SCA
can.cfUfe
SCA
Aan: SCA Hygiene Products Nederland BV, FNV Procesindustrie en CNV Vakmensen
Datum: 21 september 2015
Onderwerp: Akkoord Sociale Partners met 'Pensioenreglement 2015' van Stichting Pensioenfonds SCA
Geachte vertegenwoordigers,
Stichting Pensioenfonds SCA (hierna pensioenfonds) heeft conform uw Pensioenakkoord 2014/2015 een nieuw pensioenreglement vastgesteld, het 'Pensioenreglement 2015'. Het pensioenfonds heeft met grote zorg dit document opgesteld, met tussentijdse afstemming met uw vertegenwoordigers dan wel (technische) adviseurs. Het Pensioenreglement 2015 is pro forma per januari 2015 in werking getreden.
Het fonds wil graag het Pensioenreglement 2015 definitief vaststellen en verzoekt u daartoe voor akkoord te tekenen.
Met vriendelijke groet,
Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds SCA Xxxxxxx xxx Xxxx, Directeur
Zwolle, 21 september 2015
Namens FNV Procesindustrie: Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx Namens CNV Xxxxxxxxx: Xxxxxxxxxx Xxxxxx
Namens SCA Hygiene Products Nederland B.V.: Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxxxxxxxxxx
KvK no: 51 70 22 68
Fiscaal nummer: 85 01 34 298
Stichting Pensioenfonds SCA Correspondentie adres:
Postbus 670, 3700 AR Zeist
Xxxxxxxx Xxxxxxxx 000, 0000 XX XXXXX
Tel. 030 • 000 0000
Fax 030 • 000 0000
Pensioen- reglement 2015 Stichting Pensioenfonds SCA
1 januari 2015
Kenmerken regeling per 1-1-2015 1
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen 2
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 2
Artikel 2 Reikwijdte Pensioenreglement 7
Artikel 3 Deelnemers 8
Artikel 4 Deelnemersjaren 9
Artikel 5 Pensioengevend salaris / Pensioengrondslag 10
Artikel 6 Deeltijd deelnemers 11
Artikel 7 Pensioenrichtdatum, pensioendatum en pensioeningangsdatum 13
Artikel 8 Fiscale maximering 14
Hoofdstuk 2 Middelloonregeling 18
Pensioenopbouw 18
Artikel 9 Aanspraken 18
Artikel 10 Ouderdomspensioen 19
Artikel 11 Partnerpensioen 20
Artikel 12 Tijdelijk partnerpensioen 21
Artikel 13 Wezenpensioen 22
Artikel 14 Arbeidsongeschiktheidspensioen 23
Gebeurtenissen 25
Artikel 15 Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid 25
Artikel 16 Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum 27
Artikel 17 Beëindiging van huwelijk of partnerschap / verevening van pensioenrechten 28
Artikel 18 Overlijden 30
Artikel 19 Pensioneren 31
Keuzemogelijkheden 32
Artikel 20 Keuzemogelijkheden 32
Artikel 21 Pensioenvervroeging 33
Artikel 22 Deeltijdpensioen 34
Artikel 23 Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen 36
Artikel 24 Variatie in uitkeringshoogte 37
Toeslagverlening 38
Artikel 25 Voorwaardelijke toeslagverlening 38
Hoofdstuk 3 Beschikbare premieregeling 40
Artikel 26 Beschikbare premieregeling 40
Artikel 27 Beschikbaar gestelde pensioenpremie 41
Artikel 28 Belegging pensioenpremies 42
Artikel 29 Aanwending van het pensioenkapitaal op de pensioendatum 44
Artikel 30 Aanwending van het pensioenkapitaal bij overlijden voor de pensioendatum 45
Artikel 31 Beschikbare premieregeling en keuzemogelijkheden 46
Beschikbare premieregeling en bijzondere situaties 47
Artikel 32 Arbeidsongeschiktheid en beschikbare premieregeling 47
Artikel 33 Beëindiging van huwelijk of partnerschap / verevening van pensioenrechten in de beschikbare premieregeling 48
Einde Deelnemerschap voor de pensioendatum 50
Artikel 34 Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum 50
Toeslagverlening 51
Artikel 35 Toeslagverlening 51
Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen 52
Artikel 36 Informatieverstrekking 52
Artikel 37 Uitkering 54
Artikel 38 Afkoop 55
Artikel 39 Verzekering 57
Artikel 40 Financiering van de pensioenen 58
Artikel 41 Waardeoverdracht 61
Artikel 42 Vermindering van aanspraken 63
Artikel 43 Aanpassing van het pensioenreglement 64
Artikel 44 Verplichtingen van de (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde 65
Artikel 45 Onaantastbaarheid der pensioenen 66
Artikel 46 Algemene bepalingen 67
Artikel 47 Glijclausule 68
Artikel 48 Inwerkingtreding 69
Hoofdstuk 5 Overgangsbepalingen 70
Artikel 49 Overgangsbepalingen 70
Bijlage 1 Kerncijfers 74
Bijlage 2 Vervroegingsfactoren 75
Bijlage 3 Factoren variabele uitkeringshoogte 76
Bijlage 4 Uitruilfactoren partnerpensioen 81
Bijlage 5 Aankoopfactoren kapitaal Beschikbare Premie 82
Bijlage 6 Afkoopfactoren 85
Bijlage 7 Omzettingsfactoren VPL-aanspraken in kapitaal 88
Pensioenreglement 2015 van Stichting Pensioenfonds SCA
Kenmerken regeling per 1-1-2015
Pensioendatum
Dit is de dag waarop de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt,
Voor de berekening van het pensioen wordt uitgegaan van de fiscale pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. De pensioendatum kan worden vervroegd. De vroegste ingangsdatum is 60 jaar, de uiterste ingangsdatum is de AOW-datum
Maximaal pensioengevend salaris: € 100.000
Middelloonregeling
Franchise € 13.449
Opbouwpercentage ouderdomspensioen 1,5%
Opbouwpercentage partnerpensioen 1,05% (70% van het ouderdomspensioen)
Verder verzekerd:
Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis verzekerd voor deelnemers, tot de AOW-datum van partner
Wezenpensioen 14% van het ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen na ingang arbeidsongeschiktheid en is een
percentage van het salaris hoger dan de WIA- loongrens
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Beschikbare premieregeling
Opbouwpercentage ouderdomspensioen 0,375% (middels een 3%-staffel) Partnerpensioen opgebouwde kapitaal
Arbeidsongeschiktheidspensioen niet van toepassing
Premievrijstelling niet van toepassing
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Aangesloten ondernemingen | : | de vennootschap en de direct of indirect met haar gelieerde ondernemingen en stichtingen die door de werkgever zijn aangewezen en door het pensioenfonds als aangesloten ondernemingen zijn toegelatend, te weten: 1. SCA Hygiene Products Nederland B.V., met de ondervallende ondernemingen: • SCA Hygiene Products Hoogezand B.V., gevestigd te Hoogezand; • SCA Hygiene Products Gennep B.V., gevestigd te Gennep; • SCA Hygiene Products Suameer B.V., gevestigd te Bergum; • SCA Hygiene Products Zeist B.V., gevestigd te Zeist; • SCA Hygiene Products Assen Manufacturing B.V., gevestigd te Assen; • SCA Hygiene Products Cuijk B.V., gevestigd te Cuijk; 2. Uni-Charm Mölnlycke, waaronder: • Uni-Charm Mölnlycke Baby B.V., gevestigd te Hoogezand; • Uni-Charm Mölnlycke Incontinence B.V., gevestigd te Hoogezand; 3. SCA Logistics B.V., gevestigd te Rotterdam; 4. SCA Graphic Paper Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam; 5. Stichting Pensioenfonds SCA, gevestigd te Zeist. |
AOW | : | Algemene Ouderdomswet |
Bestuur | : | het bestuur van het pensioenfonds. |
CAO-loonontwikkeling | : | het per 1 januari van enig jaar vastgestelde gewogen gemiddelde van de algemene loonstijgingen in de CAO’s die gelden voor de vennootschap en de aangesloten ondernemingen en op 1 juli van het voorafgaande jaar wordt vastgesteld. |
Franchise | : | het gedeelte van het loon waarover geen pensioen wordt opgebouwd (€ 13.449,-- per 1 januari 2015). Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari door het bestuur aangepast met het bedrag waarmee de wettelijke franchise wordt aangepast |
Gepensioneerde | : | pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan. |
Gewezen deelnemer | : | de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van de pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het pensioenfonds. |
Gewezen partner | : | de partner met wie de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde a) gehuwd is geweest, welke huwelijk door echtscheiding dan wel scheiding van tafel en bed is ontbonden, of b) een geregistreerd partnerschap heeft gehad, welke geregistreerd partnerschap is ontbonden, of c) de bij partner sub c genoemde partner waarmee het samenlevingscontract is beëindigd. |
IVA | : | de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten. |
Kostendekkende Premie | : | De premie die bestaat uit; a) de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen; b) de opslag die nodig is voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen; c) de opslag die nodig is voor de uitvoeringskosten van het Pensioenfonds. |
Kind | : | onder kind(eren) wordt verstaan: a) elk kind, dat als kind in een familierechtelijke betrekking staat tot de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde; b) elk kind dat als stiefkind van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde is aan te merken; c) elk kind dat tot het huishouden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, behoorde en/ of tot zijn overlijden door hem als eigen kind wordt opgevoed en onderhouden; d) elk ongeboren kind waarvan de deelnemer of de partner van de deelnemer aantoonbaar in verwachting is op de dag van overlijden van de deelnemer. Om in aanmerking te komen voor een wezenpensioen dient het kind als in sub a, b en c aanwezig te zijn vóór de pensioeningangsdatum. |
Minimumloon | : | het voor de werknemer geldende wettelijke minimum(jeugd)- loon inclusief de minimumvakantiebijslag in de zin van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. |
Partner | : | onder partner wordt verstaan: a) de man of vrouw met wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde is gehuwd in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Hiermee wordt gelijkgesteld een in het buitenland voltrokken huwelijk mits dit huwelijk op grond van de Nederlandse wetgeving is erkend; b) de man of vrouw die als partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan. Hiermee wordt gelijkgesteld een in het buitenland geregistreerd partnerschap , mits dit geregistreerde partnerschap op grond van de Nederlandse wetgeving is erkend; c) de man of vrouw met wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: • de partner en deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn beiden niet gehuwd of zijn geen geregistreerd partnerschap aangegaan; • de partner is geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde; • de partners een samenlevingscontract zijn aangegaan dat is vastgelegd in een notariële akte dat op de datum van overlijden tenminste een half |
jaar bestaat en de partner de enige begunstigde voor het partnerpensioen over de betreffende periode. Conform de bepalingen in Artikel 44 is de (gewezen) deelnemer verplicht om het Pensioenfonds te informeren indien een verbintenis met een partner als in sub a, sub b of sub c wordt aangegaan of beëindigd. Partners worden door het pensioenfonds alleen als zodanig erkend indien de verbintenis met een partner als in sub a, sub b of sub c is aangegaan vóór de pensioeningangsdatum. | ||
Pensioendatum | : | de dag waarop de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, als vastgelegd in de AOW. |
Pensioenfonds | : | Stichting Pensioenfonds SCA, gevestigd te Zeist. |
Pensioengerechtigde | : | de persoon, niet zijnde een (gewezen) deelnemer, die krachtens de bepalingen van de statuten en het reglement van het pensioenfonds een periodieke uitkering ontvangt in de vorm van ouderdoms-, (tijdelijk) partner-, wezen- of arbeids- ongeschiktheidspensioen. |
Pensioeningangsdatum | : | De pensioendatum danwel de door de (gewezen) deelnemer gekozen eerdere datum waarop het ouderdomspensioen ingaat, indien de (gewezen) deelnemer ervoor kiest om de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te vervroegen conform de bepalingen uit artikel 21. |
Pensioenkapitaal | : | het door de (gewezen) deelnemer opgebouwde bedrag bestaande uit de krachtens hoofdstuk 3 van dit reglement betaalde bijdragen, vermeerderd met het bijgeschreven rendement, dat op de inkoop datum zal worden aangewend voor een pensioenuitkering. |
Pensioenkapitaalrekeningen | : | de rekeningen van het pensioenfonds ten behoeve van de (gewezen) deelnemer waarop het pensioenkapitaal ten behoeve van de (gewezen) deelnemer wordt aangehouden, te weten: pensioenkapitaalrekening A: pensioenkapitaal opgebouwd in de beschikbare premieregeling; pensioenkapitaalrekening B: pensioenkapitaal opgebouwd in de prepensioenregeling; pensioenkapitaalrekening C: het vrijwillig gespaarde pensioenkapitaal. |
Pensioenovereenkomst | : | hetgeen tussen de werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen. |
Pensioenreglement 1995 | : | het pensioenreglement geldig vanaf 1 januari 1995 en gesloten voor nieuwe opbouw vanaf 1 januari 2006 |
Pensioenreglement 2006 | : | het pensioenreglement waarin pensioen is opgebouwd vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 december 2014, pensioenreglement 2006 is voortgezet in dit pensioenreglement. |
Pensioenrichtdatum | : | de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt. |
Prijsindexcijfer | : | het in het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens, afgeleid. Per 1 januari van enig jaar geldt het als zodanig gepubliceerde consumentenprijsindexcijfer per de 31ste oktober daaraan voorafgaand. |
Vennootschap | de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SCA Hygiëne Products Nederland B.V | |
Verzekeraar | de verzekeringsmaatschappij die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen | |
Werkgever | : | de aangesloten ondernemingen bij het Pensioenfonds. |
Werknemer | : | de persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is bij een aangesloten onderneming. |
WGA | : | de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. |
WIA | : | de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. |
WIA-loongrens | : | het tot een jaarbedrag herleide per 1 januari van enig jaar geldende maximum dagloon, dat geldt voor de vaststelling van de uitkeringen krachtens de WIA. |
WAO | : | de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. |
Artikel 2 Reikwijdte Pensioenreglement
Hybride pensioenregeling
1. Onderliggend pensioenreglement heeft betrekking op de pensioenregeling geldig vanaf 1 januari 2015 voor de aangesloten ondernemingen bij het pensioenfonds. Deze pensioenregeling is een zogenaamde hybride pensioenregeling en bestaat uit een
Middelloonregeling (Hoofdstuk 2) en een Beschikbare Premieregeling (Hoofdstuk 3). De bepalingen die gelden voor beide regelingen zijn opgenomen in Hoofdstuk 1 (Inleidende bepalingen) als in hoofdstuk 4 (Algemene bepalingen). Tot slot zijn in Hoofdstuk 5 (overgangsbepalingen) de overgangsbepalingen opgenomen, waaronder de VPL- overgangsregeling.
Maximum pensioengevend salaris
2. Het pensioengevend salaris dat voor opbouw in deze pensioenregeling in aanmerking komt is aan een wettelijk maximum gebonden. Dit maximum is in 2015 € 100.000,--. Jaarlijks wordt dit aangepast aan het wettelijk geldende maximum.
Uitkeringsovereenkomst én Premieovereenkomst
3. De aanspraken opgebouwd in de Middelloonregeling zijn gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet, waarbij een aanspraak op een uitkering wordt opgebouwd.
4. Met betrekking tot het pensioen opgebouwd in de Beschikbare-Premieregeling is er sprake van een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet, waarbij primair een afspraak wordt gemaakt over de hoogte van de premie die periodiek ten behoeve van pensioen beschikbaar wordt gesteld
Eén geheel
5. De Middelloonregeling en de Beschikbare Premieregeling vormen samen één pensioenregeling. Dit betekent dat keuzes die gemaakt worden ten aanzien van de keuzemogelijkheden zoals opgenomen in Artikel 21, Artikel 22, Artikel 23 en Artikel 24 in gelijke mate gelden voor zowel de pensioenen uit hoofde van de Middelloonregeling als de pensioenen uit hoofde van de Beschikbare Premieregeling.
Voortzetting eerdere pensioenreglementen
6. Dit pensioenreglement is een voortzetting van Pensioenreglement 2006 zoals geldig op 31 december 2014.
7. De op 31 december 2014 op grond van Pensioenreglement 1995 opgebouwde aanspraken en ingegane rechten van arbeidsongeschikten, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden per deze datum overgedragen naar onderliggend pensioenreglement. Artikel 10 lid 6 alsmede artikel 49 zijn hierop van toepassing. Pensioenreglement 1995 is per 31 december 2014 gesloten.
Artikel 3 Deelnemers
1. Als deelnemer in het pensioenfonds uit hoofde van dit reglement wordt opgenomen de werknemer, die 18 jaar of ouder is. De deelnemer neemt deel aan zowel de middelloonregeling (Hoofdstuk 2) als aan de beschikbare premieregeling (Hoofdstuk 3).
2. De deelname vangt aan vanaf de dag dat de werknemer voldoet aan de in lid 1 gestelde eis.
3. Het deelnemerschap eindigt door:
a) overlijden van de deelnemer;
b) bereiken van de pensioendatum;
c) verlies van de hoedanigheid van werknemer;
d) uittreding van de aangesloten onderneming uit het pensioenfonds, aan welke onderneming de deelnemer krachtens een arbeidsovereenkomst verbonden is.
Indien de deelnemer arbeidsongeschikt wordt en recht krijgt op premievrije voortzetting op grond van Artikel 15, wordt het deelnemerschap voor het percentage waarvoor de deelnemer arbeidsongeschikt is, niet beëindigd.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 wordt het deelnemerschap geacht ononderbroken te zijn geweest, indien betrokkene direct na de beëindiging van het dienstverband met een aangesloten onderneming opnieuw bij deze onderneming of bij een andere aangesloten onderneming in dienst treedt.
5. De gewezen werknemer die voor 1 januari 2006 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geworden, wordt in verband met de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen per 1 januari 2015 als deelnemer in dit pensioenreglement opgenomen
Artikel 4 Deelnemersjaren
1. Als deelnemersjaren tellen mee alle ononderbroken jaren van deelnemerschap.
2. De in uitzicht gestelde pensioenaanspraken worden vastgesteld op basis van de deelnemers- jaren die de deelnemer heeft doorgebracht en nog kan doorbrengen tot de pensioenrichtdatum.
3. Het aantal deelnemersjaren wordt vastgesteld in maanden nauwkeurig, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
4. De periode waarin de deelnemer verlof opneemt, wordt in het kader van dit pensioenreglement niet als deelnemerstijd aangemerkt. Een uitzondering hierop geldt voor het wettelijk ouderschapsverlof, voor zover de premies hiervoor volledig aan het pensioenfonds worden betaald.
De risicodekkingen van (tijdelijk) partner- en wezenpensioen, het arbeidsongeschiktheids- pensioen en het premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid worden gedurende de betreffende periode voortgezet op basis van het laatstelijk voor aanvang van de verlofperiode vastgestelde (tijdelijk) partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen respectievelijk pensioengevend salaris.
