Contract
C-164
Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen
Partijen
1. De Staatssecretaris van Economische Zaken, xxxxxxx X.X.X. Xxxxxxx, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: EZ;
2. Het bestuur van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, handelend als bestuursorgaan, namens deze, de heer X.X. xx Xxxxx, voorzitter, hierna te noemen: Ctgb;
3. Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland, te dezen vertegenwoordigd door, de heer X.X. Xxxx, algemeen voorzitter, hierna te noemen: LTO Nederland;
4. Xxxxxxx, te dezen vertegenwoordigd door, de heer N.A.M. xxx Xxxxxxxxxxxxx, voorzitter;
5. Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie, te dezen vertegenwoordigd door, de heer C.M.A. Xxxxxxxxx, voorzitter, hierna te noemen: Xxxxxx;
6. Bionext, te dezen vertegenwoordigd door, de heer B. xxx xxx Xxxxxx, directeur;
7. Natuur & Xxxxxx, te dezen vertegenwoordigd door, de xxxx X. Xxxxxxxx, directeur.
Hierna samen te noemen: Partijen
Algemene overwegingen
1. Om onze welvaart ook voor toekomstige generaties te behouden is het nodig om het concurrentie- vermogen van onze economie te versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en schaarse grondstoffen te verminderen.
2. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie zijn essentieel om deze omslag naar groene groei mogelijk te maken. Bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties nemen volop concrete initiatieven voor vergroening van economie en samenleving. Met de Green Deal Aanpak wil het kabinet deze dynamiek in de samenleving op groene groei optimaal benutten.
3. Green Deals bieden bedrijven, burgers en organisaties een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Initiatieven uit de samenleving staan daarbij aan de basis.
Daar waar deze tegen belemmeringen aanlopen die volgens initiatiefnemers kunnen worden aangepakt op rijksniveau, wil het kabinet zich inzetten deze weg te nemen of op te lossen om zo deze initiatieven te faciliteren en te versnellen. In een Green Deal leggen partijen hierover concrete afspraken schriftelijk vast.
4. De resultaten van een Green Deal kunnen gebruikt worden bij andere, vergelijkbare projecten, waardoor er navolging kan plaatsvinden en de reikwijdte van een Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de Rijksoverheid tegenover staat.
Specifieke overwegingen Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen
1. Het Nederlandse gewasbeschermingbeleid wordt in hoge mate bepaald en beïnvloed door Europese regelgeving. Bepalend voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie is de Verordening 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van
de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (hierna: de Verordening).
2. De Verordening heeft enerzijds tot doel een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van mens, dier en milieu te waarborgen en anderzijds het concurrentievermogen van de Europese landbouw te vrijwaren. Daartoe worden gewasbeschermingsmiddelen, en de werkzame stoffen die deze middelen bevatten, op grond van de procedures in de Verordening zorgvuldig beoordeeld op de risico’s voordat zij op de markt worden toegelaten voor gebruik in de land- en tuinbouw. In beginsel moeten alle stoffen en middelen even zorgvuldig worden beoordeeld in het licht van het voorzorgsbeginsel.
Nederland steunt het uitgangspunt van een zorgvuldige beoordeling, maar heeft in Europees verband aangegeven dat de risicobeoordeling voor laag-risico stoffen en -middelen moet worden vereenvoudigd en versneld.
3. Vanuit de maatschappij is er een toenemende aandacht voor voedselveiligheid en in dat verband ook de risico’s van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en residuen daarvan op levensmiddelen. Ook leven er zorgen over schadelijke effecten van gewasbeschermingsmiddelen voor omwonenden, het milieu en de biodiversiteit. Het gebruik van laag-risico middelen moet worden bevorderd om deze maatschappelijke zorgen te verminderen.
4. Uit de nieuwe beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013–2023 «Gezonde groei, duurzame oogst», die in 2013 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II, 2012/2013, 27 858, nr. 146), blijkt dat EZ
en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu het gebruik van laag-risico middelen (waaronder plantenextracten) en basisstoffen (waaronder enkele voedingsmiddelen) willen stimuleren.
Voor beiden is de verduurzaming van het middelenpakket een beleidsprioriteit.
