Inleiding
Toetsing Ontvangen documenten inzake artikel 20A Koopovereenkomst Koepel
Inleiding
Gemeente Haarlem en Stichting Panopticon hebben op 15 maart 2017 een koopovereenkomst gesloten m.b.t. de verkoop van de Koepel. De Koepel is aan de stichting verkocht, en alleen onder die voorwaarde, om universitair onderwijs te realiseren. Omdat op het moment van verkoop nog geen zekerheid over het universitaire onderwijs kan worden gegeven, is een terugkooprecht ingebouwd in de koopovereenkomst. Doel van het terugkooprecht is tweeërlei: 1) om te borgen dat stichting Panopticon zich houdt aan afspraken m.b.t. het vestigen van hoger, academisch onderwijs in de koepelgevangenis; 2) om te voorkomen dat de stichting zonder overleg met de gemeente Haarlem zou overgaan op een plan dat commercieel aantrekkelijker is dan een onderwijsbestemming, of de Koepel zou vervreemden als zij er niet in zou slagen om het onderwijs te realiseren.
In de koopovereenkomst zijn twee toetsingsmomenten vastgelegd waarop getoetst zou worden in hoeverre de stichting zich houdt aan de afspraken (zie verder). Het eerste moment is binnen 9 maanden na levering, gemakshalve gesteld op 10 januari 2018. Dan moet er een Letter of Intent (LOI) liggen met ten minste één universitaire onderwijsinstelling die zich verbindt aan het oprichten en exploiteren van een academisch geaccrediteerde University College (of daaraan gelijkwaardig). Het tweede moment is binnen 24 maanden na levering, gemakshalve gesteld op 10 april 2019, waarop een academisch geaccrediteerde Stichting University College (hierna ook: UC) in het leven is geroepen, met wie bovendien een langlopend huurcontract is gesloten voor de verhuur van ruimtes ten behoeve van de Universitaire Voorziening.
Stichting Panopticon heeft op 10 januari de gemeente Haarlem een brief overlegd met de volgende bijlagen:
• Een ondertekende Letter of Intent (LOI) d.d. 8 januari 2018 tussen Panopticon en de stichting Schoolvision;
• Een ondertekende LOI d.d. 8 januari 2018 tussen Panopticon en de stichting Academy for Global Challenges;
• Een ondertekende LOI d.d. 8 januari 2018 tussen Panopticon en de vennootschap Global School for Entrepeneurship B.V. (hierna ook: GS4E), op 10 januari aangevuld met de handtekening van de directeur Erasmus Center for Entrepeneurship als beoogd strategisch partner;
• Een ondertekende intentieverklaring d.d. 9 januari 2018 van stichting De Bildung Academie;
• De bijlagen waarnaar in de LOI’s wordt verwezen:
o Een niet gedateerd noch getekend noch gepagineerd document genoemd “Open de
Koepel – innovatief, verbindend & ondernemend onderwijs” (3 pagina’s);
o Een niet gedateerd noch getekend noch gepagineerd document genoemd “Open de
Koepel in Haarlem – innovatief, verbindend & ondernemend onderwijs” (9 pagina’s);
o Een niet gedateerd noch getekend document waarin opgenomen de missies/ visie
van genoemde instellingen (6 pagina’s);
o Een niet gedateerd noch getekend document genoemd “Planning” (1 pagina).
Hierna heeft Xxxxxxxxxx op 18 januari 2018 aanvullend een LOI overlegd, die was aangekondigd in de brief van 10 januari:
• Een ondertekende LOI d.d. 18 januari 2018 tussen Panopticon, SRH Higher Education GmbH en Global School for Entrepeneurship BV.
Hiernaast heeft stichting Panopticon een volledig uitgewerkt ontwerp/ontwikkelingsplan voor het Koepelcomplex, dat is toegesneden op de publiek/maatschappelijke functies met inbegrip van onderwijs.
Stichting Panopticon stelt in de begeleidende brief dat deze onderwijsinstellingen zich verbinden aan de onderwijsvisie van de stichting Panopticon en het opzetten van een brede en ondernemende academische bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences. Ook stelt de stichting dat zij hiermee voldoet aan de eerste voorwaarde uit de koopovereenkomst met betrekking tot academisch onderwijs.
Indien Panopticon hier niet aan voldoet, heeft de gemeente Haarlem het recht (maar niet de plicht) om de koopovereenkomst te ontbinden en heeft Panopticon de verplichting (indien de gemeente dat wenst) de Koepel terug te leveren. Daarom toetst de gemeente de geleverde documenten aan de voorwaarde in de koopovereenkomst.
De commissie Ontwikkeling heeft in haar vergadering van 11 januari 2018 aan het college gevraagd om de toetsing zorgvuldig te doen, en hiervoor de tijd te nemen tot 1 februari 2018. Deze notitie gaat in op het resultaat van die toetsing. De bespreking ervan is in de commissie Ontwikkeling geagendeerd op 8 februari 2018.