5. Het bestuur administreert de deelnemersjaren van de deelnemer op de wijze zoals voorgeschreven in de Pensioenwet of daarop berustende regelgeving.
Artikel 5 Pensioengevend salaris / Pensioengrondslag
1. Het totaal pensioengevend salaris dat voor deze pensioenregeling in aanmerking komt is aan een wettelijk maximum gebonden. Dit wettelijk maximum is in 2015 € 100.000,--. Jaarlijks wordt dit maximum aangepast conform het wettelijk geldende maximum. Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen conform artikel 14 wordt het ongemaximeerde pensioengevend salaris gehanteerd.
2. Bij de vaststelling van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van het salaris op voltijdbasis. Het pensioengevend salaris is gelijk aan 13,96 maal het vaste voltijds maandsalaris, zoals van toepassing op het moment dat de pensioengrondslag wordt vastgesteld, vermeerderd met de schriftelijk met de aangesloten ondernemingen overeengekomen vaste toeslagen.
3. Onderdeel van de vaste toeslagen is de ploegentoeslag. Voor deelnemers die in ploegendienst werkzaam zijn is de ploegentoeslag gelijk aan het per 1 januari van het betreffende jaar of bij opname in de regeling geschatte bedrag van de ploegendiensttoeslag op jaarbasis. Op
31 december van het betreffende jaar wordt de ploegentoeslag definitief vastgesteld. De definitieve ploegentoeslag is gelijk aan het gemiddeld verdiende percentage aan ploegentoeslag in het betreffende jaar, berekend over 13,96 maal het vaste maandsalaris zoals van toepassing op het moment dat de pensioengrondslag wordt vastgesteld. Na vaststelling van de definitieve ploegentoeslag wordt de pensioenopbouw op basis van de definitieve ploegentoeslag gecorrigeerd.
4. Het pensioengevend salaris en de pensioengrondslag van de deelnemer worden voor het eerst vastgesteld bij opname in de pensioenregeling en vervolgens steeds per de eerste januari van elk jaar. Indien in de loop van het jaar het pensioengevend salaris daalt, wordt vanaf dat moment dit lagere salaris in acht genomen.
5. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris op voltijdsbasis van de deelnemer verminderd met de franchise. De pensioengrondslag is niet negatief.
6. Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen conform artikel 14 en de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid conform Artikel 15 wordt uitgegaan van de pensioengrondslag, het pensioengevend salaris en de WIA- loongrens zoals die voor het laatst zijn vastgesteld voor aanvang van de wachttijd zoals bedoeld in de WIA.
7. Bij de vaststelling van het pensioengevend salaris als bedoeld in lid 2, kunnen werkgever en werknemer overeenkomen dat een loonsverlaging buiten beschouwing mag blijven, voor zover deze een gevolg is van het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie, in de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaande aan de in de pensioendatum. Het inkomen vóór het aanvaarden van het lagere salaris wordt dan beschouwd als het pensioengevend salaris waarover de pensioenpremie wordt berekend. Lid 1 van dit artikel blijft van toepassing.
1. Voor de deelnemer die, anders dan met toepassing van enige sociale wet, minder dan de volledige arbeidstijd conform de geldende cao of personeelsgids, bij de werkgever werkzaam is of werkzaam is geweest gelden de volgende afwijkende bepalingen.
Premieberekening voor deeltijd deelnemers
2. De premie voor de deeltijd deelnemer wordt berekend over het in Artikel 5 omschreven voltijds pensioengevend salaris dat wordt vermenigvuldigd met een factor waarbij teller wordt gevormd door het (gemiddeld) aantal te werken uren in deeltijdarbeid en de noemer gelijk is aan het aantal te werken uren volgens de bij de werkgever geldende volledige arbeidsduur.
Indien het pensioengevend salaris bij een volledige werktijd hoger is dan het wettelijke maximum als genoemd in artikel 5 lid 1, geldt als maximum pensioengevend salaris het wettelijk maximum vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
Berekening pensioenopbouw voor deeltijd deelnemers
4. De factor in lid 3 wordt voor het eerst vastgesteld bij opname in de pensioenregeling en vervolgens steeds bij elke tussentijdse wijziging van de overeengekomen arbeidsduur.
Deeltijd en overlijden of arbeidsongeschiktheid
5. Indien tijdens een periode van deeltijdarbeid het deelnemerschap eindigt wegens arbeidsongeschiktheid of overlijden worden voor de berekening van de hoogte van het partnerpensioen als bedoeld in Artikel 11 lid 3, het tijdelijk partnerpensioen als bedoeld in Artikel 12 lid 2, het wezenpensioen als bedoeld in Artikel 13 lid 4 en de voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in Artikel 15 over de jaren gelegen na de beëindiging van het deelnemerschap, uitgegaan van het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met het gemiddelde van de deeltijdfactor zoals vastgesteld volgens de bepalingen in lid 3 en 7 van dit artikel.
6. Het arbeidsongeschiktheidspensioen toe te kennen aansluitend aan een periode van deeltijdarbeid wordt gecorrigeerd door vermenigvuldiging met het gemiddelde van de deeltijdfactor zoals vastgesteld volgens de bepalingen in lid 3 en lid 7 van dit artikel.
7. Het gemiddelde van de deeltijdfactor wordt bepaald op basis van de deeltijdfactor op het moment van overlijden of de arbeidsongeschiktheid en de deeltijdfactor dat één jaar voorafgaand hieraan van toepassing was. Indien de diensttijd minder dan één jaar bedraagt wordt geen middeling toegepast
Mogelijkheid om afwijkende deeltijdfactor te hanteren bij opbouw
8. In geval de deelnemer in de periode van tien jaren direct voorafgaande aan de pensioendatum een deeltijdfunctie aanvaard, dan kunnen werkgever en werknemer overeenkomen dat voor de pensioenopbouw geen rekening wordt gehouden met deze wijziging in deeltijdfactor. Hierbij geldt de voorwaarde dat het parttimepercentage niet lager is dan 50% van de omvang van het dienstverband aan het eind van de periode direct voorafgaande aan de aanvaarding van de deeltijdfunctie.
De deeltijdfactor vóór het aanvaarden van het parttime dienstverband wordt dan beschouwd als het pensioengevend salaris waarover de pensioenpremie wordt berekend.
Artikel 7 Pensioenrichtdatum, pensioendatum en pensioeningangsdatum
1. De pensioenrichtdatum is de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt. Het ouderdomspensioen opgebouwd in onderliggende pensioenregeling gaat uit van ingang op de pensioenrichtdatum.
3. De pensioeningangsdatum is de datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat. De (gewezen) deelnemer heeft hier een keuzemogelijkheid over. Door te kiezen voor vervroeging (Artikel 21) kan de pensioeningangsdatum liggen tussen de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 60 jaar wordt en de datum waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt.
Algemeen
1. Voor het totaal van de pensioenen uit hoofde van deze pensioenregeling gelden fiscale maximeringen, welke in samenhang moeten worden beoordeeld.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder pensioengevend loon verstaan het door de (gewezen) deelnemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon in de zin van de Wet op loonbelasting 1964, waaronder loon in natura en toeslagen hoe ook genaamd, met uitzondering van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto. Het pensioengevend loon wordt beperkt voor zover de opbouw leidt tot een overschrijding van het fiscale maximum op grond van de Wet op loonbelasting 1964.
3. Het bestuur van het pensioenfonds en de werkgever zullen bij de uitvoering van de regeling blijven binnen de grenzen die door de fiscale wet-en regelgeving aan pensioenregelingen worden gesteld.
4. Het bestuur van het pensioenfonds zal, rekening houdend met de voorwaarden zoals genoemd in artikel 69 Pensioenwet overgaan tot afkoop van het deel van de pensioenaanspraken dat op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van pensioen uitgaat boven de fiscale begrenzingen als genoemd in lid 5, 6, en 8 van dit artikel, met inachtneming van lid 10 van dit artikel.
Deze afkoopmogelijkheid geldt ook op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn uitgaat boven de begrenzingen als bedoeld in dit artikel.
De afkoop zal plaatsvinden ten gunste van de begunstigde van het pensioen. De uitkering ineens dan wel, indien uitkering niet plaatsvindt, het bedrag dat zou moeten worden uitgekeerd, wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de werknemer en wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van het pensioen
Maximaal ouderdomspensioen
Maximaal partnerpensioen
Maximaal wezenpensioen
Ontbrekende dienstjaren
9. Onder pensioen dat opgebouwd had mogen kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioenrichtdatum als bedoeld in Artikel 11 lid 3, Artikel 12 lid 2 en Artikel 13 lid 4, mogen ontbrekende dienstjaren en bereikbaar salaris in aanmerking worden genomen. Onder ontbrekende dienstjaren wordt verstaan de jaren van het tijdstip van overlijden van de werknemer tot de in de pensioenregeling vastgestelde pensioenrichtdatum. Onder bereikbaar pensioengevend loon wordt verstaan het pensioengevend loon dat de gewezen werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.
Overschrijding maximale pensioenen
10. Een ouderdoms-, partner-, en wezenpensioen mogen de in lid 5 tot en met 8 genoemde maxima overschrijden voor zover dit het gevolg is van:
a aanpassing van de pensioenen aan loon- of prijsontwikkeling;
b variatie in de hoogte van de uitkeringen als gevolg van het fluctueren van het pensioen, waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de pensioendatum wordt vastgesteld;
c waardeoverdracht van pensioenaanspraken;
d gehele of onderlinge xxxx xxx xxxxxxxxx-, partner- en/of wezenpensioen.
Het verlies aan pensioen door ruil als bedoeld in dit lid kan niet worden gecompenseerd.
Het partner- en wezenpensioen kunnen na een ruil niet meer bedragen dan de in lid 6 respectievelijk lid 7 en lid 8 van dit artikel aangegeven maxima.
11. Indien een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap minder dan de bij de werkgever geldende volledige werktijd werkzaam is of is geweest, worden de in dit artikel omschreven maxima vastgesteld met inachtneming van de in de desbetreffende periode geldende deeltijdfactor.
12. In geval er sprake is van een situatie waarin de deelnemer in de periode van tien jaren direct voorafgaande aan de pensioenrichtdatum:
a in deeltijd gaat werken voor ten minste 50% van de voltijdse functie, dan wel b terugtreedt naar een lager gekwalificeerde functie;
kan de hieruit voortvloeiende loonsverlaging voor de toepassing van dit reglement buiten beschouwing worden gelaten.
13. Het ouderdomspensioen kan meer bedragen dan de in artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen maxima voor zover dit het gevolg is van de omzetting van het tot 1 januari 2015 opgebouwde ouderdomspensioen naar een ouderdomspensioen op basis van de pensioenrichtleeftijd van 67 jaar als bedoeld in Artikel 10 lid 6. Voor het partnerpensioen blijven de maxima van artikel 18b Wet op de loonbelasting 1964 onverkort van toepassing
Beschikbare premieregeling algemeen
14. Indien bij overlijden van de (gewezen) deelnemer de aankoop van (tijdelijk) partner- en/of wezenpensioen uit hoofde van het pensioenkapitaal niet mogelijk is in verband met het ontbreken van een nabestaande aan wie een aanspraak op partner- of wezenpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan worden uitgekeerd, zal het saldo op de pensioenkapitaalrekening vervallen aan het pensioenfonds.
Beschikbare premieregeling; Fiscale maxima 3%-staffel
15. De aan te kopen pensioenaanspraken inclusief toeslagen vanuit het pensioenkapitaal zijn nooit hoger dan het per jaar of in totaal op te bouwen middelloonpensioen binnen de kaders van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. Hiertoe zal door het pensioenfonds op de hierna genoemde momenten een fiscale toetsing worden uitgevoerd.
16. De toets aan de fiscale maxima zal worden uitgevoerd op basis van het pensioengevend salaris. Indien de toets plaats vindt op basis van het actuele pensioengevend salaris in plaats van het gemiddelde pensioengevend salaris, moet het opbouwpercentage worden gecorrigeerd voor de carrièreontwikkeling. Voorwaarde daarbij is dat het actuele pensioengevend salaris voldoet aan de voorwaarden van artikel 10b Uitvoeringsbesluit Loonbelasting.
17. De toets op bewaking van de fiscale kaders zal tenminste plaats vinden op de volgende momenten:
⎯ bij elke waardeoverdracht;
⎯ bij onderlinge xxxx xxx xxxxxxxx;
⎯ bij overlijden van een pensioengerechtigde;
⎯ bij echtscheiding of beëindiging van partnerschap van een pensioengerechtigde;
⎯ bij emigratie van een pensioengerechtigde;
⎯ bij een relevante wijziging van de fiscale regelgeving;
⎯ op elke feitelijke ingangsdatum van elk soort pensioen.
18. Op het toetsmoment moet de opgebouwde waarde worden vergeleken met de maximale ruimte van de fiscaal zuivere middelloontoezegging, waarbij tevens mag worden getoetst op basis van het actuele pensioengevend salaris onder de voorwaarde dat het opbouwpercentage wordt gecorrigeerd voor de carrièreontwikkeling. De toets wordt toegepast op de opgebouwde waarde, indien en voor zover deze vanaf 1 januari 2015 zijn opgebouwd. De kostprijs van de toezegging zoals die steeds administratief is bewaakt, moet worden getoetst op basis van de tarieven van het pensioenfonds. Bij een waardeoverdracht is dat de (aanstaande) overdragende pensioenfonds.
19. Restuitkeringen, in welke vorm dan ook, zijn niet mogelijk. Als na het vaststellen van het fiscaal maximale, geïndexeerde pensioen nog kapitaal overblijft, vervalt dit aan het pensioenfonds. Uitkeringen als bedoeld in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 zijn dus niet toegestaan.
Maximering pensioengevend salaris per 1 januari 2015
20. Indien het pensioengevend salaris in de periode van deelname tot 1 januari 2015 hoger was dan € 100.000, dan mag in afwijking van het voorgaande het ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen meer bedragen dan de genoemde fiscale maxima voor zover zulks het gevolg is van de omstandigheid dat het pensioengevend salaris hoger was dan € 100.000.
Hiertoe zal voor iedere deelnemer waarvan het pensioengevend salaris voor 1 januari 2015 hoger was dan € 100.000, worden vastgelegd wat de hoogte is van het pensioengevend salaris per 1-1-2015 en het per 1 januari 2015 opgebouwde pensioen over het pensioengevend salaris dat hoger is dan € 100.000.
Hoofdstuk 2 Middelloonregeling Pensioenopbouw
Artikel 9 Aanspraken
1. Het pensioenfonds verleent overeenkomstig de bepalingen van dit reglement in de Middelloonregeling de volgende aanspraken:
a) ouderdomspensioen;
b) partnerpensioen;
c) tijdelijk partnerpensioen;
d) wezenpensioen;
e) arbeidsongeschiktheidspensioen.
2. De pensioenaanspraken worden door het bestuur voor het eerst per de datum van opname als deelnemer en vervolgens per de eerste januari van elk jaar vastgesteld.
Ingang en einde van het ouderdomspensioen
2. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioeningangsdatum mits de (gewezen) deelnemer op deze datum in leven is. De pensioeningangsdatum is de dag waarop de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of de door de (gewezen) deelnemer gekozen eerdere datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.
4. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde (gewezen) deelnemer overlijdt.
Opbouwpercentage ouderdomspensioen: 1,5%
5. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor ieder deelnemersjaar vanaf 1 januari 2015 van volledige deelname aan deze regeling 1,5% van de voor dat jaar conform artikel 5 voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag. Bij begin of beëindiging van de deelneming in de loop van een kalenderjaar wordt een tijdsevenredig deel van het ouderdomspensioen over dat kalenderjaar toegekend.
Omzetten opgebouwde aanspraken voor 1 januari 2015
7. Voor de deelnemers worden de omgezette aanspraken op ouderdomspensioen onverkort toegevoegd aan de aanspraken op ouderdomspensioen die na 1 januari 2015 worden verworven.
Ingang en einde van het partnerpensioen
Opbouwpercentage partnerpensioen: 1,05%
2. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt voor ieder kalenderjaar van volledige deelname aan deze regeling 1,05% van de voor dat jaar conform artikel 5 voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag. Bij begin of beëindiging van de deelneming in de loop van een kalenderjaar wordt een tijdsevenredig deel van het partnerpensioen over dat kalenderjaar toegekend.
Beperking van het partnerpensioen
4. De aanspraken op partnerpensioen worden verminderd met de op basis van Artikel 17 aan de gewezen partner toekomende premievrije aanspraken op bijzonder partnerpensioen, rekening houdend met de op grond van artikel 25 verleende verhogingen.
Omzetten opgebouwde aanspraken voor 1 januari 2015
5. De tot 1 januari 2015 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden worden omgezet naar onderliggende pensioenregeling. Dit betekent dat de ingangsdatum van de tot 1 januari 2015 opgebouwde partnerpensioenen één maand worden opgeschoven. De collectieve actuariële waarde van het de pensioenaanspraken vóór omzetting is ten minste gelijk aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van de pensioenaanspraken na omzetting. Bij de omzetting worden tevens sekseneutrale factoren gehanteerd.
Artikel 12 Tijdelijk partnerpensioen
Ingang en einde van het tijdelijk partnerpensioen
1. Het tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de partner gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Hoogte van het tijdelijk partnerpensioen
3. Het jaarlijkse tijdelijk partnerpensioen bedraagt niet meer dan 8/7 maal de nominale uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering en verhoogd het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen vóór en na de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis
4. Het tijdelijk partnerpensioen is verzekerd op risicobasis, er vindt geen opbouw van pensioenaanspraken plaats. Bij beëindiging deelnemerschap vervalt de dekking op risicobasis.
Ingang en einde van het wezenpensioen
1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd aan de kinderen van de deelnemer, respectievelijk de kinderen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer.
2. Het wezenpensioen wordt aan het kind uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt of eerder overlijdt. Voor een kind dat na zijn/haar 18-de verjaardag:
a) volledig onderwijs in de zin van de Wet op de studiefinanciering 2000 volgt of;
b) invalide is en een uitkering ontvangt volgens de Wet arbeidsongeschiktenvoorziening jonggehandicapten (WAJONG);
wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand, waarin de studie of arbeidsongeschiktheid beëindigd wordt, doch uiterlijk tot het einde van de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt of eerder overlijdt.
3. Het bestuur is bevoegd, in voorkomende situaties te besluiten dat een kind dat studeert maar niet voldoet aan voornoemde critera, met een studerend kind in de zin van dit reglement wordt gelijkgesteld.
Hoogte van het wezenpensioen
5. Indien beide ouders van het kind zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld.
Artikel 14 Arbeidsongeschiktheidspensioen
2. De aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitsluitend verleend aan deelnemers voor wie het pensioengevend salaris meer bedraagt dan de WIA-loongrens.
