Pleegzorg: achtergrond en afspraken
Pleegzorg: achtergrond en afspraken
Versie: juli 2024
Inhoud
2. Producten pleegzorg en financiële afspraken 3
2.2 De diensten van de zorgaanbieder 4
3. Voorliggende voorzieningen 8
4.2. Ondertoezichtstelling (OTS) 9
4.3. Beëindiging van het gezag 9
4.4. Voogdij/pleegoudervoogdij 10
4.5 Woonplaatsbeginsel en gezag 10
5.1 Veranderingen als pleegkind 18 jaar wordt 10
5.3 Verlengde pleegzorg tot 23 jaar 10
6. Perspectief/Toekomstplan 11
6.1. Perspectief van de pleegzorgplaatsing 11
6.3 Veiligheid in pleeggezinnen 11
1. Inleiding
Op het moment dat een kind uithuisgeplaatst wordt dan heeft meestal, plaatsing in een pleeggezin de voorkeur. Het wonen in een pleeggezin komt het dichtst bij opgroeien in een zo gewoon mogelijke gezinssituatie. Dit is voor veel kinderen een wenselijke oplossing. Daarnaast is pleegzorg goedkoper dan een residentiële plaatsing. Belangrijk dus dat de lokale toegang, (gezins)voogden en jeugdconsulenten goed geïnformeerd zijn over deze bijzondere vorm van zorg.
Dit document geeft een uitleg van de belangrijkste begrippen bij het onderwerp pleegzorg en bevat de belangrijkste werkafspraken in Centraal Gelderland. Het geeft een uitwerking van de basisafspraken in de contracten met de zorgaanbieders. Het is opgesteld om professionals in de praktijk duidelijkheid te geven over de wijze waarop de inzet van pleegzorg geregeld moet worden.
Let op: het document geeft richtlijnen voor de praktijk. Waar nodig kan daarvan worden afgeweken; de praktijk vraagt immers om maatwerk. Partijen kunnen daarom in overleg tot andere afspraken komen.
Mochten er in de praktijk toch nog vragen zijn dan kan dit worden doorgegeven aan de relatiemanager Verblijf van regio Centraal Gelderland via xxxxxx@xxxxxxxxxx.xx
Status:
· Het document is in 2018 tot stand gekomen op initiatief van de Werkgroep Pleegzorg Centraal Gelderland. Daarin participeerden Entrealindenhout, Xxxxxxx Xxxxxxxxx Gezinsvormen, Pactum en twee regiogemeenten. Per 1 juli 2024 zijn ook Stichting Timon en Stichting Leger des Heils toegevoegd aan het pleegzorg aanbod in regio Centraal Gelderland.
· In juli 2024 is het bestand herijkt naar aanleiding van de nieuwe contracten voor Verblijf. De nieuwe afspraken worden per 1 juli 2024 van kracht.
2. Producten pleegzorg en financiële afspraken
Pleegzorg is een jeugdhulpvariant die is opgenomen in de Jeugdwet. Pleegzorg binnen dit wettelijk kader, wordt uitgevoerd door een erkende zorgaanbieder. In regio Centraal Gelderland hebben we twee productcodes voor pleegzorg: deeltijdpleegzorg (43A11) en voltijdpleegzorg (43A09). De kosten die met de uitvoering van de pleegzorg samenhangen, zijn in een aantal componenten te verdelen. De eerste twee componenten daarvan zijn de pleegzorg zelf: pleegvergoeding en diensten van de zorgaanbieder. De derde component betreft eventueel de aanvullende specialistische hulp, die op vraag van de jeugdige, en altijd in overleg met de opdrachtgever, al dan niet apart kan worden beschikt.
De componenten zijn:
1. De pleegvergoeding
2. De diensten van de zorgaanbieder
3. Bijzondere kosten
3. Eventueel aanvullende specialistische hulp
De eerste twee componenten zijn opgenomen in het basistarief. De derde niet, dat is een aanvullende zorg die apart kan worden aangevraagd. Voor specialistische hulp zijn de daarvoor geëigende producten, zoals gespecialiseerde begeleiding of Behandeling A, B of C.
2.1 De pleegvergoeding
De pleegvergoeding is vastgesteld door het ministerie van VWS. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de leeftijd van het kind, en varieert tussen de € 23,32 en 28,70 per dag in 2024. Naast deze pleegvergoeding kan een toeslag verstrekt worden, wanneer pleegouders extra onkosten maken bij crisisopvang of bij zorg voor een pleegkind met een beperking. Wanneer pleegouders voor drie of meer pleegkinderen zorgen, gaat een toelage in vanaf het derde kind. Deze extra toelage is maximaal
€ 4,65 per dag in 2024.Deze vergoeding kan per jaar worden geïndexeerd door het ministerie van VWS. Zie xxx.xxxxxxxxx.xx.