De toetsingscriteria
In de overeenkomst zijn twee toetsingsmomenten bepaald. De huidige toetsing richt zich op het eerste moment, met een doorkijk naar het tweede moment.
De centrale vraag is voor de huidige toetsing is, in hoeverre Stichting Panopticon door middel van het overhandigen van de aangeleverde documenten voldoet aan de voorwaarde(n) van artikel 20A, eerste lid, van de koopovereenkomst inzake de Koepel d.d. 15 maart 2017.
Zie het kader hierna voor de exacte formulering van de voorwaarden in artikel 20A van de koopovereenkomst.
Deelvragen
Op basis van de tekst van het artikel 20A, eerste lid, zie bijlage 1, hebben wij de volgende deelvragen gedefinieerd, om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Voldoet het door Panopticon geleverde aan de volgende voorwaarden:
1. Heeft Panopticon het gevraagde document(en) binnen de gestelde termijn geleverd?
2. Voldoet het aangeleverde document(en) aan de criteria van een ‘Letter of intent’?
3. Is er een (samenwerking-)overeenkomst of LOI geleverd tussen Stichting Panopticon en ten minste één universitaire onderwijsinstelling?
4. Kan naar genoegen van gemeente worden opgemaakt dat bedoelde onderwijsinstelling haar langdurige medewerking zal verlenen aan het stichten en exploiteren van een academisch geaccrediteerde University College of gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening?
5. Kan worden aangegeven in hoeverre de beoogde onderwijsvoorziening plaatsvindt zonder winstoogmerk?
6. Is er sprake van een onderwijsvoorziening met campus op het terrein?
7. Past de campusontwikkeling binnen de Nota van Xxxxx en Ambities?
Bovenstaande toetsing vindt plaats in het licht van de doelstelling van de overeenkomst, namelijk de zekerstelling voor gemeente dat de verkoop van de Koepel plaats heeft gevonden om het doel van de stichting Panopticon te realiseren, zijnde universitair onderwijs in de Koepel.
Aan de hand van de toetsing trekken wij een eindconclusie. Tegelijk hebben wij op basis van die conclusie enkele vragen aan de stichting, met name hoe zij het vervolg ziet.
Eindconclusie
Zoals uit de juridische toetsing van de LOI’s blijkt, voldoet Panopticon aan de gestelde voorwaarden in artikel 20A, eerste lid, van de koopovereenkomst. De LOI’s zijn tijdig overhandigd, hetgeen ook naar redelijkheid en billijkheid geldt voor de LOI met de Duitse SRH Gruppe en GS4E die onder aankondiging zes dagen later is aangeleverd; de LOI’s voldoen aan criteria van een LOI; er is een LOI gesloten met tenminste één geaccrediteerde universitaire onderwijsinstelling (zij het buitenlandse); het is gericht op een ‘gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening’ namelijk een (wo) bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences; er is sprake van (uitwerking van) het residentieel wonen (de campus); en het stedenbouwkundig plan voldoet.
Er zijn ook kanttekeningen. De LOI’s zijn niet gesloten met een Nederlandse universiteit(en), maar met private onderwijsinstellingen. Rijksbekostiging lijkt op dit moment niet haalbaar, tenzij in de nabije toekomst alsnog een Nederlandse universiteit of hogeschool op het initiatief aanhaakt.
Hoewel de oorspronkelijke doelstelling een Nederlandse (bekostigde) universiteit was, biedt de gekozen formulering in artikel 20A, eerste lid, van de koopovereenkomst wel ruimte voor een buitenlandse universiteit, die een ‘onderwijsvoorziening’ realiseert die gelijkwaardig is aan de opleiding van een University College, zijnde een ‘bacheloropleiding of Liberal Arts and Sciences’, en mits de opleiding ‘zonder winstoogmerk’ is. Door de toevoeging een ‘gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening’ wordt verduidelijkt dat het moet gaan om een brede bacheloropleiding Liberal Arts and Sciences op wo-niveau (al dan niet met de naam University College). Als partijen vooraf uitsluitend de bedoeling hadden om een rijksbekostigde stichting University College te vestigen middels artikel 8.1 van de Wet op het Hoger Onderwijs (WHW), dus door twee Nederlandse universiteiten en niet middels een andere rechtspersoon voor hoger onderwijs, dan was die ruimere formulering (inclusief de term ‘zonder winstoogmerk’) niet opgenomen. Een LOI met een buitenlandse universiteit is niet uitgesloten. Dit laat het toe om genoegen te nemen met de oprichting van een bacheloropleiding ‘Liberal Arts & Sciences’ op wo-niveau door een (niet- bekostigde) rechtspersoon voor hoger onderwijs. Er zijn verschillende wegen naar een (wo) bachelor opleiding Liberal Arts en Sciences. De vraag is hoe de betrokken partijen dit zien. Wel is in artikel 20A eerste lid de toevoeging ‘zonder winstoogmerk’ opgenomen, om niet een commerciële en elitaire maar een breed toegankelijke onderwijsvoorziening te krijgen. De LOI’s zijn gesloten met stichtingen,
non profit organisaties, met uitzondering van de GS4E (dit is een Besloten Vennootschap). Wij hebben van Xxxxxxxxxx bevestigd gekregen dat het een non-profit initiatief is en blijft, en dat de opleiding zonder winstoogmerk is.
