vertrouwenspersoon: Xxxxxx Xxxxx
Kernwoorden van de Kanjertraining zijn:
Vertrouwen, rust, wederzijds respect, sociale redzaamheid, ouderbetrokkenheid, burgerschap, gezond gedrag en duurzaamheid.
De Kanjertraining is in 1996 begonnen als een ouder- en kind training. Deze ouder- en kind training wordt nu over het hele land gegeven in de diverse praktijken. Daarnaast is de training uitgegroeid tot een volwaardige methode voor het primair en voortgezet onderwijs.
U vindt in dit document de onderdelen:
Doelen van dit protocol,
De uitgangspunten in de omgang met elkaar,
Wat doen we preventief en hoe doen we dat?
Wat doen we als het mis gaat en hoe doen we dat?
2. De doelstelling
De doelen van dit protocol zijn:
Leerlingen voelen zich veilig op school (sociaal, psychisch en fysiek)
Leerlingen, leerkrachten, directie, kanjer-/anti-pestcoördinator en ouders weten wat ze kunnen doen ter preventie van onveilige situaties en hoe ze kunnen handelen als het toch onveilig wordt.
3. Uitgangspunten in de omgang met elkaar
School is bedoeld om te leren. Dit kan alleen als leerlingen zich veilig voelen op school. De visie en levenshouding van de Kanjertraining vormen het uitgangspunt van ons veiligheidsbeleid. We hebben een duidelijke visie op hoe we met elkaar omgaan en willen graag samen met ouders en kinderen zorgen voor een veilige school.
In dit document staat alle informatie over de manier waarop wij om willen gaan met ongewenst gedrag. Ongewenst gedrag heeft te maken met de relaties tussen leerlingen onderling, tussen leerling en leerkracht en tussen leerlingen en andere volwassenen (ouders, overblijfouders, hulpouders etc.)
a. We willen te vertrouwen zijn.
De meeste mensen willen te vertrouwen zijn. Op die manier willen we gezien, gehoord en begrepen worden. We gaan daarom uit van elkaars goede bedoelingen en kijken met vertrouwen naar elkaar en de kinderen. Ons uitgangspunt is daarbij dat je jezelf mag zijn. Doe je niet anders voor dan wie je werkelijk bent, zoals je bent is het goed. En daarmee ben je te vertrouwen.
b. Xxx, leerkrachten en ouders, zijn samen het gezag van het fatsoen.
We zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen. Een goede opvoeding richt zich op fundamentele menselijke waarden zoals: liefde, vertrouwen, mededogen, toewijding, verantwoordelijkheid en betrokkenheid in de breedste zin van het woord. Daarom moeten wij, ouders en leerkrachten, duidelijke leiders zijn voor kinderen: wij vertegenwoordigen het gezag van het fatsoen. We laten ons daarbij niet bepalen door negatieve gevoelens zoals angst, onmacht en ergernis. We zorgen voor een veilige sfeer door grensoverschrijdend gedrag op een nette manier zorgvuldig aan te pakken. Daarin werken we samen met elkaar.
c. We geven het goede voorbeeld.
De kinderen voelen zich veilig als wij het goede voorbeeld geven:
We gaan respectvol met elkaar om.
We spreken respectvol over elkaar en de kinderen, ook op sociale media
Indien zich een probleem voor doet of als we ons zorgen maken, dan overleggen we met elkaar. We zoeken een oplossing die goed is voor alle betrokkenen en die recht doet aan de situatie.
Tenslotte
Het bestuur van OZHW draagt ervoor zorg, dat directie en leerkrachten, werkzaam bij het openbaar basisonderwijs te Barendrecht haar taken kan verrichten in een omgeving, waar naleving van deze gedragscode onverkort geldt, zodat hun persoonlijke veiligheid ten alle tijden kan worden gewaarborgd.
