VAN DOORNE N.V.
SL/AM/ES/60019061
VAN DOORNE N.V.
AKTE VAN STATUTENWIJZIGING PER 28 SEPTEMBER 2022 STICHTING DE ZORGCIRKEL
STATUTEN
Begripsbepalingen Artikel 1
1. In de statuten wordt verstaan onder:
a. accountant: een registeraccountant of een andere accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel een organisatie waarin zodanige accountants samenwerken;
b. cliëntenraad: de centrale cliëntenraad van de stichting;
c. jaarrekening: de enkelvoudige jaarrekening die bestaat uit de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting, en de geconsolideerde jaarrekening indien de stichting een geconsolideerde jaarrekening opstelt;
d. ondernemingsraad: de (centrale) ondernemingsraad van de stichting, dan wel de ondernemingsraden van de stichting gezamenlijk;
x. Xxxx van Bestuur: het bestuur van de stichting, bestaande uit één of meer leden van de Raad van Bestuur;
f. Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de stichting, zijnde het toezichthoudende orgaan van de stichting, dan wel de interne toezichthouder van de stichting zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a van de wet toetreding zorgaanbieders (Wtza);
g. schriftelijk: per post, per e-mail of via enig ander elektronisch communicatiemiddel, waarmee het mogelijk is een bericht te verzenden dat leesbaar en reproduceerbaar is, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld;
h. stichting: deze stichting, zijnde Stichting De Zorgcirkel, waarvan de statuten zijn opgenomen in deze akte.
2. Tenzij anders blijkt of kennelijk anders is bedoeld sluit een verwijzing naar een begrip of woord in het enkelvoud een verwijzing naar de meervoudsvorm van dit begrip of woord in en omgekeerd.
3. Tenzij anders blijkt of kennelijk anders is bedoeld sluit een verwijzing naar het mannelijk geslacht een verwijzing naar het vrouwelijke geslacht in en omgekeerd.
Naam en zetel Artikel 2
1. De stichting draagt de naam: Stichting De Zorgcirkel.
2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Purmerend.
Doel en middelen
Artikel 3
1. De stichting heeft ten doel het (doen) verlenen van goede zorg, waaronder begrepen verpleging, verzorging, behandeling en begeleiding met en zonder verblijf, en voorts al hetgeen hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, direct of indirect, alles in de ruimste zin van het woord.
2. Onder goede zorg wordt verstaan zorg van goede kwaliteit, die voldoet aan professionele standaarden en eigentijdse kwaliteits- en veiligheidseisen. De behoeftes, wensen, ervaringen en het belang van cliënten in het algemeen staan centraal en zijn richtinggevend voor de te bieden zorg.
3. De stichting tracht haar doel te bereiken door:
a. het oprichten, verwerven, in standhouden en exploiteren van instellingen en wooncentra;
b. het leveren van zorg thuis en het aanbieden van servicediensten aan cliënten;
c. het bevorderen van een regionaal zorgbeleid op het gebied van de gezondheidszorg, seniorenzorg en dienstverlening, onder meer door middel van het samenwerken met andere instellingen;
d. het verrichten van dan wel het verlenen van medewerking aan toegepast wetenschappelijk onderzoek op voor de stichting, dan wel voor gezondheidszorg in het algemeen, van belang zijnde gebieden;
e. deskundigheidsbevordering en onderwijs, evenals het verlenen van medewerking aan onder meer opleidingen en praktijkstages;
f. het bieden van goede, veilige werkomstandigheden, goede arbeidsvoorwaarden en een prettige werksfeer aan medewerkers en hen te stimuleren tot optimale prestaties door hen te waarderen, te ondersteunen en aan te spreken op talenten en verantwoordelijkheden;
g. het voeren van een actieve dialoog met de relevante belanghebbenden;
h. het zo doeltreffend en doelmatig mogelijk aanwenden van voor de zorgverlening beschikbare middelen;
i. het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
j. het oprichten van een onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon, het verwerven of houden van aandelen in een onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon, het op enigerlei andere wijze deelnemen in een onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon, en/of het verstrekken van een lening aan een onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon dan wel het op andere wijze doen financieren van ondernemingen, vennootschappen en/of rechtspersonen mits de werkzaamheden van de onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon liggen op het terrein van de zorg of het algemeen maatschappelijk belang dan wel daaraan ondersteunend zijn,
alsmede al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
4. De stichting hanteert bij het bereiken van haar doelstelling het uitgangspunt dat zij samen met cliënten en de mensen om hen heen ontdekt welke behoeften zij hebben in
deze fase van hun leven zodat zij het leven ten volle kunnen blijven beleven, als mens onder de mensen. Samen met de cirkel van vertrouwde mensen in hun omgeving zorgt de stichting voor professionele hulp. Voor ondersteuning die zoveel mogelijk vrijheid geeft. Zodat niet kwetsbaarheid, maar kracht het leven grotendeels bepaalt. En een cliënt een waardig leven kan blijven leven met afhankelijkheden.
5. De stichting beoogt een algemeen nut beogende instelling te zijn en heeft derhalve geen winstoogmerk.
6. Het vermogen van de stichting dient ter verwezenlijking van het doel van de stichting. De stichting mag niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van haar doelstellingen. Geen natuurlijk persoon noch een rechtspersoon kan over het vermogen van de stichting beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
Organisatie Artikel 4
1. De stichting kent de volgende organen:
a. een Raad van Bestuur; en
b. een Raad van Toezicht.
2. Binnen de stichting kunnen door zowel de Raad van Bestuur als de Raad van Toezicht één of meer commissies en/of (advies)raden worden ingesteld. De Raad van Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht is bevoegd in een reglement de taken en bevoegdheden, alsmede de samenstelling, werkwijze en besluitvorming van de door hem ingestelde commissie nader vast te leggen.