Fiscale regelingen
De belastingdienst ziet een pleegkind niet als een kind van de pleegouder op het moment dat er een pleegvergoeding ontvangen wordt. Bij de vraag of er een kind bij in woont, hoeft het pleegkind niet te worden opgegeven voor de inkomstenbelasting. Wanneer pleegouder geen pleegvergoeding ontvangt dan is het pleegkind voor de belasting (fiscaal) hetzelfde als een eigen kind en dient dit wel opgegeven te worden bij de inkomstenbelasting.
Onderhoudt pleegouder een pleegkind met eigen geld? Xxx is het pleegkind voor de belasting gelijk aan een eigen kind. Dat betekent dat pleegouder in aanmerking kan komen voor een aantal regelingen, zoals aftrek van zorgkosten, inkomensafhankelijke combinatiekorting, kindgebonden budget en kinderbijslag.
Ontvangt pleegouder een bijstandsuitkering en een pleegvergoeding voor een pleegkind? Xxx heeft de pleegvergoeding geen invloed op de hoogte van de bijstandsuitkering van de pleegouder. Echter, wanneer een pleegkind bij pleegouder blijft wonen na het 21e jaar, dan telt het voormalig pleegkind na het 27e jaar mee voor de kostendelersnorm. Dit betekent dat de bijstandsuitkering verlaagd wordt omdat er meer personen in 1 huis wonen die de kosten kunnen delen. Het bedrag van de verlaging hangt af van het aantal mensen van 27 jaar en ouder dat samenwoont.
Meer informatie over pleegzorg en fiscale regelingen staan op xxx.xxxxxxxxx.xx.
2.2 De diensten van de zorgaanbieder
De lokale toegang voert procesregie, de zorgaanbieder voert casusregie. De diensten van de zorgaanbieder zijn te verdelen in:
• Cliëntgebonden hulpverlening
• Ondersteuning van het pleeggezin
• Randvoorwaardelijke activiteiten
• Aanvullende specialistische hulp (kan ook door een andere zorgaanbieder geboden worden)
2.2.1 Cliëntgebonden hulpverlening:
• Het tot stand brengen van een match tussen een kind en een gezin, en vooral ook een match tussen de ouders en de pleegouders.
• Het opstellen van een plan van aanpak met kind en gezin met daarin specifieke begeleidingsdoelen
• Het begeleiden van de ouders
• Het volgen van het welbevinden van het kind en adequaat reageren als er zorgen zijn over de
ontwikkeling. Het initiëren van extra hulp als dit voor de ontwikkeling van het kind belangrijk is.
• Het (waar nodig) per direct inzetten van hulp voor het kind of voor de ouders vanuit de pleegzorgwerker of met steun van de gedragswetenschapper.
• Afstemming met de verwijzer (lokale toegang, huisarts/jeugdarts of gecertificeerde instelling), school en andere voor het pleegkind belangrijke partijen.
• Begeleiding op het proces om te komen tot een opvoedbesluit / toekomstperspectief pleegkind in samenspraak met diverse betrokken. Dit behelst soms ook rapportage aan kinderrechter.
• Individuele begeleidingsgesprekken met het pleegkind.
• Meedenken over een passende omgangsregeling tussen pleegkind en ouders (familie).
2.2.2 Ondersteuning van het pleeggezin en ouders:
• Het ondersteunen bij de samenwerking tussen ouders en de pleegouders t.b.v. gedeeld opvoederschap.
• Preventie van kindermishandeling en de (seksuele) ontwikkeling van jeugdigen is structureel onderdeel van de pleegzorgbegeleiding. Pleegzorgbegeleiders moeten voorlichting kunnen geven over kindermishandeling, signalen van kindermishandeling kunnen herkennen en weten wat ze moeten doen bij een vermoeden van kindermishandeling tijdens de plaatsing. Zie hoofdstuk 6.3.
• Het samen met de pleegouders opstellen van een contract en een perspectief-/ en toekomstplan, het jaarlijks afnemen van een veiligheidscheck. Het perspectief-/toekomstplan kan onderdeel zijn van het Hulpverleningsplan.
• Het begeleiden van het pleeggezin, door op gezette tijden de gang van zaken door te nemen,
en oplossingen aan te dragen voor knelpunten. Dat houdt o.a. ook in dat er nadrukkelijk aandacht is voor de eigen kinderen van pleegouders. Gedurende de begeleidingsgesprekken is dit onderwerp van gesprek. Zo nodig wordt er ook (apart) met de eigen kinderen van pleegouders gesproken.
• Overleg met pleegouders over de financiële regelingen en ondersteuning, en het uitvoeren van die regelingen die adequaat zijn voor het betreffende pleeggezin en de betreffende situatie.
