Convenant Antibioticaresistentie Dierhouderij
Convenant Antibioticaresistentie Dierhouderij
Het doel van dit convenant is te komen tot een reductie van antibioticaresistentie en een verantwoord gebruik van antibiotica in de dierhouderij. Dit wordt bereikt middels een selectief en restrictief gebruik van antibiotica in voedselproducerende dieren. De korte en lange termijn effecten daarvan op het antibioticumgebruik en het voorkomen van resistentie worden gemeten in nationale monitorings en surveillance programma’s.
Dit convenant bevat afspraken voor de vier relevante dierhouderij sectoren, te weten: varkens, vleeskuikens, vleeskalveren en melkvee / vleesvee rund. Per sector zijn alle relevante partijen betrokken bij het opstellen en de ondertekening van dit convenant. Dit zijn verschillende vertegenwoordigende (koepel)organisaties, te weten de primaire houderij, de verwerkende industrie, de veevoederindustrie en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). De afspraken zijn per sector vastgelegd en nader uitgewerkt in een annex, die integraal onderdeel uitmaken van dit convenant.
Elke sector heeft de eigen specifieke structuur. Om evenwel een zekere eenduidige benadering in de sectoren te verzekeren zijn algemene uitgangspunten toegepast. De volgende drie onderdelen zijn van belang om te borgen dat het doel bereikt wordt:
A. De verantwoordelijkheden ten aanzien van het voorschrijven, leveren en toedienen van antibiotica.
• De verantwoordelijkheid van de dierenarts en de veehouder (en in bepaalde sectoren de rol van de integraties en/of ketens) bij het voorschrijven en toedienen van antibiotica zijn vastgelegd.
• De rol van de formularia van de KNMvD zijn beschreven.
B. De transparantie van het antibioticumgebruik.
• De transparantie van het medicijngebruik wordt geborgd door een correcte administratie van de medicijngegevens. Dit geldt zowel voor de veehouder als de dierenarts. Deze gegevens worden gebruikt voor benchmarking van de bedrijven en praktijken. Periodiek worden geaggregeerde data gerapporteerd op sector niveau.
• Een geborgd systeem ter controle van de gemaakte afspraken is vastgelegd. Dit tevens ter verificatie en ter controle op de naleving van het verantwoord gebruik.
C. Acties ter verbetering van de kwaliteit van het antibioticumgebruik en overige te nemen maatregelen. Voorstellen worden gedaan, voor bijvoorbeeld:
• Een verbetering van de kwaliteit van het antibioticumgebruik op bedrijven.
• Het meetbaar maken van de effecten van verantwoord gebruik op de mate van antibioticumgebruik en het voorkomen van resistentie.
• Onderzoek naar strategieën voor een duurzaam dierziekte management met alternatieven voor het gebruik van antibiotica.
Inhoudsopgave
In de hierna volgende hoofdstukken zijn de afspraken voor de verschillende sectoren vastgelegd. Concrete maatregelen zijn per sector nader uitgewerkt in een bijbehorende Annex.
• Hoofdstuk 1. Afspraken Varkens p. 3
• Hoofdstuk 2. Afspraken Vleeskuikens p. 11
• Hoofdstuk 3. Afspraken Vleeskalveren p. 17
• Hoofdstuk 4. Afspraken Melkvee / Vleesvee Rund p. 23
1
2
Hoofdstuk 1. Afspraken Varkens
De Nederlandse varkenshouderij stelt al jarenlang hoge eisen aan het gebruik van diergeneesmiddelen. Ontwikkelingen in de Nederlandse varkenshouderij en de samenleving vragen continue aanpassingen. De afgelopen jaren is de aandacht van de Nederlandse varkenshouderij zich extra gaan richten op het gebruik van antibiotica en het voorkómen van resistentie.
Ook de publieke belangstelling voor het gebruik van antibiotica neemt toe. Resistentie kan immers niet alleen bij dieren maar ook bij mensen optreden. De overheid heeft hiervoor eind 2007 speciale aandacht van de productieketens gevraagd.
De belanghebbenden in de Nederlandse varkenssector hebben gezamenlijk een Masterplan ‘Verantwoord gebruik van antibiotica’ ontwikkeld om de kansen op resistentie terug te dringen.
Alle onderstaande partijen verklaren de afspraken overeen te komen, dit inbegrepen de afspraken ten aanzien van concrete maatregelen zoals nader uitgewerkt in de Annex.
Ondertekend op 3 december 2008, te ‘s-Gravenhage. Ondertekenaars:
• de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO)
. . . . . .
• de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV)
. . . . . .
• de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV)
. . . . . .
• de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD)
. . . . . .
• de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (NEVEDI)
. . . . . .
(naam) (handtekening)
3
4
Annex: Varkens
Antibiotica en resistentie
De varkenshouderij zet antibiotica in om bacteriële infecties bij varkens te bestrijden of om infecties te voorkomen. Het is mogelijk dat bacteriën ongevoelig worden voor deze antibiotica. Dit wordt resistentie genoemd. Resistentie moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Niet alleen om dieren te kunnen blijven genezen maar ook omdat mensen immuun kunnen worden voor deze geneesmiddelen.
Of een bacterie ongevoelig wordt voor antibiotica hangt af van verschillende factoren. Een bacterie moet bijvoorbeeld in bepaalde mate met het antibioticum in aanraking komen voor het resistent wordt. Van verschillende bacteriën die zich in het maagdarmkanaal bevinden, is bijvoorbeeld bekend dat zij al immuun zijn. Het MARAN rapport (2005) geeft hiervan een overzicht. Daarnaast is ontdekt dat de MRSA bacterie (methicilline resistente Staphylococcus aureus) ongevoelig is voor methicilline en een groep vergelijkbare antibiotica.
Volgens het MARAN (*) rapport van 2005 is niet duidelijk hoe de ontwikkeling van resistentie precies verloopt. De meetmethode is op dit moment niet voldoende. Het interdepartementale beleidsplatform ABRES is in 2008 een onderzoek gestart om een meer optimale meetmethode te ontwikkelen.
(*) MARAN
MARAN is een monitoringsprogramma dat wordt uitgevoerd door CIDC, het Centraal Veterinair Instituut van Wageningen University en Research Centre, in Lelystad. De MARAN-rapporten verschijnen sinds 2002. Ze bevatten de gegevens van het gebruik van antibacteriële middelen in dieren en resistentie uit dieren en dierlijke producten in Nederland.
Antibiotica en de varkenshouderij
Het terugdringen of voorkomen van antibioticaresistentie is alleen mogelijk wanneer een geneesmiddel op een verantwoorde manier wordt ingezet. Het rapport van het LEI (Landbouw Economisch Instituut) ‘Antibioticagebruik op melkvee, varkens- en pluimveebedrijven’ laat zien welke antibiotica in welke mate op dit moment in de varkenshouderij wordt gebruikt. Het rapport geeft ook het totale veterinaire gebruik (over alle diersoorten heen) aan. Sinds 1999 is dit toegenomen.
Met de huidige meetmethode kan niet goed worden beoordeeld in welke mate een dier aan antibiotica wordt blootgesteld. De doseringsvoorschriften van verschillende soorten geneesmiddelen verschillen sterk en vaak wordt geteld op basis van kilogrammen van de werkzame stof. Op dit moment wordt gewerkt aan een betere, objectieve methode om het gebruik binnen een diercategorie te registreren.
Het gebruik van antibiotica in de varkenshouderij laat geen duidelijke trend zien bij zeugen en biggen. Bij vleesvarkens lijkt sprake te zijn van een toename. Vooral door het gebruik van oxytetracycline, dat bijvoorbeeld wordt ingezet bij het behandelen van luchtweginfecties. De varkenshouderij heeft grote behoefte aan een goede, betrouwbare registratiemethode voor het gebruik van antibiotica. Daarmee wordt duidelijk aan welk geneesmiddel en in welke mate de dieren zijn blootgesteld.
Maatregelen tot nu toe
In de Nederlandse varkenshouderij worden al hoge eisen gesteld aan het gebruik van diergeneesmiddelen. Bijna alle Nederlandse varkenshouders (95%) zijn erkend door een van de twee IKB-systemen varkenshouderij. De Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) is al vele jaren actief betrokken bij het verantwoord en restrictief gebruik van diergeneesmiddelen in de varkenshouderij.
5
De IKB-systemen stellen strikte eisen aan het gebruik en vastleggen van diergeneesmiddelen. Alleen geneesmiddelen die staan vermeld op de ‘positieve lijst’ zijn toegestaan. De behandelingen worden vastgelegd en geëvalueerd.
In opdracht van de KNMvD zijn per diersoort zogenaamde Formularia opgesteld. In de Formularia staat welke middelen voor welke aandoening/verwekker het best kunnen worden ingezet. Ook staat vermeld welke antibiotica terughoudend moeten worden toegediend. Voorbeelden hiervan zijn de antibiotica die in ziekenhuizen als laatste middel tegen multiresistente bacteriën worden gebruikt.
Daarnaast heeft elk IKB-erkend varkensbedrijf samen met de vaste dierenarts een bedrijfsbehandelplan opgesteld. In het plan staat de therapie vermeld voor de meest voorkomende aandoeningen op het bedrijf. De positieve lijst diergeneesmiddelen, het formularium, de historie van het bedrijf en de specifieke omstandigheden vormen de basis van een voorgeschreven therapie.