4. Wat doen we preventief?
We bespreken en oefenen met gedrag door middel van de volgende materialen. Deze zijn van toepassing op de kinderen, maar net zo goed op ons als volwassenen. Omdat kinderen gedrag van ons nadoen, is het van belang dat wij (ouders en het team) het goede voorbeeld geven.
De petten
Om in gesprek te gaan over gedrag maken we vanuit de Kanjertraining gebruik van petjes met vier verschillende kleuren. Wanneer zich een probleem of stressvolle situatie voordoet hebben we een keuze om verschillend te reageren. We maken kinderen bewust van hun gedrag en oefenen met nieuw gedrag. Kinderen kunnen zo leren kiezen voor gedrag dat bij hen past en dat prettig is voor henzelf en de ander.
Wanneer je doet als een kanjer, of als de witte pet, dan doe je als jezelf, je bent te vertrouwen en durft ook anderen te vertrouwen. Je toont respect voor jezelf en de ander. Jezelf zijn betekent ook: vervul de rol die bij je past. Dus moeder: wees moeder. Leerkracht: wees leerkracht. Je bent geen vriendje van het kind. En laat het kind ook kind zijn. Als we allemaal als onszelf doen, vanuit vertrouwen, kunnen we toch heel verschillend doen, ook in verschillende situaties. | |
Je kunt jezelf zijn in combinatie met de zwarte pet. De zwarte pet staat voor kracht. Xxx reageer je op een prettig stoere manier. Je durft ruimte in te nemen. Je vertoont leiderschapsgedrag. Je geeft je grenzen aan. Je maakt plannetjes, toont initiatief. Zolang naast de zwarte pet ook de witte pet van het vertrouwen aanwezig is, is het gedrag prettig voor jezelf en de ander. Ouders en leerkrachten laten met de witzwarte pet positief leiderschap zien. Ze durven grenzen te stellen en duidelijk te zijn vanuit het vertrouwen dat de meeste mensen het goed bedoelen. | |
De rode pet in combinatie met de witte pet staat voor humor. Je maakt grapjes die leuk zijn voor iedereen. Je doet optimistisch, vrolijk, relativerend, luchtig, handelt met levensvreugd. Voor ouders en leerkrachten betekent dit dat je humor gebruikt in je opvoeding en speels kunt zijn: je kunt spelen met kinderen en je kunt relativeren. Je toont optimisme en vrolijkheid. |
Handelen we met de wit-gele pet, dan geven we ruimte aan de ander. We luisteren, zorgen, tonen interesse, zijn rustig en vriendelijk, bescheiden. Voor ouders en leerkrachten betekent dit dat we betrokkenheid tonen, luisteren naar kinderen en willen weten wat hun behoefte is. We tonen empathie. |
Alle kleuren petten hebben hun valkuil wanneer de witte pet van vertrouwen wegvalt. Als we niet meer met vertrouwen naar elkaar of naar onszelf kijken, komen we terecht in wantrouwen. Bij de ene persoon of in de ene situatie uit dit zich in te krachtig gedrag (zwarte pet), bij een ander in te onderdanig angstig gedrag (gele pet) en bij een ander in clownesk meeloopgedrag (rode pet). In klassen waar het vertrouwen wegvalt, ontstaat dit gedrag. De basis van vertrouwen moet dan weer worden teruggezet. Gelukkig blijken de meeste mensen dit graag te willen: we willen ons liever gedragen met witte pet dan zonder. We zijn ‘de weg even kwijtgeraakt’.
In het aanspreken van kinderen gebruiken we pettentaal. Voorbeelden hiervan: “Welke pet heb je nu op? Hoe kun je de witte pet erbij opzetten?” “Ik zie een heleboel witte petten!” “Wil je te vertrouwen zijn? Doe dan als de witte pet.” De pettentaal helpt ons om zonder oordeel het kind op zijn gedrag aan te spreken.
Let op: we koppelen nooit een pet aan een kind. De petten gaan over gedrag, en gedrag kun je veranderen. Een kind doet als een rode pet op een moment, en is de rode pet niet.