• Voorlichting op het gebied van financiële thema’s.
• Inzet van een gedragsdeskundige, als consultant of ondersteuner van de pleegzorgwerker, of waar nodig in een directe betrokkenheid bij de pleegouders.
• Het verzorgen van een 7 maal 24 uurs bereikbaarheid voor de pleegouders, in situaties waarbij spoedadvies nodig is, of een directe interventie.
• Het aanbieden van deskundigheidsbevordering en scholing.
2.2.3 Randvoorwaardelijke activiteiten:
• Het uitvoeren van netwerkonderzoeken in geval van netwerkpleegzorg.
• Het behartigen van de rechtspositie van pleegouders, zoals o.a. vastgelegd in de wet verbetering positie pleegouders. Voorlichting op het gebied van juridische thema’s.
• Pleegkinderen en pleegouders betrekken bij en inspraak geven op beleid pleegzorgorganisatie (o.a. door middel van de Pleegouderraad)
• PR en werving van pleegouders
• Voorbereiding en screening aspirant pleegouders
• Meting en verantwoording (op basis van wettelijke vereisten): doelrealisatie, pleegoudertevredenheid, cliënttevredenheid, initiëren en/of uitvoeren van onderzoek, methodiekontwikkeling , inzet t.b.v. voorkomen breakdown etc. De hulpverlening wordt vormgegeven conform de Richtlijn Pleegzorg.
• Administratieve taken: betaling pleegouders (incl. toeslagen en bijzondere kosten), verzekeringen pleegkind, dossiervorming etc.
• Kennis- en methodiekontwikkeling van begeleiders pleegzorg
• De algemene overhead, zoals de apparaatskosten en de centrale diensten, maken integraal onderdeel uit van de genoemde posten.
2.2.4 Aanvullende specialistische hulp
Naast de inzet van reguliere pleegzorgbegeleiding hebben jeugdigen die in een pleeggezin wonen, pleegouders of ouders vaak extra inzet van specialistische jeugdhulp nodig. Wanneer een jeugdige niet meer thuis kan wonen is dat vaak het teken dat de jeugdige al veel heeft meegemaakt. Een pleegouder kan dan een veilig en stabiel thuis bieden, maar is geen geschoolde zorgprofessional. Specialistische hulp naast pleegzorgbegeleiding is vaak geïndiceerd, om het hele systeem (ouders, pleegouders en pleegkind) goed te laten functioneren en om aan te sluiten op het waar mogelijk inzetten op terug naar huis: verkennen of dat mogelijk is, interventies inzetten om het mogelijk te maken en gewenste verandering zo snel mogelijk in gang te zetten. Denk bijvoorbeeld aan gesprekken over de achtergrond van de uithuisplaatsing zodat het kind en de ouders kunnen begrijpen hoe het zo gekomen is. Of therapie om te verwerken wat er in de vroege jeugd is gebeurd. Dit heeft betrekking op het inzetten van aanvullende specialistische hulp die niet past in de inzet die vanuit het pleegzorgtarief geleverd wordt.
Aanvullende inzet van specialistische jeugdhulp is in ieder geval aan de orde bij:
• Diagnostiek
• Therapie voor de jeugdige
• Inzet weekendpleegzorg (naast voltijdpleegzorg) als respijtplek
• Aanvullende jeugdhulp op maat
• Intensieve procesmatige hulp aan ouders (waaronder een intensief hulptraject in het kader van het perspectief)
• Intensieve, specialistische perspectiefbepaling
• (Mede) uitvoeren van begeleide bezoekregelingen met ouders
• Een specialistisch programma ter versterking van de situatie in het pleeggezin
• Gezinsbehandelingen
• GGz Behandelingen
• Zeer intensieve pleegzorgbegeleiding in geval van (zeer) complexe problematiek
Bron: Handreiking Tarifering Pleegzorg
Eventuele aanvullende specialistische hulp wordt altijd ingezet in overleg met de opdrachtgever en wordt door opdrachtgever extra beschikt. Hiervoor kan ook een andere zorgaanbieder ingeschakeld worden.
2.3 Bijzondere kosten
Dit kunnen uiteenlopende kosten zijn, die gemaakt moeten worden voor een kind, bijvoorbeeld medische kosten of kosten in verband met school. Bij vrijwillige plaatsingen zijn de ouders in principe verantwoordelijk voor deze kosten. Bij justitiële plaatsingen is de gemeente verantwoordelijk. Welke kosten het precies zijn is opgenomen in de VNG handreiking pleegvergoeding: xxxxx://xxx.xx/xxxxx/xxx/xxxxxxxxxxx/0000/000000_xxx_xxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxx_xxx.xxx
De bijzondere kosten pleegzorg kunnen niet via een aparte productcode aangevraagd en gedeclareerd worden, want deze zijn onderdeel van het basistarief.