Het gezamenlijke beleid van dierenartsen en varkenshouders heeft vruchten afgeworpen. Het percentage varkens met Escherichia coli bacteriën die voor meer dan 4 antibiotica ongevoelig zijn, ligt in Nederland bijvoorbeeld beduidend lager dan in Denemarken en Duitsland (EFSA Zoonoses Report 2005 en MARAN 2005). Daar waar resistentie optreedt, is dat vooral bij oudere generaties antibiotica. Door de manier van werken ontstaat in Nederland een meer vitale varkensstapel die minder kans heeft op het ontwikkelen van resistentie tegen antibiotica en overdracht daarvan naar de mens.
Managementmaatregelen
Veranderingen in het management en preventieve maatregelen op varkensbedrijven kunnen veel bijdragen om inslepen en verspreiden van ziekteverwekkers tot een minimum te beperken en het gebruik van antibiotica terug te dringen. Het hanteren van een all-in, all-out systeem verlaagt bijvoorbeeld de infectiedruk. Management- maatregelen zijn onder andere het aanpassen van de huisvesting, de voeding of de fokkerij. Andere maatregelen zijn het aanscherpen van de hygiëneregels en het beperken van het mengen van koppels biggen. Het Productschap Vee en Vlees heeft in 2006 onderzocht wat het besluitvormingsproces op varkensbedrijven is bij het al of niet inzetten van antibiotica. Deze gegevens gaan deel uitmaken van de voorlichting aan varkenshouders (Masterplan, punt 10). Een groep varkenshouders heeft in netwerk- verband ervaring opgedaan hoe managementmaatregelen kunnen leiden tot het terugdringen van het antibioticagebruik. Deze ervaringen worden binnen de totale varkenssector gedeeld (Masterplan, punt 3).
Registratie gegevens
Een goede registratie van verbruiksgegevens is een voorwaarde om blootstelling aan antibiotica te kunnen vaststellen. Verschillende partijen, zoals het LEI, varkenshouders, dierenartsen en private organisaties, hebben al actie ondernomen om de gebruiksgegevens inzichtelijk te maken. De organisaties van varkenshouders hebben begin 2008 afgesproken hiervoor een digitale database (DGBase) te ontwikkelen. De varkenshouder krijgen in de toekomst via hun IKB-systeem toegang tot hun eigen gegevens en die van groepen vergelijkbare varkenshouders. Hierdoor kunnen ze vergelijkingen maken met (anonieme) gegevens van collega-varkenshouders en maatregelen nemen (Masterplan, punt 1).
6
Masterplan in 10 actiepunten
De partijen in de varkensvleesproductieketen hebben een Masterplan ontwikkeld met 10 concrete stappen om het gebruik van antibiotica te minimaliseren en resistentie te voorkomen.
1. Meten antibioticagebruik en gebruiken gegevens
De organisaties van varkenshouders LTO en NVV gaan via de bestaande IKB-systemen een transparante database (DGBase) opzetten. De database wordt onder andere gebruikt voor het vastleggen van antibioticagegevens. De database is in 2009 operationeel. Op basis van de geregistreerde gegevens stellen de varkenshouder en dierenarts (en eventuele andere adviseurs) een bedrijfsgezondheidsplan op dat als doel heeft het gebruik van antibiotica te beperken. Het plan evalueert bestaande management- maatregelen en wordt eventueel aangevuld met nieuwe actiepunten. Alleen als het niet anders kan, wordt antibiotica ingezet. Varkenshouders moeten kunnen aantonen dat ze beschikken over een adequaat en functionerend bedrijfsgezondheidsplan.
2. Meten antibioticaresistentie
De overheid ontwikkelt op dit moment een methode om de huidige antibioticaresistentie te kunnen bepalen (ABRES 2008). Zodra de methode klaar is, kan in de varkenshouderij een nulmeting worden uitgevoerd. De varkenshouderij heeft grote behoefte aan deze nulmeting en werkt actief mee om de gegevens te verzamelen. De resultaten gaan de richting bepalen voor het toekomstige gebruik van antibiotica.
3. Gezamenlijk gebruik bestaande kennis
Het management op varkensbedrijven speelt een grote rol bij het voorkomen van bacteriële infecties. Het gaat hier om zaken zoals klimaatbeheersing (ventilatie), voeding, dierstromen, hygiëne, fokkerij en vaccinatiebeleid. Alle managementmaatregelen om het gebruik van antibiotica te kunnen voorkomen worden in kaart gebracht en gebundeld. Deze informatie wordt actief aan de sector en haar adviseurs bekend gemaakt.
4. Overdracht diergeneeskundige gegevens
Een varkenshouder mag slechts met één dierenarts samenwerken zodat alleen de vaste dierenarts diergeneesmiddelen kan voorschrijven. Dit al bestaande voorschrift in de IKB- systemen wordt uitgebreid. Bij verandering van dierenarts gaat het totale diergeneeskundige bedrijfsmedicatiedossier, inclusief het bedrijfsgezondheidsplan, over naar de nieuwe dierenarts. Alle eerdere adviezen voor managementmaatregelen om antibioticagebruik te minimaliseren, maken deel uit van het dossier. Bij dieren die worden verkocht en verplaatst, is een document verplicht waaruit blijkt of, en zo ja met welke antibiotica, de dieren in het verleden zijn behandeld. Deze verplichting wordt samen met de controles en sancties in de IKB-systemen vastgelegd. De afspraken en werkwijze tussen dierenarts en varkenshouder en die tussen varkenshouder en varkenshouder zijn hiermee nog strikter vastgelegd en transparanter.
5. Gestructureerd terugkoppelen slachterij-informatie
De slachterijen moeten verplicht informatie over slachtresultaten terugkoppelen aan de varkenshouders. De kennis over bepaalde orgaanafwijkingen is belangrijke informatie om het management op het varkensbedrijf te optimaliseren. Voor de beoordelingen aan de slachtlijn worden standaarden ontwikkeld zodat het verzamelen en vastleggen van de gegevens uniform en goed gestructureerd plaatsvindt. Dierenartsen kunnen deze aanvullende informatie gebruiken om gezamenlijk bedrijfsgezondheidsplannen te ontwikkelen of te optimaliseren.
7
6. Richtlijnen voor niet-IKB-erkende bedrijven
Niet-IKB-erkende bedrijven moeten het gebruik van antibiotica inzichtelijk maken en ondervinden verscherpt toezicht en een intensievere monitoring. De overheid is verantwoordelijk voor de uitvoering, het toezicht en de handhaving hiervan.
7. Verantwoordelijkheid diervoedersector
De dierenarts is primair belast met het adviseren en voorschrijven van een behandeling van een koppel dieren. De diervoedersector kan bij het ontwikkelen van het bedrijfsgezondheidsplan als adviseur worden ingeschakeld en zo het plan onderschrijven. De diervoedersector gaat de mate van het gebruik van gemedicineerd diervoeder inzichtelijk maken. Ook brengt ze in kaart hoe vaak sprake is van ‘versleping’ (het achterblijven van restanten gemedicineerd voer in de productielijn). In overleg met de varkenshouders komt de diervoedersector op korte termijn met oplossingen om versleping terug te dringen. Daarnaast gaat de sector alternatieven zoeken voor spoelvoeders. De diervoedersector gaat toewerken naar een verbod op de productie van gemedicineerde diervoerders. Een voorwaarde daarbij is wel dat de diergezondheid niet in het gedrang komt.
8. Monitoren antibioticagebruik
Binnen de kwaliteitssystemen IKB Varken en IKB Nederland vinden controles plaats op onder andere het gebruik van niet toegestane diergeneesmiddelen. De IKB-systemen gaan nu ook controleren of de varkenshouder de medicijnen volgens voorschrift van de dierenarts heeft toegepast. De controles vinden plaats op basis van een monitoringsschema dat de stoffen, bemonstering en analyses bepaalt. Het schema is vastgesteld door de Wetenschappelijke Raad Varkens (WRV) van het Productschap voor Vee en Vlees. De WRV stelt ook de controlefrequentie vast. De controles vinden minimaal één keer per jaar plaats. Voor geïmporteerde varkens gelden de garanties van het land van herkomst. De overheid voert bij slachterijen en verzamelplaatsen de monitoring uit op antibioticagebruik en is er verantwoordelijk voor de handhaving. De VWA (Voedsel- en Waren Autoriteit) verzamelt bij slachterijen de informatie over eventuele residuen van antibiotica in vlees. Informatie wordt teruggekoppeld naar de producent.
9. Verantwoordelijkheid en registratie dierenartsen
De dierenartsen werken volgens de door de IKB-systemen voorgeschreven GVP-code (Gids voor Xxxxx Xxxxxxxxxxx Praktijk). Een varkenshouder is verplicht om met één vaste, GVP-erkende, varkensdierenarts te werken. Deze één op één relatie is de hoeksteen van een verantwoord antibioticagebruik. Alleen deze dierenarts mag antibiotica voorschrijven. Dit kan op basis van het bedrijfsbehandelplan of een klinisch onderzoek met een gericht therapieadvies. Elk varkensbedrijf moet een plan hebben dat duidelijk aantoont dat wordt gewerkt aan het registreren, evalueren en reduceren van het antibioticumgebruik. De dierenarts, de varkenshouder en eventuele andere adviseurs stellen samen het plan op zodat alle betrokkenen achter het plan staan. De dierenartsen gaan systemen, zoals VETbase, inrichten om hun informatiestromen toegankelijker te maken. Elke dierenarts krijgt daarvoor ook een individuele nummer. Dierenartsen en varkenshouders gaan op korte termijn na of, en hoe, een kwaliteitssysteem van de varkensdierenartsen kan worden gekoppeld aan de IKB-systemen.
