Stichting Pensioenfonds Blue Sky Group
Stichting Pensioenfonds Blue Sky Group
• • • • • • • • • • • • • • • •
Blue Sky Group Deel 1 | Offertes van Blue Sky Group
Amstelveen, versie 9.0 van 13 april 2021
Introductie
De ondergetekenden:
I. Blue Sky Group Holding B.V., gevestigd te Amstelveen,
hierna te noemen “Werkgever”, partij ter ene zijde,
en
II. Stichting Pensioenfonds Blue Sky Group, gevestigd te Amstelveen,
hierna te noemen “Fonds”, partij ter andere zijde,
zijn overeengekomen dat:
met ingang van 9 juni 2020 de som van af te dragen premies bepaald volgens artikel 3.3. leden a en b voor het jaar 2021 is gemaximeerd op 30% van de som van de bruto pensioengrondslagen van de deelnemers. Hierbij geldt het hiernavolgende voorbehoud:
Werkgever, werknemers en pensioenfonds voeren op dit moment overleg over de toekomst van het pensioenfonds. Als:
• de Werkgever de uitvoeringsovereenkomst opzegt; of
• voortzetting van de uitvoeringsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer kan worden gevergd van het Fonds en het Fonds de uitvoeringsovereenkomst om die reden opzegt (bijvoorbeeld na een aanwijzing van DNB, een verder toenemende governancedruk of omdat het Fonds - in het belang van de deelnemers - besluit de pensioenrechten en pensioenaanspraken over te dragen naar een andere partij);
én daarnaast blijkt dat deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden meer geraakt worden door de overgang dan indien in 2020 en 2021 het genoemde percentage in artikel
3.3 met betrekking tot de af te dragen premies in leden a. en b. van dat artikel niet verlaagd zou zijn geweest van 40% naar 30% van de som van de bruto pensioengrondslagen, dan is de werkgever alsnog het restant van de herstelpremie (met maximum totale premie van 40%) verschuldigd. Het nog verschuldigde restant wordt gedurende vijf jaar in jaartranches afgebouwd naar nihil zoals verwoord in art 3.3 van de Uitvoeringsovereenkomst.
.
Inhoud
3.4 Kostendekkende premie hoger dan basis premie 8
4.1 Maatstaf toeslagverlening 10
4.2 Voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt 10
4.3 Incidentele toeslagverlening & herstel gemiste opbouw 11
5 Vermogensoverschotten en –tekorten 12
6 Grondslagen met betrekking tot de financiering en waardering van de pensioenen 15
6.3 Gehuwdheids- c.q. partnerfrequentie en leeftijdsverschil 15
6.7 Schadevoorziening voor arbeidsongeschikten per 1 januari 2001 16
8 Wijzigingen, looptijd en opzegging van de overeenkomst 18
1 Inleiding
Stichting Pensioenfonds Blue Sky Group (het Fonds) erkent dat de inhoud van de pensioenregeling in het algemeen een aangelegenheid is van het arbeidsvoorwaardenoverleg en dat het pensioenreglement van het Fonds een vastlegging is van de pensioenovereenkomst die in dit overleg is overeengekomen. De werkgever meldt een wijziging van de pensioenovereenkomst aan het fonds. Het Fonds zal de wijziging van de pensioenovereenkomst in het pensioenreglement overnemen, indien het Fonds geen bezwaren heeft met betrekking tot de uitvoerbaarheid en de financierbaarheid en de wijziging niet in strijd komt met wettelijke voorschriften en deze past binnen de doelstellingen en uitgangspunten vastgelegd door het Fonds (op basis van het bepaalde in artikel 102a van de Pensioenwet). Het bestuur is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen mits de wijziging niet in strijd komt met de inhoud van de pensioenovereenkomst.
Tenzij uit de tekst anders blijkt, zijn op deze overeenkomst de definities van toepassing zoals die zijn opgenomen in de pensioenreglementen en de statuten van het Fonds.