Ingang en einde van het arbeidsongeschiktheidspensioen
3. Voor deelnemers voor wie het pensioengevend salaris meer bedraagt dan de WIA-loongrens, gaat het arbeidsongeschiktheidspensioen in op het tijdstip dat de deelnemer recht verkrijgt op een tijdens de deelneming ingegane uitkering op grond van de WIA en wordt uitgekeerd zolang het recht op deze WIA-uitkering blijft bestaan.
Hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen
4. De grondslag voor het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 70% van het gedeelte van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris in geval een uitkering uit hoofde van WGA en 75% van het gedeelte van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris in geval een uitkering uit hoofde van IVA, dat uitkomt boven de WIA-loongrens. Bij de vaststelling van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris en de WIA-loongrens zoals bepaald in artikel 5, lid 6. Het pensioengevend salaris wordt hierbij niet gemaximeerd.
5. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij een arbeidsongeschiktheids- percentage op grond van de WIA van:
80% of meer : 100% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; 65% - 80% : 72,5 % van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; 55% - 65% : 60% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; 45% - 55% : 50% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; 35% - 45% : 40% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;
6. Bij een verlaging of verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de WIA van een deelnemer tijdens het dienstverband met een aangesloten onderneming, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen overeenkomstig het bepaalde in dit artikel, opnieuw vastgesteld.
Indien de deelnemer na beëindiging van het dienstverband met een aangesloten onderneming in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse ingevolge de WIA wordt ingedeeld, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen overeenkomstig het bepaalde in dit artikel opnieuw vastgesteld. Een verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de WIA voor een gewezen deelnemer, zal niet leiden tot herziening van het arbeidsongeschiktheidspensioen, tenzij het arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de WIA met terugwerkende kracht vanaf de ingangsdatum wordt verhoogd.
7. Het arbeidsongeschiktheidspensioen zal tezamen met de WIA-uitkering of andere arbeids- ongeschiktheidsvoorzieningen en inkomsten uit of in verband met arbeid nooit meer bedragen dan 100% van het pensioengevend jaarsalaris. Bij overschrijding van deze grens wordt het meerdere in mindering gebracht op het arbeidsongeschiktheidspensioen.
Arbeidsongeschiktheidspensioen voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten op 31 december 2005
8. Degene die op grond van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement recht hadden op een arbeidsongeschiktheidspensioen, houden recht op het reeds toegekende arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor deze groep dient in dit artikel daar waar WIA staat WAO te worden gelezen. Dit pensioen wordt conform artikel 25 lid 1 verhoogd.
Bij wijzigingen in het arbeidsongeschiktheidspercentage geldt in aanvulling op lid 4 van dit artikel dat een deelnemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is op grond van de WAO eveneens recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen bij een arbeidsongeschiktheidspercentage lager dan 35% en wel ter grootte van:
25% - 35% : 30% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; 15% - 25% : 20% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen.
Einddatum arbeidsongeschiktheidspensioen ingegaan vóór 1 januari 2015
9. In afwijking op lid 2 van dit artikel wordt aan de degene waarvan de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen is ingegaan vóór 1 januari 2015 dit arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd zolang het recht op de WIA of WAO uitkering bestaat maar uiterlijk tot aan de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.
Gebeurtenissen
Artikel 15 Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid
1. Gedurende de tijd dat een (gewezen) deelnemer recht heeft op een tijdens de deelneming ingegane uitkering op grond van de WIA, heeft hij recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw in de Middelloonregeling. De premievrije voortzetting van de pensioenopbouw uit hoofde van de Middelloonregeling bedraagt bij een arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de WIA van:
80% of meer : 100%;
65% - 80% : 72,5 %;
55% - 65% : 60%;
45% - 55% : 50%;
35% - 45% : 40%.
De mate van arbeidsongeschiktheid zal worden vastgesteld op de voor de (gewezen) deelnemer geldende mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA. Bij de vaststelling van de voortgezette pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag en het laatst vastgestelde pensioengevend salaris, zoals bepaald in artikel 5, lid 6. De premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wordt conform de bepalingen uit dit reglement vastgesteld. Wijzigingen in het pensioenreglement na aanvang van de arbeidsongeschiktheid zijn ook van toepassing op de premievrije voortzetting uit hoofde van dit artikel.
2. Onder premievrije voortzetting dient te worden verstaan het recht op premievrije opbouw van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen uitgaande van de laatst geldende pensioengrondslag. Tevens wordt de risicodekking van het tijdelijk partnerpensioen voortgezet.
3. Bij een verlaging of verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de WIA van een deelnemer tijdens het dienstverband met de werkgever, wordt de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw overeenkomstig het bepaalde in dit artikel, opnieuw vastgesteld.
Indien de deelnemer na beëindiging van het dienstverband met een aangesloten onderneming in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse ingevolge de WIA wordt ingedeeld, wordt de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw overeenkomstig het bepaalde in dit artikel opnieuw vastgesteld. Een verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de WIA voor een gewezen deelnemer zal niet leiden tot herziening van de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw, tenzij het arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de WIA met terugwerkende kracht vanaf de ingangsdatum wordt verhoogd.
4. Een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw kan er niet toe leiden dat de premievrije voortzetting en de opbouw over het in het kalenderjaar verworven inkomen tezamen uitgaat boven 100% van de pensioengrondslag.
5. De bepalingen uit lid 1 tot en met lid 4 van dit artikel zijn onverminderd van toepassing op de deelnemers die op 31 december 2005 gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn op grond van de WAO en die daarnaast een dienstverband hebben met de aangesloten onderneming. Voor deze deelnemers dient in dit artikel daar waar WIA staat WAO te worden gelezen. In aanvulling op lid 1 van dit artikel heeft een (gewezen) deelnemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is op grond van de WAO eveneens recht op een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheidspercentage lager dan 35% en wel voor:
a) 30% bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%;
b) 20% bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
Artikel 16 Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum
Behoud opgebouwde aanspraken
1. Indien het deelnemerschap vóór de pensioendatum anders dan door overlijden eindigt, behoudt betrokkene premievrije aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. De premievrije pensioenaanspraken worden vastgesteld op de wijze zoals omschreven in lid 2. De premievrije pensioenaanspraken gaan in op en worden uitgekeerd tot dezelfde tijdstippen die voor de oorspronkelijke pensioenen van kracht waren. De premievrije pensioenaanspraken worden zo nodig jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bepaalde in artikel 25.
Beëindiging risicodekking
3. De aanspraken op tijdelijk partnerpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, alsmede op gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw in geval van arbeidsongeschiktheid vervallen. Dit is niet van toepassing voor degene die op moment van beëindiging van het deelnemerschap reeds premievrije voortzetting van de pensioenopbouw dan wel een arbeidsongeschiktheidspensioen geniet.
4. De gewezen deelnemer ontvangt een opgave met de hoogte van de premievrije pensioen- aanspraken. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer voorts informatie over de toeslagverlening, informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging van de deelneming relevant is en de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds.
Artikel 17 Beëindiging van huwelijk of partnerschap / verevening van pensioenrechten
Ouderdomspensioen
1. Indien de partnerrelatie met de partner als genoemd in partnerbegrip sub a of sub b in artikel 1 wordt beëindigd heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van het aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde toekomende ouderdomspensioen. Dit deel is gelijk aan 50% van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien:
a) de tot verevening verplichte (gewezen) deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren, inclusief de periode dat pensioenopbouw wordt voortgezet in verband met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, gelegen tussen de datum van aanvang van de partnerrelatie en datum van de beëindiging van de partnerrelatie;
b) op het tijdstip van de beëindiging van de partnerrelatie het deelnemerschap zou zijn geëindigd anders dan bedoeld in artikel 2 lid 3 sub a of sub b.
2. Indien het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de beëindiging van de partnerrelatie heeft de gewezen partner recht op uitbetaling van 50% van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte gewezen deelnemer of gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum aanvang van de partnerrelatie en de datum van beëindiging van de partnerrelatie.
3. De uitbetaling aan de gewezen partner geschiedt onder de in dit pensioenreglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling bestaat.
4. Het recht op uitbetaling aan de voormalige partner sluit, zolang dit recht bestaat, uitbetaling van de ter zake van die uitbetaling vastgestelde bedragen inclusief eventuele verhogingen aan de (gewezen) deelnemer en gepensioneerde uit.
5. Het bepaalde in lid 1 en lid 2 is niet van toepassing indien partijen verevening van pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden bij geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op scheiding.
Termijn melding echtscheiding en overleggen bescheiden
6. Voor de gewezen partner ontstaat tegenover het pensioenfonds alleen een recht op uitbetaling van een deel van elk van de uit te betalen pensioentermijnen overeenkomstig de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, als de beëindiging van de partnerrelatie met de partner als in partnerbegrip sub a of sub b van artikel binnen een termijn van twee jaar na de beëindiging van de partnerrelatie bij het pensioenfonds is gemeld. De melding dient daarbij te hebben plaatsgevonden door het indienen van een volledig ingevuld meldingsformulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
7. Naast het volledig ingevulde meldingsformulier is de (gewezen) deelnemer verplicht om indien aanwezig de huwelijkse voorwaarden, voorwaarde bij geregistreerd partnerschap of de schriftelijke overeenkomst met het oog op scheiding te overleggen aan het pensioenfonds.
Kosten verevening
8. Het pensioenfonds kan de administratiekosten in verband met de verevening in gelijke delen bij beide betrokkenen in rekening brengen, dan wel in mindering brengen op de aan hen uit te betalen pensioenbedragen.
Bijzonder Partnerpensioen
9. Indien de partnerrelatie met de partner als in partnerbegrip sub a, sub b of sub c zoals opgenomen in artikel 1 wordt beëindigd verkrijgt de gewezen partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
10. Het bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer overlijdt. Het bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
11. Voor de gewezen partner van de deelnemer is dit bijzonder partnerpensioen gelijk aan het partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben verkregen indien op het moment van beëindiging van de partnerrelatie het deelnemerschap zou worden beëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum.
12. Voor de gewezen partner van de gewezen deelnemer of gepensioneerde is dit bijzonder partnerpensioen gelijk aan het premievrije partnerpensioen. Deze toekenning geschiedt onder de voorwaarde dat de ontbonden partnerrelatie op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap reeds bestond.
13. Bij de toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met een eventueel eerdere afsplitsing van een bijzonder partnerpensioen ten behoeve van een andere gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
14. Vanaf 1 januari 2015 geldt dat indien na toekenning van het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in lid 11 en lid 12 de gewezen partner overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer.
Conversie
15. Op verzoek van de gewezen partner en de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan het verevend ouderdomspensioen tezamen met het bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor de gewezen partner. De voorwaarden hiervoor en de wijze waarop dit gebeurt zijn vastgelegd in beleidsregels van het pensioenfonds.
Artikel 18 Overlijden
Partnerpensioen
1. Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft de partner recht op het partnerpensioen. Hierbij worden de bepalingen zoals opgenomen in Artikel 11 in acht genomen. Voor de partner van de gepensioneerde is de hoogte van dit partnerpensioen mede afhankelijk van de gemaakte keuzes zoals benoemd in Artikel 20 (Keuzemogelijkheden). Indien er geen partner is komt het partnerpensioen te vervallen.
Tijdelijk Partnerpensioen
2. Na overlijden van de deelnemer heeft de partner recht op tijdelijk partnerpensioen. Hierbij worden de bepalingen zoals opgenomen in Artikel 12 in acht genomen. Indien er geen partner is komt het tijdelijk partnerpensioen te vervallen.
Wezenpensioen
3. Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde hebben de kinderen recht op het wezenpensioen. Hierbij worden de bepalingen zoals opgenomen in Artikel 13 in acht genomen. Indien er geen kinderen zijn komt het wezenpensioen te vervallen.
Ouderdomspensioen
4. Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde komt het ouderdomspensioen te vervallen.
Voorwaardelijke toeslagverlening
5. De pensioenaanspraken van de partner en de wezen worden zo nodig jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bepaalde in artikel 25.
Xxxxxxx deelnemer en pensioneren
1. Indien de gewezen deelnemer de pensioendatum of de pensioeningangsdatum als gevolg van pensioenvervroeging (Artikel 21) bereikt, komt de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen tot uitkering.
3. De gepensioneerde behoudt premievrije aanspraken op partner- en wezenpensioen. Als gevolg van de gemaakte keuzes zoals benoemd in Artikel 20 wordt de premievrije aanspraak op partnerpensioen eventueel herrekend.
Deelnemer en pensioneren
4. Indien de deelnemer de pensioendatum of de vervroegde pensioendatum als gevolg van pensioenvervroeging (Artikel 21) bereikt, komt de tot aan de pensioeningangsdatum opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen tot uitkering.
6. De gepensioneerde behoudt premievrije aanspraken op partner- en wezenpensioen. Deze premievrije pensioenaanspraken zijn gelijk aan tot de pensioeningangsdatum op grond van respectievelijk artikel 11 en 13 opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen. Als gevolg van de gemaakte keuzes zoals benoemd in Artikel 20 wordt de premievrije aanspraak op partnerpensioen eventueel herrekend.
7. De aanspraken op tijdelijk partnerpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, alsmede op gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw in geval van arbeidsongeschiktheid vervallen.
Voorwaardelijke toeslagverlening
8. De pensioenaanspraken van de gepensioneerde worden zo nodig jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bepaalde in artikel 25.
Keuzemogelijkheden
1. Op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden:
a) Pensioenvervroeging (Artikel 21);
b) Deeltijdpensioen (Artikel 22).
c) Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen (Artikel 23);
d) Variatie in uitkeringshoogte (Artikel 24);
2. Het verzoek om één of meerdere van deze keuzemogelijkheden toe te passen zal door het bestuur worden ingewilligd indien het verzoek ten minste drie maanden vóór de beoogde pensioeningangsdatum wordt ingediend.
3. De keuze van de (gewezen) deelnemer in keuzemogelijkheid sub a, sub c en sub d is eenmalig en onherroepelijk. Ten aanzien van sub b heeft de deelnemer tweemaal een keuzemogelijkheid.
Artikel 21 Pensioenvervroeging
Vervroeging van het ouderdomspensioen
1. Indien de AOW-gerechtige leeftijd van de (gewezen) deelnemer lager is dan 67 jaar, wordt de ingangsdatum van het ouderdomspensioen standaard vervroegd naar de dag waarop de AOW- gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
2. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen worden vervroegd binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen.
3. De pensioendatum van de (gewezen) deelnemer kan niet gelegen zijn voor de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt.
4. Een eenmaal gemaakte keuze voor vervroeging is onherroepelijk.
5. Indien gekozen wordt voor vervroeging kan het ouderdomspensioen uitsluitend ingaan op de eerste dag van een maand.
Aanvraag termijn van vervroeging van het ouderdomspensioen
6. Het verzoek om vervroeging zal door het bestuur worden ingewilligd, indien het verzoek ten minste drie maanden vóór de beoogde vervroegde ingangsdatum is gedaan.
Hoogte van het partner- en wezenpensioen
De vervroegingsfactoren worden tot 1 januari 2017 niet gewijzigd.
8. De pensioenaanspraken van de deelnemer zullen, voordat de herrekening zoals bedoeld in lid 7 plaatsvindt, eerst worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen in Artikel 16, lid 2.
Keuze voor deeltijdpensioen
1. Op verzoek van de deelnemer kan deze gedeeltelijk met pensioen gaan, mits het dienstverband met de werkgever voor de overige overeengekomen arbeidsduur wordt voortgezet. Een deelnemer kan maximaal tweemaal een verzoek tot deeltijdpensioen doen.
2. Het verzoek voor deeltijdpensioen geldt op dezelfde wijze voor het pensioen uit hoofde van de Middelloonregeling als voor het pensioen uit hoofde van de Beschikbare Premieregeling.
3. Het pensioenfonds dient ten minste drie maanden vóór de ingang van het deeltijdpensioen van een deelnemer door de werkgever van de afspraak als bedoeld in lid 1, onder overlegging van een kopie van de bedoelde afspraak, in kennis te worden gesteld.
Ingang van het deeltijdpensioen
4. De ingangsdatum van het deeltijdpensioen ligt niet vóór de eerste dag van een maand waarin de deelnemer 60 jaar wordt én ligt niet na de eerste dag van de maand waarin de deelnemer één jaar jonger is dan de wettelijke AOW-leeftijd.
5. Het deeltijdpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de arbeidsduur wordt verminderd overeenkomstig lid 1 en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de (deeltijd) gepensioneerde.
Hoogte van het deeltijdpensioen
6. De vermindering van de arbeidsduur is zodanig dat de resterende arbeidstijd 40%, 60% of 80% van een voltijds dienstverband bedraagt.
7. Het deeltijdpensioen wordt berekend op de dag voorafgaand aan de datum van ingang van het deeltijdpensioen. Voor de vaststelling van de hoogte van het deeltijdpensioen, wordt:
a) het op de ingangsdatum van het deeltijdpensioen opgebouwde ouderdomspensioen vermenigvuldigd met het percentage van de vermindering van de arbeidsduur;
b) het in sub a berekende deeltijdpensioen wordt op basis van Artikel 21, lid 1 tot en met 4 vervroegd naar de ingangsdatum van het deeltijdpensioen.
d) Artikel 24 is niet van toepassing indien gekozen is voor deeltijdpensioen.
Gevolgen deeltijdpensioen voor de pensioenopbouw en risicodekking
8. De pensioenopbouw wordt voortgezet voor de overeengekomen arbeidsduur, waarvoor het dienstverband met de werkgever niet is beëindigd. Ten aanzien van de resterende arbeidsduur is de deelnemer deeltijdwerknemer en zijn de bepalingen van Artikel 6 onverkort van toepassing.
9. Voor het deel waarvoor de pensioenopbouw wordt beëindigd, wordt de deelnemer als pensioengerechtigde beschouwd. Hierdoor bestaat voor dit deel geen recht meer op tijdelijk partnerpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of een premievrijstelling.
10. Op de pensioendatum wordt het resterende ouderdomspensioen voor de deelnemer berekend overeenkomstig Artikel 19 waarbij rekening wordt gehouden met het reeds ingegane pensioen.
Ingang deeltijdpensioen onherroepelijk
11. Een ingegaan deeltijdpensioen is onherroepelijk, een tweede verzoek tot deeltijdpensioen betreft dus altijd een verhoging van het deeltijdpensioen.
Artikel 23 Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om het partnerpensioen, voor zover dit is toe te rekenen aan deelnemersjaren gelegen vanaf 1 januari 2002, op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen om te zetten in een hogere aanspraak op ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer kan kiezen om een deel van, of het gehele partnerpensioen om te zetten in een hogere aanspraak op ouderdomspensioen. Hierbij is elk percentage tussen 0% en 100% van het partnerpensioen mogelijk.