Raad van bestuur; samenstelling en benoeming Artikel 5
1. De Raad van Bestuur bestaat uit één of meer natuurlijke personen.
2. De Raad van Toezicht stelt, met inachtneming van het bepaalde in lid 1, het aantal leden van de Raad van Bestuur vast.
3. De leden van de Raad van Bestuur worden benoemd door de Raad van Toezicht, met inachtneming van het hierna bepaalde. Het bepaalde in artikel 11 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
4. De benoeming van een lid van de Raad van Bestuur geschiedt aan de hand van een door de Raad van Toezicht vast te stellen profielschets en selectieprocedure. De profielschets bevat de kwaliteiten en deskundigheden waarover een lid van de Raad van Bestuur dient te beschikken.
Bij het ontstaan van een vacature gaat de Raad van Toezicht na of de profielschets nadere uitwerking en/of aanpassing behoeft.
5. De Raad van Toezicht stelt de overige leden van de Raad van Bestuur in de gelegenheid over een voorgenomen wijziging in de samenstelling van de Raad van Bestuur advies uit te brengen. Voorts geeft de Raad van Toezicht aan de ondernemingsraad en de cliëntenraad kennis van een voorgenomen benoeming van een lid van de Raad van Bestuur en stelt beide medezeggenschapsorganen in overeenstemming met het bepaalde in de toepasselijke wetgeving in de gelegenheid
dienaangaande advies uit te brengen.
6. Lid van de Raad van Bestuur van de stichting kunnen niet zijn personen die:
a. lid zijn van de Raad van Toezicht van de stichting of in drie jaar voorafgaande aan de benoeming lid zijn geweest van de Raad van Toezicht van de stichting;
b. lid zijn van het statutaire bestuur of de raad van toezicht van een andere rechtspersoon die binnen het primaire verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden als de stichting verricht, tenzij de andere rechtspersoon als groeps- of dochtermaatschappij of anderszins nauw verbonden is met de stichting.
7. De voorzitter van de Raad van Bestuur wordt in functie geworven.
8. De leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor onbepaalde tijd.
9. De vaststelling van de rechtspositie, de bezoldiging en de regeling van de overige arbeidsvoorwaarden van de leden van de Raad van Bestuur geschieden door de Raad van Toezicht.
10. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. In geval van vacatures behoudt de Raad van Bestuur zijn bevoegdheden.
11. De Raad van Toezicht voert jaarlijks met elk van de leden van de Raad van Bestuur een gesprek over diens functioneren. De wijze waarop dit gesprek plaatsvindt, kan worden uitgewerkt in het bestuursreglement.
Raad van bestuur; schorsing, ontslag, defungeren, belet en ontstentenis Artikel 6
1. De leden van de Raad van Bestuur worden geschorst en ontslagen door de Raad van Toezicht. Het bepaalde in artikel 11 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
2. De Raad van Toezicht stelt de overige leden van de Raad van Bestuur in de gelegenheid advies uit te brengen over een voorgenomen schorsing of ontslag van een lid van de Raad van Bestuur. In geval van schorsing kan van het voorgaande worden afgeweken indien de spoedeisendheid van de maatregel dat verlangt. Voorts geeft de Raad van Toezicht aan de ondernemingsraad en de cliëntenraad kennis van een voorgenomen ontslag van een lid van de Raad van Bestuur en stelt beide medezeggenschapsorganen in staat hun wettelijke toekomende bevoegdheden uit te oefenen.
3. Indien een lid van de Raad van Bestuur is geschorst, dient de Raad van Toezicht binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag van het betreffende lid van de Raad van Bestuur dan wel tot opheffing of handhaving van de schorsing. Bij gebreke van een besluit als bedoeld in de vorige zin, vervalt de schorsing.
Een besluit tot handhaving van de schorsing kan slechts eenmaal worden genomen en de schorsing kan daarbij ten hoogste worden gehandhaafd voor drie maanden, ingaande op de dag waarop de Raad van Toezicht het besluit tot handhaving heeft genomen.
4. Een besluit tot schorsing of ontslag wordt niet genomen dan nadat het lid van de Raad van Bestuur over wiens schorsing of ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden om te worden gehoord. In geval van schorsing kan van het voorgaande worden afgeweken indien de spoedeisendheid van de maatregel dat verlangt.
5. Een lid van de Raad van Bestuur defungeert voorts:
a. door zijn vrijwillig aftreden (bedanken);
b. door ontslag door de rechtbank;
c. door zijn overlijden.
6. Indien:
a. een lid van de Raad van Bestuur failliet wordt verklaard of aan hem surseance van betaling wordt verleend dan wel de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen - al dan niet voorlopig - op hem van toepassing wordt verklaard; en/of
b. titel 16, titel 19 en/of titel 20 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op een lid van de Raad van Bestuur toepassing wordt,
treedt de Raad van Toezicht met het betreffende lid van de Raad van Bestuur in overleg, waarna de Raad van Toezicht al dan niet besluit tot schorsing of (eervol) ontslag van het betreffende lid van de Raad van Bestuur.
7. Indien een lid van de Raad van Bestuur gaat voldoen aan een kwaliteit als bedoeld in artikel 5 lid 6 onder a. of b., treedt de Raad van Toezicht met het betreffende lid van de Raad van Bestuur in overleg, waarna de Raad van Toezicht in ieder geval besluit tot (eervol) ontslag van het betreffende lid van de Raad van Bestuur indien en voor zover de onverenigbaarheid als bedoeld in artikel 5 lid 6 onder a. of b. niet kan worden opgeheven.