2 Gegevensuitwisseling
Werkgever en het Fonds verbinden zich over en weer om elkaar de medewerking te verlenen die nodig is voor een goede uitvoering van de in het arbeidsvoorwaardenoverleg overeengekomen pensioenovereenkomst. Dit houdt onder andere het volgende in:
a. de naam van de deelnemers;
b. het adres van de deelnemers;
c. de geboortedatum van de deelnemers;
d. het burgerservicenummer van de deelnemers;
e. het personeelsnummer;
f. de salarisgegevens van de deelnemers;
g. en alle overige relevante gegevens om een pensioenaanspraak te kunnen vaststellen.
2. De werkgever levert de in lid 1 genoemde gegevens en mutaties maandelijks in bestandsvorm bij het Fonds aan.
3. Het Fonds zal de Werkgever alle relevante informatie leveren die Werkgever nodig heeft om de pensioenverplichtingen volgens de voor haar geldende regels in haar verslaglegging te verwerken.
3 Premiebeleid
In dit hoofdstuk wordt de hoogte van de kostendekkende premie bepaald en wordt tevens vastgesteld welke premie bij de werkgever in rekening wordt gebracht. Daarbij wordt ook ingegaan op de procedures welke gelden bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen door de werkgever. Daarnaast wordt aangegeven dat er een aanpassing van de enig jaar te verwerven pensioenaanspraken plaatsvindt indien de kostendekkende premie hoger is dan de basispremie.
3.1 Kostendekkende premie
Jaarlijks stelt het Fonds de kostendekkende premie vast. De kostendekkende premie wordt gedempt op basis van verwacht rendement (artikel 128 lid 2 van de Pensioenwet).
Bij de vaststelling van de verwachte rendementscurve wordt uitgegaan van de parameters genoemd in het besluit FTK artikel 23a waarbij
a. Het rendement voor vastrentende waarden zoals gedefinieerd in het eerste lid onderdeel g voor 5 jaar wordt vastgezet voor het eerst op basis van de rente per 30 september 2015.
c. Bij de bepaling van de opslag voor het vereist eigen vermogen als bedoeld in het voorgaande lid b wordt uitgegaan van de stand van het vereist vermogen per eind september van enig boekjaar.
d. De rendementscurve zal aangepast worden bij wijzigingen in het strategisch beleggingsbeleid.
3.2 Basis premie
De basis premie bestaat uit:
a. de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen;
b. de jaarlijkse premie voor de herverzekerde xxxxxx’x voor overlijden en arbeidsongeschiktheid;
d. Een opslag in 2018 en 2019 van 2% de som van de onderdelen a tot en met c.
e. De component genoemd onder a wordt berekend op basis van een gedempte rentevoet van 2,4%.
3.3 Af te dragen premie
De jaarlijks af te dragen premie die bij de werkgever in rekening wordt gebracht bestaat uit:
a. de basis premie zoals bepaald in artikel 3.2.
b. extra premies dan wel premiekortingen of terugstortingen conform de systematiek als omschreven in hoofdstuk 5 van deze overeenkomst.
c. een opslag voor de financiering van liquidatiekosten in geval van discontinuïteit van het Fonds. In 2012 is een bedrag van € 100.000 betaald. Vanaf 2013 is in totaal een bedrag van
€ 300.000 verschuldigd dat in zeven jaarlijks gelijke termijnen aan het Fonds wordt afgedragen.
x. xxxxxxxxx van de schadevoorziening zoals beschreven in artikel 6.7.
De som van af te dragen premies bepaald volgens de in dit artikel genoemde leden a en b is gemaximeerd.
Dit maximum bedraagt:
- voor het jaar 2020 en voor het jaar 2021 30%
- en voor de jaren daarna 40%
van de som van de bruto pensioengrondslagen van de deelnemers.