Deze kanttekeningen bieden onvoldoende grondslag om op dit moment een beroep te doen op het terugkooprecht op basis van artikel 20A eerste lid van de koopovereenkomst. Bij die overweging speelt mee dat sprake is van een recht tot ontbinding en niet van een plicht. Er is geen sprake van een ontbindende voorwaarde die van rechtswege werkt of een fatale termijn waarbinnen de gemeente de ontbinding van de koopovereenkomst dient in te roepen richting de Stichting Panopticon. Xxx concluderen daarom dat Panopticon met de partijen het traject kan vervolgen om een wo-bachelor opleiding Liberal Arts & Sciences op te richten.
Wel willen wij graag enkele vragen beantwoord zien bij de nadere uitwerking van het initiatief, zie hierna. Het traject om te komen tot een accreditatie van een universitaire bacheloropleiding of Liberal Arts and Sciences is niet eenvoudig. De vraag is of dat gaat lukken binnen de in de LOI’s genoemde termijnen. En nu de rijksbekostiging vooralsnog uit beeld lijkt te zijn, is de vraag – ook als de opleiding zonder winstoogmerk wordt opgezet – wat dit betekent voor de hoogte van de collegegelden en de gewenste brede toegankelijkheid.
Aanvullende vragen aan partijen
Met het oog op de vervolgstappen en concrete uitwerking van de LOI’s, heeft de gemeente enkele vragen aan stichting Panopticon.
Vraag 1: Stichting Panopticon heeft de gemeente Haarlem geen LOI verstrekt die is gesloten met een bekostigde universiteit. Dit roept de vraag op wat voor een onderwijsinstelling Stichting Panopticon beoogt op te richten. Zou Stichting Panopticon in dat verband kunnen toelichten (i) welke accreditatieniveau(s) de beoogde onderwijsvoorziening zal hebben; (ii) hoe Stichting Panopticon dit wil bewerkstelligen en (iii) hoe de beoogde onderwijsinstelling gefinancierd zal worden? Welke uitgangspunten hanteren partijen voor het uitwerken van het business plan?
Vraag 2: Kunt u in grote lijnen toelichten hoe betrokken partijen willen bewerkstelligen dat de op te richten Stichting University College Haarlem of ‘gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening’ binnen de daarvoor in artikel 20A, tweede lid van de koopovereenkomst gestelde termijn in Nederland geaccrediteerd wetenschappelijk onderwijs mag aanbieden in de vorm van een Bachelor of Liberal Arts & Sciences? Welk(e) scenario(‘s) hebben partijen voor ogen? Kunt u dit scenario/deze scenario’s toelichten?
Vraag 3: Kunt u toelichten hoe het wetenschappelijke niveau van de Bachelor of Liberal Arts & Sciences geborgd zal worden?
Vraag 4: Een van de betreffende partijen is een besloten vennootschap en heeft in zoverre een winstoogmerk. Kunt u bevestigen dat de partijen bereid zijn een onderwijsvoorziening zonder winstoogmerk op te richten en te exploiteren?
Vraag 5: Hoe willen de partijen borgen dat de Bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences voor studenten betaalbaar is? Kunt u dit t.z.t. laten zien in een uitwerking van de Business case?
Toelichting
Methode van toetsing
Toetsing van de genoemde aangeleverde documenten heeft plaatsgevonden langs de volgende stappen:
• Toetsing van de LOI’s aan de registratie van accreditaties van instituten en opleidingen hoger
onderwijs, alsmede screening op inhoud
• Xxxxxxx met de directeur van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)
• Inhoudelijke afstemming met de advocaat van gemeente Haarlem, Pels Rijcken
• Gesprek met stichting Panopticon en Global School for Entrepeneurship over de achtergrond en inzet van de plannen, in het bijzijn van de juridisch adviseur
• Verkenning gemeentelijke controller
• Opgevraagde samenvatting van cv’s om een indruk van de track records te krijgen van de betrokken personen
Hierbij zijn de volgende documenten betrokken:
• ‘Beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs Nederland’ september 2016 (NVAO)
• ‘Besluit bescherming namen en graden hoger onderwijs’
Antwoord op de vragen
Ad 1. Heeft Panopticon het/de gevraagde document(en) binnen de gestelde termijn geleverd?