8
10. Voorlichting en motivatie totale varkenssector
Om de doelen rond het gebruik van antibiotica te realiseren is goede communicatie een voorwaarde. De sector gaat hiervoor een communicatieplan ontwikkelen om varkens- houders, dierenartsen, voervoorlichters en andere adviseurs te informeren en te moti- veren. In de communicatie wordt o.a. aandacht besteedt aan de risico’s van resistentie en managementmaatregelen. Daarnaast worden achtergrondinformatie en handvatten voor de praktijk aangeboden die bijdragen aan verantwoord gebruik van antibiotica.
Verantwoordelijke partijen
Bij het samenstellen van het Masterplan Varkenshouderij ‘Verantwoord gebruik van antibiotica’ is afgesproken welke organisaties verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van een actiepunt. De bestaande werkgroep zal ook voor de implementatie verantwoordelijk zijn.
COV
o Standaardiseren slachtlijnbeoordelingen en registratie slachtgegevens (2009).
o Terugkoppelen slachtgegevens aan varkenshouders (2009).
KNMvD
o Overdracht historisch diergeneeskundig bedrijfsdossier bij wijziging dierenarts (2009).
LNV
o Meetmethodiek antibioticaresistentie.
o Niet-IKB-erkende bedrijven moeten antibioticagebruik inzichtelijk te maken, incl. toezicht en handhaving.
o Monitoren antibioticagebruik (bij slachterijen en verzamelplaatsen).
o Verzamelen residu-informatie bij slachterijen.
LTO/NVV
o Opzetten transparante database opzetten voor o.a. antibiotica (2009).
o Overdracht historisch diergeneeskundig bedrijfsdossier in IKB-systemen opnemen (2009).
o Overdrachtsdocument antibioticagebruik bij verkoop dieren opnemen in IKB- systemen (2009).
Nevedi
o Inzichtelijk maken mate van versleping gemedicineerd voer (2009).
o Oplossingen voor versleping en alternatieven voor gebruik spoelvoeders zoeken(2009).
KNMvD/LTO/NVV
o Kennis managementmaatregelen bundelen.
Sectorpartijen informeren en stimuleren kennis te benutten.
o Nagaan koppelen dierenartsenkwaliteitssystemen aan IKB-systemen. COV/KNMvD/LNV/LTO/Nevedi/NVV)
o Ontwikkelen en uitvoeren communicatieplan (start voorjaar 2009).
IKB en diergeneesmiddelengebruik
Het IKB-kwaliteitsbeheersingssysteem stelt aan groot aantal eisen aan het gebruik van diergeneesmiddelen. Bijvoorbeeld:
- Varkenshouders zijn verplicht om de aankoop en het gebruik van alle diergeneesmiddelen te registreren.
- Varkenhouders mogen alleen diergeneesmiddelen gebruiken die op de ‘positieve lijst’ staan.
- Formularia per diersoort geven aan welke middelen voor welke aandoening/verwekker het beste kunnen worden gebruikt in relatie tot werkzaamheid en resistentieontwikkeling.
De Formularia vermelden welke antibiotica terughoudend moeten worden gebruikt. De werkzame stoffen in de Formularia zijn integraal onderdeel van de positieve lijst.
- Alle behandelingen met daaraan gekoppelde geneesmiddelen worden vastgelegd.
- Het evalueren van behandelingen is verplicht.
- Voor de opslag aan diergeneesmiddelen gelden strikte regels.
- Het geneesmiddelengebruik wordt vastgelegd in een speciaal logboek.
- Een varkenshouder heeft een samenwerkingsovereenkomst met één vaste varkensdierenarts.
- Een IKB-erkend bedrijf beschikt over een bedrijfsbehandelplan, waarin de meest voorkomende aandoeningen en een vaste therapie staan vermeld.
Van de Nederlandse varkenshouders is 95% aangesloten bij de twee bestaande IKB-systemen in de varkenshouderij (IKB Varken en IKB Nederland).
9
10
Hoofdstuk 2. Afspraken Vleeskuikens
De vleeskuikensector heeft een masterplan opgesteld voor een selectief en correct gebruik van antibiotica in de vleeskuikenhouderij, het Masterplan Selectief en Correct Gebruik Antibiotica Vleeskuikenhouderij. Het plan heeft tot doel bewustwording te creëren bij ketenpartijen en adviseurs in de vleeskuikenhouderij van het antibiotica- gebruik en daarmee samenhangende risico’s. Bewustwording alleen volstaat echter niet. Daarom worden concrete maatregelen geformuleerd voor een selectief en correct gebruik van antibiotica door vleeskuikenhouders en voor de controle hierop. Onderzoek naar antibioticaresistentie van bacteriën moet duidelijkheid geven over toepasbare maatregelen op bedrijfsniveau. De bewustwording, de concrete maatregelen, de controle én het nader onderzoek moet leiden tot vermindering van de resistentie van micro- organismen tegen antibiotica.
Alle onderstaande partijen verklaren de afspraken overeen te komen, dit inbegrepen de afspraken ten aanzien van concrete maatregelen zoals nader uitgewerkt in de Annex.
Ondertekend op 3 december 2008, te ‘s-Gravenhage. Ondertekenaars:
• de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP)
. . . . . .
• de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP)
. . . . . .
• de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI)
. . . . . .
• de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD)
. . . . . .
• de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (NEVEDI)
. . . . . .
• het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE)
. . . . . .
(naam) (handtekening)
11
12
Annex: Vleeskuikens
Het in Hoofdstuk 2 genoemde Masterplan bestaat uit vier hoofdonderdelen.
1. het formuleren en aantoonbaar maken van een selectief en correct gebruik van antibiotica in de vleeskuikenhouderij.
2. het in kaart brengen van het antibioticagebruik in en voor de vleeskuikenhouderij. De gegevens kunnen worden gebruikt als sturingsinstrument en voor benchmarking.
3. het ontwikkelen van een monitoringssysteem op de naleving van het selectief en correct gebruik en het ontwikkelen van een controlesystematiek.
4. onderzoek naar de effecten van maatregelen op de resistentieontwikkeling en naar de mogelijkheden de resistentieontwikkeling te verminderen dan wel te beheersen.
Communicatie
Het welslagen van het ontwikkelen en het correct uitvoeren van het Masterplan vraagt een heldere voorlichting aan de vleeskuikensector. Communicatie moet in eerste instantie gericht zijn op bewustwording (maatschappelijke context van antibioticagebruik, nadelige effecten van gebruik van antibiotica, problemen bij resistentie en risico’s) en tijdens het traject op uitleg over de verschillende onderdelen van het Masterplan. Draagvlak wordt gecreëerd door tijdig informatie te geven over de voorgestelde aanpak en door ketenpartijen en vleeskuikenhouders te betrekken bij de uitwerking van het plan.
Uitvoering Masterplan
Aan de uitwerking van de onderdelen ‘het formuleren en aantoonbaar maken van selectief en correct gebruik van antibiotica’ en ‘het in kaart brengen van het antibioticagebruik’ wordt momenteel hard gewerkt. Bij het onderdeel ontwikkelen monitoringssysteem voor naleving en en het onderdeel onderzoek vindt een inventarisatie plaats van lopende (onderzoeks)projecten. Hierbij gaat het om de vastlegging en monitoring van het gebruik van antibiotica, maar nog belangrijker, om het verkrijgen van inzicht in factoren die van belang zijn bij het antibioticagebruik en bij de introductie, verspreiding en persistentie van antibioticaresistentie. Bij de uitvoering van het Masterplan wordt ook gebruik gemaakt van de kennis die wordt opgedaan bij projecten in andere sectoren.
A. De verantwoordelijkheden ten aanzien van het voorschrijven, leveren en toedienen van diergeneesmiddelen.
Onderdeel 1: selectief en correct gebruik van antibiotica
Bij dit onderdeel gaat het om het formuleren van het correcte gebruik van antibiotica en het selectief toepassen van antibiotica. Hierbij worden voorwaarden gesteld aan de wijze van voorschrijven, leveren en toepassen van antibiotica. Ook wordt ingezet op het inventariseren van de risicofactoren voor het gebruik van antibiotica bij vleeskuikenbedrijven en het vinden van oplossingen.
• Voor een selectief en correct gebruik van antibiotica is het noodzakelijk dat elke vleeskuikenhouder gebruik maakt van één dierenartsenpraktijk die antibiotica voorschrijft. De vaste relatie tussen vleeskuikenhouder en dierenartsenpraktijk wordt centraal vastgelegd in de IKB-Kip regeling. De antibiotica in de vleeskuikenhouderij zullen volgens de richtlijnen van het Formularium Pluimvee 2008 moeten worden toegepast. Het Formularium wordt momenteel opgezet door de Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid van de KNMvD en moet voor eind 2008 gereed zijn. Voor de dierenarts en de pluimveehouder is speciaal aandacht
13
gegeven aan de handelwijze bij het toepassen van koppelkuren. Per indicatie is aangegeven welke antibiotica met bijbehorende dosering en tijdsduur onder welke voorwaarden kunnen worden toegepast.