8. In geval van ontstentenis of belet van één of meer leden van de Raad van Bestuur berust het bestuur tijdelijk bij de overblijvende leden van de Raad van Bestuur of het overblijvende lid van de Raad van Bestuur. In geval van ontstentenis of belet van alle leden van de Raad van Bestuur of het enige lid van de Raad van Bestuur wijst de Raad van Toezicht onverwijld een persoon tijdelijk aan tot lid van de Raad van Bestuur. Onder belet wordt in deze statuten in ieder geval de situatie verstaan dat een lid van de Raad van Bestuur zijn functie (tijdelijk) niet kan uitoefenen. Er is sprake van ontstentenis als een vacature ontstaat door aftreden of ontslag waarbij geen directe opvolger is benoemd of door overlijden van een lid van de Raad van Bestuur.
Raad van bestuur; taken en bevoegdheden Artikel 7
1. De Raad van Bestuur is belast met het besturen van de stichting, onder toezicht van de Raad van Toezicht. Aan de Raad van Bestuur komen in de stichting alle taken en bevoegdheden toe die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
2. Bij de vervulling van zijn taken en bevoegdheden richt de Raad van Bestuur en zijn individuele leden zich naar het doel en het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie op korte en lange termijn en wordt rekening gehouden met de bijzondere maatschappelijke positie van de stichting en de centrale positie van de client daarin. De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor het beheersen van risico's verbonden aan de strategie en de verschillende activiteiten van de stichting, het handelen van medewerkers en de maatschappelijke positionering van de stichting. Onverminderd de collectieve verantwoordelijkheid kan de Raad van Bestuur besluiten tot een onderlinge verdeling van aandachtsgebieden. De Raad van
Bestuur stelt een beleid op met betrekking tot de vaststelling van de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden.
3. De Raad van Bestuur legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht en verschaft de Raad van Toezicht tijdig de gegevens die noodzakelijk zijn voor de goede uitoefening van de taak van de Raad van Toezicht. Indien dit wordt verzocht door de Raad van Toezicht, dient deze informatie schriftelijk te worden verschaft. De Raad van Bestuur brengt aan de Raad van Toezicht periodiek verslag uit.
4. De Raad van Bestuur behoeft goedkeuring van de Raad van Toezicht voor besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Op het ontbreken van de in dit lid bedoelde goedkeuring kan tegen derden een beroep worden gedaan.
5. Onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, behoeft de Raad van Bestuur de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht voor:
a. de vaststelling en wijziging van de begroting;
b. de vaststelling en wijziging van (strategische) beleidsplannen voor enig jaar of een reeks van jaren;
c. de vaststelling van het bestuursverslag (jaarverslag), de jaarrekening en de winstbestemmingseis;
d. de vaststelling van de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden;
e. het aangaan, wijzigen of verbreken van een duurzame samenwerking van de stichting met andere rechtspersonen of organisaties, waaronder begrepen commanditaire vennootschappen en vennootschappen onder firma, indien die samenwerking van ingrijpende betekenis is voor de stichting;
f. de vaststelling en wijziging van het bestuursreglement;
g. de aangifte van faillissement en de aanvraag van surseance van betaling van de stichting;
h. gelijktijdige beëindiging of beëindiging binnen een kort tijdsbestek van de arbeidsovereenkomst van een aanmerkelijk aantal werknemers, of van het verbreken van een overeenkomst met een aanmerkelijk aantal personen dat als zelfstandige of als samenwerkingsverband werkzaam is voor de stichting;
i. een voorstel tot ontbinding van de stichting;
x. besluiten tot het aangaan van transacties waarbij (ongewenste) tegenstrijdige belangen van een lid van de Raad van Bestuur en/of de Raad van Toezicht spelen;
k. het namens de stichting uitoefenen van stemrecht op door de stichting gehouden aandelen in het kapitaal van vennootschappen die een zelfstandig beroep doen op de vrijstelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, betrekking hebbende op besluiten namens die vennootschappen tot benoeming of ontslag van bestuurders van deze vennootschappen en besluiten tot wijziging van de statuten van deze
vennootschappen ten aanzien van bepalingen met betrekking tot de doelstelling, benoeming, schorsing of ontslag van bestuurders, besteding van gelden en vermogensbestanddelen, ontbinding/vereffening en statutenwijziging, dan wel het namens de stichting uitoefenen van stemrecht in ledenvergaderingen van verenigingen en/of coöperaties die een zelfstandig beroep doen op voormelde vrijstelling, betrekking hebbende op voormelde besluiten.
6. De Raad van Toezicht kan besluiten dat voor een rechtshandeling als in lid 4 en 5 van dit artikel genoemd die is voorzien in de begroting, goedkeuring door de Raad van Toezicht niet is vereist.
7. De Raad van Toezicht is bevoegd ook andere besluiten dan in lid 4 en 5 van dit artikel genoemd aan zijn goedkeuring te onderwerpen. Die andere besluiten dienen duidelijk omschreven te worden en schriftelijk aan de Raad van Bestuur te worden meegedeeld.
8. De Raad van Bestuur stelt de Raad van Toezicht ten minste éénmaal per jaar schriftelijk op de hoogte van in ieder geval de volgende onderwerpen:
a. de hoofdlijnen van het strategisch beleid;
b. de algemene en financiële risico's; en
c. het beheers- en controlesysteem van de stichting. Raad van bestuur; besluitvorming, werkwijze en vergadering Artikel 8
1. Bestuursvergaderingen worden gehouden zo vaak één van de leden van de Raad van Bestuur dat wenselijk acht.
2. De Raad van Bestuur streeft bij zijn besluitvorming naar consensus. In het bijzonder de voorzitter van de Raad van Bestuur bevordert dat besluiten collectief worden gedragen. In de vergaderingen van de Raad van Bestuur heeft ieder lid van de Raad van Bestuur recht op het uitbrengen van één stem. Besluiten worden door de Raad van Bestuur genomen met een volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
3. Een lid van de Raad van Bestuur kan zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid van de Raad van Bestuur doen vertegenwoordigen.