In rollenspelen gebruiken we de petten om te oefenen met gedrag.
Smileyposter
Leerlingen
Welk gedrag willen we wel en niet op school? Waar ligt de grens? De smileyposter geeft hier handvatten voor. Wij willen kinderen leren om rekening met elkaar te houden. Let dus een beetje op de gevoelens van de mensen om je heen. Check even of de ander zich nog goed voelt bij jouw gedrag. Andersom geldt ook: het is jouw verantwoordelijkheid om aan te geven wanneer je je ergens niet prettig bij voelt. De meeste mensen bedoelen het goed, maar het gaat wel eens mis. Je helpt de ander door je grens aan te geven: “Ik vind het vervelend als je … doet. Wil je dat anders doen?” Leerkrachten, ouders en directie
De smileyposter is ook van toepassing op de volwassenen rondom de leerlingen. Wat mogen wij (school en ouders) van elkaar verwachten?
Als we ons zorgen maken om een kind, dan overleggen we respectvol met de kinderen, ouders en de leerkracht. We geven elkaar feedback. Dat betekent dat we op het schoolplein of via internet niet slecht spreken over een ander: we gaan met die ander in gesprek. Kortom: We spreken met respect over en met elkaar.
We zoeken een oplossing die goed is voor het kind, de klasgenoten, de ouders en de school.
Soms bedoelt de ander iets goed, maar ervaar je het vervelend. We geven dan rustig onze grens, zodat de ander rekening met je kan houden.
Afsprakenposter
Als leidraad voor hoe wij op school met elkaar om willen gaan, gebruiken we de volgende vijf uitgangspunten van de Kanjertraining.
We vertrouwen elkaar
We helpen elkaar
Niemand speelt de baas
Niemand lacht uit
Niemand blijft zielig
De Smileyposter en Afsprakenposter hangen in elke klas in onze school.
Motor en Benzine: alles wat aandacht krijgt, groeit
Leerlingen
Met de Kanjertraining leren we dat alles wat aandacht (benzine) krijgt groeit. Vervelend gedrag (motor) blijft doorgaan en krijgt status als kinderen meelachen en erbij staan. We maken kinderen bewust van de benzine die ze (vaak onbedoeld) geven aan gedrag dat niet prettig of storend is. Zo leren kinderen sociale verantwoordelijkheid te nemen en ervoor te kiezen om geen benzine te geven. In onveilige klassen bekrachtigen kinderen elkaar in negatief, te stoer gedrag. Pas wanneer kinderen leren om geen benzine meer te geven, als de norm verandert, dan valt er geen winst (status, populariteit) meer te behalen met negatief gedrag.
Leerkracht
De leerkracht probeert in de klas benzine (aandacht) te geven aan positief gedrag. De leerkracht spreekt benzinegevers aan: “Geef maar geen benzine”. Hierdoor krijgt negatief gedrag minder aandacht (benzine) van de leerkracht.
Ouders
Wat kunnen ouders thuis doen? Bevraag uw kind eens of het benzine geeft in de klas. Soms klagen kinderen thuis over vervelend gedrag van een klasgenoot. Het komt geregeld voor dat kinderen onbedoeld zelf benzine blijken te geven aan dit gedrag. Dit kan door erom te lachen, door ernaar te kijken maar ook door te klagen (“oohhh, stil nou eens, nou nou, hou nou op…”). Dit houdt onbedoeld het gedrag in stand. Waar geeft u thuis benzine aan? Lacht u om storend gedrag van uw kind, dan zal uw kind hiermee doorgaan. Spreekt u alleen uw kind aan op negatief gedrag, dan zal uw kind daarmee aandacht vragen. Geef daarom veel complimenten en benoem dus gedrag wat u prettig vindt. Dan zal dat gedrag versterkt worden.
5. Ongewenst gedrag
Wat doen we als het mis gaat en hoe doen we dat?