• De praktiserend dierenarts is verantwoordelijk voor het voorschrijven van de middelen en de pluimveehouder is verantwoordelijk voor de correcte toepassing overeenkomstig het voorschrift. De werkwijze van de dierenarts is vastgelegd in een nadere uitwerking van de Gids voor de Goede Veterinaire Praktijk (GVP) van de KNMvD. De dierenarts neemt zijn verantwoordelijkheid door voor ieder vleeskuikenbedrijf een bedrijfsgezondheidsplan op te stellen dat is gebaseerd op het Formularium. Uit dit plan volgt vervolgens een bedrijfsbehandelplan op stalniveau. De vaste dierenarts is in staat, volgens vastgelegde procedures, zelf laboratoriumonderzoek te verrichten dan wel dit onderzoek te laten uitvoeren door derden.
• De bovengenoemde verantwoordelijkheden moeten worden geïmplementeerd. Implementatie in de IKB Kip-regeling lijkt de beste optie.
• Om te komen tot een selectief en correct gebruik van antibiotica is het van belang dat de risicofactoren die leiden tot het gebruik van antibiotica bij vleeskuikenhouders worden geïnventariseerd. Waar mogelijk moeten oplossingen voor de risicofactoren worden gevonden. Hiertoe wordt een benchmarking onder vleeskuikenhouders gehouden. Op verzoek van de werkgroep stelt de Gezondheidsdienst voor Dieren een projectplan op.
B. De transparantie van het antibioticumgebruik
Onderdeel 2: het in kaart brengen van het antibioticagebruik
Het Masterplan start met het in kaart brengen van het antibioticagebruik bij vleeskuikenhouders. Hierover is nog weinig bekend.
• Het samenwerkingsverband tussen Gezondheidsdienst voor Dieren, de dierenartsen van het Veterinair Monitoringsprogramma en de Gespecialiseerde Pluimveepraktijken Nederland verzorgt metingen van het antibioticagebruik in de vleeskuikensector in de periode 2007 t/m 2010. De gegevens worden gebruikt als sturingsinstrument van de sector en ten behoeve van benchmarking.
• Bij het in kaart brengen van het antibioticagebruik in de vleeskuikensector wordt gebruik gemaakt van bestaande applicaties die antibioticabehandelingen koppelen aan vleeskuikenkoppels die bij het Koppel Informatiesysteem Pluimvee zijn aangemeld. De pluimveehouder is verantwoordelijk voor het melden van de daadwerkelijk uitgevoerde behandeling aan de voorschrijvende dierenarts.
Onderdeel 3: ontwikkelen monitoringssysteem naleving van selectief en correctief gebruik
Bij de naleving van het correcte en selectieve gebruik is in eerste instantie een goede registratie van voorgeschreven en toegepaste antibiotica van belang. Verder moet de registratie worden gecontroleerd, zowel administratief als via onderzoek.
• De registratie van toegepaste behandelingen door de vleeskuikenhouder is verplicht via de Voedselketeninformatie die vleeskuikenhouders naar de slachterijen moeten sturen en via de IKB Kip-regeling. Er wordt een inventarisatie gemaakt van de initiatieven die zijn genomen voor de ontwikkeling van databanken. Op basis van deze inventarisatie bepaald de werkgroep óf en zo ja, welke database gebruikt wordt voor een centrale registratie. Dit kunnen ook verschillende databases zijn die worden gekoppeld.
• Naast registratie en eventueel gebruik van een database zullen controles worden uitgevoerd bij vleeskuikenhouders op het selectief en correct gebruik van antibiotica. De afspraken tussen pluimveehouder en de dierenarts moeten
14
verifieerbaar zijn. Hierbij horen afspraken over indicatie en noodzakelijk laboratoriumonderzoek. Het betreft administratieve controles en controles waarbij monsters worden genomen als verificatie van de administratie. De controles kunnen ingebouwd worden in de IKB-regeling Kip.
C. Aanvullende activiteiten ter verbetering van de kwaliteit van het antibioticumgebruik en overige te nemen initiatieven:
Onderdeel 4: onderzoek
Het betreft hier onderzoek naar de prevalentie van antibioticaresistentie en naar de effecten van maatregelen op de resistentieontwikkeling en naar de mogelijkheden de resistentieontwikkeling te verminderen dan wel te beheersen.
Het selectieve en correcte gebruik van antibiotica moet resulteren in een verminderde restistentie van bacteriën. De resistentieontwikkeling van indicatorbacteriën op vleeskuikenbedrijven moet worden gemonitord. Verder wordt onderzoek uitgevoerd dat zich richt op het definiëren van risicofactoren voor ontstaan en verspreiden van resistentie en anderszins op de bacteriegebonden eigenschappen die betrokken zijn bij de resistentieontwikkeling. In een later stadium zal via longitudinaal onderzoek getracht worden om bij een steekproef van bedrijven het effect van interventies gericht op de risicofactoren te meten. Bij dit onderdeel van het masterplan wordt voor een deel aangesloten bij bestaand door LNV gefinancierd onderzoek. In de begeleidingscommissie voor onderzoek wordt dit onderdeel in detail verder uitgewerkt.
Verantwoordelijke partijen
Bij het samenstellen van het ‘Masterplan Selectief en Correct Gebruik Antibiotica Vleeskuikenhouderij’ is afgesproken welke organisaties verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van een actiepunt. De bestaande werkgroep zal ook voor de implementatie verantwoordelijk zijn.
1. De vleeskuikensector1 stelt een communicatieplan op (en voert deze uit) om de bewustwording over de risico’s van een niet correct en niet selectief gebruik van antibiotica te vergroten en om de betrokkenheid van vleeskuikenhouders bij het probleem van de antibioticaresistentie te vergroten. Het plan is begin 2009 gereed.
2. De KNMvD stelt een Formularium Pluimvee op volgens welke richtlijnen de antibiotica in de vleeskuikenhouderij moeten worden toegepast. Het Formularium Pluimvee is voor eind 2008 gereed.
3. De vleeskuikensector zorgt via opname van een verplichting in de IKB Kipregeling2 dat een vleeskuikenhouder gebruik maakt van één dierenartsenpraktijk die antibiotica voorschrijft.
4. Dierenartsen moeten voor ieder vleeskuikenbedrijf een bedrijfsgezondheidsplan opstellen en vervolgens op stalniveau een behandelplan. Het vastleggen van deze verplichting is mogelijk via de IKB Kipregeling.
5. De Gezondheidsdienst voor Dieren voert op verzoek van de vleeskuikensector een project uit over factoren die leiden tot het gebruik van antibiotica. Onderdelen zijn een inventarisatie van de factoren, het beoordelen van deze factoren en het
1 Onder vleeskuikensector wordt hier verstaan de organisatie die namens deze sector opereren: NOP, NVP, NEPLUVI, PPE. Adviseurs zijn GD, KNMvD, GPN en NEVEDI.
2 Ruim 95% van de Nederlandse vleeskuikenbedrijven neemt deel aan de IKB Kipregeling.
15
vinden van oplossingen voor deze factoren. Ook benchmarking onder pluimveehouders is een onderdeel van het project. Het project heeft ook de intentie om de betrokkenheid van vleeskuikenhouders te vergroten. De sector financiert het project.
6. De Gezondheidsdienst voor Dieren (waaronder de aan het Veterinaire monitoringsprogramma deelnemende dierenartsenpraktijken) en de Gespecialiseerde Pluimveepraktijken Nederland verzorgen via hun applicaties metingen van het antibioticagebruik in de Nederlandse vleeskuikenhouderij. De metingen worden gebruikt als sturingsinstrument voor de sector en kunnen ingezet worden ten behoeve van benchmarking binnen de sector. De vleeskuikensector financiert de metingen.
7. De registratie van antibiotica in de vleeskuikenhouderij is verplicht gesteld in de IKB-Kipregeling en via de voedselketeninformatie die vleeskuikenhouders moeten leveren aan de slachterijen. Controle op de registratie wordt binnen de IKB- Kipregeling uitgevoerd. De vleeskuikensector onderzoekt of registratie via een centrale databank zinvol is.
8. Naast de controle op de registratie via de IKB Kipregeling ontwikkelt de vleeskuikensector een controlesystematiek bij vleeskuikenhouders op het selectieve en correcte gebruik van antibiotica. Hiermee moeten de afspraken tussen dierenarts en pluimveehouder verifieerbaar zijn. Het gaat dan om administratieve controles, monstername en onderzoek van monsters.
9. De vleeskuikensector is (financieel en inhoudelijk) betrokken bij onderzoek naar prevalentie van antibioticaresistentie, de effecten van maatregelen op de resistentie-ontwikkeling en naar mogelijkheden de resistentieontwikkeling te verminderen dan wel te beheersen.
10. De fokkerij- en broederijschakels in de pluimveekolom werken momenteel aan een inventarisatie in hun schakels en komen, waar nodig, met passende maatregelen en een plan van aanpak in 2009.
11. De pluimveesector beoordeelt in 2009 de eventuele uitbreiding van het masterplan vleeskuikens met andere pluimveesectoren.