Antwoord: ja, hetgeen ook naar redelijkheid en billijkheid geldt voor de LOI met de Duitse SRH Gruppe en GS4E die onder aankondiging zes dagen later is aangeleverd.
Op 13 januari 20181 is voor de Stichting Panopticon de termijn verstreken om overeenkomstig artikel 20A, eerste lid, van de koopovereenkomst Koepelgevangeniscomplex Haarlem gedateerd 14 maart 2017 (hierna: koopovereenkomst) een kopie van een (samenwerkings-)overeenkomst of een Letter of Intent (hierna: LOI) gesloten tussen haarzelf en ten minste één universitaire onderwijsinstelling aan de gemeente Haarlem te verstrekken. In de akte van levering van 10 april 2017 is in artikel 18A, eerste lid, dezelfde bepaling opgenomen.
De stichting Panopticon heeft op 10 januari 2018 aan de gemeente Haarlem een brief met als bijlage een aantal kopieën verstrekt van LOI’s. Daarmee voldoet de stichting aan de voorwaarde van levering binnen de gestelde termijn.
Daarnaast heeft de stichting Panopticon op 18 januari 2018 aan de gemeente Haarlem een kopie overlegd van een LOI die is ondertekend door SRH Higher Education GmbH en de Global School for Entrepreneurship B.V. en Stichting Panopticon. De vraag is in hoeverre deze LOI dient te worden
1 De datum van levering was 11 april 2017. Levering van onroerende zaken vindt plaats door een daartoe bestemde notariële akte, gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers (artikel 3:89 BW). De akte van levering is gepasseerd op 10 april 2017 en de inschrijving in de openbare registers vond plaats op 11 april 2017. Dit betekent dat de Stichting tot en met 12 januari 2018 de tijd had om een kopie van een (samenwerkings-)overeenkomst of LOI over te leggen (“binnen negen (9) maanden na de datum van levering”).
uitgesloten van de toepassing van artikel 20A, eerste lid, omdat de LOI niet binnen 9 maanden na de datum van Levering is ondertekend en aan de gemeente Haarlem is overgelegd?
Pels Rijcken heeft hier het antwoord op verstrekt: “De LOI’s die zijn ondertekend door SRH Higher Education GmbH en Global School for Entrepreneurship B.V. (i.o.) en de Stichting Panopticon heeft de gemeente naar wij hebben begrepen eerst op 18 januari jl. ontvangen. Dat is enkele dagen na ommekomst van de gestelde termijn (uiterste datum indiening was 12 januari 2018). Gelet op geringe termijnoverschrijding en het feit dat de Stichting Panopticon in haar brief van 10 januari jl. aan de gemeente al heeft aangekondigd dat de Global School for Entrepreneurship B.V voor de bachelorsopleiding Liberal Arts & Sciences in gesprek is met de “Duitse non for profit SRH Gruppe” en dat deze meer tijd nodig heeft “gezien het feit dat dit geen ‘reguliere’ LOI’ betreft maar een LOI met een vérgaand karakter” zijn wij van mening dat de gemeente er niet verstandig aan zou doen om deze LOI op terzijde te leggen.
Mocht de gemeente deze te laat toegezonden LOI wel buiten beschouwing laten en deze LOI –
afhankelijk van beoordeling van de overige LOI’s en het al dan niet afdoende beantwoorden door de Stichting Panopticon van de door ons voorgestelde vragen - van doorslaggevende betekenis blijken te zijn voor de vraag of er al dan niet een gegronde reden is voor het inroepen van het ontbindingsrecht, dan zou de gemeente bij een eventueel gebruik maken van haar ontbindingsrecht het risico lopen dat haar wordt verweten dat zij niet tot ontbinding had mogen overgaan. Een Overeenkomst tussen partijen wordt namelijk niet alleen beheerst door de afspraken in de overeenkomst, maar ook door de redelijkheid en billijkheid. Dit kan met zich brengen dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende bevoegdheid niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW). Daarnaast spelen hier de algemene beginselen van behoorlijk bestuur nog een rol, meer specifiek het evenredigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Het vorenstaande houdt in dat de gemeente ervoor dient te waken dat zij te lichtvaardig tot ontbinding overgaat. In dat verband zou ook kunnen meewegen, dat de gemeente op grond van artikel 20A, eerste lid van de koopovereenkomst (en het gelijkluidende artikel in leveringsakte) “het recht, doch niet de verplichting” heeft om de koopovereenkomst te ontbinden, indien de Stichting niet binnen negen maanden na de datum van levering een kopie van een (samenwerking-
)overeenkomst of LOI heeft overgelegd met de inhoud als besproken onder 1.1 van deze notitie. Dit betekent dat geen sprake is van een ontbindende voorwaarde, die van rechtswege werkt of een fatale termijn waarbinnen de gemeente de ontbinding van de koopovereenkomst dient in te roepen richting de Stichting Panopticon. Enig respijt ten aanzien van de termijnoverschrijding voor het indienen een reeds aangekondigde LOI achten wij ook tegen deze achtergrond verstandig.”