Deze afspraak geldt alleen voor de pleegzorg. Daar waar het gaat om bijzondere kosten voogdij bij justitiële residentiële plaatsingen (gezinshuiszorg, leefgroepen, terreinvoorzieningen) is de
Gecertificeerde Instelling voor jeugdbescherming (GI) verantwoordelijk. We hebben met de GI’s afgesproken dat de bijzondere kosten voogdij conform VNG handreiking inclusief zijn opgenomen in
het tarief. Dit geldt voor de specifieke kosten waarover de VNG handreiking expliciet duidelijk is. Zak en kleedgeld valt erbuiten. We hebben met de GI’s afgesproken dat zij de probleem-casuïstiek (rond zak- en kleedgeld) inventariseren en communiceren met de gemeente. Gemeente en zorgaanbieders maken een specifieke afspraak over de betreffende casus waarin zak en kleedgeld een probleem vormt.
2.4 Varianten pleegzorg
Alvorens pleegzorg wordt ingezet dient altijd eerst gekeken te worden naar of hulp vanuit het voorliggend veld ingezet kan worden. Bijvoorbeeld steungezinnen/buurtgezinnen of (tijdelijke) opvang binnen het netwerk.
In regio Centraal Gelderland hanteren we twee productcodes voor pleegzorg. Namelijk 43A11 voor deeltijdpleegzorg en 43A09 voor voltijdpleegzorg.
2.4.1 Deeltijdpleegzorg
Er is sprake van deeltijdpleegzorg wanneer een jeugdige 156 of minder nachten per jaar wordt opgevangen in een pleeggezin. Dat komt overeen met gemiddeld 3 nachten of minder per week. Wanneer een jeugdige gemiddeld 4 of meer nachten per week wordt opgevangen in een pleeggezin is er sprake van voltijdpleegzorg. Deeltijdpleegzorg wordt ingezet om (pleeg)ouder(s) te ontlasten, om een uithuisplaatsing of doorstroom naar een zwaardere vorm van hulp te
voorkomen.
2.4.2 Voltijdpleegzorg
Wanneer een jeugdige gemiddeld 4 of meer nachten per week wordt opgevangen in een pleeggezin is er sprake van voltijdpleegzorg. De jeugdige is een jeugdige van 0-21 jaar (23 jaar bij ‘verlengde jeugdhulp’) die zich in de eigen gezinssituatie niet veilig kan ontwikkelen en/of gezond kan opgroeien. De jeugdige in pleegzorg verblijft tijdelijk in het pleeggezin als terugkeer naar eigen gezin mogelijk is, en langdurig als dat niet, of niet op voorspelbare termijn mogelijk is.
2.4.3 Kindgericht Werven
Namens de pleegzorgaanbieders voert Entrea Lindenhout in onze regio Kindgericht Werven uit. Het project houdt in dat de twee wervers voor kinderen uit Centraal Gelderland die wachten op een plek in een pleeggezin, op zoek gaan naar een passend pleeggezin dichtbij hun woonomgeving. Voor deze kinderen is geen netwerkgezin gevonden en ook is er geen bestandsgezin beschikbaar. Bijvoorbeeld via scholen en (sport)verenigingen in de buurt. Het voordeel is dat een kind zo in de eigen omgeving kan blijven. Dat geeft houvast. Bezoek van (en aan) ouders is makkelijker te realiseren, contact met eigen vriendjes blijft mogelijk en hopelijk kan het kind op de eigen school en sportclub blijven.
2.4.4 Netwerkpleegzorg
Een belangrijk artikel van de kinderrechten is dat kinderen zoveel mogelijk opgroeien in een liefdevol gezin of in een gezinsvervangende situatie. Daarom wordt er eerst gekeken of pleegzorg in het netwerk een geschikte mogelijkheid is. Wanneer een netwerkpleeggezin niet een mogelijkheid is, wordt er vervolgens gekeken naar een bestandpleeggezin. Gezinnen die zich opgegeven hebben om te fungeren als pleegouder(s). Tussen de 45% en 50% van de pleegzorgplaatsingen, betreft een plaatsing in het netwerk. Het zijn pleegzorgprocessen met een eigen, soms heftige, dynamiek. Het heeft de voorkeur om gebruik te maken van de ondersteunende en beschermende krachten van familie- of netwerkverbanden. Daarom wordt bij elke (dreigende) uithuisplaatsing gekeken naar de mogelijkheden van het familie- of kennissennetwerk. Tegelijkertijd is het een gegeven dat zo’n netwerkplaatsing allerlei verschuivingen in de onderlinge verhoudingen teweeg kan brengen. Een
netwerkplaatsing vraagt hoe dan ook zorgvuldige begeleiding. De laatste jaren is er een grote focus op veiligheid. Omdat een netwerkplaatsing vaak al gerealiseerd is voordat de lokale toegang, GI of zorgaanbieder wordt ingeschakeld, is het zaak om in een hoog tempo te handelen na aanmelding. Dit in het kader van de veiligheidsafwegingen en in het kader van de afweging of een netwerkgezin genoeg draagkracht en stabiliteit heeft om de zorg voor het kind goed vorm te geven. De onderlinge afstemming en de verdeling van de verantwoordelijkheid luisteren nauw. Landelijk zijn er
veldnormen van kracht6, die door alle zorgaanbieders gehanteerd worden
Wanneer een netwerkpleeggezin of een bestandsgezin niet mogelijk is, wordt vervolgens gekeken naar bijvoorbeeld een plek in een gezinshuis of op een leef- of behandelgroep van een instelling.