Gedoe hoort erbij en is leerzaam Het is normaal dat kinderen af en toe ‘last’ hebben van elkaar. Dit gebeurt thuis en op school. Ze willen spelen met hetzelfde speelgoed, ze willen rustig werken terwijl een ander door de klas roept. Ze willen met hetzelfde kind spelen maar niet met elkaar. Kortom: er ontstaat gedoe. Dit zijn voor kinderen allemaal leermomenten. In het volwassen leven moeten wij immers ook leren omgaan met onze behoeftes en die van anderen. We zullen onze grenzen en wensen moeten aangeven.
Hoe leren we kinderen om te gaan met gedoe?
Fase 1: kind heeft last van een ander
Vuistregel van de Kanjertraining: Jij zit in een klas met kinderen die te vertrouwen willen zijn. We leren kinderen om rustig aan te geven dat ze ergens last van hebben en te vragen of de ander wil stoppen.
Soms wordt een incident groter doordat kinderen het gedrag van een ander ervaren als pesten, en vervolgens agressief of klagerig reageren (richting klasgenoten, leerkracht, ouders). Klasgenoten, leerkrachten en ouders kunnen dit onbewust versterken, bijvoorbeeld door agressief gedrag goed te keuren (“mep maar terug”), té veel medelijden te tonen of kwaad te spreken over het andere kind.
Tips voor leerkrachten en ouders:
Ga na een conflict of gedoe geen rechter spelen om dader en slachtoffer te identificeren. Richt je op de toekomst: “Willen jullie het oplossen? Hoe zouden jullie dit de volgende keer anders kunnen doen?”
Xxxx kinderen hoe je op een rustige, respectvolle manier zegt dat je last hebt van iemand. De woorden en toon moeten bij het kind zelf passen.
Xxxx kinderen te stoppen met hun gedrag als een ander aangeeft er last van te hebben.
Geef hierin zelf het goede voorbeeld. Xxx doet u als u last heeft van iemand in uw gezin, familie, vriendenkring, buurt? Welke gedragsvoorbeelden krijgen kinderen van u?
Spreek met respect over andere kinderen, ouders en leerkrachten.
Bespreek met kinderen het verschil tussen plagen en pesten.
Xxxx kinderen de intenties van anderen te interpreteren. Een kind kan iets als een grapje bedoelen, maar een ander kan het als beledigend opvatten. Leer kinderen om te checken hoe de ander het bedoelde.
Fase 2: het storende gedrag gaat door
Vuistregel van de Kanjertraining: een motor kan niets beginnen, als het geen benzine krijgt. Word dus niet boos, ga niet huilen, ga niet in discussie. Laat de klasgenoot die vervelend doet xxxxxxx, en ga samen met een klasgenoot die je vertrouwt (maatje of buddy) iets anders doen. Als jij niet meer op het vervelende gedrag let, houdt het meestal vanzelf op. Gaat het toch door? Dan stap je naar een volwassene die kan helpen (juf, meester, pleinwacht, ouders).
Vaak blijft het bij een incident, en is er géén sprake van structureel pesten. Tips voor leerkrachten en ouders:
Xxxx kinderen weg te lopen bij vervelend gedrag, en steun te zoeken bij leeftijdsgenoten (maatje). Voor sommige kinderen is dit een oefening in zelfbeheersing.
Geef hierin zelf het goede voorbeeld. Laat u zich bepalen door negatieve personen in uw leven? Of besteedt u energie aan positieve zaken?
Xxxx kinderen om hulp te vragen bij een volwassene als vervelend gedrag doorgaat.
Bespreek het verschil tussen klikken en om hulp vragen.
Ook kinderen van wie u het misschien niet verwacht, kunnen doen als een rode of zwarte pet.
Vraag kinderen of het de bedoeling was om de ander bang, verdrietig, boos te maken of pijn te doen. Laat kinderen zelf nadenken over een oplossing die goed is voor alle betrokkenen.
Problemen tussen kinderen die zich op school voordoen, worden op school opgelost. School betrekt indien nodig de ouders daarbij.