Ad 2. Voldoet het aangeleverde document(en) aan de criteria van een ‘Letter of intent’?
Antwoord: ja.
Aan Pels Rijcken is de vraag voorgelegd in hoeverre de aangeleverde document(en) voldoen aan de criteria van een letter of intent (LOI). Een LOI is geen in de wet geregelde (bijzondere)
overeenkomst.2 LOI’s komen in veel verschijningsvormen voor.3 Soms is een LOI bedoeld als een geheel onverbindende vaststelling van een bedoeling of een voorlopig onderhandelingsresultaat, maar een LOI kan ook bindende afspraken bevatten, die dan echter doorgaans zien op bijkomende verplichtingen of beogen het onderhandelingsproces tussen partijen te structureren. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van een LOI van geval tot geval kunnen verschillen en dat het kwestie van uitleg is wat de partijen bij een LOI in een concreet geval beogen. Doorgaans is het echter wel een document dat niet de uiteindelijke afspraken tussen partijen weergeeft, maar een document dat het tussenstadium in de onderhandelingen weergeeft.
Het vorenstaande houdt in dat de LOI’s tussen de Stichting Panopticon en de hiervoor genoemde partijen nog geen definitieve overeenkomst of bindende afspraken behoeven te bevatten. De overgelegde LOI’s kwalificeren daarmee als een LOI.
Zie ook Ruygvoorn4:
“Bij een zuivere intentieverklaring (die we in de praktijk zelden of nooit tegenkomen) geven partijen enkel blijk van het over het weer bestaande voornemen om te trachten om via de weg van onderhandelingen overeenstemming te bereiken over een overeenkomst met een bepaalde strekking. Een dergelijke afspraak geeft over en weer enig vertrouwen met betrekking tot de intenties die partijen ten opzichte van elkaar hebben, maar niet meer dan dat.”
Ad 3. Is er een (samenwerking-)overeenkomst of LOI geleverd tussen Stichting Panopticon en ten minste één universitaire onderwijsinstelling?
Antwoord: ja, de Duitse SRH Gruppe is onder meer eigenaar van de EBS Universität te Wiesbaden (‘universitaire onderwijsinstelling’). Zij mag ook volgens de Nederlandse wetgeving de naam universiteit voeren.
Om deze vraag te beantwoorden, is allereerst van belang te constateren dat de term ‘universitaire onderwijsinstelling’ niet bestaat volgens de Wet op het Hoger Onderwijs (WHW). Er is volgens de wet alleen sprake van een ‘hoger onderwijsinstelling’. De Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) beoordeelt de instellingen en de opleidingen volgens het ‘Beoordelingskader
accreditatiestelsel hoger onderwijs Nederland’ september 2016 (NVAO).
Het Nederlandse hoger onderwijsbestel kent drie soorten instellingen die door de NVAO geaccrediteerd hoger onderwijs kunnen verzorgen, te weten:
1) bekostigde universiteiten,
2) bekostigde hogescholen en
3) (niet-bekostigde) rechtspersonen voor hoger onderwijs (RPHO).
Particuliere onderwijsinstellingen die geen financiering ontvangen van de rijksoverheid kunnen door
2 Voorbeelden van wel in de wet geregelde (gedefinieerde) bijzondere overeenkomsten zijn: een huurovereenkomst, een koopovereenkomst, een vaststellingsovereenkomst, aannemingsovereenkomst e.d.
3 Zie over LOI’s: W.S.M. Xxxxx, Letters of intent (Studiepockets privaatrecht, deel 39), Asser/Xxxxxxxx & Sieburg 6-III* 2014, X. Xxxxxxxxxxx, Contractonderhandelingen met een letter of intent: het opstellen van bedingen, in het juridisch tijdschrift Contracteren, december 2017, nr. 4.
4 X. Xxxxxxxxx, Contracteren in de praktijk, Kluwer 2013-1, par. 2.5.
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden erkend als "rechtspersoon voor hoger onderwijs" (RPHO) en daarmee geaccrediteerde opleidingen aanbieden op zowel HBO- als WO- niveau. Na accreditatie zijn de opleidingen van rechtspersonen voor hoger onderwijs wettelijk erkend, en hebben studenten toegang tot studiefinanciering en OV-studentenkaart. De diploma’s verbonden aan particuliere opleidingen zijn gelijk aan de diploma's van bekostigde instellingen.