5. Op dit moment zijn er nog geen werkzame stoffen beoordeeld en goedgekeurd als laag-risico op basis van de beperkte set criteria zoals die in de Verordening voor laag-risico stoffen zijn vastgelegd, noch zijn laag-risico middelen toegelaten. Mede op verzoek van EZ zijn op EU-niveau expertgroepen ingesteld die de beoordelingscriteria van laag-risico stoffen nader uitwerken. Dit proces is nog niet afgerond en gaat volgens Partijen niet snel genoeg.
6. Partijen willen binnen de Europese en nationale geldende kaders een versnelling in het duiden en beoordelen van laag-risico middelen bewerkstelligen en werken daartoe samen. Partijen willen
de toelating van ‘groene’ gewasbeschermingsmiddelen bevorderen waarbij als uitgangspunt wordt genomen dat zij daaronder in het kader van hun samenwerking verstaan middelen van natuurlijke oorsprong zoals van planten, dieren, micro-organismen of bepaalde mineralen, of nagemaakte middelen die identiek zijn aan de natuurlijke stof, en met een laag risico voor mens, dier, milieu en niet-doelwit organismen.
7. Partijen hebben, rekening houdend met hun taken en verantwoordelijkheden, de ambitie om gewas- bescherming te verduurzamen door middel van een aanpak van geïntegreerde gewasbescherming.
Deze aanpak maakt gebruik van diverse technieken en methoden om ziekten, plagen en onkruiden te beheersen waarmee de inzet van chemische middelen zoveel mogelijk wordt beperkt. Een breder aanbod en gebruik van toegelaten groene gewasbeschermingsmiddelen kan verder bijdragen aan deze verduurzamingsambities.
8. Bedrijven die groene gewasbeschermingsmiddelen ontwikkelen en vermarkten worden op dit moment belemmerd door de bestaande Europese en nationale juridische kaders en procedures. Het is vooral wenselijk dat de huidige langlopende Europese en nationale beoordelingprocedures voor laag-risico stoffen en middelen worden vereenvoudigd en versneld. Enerzijds stimuleert dit de ontwikkeling van groene gewasbeschermingsmiddelen en anderzijds versnelt dit het beschikbaar komen op de markt van dergelijke middelen.
9. Ondernemers in de land- en tuinbouw die groene gewasbeschermingsmiddelen willen gebruiken zijn gebaat bij een zo breed mogelijk aanbod van groene gewasbeschermingsmiddelen in het middelenpakket. Ook zij ondervinden de nadelige effecten van langlopende Europese en nationale beoordelingprocessen.
10. Op 12 maart 2014 heeft de Tweede Kamer de motie-Jacobi aangenomen (Kamerstukken II, 2013/14, 27 858, nr. 245). De motie houdt in dat het op de markt brengen van laag-risico middelen volgens de Verordening moet worden aangemoedigd en vergemakkelijkt. Met deze motie vraagt de Tweede Kamer uitdrukkelijk om een vereenvoudigd toetsingskader mogelijk te maken en een “snel spoor” in te voeren voor de toelating van groene gewasbeschermingsmiddelen door een efficiënte beoordelingsprocedure bij het Ctgb te realiseren. Het kabinet zal deze motie uitvoeren.
11. Concluderend zijn volgens Partijen stimulansen nodig voor de toelating van groene gewas- beschermingsmiddelen. Daartoe worden in deze Green Deal door Partijen afspraken gemaakt en invulling gegeven aan hun samenwerking. Er wordt een aantal aanvraagtrajecten opgestart met groene gewasbeschermingsmiddelen die kansrijk zijn om toegelaten te worden als laag-risico middel om in kaart te brengen hoe beoordelingprocedures kunnen worden ontwikkeld die versneld tot toelating leiden, zonder concessies te doen aan een zorgvuldige beoordeling van de risico’s voor mens, dier en milieu.