4. De Raad van Bestuur kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel vergaderen, mits alle leden van de Raad van Bestuur die aan zodanige vergadering deelnemen elkaar kunnen verstaan. Een lid van de Raad van Bestuur kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel aan een vergadering van de Raad van Bestuur deelnemen, mits dat lid van de Raad van Bestuur steeds alle andere aan die vergadering deelnemende leden van de Raad van Bestuur kan verstaan en door die andere leden van de Raad van Bestuur wordt verstaan.
5. Een lid van de Raad van Bestuur neemt niet deel aan de voorbereiding, beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Het desbetreffende besluit wordt alsdan door de overige leden van de Raad van Bestuur genomen. Wanneer alle leden van de Raad van Bestuur een direct of indirect persoonlijk belang hebben dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie, wordt het desbetreffende besluit
door de Raad van Toezicht genomen.
. In het reglement van de Raad van Bestuur worden (beheers)maatregelen vastgelegd om belangenverstrengeling in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren, om ongewenste belangenverstrengeling te voorkomen en de schijn hiervan te vermijden en om te waarborgen dat op een zorgvuldige en transparante wijze met (ongewenste) belangenverstrengeling en de schijn daarvan wordt omgegaan.
6. Besluiten van de Raad van Bestuur kunnen ook buiten vergadering tot stand komen.
7. De Raad van Bestuur kan zijn nadere werkwijze en de procedure voor de totstandkoming van besluiten en al wat zijn functioneren betreft nader vastleggen in een bestuursreglement.
Raad van bestuur; vertegenwoordiging Artikel 9
1. De stichting wordt vertegenwoordigd door de Raad van Bestuur. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan ieder lid van de Raad van Bestuur afzonderlijk.
2. De Raad van Bestuur kan aan één of meer personen volmacht verlenen om de stichting te vertegenwoordigen. De gevolmachtigde vertegenwoordigt de stichting met inachtneming van de grenzen van zijn volmacht.
Raad van toezicht; samenstelling en benoeming Artikel 10
1. De stichting heeft een Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht bestaat uit een door de Raad van Toezicht te bepalen aantal van ten minste vier en ten hoogste zeven natuurlijke personen. Het aantal leden van de Raad van Toezicht wordt - met inachtneming van het in de vorige zin bepaalde - door de Raad van Toezicht vastgesteld.
2. De leden van de Raad van Toezicht worden door de Raad van Toezicht benoemd, met inachtneming van het hierna in dit artikel bepaalde. Het bepaalde in artikel 11 lid 2 is van overeenkomstige toepassing. De voorzitter en vicevoorzitter worden in functie benoemd.
3. De Raad van Toezicht is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding van de instelling en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Geen persoon kan tegelijkertijd deel uitmaken van de Raad van Toezicht en van de dagelijks en algemene leiding van de stichting.
4. Een lid van de Raad van Toezicht heeft geen directe belangen bij de instelling. In dat kader komt niet voor (her)benoeming tot lid van de Raad van Toezicht in aanmerking een persoon, alsmede zijn echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad die:
a. tijdens dan wel in de periode van drie jaar voorafgaand aan het lidmaatschap van de Raad van Toezicht, lid is van de dagelijkse of algemene leiding van de stichting en/of met haar verbonden rechtspersonen;
b. gedurende het jaar voorafgaand aan het lidmaatschap van de Raad van Toezicht tijdelijk heeft voorzien in de dagelijkse of algemene leiding van de instelling, de
stichting en/of een met haar verbonden rechtspersoon bij belet of ontstentenis van één of meer leden van de dagelijkse of algemene leiding;
c. tijdens of in de periode van drie jaar voorafgaande aan het lidmaatschap dan wel gedurende de periode van lidmaatschap van het toezichthoudend orgaan werknemer van de stichting en/of een met haar verbonden rechtspersoon en/of instelling is geweest, dan wel krachtens een overeenkomst van opdracht werkzaamheden voor de stichting en/of een met haar verbonden rechtspersoon en/of de instelling heeft verricht;
d. tijdens of in de periode van drie jaar voorafgaande aan het lidmaatschap van de Raad van Toezicht een zakelijke relatie onderhoudt of dan wel heeft onderhouden met de stichting en een met haar verbonden rechtspersoon en/of instelling heeft gehad, die de onafhankelijkheid van het lid van de Raad van Toezicht dan wel het vertrouwen in die onafhankelijkheid in gevaar brengt;
e. lid is van de dagelijkse of algemene leiding van een andere instelling indien een lid van de dagelijkse of algemene leiding van de instelling lid is van de interne toezichthouder van die andere instelling;
f. aandelen in de instelling houdt;
g. lid is van de dagelijkse of algemene leiding van een rechtspersoon die aandelen in de instelling houdt dan wel van een andere instelling die binnen het verzorgingsgebied van de instelling geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden verricht;
h. lid is van de raad van commissarissen/raad van toezicht van een andere instelling die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden als de stichting en/of de met haar verbonden onderneming en/of instelling verricht, tenzij die andere rechtspersoon een dochtermaatschappij is als bedoeld in artikel 2:24a van het Burgerlijk Wetboek of die andere rechtspersoon met de vennootschap is verbonden in een groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek;
i. lid is van de interne toezichthouder van een rechtspersoon die aandelen in de stichting houdt, tenzij die rechtspersoon met de stichting is verbonden in een groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek.