Toestemming partner
2. Voor gebruikmaking van de in lid 1 van dit artikel genoemde mogelijkheid heeft de (gewezen) deelnemer met een partner de instemming van deze partner nodig. De (gewezen) deelnemer dient een door het pensioenfonds verstrekte en door de partner ondertekende verklaring aan het pensioenfonds te overleggen waaruit blijkt dat de partner instemt met de gemaakte keuze. Deze overlegging dient ten minste 3 maanden vóór de pensioendatum te geschieden.
3. Indien de (gewezen) deelnemer geen partner heeft, is het bepaalde in lid 2 van dit artikel niet van toepassing.
Het bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner, zoals bedoeld in Artikel 17 komt niet in aanmerking voor omzetting in ouderdomspensioen.
Berekening uitruil
4. Bij omzetting van het partnerpensioen in ouderdomspensioen vindt plaats op basis van een door het bestuur vastgestelde sekseneutrale uitruilfactor. Deze uitruilfactoren zijn in bijlage 4 bij dit pensioenreglement opgenomen. Het verlies aan pensioen dat het gevolg is van de ruil van pensioenaanspraken kan niet worden gecompenseerd.
5. Voor zover dit het gevolg is van de omzetting van partnerpensioen op grond van dit artikel mag het ouderdomspensioen meer bedragen dan het in Artikel 8, lid 5 genoemde maximum.
Artikel 24 Variatie in uitkeringshoogte
Keuze variatie uitkering bij ingang ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de pensioendatum, niet zijnde de ingangsdatum van het deeltijdpensioen, een variabele uitkeringshoogte van het ouderdomspensioen worden vastgesteld.
2. De (gewezen) deelnemer kan op grond van lid 1 kiezen voor een tijdelijk hoger of lager ouderdomspensioen. Het lagere ouderdomspensioen bedraagt 75% van het hogere ouderdomspensioen. De periode waarin het tijdelijk hogere of lagere ouderdomspensioen wordt ontvangen, volgt direct op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen en heeft een duur van minimaal 1 en maximaal 10 jaar. Bij de toepassing van de variatie in de hoogte van de uitkeringen, mag in de jaren tussen de ingangsdatum van het pensioen en de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, een bedrag dat gelijk is aan 2x de voor die jaren geldende AOW-uitkering buiten aanmerking blijven.
Aanvraag termijn van variatie in uitkeringshoogte
3. Het verzoek om variatie in uitkeringshoogte zal door het bestuur worden ingewilligd, indien het verzoek ten minste 3 maanden vóór de beoogde vervroegde ingangsdatum dan wel de pensioenrichtdatum is gedaan.
Berekening variabele uitkeringshoogte ouderdomspensioen
4. Bij een variabele uitkeringshoogte van het ouderdomspensioen zal het ouderdomspensioen worden herrekend op basis van door het bestuur vastgestelde sekseneutrale uitruilfactoren. De uitruilfactoren, geldend op de pensioenrichtdatum, zijn in bijlage 3 bij dit pensioen- reglement opgenomen. De uitruilfactoren op een andere datum dan de pensioenrichtdatum worden op overeenkomstige wijze vastgesteld.
5. Voor zover dit het gevolg is van de variatie in de uitkeringshoogte op grond van dit artikel mag het ouderdomspensioen meer bedragen dan het in Artikel 8, lid 5 genoemde maximum.
Hoogte van het partner- en wezenpensioen
6. De keuze voor een variabele uitkeringshoogte van het ouderdomspensioen heeft geen gevolgen voor de hoogte van het partner- en wezenpensioen.
Volgorde flexibiliseringsmogelijkheden
7. Indien in combinatie met een variabele uitkeringshoogte tevens vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 21 plaatsvindt, wordt eerst het bepaalde in artikel 21 toegepast en vervolgens het bepaalde in dit artikel.
Toeslagverlening
Artikel 25 Voorwaardelijke toeslagverlening
a) de ingegane pensioenen;
b) de premievrije pensioenaanspraken als bedoeld in Artikel 16, lid 1;
wordt jaarlijks op de eerste januari een toeslag verleend van maximaal de ontwikkeling van het prijsindexcijfer, met dien verstande dat een negatieve stijging van het prijsindexcijfer op nul wordt gesteld, waarbij de negatieve stijging(en) wordt (worden) verrekend met latere positieve stijgingen totdat het saldo weer positief is. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd. (indexatiecategorie D1)
3. Bij de jaarlijkse vaststelling van de hoogte van de toeslagverlening worden de volgende uitgangspunten in acht genomen:
a) de hoogte van de toeslagverlening per 1 januari van enig jaar is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad per 31 december van het voorgaande jaar;
b) indien de beleidsdekkingsgraad beneden 110% ligt, wordt geen toeslag verleend;
c) de toeslag zal niet meer bedragen dan toeslag die in de toekomst gerealiseerd kan worden uit het eigen vermogen van het Pensioenfonds boven de beleidsdekkingsgraad van 110%;
d) voor niet verleende toeslagen bestaat de mogelijkheid dit in de volgende vijf
jaar met terugwerkende kracht te compenseren, met inachtneming van de bepalingen in artikel 137 van de Pensioenwet.
Het Pensioenfonds heeft de vrijheid hiervan af te wijken indien de (financiële) situatie van het Pensioenfonds naar haar oordeel hiertoe aanleiding geeft.
4. De additionele toeslag zoals genoemd in lid 3 sub d wordt alleen verleend aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geadministreerd bij het pensioenfonds op moment van toekenning. Na uitgaande waardeoverdracht conform de bepaling in Artikel 41 of na afkoop conform de bepaling in Artikel 38 wordt geen additionele toeslag verleend op de afgekochte of overgedragen aanspraken.
5. De pensioengrondslag van een (gewezen) deelnemer, die recht heeft op een tijdens de deelneming ingegane uitkering op grond van de WIA of op grond van de WAO en op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw zoals vastgelegd in Artikel 15, kan jaarlijks op 1 januari verhoogd worden met maximaal de ontwikkeling van het prijsindexcijfer. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de in dit lid genoemde pensioengrondslag wordt aangepast.
6. Voor zover dit het gevolg is van de verhogingen op grond van de leden 1 en 2 van dit artikel mogen het ouderdoms-, partner-, tijdelijk partner- en wezenpensioen meer bedragen dan de in Artikel 8, lid 5, 6, 7 en 8 genoemde maxima.
Hoofdstuk 3 Beschikbare premieregeling
Artikel 26 Beschikbare premieregeling
1. Voor de opbouw in de beschikbare premieregeling gericht op een opbouw van ouderdomspensioen van 0,375% van de pensioengrondslag per dienstjaar en een uitgesteld opgebouwd partnerpensioen stelt de werkgever gedurende het deelnemerschap maandelijks een premie beschikbaar die wordt gestort op een bij het pensioenfonds op naam van de deelnemer geadministreerde pensioenkapitaalrekening. Deze premie betreft zowel een werkgeversbijdrage als een werknemersbijdrage. Aan deze beschikbare premieregeling is geen verzekering voor een arbeidsongeschiktheidspensioen of een premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid verbonden. Bij overlijden bedraagt het partner- en/of wezenpensioen maximaal het opgebouwde kapitaal.
Beleggingsrisico
2. In overeenstemming met het karakter van een premieovereenkomst is het beleggingsrisico in de beschikbare premieregeling geheel voor rekening van de (gewezen) deelnemer.
Pensioenkapitaalrekening
a) de gestorte pensioenpremies, conform Artikel 27; en
b) het saldo van de op deze pensioenkapitaalrekening bijgeschreven beleggingsopbrengsten en afgeschreven beleggingsverliezen; en
c) de door de vermogensbeheerder ingehouden kosten.
Aanspraken
a) ouderdomspensioen, uit te keren vanaf de pensioendatum tot en met de laatste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt;
b) partnerpensioen, uit te keren vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt;
c) wezenpensioen, uit te keren vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt tot de laatste dag van de maand waarin de betreffende wees ophoudt wees te zijn in de zin van het pensioenreglement, of eerder overlijden.
5. In geval van collectieve waardeoverdracht als gevolg van liquidatie van het pensioenfonds gelden onverkort de bepalingen uit lid 4. Het opgebouwde saldo wordt dan omgezet in ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen in de verhouding 100: 70: 14. Het bestuur heeft de bevoegdheid om af te wijken van deze bepaling.
Artikel 27 Beschikbaar gestelde pensioenpremie
De hoogte van de premie is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer per 1 januari van het betreffende jaar en de pensioengrondslag. Deze storting is in totaal gelijk aan een leeftijdsafhankelijke premie als percentage van de pensioengrondslag van de deelnemer volgens onderstaand schema.
De jaarlijkse premiepercentages per 1 januari 2015:
Leeftijd | Percentage van de 1pensioengrondslag |
% | |
18 tot en met 19 | 1,44 |
20 tot en met 24 | 1,60 |
25 tot en met 29 | 1,86 |
30 tot en met 34 | 2,16 |
35 tot en met 39 | 2,50 |
40 tot en met 44 | 2,92 |
45 tot en met 49 | 3,40 |
50 tot en met 54 | 3,96 |
55 tot en met 59 | 4,66 |
60 tot en met 64 | 5,54 |
65 tot en met 66 | 6,30 |
Voorbeeldberekening.
Voor een deelnemer geboren op 23 februari 1971, met een voltijds pensioengevend salaris van € 45.000,-- en een deeltijdfactor van 80% wordt de beschikbare premie in 2015 als volgt berekend:
Zijn leeftijd is op 1 januari 2015 43 jaar. Het premiepercentage is dus 2,92%. De pensioengrondslag is € 31.551 (45.000 -/- 13.449 (franchise in 2015)). In 2015 is de jaarpremie van deze deelnemer voor de beschikbare premieregeling:
2,92% * 31.551 * 80% = € 734,51
2. Als de deelnemer niet gedurende het gehele jaar aan de pensioenregeling deelneemt, wordt de pensioenpremie naar evenredigheid van de duur van de deelname verlaagd. Indien de deelnemer minder dan de bij de werkgever volledige werktijd werkzaam is, wordt de pensioenpremie vermenigvuldigd met de deeltijdfactor als bedoeld in Artikel 6 lid 3.
1 Genoemde percentages zijn gebaseerd op de tweede kolom van de 3%-staffel uit het Beschikbare premiebesluit (BLKB2013/43M), gericht op een opbouw van het ouderdomspensioen van 0,375% van de pensioengrondslag per dienstjaar en een uitgesteld opgebouwd partnerpensioen.
Artikel 28 Belegging pensioenpremies
1. Het pensioenfonds draagt zorg voor de belegging van de pensioenpremies zoals die op de pensioenkapitaalrekening worden gestort en draagt tevens zorg voor de belegging en het beheer van het saldi van pensioenkapitaalrekening. Eén en ander vindt plaats op solide wijze en het pensioenfonds handelt daarbij overeenkomstig artikel 135 van de Pensioenwet. Het pensioenfonds sluit voor de uitvoering hiervan een overeenkomst met een vermogensbeheerder, welke overeenkomst op verzoek van de deelnemer aan hem ter hand wordt gesteld.
2. De vermogensbeheerder heeft in overleg met het pensioenfonds adviesmixen vastgesteld die zijn afgestemd op verschillende leeftijdscategorieën. Onder een adviesmix wordt verstaan een voor een bepaalde leeftijdsgroep geschikte spreiding over aandelen, obligaties en een rentedragende rekening. Voor iedere leeftijdsgroep geldt een standaard adviesmix die is gebaseerd op een profiel dat geldt voor de groep waartoe de deelnemer behoort, volgens de inzichten inzake prudent beleggen. Bij het bereiken van de volgende leeftijdscategorie worden de beleggingen door de vermogensbeheerder automatisch aangepast aan de adviesmix die bij deze categorie hoort.
Beleggingsmogelijkheden
3. De vermogensbeheerder kent een tweetal beleggingsmogelijkheden, te weten:
a) De standaard volgen, waarbij het vermogensbeheer volledig aan de vermogensbeheerder wordt overgelaten. De vermogensbeheerder belegt het saldo volgens de standaard adviesmix, zoals aangegeven in lid 2;
b) Eigen beleggingsmix samenstellen, waarbij de deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen van het pensioenfonds heeft overgenomen. De deelnemer heeft de keuze om in één van de door de vermogensbeheerder vastgestelde modelfondsen te beleggen maar kan ook zelf een mix van door de vermogensbeheerder aangeboden beleggingsfondsen vaststellen.
4. De (gewezen) deelnemer wordt ingedeeld in de standaard beleggingsmix zoals in lid 3, sub a aangegeven. Het pensioenfonds biedt de deelnemer echter aan om de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen. De deelnemer kan deze verantwoordelijkheid overnemen door aan de vermogensbeheerder de keuze voor het samenstellen van een eigen beleggingsmix kenbaar te maken. De deelnemer dient zijn keuze hiervoor kenbaar te maken door de hiervoor benodigde formulieren inclusief het klant- en risicoprofiel, te ondertekenen en aan de vermogensbeheerder te retourneren.
5. Indien de deelnemer heeft gekozen voor het samenstellen van een eigen beleggingsmix zoals in lid 3, sub b, adviseert de vermogensbeheerder, namens het pensioenfonds, de deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. De vermogensbeheerder onderzoekt, in opdracht van het pensioenfonds, tenminste een keer per jaar of de beleggingen van de deelnemer zich binnen de op basis van de vorige volzin geldende grenzen bevinden en informeert de deelnemer hierover.
6. Het pensioenfonds dan wel de vermogensbeheerder namens het pensioenfonds, zal de (gewezen) deelnemers schriftelijk informeren over de in dit artikel bedoelde
beleggingsmogelijkheden en adviesmixen. Ook eventuele wijzigingen hierin worden aan de deelnemers schriftelijk meegedeeld.
7. Als bij de aan- en verkoop van beleggingsfondsen door de vermogensbeheerder kosten in rekening worden gebracht, worden die in mindering gebracht op de te storten of de te onttrekken bedragen.
8. Het pensioenfonds kan (in overleg met de vermogensbeheerder) periodiek de adviesmixen en aangeboden beleggingsfondsen aanpassen.
9. Vanaf het moment dat het deelnemerschap vóór de pensioendatum wordt beëindigd anders dan door overlijden, heeft de gewezen deelnemer twee jaar de tijd om over te stappen naar de standaard adviesmix zoals beschreven in lid 3, sub a. Indien de gewezen deelnemer niet binnen de gestelde termijn van één jaar hier opdracht voor heeft gegeven, neemt het pensioenfonds de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over. Vanaf dat moment wordt het saldo op de pensioenkapitaalrekening van de gewezen deelnemer belegd volgens de standaard adviesmix zoals beschreven in lid 3, sub a.
Artikel 29 Aanwending van het pensioenkapitaal op de pensioendatum
Aankoop bij het pensioenfonds
1. Op de pensioeningangsdatum worden de pensioenkapitalen op de pensioenkapitaalrekeningen A, B én C aangewend voor de aankoop van pensioenaanspraken in het pensioenfonds. De pensioeningangsdatum in deze beschikbare premieregeling is gelijk aan de pensioeningangsdatum in de Middelloonregeling. Uitkering van het pensioenkapitaal door middel van een bedrag ineens is niet mogelijk. Na aanwending van het pensioenkapitaal voor de aankoop van pensioenaanspraken vervalt de bepaling als opgenomen van artikel 42, lid 2 met betrekking tot de pensioenaanspraken die zijn verworven op grond van de voor en door de (gewezen) deelnemer gedane stortingen.
2. Het pensioenfonds verstrekt aan de (gewezen) deelnemer twee maanden vóór de pensioendatum of eerdere pensioeningangsdatum een opgave van de uit het gevormde saldo van de pensioenkapitaalrekening te verkrijgen pensioenaanspraken.
4. De bepalingen in artikel 10, lid 1 en artikel 11, lid 1 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanspraken aangekocht conform de bepalingen in lid 3.
Keuzemogelijkheden
6. Na omzetting van het pensioenkapitaal in pensioenaanspraken bij het pensioenfonds zijn de bepalingen uit de Middelloonregeling (hoofdstuk 3) van overeenkomstige toepassing op deze pensioenaanspraken.
7. De door de (gewezen) deelnemer gemaakte keuzes ten aanzien van de pensioenaanspraken opgebouwd in de Middelloonregeling uit hoofde van Artikel 21, Artikel 22, Artikel 23 en Artikel 24 zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op de pensioenaanspraken aangekocht vanuit het pensioenkapitaal.
Aankoop bij verzekeraar
8. Het saldo van de pensioenspaarrekening kan ook worden aangewend voor aankoop van pensioenen bij een door de (gewezen) deelnemer aan te wijzen verzekeraar overeenkomstig het bepaalde in artikel 80 en 82 van de Pensioenwet. Het verzoek daartoe moet binnen één maand na ontvangst van de in lid 2 bedoelde opgave aan het bestuur kenbaar gemaakt zijn. In dit verzoek dient het bestuur van het pensioenfonds gerechtigd te worden om het pensioenkapitaal over te dragen naar de aangewezen verzekeraar.
Artikel 30 Aanwending van het pensioenkapitaal bij overlijden voor de pensioendatum
Aankoop bij het pensioenfonds
Vervallen saldo aan het pensioenfonds
2. Indien bij overlijden van de (gewezen) deelnemer de in lid 1 van dit artikel genoemde aankoop niet mogelijk is in verband met het ontbreken van een nabestaande aan wie een aanspraak op (tijdelijk) partner- of wezenpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan worden uitgekeerd, zal het pensioenkapitaal vervallen aan het pensioenfonds.
3. Bij fiscale bovenmatigheid als gevolg van verhoging van het (tijdelijk) partnerpensioen en/of wezenpensioen als bedoeld lid 1 zal de overwaarde vervallen aan het pensioenfonds met inachtneming van Artikel 8, lid 9. Hierbij worden de fiscale grenzen zoals weergegeven in Artikel 8 in acht genomen.
Berekening aanspraken
4. Bij aankoop in het pensioenfonds worden de te verkrijgen pensioenaanspraken vastgesteld op basis van de grondslagen die zijn vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds. De aankoop vindt plaats op basis van sekseneutrale grondslagen. De aankoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 5 van dit reglement.
5. Na omzetting van het pensioenkapitaal in pensioenaanspraken bij het pensioenfonds zijn de bepalingen uit de Middelloonregeling (hoofdstuk 3) overeenkomstig van toepassing op deze pensioenaanspraken.
Artikel 31 Beschikbare premieregeling en keuzemogelijkheden
Conform Middelloonregeling
1. De door de (gewezen) deelnemer gemaakte keuzes ten aanzien van de pensioenaanspraken opgebouwd in de Middelloonregeling uit hoofde van Artikel 21, Artikel 22, Artikel 23 en Artikel 24 zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op de pensioenaanspraken aangekocht vanuit het pensioenkapitaal.
Keuze voor deeltijdpensioen
2. Indien de deelnemer heeft verzocht om deeltijdpensioen conform artikel 22 van dit reglement dan geldt dit ook voor de beschikbare premieregeling.