Komen het volgende overeen:
1. Doel
Artikel 1
Partijen beogen met de Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen de verduurzaming van de gewasbescherming in de land- en tuinbouw te versnellen door de toelating van groene gewasbeschermings- middelen met een laag risico voor mens, dier en milieu te vergemakkelijken. Dit gebeurt door het volgen van een aantal concrete aanvraagtrajecten voor toelating van groene gewasbeschermingsmiddelen
door Partijen, die zullen worden geïnitieerd rekening houdend met de taken en verantwoordelijkheden van Partijen. Aan de hand van deze concrete aanvragen kunnen beoordelingsprocessen en best practices worden ontwikkeld die leiden tot een versnelde toelating en bijdragen aan methodiekontwikkeling
op Europees niveau.
Partijen nemen daarbij voorlopig als uitgangspunt dat zij onder groene gewasbeschermingsmiddelen in het kader van hun samenwerking verstaan middelen van natuurlijke oorsprong zoals van planten, dieren, micro-organismen of bepaalde mineralen, of nagemaakte middelen die identiek zijn aan de natuurlijke stof, en met een laag risico voor mens, dier, milieu en niet-doelwit organismen.
2. Inzet en acties
Artikel 2 Inzet en acties EZ
1. EZ spant zich in Europees verband actief in om de criteria voor laag-risico stoffen in de Verordening zo snel mogelijk te verduidelijken en informeert Partijen over haar inzet.
2. De inzet van EZ bedoeld in het eerste lid is er in het algemeen op gericht het toetsingskader voor laag-risico stoffen en -middelen meer toe te snijden op de aard en kenmerken van dit soort stoffen, zonder voorbij te gaan aan een zorgvuldige beoordeling van risico’s.
3. EZ creëert, waar mogelijk, draagvlak in Europees verband voor vereenvoudigde en versnelde beoordelingprocessen voor werkzame stoffen met een laag risico.
Artikel 3 Inzet en acties LTO Nederland en Bionext
1. LTO Nederland en Bionext inventariseren wensen voor groene gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw voor de uitvoering van pilot aanvraagtrajecten in verband met:
o Bestaande gewasbeschermingsknelpunten in land- en tuinbouw;
o Wenselijkheid van vervanging van huidige toepassingen door toepassingen met een laag risico voor mens, dier en milieu.
2. LTO Nederland treedt op als coördinator van pilot aanvraagtrajecten voor groene gewasbeschermingsmiddelen.
3. LTO Nederland informeert Partijen over innovatieve ontwikkeltrajecten voor groene gewasbeschermingsmiddelen waaronder COPA-COGECA initiatieven en onderzoeken binnen de topsectoren Tuinbouw & Uitgangsmateriaal en Agro & Food.
Artikel 4 Inzet en acties Ctgb
1. Het Ctgb geeft gerichte voorlichting aan Partijen, aan de hand van de inventarisatie van LTO Nederland en Bionext bedoeld in artikel 3, eerste lid, welke middelen kansrijk zijn voor de uitvoering van pilot aanvraagtrajecten.1
2. Het Ctgb zorgt voor een opzet van een specifieke behandelingsprocedure voor aanvragen voor de toelating van groene gewasbeschermingsmiddelen voor zover dit binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders is toegestaan. De opzet is er op gericht om tot een snelle, vereenvoudigde en goed uitvoerbare procedure te komen.
3. Het Ctgb inventariseert de lacunes binnen de huidige beoordelingsmethodieken die verder kunnen worden uitgewerkt en onderzocht binnen de bestaande onderzoeksprogramma’s van EZ.
4. Het Ctgb brengt voor Partijen in kaart wat de mogelijkheden voor vereenvoudiging en versnelling van de beoordelingprocessen voor werkzame stoffen respectievelijk gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico zijn.
Artikel 5 Inzet en acties Xxxxxxx en Nefyto
1. Artemis en Nefyto inventariseren groene gewasbeschermingsmiddelen die een oplossing kunnen bieden voor de door LTO Nederland en Bionext geïnventariseerde gewasbeschermingsknelpunten in de land- en tuinbouw.
2. Xxxxxxx en Nefyto stimuleren hun leden om toelatingen voor groene gewasbeschermingsmiddelen aan te vragen in Nederland.
1 De uitvoering van pilot aanvraagtrajecten door het Ctgb is niet als actie opgenomen in deze Green Deal omdat dit plaatsvindt conform de daarvoor geldende wettelijke kaders.