Spreek, ook als zich problemen voordoen, met respect over andere kinderen, ouders en leerkrachten.
Fase 3: iemand wordt structureel lastiggevallen vanuit een machtspositie: pesten
Definitie pesten Wanneer een kind of groepje in een machtsverhouding steeds opnieuw een ander kind blijft lastigvallen (psychisch, verbaal of fysiek), spreken we van pestproblematiek. Bij plagen zijn de kinderen gelijk aan elkaar; er is geen machtsverhouding. De rollen liggen niet vast: de ene keer plaagt de één, de andere keer plaagt de ander. Het gebeurt zonder kwade bijbedoelingen en is daarom vaak leuk, plezierig en grappig.
Pesten kan heel schadelijk zijn en daarom moeten we samen zorgen dat het snel stopt. Hierbij gaat het om duidelijk begrenzen van ongewenst gedrag (van alle partijen) en het herstellen van het vertrouwen. Omdat ieder pestgeval weer anders is, staan hieronder een aantal vuistregels die wij hanteren.
1.Denk aan alle rollen binnen het pesten.
a. Wij (het team en de ouders van het kind dat pest) keuren het pestgedrag af en er volgt een consequentie indien het doorgaat. Hierbij wordt geprobeerd pestgedrag om te buigen in positief en betrokken gedrag in de klas.
b. We leren kinderen verantwoordelijkheid te nemen en een positieve rol te spelen voor elkaar. We leren buitenstaanders (klasgenoten) het pestgedrag niet te bekrachtigen. Kinderen leren een goede vriend te zijn van de pester: help je vriend door hem weg te halen uit het pesten en met hem iets anders te gaan doen. Als omstanders/buitenstaanders niet ingrijpen, stemmen ze impliciet in met pesten.
c. Kinderen die gepest worden oefenen om duidelijk hun grens aan te geven, geen benzine te geven, erbij weg te gaan en naar een maatje te gaan. Werkt het niet, dan ga je naar het aanwezige gezag.
d. Klasgenoten hebben allemaal maatjes. We leren kinderen hoe je een goed maatje kan zijn voor iemand die last heeft van een ander. Wees zelf te vertrouwen, geef geen benzine aan pestgedrag en ga samen iets anders doen.
2. Betrek de context.
a. Het betrekken van ouders bij de normvorming en het groepsproces is van groot belang, dit versterkt het WIJ-gevoel. Kinderen luisteren in de eerste plaats naar hun ouders. Ouders helpen hun kind door met vertrouwen te spreken over klasgenoten, ouders en de school.
b. De groepsnorm is van grote invloed op pesten. De groepsnorm moet zijn dat we onze eigen status/populariteit niet versterken op een manier die ten koste gaat van een ander. Deze groepsnorm wordt versterkt door te werken aan het onderling vertrouwen in de groep, zoals beschreven onder Wat doen we preventief en hoe doen we dat? We leggen de focus daarbij op:
Wat gaat er goed in de klas?
Wat willen we verbeteren in de klas?
Welke kwaliteiten waarderen we bij elkaar?
Wat wordt ons plan?
Hoe kunnen we elkaar helpen?
c. Indien nodig, betrekken wij de wijkagent
3. We (team en ouders) letten op de manier waarop we dit doen.
Onze leidraad:
a. Wij willen dat iedereen zich veilig voelt op school. Er is daarom geen excuus voor wangedrag.
b. We delen kinderen niet op in daders en slachtoffers. Pesten is een complex probleem waarbij dader en slachtoffer niet altijd te scheiden zijn en het soms één en dezelfde persoon betreft. Kinderen worden niet in hun kracht gezet door ze te labelen als dader of slachtoffer. De ‘dader’ wordt dan negatief bekeken (met wantrouwen) en doet dan al snel iets fout in de ogen van anderen. Het ‘slachtoffer’ wordt dan als zwak bestempeld, en wordt niet aangesproken op zijn of
haar (veer)kracht. Hoe dan wel:
c. We zoeken een oplossing die goed is voor alle betrokkenen.
d. We blijven met respect spreken over en met elkaar.
e. Wij (ouders en team) geven hierin het goede voorbeeld.