5. Onder instelling als bedoeld in lid 4 van dit artikel wordt mede verstaan een dochtermaatschappij van de stichting als bedoeld in artikel 2:24a van het Burgerlijk Wetboek alsmede met de stichting in een groep verbonden rechtspersonen of vennootschappen als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek.
6. Onder dagelijkse of algemene leiding als bedoeld in lid 4 sub a., sub e. en sub g. van dit artikel wordt mede verstaan de natuurlijke persoon die het beleid van de stichting heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij lid van de dagelijkse of algemene leiding van de stichting.
7. De benoeming van een lid van de Raad van Toezicht geschiedt aan de hand van een door de Raad van Toezicht vast te stellen algemeen profiel voor de samenstelling van zijn raad naar ten minste deskundigheden, vaardigheden en diversiteit en daarbij rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste
deskundigheid en achtergrond van de leden van de Raad van Toezicht. Voor iedere vacature stelt de Raad van Toezicht een specifiek profiel op. De Raad van Toezicht zorgt in het profiel en in zijn samenstelling voor diversiteit naar geslacht, maatschappelijke achtergrond, deskundigheid, leeftijd, regionale binding en rol in het team. Leden van de Raad van Toezicht die niet op grond van artikel 10 lid 9 worden benoemd, worden via een transparante, openbare procedure geworven.
8. De Raad van Toezicht gaat niet tot benoeming van een lid van de Raad van Toezicht over dan nadat de Raad van Bestuur, de cliëntenraad en de ondernemingsraad over de voorgenomen benoeming advies hebben uitgebracht dan wel in de gelegenheid zijn geweest advies uit te brengen.
9. De cliëntenraad heeft het recht een bindende voordracht te doen zoals omschreven in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (dan wel een daarvoor in de plaats tredende wet) ter vervulling van één zetel in de Raad van Toezicht.
10. Indien en voor zover de cliëntenraad niet binnen drie maanden na daartoe door de Raad van Toezicht te zijn uitgenodigd een persoon heeft voorgedragen, is de Raad van Toezicht vrij in de benoeming ter vervulling van de vacature.
Indien en voor zover de door de cliëntenraad voorgedragen persoon naar de mening van de Raad van Toezicht niet voldoet aan de profielschets, wordt de cliëntenraad uitgenodigd een nieuwe voordracht te doen. Indien de cliëntenraad niet binnen drie maanden na verzending van de uitnodiging een nieuwe voordracht voor benoeming heeft opgemaakt, is de Raad van Toezicht vrij in de benoeming ter vervulling van de vacature.
11. Een op voordracht benoemd lid van de Raad van Toezicht vervult zijn taak zonder last, ruggespraak of mandaat van degene die hem heeft voorgedragen en onafhankelijk van de bij de stichting betrokken deelbelangen.
12. Onverminderd de collectieve verantwoordelijkheid kan de Raad van Toezicht besluiten tot een onderlinge verdeling van taken en bevoegdheden.
13. Een lid van de Raad van Toezicht wordt voor maximaal vier jaar benoemd. Deze periode kan éénmaal met maximaal vier jaar worden verlengd. De al dan niet aaneengesloten totale periode waarin een persoon lid is van de Raad van Toezicht is ten hoogste acht jaar. Een lid van de Raad van Toezicht treedt volgens rooster, doch uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af. Een in een tussentijdse vacature benoemd lid van de Raad van Toezicht neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd, tenzij de Raad van Toezicht expliciet anders besluit.
14. Voor herbenoeming van een lid van de Raad van Toezicht wordt een zorgvuldige procedure gehanteerd, waarbij opnieuw wordt afgewogen of het desbetreffende lid van de Raad van Toezicht voldoende is toegerust voor de toezichtsopgaven voor de komende periode waarvoor hij wordt benoemd.
15. In geval van vacatures behoudt de Raad van Toezicht zijn bevoegdheden. De Raad van Toezicht neemt bij (een) vacature(s) onverwijld maatregelen tot aanvulling van zijn ledental.
16. De leden van de Raad van Toezicht ontvangen een beloning voor de door hen ten behoeve van de stichting te verrichten uitvoerende werkzaamheden, alsmede een
vergoeding voor de door hen gemaakte onkosten. Een lid van de Raad van Toezicht ontvangt geen andere financiële vergoeding van de instelling dan een passende vergoeding voor de als lid van de Raad van Toezicht verrichte werkzaamheden. De financiële vergoeding is niet afhankelijk van de resultaten van de stichting en is passend bij de maatschappelijke positie van de stichting.
Raad van toezicht; schorsing, ontslag, defungeren, belet en ontstentenis Artikel 11
1. De leden van de Raad van Toezicht worden geschorst en ontslagen door de Raad van Toezicht. Een lid van de Raad van Toezicht wordt geschorst en ontslagen wegens:
a. verwaarlozing van zijn taak of onvoldoende functioneren;
b. onverenigbaarheid van functies of belangen;
x. xxxxxxxxx van de omstandigheden of andere redenen waarvan de Raad van Toezicht het in het belang van de stichting oordeelt dat zijn handhaving als lid van de Raad van Toezicht redelijkerwijs niet van de stichting kan worden verlangd.
2. Voor een besluit tot schorsing of ontslag van een lid van de Raad van Toezicht is een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen vereist in een vergadering van de Raad van Toezicht waarin ten minste twee derde van het aantal leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is.
Indien het in de vorige volzin genoemde quorum niet is behaald, zal binnen veertien dagen na het houden van de eerste vergadering een tweede vergadering bijeen worden geroepen waarin alsdan, ongeacht het aantal aanwezige leden van de Raad van Toezicht, met een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen besluiten omtrent een zodanig voorstel kunnen worden genomen. Dit met uitzondering van het lid van de Raad van Toezicht wiens schorsing of ontslag aan de orde is, dat lid wordt niet in de besluitvorming betrokken.