16
Hoofdstuk 3. Afspraken Vleeskalveren
De vleeskalversector heeft een masterplan opgesteld: het Masterplan Rationeel Gebruik Antibiotica Kalversector (MRGA). Dit betreft een initiatief van de gehele kalversector.
Doel van het masterplan is het aantoonbaar maken van het rationeel gebruik van antibiotica in de kalversector, de controle op de naleving, het in beeld brengen van de resistentie ontwikkeling en onderzoek naar mogelijkheden om de resistentie ontwikkeling te verminderen, c.q. te beheersen.
Alle onderstaande partijen verklaren de afspraken overeen te komen, dit inbegrepen de afspraken ten aanzien van concrete maatregelen zoals nader uitgewerkt in de Annex.
Ondertekend op 3 december 2008, te ’s-Gravenhage. Ondertekenaars:
• de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO)
. . . . . .
• de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV)
. . . . . .
• de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector (SKV)
. . . . . .
• de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD)
. . . . . .
• de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (NEVEDI)
. . . . . .
• het Productschap Vee en Vlees (PVV)
. . . . . .
(naam) (handtekening)
17
18
Annex: Vleeskalveren
Het Masterplan bestaat uit een viertal hoofdonderdelen. Twee daarvan hebben betrekking op de dagelijkse werkzaamheden in de kalversector, nl.:
- de verantwoordelijkheden ten aanzien van het voorschrijven, leveren en toedienen van diergeneesmiddelen (rationeel gebruik), en
- de controle op een rationeel gebruik en de registratie daarvan. De overige twee zijn onderzoeksprojecten:
- om het gebruik van antibiotica te monitoren, en
- voor het verkrijgen van inzicht in factoren die van belang zijn bij de resistentie ontwikkeling.
A. De verantwoordelijkheden ten aanzien van het voorschrijven, leveren en toedienen van diergeneesmiddelen.
Rationeel gebruik antibiotica
Na inwerkingtreding van dit onderdeel van het Masterplan via de IKB-voorschriften per mei 2008 worden antibiotica uitsluitend volgens de richtlijnen van het Formularium Vleesvee 2003 (update in 2008) toegepast. In een van dit Formularium afgeleid werkdocument (zg. Verkort Formularium) voor de dierenarts, de kalverhouder en indien van toepassing de kalverintegratie is speciaal aandacht gegeven aan de handelwijze bij het toepassen van koppelkuren. Per indicatie is aangegeven welke antibiotica onder welke voorwaarden kunnen worden toegepast.
De praktiserende dierenarts heeft de eindverantwoordelijkheid voor de toepassing, waarbij de werkwijze is vastgelegd in een nadere uitwerking van de Gids voor de Goede Veterinaire Praktijk (GVP) van de KNMvD. De praktiserende dierenarts neemt zijn verantwoordelijkheid door voor ieder kalverbedrijf een specifiek bedrijfsbehandelplan op te stellen, dat is gebaseerd op het Formularium. Voor koppelkuren moet in elk bedrijfsbehandelplan worden verwezen naar het Verkort Formularium en daarmee kunnen dierenartsen in het bedrijfsbehandelplan niet afwijken van de meest recente versie van het Formularium Vleesvee. Slechts bij uitzondering kan onder inhoudelijke argumentatie worden afgeweken van het Verkort Formularium.
De verantwoordelijkheden ten aanzien van het voorschrijven, leveren en toedienen van antibiotica alsmede bovengenoemde aspecten zijn in het sectorale IKB-systemen vastgelegd door middel van een één-op-één overeenkomst tussen dierenarts, kalverhouder en indien van toepassing de kalverintegratie. Het sanctiekader voor de kalverhouders is daarbij reeds uitgewerkt. Met de KNMvD zal een sanctiekader voor de evt. niet-naleving van de afspraken over de verantwoordelijkheden van de dierenartsen verder worden uitgewerkt.
B. De transparantie van het antibioticumgebruik
Controle op rationeel gebruik
De afspraken over het rationeel gebruik van antibiotica gemaakt tussen kalverhouder, kalvereigenaar en de dierenarts dienen te worden geverifieerd. Hiervoor worden controles op het correct gebruik van antibiotica tijdens de houderijfase uitgevoerd. Het betreft administratieve controles, maar tevens worden monsters genomen als ultieme verificatie van de administratie. De Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector (SKV) voert het controleprogramma uit. De controles maken deel uit van de nieuwe monitoring van kritische stoffen en de vernieuwde IKB kalf regeling. De SKV heeft voor de verhoging van een effectieve en efficiënte controle een snelle antibioticatest in vergevorderde staat van ontwikkeling.
19
Monitoring antibioticum gebruik ten behoeve van benchmarking
De monitoring van het antibiotica gebruik in de kalversector zal worden uitgevoerd door het LEI. De gegevens over 2007 worden momenteel vastgelegd als uitgangspunt. Door de onderzoekers is berekend dat een betrouwbare schatting gemaakt kan worden indien 170 bedrijven met blanke vleeskalveren en 50 bedrijven met rosé vleeskalveren bij de monitoring worden betrokken. De bedrijven zijn verdeeld naar omvang en aselectief gekozen uit het SKV-bestand van kalverhouders. Nieuw in deze opzet is, dat het werkelijk aantal dagdoseringen aan antibiotica die de kalveren ontvangen, wordt vastgelegd. De keuze om een steekproef te nemen en niet de hele bedrijfspopulatie te monitoren, heeft als voordeel dat heel gedetailleerd het gebruik van antibiotica in beeld is in werkelijk dagdoseringen in plaats van een dagdosering op basis van een gemiddeld diergewicht (zie ook onderzoek naar resistentie ontwikkeling). Deze methode impliceert dat geen directe vergelijking mogelijk is met cijfers die op een andere manier zijn vastgelegd. Rapportage die in het kader van dit Convenant over de kalversector plaatsvindt zal daarom worden omgerekend naar de maatstaf die door de andere sectoren wordt gebruikt, namelijk dagdosering op basis van gemiddeld gewicht. Niet IKB-erkende bedrijven moeten ook het gebruik van antibiotica inzichtelijk maken. De overheid is verantwoordelijk voor de uitvoering, het toezicht en de handhaving hiervan.
De monitoring van het antibiotica gebruik ten behoeve van het onderzoek strekt zich uit van 2007 t/m 2009. De geaggregeerde gegevens, die na afloop worden gepubliceerd, (kunnen) worden gebruikt voor benchmarking door integraties, dierenartsenpraktijken en individuele kalverhouders. Los van de nationale benchmarking wordt de benchmarking binnen integraties en dierenartsen praktijken gestimuleerd.
C. Aanvullende activiteiten ter verbetering van de kwaliteit van het antibioticumgebruik en overige te nemen initiatieven:
Onderzoek naar resistentie ontwikkeling
Door het CVI/de FD is een onderzoekplan opgesteld voor 4 jaar. Het onderzoek is reeds gestart. Het onderzoek richt zich op 2 aspecten van het voorkomen van resistentie:
- Welke risicofactoren spelen een rol en wat is het effect van interventiemaatregelen;
In het onderzoek zal de resistentie ontwikkeling van een aantal relevante of voorspellende darmbacteriën worden onderzocht. Het onderzoek wordt uitgevoerd op de bedrijven die deelnemen aan de monitoring van het antibiotica gebruik van het LEI. Hierdoor kan een link gelegd worden met het gedetailleerde antibioticagebruik op het betreffende kalverbedrijf. In het onderzoek wordt verder een link gelegd tussen bedrijfsfactoren (omvang, herkomst kalveren, productiedoel, etc.) en de dynamiek van het voorkomen van resistentie in de darmflora.
- Wat is de moleculaire epidemiologie van (multi)resistente stammen;
Tevens wordt moleculair epidemiologisch onderzoek opgezet om het voorkomen en de verspreiding van resistente stammen en/of genen te kunnen verklaren. De resultaten van dit deel van het onderzoek zullen ook van algemene waarde zijn (andere veehouderijsectoren, maar ook humaan). Daarnaast is het de bedoeling om op een beperkt aantal bedrijven gericht te gaan zoeken naar mogelijkheden om resistentieontwikkeling tegen te gaan.
Verbetering van de kwaliteit van het antibioticum gebruik
- Voor koppelbehandelingen met antibiotica is een zg. Verkort Formularium opgesteld en ingevoerd (zie ook onder A)
- Voorgenomen activiteiten ter vergroting van de bewustwording van antibioticagebruik door o.a. :
20
- Verspreiding van folder ‘verantwoord diergeneesmiddelengebruik’ via dierenartsen (planning 2008);
- Beschikbaar stellen van presentatiemateriaal inzake ‘verantwoord diergeneesmiddelengebruik’ ten behoeve van lezingen door dierenartsen praktijken en andere betrokkenen. (planning 2008);
- Stimulering van en voorlichting over het gebruik van handschoenen en mondkapjes bij gebruik van medicijnen in poedervorm (loopt sinds 2007);
- Onderzoek naar de mate van versleping van antibiotica door het voersysteem binnen het kalverbedrijf en indien nodig, oplossingen gericht tegen de versleping;
- Indien het onderzoek naar resistentie ontwikkeling daartoe aanleiding geeft, zal de haalbaarheid van een resistentie strategie op individueel bedrijfsniveau verder worden onderzocht.