3. Het saldo op de pensioenkapitaalrekening wordt naar rato van de gekozen deeltijd aangewend voor aankoop van pensioenaanspraken bij het pensioenfonds. De bepalingen uit artikel 29 zijn van overeenkomstige toepassing.
Beschikbare premieregeling en bijzondere situaties
Artikel 32 Arbeidsongeschiktheid en beschikbare premieregeling
1. Indien en voor zover de dienstbetrekking eindigt, eindigt ook de opbouw voor de beschikbare premieregeling. Indien en voor zover er recht bestaat op premievrijstelling in de Middelloonregeling, blijft het deelnemerschap ook voor de beschikbare premieregeling in stand.
Bijzonder partnerpensioen
1. Indien de partnerrelatie met de partner als in partnerbegrip sub a, sub b of sub c zoals opgenomen in artikel 1 van de (gewezen) deelnemer wordt beëindigd verkrijgt de gewezen partner recht op (de waarde van) een bijzonder partnerpensioen ten laste van de pensioenkapitaalrekening.
2. De waarde van het bijzonder partnerpensioen wordt berekend op basis van het ouderdomspensioen, ingaand op de pensioenrichtdatum en bijbehorend levenslang partnerpensioen, dat op de beëindigingsdatum van de partnerrelatie ten laste van het dan aanwezige saldo op de pensioenkapitaalrekening kan worden aangekocht in de verhouding 100:70. Vervolgens wordt de hoogte van het daarbij vastgestelde partnerpensioen in aanmerking genomen en wordt berekend wat de waarde van dit partnerpensioen is op de beëindigingdatum van de partnerrelatie. Deze waarde wordt onttrokken aan het saldo op de pensioenkapitaalrekening en wordt als een afzonderlijk saldo op naam van de gewezen partner ten behoeve van bijzonder partnerpensioen geadministreerd. Het kapitaal komt beschikbaar bij pensionering of eerder overlijden van de (gewezen) deelnemer en zal worden aangewend voor de aankoop van bijzonder partnerpensioen voor de gewezen partner.
3. Bij overlijden van de gewezen partner vóór de (gewezen) deelnemer vervallen de rechten van de gewezen partner op het saldo als bedoeld in lid 2 en komt het betreffende saldo weer ten gunste van de (gewezen) deelnemer.
Ouderdomspensioen
4. Indien de partnerrelatie met de partner als in partnerbegrip sub a of sub b zoals opgenomen in artikel 1 van de (gewezen) deelnemer wordt beëindigd heeft de gewezen partner overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op pensioenverevening van het ouderdomspensioen.
De pensioenverevening vindt plaats door ten behoeve van de gewezen partner de helft van de waarde van het saldo op de pensioenkapitaalrekening dat ten behoeve van de (gewezen) deelnemer in de periode van de partnerrelatie is opgebouwd inclusief de daarop betrekking hebbende beleggingsresultaten af te splitsen. Voordat afsplitsing plaatsvindt wordt eerst de waarde ten behoeve van het bijzonder partnerpensioen als hiervoor in lid 1 omschreven, van het saldo van de pensioenkapitaalrekening afgesplitst.
5. Bij overlijden van de gewezen partner vóór de (gewezen) deelnemer vervallen de rechten van de gewezen partner op het saldo als bedoeld in lid 4 en komt het betreffende saldo weer ten gunste van de (gewezen) deelnemer.
6. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien partijen verevening van pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden bij geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op scheiding.
Termijn melding echtscheiding en overleggen bescheiden
7. Voor de gewezen partner ontstaat tegenover het pensioenfonds alleen een recht op uitbetaling van een deel van elk van de uit te betalen pensioentermijnen overeenkomstig de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, als de beëindiging van de partnerrelatie binnen een termijn van twee jaar na de beëindiging van de partnerrelatie bij het pensioenfonds is gemeld. De melding dient daarbij te hebben plaatsgevonden door het indienen van een volledig ingevuld meldingsformulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
8. Naast het volledig ingevulde meldingsformulier is de (gewezen) deelnemer verplicht om indien aanwezig de huwelijkse voorwaarden, voorwaarde bij geregistreerd partnerschap of de schriftelijke overeenkomst met het oog op scheiding te overleggen aan het pensioenfonds.
Conversie
9. Op verzoek van de gewezen partner en de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan het verevend pensioenkapitaal tezamen met het afgesplitste saldo ten behoeve van het bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een zelfstandige pensioenkapitaal voor de gewezen partner. De voorwaarden hiervoor en de wijze waarop dit gebeurt zijn vastgelegd in beleidsregels van het pensioenfonds.
10. Het zelfstandig pensioenkapitaal van de gewezen partner verkregen na conversie kan alleen belegd worden conform de standaard adviesmix van het pensioenfonds, zoals beschreven in Artikel 28, lid 3 sub a.
Kosten verevening en conversie
11. Het pensioenfonds kan de administratiekosten in verband met de verevening of conversie in gelijke delen bij beide betrokkenen in rekening brengen, dan wel in mindering brengen op de aan hen uit te betalen pensioenbedragen.
12. Bij de toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met een eventueel eerdere van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en/of eerdere afsplitsing van de waarde van een bijzonder partnerpensioen ten behoeve van een andere gewezen partner van de (gewezen) deelnemer.
Einde Deelnemerschap voor de pensioendatum
Artikel 34 Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum
1. Indien het deelnemerschap vóór de pensioendatum van de deelnemer anders dan door overlijden eindigt, behoudt betrokkene het voor en door hem tot dat ogenblik gevormde pensioenkapitaal. Het pensioenkapitaal wordt jaarlijks aangepast als gevolg van de gerealiseerde beleggingsresultaten conform Artikel 26, lid 3.
2. De gewezen deelnemer ontvangt een opgave met de hoogte van het tot aan de beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde pensioenkapitaal op grond van de tot die datum voor en door de gewezen deelnemer gedane stortingen en gerealiseerde beleggingsresultaten. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer voorts informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging van de deelneming relevant is.
Overgang naar standaard adviesmix
3. Vanaf het moment dat het deelnemerschap vóór de pensioendatum wordt beëindigd anders dan door overlijden, heeft de gewezen deelnemer één jaar de tijd om over te stappen naar de standaard adviesmix. Indien de gewezen deelnemer niet binnen de gestelde termijn van één jaar hier opdracht voor heeft gegeven, neemt het pensioenfonds de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over. Vanaf dat moment wordt het saldo op de pensioenkapitaalrekening van de gewezen deelnemer belegd volgens de standaard adviesmix.
Liquidatie van het pensioenfonds
4. Bij collectieve waardeoverdracht als gevolg van liquidatie van het pensioenfonds is Artikel 29, lid 1 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing en wordt het pensioenkapitaal aangewend voor inkoop van pensioenaanspraken bij het pensioenfonds. Het bestuur heeft de bevoegdheid om af te wijken van deze bepaling.
Toeslagverlening
Artikel 35 Toeslagverlening
1. Gezien het karakter van de beschikbare premieregeling komt het ten behoeve van de deelnemer op te bouwen pensioenkapitaal niet voor verhoging door middel van een toeslag in aanmerking. Na aankoop van pensioenaanspraken uit het pensioenkapitaal is Artikel 25 van overeenkomstige toepassing op deze pensioenaanspraken.
Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen
Artikel 36 Informatieverstrekking
Startbrief
1. Het pensioenfonds zal de deelnemer binnen drie maanden na de start van de verwerving van de pensioenaanspraken schriftelijk informeren over:
a. de inhoud van de pensioenregeling;
b. de toeslagverlening;
c. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het pensioenfonds;
d. het recht van de deelnemer om gegevens op te vragen als bedoeld in lid 2.
Algemene informatie
2. Indien de (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde hierom verzoekt worden zij in het bezit gesteld van de geldende statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst, de jaarrekening en het jaarverslag van het pensioenfonds.
Informatie Middelloonregeling
3. Jaarlijks verstrekt het pensioenfonds ten behoeve van de deelnemer een opgave van de hoogte van de opgebouwde en de reglementair te bereiken aanspraken, informatie over de toeslagverlening en een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen. Deze informatieverplichting zal in ieder geval voldoen aan de eisen die de Pensioenwet hier aan stelt.
Het pensioenfonds verstrekt op verzoek van de deelnemer een opgave van de over de zeven voorafgaande jaren toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen. Het pensioenfonds kan een vergoeding vragen van de aan deze opgave verbonden kosten.
4. Het pensioenfonds zal aan de deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap een schriftelijk bewijs verstrekken, waarin de hoogte van zijn premievrije pensioenaanspraken is aangegeven. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer voorts:
a. informatie over de toeslagverlening;
b. informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging van de deelneming relevant is, en
c. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds.
5. Het pensioenfonds zal aan degene die pensioengerechtigde wordt een schriftelijk bewijs verstrekken van de hoogte van het pensioenrecht en de eventueel bijbehorende opgebouwde pensioenaanspraken. Voorts verstrekt het pensioenfonds daarbij informatie over de toeslagverlening.
6. Indien en voor zover op grond van Artikel 17 en Artikel 33 recht ontstaat op een te verevenen ouderdomspensioen en/of een bijzonder partnerpensioen verstrekt het fonds hiervan aan de gewezen-partner een bewijs van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen en een bewijsstuk van zowel de tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde aanspraak waarop pensioenverevening zal worden gebaseerd alsmede de ingangsdatum van de uitbetaling. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
7. Het pensioenfonds verstrekt na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aan de (ex-)-partner en de kinderen een bewijsstuk ter zake van de bestaande aanspraken op (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen.
8. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer en de gewezen partner tenminste een keer in de vijf jaar en aan de pensioengerechtigde jaarlijks:
a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken en/of pensioenrechten;
b. informatie over toeslagverlening.
9. Het pensioenfonds informeert de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde binnen 3 maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Informatie Beschikbare Premieregeling
10. Jaarlijks wordt aan de deelnemers een opgave verstrekt van het saldo van de pensioenkapitaalrekeningen, de daarbij gebruikte veronderstellingen en een indicatie van de uit het opgebouwde saldo te verkrijgen pensioenaanspraken. Deze informatieverplichting moet in ieder geval voldoen aan de eisen die de Pensioenwet hier aan stelt.
11. Bij beëindiging van de deelname en daarna eens in de vijf jaar ontvangt de gewezen deelnemer van het pensioenfonds tenminste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
12. Het pensioenfonds verstrekt aan de partner op het moment dat deze de status van gewezen partner verkrijgt en daarna tenminste één keer in de vijf jaar ten minste de in de Pensioenwet omschreven informatie.
13. Jaarlijks verstrekt het pensioenfonds aan de deelnemer een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen. Het pensioenfonds verstrekt op verzoek van de deelnemer een opgave van de over de zeven voorafgaande jaren toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen. Het pensioenfonds kan een vergoeding vragen van de aan deze opgave verbonden kosten.
14. Onverminderd het bepaalde in dit artikel verstrekt het pensioenfonds op verzoek aan de deelnemer of gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van het opgebouwde saldo. Het pensioenfonds kan een vergoeding vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten.
Artikel 37 Uitkering
1. De pensioenen worden door het pensioenfonds uitgekeerd bij achterafbetaling in maandelijkse termijnen ten bedrage van 1/12e van het jaarlijkse pensioenbedrag.
2. Voor de uitbetaling van een pensioentermijn kan het bestuur jaarlijks overlegging eisen van een bewijs waaruit blijkt dat de rechthebbende op het pensioen in leven is, alsmede van alle andere stukken, welke door het bestuur of de verzekeraar voor de uitbetaling nodig worden geacht.
3. De uitkeringen worden onder inhouding van de verschuldigde belastingen, andere verplichte heffingen of andere met de (vervroegde) gepensioneerde overeengekomen inhoudingen, door of namens het pensioenfonds aan de rechthebbenden uitgekeerd en wel op een door de rechthebbende aangewezen bank- of girorekening.
4. Ten onrechte genoten uitkeringen moeten aan het pensioenfonds worden terugbetaald.
1. De aanspraken op pensioen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behoudens dan in de gevallen voorzien bij of krachtens Artikel 65 tot en met 69 van de Pensioenwet.
Afkoop ouderdomspensioen
Afkoop partnerpensioen
Afkoop bijzonder partnerpensioen
Termijnen van informatie en uitbetaling
5. Het pensioenfonds dat gebruik wil maken van het in het lid 2 respectievelijk in lid 3 bedoelde recht informeert de gewezen deelnemer respectievelijk de gepensioneerde over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming respectievelijk binnen zes maanden na de pensioendatum en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
6. Als het pensioenfonds gebruik maakt van het in het vierde lid bedoelde recht informeert het fonds de (gewezen) partner hierover binnen zes maanden na de ingangsdatum respectievelijk binnen zes maanden na melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de (gewezen) partner.
Combinatie pensioenaanspraken uit middelloonregeling en beschikbare premieregeling
7. Met de pensioenaanspraken zoals vermeld in lid 2, 3 en 4 van dit artikel wordt het totaal bedoeld van de pensioenaanspraken opgebouwd in de Middelloonregeling (Hoofdstuk 2) én de pensioenaanspraken die verkregen kunnen worden na aanwenden van het opgebouwde pensioenkapitaal uit de Beschikbare Premieregeling (Hoofdstuk 3).
De berekening van de afkoop
Beslaglegging
9. Beslag op pensioenaanspraken vóór de pensioeningangsdatum, voor zover niet bij of krachtens enige wet anders geregeld, is niet toegestaan. Xxxx beperking geldt, als het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarop de beslaglegger volgens de wet aanspraak heeft. Loonbeslag op pensioenaanspraken na pensioeningangsdatum is conform de wettelijke bepalingen toegestaan.
Artikel 39 Verzekering
1. Het pensioenfonds kan ter dekking van zijn pensioenverplichtingen verzekeringen sluiten bij een of meerdere verzekeraars, in welk geval het pensioenfonds in de polis als bevoordeelde zal worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht de pensioengerechtigde als bevoordeelde aan te wijzen. Hierbij worden de fiscale grenzen in acht genomen.
2. Voorzover het pensioenfonds pensioenverplichtingen dekt door het sluiten van overeenkomsten met een of meer verzekeraars gelden de polisvoorwaarden van deze maatschappij(en). In dat geval is het pensioenfonds tot geen verdere uitbetaling van enig bedrag verplicht dan het zelf op grond van de gesloten verzekeringsovereenkomst van de verzekeraar ontvangt, mits het pensioenfonds de daarvoor benodigde premies heeft voldaan. De voorwaarden van deze overeenkomst liggen voor de belanghebbenden bij het bestuur ter inzage.
Artikel 40 Financiering van de pensioenen
Uitvoeringsovereenkomst
1. De werkgever voldoet het pensioenfonds de verschuldigde premie uit hoofde van deze pensioenregeling. De voorwaarden voor de vaststelling van de premie zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Deze uitvoeringsovereenkomst wordt op verzoek van de deelnemer door het pensioenfonds verstrekt.
Werkgeversbijdrage Middelloonregeling en Beschikbare premieregeling
3. Indien in enig jaar sprake is van een positief verschil tussen de verschuldigde premie en de benodigde kostendekkende premie wordt dit positieve verschil door het pensioenfonds gereserveerd in een zogenaamd ‘premiedepot’.
4. Indien in enig jaar sprake is van een negatief verschil tussen de verschuldigde premie en de benodigde kostendekkende premie zal het pensioenfonds de gelden in het premiedepot aanwenden ter financiering van dit tekort.
5. Indien en voor zover in een bepaald jaar de kostendekkende premie niet gefinancierd kan worden uit de verschuldigde premie en het premiedepot, wordt dit in rekening gebracht bij de werkgever. Het pensioenfonds zal de werkgever aangeven of deze verhoging alleen geldt voor het komend jaar, of dat de verwachting bestaat dat ook in de komende jaren de kostendekkende premie hoger zal zijn dan 20,5% van het pensioengevend salaris.
6. Het premiedepot bedraagt maximaal 4 miljoen. Indien dit maximum is bereikt, zal het positieve verschil zoals genoemd in lid 3, worden toegevoegd aan de algemene middelen van het fonds.
Deelnemersbijdrage Middelloonregeling en Beschikbare premieregeling
8. Bij de vaststelling van de bijdrage van de deelnemer alsmede de bijdrage van werkgever wordt rekening gehouden met de eventueel geldende parttimefunctie(s). Hiertoe wordt bij de toepassing van lid 2 van dit artikel het pensioengevend salaris, voor zover dat is herleid naar een pensioengevend salaris dat geldt bij een volledige werktijd, vermenigvuldigd met de geldende deeltijdfactor, als bedoeld in artikel 6, lid 3. Als een deelnemer niet gedurende het hele jaar aan de regeling deelneemt, worden de in dit artikel genoemde bijdragen naar
Comment [JvR1]: De werknemersvertegenwoordigers dienen nog instemming over de hoogte van het bedrag te verlenen.
evenredigheid van de duur van de deelname vastgesteld.
9. Indien een deelnemer besluit de pensioenopbouw voort te zetten gedurende de periode waarin de deelnemer in het kader van een levensloopregeling verlof opneemt, komt de gehele bijdrage voor rekening van de deelnemer.
Financiering middels kapitaaldekking
10. Ieder jaar wordt een gedeelte van het aan de deelnemers toegekende ouderdoms-, partner- en wezenpensioen in het pensioenfonds gefinancierd op basis van door de actuaris vast te stellen grondslagen. De financiering van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen vindt plaats op
1 januari of de latere datum van opname als deelnemer. De financiering van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen vindt zodanig plaats dat ultimo van enig jaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming ten minste het tijdsevenredige gedeelte van de pensioenaanspraken gefinancierd is.
11. De inkoop van de toeslagverlening als bedoeld in artikel 25 vindt plaats op de eerste dag van het jaar waarin wordt besloten tot toekenning van de toeslagverlening.
12. Alle uitvoeringskosten komen voor rekening van het pensioenfonds en zijn onderdeel van de kostendekkende premie.
13. Het tijdelijk partnerpensioen als bedoeld in artikel 12, arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 14 en het premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in Artikel 15 worden op risicobasis herverzekerd. Het gedeelte van het partnerpensioen en het wezenpensioen dat op grond van lid 9 nog niet is gefinancierd, wordt op risicobasis herverzekerd.
Bijstortingsverplichting werkgever
14. Indien het pensioenfonds in een situatie komt te verkeren dat:
a) Het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b) Het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 van de Pensioenwet of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad;
zal de werkgever op het eerste verzoek van het pensioenfonds overgaan tot een aanvullende storting zodanig dat het pensioenfonds wel binnen een redelijke termijn in staat is te voldoen aan voldoen aan artikel 131 van de Pensioenwet of artikel 132 van de Pensioenwet. De werkgever zal binnen één maand na het eerste verzoek van het pensioenfonds de aanvullende storting voldoen aan het pensioenfonds.