Werkgever, werknemers en pensioenfonds voeren op dit moment overleg over de toekomst van het pensioenfonds. Als:
• de Werkgever de uitvoeringsovereenkomst opzegt; of
• voortzetting van de uitvoeringsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer kan worden gevergd van het Fonds en het Fonds de uitvoeringsovereenkomst om die reden opzegt (bijvoorbeeld na een aanwijzing van DNB, een verder toenemende governancedruk of omdat het Fonds – in het belang van de deelnemers- besluit de pensioenrechten en pensioenaanspraken over te dragen naar een andere partij;
én daarnaast blijkt dat deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden meer geraakt worden door de overgang dan indien in 2020 en 2021 het genoemde percentage in dit artikel met betrekking tot de af te dragen premies in leden a. en b. niet verlaagd zou zijn geweest van 40% naar 30% van de som van de bruto pensioengrondslagen, dan is de werkgever alsnog het restant van de herstelpremie (met maximum totale premie van 40%) verschuldigd. Het nog verschuldigde restant wordt gedurende vijf jaar in jaartranches afgebouwd naar nihil.
Verschuldigd in geval van beëindiging van de | Restant herstelpremie als gevolg van verlaging premiecap in 2020 | Restant herstelpremie als gevolg van verlaging premiecap in 2021 |
per 1 januari 2020 of in 2020: | 100% | - |
per 1 januari 2021 of in 2021: | 75% | 100% |
per 1 januari 2022 of in 2022: | 50% | 75% |
per 1 januari 2023 of in 2023: | 25% | 50% |
per 1 januari 2024 of in 2024: | 0% | 25% |
per 1 januari 2025 of later: | 0% | 0% |
3.4 Kostendekkende premie hoger dan basis premie
Indien en voor zover de in artikel 3.2 bepaalde basis premie lager is dan de kostendekkende premie vastgesteld conform artikel 3.1 en de facto niet toereikend is voor de in dat jaar te verwerven pensioenaanspraken, worden die pensioenaanspraken van dat jaar navenant met een zelfde percentage verlaagd.
3.5 Betaling van de premie
Voorafgaand aan de definitieve vaststelling van de af te dragen jaarpremie wordt jaarlijks uiterlijk 1 maart een voorlopige schatting gemaakt van de in dat jaar af te dragen premie, die bij de Werkgever in rekening wordt gebracht en die ultimo van het jaar wordt verrekend met de definitief verschuldigde premie.
De Werkgever verbindt zich om maandelijks omstreeks de 15e dag van de maand 1/12 deel van de in rekening gebrachte premie te voldoen aan het Fonds. De Werkgever betaalt een opslag voor termijnbetaling gebaseerd op de rekenrente van de basispremie van 2,4%.
Bij te late betaling wordt het geldende Euribor-percentage voor leningen met een looptijd van 6 maanden in rekening gebracht. De Werkgever heeft de mogelijkheid tot directe afstorting (betaling
per 1 januari van enig boekjaar) van de in rekening gebrachte premie. Indien deze directe afstorting later dan 1 januari plaats vindt wordt een rentevergoeding op basis van het 1 maands Euribor-percentage in rekening gebracht.
De totale definitieve jaarpremie wordt uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar voldaan aan het Fonds.
Het Fonds informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van minimaal 5% van de totale door het Fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.
Gedurende de in de vorige alinea bedoelde situatie informeert het Fonds tevens elk kwartaal de ondernemingsraad van Werkgever.
4 Toeslagenbeleid
Het Fonds kent een voorwaardelijk indexatiebeleid. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening als hiervoor bedoeld is geen bestemmingsreserve gevormd, maar deze wordt uit overrendementen betaald.
In dit hoofdstuk worden de maatstaven voor en voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt vastgelegd.
4.1 Maatstaf toeslagverlening
a. De opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal het percentage van de algemene loonrondes in de periode van 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar. Tot 1 juli 2019 is dit volgens de cao van de werkgever en met ingang van 1 juli 2019 volgens de Arbeidsvoorwaardenregeling van de werkgever.
b. De premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar.