• Stichting Schoolvision
De stichting Schoolvision is geregistreerd in het CROHO als geaccrediteerde rechtspersoon voor hoger onderwijs (RHPO). De Stichting verzorgt in samenwerking met Team Academy één geaccrediteerde, voltijds opleiding Bachelor’s degree programma Business, een Business Administration Entrepeneurship.
• Stichting SRH Higher Education GmbH
De Duitse SRH Gruppe heeft 10 private Hochschule en Universitäten onder zich, in onder andere Berlijn, Riedlingen, Xxxx, Xxxx en Heidelberg (hoofdvestiging, en betreft de oudste Hochschule van Duitsland). SRH biedt een groot aanbod van zeer diverse onderwijsprogramma’s. De meeste opleidingen betreffen bachelor opleidingen of liberal arts (university colleges, university of applied sciences) en specifieke masteropleidingen op wo niveau. Omdat het in eerste instantie gaat om de vraag of de organisatie geaccrediteerd is als universiteit, wordt hier de – volgens de Duitse wetgever
- geaccrediteerde ‘EBS Universität zur Wirtschaft und Recht’ in Wiesbaden genoemd (volgens de Duitse Akkreditierungsrat). Deze mag zich ook volgens Nederlandse maatstaven universiteit noemen omdat de instelling het recht heeft om de Doctortitel te verlenen. Desondanks kan voor de opleiding in Nederland geen studiefinanciering van de Nederlandse overheid worden verkregen. Daarvoor is een Nederlandse accreditatie van de opleiding nodig. En omdat de SRH Gruppe geen naar Nederlands recht erkende hoger onderwijsinstelling is, kan SRH niet zelfstandig een toets nieuwe opleiding aanvragen bij de NVAO. Zij zal daartoe moeten samenwerken met een in Nederland geaccrediteerde hoger onderwijsinstelling. Zie ook de toelichting in bijlage 2.
• Global School for Entrepeneurship BV
De Global School for Entrepeneurship (GS4E) is een BV, heeft geen status als rechtspersoon voor hoger onderwijs. Zij kan dus niet zonder meer een aanvraag Toets Nieuwe Opleiding doen. In het gesprek met GS4E is gemeld dat zij in afrondende fase van overname van een bestaande RHPO is. Indien deze overname rond is, kan de GS4E via deze bestaande RHPO voor de nieuwe bacheloropleiding of Liberal Arts & Sciences een aanvraag voor de Toets Nieuwe Opleiding (TNO) indienen.
De GS4E heeft een samenwerkingsrelatie met de Duitse SRH Gruppe, de SRH Higher Education GmbH.
• Stichting Bildung Academie
De Bildung Academie is niet geregistreerd in het CROHO en heeft geen hoger onderwijslicentie. De Bildung Academie kan niet eigenstandig een nieuwe opleiding starten zonder een verzwaarde, uitgebreide toets nieuwe opleiding, tenzij de stichting voldoet aan de volkomen cyclus-eis (zie bijlage 3).
• Stichting Academy for Global Challenges
De Stichting Academy for Global Challenges is niet geregistreerd in het CROHO als RHPO en heeft dan ook geen hoger onderwijslicentie. De stichting kan geen eigenstandige nieuwe opleiding starten zonder een verzwaarde, uitgebreide toets nieuwe opleiding, tenzij de stichting voldoet aan de volkomen cycluseis (zie bijlage 3).
Ad 4. Kan naar genoegen van Gemeente worden opgemaakt dat bedoelde onderwijsinstelling haar langdurige medewerking zal verlenen aan het stichten en exploiteren van een academisch geaccrediteerde University College of gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening?
Antwoord: ja, de samenwerking is gericht op het oprichten van een ‘gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening’ als een University College, namelijk een (wo) bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences.
Er zijn ook kanttekeningen. De LOI’s zijn niet gesloten met een Nederlandse universiteit(en), maar met private onderwijsinstellingen. Rijksbekostiging lijkt op dit moment niet haalbaar, tenzij in de nabije toekomst alsnog een Nederlandse universiteit of hogeschool op het initiatief aanhaakt.
Hoewel de oorspronkelijke doelstelling een Nederlandse (bekostigde) universiteit was, biedt de gekozen formulering in artikel 20A, eerste lid, van de koopovereenkomst wel ruimte voor een buitenlandse universiteit, die een ‘onderwijsvoorziening’ realiseert die gelijkwaardig is aan de
opleiding van een University College, zijnde een ‘bacheloropleiding of Liberal Arts and Sciences’, en mits de opleiding ‘zonder winstoogmerk’ is. Door de toevoeging een ‘gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening’ wordt verduidelijkt dat het moet gaan om een brede bacheloropleiding Liberal Arts and Sciences op wo-niveau (al dan niet met de naam University College). Als partijen vooraf uitsluitend de bedoeling hadden om een rijksbekostigde stichting University College te vestigen middels artikel 8.1 van de Wet op het Hoger Onderwijs (WHW), dus door twee Nederlandse universiteiten en niet middels een andere rechtspersoon voor hoger onderwijs, dan was die ruimere formulering (inclusief de term ‘zonder winstoogmerk’) niet opgenomen. Een LOI met een buitenlandse universiteit is niet uitgesloten. Dit laat het toe om genoegen te nemen met de oprichting van een bacheloropleiding ‘Liberal Arts & Sciences’ op wo-niveau door een (niet- bekostigde) rechtspersoon voor hoger onderwijs. Er zijn verschillende wegen naar een (wo) bachelor opleiding Liberal Arts en Sciences. De vraag is hoe de betrokken partijen dit zien.