Premie Overgangsregeling VPL
15. De premie voor de financiering van de aanspraken uit hoofde van de Overgangsregeling VPL, zoals beschreven in Artikel 49 lid 6 tot en met lid 14, is vanaf 1 januari 2013 vastgesteld op 1,6% van het pensioengevend salaris. Deze bijdrage wordt separaat bij de aangesloten ondernemingen in rekening gebracht.
17. Indien en voor zover de werkgever de premiebetalingen ten behoeve van de Overgangsregeling VPL niet voor de aanvang van het kalenderjaar heeft voldaan, zal het pensioenfonds de aanspraken uit hoofde van de overgangsregeling evenredig toekennen. Vanwege het voorwaardelijke karakter van de aanspraken uit hoofde van de Overgangsregeling VPL beslist het pensioenfonds jaarlijks over de toekenning van de aanspraken. De aanspraken uit hoofde van de Overgangsregeling VPL worden niet gefinancierd uit het vermogen van het pensioenfonds.
Inkomende waardeoverdracht
1. Bij de opname in de pensioenregeling heeft de deelnemer het recht de waarde van door zijn/haar vorige werkgevers toegekende premievrije pensioenaanspraken in te brengen in de in dit reglement vastgelegde pensioenregeling. Hierbij zal rekening worden gehouden met de in artikel 71 tot en met 74 van de Pensioenwet opgenomen bepalingen. In geval van een inkomende waardeoverdracht worden de volgende situaties onderscheiden:
a) Indien bij de vorige pensioenuitvoerder alleen aanspraken gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet opgebouwd zijn, wordt de totale overdrachtswaarde aangewend voor de inkoop van aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen overeenkomstig artikel 10, 11 en 13 van dit reglement;
c) Indien bij de vorige pensioenuitvoerder zowel aanspraken gebaseerd op een premie- of kapitaalsovereenkomst enerzijds en aanspraken gebaseerd op een uitkerings- overeenkomst in de zin van de Pensioenwet anderzijds opgebouwd zijn, wordt de overdrachtswaarde van de aanspraken met betrekking tot de premie- of kapitaalsovereenkomst gestort op de pensioenkapitaalrekening van de deelnemer overeenkomst artikel 26 van dit reglement en de overdrachtswaarde van de aanspraken met betrekking tot de uitkeringsovereenkomst aangewend voor de inkoop van aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen overeenkomstig Artikel 10, Artikel 11 en Artikel 13 van dit reglement;
2. Het bestuur zal ingeval van waarde-inbreng als bedoeld in lid 1 ten behoeve van de inkoop van aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen overeenkomstig artikel 10, 11 en 13 van dit reglement de ingebrachte waarde omrekenen naar extra pensioenaanspraken c.q. extra deelnemersjaren in de in dit reglement vastgelegde pensioenregeling.
3. Het is niet toegestaan om aanspraken uit hoofde van een netto-pensioenregeling middels ingaande waardeoverdracht in te brengen in de in dit reglement vastgelegde pensioenregeling.
Uitgaande waardeoverdracht
4. Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in Artikel 16, heeft betrokkene, mits wordt voldaan aan de in artikel 71 van de Pensioenwet opgenomen bepalingen, het recht zijn/haar premievrije pensioenaanspraken af te kopen teneinde de waarde hiervan in te brengen in de pensioenvoorziening van zijn/haar nieuwe werkgever. Hierbij worden de bepalingen in artikel 71 tot en met 74 van de Pensioenwet in acht genomen. Door waardeoverdracht vervallen alle aanspraken uit hoofde van dit reglement.
a) Waardeoverdracht zal niet plaatsvinden indien op grond van artikel 72 van de Pensioenwet de financiële toestand van het pensioenfonds dat niet toelaat.
4. Waardeoverdracht als bedoeld in lid 1 en 3 zal geschieden conform de reken- en procedure- regels zoals vastgelegd in het Besluit reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht (Staatsblad 1994, nummer 6471) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 tot en met 28 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
5. Het pensioenfonds kan met instemming van de rechthebbende het pensioen of de aanspraak op pensioen afkopen indien met de afkoopsom een pensioen wordt verworven dat:
a) de aangesloten onderneming heeft toegezegd, of
b) een andere werkgever die (een deel) van de onderneming heeft overgenomen, heeft toegezegd, indien deze andere werkgever een pensioentoezegging heeft gedaan met dezelfde inhoud als de pensioentoezegging van de aangesloten onderneming.
Het pensioen of de aanspraak op pensioen wordt verworven bij de pensioenuitvoerder van de aangesloten onderneming (situatie a) of de pensioenuitvoerder van de andere werkgever (situatie b).
De afkoopsom en het te verwerven pensioen worden vastgesteld conform het bepaalde in artikel 75 en 78 van de Pensioenwet. Bij overdracht vervallen alle aanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement van de rechthebbende jegens het pensioenfonds.
Artikel 42 Vermindering van aanspraken
1. Een aangesloten onderneming kan als gevolg van een ingrijpende wijziging van omstandigheden (bijvoorbeeld een sterke verslechtering van de financiële resultaten van de aangesloten onderneming) tot de conclusie komen, dat onverminderde betaling van de kostendekkende premie van de pensioenregeling niet langer verantwoord is, en besluiten de bijdrage in de kosten van deze pensioenregeling te verminderen of geheel te beëindigen. Zodra de werkgever besluit, dat zij van dit recht gebruik wil maken, is zij verplicht om dit onverwijld schriftelijk aan het fonds mee te delen. Het pensioenfonds is op zijn beurt verplicht om de deelnemers onverwijld van dat besluit van de werkgever op de hoogte te stellen. Naar gelang van de omstandigheden die het gevolg zijn van een dergelijk besluit van de werkgever, zal dit pensioenreglement aan die gewijzigde omstandigheden worden aangepast.
a) het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b) het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 van de Pensioenwet of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c) alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 en artikel 139 van de Pensioenwet.
3. Het bestuur draagt er zorg voor dat de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioen- gerechtigden ten minste drie maanden voor het tijdstip, waarop de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde vermindering gerealiseerd wordt, een opgave ontvangen van hun verminderde aanspraken. Tevens worden de aangesloten ondernemingen hierover geïnformeerd.
Artikel 43 Aanpassing van het pensioenreglement
1. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat het pensioenreglement in overeenstemming is met het bepaalde in de pensioenovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst, mits deze in overeenstemming zijn met de toepasselijke wet- en regelgeving.
2. Het bepaalde in lid 1 is van toepassing voor zover:
a) de financiële toestand van het pensioenfonds dit toelaat;
b) de gewijzigde bepalingen in de pensioenovereenkomst naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds in redelijkheid uitvoerbaar zijn.
3. Wijzigingen in dit pensioenreglement worden aangebracht volgens de in dit pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst vastgelegde procedure. Bij een wijziging van de pensioenregeling blijven de tot op het moment van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken gehandhaafd, tenzij wijziging van de aanspraken op grond van de Pensioenwet is toegestaan.
4. Tenzij expliciet anders bepaald geldt een wijziging van dit pensioenreglement vanaf de datum van inwerkingtreding voor zowel de deelnemers (inclusief de arbeidsongeschikte deelnemers), gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden.
5. Als wijzigingen in de sociale, fiscale of pensioen wet- of regelgeving of aanwijzingen van de belastingdienst of toezichthouder aanpassing van de pensioenregeling naar het oordeel van het bestuur, noodzakelijk maakt, kan dit pensioenreglement zonder instemming van de werknemer of gewezen werknemer aan de dan geldende omstandigheden worden aangepast. De deelnemers zullen in een dergelijke situatie hierover geïnformeerd worden.
6. Indien door wijziging van het pensioenreglement in het pensioenfonds voorzieningen vrijvallen blijven deze voorzieningen eigendom van het pensioenfonds.
Artikel 44 Verplichtingen van de (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde
1. De (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde is verplicht onverwijld kennis te geven van huwelijk, (geregistreerd) partnerschap, echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het (geregistreerde) partnerschap of van overlijden van echtgenote, echtgenoot of partner.
2. De (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde wiens huwelijk of (geregistreerde) partnerschap anders dan door overlijden geëindigd is, is verplicht daarvan onmiddellijk kennis te geven door een schriftelijke verklaring over te leggen. De verklaring dient ten minste te vermelden de namen en geboortedata van beide partners en de datum waarop de gezamenlijke huishouding is geëindigd. De verklaring dient zowel door de deelnemer als door diens partner ondertekend te zijn. Indien de deelnemer aannemelijk maakt dat hij ondanks zijn inspanningen daartoe geen medeondertekening door de gewezen partner kan bewerkstelligen, zal het pensioenfonds mogen afgaan op een eenzijdige verklaring van de deelnemer.
3. Het pensioenfonds is niet aansprakelijk voor een onjuiste opbouw van het pensioenkapitaal doordat de (gewezen) deelnemer niet, niet goed of niet tijdig aan de voor hem uit dit pensioenreglement voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan, indien het een door de (gewezen) deelnemer in persoon na te komen verplichting betreft.
Informatieverplichting belanghebbende aan het pensioenfonds
4. Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de goede uitvoering van de pensioenregeling als vervat in dit pensioenreglement en dient aan het pensioenfonds alle gevraagde inlichtingen die voor de uitvoering van deze pensioenregeling van belang zijn, te verstrekken, zo nodig onder overlegging van officiële bescheiden. Iedere belanghebbende is in ieder geval verplicht het pensioenfonds – al dan niet via de werkgever - ten spoedigste schriftelijk te informeren en daartoe bewijsstukken te overleggen van een wijziging in de persoonlijke levenssituatie.
Artikel 45 Onaantastbaarheid der pensioenen
1. De aanspraken op pensioen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behoudens dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Beslag op pensioen, voor zover niet bij of krachtens enige wet anders geregeld, is niet toegestaan. Xxxx beperking geldt, als het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarop de beslaglegger volgens de wet aanspraak heeft.
3. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is slechts toegestaan als het bestuur zich hiermede akkoord verklaart en is steeds herroepelijk.
4. De aan deze pensioenregeling te ontlenen pensioenaanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 46 Algemene bepalingen
1. Degenen, die aan dit reglement aanspraken kunnen ontlenen, zijn verplicht aan het bestuur op eerste verzoek de bewijsstukken te overleggen en de gegevens te verschaffen, die voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig zijn en zich aan een vanwege de verzekeraar in te stellen geneeskundig onderzoek te onderwerpen indien en voorzover dat op grond van de Wet op de medische keuringen is toegestaan.
2. De gevolgen van het niet nakomen van de in lid 1 genoemde verplichtingen zijn voor risico van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde (gewezen) deelnemer onderscheidenlijk diens nabestaanden.
3. In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet beslist het bestuur, rekening houdend met de bepalingen uit de Wet op de loonbelasting 1964 en de Pensioenwet.
Artikel 47 Glijclausule
Het pensioenfonds heeft het recht om namens de aangesloten ondernemingen deze pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. Het pensioenfonds heeft de bevoegdheid om namens de aangesloten ondernemingen zich neer te leggen bij deze beschikking en deze pensioenregeling in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van deze beschikking.
.
Artikel 48 Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2015 en vervangt het op 31 december 2014 geldende pensioenreglement. Het reglement is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2015.
Hoofdstuk 5 Overgangsbepalingen
Artikel 49 Overgangsbepalingen
Overgangsbepalingen 1995 SCA Hygiene Products Tilburg B.V.
1. Voor deelnemers in dienst van SCA Hygiene Products Tilburg B.V., te Tilburg, die op 31 december 1994 deelnamen aan de pensioenregeling(en) van SCA Hygiene Products
Tilburg B.V., te Tilburg, hierna te noemen de vorige pensioenregeling(en), geldt het bepaalde in de leden 2, en 3.
2. Per 1 januari 1995 is het verschil bepaald tussen het totaal van de pensioenbedragen die per 31 december 1994 voor de deelnemer verzekerd zouden zijn op grond van de vorige pensioenregelingen en de per die datum op grond van de toen geldende pensioenregeling te verzekeren pensioenbedragen.
3. Voor de deelnemers als bedoeld in lid 1 zal het verschil in pensioenbedragen op grond van
lid 2 aanvullend verzekerd blijven. Op deze aanvullende pensioenbedragen zijn de bepalingen van het onderhavige pensioenreglement voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing met uitzondering van artikel 21. Indien na 31 december 1994 een verlaging van de deeltijd- factor optreedt, worden de aanvullende pensioenbedragen uit hoofde van lid 2 vermenigvuldigd met de nieuwe deeltijdfactor. Een verhoging van de deeltijdfactor na
31 december 1994 heeft geen invloed op de hoogte van de aanvullende pensioenbedragen uit hoofde van lid 2.
Overgangsbepalingen 2006
4. De opgebouwde pensioenaanspraken uit hoofde van deelname aan voorgaand pensioen- reglement zijn per 31 december 2005 premievrij gemaakt. Per 1 januari 2015 zijn deze aanspraken conform lid 15 overgegaan naar dit pensioenreglement.
5. De opgebouwde aanspraken op tijdelijk partnerpensioen uit hoofde van deelname aan het op 31 december 2006 van toepassing zijnde reglement, zijn per 31 december 2006 premievrij gemaakt. Per 1 januari 2015 zijn deze aanspraken conform lid 15 overgegaan naar dit pensioenreglement.
Overgangsbepalingen VPL
a. die op 31 maart 1999 reeds in dienst waren,
b. die vanaf 31 maart 1999 tot en met 31 december 2005 xxxxxxxxxxxxx deelnemer in het pensioenfonds zijn geweest,
c. en die het deelnemerschap vanaf 31 december 2005 ononderbroken hebben voortgezet tot en met 31 december 2020, of tot het bereiken van de (vervroegde) pensioendatum.
7. Het bestuur zal ernaar streven om jaarlijks aan de deelnemers, die in het komende kalenderjaar aan de in lid 6 gestelde voorwaarden voldoen, aanvullende pensioenaanspraken toe te kennen indien de middelen in de bestemmingsreserve VPL van het pensioenfonds, gehoord de actuaris, het toelaten. De in lid 6 bedoelde deelnemers, die nog niet aan de gestelde voorwaarden voldoen, of die wel daaraan voldoen maar nog niet krachtens bestuursbesluit voor aanvullende pensioentoekenning in aanmerking zijn gekomen, kunnen aan dit beleidsvoornemen geen aanspraken ontlenen. Een eenmaal verleende aanvulling is onvoorwaardelijk.
8. Indien het bestuur in enig jaar tot aanvullende pensioentoekenning besluit, verkrijgen de daarvoor in aanmerking komende deelnemers aanvullende pensioenaanspraken. De omvang van deze aanvullende pensioenaanspraken wordt op 1 januari 2006 vastgesteld als het verschil tussen:
a. het maximaal haalbare ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen volgens de fiscale rekenregels voor een eindloonregeling die geacht wordt gegolden te hebben in de jaren van deelneming in het pensioenfonds gelegen vóór 1 januari 2006, én
b. het ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen dat in de sub a bedoelde jaren reeds binnen het pensioenfonds is opgebouwd. Hierbij wordt rekening gehouden met de vrijwillige stortingen over niet-benutte ruimte conform artikel 14, lid 5 uit het Pensioenreglement geldig vanaf 1 januari 2006.
Het maximaal haalbare ouderdomspensioen wordt vastgesteld uitgaande van een eindloonregeling met een opbouwpercentage van 2% van de in het jaar 2005 geldende pensioengrondslag vermenigvuldigd met het aantal jaren van deelneming in het pensioenfonds gelegen vóór 1 januari 2006 en de fiscaal minimaal toegestane franchise in het jaar 2005. Het maximaal haalbare partner- en wezenpensioen bedraagt 70% respectievelijk 14% van het vastgestelde maximaal haalbare ouderdomspensioen.
Aan de hoogte van het volgens het hiervoor in dit lid bepaalde ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen wordt een maximum gesteld dat op de volgende wijze wordt vastgesteld:
c. eerst wordt vastgesteld wat de waarde is van een direct ingaand tijdelijk ouderdoms- pensioen uit te keren tussen de 62,5-jarige leeftijd en de 65-jarige leeftijd van de deelnemer, waarvan de hoogte gelijk is aan de hoogte van de uitkering die tussen de
61,5-jarige leeftijd en de 65-jarige leeftijd verkregen zou zijn op basis van het Reglement Flexibel Prepensioen dat op 31 december 2005 van toepassing was, inclusief de aanvullende uitkering uit hoofde van de voorwaardelijke overgangsregeling van het Reglement Flexibel Prepensioen, indien het deelnemerschap aan het Regeling Flexibel Prepensioen zou zijn voortgezet tot de 61,5-jarige leeftijd van de deelnemer;
d. vervolgens wordt vastgesteld wat het totale pensioenkapitaalsaldo bedraagt op de 62,5- jarige leeftijd van de deelnemer bedraagt, welk saldo is opgebouwd uit het opgebouwde pensioenkapitaalsaldo in de prepensioenregeling zoals die gold tot 1 januari 2006 en de in artikel 14 lid 2 bedoelde kapitaalstortingen vermeerderd met beleggingsrendement;
e. het verschil tussen de waarde vastgesteld onder c. en het geprognosticeerde saldo bedoeld onder d. wordt omgerekend naar aanspraken op ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen.
De werkgeversbijdrage voor de financiering van de in dit artikel vanaf lid 6 vermelde overgangsregeling is vastgesteld op een percentage van het salaris. Dit percentage is door het bestuur vastgesteld en wordt jaarlijks getoetst aan de uitgangspunten van de regeling. Indien aan de hand van deze toetsing blijkt dat het percentage van de jaarpremie aangepast moet worden, stellen de directie en de vakverenigingen opnieuw de uitgangspunten ter discussie waarbij de volgende opties mogelijk zijn:
a) aanpassing van het bijdragepercentage, en/of
b) aanpassing van toe te kennen aanspraken op ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen uit hoofde van deze overgangsregeling.
10. Het bepaalde vanaf lid 6 van dit artikel is niet van toepassing voor deelnemers die op het vroegste van de in lid 6, sub c bedoelde tijdstippen volledig arbeidsongeschikt zijn op grond van de WIA. Voor deelnemers, die op dat moment gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn op grond van de WIA of op grond van de WAO, worden de aanvullende pensioenaanspraken slechts voor een zodanig deel voor de berekening van aanvullend pensioen in aanmerking genomen, als geacht wordt niet gerelateerd te zijn aan de arbeidsongeschiktheidsgraad van betrokkene op het berekeningstijdstip.
11. De betrokken deelnemers worden van het bestuursbesluit tot aanvullende pensioentoekenning individueel schriftelijk op de hoogte gebracht, onder opgave van de toegekende jaarlijkse pensioenen respectievelijk het toegekende kapitaal. De bepalingen in de overige artikelen van dit pensioenreglement zijn op deze aanvullende aanspraken onverminderd van toepassing.