3. Indien een lid van de Raad van Toezicht is geschorst, dient de Raad van Toezicht binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag van het betreffende lid van de Raad van Toezicht dan wel tot opheffing of handhaving van de schorsing. Bij gebreke van een besluit als bedoeld in de vorige zin, vervalt de schorsing. Een besluit tot handhaving van de schorsing kan slechts eenmaal worden genomen en de schorsing kan daarbij ten hoogste worden gehandhaafd voor drie maanden, ingaande op de dag waarop de Raad van Toezicht het besluit tot handhaving heeft genomen.
4. Een besluit tot schorsing of ontslag wordt niet genomen dan nadat het lid van de Raad van Toezicht over wiens schorsing of ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden om te worden gehoord. In geval van schorsing kan van het voorgaande worden afgeweken indien de spoedeisendheid van de maatregel dat verlangt.
5. Een lid van de Raad van Toezicht defungeert voorts:
a. door zijn vrijwillig aftreden (bedanken);
b. door het verstrijken van de termijn waarvoor hij is benoemd, behoudens zijn eventuele herbenoeming;
c. door ontslag door de rechtbank;
d. door zijn overlijden.
6. Indien:
a. een lid van de Raad van Toezicht failliet wordt verklaard of aan hem surseance van betaling wordt verleend dan wel de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen - al dan niet voorlopig - op hem van toepassing wordt verklaard; en/of
b. titel 16, titel 19 en/of titel 20 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op een lid van de Raad van Toezicht toepassing wordt,
treedt de Raad van Toezicht met het betreffende lid van de Raad van Toezicht in overleg, waarna de Raad van Toezicht al dan niet besluit tot schorsing of (eervol) ontslag van het betreffende lid van de Raad van Toezicht.
7. Indien een lid van de Raad van Toezicht gaat voldoen aan een kwaliteit als bedoeld in artikel 10 lid 4, treedt de Raad van Toezicht met het betreffende lid van de Raad van Toezicht in overleg, waarna de Raad van Toezicht in ieder geval besluit tot (eervol) ontslag van het betreffende lid van de Raad van Toezicht indien en voor zover de onverenigbaarheid als bedoeld in artikel 10 lid 4 niet kan worden opgeheven.
8. Bij ontstentenis of belet van één of meer leden van de Raad van Toezicht nemen de overblijvende leden, of neemt het overblijvende lid, de volledige taken van de Raad van Toezicht waar. Een niet voltallige Raad van Toezicht blijft volledig bevoegd.
Bij ontstentenis of belet van alle leden van de Raad van Toezicht kan door een gedurende een periode van ten minste één jaar afgetreden (oud) lid van de Raad van Toezicht, op verzoek van hetzij een afgetreden lid van de Raad van Toezicht, hetzij de Raad van Bestuur, hetzij een van de medezeggenschapsorganen, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, een tijdelijk toezichthouder worden benoemd, welke persoon alsdan belast is met het toezicht en het werven van nieuwe leden van de Raad van Toezicht, met inachtneming van het in artikel 10 bepaalde. Indien er geen afgetreden (oud) lid van de Raad van Toezicht meer in leven is dan wel beschikbaar is, is het Nederlands Arbitrage Instituut bevoegd.
Er is sprake van ontstentenis als een vacature ontstaat door aftreden of ontslag waarbij geen directe opvolger is benoemd of door overlijden van een lid van de Raad van Toezicht. Onder belet wordt in deze statuten in ieder geval de situatie verstaan dat een lid van de Raad van Toezicht zijn functie (tijdelijk) niet kan uitoefenen.
Raad van toezicht; taken en bevoegdheden Artikel 12
1. De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het besturen door de Raad van Bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de stichting. De Raad van Toezicht staat de Raad van Bestuur met raad en advies terzijde. Voor zover de stichting direct of indirect aandeelhouder dan wel lid is van een rechtspersoon die een beroep doet op de vrijstelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 houdt de Raad van Toezicht tevens toezicht op de doelrealisatie en de winstbestemmingseis van deze betreffende rechtspersoon.
2. Bij de vervulling van zijn taak richt de Raad van Toezicht en zijn individuele leden zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie en wordt rekening gehouden met de bijzondere maatschappelijke positie van de
stichting, het te behartigen maatschappelijk belang en het belang van de betrokken belanghebbenden, vanuit het perspectief van het realiseren van de maatschappelijke doelstelling van de stichting en de centrale positie van de patiënt/cliënt daarin.
3. De leden van de Raad van Toezicht verrichten hun toezichthoudende werkzaamheden als statutair lid van de Raad van Toezicht. De toezichthoudende werkzaamheden worden door de leden van de Raad van Toezicht als geheel op naam van en onder verantwoordelijkheid van het toezichthoudende orgaan verricht. De leden van de Raad van Toezicht zijn niet bevoegd individueel namens de Raad van Toezicht besluiten te nemen en/of de Raad van Toezicht te binden. De leden van de Raad van Toezicht zijn evenmin – behoudens voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van de werkgeversfunctie van de (leden van de) Raad van Toezicht jegens de (leden van de) Raad van Bestuur – bevoegd tot juridische vertegenwoordiging van de stichting.
4. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 2 stelt de Raad van Toezicht in ieder geval een auditcommissie, een remuneratiecommissie en een commissie kwaliteit en veiligheid in.
5. Met inachtneming van de wet- en regelgeving op het gebied van de bescherming van privacy- en persoonsgegevens, na overleg met de Raad van Bestuur en na een bepaaldelijk daartoe genomen besluit, heeft de Raad van Toezicht of één of meer door de Raad van Toezicht gemachtigde leden, toegang tot alle lokaliteiten van de stichting en het recht om te allen tijde inzage te krijgen in alle boeken en bescheiden van de stichting.