Wij kunnen ook de handvatten en tips gebruiken van Fase 1 en 2, zoals hierboven omschreven.
De rol van leerkrachten, ouders en directie bij grensoverschrijdend gedrag
Wat is grensoverschrijdend gedrag? Grensoverschrijdend gedrag kan op verschillende manieren plaatsvinden: verbaal, fysiek, materieel. Het kan bijvoorbeeld gaan om pesten, agressief gedrag, spullen kapot maken of stelen, discriminatie en seksuele toenadering of –intimidatie. Het gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn, maar degene die er mee wordt geconfronteerd ervaart het als ongewenst en onaangenaam. Elke situatie van grensoverschrijdend gedrag staat op zichzelf, en is situationeel/ contextueel en vraagt een eigen afweging en aanpak. Wat bij het ene kind goed werkt, werkt bij het andere kind averechts.
Toch zijn er wel wat vuistregels te creëren:
Een school is een plek om te leren, daar moet het dus veilig zijn.
Binnen de school moet de nadruk liggen op vertrouwen, maar dat kan alleen bestaan als er helder en duidelijk gezag is.
De smileyposter geeft hiervoor een duidelijk kader: het moet goed zijn voor jou en de ander.
We willen het vaak wel goed doen, maar het gaat soms wel eens mis.
Xxxxxxx veiligheid in gevaar?
Als een kind of ouder grensoverschrijdend gedrag vertoont, is het eerste wat van belang is: Is de fysieke veiligheid in het geding van de leerkracht, het kind of de omstanders? Voorbeelden zijn: schaar gooien door de klas, met een mes dreigen, agressie, dreigen met een waakhond loslaten etc.
In dat geval gaan we niet eerst begrip tonen en rustig in gesprek, het is dan een kwestie van handelen en grenzen stellen. Veiligheid staat voorop. Een optie zou dan kunnen zijn dat de leerkracht met de hele klas de ruimte verlaat. De leerkracht stuurt een andere volwassene naar het kind toe om het kind tegen zichzelf te beschermen.
Leerkrachten raken leerlingen in principe niet aan, tenzij het nodig is voor de veiligheid van het kind of een ander. Het is de plicht van de leerkracht om in te grijpen om gevaar te voorkomen. Dus vechtende kinderen uit elkaar halen nadat je duidelijk hebt gezegd: Uit elkaar nu!
Denk bij schade ook aan herstelrecht:
Voorbeelden:
Xxxxxx iets aangedaan: knuffel geven
Iets stuk gemaakt: koop een nieuwe
Uitgescholden: excuusbrief schrijven
Weglopen: tijd inhalen
Racisme: werkstuk maken
Bij fysieke onveiligheid is er altijd een nagesprek met de ouders van de leerling. Daarbij gaan we op zoek naar is hier sprake van onwil of onmacht? In beide gevallen verwachten we echter dat ouders het gedrag ondubbelzinnig afkeuren. Doen ouders dit niet, dan gaat deze leerling naar een andere klas tot de rust, veiligheid en het vertrouwen binnen de klas voldoende is hersteld. Wanneer de leerling het gedrag in die klas ook laat zien, dan treedt het protocol schorsen c.q. verwijderen in werking binnen de grenzen van de leerplichtwet. Hieronder wordt dit stap voor stap uitgelegd
Onmacht versus Onwil
De Kanjertraining heeft als uitgangspunt dat kinderen zich niet willen misdragen, maar het gaat wel eens mis. Dat is niet erg, daar leren ze van. Toch zijn er soms kinderen die zich wel willen misdragen. We maken dan ook een onderscheid tussen onmacht en onwil in de aanpak van grensoverschrijdend gedrag. In de bijlage Handvatten Grensoverschrijdend gedrag is stapsgewijs weergegeven hoe te reageren in beide gevallen. Bij sommige kinderen is het moeilijk uit te maken of er sprake is van onmacht/onvermogen/beperking of onwil. De Kanjertraining is van mening dat hier een ‘streng’ onderscheid in moet worden gemaakt. Dit onderscheid zit door de hele Kanjertraining heen.