Een University College kenmerkt zich door de brede opleiding of ‘Liberal Arts and Sciences’. Deze bacheloropleiding is binnen het wetenschappelijk onderwijs het eerste deel (meestal drie jaar) van een academische opleiding en wordt meestal gevolgd door een masteropleiding. Binnen het hoger beroeps onderwijs (HBO) bestaat de bachelor uit een vierjarige opleiding. De bachelor geeft toegang tot academisch vervolgonderwijs (masteropleiding) aan een universiteit.
Mission statement is gericht op bachelor liberal arts & sciences
In de LOI’s hebben partijen zich verbonden aan het uitwerken van de onderwijsopleiding binnen het
‘mission statement koepelcomplex’ en de ‘mission statement van het beoogde onderwijsconcept’
daarbinnen. De mission statement gaat in op de onderwijsvormen, waarbij voorop staat een Bacheloropleiding of Liberal Arts & Sciences, een brede en ondernemende academische bacheloropleiding, aangevuld met post-academische programma’s in de vorm van Bootcamp- en Advanced Labs in circulaire economie. De LOI met de Duitse SRH gaat specifiek in op de universitaire kwalificatie van een brede bachelorprogramma zoals liberal arts en sciences, tot programma’s voor ondernemerschap van bachelor- tot master-en MBA opleiding. Daaruit kan worden afgeleid dat de beoogde ‘onderwijsvoorziening’ vergelijkbaar is met de hoger onderwijsopleiding zoals deze is gekoppeld aan een University College (per definitie een bacheloropleiding of Liberal Arts and Sciences).
Langdurige samenwerking
De samenwerking op basis van de LOI’s is per definitie kortstondig, want deze richt zich primair op de volgende stap, zijnde de huurovereenkomst. De huurovereenkomst is een voorwaarde gekoppeld aan de tweede ontbindingstermijn in de koopovereenkomst tussen gemeente en Panopticon. De huurovereenkomst is wel degelijk gericht op lange termijnsamenwerking. De LOI’s richten zich bovendien op het concretiseren van de visie op samenwerking en synergie van de partijen, een uitwerking van de beoogde hoger onderwijsopleiding, een PvE voor de door de onderwijsinstelling benodigde ruimten, en op het sluiten van een concrete huurovereenkomst. Uit het uitgebreide
karakter van de LOI’s kan dan ook worden afgeleid dat de intenties serieus zijn en gericht op een langdurige samenwerking.
Rijksbekostiging lijkt op dit moment niet haalbaar
De gekozen formulering in de koopovereenkomst artikel 20A, eerste en tweede lid, is gebaseerd op het oorspronkelijke uitgangspunt dat, zoals is verankerd in de Nederlandse Wet op het hoger onderwijs WHW artikel 8.1, twee (of meer) bekostigde instellingen voor hoger onderwijs een gemeenschappelijke regeling sluiten en een nieuwe entiteit oprichten. In dat geval wordt geleund op de accreditatie van de universiteit(en). Hiertoe is tenminste één Nederlandse universiteit nodig om een stichting University College Haarlem op te richten.
Het lijkt niet haalbaar om een stichting University College Haarlem op te zetten, omdat daarvoor een of meer Nederlandse universiteiten nodig zijn. De Nederlandse universiteiten hebben de afspraak één University College per universiteit te hebben; na een verkenning met de UvA en een zeer uitgebreid traject met de VU en OU lijkt het onmogelijk met hen tot een University College Haarlem te komen.
De Minister van OCW heeft aangegeven dat als een nieuwe bekostigde opleiding start, het altijd ten koste gaat van iets anders; er is maar één portemonnee. Hoewel het volgens de WHW mogelijk is dat een nieuwe bekostigde opleiding wordt opgericht (uiteindelijk besluit de Minister hierover), lijkt dat niet haalbaar (tenzij in de nabije toekomst alsnog een Nederlandse universiteit of hogeschool op het initiatief aanhaakt). Hiertoe is namelijk ook een macrodoelmatigheidstoets nodig waarvoor een advies van de CDHO wordt gegeven, waarbij alle bestaande universiteiten en hogescholen hun bezwaren mogen aantekenen. In de praktijk gebeurt dat dan ook altijd (ook andere initiatieven in het land zijn hierop gesneuveld, zelfs als bestaande instellingen een nieuwe opleiding starten is dit de praktijk) hetgeen zal leiden tot een negatief advies. De directeur NVAO gaf aan dat de minister in de praktijk dit advies dit advies meestal overneemt.