4.2 Voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt
Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De besluitvorming wordt gedaan op de beleidsdekkingsgraad en vermogenspositie per eind november van het jaar voorafgaand aan de toekenning.
a. Bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110% mag geen toeslag worden verleend.
c. Het toeslagpercentage dat maximaal kan worden toegekend wordt uitgedrukt als een percentage van de door het fonds gehanteerde maatstaf bedoeld in artikel 4.1. Vervolgens wordt dat percentage toegepast op de feitelijk in dat jaar gerealiseerde maatstaf. De systematiek van de berekening van dit percentage wordt uitgewerkt in het onderdeel sub d.
d. Het pensioenfonds bepaalt het voor toeslagverlening beschikbare vermogen boven de beleidsdekkingsgraad van 110% zoals gesteld in lid 2 en zoals bedoeld in artikel 15, lid 3 Besluit nFTK, als een bedrag in Euro’s. De hoogte van dat beschikbare vermogen in Euro’s wordt berekend door de beschikbare beleidsdekkingsgraadpunten (beleidsdekkingsgraad minus 110%, met een minimum van 0%) te vermenigvuldigen met de hoogte van de op dat moment aanwezige technische voorziening. Vervolgens wordt de hoogte van de bestendige toeslagverlening dusdanig bepaald, dat de contante waarde van alle toeslagen gelijk is aan het beschikbare vermogen. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de toeslagen jaarlijks tot aan het eind van de sterftetafel verleend worden en zijn de toeslagkasstromen1 contant gemaakt met maximaal het netto rendement op beursgenoteerde aandelen dat volgt uit artikel 23a, lid 1 onderdeel b, Besluit nFTK. De hieruit te verlenen toeslag wordt uitgedrukt als percentage ten opzichte van de maatstaf.
Indien de omstandigheden dit naar het oordeel van het Bestuur noodzakelijk maken, kan het Bestuur afwijken van de hiervoor omschreven indexatiesystematiek.
1 Uitgaande van de parameters zoals gesteld in artikel 23a lid 2 van het besluit FTK.
4.3 Incidentele toeslagverlening & herstel gemiste opbouw
Incidentele toeslagverlening om in het verleden niet toegekende toeslag of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren kan worden verleend op basis van de wettelijke voorwaarden gesteld in artikel 137 van de pensioenwet.
Een herstel van gemiste opbouw doordat de kostendekkende premie zoals vastgesteld in paragraaf 3.1 op enig moment hoger was dan de in paragraaf 3.2 bepaalde premie kan worden hersteld ingeval het bepaalde in artikel 137 van de Pensioenwet hiervoor de ruimte biedt.
Incidentele toeslagverlening op basis van deze wettelijke voorwaarden is mogelijk
indien het vermogen van het fonds groter is dan het maximum van het vermogen waarbij
a. die toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2 onderdeel b,
b. de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereiste dekkingsgraad behorend bij het eigen vermogen, bedoeld in artikel 132 van de pensioenwet behoudt.
In enig jaar kan ten hoogste een vijfde deel van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, een en ander bepaald conform dit artikel, worden aangewend.
Indien onvoldoende vermogen beschikbaar is om zowel de niet toegekende toeslag als ook de in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren wordt eerst de doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken gecompenseerd.
5 Vermogensoverschotten en –tekorten
Tussen het Fonds en Werkgever zijn afspraken gemaakt over de vermogensoverschotten en -tekorten en hieruit voortvloeiende premiekortingen en premieterugstortingen en extra premiebetalingen indien niet aan het vereist vermogen wordt voldaan.
5.1 Premiekorting
Het pensioenfonds heeft voor de vaststelling van het beschikbare vermogen voor premiekorting en premieterugstorting eigen grenzen gedefinieerd. Daarnaast voldoet het pensioenfonds aan de wettelijke voorwaarden voor premiekorting zoals gesteld in artikel 129 van de Pensioenwet.
5.1.1 Fondsspecifieke voorwaarden voor premiekorting
Een premiekorting kan worden verleend indien
• een eventueel aanwezige achterstand in indexatie en korting op pensioenaanwas (op basis van artikel 3.4) ingehaald is.