Verbetering van de diagnostiek en diergezondheid
Er is initiatief genomen voor de ontwikkeling van een onderzoekstraject ter verbetering van de diagnostiek, behandeling en preventie van darmgezondheidsproblemen. Het onderzoeksproject is bij LNV voorgelegd voor medefinanciering. In het kader van verbetering van het management op de kalverbedrijven wordt (in het kader van voedselketeninformatie, VKI) ingezet op terugkoppeling van keuringsinformatie over longen, levers en nieren uit de slachterijen naar kalverbedrijven.
De haalbaarheid van alternatieve strategieën voor een duurzaam dierziekte management worden continu bekeken.
Digitalisering van de registratie van het antibioticum gebruik
De haalbaarheid voor een verdergaande digitalisering van de registratie van het antibioticumgebruik op kalverbedrijven wordt momenteel onderzocht met partijen uit de sector, ICT en potentiële medefinanciers. Doelstelling van het project is juist gebruik van antibiotica, door 1) opname van het bedrijfsbehandelplan in het systeem (juiste keuze middel, dosering) en 2) mogelijkheid tot een gedetailleerde analyse naar de efficiëntie van de toegepaste behandelingen achteraf. Verder is het een verlichting van de administratieve lasten, zoals ervaren door kalverhouders, en verhoging van de betrouwbaarheid van de registratie. Door automatische vermelding van einde wachttermijn bij behandeling met een bepaald middel en mogelijkheid tot automatische dagelijkse attendering welk dier(en) nog een behandeling dient te ondergaan, worden residuen en resistentie tegelijk bestreden. Tegelijkertijd verbetert het de mogelijkheden voor benchmarking van het antibioticumgebruik.
Organisatie
In het kader van dit convenant functioneert een werkgroep die bestaat uit de Raad van Toezicht Masterplan en een daaronder ingestelde taskforce. De Raad bestaat uit vertegenwoordigers van de sector, te weten VanDrie Group, Denkavit, Alpuro, Pali Group, LTO Nederland. De taskforce bestaat uit kalverhouders, dierenartsen en integraties en is verantwoordelijk voor de operationele aansturing en uitvoering. Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen zijn onderzoekers van de Faculteit Diergeneeskunde (FD) en het Institute For Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit van Utrecht, het Centraal Veterinair Instituut (CVI) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) betrokken.
21
22
Hoofdstuk 4. Afspraken a. Melkvee en b. Vleesvee Rund
De melkveehouderij en de vleesveesector zetten zich in voor een verantwoord anti- bioticumgebruik. Teneinde de goede uitgangspositie in de sector te behouden en verder te verbeteren kiezen onderstaande partijen voor een pro-actieve aanpak om een verantwoord antibioticumgebruik te borgen. Daarbij wil de sector methoden kiezen die aansluiten bij de reeds ontwikkelde en beproefde werkwijzen in de sector. Aan het beleid van verantwoord antibioticumgebruik zal inhoud gegeven worden door het gebruik van bedrijfsspecifieke gezondheidsplannen.
Alle onderstaande partijen verklaren de afspraken overeen te komen, dit inbegrepen de afspraken ten aanzien van concrete maatregelen zoals nader uitgewerkt in de Annex.
Ondertekend op 3 december 2008, te ’s-Gravenhage. Ondertekenaars:
• de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO)
. . . . . .
• de Nederlandse Xxxxxx Xxxxxxxxxxx (NZO), tekenend voor Onderdeel Melkvee
. . . . . .
• Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), tekenend voor Onderdeel Vleesvee
. . . . . .
• de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD)
. . . . . .
• de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (NEVEDI)
. . . . . .
(naam) (handtekening)
23
24
Coördinerende bepalingen
1. Inleiding
Dit hoofdstuk is samengesteld uit twee afzonderlijke onderdelen: Annex a heeft betrekking op melkvee en annex b op vleesvee rund. De ondertekende partijen erkennen dat beide regelingen onafhankelijk van elkaar zijn en uitsluitend tot doel hebben om de verantwoordelijkheden van betrokken partijen vast te leggen met betrekking tot de productie van melk respectievelijk rundvlees.
Partijen realiseren zich echter dat op melkveebedrijven de werkingssfeer van beide annexen vele raakvlakken kent. Het is wenselijk onnodige lastenverzwaring voor de melkveehouder tegen te gaan en onderlinge tegenstrijdigheden in beide regelingen te voorkomen. Daarom komen de gezamenlijke ondertekende partijen van annex a en b overeen beide regelingen en de uitvoeringsvoorschriften daarvan te coördineren.
2. Definities
In het kader van dit hoofdstuk wordt onder melkvee verstaan: jongvee aanwezig op een melkveebedrijf en bestemd voor melkproductie; lacterende en droogstaande melkkoeien bestemd voor melkproductie. Onder vleesvee wordt verstaan: runderen die uitsluitend bestemd zijn voor vleesproductie en melkkoeien die blijvend geen melk meer produceren en bestemd zijn voor vleesproductie.
3.Stuurgroep
Er wordt een stuurgroep geformeerd uit vertegenwoordigers van de dragende organisaties NZO, LTO en COV en KNMvD. De stuurgroep kan vertegenwoordigers uit andere organisaties als adviseur in de stuurgroep uitnodigen. De stuurgroep heeft een coördinerende taak. Deze taak bestaat er uit de regelingen voor melkvee en vleesvee met elkaar te vergelijken en te bevorderen dat zij op een praktische manier op elkaar afgestemd worden. De inzet is om gelijksoortige en gelijkwaardige bepalingen in de regelingen over en weer te erkennen. De uitvoeringsvoorschriften worden zodanig opgesteld dat waar mogelijk 1 maatregel compliance in beide regelingen oplevert.
De tekende partijen kunnen voor de sector waar zij verantwoordelijk voor zijn projectgroepen of werkgroepen instellen om de respectievelijke regelingen en uitvoeringsvoorschriften te ontwikkelen. De stuurgroep heeft niet tot taak om aanwijzingen te geven over inhoudelijke invulling van de regelingen aan de projectgroepen of werkgroepen. Zij kan echter wel zwaarwegende adviezen uitbrengen. De projectgroepen en werkgroepen rapporteren aan de dragende organisaties van de eigen regeling.
25
26
Annex: a. Melkvee en b. Vleesvee Rund Annex a. Onderdeel Melkvee
Huidig beleid en onderzoek in de melkveehouderij t.a.v antibioticumgebruik:
• Op melkveebedrijven worden relatief weinig antibiotica gebruikt en uit oriënterend onderzoek blijkt dat het gebruik in de tijd gezien nagenoeg gelijk blijft1. Verder is er geen hoge mate van antibioticaresistentie, mede als gevolg van het feit dat melkkoeien veelal individueel behandeld worden.
• Efficiënt, transparant en duurzaam medicijngebruik: dit is een landelijk project met als doel een efficiënte, doelmatige en integere gegevensadministratie voor het gebruik van diergeneesmiddelen in de keten. Om daarmee te voldoen aan de huidige en toekomstige eisen voor voedselveiligheid. De looptijd van het project is 2008/2009 en het wordt gefinancierd door Productschap Zuivel en het ministerie van LNV.
• Uiergezondheidscentrum Nederland (UGCN): het UGCN leidt een meerjarig onderzoeks- en praktijkprogramma (2005-2010) met als doelstelling reductie van uieronsteking. Het programma is niet primair gericht op antibioticumgebruik. Maar omdat in de melkveehouderij antibiotica primair voor het behandelen van uierontstekingen worden ingezet, vindt de sector de preventieve benadering van UGCN van groot belang. De sector heeft in totaal € 9 miljoen gereserveerd voor dit programma.
• Controle rauwe boerderijmelk: iedere lading boerderijmelk wordt onderzocht op antibioticaresiduen in het laboratorium. Bovendien wordt de inhoud van ieder melktankwagen (RMO) met een sneltest onderzocht op antibiotica. Bij overschrijdingen wordt betrokken veehouder beboet en aansprakelijk gesteld voor eventuele schade.
De melkveesector zal een sluitende aanpak realiseren om antibiotica alleen daar in te zetten waar dat nodig en verantwoord wordt geacht. Het diergeneesmiddelengebruik binnen het primaire bedrijf en de toelevering door dierenartsen moet meer inzichtelijk worden gemaakt. Daarbij wordt waar mogelijk voortgebouwd op reeds ontwikkelde kennis en werkwijzen. Voor het slagen van de aanpak is, naast administratieve lastenverlichting, draagvlak bij veehouders en dierenartsen van groot belang.
Het Plan van aanpak melkveehouderij zuivelketen kent de volgende drie met elkaar samenhangende hoofdelementen:
1. Ontwikkelen van een systeem met bedrijfsgezondheidsplannen met alle partijen in de keten. Uitgangspunt is dat deze plannen waardevolle management- informatie leveren aan de veehouder en bijdragen aan een verantwoord antibioticumgebruik.
2. In de keten wordt verder gewerkt aan datasystemen voor tracking and tracing van diergeneesmiddelen. Dit geldt zowel voor de toelevering van de dierenarts aan de melkveehouder, als voor het gebruik binnen het primaire bedrijf door de melkveehouder.
3. Datasystemen wisselen zo veel mogelijk onderling informatie uit op de terreinen: registratie antibiotica, dierziekten en bedrijfsgezondheidsplannen; hierbij wordt een administratieve lastenverlichting voor alle partijen bewerkstelligd.