3. Artemis en Nefyto signaleren lacunes binnen de huidige beoordelingsmethodieken en stellen kennis ter beschikking aan het Ctgb en leveren het Ctgb input in het kader van de opzet van een specifieke behandelingsprocedure voor het behandelen van aanvragen voor de toelating van groene gewasbeschermingsmiddelen om te komen tot een snelle, vereenvoudigde en goed uitvoerbare beoordelingsprocedure.
4. Artemis en Nefyto informeren Partijen met betrekking tot initiatieven van International Biocontrol Manufacturers Association (IBMA) en European Crop Protection Association (ECPA) op het gebied van de goedkeuring van laag-risico stoffen en de toelating van laag-risico middelen binnen
de Europese Unie.
Artikel 6 Inzet en acties Natuur L Milieu
1. Natuur & Milieu draagt het belang uit van groene gewasbeschermingsmiddelen voor de verduurzaming van de gewasbescherming in publiciteitscampagnes en -activiteiten van Natuur & Milieu, waaronder
de ‘Goed Eten Community’.
2. Natuur & Milieu ontwikkelt samen met ketenpartijen duurzame product- en marktconcepten waar groene gewasbeschermingsmiddelen onderdeel van zijn.
3. Natuur & Milieu informeert Partijen met betrekking tot initiatieven van het European Environmental Bureau (EBB) op het gebied van de goedkeuring van laag-risico stoffen en de toelating van laag-risico middelen binnen de Europese Unie.
3. Slotbepalingen
Artikel 7 Uitvoering in overeenstemming met het Unierecht
De afspraken van deze Green Deal zullen in overeenstemming met het recht van de Europese Unie worden uitgevoerd in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, mededinging, staatssteun en technisch normen en voorschriften.
Artikel 8 Wijzigingen
1. Elke Partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken de Green Deal te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen zes weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.
3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlagen aan de Green Deal gehecht.
Artikel 9 Werkgroep
1. Binnen 3 maanden na inwerkingtreding van deze Green Deal wordt door Partijen een werkgroep opgericht, die wordt belast met de uitvoering van deze Green Deal. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van alle Partijen.
2. De werkgroep komt ten minste 4 keer per jaar bijeen.
3. De werkgroep kan besluiten om een deelwerkgroep in te stellen met een specifieke taak in het kader van de uitvoering van de Green Deal.
4. Partijen wijzen de deelnemers in de deelwerkgroep aan.
Artikel 10 Toetreding van nieuwe partijen
1. Er kunnen nieuwe partijen toetreden tot deze Green Deal.
2. Een nieuwe partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan EZ. Zodra alle Partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van Partij van de Green Deal en gelden voor die Partij de voor haar uit de Green Deal voortvloeiende rechten en verplichtingen.
3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan de Green Deal gehecht.
Artikel 11 Citeertitel
De Green Deal kan worden aangehaald als Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen.
Artikel 12 Opzegging
Elke Partij kan deze Green Deal (te allen tijde) met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand schriftelijk opzeggen.
Artikel 13 Nakoming
Partijen komen overeen dat de nakoming van de afspraken van de Green Deal niet in rechte afdwingbaar is.
Artikel 14 Inwerkingtreding
1. Deze Green Deal treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en loopt tot 1 januari 2017. Partijen treden uiterlijk twee maanden voor laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van deze Green Deal.
2. Partijen nemen de uitvoering van alle in deze Green Deal genoemde afspraken zo snel mogelijk ter hand.
Artikel 15 Openbaarmaking
Deze Green Deal zal samen met andere afgesloten Green Deals openbaar worden gemaakt, onder andere in de Staatscourant, waardoor anderen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging hiervan kan worden bevorderd.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te Den Haag op 30 juni 2014
De Staatssecretaris van Economische Zaken xxxxxxx X.X.X. Xxxxxxx
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden de heer X.X. xx Xxxxx, voorzitter
LTO Nederland
de heer X.X. Xxxx, algemeen voorzitter
Bionext
de heer B. xxx xxx Xxxxxx, directeur
Artemis
de heer N.A.M. van Steekelenburg, voorzitter
Nefyto
de heer C.M.A. Xxxxxxxxx, voorzitter
Natuur & Milieu
de xxxx X. Xxxxxxxx, directeur