12. Aan deze overgangsregeling kan geen enkele aanspraak worden ontleend indien het deelnemerschap vóór het vroegste van de in lid 6, sub c bedoelde tijdstippen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 3 eindigt en het bepaalde in artikel 2, lid 4 niet van toepassing is.
13. Het bestuur zal ernaar streven om op 31 december 2020 aan de deelnemers, die aan de in lid 6, sub a en b gestelde voorwaarden voldoen, die nog niet de pensioendatum hebben bereikt en die het deelnemerschap vanaf 31 december 2005 tot 31 december 2020 ononderbroken hebben voortgezet, aanvullende pensioenaanspraken toe te kennen. De financiering van deze aanspraken door het pensioenfonds vindt echter alleen plaats, indien en voor zover de middelen in de bestemmingsreserve VPL van het pensioenfonds, gehoord de actuaris, het toelaten of indien de werkgever hiervoor aanvullende stortingen heeft gedaan.
14. De overgangsregeling zoals omschreven vanaf lid 6 van dit artikel treedt in werking op 1 januari 2006 en deze eindigt per 31 december 2020.
Overgangsbepalingen 2015
15. Per 1 januari 2015 zijn alle per die datum opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenrechten uit hoofde van deelname aan Pensioenreglement 1995 overgegaan naar dit pensioenreglement. De bepalingen uit dit pensioenreglement, inclusief artikel 10 lid 6 en artikel 25 zijn hierop onverkort van toepassing. Pensioenreglement 1995 wordt per 1 januari 2015 gesloten. Voor de arbeidsongeschikten gelden op grond van lid 16 tot en met lid 19 afwijkende bepalingen.
Overgangsbepalingen arbeidsongeschikten 1 januari 2015
16. Voor degene die op 31 december 2014 recht had op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid is voor de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015 het fiscaal maximale opbouwpercentage voor een middelloonregeling van toepassing (in 2015: 1,875%).
Deze premievrijstelling wordt berekend op basis van de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenrichtdatum (in 2015: de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de 67- jarige leeftijd wordt bereikt) en wordt voortgezet gedurende de tijd dat de (gewezen) deelnemer recht heeft op een tijdens de deelneming ingegane uitkering op grond van de WIA of WAO. Voor het overige zijn de in dit pensioenreglement opgenomen bepalingen van toepassing. Tenzij expliciet anders bepaald geldt een wijziging in dit pensioenreglement ook voor de arbeidsongeschikten per 31 december 2014.
17. Voor degene die op 31 december 2005 recht had op een uitkering van WAO- aanvullingspensioen als bedoeld in artikel 12 van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement blijven de bepalingen uit het op 31 december 2005 geldende reglement van toepassing indien en voor zover op betrokkenen de WAO van toepassing blijft.
18. Voor degene die op 31 december 2014 recht had op een uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 13 van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement zijn de bepalingen uit artikel 14 lid 7 en lid 8 van toepassing.
19. Voor degene die op 31 december 2014 reeds recht had op een uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 13 van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement, dan wel als bedoeld in artikel 12 van het op 31 december 2014 geldende pensioenreglement, worden deze uitkeringen ongewijzigd voortgezet. Artikel 14 van dit pensioenreglement is hierop van toepassing. In afwijking van artikel 14, lid 2 worden deze arbeidsongeschiktheidspensioenen uitgekeerd zolang het recht op WIA of WAO blijft bestaan, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.
Bijlage 1 Kerncijfers
Overzicht kerncijfers
2015 | |
€ | |
Maximum pensioengevend jaarsalaris | 100.000 |
Franchise | 13.449 |
Premie pensioenregeling als percentage van het pensioengevend salaris
2015 | |
% | |
Werkgever | 19,0 |
Werknemer | 1,5 |
Totaal | 20,5 |
Uit deze premie wordt zowel de Middelloonregeling (hoofdstuk 2) als de Beschikbare Premieregeling (Hoofdstuk 3) gefinancierd.
Premie per 1 januari 2015 Beschikbare premieregeling (Artikel 27)
Leeftijd per 1 januari | Percentage van de pensioengrondslag |
% | |
18 tot en met 19 | 1,44 |
20 tot en met 24 | 1,60 |
25 tot en met 29 | 1,86 |
30 tot en met 34 | 2,16 |
35 tot en met 39 | 2,50 |
40 tot en met 44 | 2,92 |
45 tot en met 49 | 3,40 |
50 tot en met 54 | 3,96 |
55 tot en met 59 | 4,66 |
60 tot en met 64 | 5,54 |
65 tot en met 66 | 6,30 |
Afkoopgrens: De hoogte van het in artikel 38 vermelde bedrag
2015 | |
Maximum pensioenbedrag voor afkoop | 462 |
Bijlage 2 Vervroegingsfactoren
De sekseneutrale vervroegingsfactoren die gehanteerd worden bij vervroeging van de ingangs- datum van het ouderdomspensioen, zoals bedoeld in Artikel 21, zijn voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 conform onderstaande tabellen vastgesteld. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële grondslagen van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd de vervroegingsfactoren tussentijds te wijzigen.
Indien in combinatie met pensioenvervroeging zoals bedoeld in Artikel 21 tevens uitruil van partnerpensioen plaats vindt zoals bedoeld in Artikel 23, dan wordt eerst het resultaat van de pensioenvervroeging berekend en vervolgend het resultaat van uitruil.
In tabel 1 zijn de vervroegingsfactoren vermeld waarmee de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen dienen te worden vermenigvuldigd om het ouderdomspensioen op de gewenste vervroegde pensioenleeftijd vast te kunnen stellen Artikel 21 lid 7). De aanspraken op partner- en wezenpensioen blijven onveranderd.
Tabel 1
Vervroegde pensioenleeftijd | Vervroegingsfactor |
60 | 0,688 |
61 | 0,723 |
62 | 0,762 |
63 | 0,803 |
64 | 0,847 |
65 | 0,894 |
66 | 0,945 |
67 | 1,000 |
Voorbeeld mogelijkheid 1
Een deelnemer heeft op 60-jarige leeftijd de volgende opgebouwde pensioenaanspraken:
⎯ ouderdomspensioen ingaand op 67 jaar € 10.000,--;
⎯ partnerpensioen € 7.000,--;
⎯ wezenpensioen € 1.400,--.
De deelnemer kiest er voor om op 60-jarige leeftijd vervroegd met pensioen te gaan. Door de vervroegde ingang van het ouderdomspensioen worden de pensioenaanspraken als volgt:
⎯ ouderdomspensioen ingaand op 60 jaar € 6.880,--;
⎯ partnerpensioen € 7.000,--;
⎯ wezenpensioen € 1.400,--.
Bijlage 3 Factoren variabele uitkeringshoogte
De sekseneutrale uitruilfactoren, zoals bedoeld Artikel 24, waarmee het opgebouwde ouderdomspensioen op de pensioendatum dient te worden vermenigvuldigd om het ouderdoms- pensioen om te zetten in een tijdelijk hoger of lager ouderdomspensioen, zijn voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 conform onderstaande tabel vastgesteld. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële grondslagen van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd de uitruilfactoren tussentijds te wijzigen.
Tabel 1: Hoog/laag
In onderstaande tabel is vermeld: de factor voor de berekening van een tijdelijk hoger ouderdomspensioen. Dit tijdelijk hoger ouderdomspensioen wordt gevolgd door een lager levenslang ouderdomspensioen ter grootte van 75% van het hogere ouderdomspensioen.
De factor waarmee het tijdelijk hoger ouderdomspensioen wordt vastgesteld is afhankelijk van de gekozen duur van de hoge periode (1 tot 10 jaar) en van de gekozen pensioenleeftijd. Het partner- en wezenpensioen wijzigen niet door de toepassing van hoog/laag.
Factoren Hoog/laag
Gekozen pensioenleeftijd | ||||||||
Beoogde duur | 60 jaar | 61 jaar | 62 jaar | 63 jaar | 64 jaar | 65 jaar | 66 jaar | 67 jaar |
1 | 1,313 | 1,313 | 1,312 | 1,311 | 1,311 | 1,310 | 1,309 | 1,308 |
2 | 1,294 | 1,293 | 1,292 | 1,290 | 1,289 | 1,288 | 1,286 | 1,285 |
3 | 1,275 | 1,274 | 1,272 | 1,270 | 1,268 | 1,266 | 1,264 | 1,262 |
4 | 1,257 | 1,255 | 1,253 | 1,251 | 1,249 | 1,246 | 1,243 | 1,240 |
5 | 1,240 | 1,238 | 1,235 | 1,233 | 1,230 | 1,227 | 1,224 | 1,220 |
6 | 1,223 | 1,221 | 1,218 | 1,215 | 1,212 | 1,208 | 1,205 | 1,201 |
7 | 1,208 | 1,205 | 1,202 | 1,198 | 1,195 | 1,191 | 1,187 | 1,183 |
8 | 1,193 | 1,189 | 1,186 | 1,182 | 1,178 | 1,174 | 1,170 | 1,165 |
9 | 1,178 | 1,175 | 1,171 | 1,167 | 1,163 | 1,159 | 1,154 | 1,149 |
10 | 1,165 | 1,161 | 1,157 | 1,153 | 1,149 | 1,144 | 1,139 | 1,134 |
Voorbeeld hoog/laag
Een deelnemer heeft op 63-jarige leeftijd de volgende opgebouwde pensioenaanspraken:
⎯ ouderdomspensioen ingaand op 63 jaar € 8.030,--; (na toepassing vervroeging)
⎯ partnerpensioen € 7.000,--;
⎯ wezenpensioen € 1.400,--.
De deelnemer kiest op 63-jarige leeftijd voor hoog/laag met een duur van 7 jaar. Op basis van de in de tabel vermelde factor ad 1,198 leidt dit tot de volgende aanspraken:
⎯ ouderdomspensioen vanaf 63 jaar tot uiterlijk 70 jaar € 9.619,64;
⎯ levenslang ouderdomspensioen vanaf 70 jaar € 7.214,96;
De hoogte van het partner- en wezenpensioen wijzigt niet door de toepassing van hoog/laag.
Tabel 2: Laag/hoog
In onderstaande tabel is vermeld: de factor voor de berekening van een tijdelijk lager ouderdomspensioen. Dit tijdelijk lager ouderdomspensioen wordt gevolgd door een hoger levenslang ouderdomspensioen. Ook in deze situatie bedraagt het lagere ouderdomspensioen 75% van het hogere ouderdomspensioen.
De factor waarmee het tijdelijk lagere ouderdomspensioen wordt vastgesteld is afhankelijk van de gekozen duur van de hoge periode (1 tot 10 jaar) en van de gekozen pensioenleeftijd. Het partner- en wezenpensioen wijzigen niet door de toepassing van laag/hoog.
Factoren Laag/hoog
Gekozen pensioenleeftijd | ||||||||
Beoogde duur | 60 jaar | 61 jaar | 62 jaar | 63 jaar | 64 jaar | 65 jaar | 66 jaar | 67 jaar |
1 | 0,759 | 0,759 | 0,759 | 0,759 | 0,760 | 0,760 | 0,760 | 0,761 |
2 | 0,768 | 0,768 | 0,769 | 0,769 | 0,770 | 0,770 | 0,771 | 0,772 |
3 | 0,777 | 0,777 | 0,778 | 0,779 | 0,780 | 0,781 | 0,782 | 0,783 |
4 | 0,786 | 0,787 | 0,788 | 0,789 | 0,790 | 0,792 | 0,793 | 0,795 |
5 | 0,795 | 0,796 | 0,798 | 0,799 | 0,801 | 0,802 | 0,804 | 0,806 |
6 | 0,804 | 0,806 | 0,807 | 0,809 | 0,811 | 0,813 | 0,815 | 0,818 |
7 | 0,814 | 0,815 | 0,817 | 0,819 | 0,822 | 0,824 | 0,827 | 0,829 |
8 | 0,823 | 0,825 | 0,827 | 0,829 | 0,832 | 0,835 | 0,838 | 0,841 |
9 | 0,832 | 0,834 | 0,837 | 0,840 | 0,842 | 0,846 | 0,849 | 0,852 |
10 | 0,841 | 0,844 | 0,847 | 0,850 | 0,853 | 0,856 | 0,860 | 0,864 |
Voorbeeld laag/hoog
Een deelnemer heeft op 67-jarige leeftijd de volgende opgebouwde pensioenaanspraken:
⎯ ouderdomspensioen ingaand op 67 jaar € 10.000,--;
⎯ partnerpensioen € 7.000,--;
⎯ wezenpensioen € 1.400,--.
De deelnemer kiest op 67-jarige leeftijd voor hoog/laag met een duur van 5 jaar. Op basis van de in de tabel vermelde factor ad 0,806 leidt dit tot de volgende aanspraken:
⎯ ouderdomspensioen vanaf 67 jaar tot uiterlijk 72 jaar € 8.060,--;
⎯ levenslang ouderdomspensioen vanaf 72 jaar € 10.746,67;
De hoogte van het partner- en wezenpensioen wijzigt niet door de toepassing van laag/hoog.
Tabel 3: Uitruil levenslang ingegaan ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen tot AOW datum (AOW compensatie: artikel 24 lid 2)
Bij het toepassen van variatie in de uitkeringshoogte, zoals bedoeld in artikel 24, mag tot de AOW-gerechtigde leeftijd een bedrag dat gelijk is aan twee maal de voor die jaren geldende AOW-uitkering buiten aanmerking blijven bij de toepassing van de bepaling dat het lagere ouderdomspensioen 75% van het hogere ouderdomspensioen bedraagt. Dit betekent dat, los van eventuele variatie in de uitkeringshoogte (hoog/laag of laag/hoog), een deel van het ouderdomspensioen omgezet mag worden om het gemis aan AOW-uitkering te compenseren in de periode vanaf pensionering tot ingang van de AOW.
De sekseneutrale ruilfactoren voor de omzetting van direct ingaand ouderdomspensioen op de gekozen pensioendatum in een tijdelijk ouderdomspensioen dat (als AOW-compensatie) uitkeert tot uiterlijk de ingangsdatum van de AOW, zijn in onderstaande tabel opgenomen.
De in de tabel opgenomen factoren betreft de factor waarmee het om te zetten ouderdomspensioen, ingaande op de datum waarop de omzetting plaatsvindt, wordt vermenigvuldigd. De uitkomst van deze vermenigvuldiging geeft het tijdelijke ouderdomspensioen op jaarbasis, dat wordt uitgekeerd tot de geldende AOW-ingangsdatum.
Eindleeftijd uitkering TOP (= ingangsleeftijd AOW
Leeftijd 65 jaar en 65 jaar en 65 jaar en
66 jaar 66 jaar en 66 jaar en
67 jaar
3
maanden
6
maanden
9
maanden
4
maanden
8
maanden
60 jaar 4,222 | 4,036 | 3,866 | 3,709 | 3,523 | 3,354 | 3,201 |
61 jaar 5,053 | 4,779 | 4,533 | 4,311 | 4,051 | 3,821 | 3,615 |
62 jaar 6,397 | 5,947 | 5,557 | 5,215 | 4,824 | 4,488 | 4,195 |
63 jaar 8,934 | 8,050 | 7,325 | 6,720 | 6,061 | 5,519 | 5,066 |
64 jaar 15,526 | 12,954 | 11,112 | 9,729 | 8,357 | 7,324 | 6,518 |
64 jaar en 1 16,590 | 13,677 | 11,635 | 10,123 | 8,641 | 7,538 | 6,684 |
64 jaar en 2 17,817 | 14,491 | 12,212 | 10,552 | 8,947 | 7,766 | 6,861 |
64 jaar en 3 19,248 | 15,414 | 12,853 | 11,022 | 9,278 | 8,010 | 7,047 |
64 jaar en 4 20,939 | 16,468 | 13,570 | 11,539 | 9,636 | 8,272 | 7,246 |
64 jaar en 5 22,969 | 17,683 | 14,375 | 12,110 | 10,025 | 8,552 | 7,457 |
64 jaar en 6 25,449 | 19,102 | 15,288 | 12,744 | 10,449 | 8,854 | 7,681 |
64 jaar en 7 28,549 | 20,777 | 16,331 | 13,452 | 10,913 | 9,180 | 7,922 |
64 jaar en 8 32,535 | 22,787 | 17,533 | 14,248 | 11,423 | 9,532 | 8,179 |
64 jaar en 9 37,847 | 25,242 | 18,935 | 15,150 | 11,986 | 9,916 | 8,455 |
64 jaar en 10 45,282 | 28,309 | 20,591 | 16,180 | 12,612 | 10,333 | 8,752 |
64 jaar en 11 56,430 | 32,250 | 22,576 | 17,366 | 13,310 | 10,790 | 9,073 |
maand maanden maanden maanden maanden maanden maanden maanden maanden maanden maanden
65 jaar | 74,998 | 37,499 | 24,999 | 18,749 | 14,096 | 11,293 | 9,419 |
65 jaar en 1 maand | 112,176 | 44,871 | 28,044 | 20,396 | 14,992 | 11,852 | 9,799 |
65 jaar en 2 maanden | 223,712 | 55,928 | 31,959 | 22,371 | 16,016 | 12,473 | 10,213 |
65 jaar en 3 maanden | 74,357 | 37,179 | 24,786 | 17,198 | 13,167 | 10,666 | |
65 jaar en 4 maanden | 111,216 | 44,486 | 27,804 | 18,576 | 13,947 | 11,165 | |
65 jaar en 5 maanden | 221,791 | 55,448 | 31,684 | 20,205 | 14,831 | 11,715 | |
65 jaar en 6 maanden | 73,717 | 36,859 | 22,159 | 15,841 | 12,327 | ||
65 jaar en 7 maanden | 110,255 | 44,102 | 24,547 | 17,006 | 13,010 | ||
65 jaar en 8 maanden | 219,870 | 54,968 | 27,531 | 18,364 | 13,777 | ||
65 jaar en 9 maanden | 73,077 | 31,366 | 19,969 | 14,646 | |||
65 jaar en 10 maanden | 109,295 | 36,478 | 21,892 | 15,639 | |||
65 jaar en 11 maanden | 217,949 | 43,630 | 24,241 | 16,783 | |||
66 jaar | 54,348 | 27,174 | 18,116 | ||||
66 jaar en 1 maand | 72,248 | 30,963 | 19,704 | ||||
66 jaar en 2 maanden | 108,048 | 36,016 | 21,610 | ||||
66 jaar en 3 maanden | 215,449 | 43,090 | 23,939 | ||||
66 jaar en 4 maanden | 53,700 | 26,850 | |||||
66 jaar en 5 maanden | 71,385 | 30,593 | |||||
66 jaar en 6 maanden | 106,753 | 35,584 | |||||
66 jaar en 7 maanden | 212,859 | 42,572 | |||||
66 jaar en 8 maanden | 53,053 | ||||||
66 jaar en 9 maanden | 70,521 | ||||||
66 jaar en 10 maanden | 105,458 | ||||||
66 jaar en 11 maanden | 210,269 |
Voorbeeld omzetting ouderdomspensioen in AOW-compensatie
Een deelnemer heeft op 64-jarige leeftijd de volgende opgebouwde pensioenaanspraken:
⎯ ouderdomspensioen ingaand op 64 jaar € 8.470,--; (na toepassing vervroeging)
⎯ partnerpensioen € 7.000,--;
⎯ wezenpensioen € 1.400,--.