• de beleidsdekkingsgraad per eind november groter is dan de vereiste dekkingsgraad volgend uit het vereist vermogen op basis van de strategische beleggingsportefeuille zoals gedefinieerd bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet vermeerderd met 20 procentpunt.
• de reële beleidsdekkingsgraad per eind november groter is dan 100%. Ten behoeve van
de vaststelling van de reële beleidsdekkingsgraad wordt de waarde van de nominale pensioenverplichtingen vermeerderd met de waarde van de indexatieambitie (= reële waarde van de pensioenverplichtingen).
• de voorwaardelijke toeslagen ook in de toekomst kunnen worden verleend
Reële waarde van de pensioenverplichtingen:
Voor de vaststelling van de reële waarde van de pensioenverplichtingen worden de kasstromen volgend uit de nominale pensioenaanspraken verdisconteerd met de ultimo van deze maanden geldende reële rentetermijnstructuur. De reële rentetermijnstructuur wordt afgeleid uit actuele marktgegevens. Dit door de nominale zero coupon rentetermijn, gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB) te corrigeren met de bijbehorende break-even inflatie2. De break-even inflatie wordt afgeleid door euro inflation linked staatsobligaties, die gekoppeld zijn aan de Europese HICP3 – excluding tobacco –inflatie-index, te vergelijken met een nominale euro staatsobligatie van een vergelijkbare looptijd. Hierbij wordt zoveel mogelijk gewerkt met obligaties van de hoogst beschikbare kredietwaardigheid. Op het moment dat DNB overgaat tot het publiceren van een reële zero coupon rentetermijnstructuur zal deze worden gekozen als basis voor de berekeningen.
Vervolgens wordt van het aldus gedefinieerde overschot 1/10 deel aangewend voor premiekorting. Het daarop volgende jaar wordt opnieuw aan de hand van de balanssituatie beoordeeld of premiekorting mogelijk is. Uit deze beleidslijn volgt dat er ook negatieve premies ofwel terugstortingen kunnen ontstaan.
2 hiervoor geldt de volgende vergelijking: 1+ nominale rente = (1+ reële rente)*(1+B/E inflatie)
3 Harmonised Index of Consumer Prices
5.1.2 Aanvullende korting werkgever
Aanvullend op de hierboven bepaalde premiekorting gelden de bepalingen:
a. Indien de reële beleidsdekkingsgraad4 meer bedraagt dan 150%, zal op verzoek van Werkgever het meerdere boven de 150% teruggestort worden aan Werkgever.
b. Voor zover het vermogen hoger is dan de premiekortingsgrens en op grond van artikel 129 van de Pensioenwet premiekorting mogelijk is wordt de solvabiliteitsvrijval als gevolg van pensioenuitkeringen in mindering gebracht op de feitelijke premie.
5.1.3 Premiekorting verdeling Werkgever en deelnemers
Het bedrag beschikbaar voor premiekorting zoals bepaald in onderdeel 5.1.1 wordt verdeeld over Werkgever en de deelnemers in de verhouding 80% Werkgever en 20% deelnemers. Daarbij zal de premie-aanpassing in enig jaar ten opzichte van het jaar daarvoor voor de deelnemers worden beperkt tot 2 procentpunten van de bijdragegrondslag. Voorts zal de bijdrage van de deelnemers, exclusief de eventuele vaste bijdrage voor het facultatieve nabestaandenpensioen en exclusief de bijdrage voor de deelnemersbijdragecompensatie, niet lager mogen uitkomen dan 3,2% van de bijdragegrondslag. Indien door de gestelde randvoorwaarden het aan de deelnemers toekomende aandeel in het overschot niet volledig in een korting voor de deelnemers kan worden omgezet, zal het restant worden gedoteerd aan de reserve toekomstige premiekortingen voor deelnemers.