Een traject van 3 jaar wordt voorzien om concrete resultaten op bovengenoemde gebieden te realiseren.
1 Antibioticagebruik op melkvee-, varkens- en pluimveebedrijven in 2004, 2005 en 2006 LEI, Den Haag, november 2007, Projectnummer 30645
27
A. De verantwoordelijkheden ten aanzien van het voorschrijven, leveren en toedienen van diergeneesmiddelen.
Het bewaken van de gezondheidsstatus van de veestapel is een eerste en uiteindelijke verantwoordelijkheid van de melkveehouder die daarbij ondersteund wordt door een geborgde rundveedierenarts. Deze werkt conform de Gids Veterinaire praktijkuit- oefening (GVP) voor voedselproducerende dieren van de KNMvD. Het streven binnen de keten is er op gericht te werken met bedrijfsgezondheidsplannen die verder reiken dan bedrijfsbehandelplannen. Deze systematiek van werken zal in de loop van drie jaar door alle partijen binnen de keten vorm en inhoud worden gegeven. Als voorbeeld van een datagestuurde methodiek kan de systematiek van werken van de Continue Diergezondheidsmonitor (CDM) gehanteerd worden die in 2007 door de overheid is goedgekeurd.
Als basis dient een bedrijfsgezondheidsplan, gezamenlijk opgepakt door dierenarts en veehouder. Het bedrijfsgezondheidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd of zoveel vaker als nodig is. In het bedrijfsgezondheidsplan wordt aandacht besteed aan preventieve maatregelen, zoals op het gebied van huisvesting, voeding, vaccinatiestrategieën en aankoopbeleid. Doel hiervan is het risico op insleep en verspreiding van verwekkers van infectieuze ziekten tot een minimum te kunnen beperken. Een goed preventiebeleid is het fundament onder een hoge gezondheidsstatus van de bedrijven en daarmee van de sector. De dierenarts vervult als voorschrijver van diergeneesmiddelen een sleutelrol bij verantwoord antibioticumgebruik. Verantwoord betekent onder meer: deskundige diagnose, focus op preventieve maatregelen, een deskundige behandeling en een gericht gebruik van antibiotica. De keuze van antibiotica wordt gemaakt op basis van behandelplannen, die deel uitmaken van het bedrijfsgezondheidsplan. Zij worden per bedrijf gebaseerd op de formularia van de KNMvD.
Het selectief en restrictief gebruik kan in de praktijk alleen worden gerealiseerd als er sprake is van professioneel en gezamenlijk handelen van melkveehouder en dierenarts. Immers, het bewaken van de gezondheidsstatus van de veestapel is een gezamenlijk belang en verantwoordelijkheid van veehouder en dierenarts. Met kennis van de bedrijfssituatie en door het stellen van diagnoses en de evaluatie van therapieën is de dierenarts in staat een bedrijfsgezondheidsplan op te stellen. De dierenarts schrijft antibiotica voor aan de veehouder en kan deze ook afleveren. Hij geeft voorlichting over de wijze waarop de voorgeschreven antibiotica moeten worden ingezet, maar de veehouder is uiteindelijk verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van de behandeling.
B. De transparantie van het antibioticumgebruik
Transparantie op bedrijfs- en sectorniveau
Transparantie op bedrijfs- en sectorniveau geeft inzicht in het voorschrijven en het gebruik van antibiotica. Veel melkveehouders maken al gebruik van een managementpakket of het programma Veemanager van CR Delta om logboekgegevens bij te houden. Technische koppelingen tussen managementsystemen van veehouders en dierenartsen zijn in ontwikkeling om administratieve lastenverlichting te realiseren. De Stichting VETbase kan hierbij een ondersteunende en faciliterende rol vervullen. De Stichting VETbase is in 2006 opgericht door KNMvD, FIDIN en AUV en heeft als doel de elektronische gegevensuitwisseling van de dierenartspraktijk te bevorderen. Tracking en tracing van diergeneesmiddelen en receptenverkeer maken een verdere ketenintegratie en elektronische gegevensuitwisseling tussen de actoren binnen de keten mogelijk. Om de noodzakelijke gegevensuitwisseling binnen de keten te optimaliseren is standaardisering van gegevens van Praktijk Management Systemen belangrijk. Deze gegevens kunnen beschikbaar gesteld worden aan ketenpartijen. Tevens kunnen deze
28
gegevens gebruikt worden om deelnemende dierenartsen via benchmarking meer inzicht te geven in hun voorschrijfgedrag. Nieuwe functionaliteiten kunnen worden geïmplementeerd, zoals het elektronisch doorgeven van gevraagde informatie naar managementsystemen van veehouders. De veehouder en dierenarts houden gegevens bij die verplicht zijn uit hoofde van publieke en private wet- en regelgeving. Waar mogelijk vindt uitwisseling plaats, zodat zo min mogelijk hoeft te worden geadministreerd.
VETbase biedt de mogelijkheid om meer zicht te krijgen in het totale antibioticumgebruik in de melkveehouderij.Voorwaarde hierbij is dat dierenartsen die werkzaam zijn in de melkveehouderij hun voorschriften aanleveren via VETbase. Zowel de logboek- en diergezondheidsgegevens van de veehouders als de voorschriften van de dierenarts kunnen worden gebruikt voor benchmarking. Voorwaarde is dat koppeling van systemen er toe leidt dat 1 gegeven slechts 1 keer ingevoerd hoeft te worden, hetzij door de dierenarts hetzij door de veehouder. De techniek maakt het mogelijk dat dierenartsen kunnen worden gemachtigd om de diergezondheidsgegevens van hun klanten te kunnen bekijken.
De borging
Het werken met een bedrijfsgezondheidsplan en een GVP geborgde rundveedierenarts werkt alleen als er voldoende draagvlak is onder melkveehouders en dierenartsen. Ook voor de integratie van het bedrijfsgezondheidsplan in het (private) kwaliteitssysteem is draagvlak nodig. In het voorgaande is een aanpak beschreven met concrete activiteiten waarvoor de komende drie jaar draagvlak wordt gecreëerd. Om bovenstaande te borgen wordt onderzocht of de gemaakte afspraken kunnen worden opgenomenin de (private) kwaliteitssystemen van de zuivelindustrie. In samenhang daarmee wordt bezien hoe de werkzaamheden van dierenartsen in dit verband kunnen worden geborgd.
De melkveehouderij zal de komende drie jaar benutten om stapsgewijs sprongen voorwaarts te maken. Doel is om eerst op vrijwillige basis de effectiviteit en het draagvlak van de beoogde systematiek te onderzoeken. De eerste stap betreft het inventariseren van alle voordelen m.b.t. koppeling diergezondheidsgegevens, logboekverplichtingen en het bedrijfsgezondheidsplan. Op korte termijn komt de sector met alle ketenpartijen met een nadere invulling om dit te realiseren. Hierbij wordt ook contact gelegd met diverse softwareleveranciers en Stichting Vetbase om één en ander in gang te zetten.
C. Organisatie en planning
Werkstructuur
De huidige werkgroep melkveehouderij wordt omgevormd tot een projectgroep ‘verantwoord antibioticumgebruik melkveehouderij’ samengesteld uit NZO, LTO en KNMvD met de GD als adviseur. De projectgroep ontwikkeld een plan van aanpak. De projectgroep kan het opstellen van (delen van) het plan van aanpak delegeren aan een of meer werkgroepen. De werkgroepen kunnen een algemene of specifieke opdracht krijgen. Naast vertegenwoordigers van de dragende organisaties NZO, LTO en KNMvD participerenook praktiserende melkveehouders en dierenartsen .in de werkgroepen.
Tijdpad
2009
1. Inventarisatie hoe de voordelen m.b.t. de koppeling diergezondheidsgegevens, logboekverplichtingen, een aanwezige en voldoende bijgehouden diergeneesmiddelenadministratie en het bedrijfsgezondheidsplan elkaar versterken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ontwikkelde kennis en inzichten bij
29
softwareleveranciers, Stichting Vetbase, project Efficiënt, transparant en duurzaam medicijngebruik en UGCN.
2. Een plan van aanpak wordt ontwikkeld door NZO, LTO, KNMvD en GD hoe optimaal gebruik gemaakt kan worden van gestructureerd werken met bedrijfsgezondheidsplannen in de melkveehouderijsector waarbij heldere en eenduidig geformuleerde minimale eisen vastgesteld worden op het terrein van diergeneesmiddelengebruik. Het is van belang dat alleen de juiste middelen worden gebruikt en dat deze op een zorgvuldige en deskundige wijze worden toegepast en toegediend. VWA, LNV en COKZ worden blijvend geïnformeerd over de inhoudelijke voortgang van dit traject.
2010
Een proef wordt gedraaid met een pilot waarbij minimaal 100 melkveehouders en
5 dierenartspraktijken betrokken zijn. Op basis van deze proefpilot zullen de zuivelondernemingen in 2010 draagvlak ontwikkelen bij hun leden/leveranciers en de KNMvD bij de dierenartsen die actief zijn in de melkveehouderij voor deze nieuwe werkwijze inclusief minimale eisen die ontworpen zijn vanuit de pilot.