De AOW-uitkering voor deze deelnemer gaat in op leeftijd 65 jaar en 6 maanden. Hij wil tot zijn AOW-datum een AOW-overbrugging ontvangen ter grootte van eenmaal de AOW voor gehuwden. Het AOW-bedrag is voor dit rekenvoorbeeld op € 9.400 (op jaarbasis) gesteld.
Uit bovenstaande tabel is bij de gekozen pensioenleeftijd 64 jaar en de ingangsleeftijd van de AOW van 65 jaar en 6 maanden, een factor ad 12,954 af te lezen. De verlaging van het levenslang ouderdomspensioen voor de toekenning van de AOW-compensatie ad € 9.400,-- wordt als volgt berekend:
Verlaging levenslang ouderdomspensioen: € 9.400,-- : 12,954 = € 725,64
Na omzetting van een deel van het levenslang ouderdomspensioen in AOW-compensatie, zijn de pensioenbedragen als volgt:
⎯ ouderdomspensioen ingaand op 64 jaar € 7.744,36;
⎯ tijdelijk ouderdomspensioen vanaf 64 jaar tot 65 jaar en 4 maanden € 9.400,--;
⎯ partnerpensioen € 7.000,--;
⎯ wezenpensioen € 1.400,--.
Bijlage 4 Uitruilfactoren partnerpensioen
De uitruilfactor, zoals bedoeld Artikel 23 van dit pensioenreglement wordt voor de periode tussen 1 januari 2015 en 31 december 2016 vastgesteld conform onderstaande tabel. De vermelde uitruilfactor geeft aan hoeveel ouderdomspensioen verworven wordt door de uitruil van partnerpensioen. Daartoe wordt het uit te ruilen partnerpensioen vermenigvuldigd met de uitruilfactor uit onderstaande tabel. De uitkomst daarvan is de extra aanspraak op ouderdomspensioen.
Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële grondslagen van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd de uitruilfactoren tussentijds te wijzigen.
Leeftijd | Uitruilfactor |
60 | 0,207 |
61 | 0,217 |
62 | 0,227 |
63 | 0,238 |
64 | 0,249 |
65 | 0,261 |
66 | 0,273 |
67 | 0,285 |
Voorbeeld uitruil
Een deelnemer heeft op 67-jarige leeftijd de volgende opgebouwde pensioenaanspraken:
⎯ ouderdomspensioen ingaand op 67 jaar € 10.000,--;
⎯ partnerpensioen € 7.000,--;
⎯ wezenpensioen € 1.400,--.
De deelnemer kiest er bij pensionering op leeftijd 67 voor om 50% van zijn opgebouwde partnerpensioen om te zetten in extra ouderdomspensioen. Daarbij geldt de bovenstaande vermelde omzettingsfactor ad 0,285.
Het extra ouderdomspensioen is in dit geval: 50% * € 7.000,-- * 0,285 = € 997,50 Na uitruil zijn de aanspraken als volgt:
⎯ ouderdomspensioen ingaand op 67 jaar € 10.997,50;
⎯ partnerpensioen € 3.500,--;
⎯ wezenpensioen € 1.400,--.
Bijlage 5 Aankoopfactoren kapitaal Beschikbare Premie
De sekseneutrale aankoopfactoren voor ouderdomspensioen in combinatie met partnerpensioen, ingegaan partnerpensioen en ingegaan wezenpensioen, zoals bedoeld in Artikel 29 en Artikel 30, zijn voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 conform onderstaande tabel vastgesteld. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële grondslagen van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd de aankoopfactoren tussentijds te wijzigen.
Aankoopfactoren op pensioendatum
Leeftijd | Direct ingaand ouderdomspensioen met 70% partnerpensioen |
60 | 21,932 |
61 | 21,488 |
62 | 21,032 |
63 | 20,565 |
64 | 20,086 |
65 | 19,595 |
66 | 19,092 |
67 | 18,578 |
Aankoopfactoren partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum
Leeftijd | Direct ingaand partnerpensioen | DInirgecgtaianngatiajdnedlijk tpijadretnliejkrpensioen partnerpensioen | DInirgeecgtaianngataijnddelijk tpijadretlnijekrpensioen partnerpensioen | Direct ingaand wezenpensioen |
0 | 18,670 | |||
1 | 18,144 | |||
2 | 17,602 | |||
3 | 17,044 | |||
4 | 16,469 | |||
5 | 15,877 | |||
6 | 15,267 | |||
7 | 14,638 | |||
8 | 13,991 | |||
9 | 13,324 | |||
10 | 12,638 | |||
11 | 11,930 | |||
12 | 11,202 | |||
13 | 10,451 | |||
14 | 9,678 | |||
15 | 8,882 | |||
16 | 8,062 | |||
17 | 7,217 | |||
18 | 31,907 | 27,549 | 35,843 | 6,346 |
19 | 31,768 | 27,290 | 35,667 | 5,722 |
20 | 31,625 | 27,024 | 35,486 | 5,079 |
21 | 31,477 | 26,750 | 35,299 | 4,416 |
Leeftijd Direct ingaand partnerpensioen
DInirgecgtaianngatiajdnedlijk tpijadretnliejkrpensioen partnerpensioen
DInirgeecgtaianngataijnddelijk tpijadretlnijekrpensioen partnerpensioen
Direct ingaand wezenpensioen
22 | 31,324 | 26,468 | 35,105 | 3,733 |
23 | 31,167 | 26,177 | 34,906 | 3,030 |
24 | 31,003 | 25,877 | 34,700 | 2,306 |
25 | 30,834 | 25,569 | 34,487 | 1,560 |
26 | 30,660 | 25,251 | 34,268 | 0,791 |
27 | 30,481 | 24,924 | 34,041 | 0,000 |
28 | 30,295 | 24,587 | 33,807 | |
29 | 30,103 | 24,240 | 33,566 | |
30 | 29,905 | 23,882 | 33,317 | |
31 | 29,700 | 23,514 | 33,059 | |
32 | 29,489 | 23,135 | 32,794 | |
33 | 29,270 | 22,745 | 32,519 | |
34 | 29,045 | 22,343 | 32,237 | |
35 | 28,813 | 21,930 | 31,946 | |
36 | 28,573 | 21,504 | 31,645 | |
37 | 28,326 | 21,067 | 31,336 | |
38 | 28,071 | 20,616 | 31,016 | |
39 | 27,809 | 20,152 | 30,688 | |
40 | 27,538 | 19,675 | 30,349 | |
41 | 27,259 | 19,184 | 30,000 | |
42 | 26,972 | 18,679 | 29,641 | |
43 | 26,677 | 18,160 | 29,271 | |
44 | 26,372 | 17,625 | 28,890 | |
45 | 26,060 | 17,076 | 28,500 | |
46 | 25,739 | 16,512 | 28,098 | |
47 | 25,410 | 15,931 | 27,685 | |
48 | 25,071 | 15,335 | 27,262 | |
49 | 24,723 | 14,721 | 26,826 | |
50 | 24,366 | 14,090 | 26,379 | |
51 | 23,999 | 13,441 | 25,919 | |
52 | 23,622 | 12,773 | 25,446 | |
53 | 23,236 | 12,087 | 24,963 | |
54 | 22,840 | 11,380 | 24,465 | |
55 | 22,433 | 10,653 | 23,955 | |
56 | 22,016 | 9,905 | 23,431 | |
57 | 21,588 | 9,135 | 22,893 | |
58 | 21,150 | 8,342 | 22,342 | |
59 | 20,702 | 7,526 | 21,777 | |
60 | 20,243 | 6,685 | 21,198 | |
61 | 19,775 | 5,819 | 20,606 | |
62 | 19,297 | 4,926 | 20,000 | |
63 | 18,806 | 4,004 | 19,378 | |
64 | 18,305 | 3,052 | 18,741 | |
65 | 17,794 | 2,069 | 18,090 | |
66 | 17,273 | 1,052 | 17,423 | |
67 | 16,741 | 0,000 | 16,741 | |
68 | 16,200 | |||
69 | 15,652 | |||
70 | 15,095 |
Leeftijd Direct ingaand partnerpensioen
DInirgecgtaianngatiajdnedlijk tpijadretnliejkrpensioen partnerpensioen
DInirgeecgtaianngataijnddelijk tpijadretlnijekrpensioen partnerpensioen
Direct ingaand wezenpensioen
71 | 14,529 |
72 | 13,958 |
73 | 13,381 |
74 | 12,799 |
75 | 12,214 |
Voorbeeld inkoop bij overlijden voor de pensioendatum
Een (gewezen) deelnemer komt te overlijden, het saldo bedraagt € 20.000. Er blijft een partner achter van 50 jaar en twee kinderen, één van 20 en één van 25 jaar. Beide kinderen studeren en hebben dus recht op een wezenpensioen.
Bij omzetting van het spaarsaldo wordt gerekend met een combinatiefactor van: 26,379 + 20% * 5,079+ 20% * 1,56 = 27,707.
Partnerpensioen: | € 20.000,-- : 27,707 | = € 722,--; |
Tijdelijk partnerpensioen: | € 722,-- : 7 | = € 103,--; |
Wezenpensioen per kind: | € 722,-- : 5 | = € 144,--. |
De partner ontvangt een levenslang partnerpensioen ter grootte van € 722 per jaar. Tot aan de leeftijd van 65 jaar ontvangt de partner een uitkering ter grootte van € 103 per jaar. Beide wezen ontvangen zolang zij studeren, doch uiterlijk tot aan hun 27-ste verjaardag, een jaarlijkse uitkering van € 144 per jaar.
Bijlage 6 Afkoopfactoren
De sekseneutrale afkoopfactoren voor ouderdomspensioen, niet ingegaan partnerpensioen en ingegaan partnerpensioen, zoals bedoeld in Artikel 38, lid 8 zijn voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 conform onderstaande tabel vastgesteld. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële grondslagen van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd de afkoopfactoren tussentijds te wijzigen.
Leeftijd | Ouderomspensioen ingaand op leeftijd 67 | Ingegaan ouderdomspensioen | Partnerpensioen niet ingegaan, uitruilbaar | Ingegaan Partnerpensioen |
18 | 3,890 | 29,597 | 0,953 | 29,792 |
19 | 3,995 | 29,460 | 0,989 | 29,662 |
20 | 4,103 | 29,319 | 1,027 | 29,529 |
21 | 4,213 | 29,174 | 1,066 | 29,390 |
22 | 4,327 | 29,023 | 1,105 | 29,248 |
23 | 4,443 | 28,868 | 1,146 | 29,100 |
24 | 4,562 | 28,708 | 1,188 | 28,948 |
25 | 4,684 | 28,542 | 1,231 | 28,790 |
26 | 4,810 | 28,371 | 1,276 | 28,628 |
27 | 4,938 | 28,194 | 1,321 | 28,460 |
28 | 5,070 | 28,010 | 1,369 | 28,287 |
29 | 5,205 | 27,821 | 1,417 | 28,107 |
30 | 5,343 | 27,625 | 1,467 | 27,922 |
31 | 5,485 | 27,423 | 1,519 | 27,731 |
32 | 5,630 | 27,214 | 1,572 | 27,534 |
33 | 5,779 | 26,998 | 1,627 | 27,330 |
34 | 5,931 | 26,775 | 1,684 | 27,120 |
35 | 6,087 | 26,544 | 1,741 | 26,903 |
36 | 6,248 | 26,306 | 1,801 | 26,679 |
37 | 6,412 | 26,060 | 1,862 | 26,448 |
38 | 6,580 | 25,807 | 1,925 | 26,210 |
39 | 6,752 | 25,545 | 1,990 | 25,965 |
40 | 6,929 | 25,275 | 2,057 | 25,712 |
41 | 7,111 | 24,996 | 2,125 | 25,452 |
42 | 7,297 | 24,709 | 2,195 | 25,184 |
43 | 7,488 | 24,414 | 2,267 | 24,908 |
44 | 7,684 | 24,109 | 2,339 | 24,624 |
45 | 7,885 | 23,796 | 2,413 | 24,333 |
46 | 8,092 | 23,474 | 2,488 | 24,033 |
47 | 8,305 | 23,143 | 2,564 | 23,725 |
48 | 8,524 | 22,804 | 2,640 | 23,409 |
49 | 8,749 | 22,454 | 2,717 | 23,084 |
50 | 8,981 | 22,096 | 2,795 | 22,750 |
Leeftijd | Ouderomspensioen ingaand op leeftijd 67 | Ingegaan ouderdomspensioen | Partnerpensioen niet ingegaan, uitruilbaar | Ingegaan Partnerpensioen |
51 | 9,220 | 21,728 | 2,873 | 22,408 |
52 | 9,466 | 21,351 | 2,951 | 22,056 |
53 | 9,721 | 20,965 | 3,028 | 21,696 |
54 | 9,984 | 20,569 | 3,106 | 21,325 |
55 | 10,256 | 20,163 | 3,183 | 20,946 |
56 | 10,538 | 19,749 | 3,258 | 20,556 |
57 | 10,831 | 19,324 | 3,332 | 20,157 |
58 | 11,135 | 18,892 | 3,405 | 19,748 |
59 | 11,452 | 18,450 | 3,475 | 19,330 |
60 | 11,781 | 17,998 | 3,543 | 18,901 |
61 | 12,127 | 17,538 | 3,608 | 18,464 |
62 | 12,488 | 17,069 | 3,669 | 18,017 |
63 | 12,867 | 16,593 | 3,727 | 17,560 |
64 | 13,267 | 16,109 | 3,779 | 17,091 |
65 | 13,690 | 15,618 | 3,826 | 16,615 |
66 | 14,138 | 15,120 | 3,867 | 16,128 |
67 | 14,616 | 14,616 | 3,901 | 15,632 |
68 | 14,106 | 3,938 | 15,126 | |
69 | 13,591 | 3,968 | 14,614 | |
70 | 13,072 | 3,991 | 14,094 | |
71 | 12,548 | 4,009 | 13,566 | |
72 | 12,024 | 4,016 | 13,033 | |
73 | 11,501 | 4,013 | 12,494 | |
74 | 10,976 | 4,002 | 11,951 | |
75 | 10,454 | 3,979 | 11,404 | |
76 | 9,936 | 3,946 | 10,857 | |
77 | 9,423 | 3,901 | 10,310 | |
78 | 8,919 | 3,842 | 9,766 | |
79 | 8,423 | 3,772 | 9,226 | |
80 | 7,935 | 3,692 | 8,690 | |
81 | 7,459 | 3,599 | 8,166 | |
82 | 6,999 | 3,494 | 7,654 | |
83 | 6,550 | 3,380 | 7,155 | |
84 | 6,117 | 3,258 | 6,672 | |
85 | 5,702 | 3,129 | 6,205 | |
86 | 5,303 | 2,994 | 5,756 | |
87 | 4,927 | 2,852 | 5,332 | |
88 | 4,570 | 2,707 | 4,932 | |
89 | 4,237 | 2,556 | 4,552 | |
90 | 3,929 | 2,404 | 4,199 | |
91 | 3,640 | 2,256 | 3,869 | |
92 | 3,369 | 2,110 | 3,561 | |
93 | 3,119 | 1,969 | 3,276 | |
94 | 2,888 | 1,833 | 3,015 | |
95 | 2,675 | 1,703 | 2,776 |
Leeftijd | Ouderomspensioen ingaand op leeftijd 67 | Ingegaan ouderdomspensioen | Partnerpensioen niet ingegaan, uitruilbaar | Ingegaan Partnerpensioen |
96 | 2,482 | 1,579 | 2,558 |
97 | 2,306 | 1,463 | 2,362 |
98 | 2,147 | 1,356 | 2,186 |
99 | 2,006 | 1,256 | 2,029 |
100 | 1,883 | 1,163 | 1,892 |
Bijlage 7 Omzettingsfactoren VPL-aanspraken in kapitaal
De sekseneutrale omzettingsfactoren voor de omzetting van de VPL-aanspraken op ouderdomspensioen in combinatie met 70% partnerpensioen en 20% wezenpensioen in kapitaal, zoals bedoeld in Artikel 49, lid 9 zijn voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 conform onderstaande tabel vastgesteld. Deze omzettingsfactoren worden jaarlijks per 1 januari aangepast aan de actuele grondslagen van het pensioenfonds per 1 januari. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële grondslagen van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd deze factoren tussentijds te wijzigen.
Ouderdomspensioen ingangsleeftijd 65 | Niet ingegaan partnerpensioen | |
Leeftijd | ||
18 | 4,666 | 1,019 |
19 | 4,794 | 1,058 |
20 | 4,924 | 1,099 |
21 | 5,058 | 1,140 |
22 | 5,196 | 1,183 |
23 | 5,337 | 1,226 |
24 | 5,482 | 1,271 |
25 | 5,630 | 1,317 |
26 | 5,783 | 1,364 |
27 | 5,939 | 1,413 |
28 | 6,099 | 1,464 |
29 | 6,263 | 1,516 |
30 | 6,431 | 1,569 |
31 | 6,604 | 1,625 |
32 | 6,781 | 1,682 |
33 | 6,963 | 1,740 |
34 | 7,149 | 1,800 |
35 | 7,339 | 1,862 |
36 | 7,535 | 1,926 |
37 | 7,736 | 1,991 |
38 | 7,941 | 2,059 |
39 | 8,153 | 2,128 |
40 | 8,369 | 2,199 |
41 | 8,591 | 2,272 |
42 | 8,820 | 2,347 |
43 | 9,054 | 2,423 |
44 | 9,295 | 2,500 |
45 | 9,542 | 2,579 |
46 | 9,796 | 2,659 |
47 | 10,058 | 2,740 |
48 | 10,327 | 2,822 |
49 | 10,605 | 2,904 |
50 | 10,890 | 2,987 |
Leeftijd | Ouderdomspensioen ingangsleeftijd 65 | Niet ingegaan partnerpensioen |
51 | 11,185 | 3,070 |
52 | 11,490 | 3,153 |
53 | 11,804 | 3,235 |
54 | 12,129 | 3,318 |
55 | 12,465 | 3,400 |
56 | 12,815 | 3,480 |
57 | 13,177 | 3,559 |
58 | 13,554 | 3,635 |
59 | 13,946 | 3,710 |
60 | 14,355 | 3,783 |
61 | 14,783 | 3,851 |
62 | 15,232 | 3,916 |
63 | 15,704 | 3,976 |
64 | 16,201 | 4,032 |
65 | 16,727 | 4,082 |