5.2 Extra premiebetalingen
In een tekortsituatie, zoals hierna in de paragraaf 5.2.1 beschreven, wordt ten behoeve van de extra premiebetalingen het tekort bepaald door de beleidsdekkingsgraad per november van het voorafgaande boekjaar af te zetten tegen het vereist eigen vermogen zoals weergegeven in artikel 132 van de Pensioenwet en gebaseerd op de strategische beleggingsmix vermeerderd met de nominale pensioenverplichtingen eind november van het voorafgaande boekjaar. Tijdens een periode van reservetekort wordt 1/10 van het betreffende tekort als extra premie afgedragen rekening houdend met de maximale premie zoals bepaald in paragraaf 3.3.
5.2.1 Herstelplan
Het Fonds beschikt over een vereist eigen vermogen zoals weergegeven in artikel 132 van de Pensioenwet op basis van de strategische beleggingsportefeuille. Indien het Fonds voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet aan dit vereist eigen vermogen kan voldoen, meldt het Fonds dit onverwijld aan de toezichthouder en aan Werkgever. Indien het Fonds niet beschikt over dit vereist eigen vermogen dient het Fonds een concreet en haalbaar herstelplan in bij de toezichthouder. In dit herstelplan werkt het Fonds uit hoe het binnen de wettelijk gestelde periode zal voldoen aan het vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsportefeuille. Uitgangspunt hierbij is dat de premiebetalingen zodanig worden verhoogd dat binnen 10 jaar wordt voldaan aan dit vereist eigen vermogen. Bij de vaststelling van het herstelplan wordt rekening gehouden met de naar verwachting toe te kennen indexatieverlening.
5.2.2 Extra premiebetalingen verdeling Werkgevers en deelnemers
Het bedrag benodigd voor de premieverhoging als bedoeld in 5.2.1 wordt verdeeld over Werkgever en de deelnemers in verhouding 80% Werkgever en 20% deelnemers. Indien mogelijk zal het aan de deelnemers toegerekende deel van het tekort ten laste van de reserve toekomstige premiekorting voor deelnemers worden gebracht. De premie-aanpassing in enig jaar ten opzichte van het jaar daarvoor wordt voor de deelnemers beperkt tot 2 procentpunten van de bijdragegrondslag. Voorts zal de bijdrage van de deelnemers, exclusief de eventuele vaste bijdrage voor het facultatieve nabestaandenpensioen en exclusief de bijdrage voor de deelnemersbijdragecompensatie, niet hoger mogen uitkomen dan 7,2% van de bijdragegrondslag.
4 Voor definitie van de reële beleidsdekkingsgraad zie paragraaf 5.1.1
5.2.3 Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Indien de beleidsdekkingsgraad vijf jaar opeenvolgend ligt onder de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist vermogen en de dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt neemt het pensioenfonds binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds direct voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist vermogen. Voor zover het bij de maatregelen vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten betreft worden deze direct in de technische voorzieningen verwerkt en in beginsel evenredig gespreid in de tijd gedurende maximaal de termijn die wordt gebruikt voor het herstelplan dat is opgesteld na constatering van de situatie, bedoeld in de eerste zin. De spreidingsperiode voor kortingen wordt ingekort indien blijkt dat de korting per jaar, in het geval van hanteren van de maximale termijn die wordt gebruikt bij het herstelplan, op of onder een niveau van 1,0%-punt blijft. Kortingen tot en met 1,0%-punt worden direct doorgevoerd.
6 Grondslagen met betrekking tot de financiering en waardering van de pensioenen
6.1 Rentegrondslag
Bij de vaststelling van de Technische voorzieningen, en voor vaststelling van de kostendekkende premie ten behoeve van verslagleggingdoeleinden als bedoeld in de Pensioenwet, zal de nominale rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB per 1 januari van enig boekjaar (premie) c.q. de balansdatum (Technische voorzieningen) worden gehanteerd.
6.2 Overlevingstafels
De overlevings- en sterftekansen worden ontleend aan de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafels. Hierbij worden zo nodig correcties gehanteerd, als door de actuaris geadviseerd.
Tenzij het Bestuur, op advies van de actuaris, anders beslist, wordt op nieuw gepubliceerde overlevingstafels overgegaan op de 1e januari van enig jaar volgend op de publicatie. Voor ingegane wezenpensioenen wordt geen rekening gehouden met sterfte vóór de einddatum van het wezenpensioen.