3.1 Buurtgezinnen
Xxxxxxxxxxxxx.xx is er voor alle gezinnen, die om wat voor reden dan ook, behoefte hebben aan wat ondersteuning bij de opvoeding. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat je kinderen een rustige huiswerkplek wordt geboden, dat ze af en toe een weekend uit logeren gaan, dat een ander gezin meedenkt over de schoolkeuze of je wegwijs maakt bij instanties. Over de invulling van die steun maak je samen met het steungezin afspraken. Zie voor meer informatie: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx. Buurtgezinnen is actief in de gemeenten Lingewaard, Zevenaar, Duiven, Westervoort en Wageningen.
3.2 Steunouders
Een steunouder is een vrijwilliger die een dagdeel per week een kind opvangt. De ouders hebben daardoor even tijd voor zichzelf. Ouders, die behoefte hebben aan steun, kunnen niet altijd op hun eigen netwerk terugvallen. Daardoor kunnen ze in stressvolle situaties terecht komen. Dat kan een nadelige invloed hebben op de ontwikkeling van een kind en leiden tot het moeten inzetten van zwaardere zorg. Xxxxxxxxxx wil dit voorkomen door steunouders aan deze gezinnen te koppelen. Steunouders wordt in Arnhem georganiseerd door MEE Gelderse Poort. Zie voor meer informatie xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxxxxx-xx-xxxxxx/.
Xxxxxxxxxxx is ook werkzaam in Rheden en Rozendaal. Meer informatie hierover is te vinden op Over Steunouder - Incluzio Rheden.
3.3 Forte Thuis
Forte Thuis heeft getrainde- en ervaringsdeskundige vrijwilligers die kunnen ondersteunen. Forte Thuis is werkzaam in de gemeente Overbetuwe. Meer informatie: Forte Thuis voor gezinnen | Forte Welzijn
3.4 Homestart
Alle ouders hebben wel eens vragen over de opvoeding. Of er zijn andere zorgen in het gezin. Dan is het belangrijk om mensen in de buurt te hebben om mee te praten. Als die er niet zijn, kunnen moeders en vaders ons om hulp vragen. Een ervaren vrijwilliger komt elke week bij het gezin thuis.
Biedt een luisterend oor. Een steuntje in de rug. Helpt met praktische tips en contacten in de buurt. De vragen van ouders zetten we centraal. Home-Start is dichtbij. Wij zijn er voor alle ouders. Homestart is werkzaam in de gemeente Zevenaar en Duiven/Westervoort met contactpersoon Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx: X.xxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx.
De vraag: ‘wie heeft het gezag?’ is heel belangrijk in een pleegzorgproces. Er hangen veel juridische en financiële afspraken mee samen; de voortgang van een pleegzorgproces kan er sterk door beïnvloed worden; het antwoord op de vraag welke gemeente verantwoordelijk is hangt direct samen met de vraag waar het gezag ligt.
Afgezien van enkele crisisvarianten (de VOTS, de voorlopige voogdij of de tijdelijke voogdij) zijn er 4
basissituaties:
1) Gezag ligt bij ouders. Het gaat dan om een vrijwillige plaatsing.
2) Het gezag van ouders is beperkt door een door de kinderrechter uitgesproken ondertoezichtstelling. Er wordt een gezinsvoogd toegevoegd aan het gezag.