Onmacht
Kinderen die zich misdragen, maar dat niet willen, worden ondersteund en geleerd hoe zij zichzelf kunnen beheersen. Dat vindt plaats in samenwerking met de ouder(s) van deze leerling. Het kan zijn dat een kind het moeilijk heeft met zichzelf of met de omstandigheden waarin het verkeert. Maar desondanks probeert het kind er iets van te maken. Zo zijn er kinderen met autisme, AD(H)D, hechtingsproblematiek of traumatisering, moeilijke (gezins)omstandigheden of andersoortige beperkingen die ondanks hun onvermogen er alles aan doen om zich aanvaardbaar te gedragen. Dat het misgaat is niet erg. Het zijn leermomenten.
Wat helpt is:
Met ouders en kinderen moet worden besproken dat onvermogen, beperkingen en omstandigheden geen vrijbrief zijn voor wangedrag. Ook dit kind moet leren zich fatsoenlijk te gedragen zodat het kind, de klasgenoten en de leerkrachten zich veilig voelen. Wanneer ouders tegen hun kind blijven zeggen dat hij/zij er niks aan kan doen, dan krijgt het kind een vrijbrief om zich te misdragen. De inzet, de motivatie, de urgentie is nodig om het kind ander gedrag te leren.
Een groot deel van kinderen met gedragsproblemen (75%) heeft moeite met het begrijpen van taal. Dit wordt vaak over het hoofd gezien. Pas je taalgebruik dus aan. Ouders en leerkrachten geven (op een rustig moment) inzicht in de gevolgen van het gedrag van het kind: “Als je zo doet, gebeurt er dit (kinderen willen niet meer met je omgaan/ kinderen worden bang van jou/we kunnen niet werken in de klas, dus je moet uit de klas”.) Hierdoor raken kinderen gemotiveerd om anders te reageren. Het reguleren van emoties begint bij de motivatie.
Ouders en leerkrachten stellen helpende vragen: “Wil jij je zo gedragen? Wil jij dat ik/wij jou zien als...? Hoe ga je het de volgende keer doen? Hoe herstel je de emotionele en/of materiële schade? Kunnen we op deze manier weer verder met elkaar?”
We geven duidelijke instructie welk gedrag we wel van het kind willen zien. Dus niet wat niet, maar vooral wat wel.
Kind uit omgeving halen, soms juist bij leerkracht houden.
Omstanders wegsturen.
Kind blijft bij de leerkracht, 1 tot 6 weken (zie toelichting bij interventies op KanVAS)
Kind voorbereiden op nieuwe situaties voordat de hele klas instructie krijgt. Coaching gerichte benadering: voordoen is nadoen, “je bent de moeite waard maar dit gedrag kan niet”, op zoek gaan naar de oorzaken/triggers, alternatieven bedenken en oefenen hoe je anders zou kunnen reageren
Leerkracht en ouders vullen de vragenlijst in het Kanjer Volg- en adviessysteem (KanVAS) in.
Samen met ouders kunnen we adviezen selecteren die uit het KanVAS komen en een plan van aanpak maken.
Individuele kinderen die sociaal vastlopen kunnen met hun ouders een ouder-kind training volgen. Ouders kunnen hiervoor kijken op xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx. Of ze kunnen worden doorverwezen naar specialistische hulp indien nodig.