6.3 Gehuwdheids- c.q. partnerfrequentie en leeftijdsverschil
Alle deelnemers, alsmede die gewezen deelnemers en gepensioneerden, voor wie een nabestaandenpensioen is verzekerd, worden ondersteld gehuwd te zijn met een drie jaar jongere vrouw respectievelijk met een drie jaar oudere man.
6.4 Toe- en uittredingen
Gevolgen van toe- en uittredingen worden buiten beschouwing gelaten.
6.5 Administratiekosten
De kosten verbonden aan de administratie van de pensioenen worden jaarlijks vastgesteld. De kosten gemaakt door het Fonds worden jaarlijks via de premienota doorbelast aan Werkgever ( zie Hoofdstuk 3.2 lid c).
De uitvoeringskosten zijn bepaald op 2% van de voor de opbouw van de pensioenen benodigde premies als vermeld in Hoofdstuk 3.1 lid a. De aldus vastgestelde kosten worden gebruikt om de verhoging van 2% van de Technische voorzieningen in verband met uitvoeringskosten op niveau te houden.
Vanaf 2012 wordt een reserve liquidatiekosten gevormd. De premie als vermeld in Hoofdstuk 3.3 onderdeel c wordt aan deze reserve liquidatiekosten toegevoegd. Deze reserve behoort op grond van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen niet tot de aanwezige solvabiliteit.
6.6 Leeftijdsvaststelling
Verondersteld is dat de deelnemers op 1 juli van hun geboortejaar zijn geboren zodat de leeftijden per de balansdatum worden gesteld op het met een half jaar vermeerderde verschil tussen het boekjaar en het geboortejaar.
6.7 Schadevoorziening voor arbeidsongeschikten per 1 januari 2001
Voor deelnemers die op 1 januari 2001 reeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt waren, is door
Blue Sky Group B.V. een schadevoorziening aan het fonds afgedragen ter grootte van de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw per 1 januari 2001 van de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten en het toekomstig invaliditeitspensioen. De pensioenopbouw van betreffende arbeidsongeschikte deelnemers wordt gefinancierd uit deze schadevoorziening. Vooralsnog wordt bij de bepaling van de schadevoorziening geen rekening gehouden met revalidatiekansen.
In geval van revalidatie is sprake van een vrijval aan Blue Sky Group B.V. In geval van toename van het percentage arbeidsongeschiktheid zal Blue Sky Group B.V. het verschil tussen de benodigde schadevoorziening en de in het fonds aanwezige schadevoorziening afdragen aan het fonds. De schadevoorziening is onderdeel van de technische voorzieningen.
7 Geschillen
Deze overeenkomst wordt beheerst door Nederlands recht.
8 Wijzigingen, looptijd en opzegging van de overeenkomst
1. De overeenkomst is aangegaan op 13 april 2021 en treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2021. Deze overeenkomst treedt in de plaats van de overeenkomst die op 9 december 2020 is vastgesteld en met terugwerkende kracht per 1 juli 2020 in werking is getreden.
2. Partijen kunnen wijzigingen in en aanvullingen op deze overeenkomst overeenkomen. Deze zijn slechts geldig indien ze schriftelijk zijn vastgelegd in een aanvulling of supplement op deze overeenkomst, die door beide partijen is ondertekend.
3. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan worden opgezegd tegen het einde van een kalenderjaar, met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden.
Aldus overeengekomen en getekend in tweevoud te Amstelveen op … 13 april 2021.
Werkgever
X. Xxxxxxxx X. Xxxx
Directeur Directeur
…………..
STICHTING PENSIOENFONDS BLUE SKY GROUP
T.G.A. Keijzers A.S.J. Schakel
Werkgeverslid Werknemerslid
………….. ………
Vicevoorzitter Vicevoorzitter
• • • • • • • • • • • • • • • •
19 | 19 Pensioenfonds Blue Sky Group Versie 9.0