3) Het gezag van ouders is beëindigd. Er is sprake van een voogd. Dit kan zijn:
• Een burgervoogd
• De voogdij ligt bij een instelling voor jeugdbescherming (GI)
• De pleegouder heeft ook de voogdij (pleegoudervoogdij)
4) Een kind is meerderjarig
4.1. Vrijwillige plaatsing
Ouders hebben het gezag over hun kinderen, totdat ze 18 jaar zijn. Dat geldt ook voor veel kinderen in de jeugdzorg (hoewel de Jeugdwet wel een paar belangrijke aantekeningen over eigen beslissingsrecht maakt voor 16 plussers). Maar bij een uithuisplaatsing is er een gerede kans dat er (tijdelijk) verschuivingen in het gezag plaatsvinden. Dat gebeurt zeker niet altijd: in ongeveer 30% van de situaties is er sprake van een vrijwillige plaatsing. Xxx is er geen jeugdbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel), de verantwoordelijkheid ligt bij de ouders. De samenwerking tussen ouders en pleegouders is een sleutelfactor in het stabiel laten verlopen van zo’n plaatsing. De betrokken hulpverleners hebben een belangrijke rol om die samenwerking te ondersteunen en te bevorderen.
4.2. Ondertoezichtstelling (OTS)
De meest ingezette jeugdbeschermingsmaatregel is het beperken van het gezag door het onder toezicht stellen van de minderjarige door de kinderrechter. Doel van de ondertoezichtstelling (OTS) is om kinderen te beschermen die in hun ontwikkeling worden bedreigd of veiligheidsrisico’s lopen. De maatregel is erop gericht ouders te ondersteunen en te begeleiden. De ondertoezichtstelling (OTS) kan worden uitgesproken door de kinderrechter als de belangen van een kind ernstig bedreigd worden. De Raad voor de kinderbescherming kan na hun onderzoek een verzoek voor een OTS aanvragen bij de kinderrechter. De OTS wordt uitgevoerd door een Gecertificeerde Instelling voor
jeugdbescherming en jeugdreclassering (GI), in de persoon van een gezinsvoogd. Een OTS duurt één jaar, maar kan op verzoek van de gezinsvoogd telkens met maximaal één jaar verlengd worden. De gezinsvoogd moet dan aantonen dat de gronden van de maatregel nog steeds aanwezig zijn.
Belangrijk om te weten is dat, in principe, de inzet van een OTS met een uithuisplaatsing niet langer dan twee jaar duurt. Na twee jaar OTS kan het gezag weer volledig bij de ouders gelegd worden of er volgt een gezag beëindigende maatregel: dit is een zogenaamde voogdijmaatregel. In beide gevallen kan een pleegzorgplaatsing gewoon doorlopen. In de eerste situatie wordt het een vrijwillige plaatsing, in de tweede situatie wordt het een pleegzorgplaatsing onder een voogdijmaatregel. In
sommige gevallen is verlenging van de OTS na twee jaar mogelijk
4.3. Beëindiging van het gezag
Een vergaande maatregel van kinderbescherming is de beëindiging van het ouderlijk gezag. Deze wordt volgens artikel 1:266 BW ingezet:
• Als ouders hun gezag misbruiken óf
• Als er geen perspectief is dat ouders binnen een redelijke termijn in staat zijn om hun opvoedingsverantwoordelijkheid te nemen.
Meestal wordt het gezag vervolgens belegd bij een GI. Een voogd geeft dan vorm aan het gezag, maar de formele verantwoordelijkheid is dus in handen van de GI. Het wordt echter wenselijk geacht dat een natuurlijke persoon de voogdij heeft. Als een kind opgroeit bij pleegouders, zal de GI samen met de zorgaanbieder onderzoeken of de pleegouders de voogdij op zich willen nemen. Ze worden dan pleegoudervoogd. De voogdij kan ook naar een andere natuurlijke persoon (bijvoorbeeld een oom of tante) toe gaan: een burgervoogd.
Het doorschakelen van instellingsvoogdij naar pleegoudervoogdij gaat altijd in samenspraak met alle betrokken hulpverleners. Het is voor pleegouders een ingrijpende keuze om het gezag over een pleegkind op zich te nemen en er moeten dan ook zorgvuldige afwegingen aan vooraf gaan. Geregeld hechten pleegouders aan voortzetting van de voogdij door een voogdijinstelling, omdat dat beter
werkt in het vasthouden van de balans tussen pleegouders, eigen ouders en netwerk. Pleegoudervoogdij is dus een vorm van pleegouderschap, waarbij de pleegouder of pleegouders ook het gezag over een pleegkind hebben, ofwel: ze hebben de juridische zeggenschap over het pleegkind en zijn diens wettelijke vertegenwoordiger.
Een pleegoudervoogd heeft dus de rechten en plichten van een pleegouder, zoals beschreven in de Jeugdwet, gecombineerd met de rechten en plichten van een voogd, zoals beschreven in het Burgerlijk Wetboek, boek 1.