2011
1. Het systeem is klaar om op vrijwillige basis opgenomen te worden in de Boerderij- kwaliteitssystemen van de zuivel.
2. Op basis van de reeds bestaande infrastructuur wordt het concept “GVP geborgde rundveedierenarts” uitgewerkt. Doel is om te komen tot een geborgde werkwijze van de dierenarts in het kader van zijn werkzaamheden inzake dit convenant.
Vanaf 2012
1. De volgende onderdelen worden geborgd in de zuivelkwaliteitssystemen:
o de melkveehouder werkt aantoonbaar met een bedrijfsgezondheidsplan dat wordt opgesteld en jaarlijks geëvalueerd met de eigen dierenarts
o de rapportage van de evaluatie gaat naar de melkveehouder, dierenarts en zuivelonderneming
o In opdracht van de zuivelondernemingen zullen onafhankelijke controle- instanties beoordelen of er een adequate rapportage aanwezig is van het diergeneesmiddelengebruik. Bij ontbreken daarvan wordt een in het desbetreffende kwaliteitssysteem passende sanctie opgelegd.
2. De melkveehouder en GVP geborgde rundveedierenarts handelen in het kader van de afspraken in dit convenant volgens een geborgde werkwijze. De zuivelkwaliteitssystemen stellen eisen aan de dierenarts die verantwoordelijk is voor het bedrijfsbehandelplan.
30
Annex b. Onderdeel Vleesvee Rund
Een transparant, zorgvuldig, selectief en correct gebruik van antibiotica in rundvee moet leiden tot een reductie van antibioticaresistentie en een meer verantwoord gebruik van antibiotica in de dierhouderij. De rundvleessector (zowel melkvee als vleesvee) heeft aangegeven zich in te willen zetten voor een verantwoord antibioticagebruik. Met betrekking tot de vleesveehouderij zijn er geen gegevens bekend over de mate van antibioticaresistentie en of het gebruik in de tijd gezien verandert. Teneinde een goede uitgangspositie te behouden en verder te verbeteren, kiezen LTO rundvleesproductie, KNMvD en COV voor een pro-actieve aanpak om een verantwoord antibioticumgebruik te borgen. Daarbij wil de sector methoden kiezen die aansluiten bij de al ontwikkelde en beproefde werkwijzen in andere dierlijke sectoren. In het kader van de verplichte keteninformatie voor de rundvleesproductie vanaf 1 januari 2010 zal de verankering van activiteiten m.b.t. verantwoord gebruik van antibiotica plaats hebben.
A. De verantwoordelijkheden ten aanzien van het voorschrijven, leveren en toedienen van diergeneesmiddelen.
Het bewaken van de gezondheidsstatus van de veestapel is een eerste/uiteindelijke verantwoordelijkheid van de rundveehouder die daarbij ondersteund wordt door zijn/haar deskundige dierenarts. Het streven binnen de keten is er op gericht te werken met bedrijfsgezondheidsplannen. Deze systematiek van werken zal in de loop van drie jaar door LTO en KNMvD binnen de keten vorm en inhoud worden gegeven. Het bedrijfsgezondheidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd of zoveel vaker als nodig is. In het bedrijfsgezondheidsplan wordt aandacht besteed aan preventieve maatregelen die het risico van insleep en verspreiding van verwekkers van infectieuze ziekten tot een minimum kunnen beperken. Een goed preventiebeleid is het fundament onder een hoge gezondheidsstatus van de bedrijven en daarmee van de sector.
De dierenarts vervult een sleutelrol bij verantwoord antibioticumgebruik. Verantwoord betekent onder meer: deskundige diagnose en focus op preventieve maatregelen. Dieren worden op deskundige wijze behandeld en er wordt gericht gebruik gemaakt van antibiotica. De keuze van antibiotica wordt gemaakt op basis van behandelplannen die per bedrijf gebaseerd worden op de formularia van de KNMvD en deze behandelplannen maken deel uit van het bedrijfsgezondheidsplan. De behandelend dierenarts is verantwoordelijk voor de uiteindelijke keuze om al dan niet antibiotica in te zetten, en zo ja welke antibiotica, bij de behandeling van de dieren.
Het selectief en correct gebruik kan in de praktijk alleen werken als er sprake is van professioneel en gezamenlijk handelen van rundveehouder en dierenarts. Immers, het bewaken van de gezondheidsstatus van de veestapel is een gezamenlijk belang van rundveehouder en dierenarts. De dierenarts moet weten wat er gebeurt op het bedrijf om zodoende een juist bedrijfsgezondheidsplan op te kunnen stellen. Kennis van de bedrijfssituatie, het stellen van diagnoses, evaluatie van therapieën is de manier om tot een verantwoord advies te komen. De dierenarts schrijft antibiotica voor aan de rundveehouder en kan deze ook afleveren. Hij geeft voorlichting over de wijze waarop de voorgeschreven antibiotica moet worden ingezet, maar de rundveehouder is uiteindelijk verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van de behandeling.
B. De transparantie van het antibioticumgebruik
Transparantie op bedrijfs- en sectorniveau geeft inzicht in het voorschrijven en het gebruik van antibiotica. Vleesveehouders maken nog niet veel gebruik van een managementpakket. Technische koppelingen tussen managementsystemen van rundveehouders en dierenartsen zijn mogelijk om administratieve lastenverlichting te realiseren. Voor degenen die met een managementpakket werken kan de Stichting
31
VETbase hierbij een ondersteunende en faciliterende rol vervullen. Dat gegeven en het feit dat per 1-1-2010 voedselketeninformatie (VKI) bij het slachthuis moet worden aangeleverd, kan het gebruik van managementpakketten stimuleren.
De Stichting VETbase is in 2006 opgericht door KNMvD, FIDIN en AUV en heeft als doel de elektronische gegevensuitwisseling van de dierenartspraktijk te bevorderen. Tracking en tracing van diergeneesmiddelen en receptenverkeer maken een verdere ketenintegratie en elektronische gegevensuitwisseling tussen de actoren binnen de keten mogelijk. Om de noodzakelijke gegevensuitwisseling binnen de keten te optimaliseren is standaardisering van gegevens van Praktijk Management Systemen belangrijk. Deze gegevens kunnen beschikbaar gesteld worden aan ketenpartijen. Tevens kunnen deze gegevens gebruikt worden om deelnemende dierenartsen inzicht te geven in het voorschrijfgedrag. Nieuwe functionaliteiten kunnen worden geïmplementeerd, zoals het elektronisch doorgeven van gevraagde informatie naar veehouderij management- systemen. De rundveehouder houdt gegevens in het logboek bij die gedeeltelijk overeenkomen met de gegevens die de dierenarts ook moet bijhouden uit hoofde van wet- en regelgeving.
VETbase biedt de mogelijkheid om meer zicht te krijgen op het totale antibioticagebruik in de rundveehouderij. Voorwaarde hierbij is dat dierenartsen die werkzaam zijn in de rundveehouderij hun voorschriften aanleveren via VETbase. Zowel de logboek- en diergezondheidsgegevens van de rundveehouders als de voorschriften van de dierenarts kunnen worden gebruikt voor benchmarking. Voorwaarde is dat koppeling van systemen er toe leidt dat 1 gegeven slechts 1 keer ingevoerd hoeft te worden, hetzij door de dierenarts hetzij door de veehouder. De techniek maakt het mogelijk dat dierenartsen kunnen worden gemachtigd om de diergezondheidsgegevens van hun klanten te kunnen bekijken.
C. Plan van aanpak
Het plan van aanpak van de vleesketen kent de volgende vier met elkaar samenhangende hoofdelementen:
o Ontwikkelen van een systeem met bedrijfsgezondheidsplannen met partijen in de keten. Deze plannen dienen waardevolle managementinformatie te leveren aan de rundveehouder en moeten bijdragen aan een verantwoord antibioticumgebruik (actie LTO/KNMvD).
o In de keten wordt verder gewerkt aan datasystemen voor tracking and tracing van diergeneesmiddelen. Dit geldt zowel voor de toelevering van de dierenarts aan de rundveehouder, als het gebruik binnen het primaire bedrijf door de rundveehouder; dit dient aan te sluiten op het bestaande I&R systeem (actie LTO,LNV,KNMvD).
o Datasystemen wisselen zo veel mogelijk onderling informatie uit op de volgende terreinen: registratie antibiotica, dierziekten en bedrijfsgezondheidsplannen; hierbij wordt een administratieve lastenverlichting voor alle partijen bewerkstelligd (actie LTO, LNV, KNMvD, COV)
o De verankering van activiteiten m.b.t. verantwoord gebruik van antibiotica wordt opgenomen in een nieuw op te zetten kwaliteitssysteem voor runderen. Op basis van dit kwaliteitssysteem worden tegelijkertijd de regels t.a.v. Voedselketeninformatie (VKI) ingevuld. Per 1 januari 2010 is een rundveehouder (melkveehouder c.q. vleesveehouder) verplicht de VKI (Voedselketeninformatie) aan te leveren wanneer een rund wordt aangeboden aan het slachthuis. De VKI vormt eerste onderdeel van een privaat kwaliteitssysteem rundvlees waar controle en borging plaatsvindt. In lijn en in aansluiting met de melkveehouderij (de zuivel) zal voor de rundvleesveehouderij een totaal kwaliteitssysteem (incl. totale historie qua antibioticumgebruik) in 2012 beschikbaar zijn (actie LTO, COV).
32