6. De leden van de Raad van Toezicht kunnen zich, voor rekening van de stichting, na overleg met de Raad van Bestuur, doen bijstaan door de accountant van de stichting dan wel een door de Raad van Toezicht aan te wijzen deskundige of adviseur aan wie inzage in de volledige administratie dient te worden verleend.
7. De leden van de Raad van Toezicht kunnen de Raad van Bestuur aanwijzingen geven omtrent de soort te verschaffen informatie, alsmede omtrent de wijze en frequentie van de informatieverstrekking door de Raad van Bestuur. Afspraken tussen Raad van Bestuur en Raad van Toezicht over de informatievoorziening worden schriftelijk vastgelegd.
8. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Raad van Toezicht en de dagelijkse of algemene leiding van de stichting is vastgelegd in deze statuten en daarop gebaseerde reglementen. Leden van de Raad van Toezicht verrichten nimmer taken van de Raad van Bestuur. Het bepaalde in artikel 8 lid 5 derde volzin kwalificeert niet als zodanig en valt onder de eigen taak van de Raad van Toezicht om, indien een aldaar genoemde omstandigheid zich voordoet, te besluiten.
9. De stichting beschikt over een schriftelijk vastgelegde regeling voor het handelen bij conflicten tussen de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur, die erin voorziet dat een derde partij wordt betrokken bij de oplossing van het conflict. Die regeling komt tot stand in overeenstemming tussen Raad van Bestuur en Raad van Toezicht.
10. De Raad van Toezicht evalueert jaarlijks zijn eigen functioneren, het functioneren van de Raad van Bestuur en de stichting als geheel buiten aanwezigheid van de Raad van Bestuur en zorgt voor vastlegging van de uitkomst daarvan.
Raad van toezicht; vergadering en werkwijze Artikel 13
1. In de vergaderingen van de Raad van Toezicht heeft ieder lid van de Raad van Toezicht één stem. De Raad van Toezicht besluit bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen, tenzij deze statuten anders bepalen.
2. Indien de stemmen staken ten aanzien van een voorstel, wordt het voorstel op de agenda geplaatst voor de volgende vergadering van de Raad van Toezicht. Indien in deze volgende vergadering de stemmen opnieuw staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
3. Geldige besluiten kunnen slechts worden genomen, indien alle leden van de Raad van Toezicht met inachtneming van het hierna bepaalde zijn opgeroepen en ten minste twee derde van het aantal leden van de Raad van Toezicht ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
Indien het in de vorige volzin genoemde quorum niet is behaald, zal binnen veertien dagen na het houden van de eerste vergadering een tweede vergadering bijeen worden geroepen waarin ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden van de Raad van Toezicht besluiten omtrent een zodanig voorstel kunnen worden genomen.
4. Indien de voorschriften omtrent de oproeping niet in acht zijn genomen, kunnen niettemin geldige besluiten worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin alle leden van de Raad van Toezicht aanwezig zijn, alles onverminderd het bepaalde in lid 10.
5. Een lid van de Raad van Toezicht kan zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid van de Raad van Toezicht doen vertegenwoordigen. Een lid van de Raad van Toezicht kan slechts voor één ander lid optreden als gevolmachtigde.
6. De vergaderingen van de Raad van Toezicht worden voorgezeten door de voorzitter; bij diens afwezigheid wordt de vergadering voorgezeten door de vicevoorzitter. De voorzitter van de vergadering wijst een notulist aan voor de betreffende vergadering.
7. De Raad van Toezicht vergadert ten minste viermaal per jaar, en voorts zo dikwijls één van de leden van de Raad van Toezicht of de voorzitter van de Raad van Bestuur dat verlangt.
De oproeping geschiedt schriftelijk aan ieder lid van de Raad van Toezicht. De oproeping vermeldt plaats en tijdstip van de vergadering en de in de vergadering te behandelen onderwerpen.
De termijn van oproeping bedraagt ten minste zeven dagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. In spoedeisende gevallen - zulks ter uitsluitende beoordeling van de voorzitter - kan de termijn van oproeping worden verkort.
8. De Raad van Toezicht kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel vergaderen, mits alle leden van de Raad van Toezicht die aan zodanige vergadering deelnemen elkaar kunnen verstaan. Een lid van de Raad van Toezicht kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel aan een vergadering van de Raad van Toezicht deelnemen, mits dat lid van de Raad van Toezicht steeds alle andere aan die vergadering deelnemende
leden van de Raad van Toezicht kan verstaan en door die andere leden van de Raad van Toezicht wordt verstaan.
9. Een lid van de Raad van Toezicht neemt niet deel aan de voorbereiding, beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Zijn aanwezigheid telt niet mee voor het bepalen van een quorum. Het desbetreffende besluit wordt alsdan door de overige leden van de Raad van Toezicht genomen. Wanneer alle leden van de Raad van Toezicht een direct of indirect persoonlijk belang hebben dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie, wordt het besluit genomen door de voltallige Raad van Toezicht, onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
. In het reglement Raad van Toezicht worden (beheers)maatregelen vastgelegd om belangenverstrengeling in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren, om ongewenste belangenverstrengeling te voorkomen en de schijn hiervan te vermijden en om te waarborgen dat op een zorgvuldige en transparante wijze met (ongewenste) belangenverstrengeling en de schijn daarvan wordt omgegaan.
10. De Raad van Toezicht kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk geschiedt en alle leden van de Raad van Toezicht zich ten gunste van het betreffende voorstel uitspreken. Een dergelijk besluit wordt aangetekend in de notulen.