4.4. Voogdij/pleegoudervoogdij
Aan (pleegouder)voogdij gaan veel inhoudelijke en juridische afwegingen vooraf, en uiteindelijk ook een gezag beëindigende maatregel. Doel is dat het kind volwassen gaat worden in het pleeggezin. ‘Keukentafelgesprekken’ zijn niet nodig, althans niet om vast te stellen of er een pleegzorgbeschikking moet komen. Gesprekken in het kader van de voortgang van de plaatsing, toezien op de veiligheid van het pleegkind, indien nodig ondersteunen bij contact ouders en om te onderzoeken of er extra hulp nodig is, zijn natuurlijk wel op z’n plek.
4.5 Woonplaatsbeginsel en gezag
Om te bepalen welke gemeente financieel verantwoordelijk is wordt in het kader van het woonplaatsbeginsel gekeken naar de woonplaats van het kind voorafgaand aan de inzet van pleegzorg. De gemeente waar het kind voorafgaand aan de start van het eerste (aaneengesloten) verblijf stond ingeschreven in de BRP is verantwoordelijk.
5. Pleegzorg tot 21 jaar
Vanaf 1 januari 2023 is in de wet vastgelegd dat pleegzorg standaard tot 21 jaar doorloopt. (Sinds 1 juli 2018 was dit al geregeld in een bestuurlijke afspraak.)
Verlengde pleegzorg gaat over de periode vanaf 21 jaar. Officieel gaat verlengde pleegzorg dus over pleegzorg voor volwassen pleegkinderen van 21 en 22 jaar.
5.1 Veranderingen als pleegkind 18 jaar wordt
Een pleegkind is vanaf 18 jaar voor de wet volwassen. Er is dan geen wettelijke vertegenwoordiger meer. Behalve bij mentorschap of curatele. Was er een ondertoezichtstelling (OTS) of voogdij? Dan vervalt deze kinderbeschermingsmaatregel als het kind 18 jaar wordt.
5.2 Pleegzorg tot 21 jaar
Xxx een pleegkind van 18 jaar of ouder graag bij de pleegouder blijven wonen? En vindt de pleegouder dit ook goed? Dan is de afspraak dat het pleegcontract in ieder geval tot 21 jaar blijft doorlopen. Dus met begeleiding en de pleegvergoeding. Dit recht op pleegzorg tot 21 jaar is vanaf 1 januari 2023 in de wet vastgelegd.
5.3 Verlengde pleegzorg tot 23 jaar
Wil de jongere ook na 21 jaar bij de pleegouder blijven wonen? En vindt de pleegouder dit goed? De gemeente beoordeelt dan of pleegzorg nog nodig is. Het pleegkind kan dan samen met de pleegzorgbegeleider een aanvraag voor verlengde pleegzorg tot 23 jaar indienen. Dit moet ruim voor de 21e verjaardag van het pleegkind worden gedaan. Zodat de gemeente de tijd heeft om op de aanvraag te beslissen.
5.3.1 Waarom verlengde pleegzorg?
Niet ieder pleegkind vanaf 21 jaar is klaar voor zelfstandigheid. Bijvoorbeeld een kind dat veel heeft meegemaakt kan meer tijd nodig hebben om voor zichzelf te leren zorgen. Nu een pleegkind standaard tot 21 jaar in een pleeggezin kan blijven, kun je als pleegouder je pleegkind beter helpen om zelfstandig te worden. Soms is pleegzorg langer nodig.
Verlengde pleegzorg na 21 jaar kan ook noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld omdat:
• het kind een licht verstandelijke beperking (LVB) heeft, wat zelfstandigheid heel moeilijk of onmogelijk maakt
• er een beschermingsmaatregel is uitgesproken, omdat het kind niet zijn of haar eigen geldzaken kan regelen en/of zelf geen beslissingen over zorg kan nemen
Soms is zelfstandigheid een te grote uitdaging voor je pleegkind, ondanks verlengde pleegzorg.
6. Perspectief/Toekomstplan
6.1. Perspectief van de pleegzorgplaatsing
Het is van groot belang voor pleegkinderen, maar ook voor ouders en pleeggezin, dat duidelijk wordt wat het perspectief van de pleegzorgplaatsing is. Bij aanvang van de pleegzorgplaatsing is alle inspanning gericht op terugplaatsing van het pleegkind naar ouders. Hiertoe wordt aan ouders hulp aangeboden en meegedacht wat ervoor nodig is om een adequate opvoedsituatie te creëren zodat terugplaatsing mogelijk is. Het is van belang dat hier vanaf de start van de plaatsing aan gewerkt wordt.
Indien terugplaatsing niet mogelijk blijkt dan wordt een opvoedbesluit genomen waarin wordt bekrachtigd dat de toekomst van het pleegkind in een pleeggezin is. De termijn waarop dit besluit wordt genomen is niet in de wet opgenomen. Op basis van inhoudelijke en juridische overwegingen is hierover wel een richtlijn aan te geven. Hierbij geldt 'hoe jonger het kind hoe korter de termijn'.