Onwil
Heeft een kind de opvatting dat het zich niet fatsoenlijk wil gedragen en met niemand rekening wil houden, dan reageert de school grens stellend. Ouders worden betrokken bij het feit dat hun kind het verlangen heeft zich te willen misdragen. De mentaliteit van een kind is immers de verantwoordelijkheid van de ouders. Het is cruciaal nu in het gesprek met de ouders expliciet te vragen:
Keurt u als ouder dit gedrag goed? Wilt u dat uw kind morgen weer zo reageert?
Als ouders reageren vanuit ” nee, maar…”, waarin er een opsomming van redenen voor het gedrag komt, zal verwezen worden naar de Smileyposter, met de vraag of het de bedoeling is dat hun kind andere kinderen benadeelt. De meeste ouders willen dit niet. De neiging ontstaat soms om alle omstandigheden rondom het kind te gaan aanpassen (beter toezicht, andere kinderen en de leerkracht moeten anders doen). Wanneer het echter om onwil gaat, kan de omgeving helemaal worden aangepast, maar wil het kind zich nog steeds niet fatsoenlijk gedragen. Vandaar deze bovenstaande vraag aan de ouders: Xxxxx u dit gedrag goed? Als ouders daarop aangeven dat ze het gedrag afkeuren, dan moeten ouders dat duidelijk tegen hun kind zeggen. School heeft de steun van ouders nodig om hun kind bij te sturen. In de praktijk blijkt:
• Kinderen die handelen uit onvermogen, zijn goed te corrigeren als hun ouders goed samenwerken met de leerkrachten.
• Kinderen die handelen uit onvermogen zijn moeilijk te corrigeren als hun ouders dat onvermogen als excuus voor vertoond wangedrag gebruiken.
• Kinderen die zich willen misdragen zijn snel te corrigeren (omdat er geen onvermogen meespeelt) als ouders op dezelfde lijn zitten als de school.
• Kinderen die zich willen misdragen, zijn niet te corrigeren als ouders het een probleem van school vinden.
Wat als ouders een andere opvatting hebben over gedrag dan de school? Bijvoorbeeld als ouders vinden dat hun kind het recht heeft om agressief voor zichzelf op te komen. Het kind mag zich onfatsoenlijk gedragen ten koste van andere kinderen, leerkrachten, ouders of de school. Kortom de rode kant van de Smileyposter wordt goedgekeurd door de ouders.
De ouder wordt dan doorverwezen naar de directie. De directie maakt duidelijk aan de ouder:
• We hebben alle respect voor de regels die u thuis hanteert, daar bent u immers de baas
• Op school hebben wij aanvullende regels, deze bepalen wij.
• Indien u kiest voor onze school, moet u tegen uw kind zeggen dat hij zich op school aan de schoolregels moet houden.
• Wilt u ons helpen? Als alle kinderen voor zichzelf opkomen op de manier die u wenst, dan kan ik
de veiligheid niet garanderen op school. Dat is onze taak als directie.
• Als u niet wilt dat uw kind zich aan de schoolregels houdt, is er geen plek meer op deze school en zullen wij u helpen bij het zoeken naar een school die beter aansluit bij uw wensen.
Tot die tijd wordt er een passende oplossing gezocht die recht doet aan de situatie. Het bestuur moet geïnformeerd worden, zodat school rugdekking heeft. Bijvoorbeeld:
• Contract opstellen met duidelijke afspraken. (verwachtingen t.a.v gedrag wat je wel wilt zien)
• Het kind wordt een of twee klassen hoger of lager geplaatst, in een “oefenklas”.
• Feedbackoefeningen doen.
• Consequenties bedenken wanneer leerling het leren of de veiligheid in de groep belemmert. Bijv. kind wordt opgehaald door ouders als het zich misdraagt. School is immers een leerinstelling en geen opvang.
• Kind blijft bij de leerkracht, 1 tot 6 weken, zie toelichting bij interventies op KanVAS • Schorsing binnen de grenzen van de leerplichtwet. (1x 1 dag en 1x 3 dagen max)
• Plaatsing op een andere school.
Het protocol schorsing en verwijdering PO OZHW wordt hierbij in acht genomen.