11. De leden van de Raad van Bestuur wonen de vergaderingen van de Raad van Toezicht bij en hebben daarin een adviserende stem, tenzij de Raad van Toezicht expliciet anders besluit.
12. De Raad van Toezicht kan zijn nadere werkwijze en besluitvorming en al wat zijn functioneren betreft nader vastleggen in het reglement Raad van Toezicht.
Boekjaar en jaarstukken Artikel 14
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. De Raad van Bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en alles betreffende haar werkzaamheden zodanige aantekeningen te houden, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
3. Per het einde van ieder boekjaar maakt de Raad van Bestuur met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving een bestuursverslag (jaarverslag) en een jaarrekening op.
4. Een accountant stelt een rapport op met betrekking tot de jaarrekening als bedoeld in lid 3, binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar. De accountant wordt aangewezen door de Raad van Toezicht. De accountant brengt gelijkelijk aan de Raad van Bestuur en de (auditcommissie van de) Raad van Toezicht verslag uit betreffende zijn bevindingen.
5. De jaarrekening en het bestuursverslag (jaarverslag) worden binnen zes maanden na afloop van het boekjaar door de Raad van Bestuur ter goedkeuring voorgelegd aan Raad van Toezicht en vervolgens binnen diezelfde termijn door de Raad van Bestuur vastgesteld. De jaarrekening wordt door alle leden van de Raad van Bestuur en alle
leden van de Raad van Toezicht ondertekend. Ontbreekt de handtekening van één van hen, dan wordt daarvan met opgave van redenen melding gemaakt.
6. Vaststelling en goedkeuring van de hiervoor bedoelde jaarrekening en het bestuursverslag (jaarverslag) strekt niet tot decharge van de leden van de Raad van Bestuur. De Raad van Toezicht kan bij afzonderlijk besluit decharge verlenen aan de leden van de Raad van Bestuur.
7. De Raad van Bestuur is verplicht de in de vorige leden van dit artikel bedoelde bescheiden ten minste zeven jaar te bewaren.
8. Indien de stichting kwalificeert als fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling, kan winst uitsluitend worden aangewend ten bate van (i) een algemeen nut beogende instelling met een gelijksoortige doelstelling als die van de stichting dan of (ii) een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een gelijksoortige doelstelling heeft.
Indien de stichting niet kwalificeert als fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling, kan winst uitsluitend worden aangewend ten bate van (i) een lichaam waarop de vrijstelling van artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is of (ii) een algemeen maatschappelijk belang.
Enquêterecht Artikel 15
1. De cliëntenraad heeft de in artikel 346 lid 1 onder e. van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde bevoegdheid tot het indienen van een verzoek tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in artikel 345 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel kan niet eerder worden ingediend dan nadat de cliëntenraad schriftelijk zijn bezwaren tegen het beleid of de gang van zaken kenbaar heeft gemaakt aan de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht en sindsdien een zodanige termijn is verlopen dat de stichting redelijkerwijze de gelegenheid heeft gehad deze bezwaren te onderzoeken en naar aanleiding daarvan maatregelen te nemen.
Statutenwijziging Artikel 16
1. De Raad van Bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen, met voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht.
2. Het besluit van de Raad van Toezicht tot het verlenen van voorafgaande goedkeuring kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste twee derde van het aantal leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is.
Indien het in de vorige volzin genoemde quorum niet is behaald, zal binnen veertien dagen na het houden van de eerste vergadering een tweede vergadering bijeen worden geroepen waarin alsdan, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden van de Raad van Toezicht, met een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen besluiten omtrent een zodanig voorstel kunnen worden genomen.
Het bepaalde in artikel 13 lid 10 is van overeenkomstige toepassing.
3. De termijn van oproeping voor een vergadering waarin een voorstel tot goedkeuring van een statutenwijziging zal worden gedaan, bedraagt ten minste veertien dagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. Bij de oproeping tot de vergadering dient dit voorstel steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd.
4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Elk lid van de Raad van Bestuur is bevoegd deze akte te doen verlijden.
5. De leden van de Raad van Bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het door de Kamer van Koophandel gehouden handelsregister.
6. Het hiervoor in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot juridische fusie en het besluit tot juridische splitsing.
Ontbinding en vereffening Artikel 17
1. De Raad van Bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Ten aanzien van een besluit tot ontbinding van de stichting is het bepaalde in lid 1 en lid 2 van het direct voorafgaande artikel van deze statuten van overeenkomstige toepassing.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan, voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
3. De vereffening geschiedt door de Raad van Bestuur, dan wel door een of meer door de Raad van Bestuur met voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht aan te wijzen (rechts)personen.
4. Indien de stichting kwalificeert als fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling, wordt een eventueel batig saldo uitsluitend aangewend ten bate van een door de Raad van Bestuur, met voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht, aan te wijzen fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling met een gelijksoortige doelstelling dan wel aan een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een gelijksoortige doelstelling heeft.
Indien de stichting niet kwalificeert als fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling, wordt een eventueel batig saldo uitsluitend aangewend ten bate van een door de Raad van Bestuur, met voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht, aan te wijzen (i) lichaam dat is vrijgesteld van vennootschapsbelasting ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel c Wet op de vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 (of enige daarvoor in de plaats tredende regelingen) of (ii) een algemeen maatschappelijk belang.
5. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaar berusten onder een door de vereffenaar(s) aan te wijzen natuurlijk persoon of rechtspersoon.
Slotbepaling Artikel 18
In alle gevallen waarin zowel de wet, de statuten als de daarop gebaseerde reglementen niet voorzien, besluit de Raad van Bestuur met goedkeuring van de Raad van Toezicht.
***