Uitgangspunt is dat het opvoedbesluit binnen een half jaar tot maximaal een jaar wordt genomen. In individuele gevallen kan hier in het belang van het kind van worden afgeweken.
6.2. Toekomstplan
Een Toekomstplan wordt door de jongere, samen met de zorginstelling, gemaakt en heeft tot doel om op tijd de zaken te regelen op de verschillende levensgebieden en afspraken daarover vast te leggen. Het voorbereiden op de toekomst maakt onderdeel uit van het hulpverleningsplan van de pleegzorgorganisatie. Het maken van een Toekomstplan door en voor jongeren is belangrijk om te anticiperen op zijn/haar toekomst. Dit geldt voor alle jongeren, maar in het bijzonder voor kwetsbare jongeren. Het gaat er om jongeren de helpende hand te bieden en vertrouwen te geven in de toekomst.
Belangrijke levensgebieden die in het plan aan de orde komen zijn: wonen/huisvesting, onderwijs/dagbesteding, financiële zelfstandigheid, geestelijke en lichamelijke gezondheid, sociaal netwerk/ inzet 'maatje', zorg en begeleiding.
Na de 16e verjaardag kijken de betrokkenen vooruit (de jongere zelf, ouders, pleegouders, persoonlijk netwerk, de (gezins)voogd en de pleeggezinbegeleider, betrokken jeugdconsulent van de lokale toegang van de verantwoordelijke gemeente op basis van het woonplaatsbeginsel.
Gezamenlijk wordt bekeken wat het best passende toekomstplan van de jongere is. Uiterlijk op 17jarige leeftijd is er een hulpverleningsplan inclusief op de toekomstgerichte plannen wat de jongere bespreekt met de betrokken lokale toegang. Wanneer de jongere na zijn/haar 18e geen bemoeienis wenst wordt in het 'Toekomstplan/hulpverleningsplan' wel vastgelegd hoe een 'follow up' gemaakt kan worden om de jongere alsnog de kans te bieden ondersteuning te vragen.
6.3 Veiligheid in pleeggezinnen
Preventie van kindermishandeling en de (seksuele) ontwikkeling van jeugdigen is structureel onderdeel van de pleegzorgbegeleiding. Pleegzorgbegeleiders moeten voorlichting kunnen geven over kindermishandeling, signalen van kindermishandeling kunnen herkennen en weten wat ze moeten doen bij een vermoeden van kindermishandeling tijdens de plaatsing. Het is van belang dat een plaatsing periodiek wordt geëvalueerd en dat daarbij de veiligheid in kaart wordt gebracht met behulp van instrumenten als LIRIK, CARE, Veilig Thuis en de Checklist veiligheid in het pleeggezin (bijlage 7). Alleen het gebruik van instrumenten kan schijnveiligheid opleveren en is daarom niet
voldoende. Er is regelmatig face-to-face-contact nodig tussen de pleegzorgbegeleider en jeugdbeschermer, de ouders, het pleegkind en de pleegouders, zodat de professionals een vertrouwensband kunnen opbouwen met het gezin en ook zelf een professionele inschatting kunnen maken van de situatie in het gezin, de beschermende factoren en eventuele risico’s. Daarnaast moet er voor elk pleegkind een vertrouwenspersoon zijn, denk aan een familielid of leerkracht.
7. Werving en selectie
Zonder pleegouders is pleegzorg onmogelijk. De pleegouders vormen de goudvoorraad waarmee het vormgeven van pleegzorg mogelijk wordt. In veel gevallen waarin bestandspleegzorg wordt gevraagd voor een kind, is er de voorkeur een pleeggezin te vinden dat niet te ver weg woont van de plek waar een kind vandaan komt. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de etnische, godsdienstige en culturele achtergrond van het kind, leeftijd van eigen kinderen van het pleeggezin, opvoed- en samenwerkingsmogelijkheden van pleegouders etc.
Het vinden van pleegouders en dan ook nog eens het vinden van pleegouders qua achtergrond en omgeving, is geen sinecure. Het ultieme doel is dat iedere vraag om pleegzorg die wordt gesteld vanuit/ voor een gezin woonachtig in een van de gemeenten van de regio Centraal Gelderland, binnen acceptabele termijn kan worden ingevuld op de manier zoals deze wordt gewenst vanuit ouders en het kind. Om deze doelstelling te kunnen bereiken loopt er sinds 2020 een regionale wervingscampagne. Dit project is een samenwerking tussen de pleegzorgorganisaties en de gemeenten.
Voor informatie over deze wervingscampagne neem contact op met de projectleider Xxxxxx Xxxxxx (x.xxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxxx.xx).