Stichting UC Haarlem vergt verzwaarde toets, met volkomen cycluseis
Een eventuele op te richten stichting UC Haarlem zou bovendien - zonder deelname van bekostigde universiteiten of hogescholen - als eigenstandige rechtspersoon voor hoger onderwijs geaccrediteerd moeten worden. In de praktijk is dat een zeer langdurig traject en moeilijk te realiseren vanwege de volkomen cycluseis (zie bijlage 3). Door de volkomen cycluseis lijkt het oprichten van een stichting University College Haarlem niet haalbaar, en is dat zeker niet binnen de gestelde termijn volgens artikel 20A, tweede lid (24 maanden binnen levering). (NB achteraf bezien lijkt ook de oorspronkelijke opzet om een stichting op te richten door twee Nederlandse universiteiten binnen die termijn niet haalbaar te zijn geweest) De conclusie hiervan is dat alleen een niet-bekostigde (private) rechtspersoon voor hoger onderwijs haalbaar is. Dat is overigens niet hetzelfde als commercieel of elitair. Ook privaat onderwijs kan breed toegankelijk zijn. Sterker nog, volgens het oorspronkelijke plan zou ook de University College Haarlem een stichting zijn geworden.
Drie andere wegen naar een (wo) bachelor opleiding of Liberal Arts & Sciences
Er zijn drie andere wegen om tot een wo-bacheloropleiding of Liberal Arts & Sciences te komen door middel van een samenwerking tussen partijen. In alle gevallen wordt de toets nieuwe opleiding dan aangevraagd en de opleiding verzorgd door een reeds in Nederland geaccrediteerde hoger onderwijsinstelling. Dat is dus stichting Schoolvision of – na overname van een bestaande RHPO – de Global School for Entrepeneurship. De drie verschillende wegen verschillen in de wijze van samenwerking met de andere instituten. Met name de Duitse SRH Gruppe lijkt daarbij van belang om het academisch niveau te kunnen garanderen en om de Toets Nieuwe Opleiding te kunnen doorstaan. De drie samenwerkingsmodaliteiten zijn: single degree, joint degree en joint program.
Bij een single degree vraagt een Nederlandse licentiehouder een TNO aan voor een wo- bacheoropleiding, waarbij voor de ontwikkeling en verzorging van de opleiding samenwerking wordt gezocht met andere partijen. Een joint program wordt afgesloten met een single of double degree. De instellingen ontwikkelen een gezamenlijk programma, door de Nederlandse instelling verzorgd in Haarlem en door bijv de Duitse SRH verzorgd in Duitsland (er volgen twee diploma’s). Accreditatie als joint program door de NVAO is mogelijk op basis van afspraken tussen de NVAO en de Duitse Akkreditierungsrat).
Voor een joint degree wordt ook een joint program aangeboden maar met één gezamenlijk diploma, daarom gelden bovenop de voorwaarden voor een joint program nog enkele specifieke voorwaarden op grond van Nederlandse wetgeving. Die zijn door de NVAO aangegeven in een additioneel beoordelingsprotocol joint-degree-opleidingen.
De vraag is vooral wat de partijen achter de LOI’s beogen. Dit is op dit moment (nog) niet bekend op
basis van de LOI’s en vergt nadere uitwerking door partijen.
Track record
De partijen achter de LOI’s worden geleid door mensen die al de nodige ervaring hebben, en een behoorlijk track record op het gebied van het opzetten van onderwijsopleidingen. Dat geldt ook voor de inschakeling van juridische expertise op het gebied van accreditaties van opleidingen en instituten bij internationale samenwerking (Hobeon). Een overzicht van de personalia is bijgevoegd (bijlagen 4 en 5).
Ad 5. Kan worden aangegeven in hoeverre de beoogde onderwijsvoorziening plaatsvindt zonder winstoogmerk?
Antwoord: Wij hebben van Panopticon bevestigd gekregen dat het een non-profit initiatief is en blijft, en dat de opleiding zonder winstoogmerk is. De LOI’s zijn gesloten met stichtingen, non profit organisaties, met uitzondering van de GS4E (dit is een Besloten Vennootschap). Omdat rijksbekostiging op basis van deze LOI’s op dit moment niet haalbaar lijkt, hebben wij wel zorgen bij de uitwerking van dit aspect en de betekenis voor de gewenste brede toegankelijkheid en de hoogte van de collegegelden. Daarom hebben wij enkele vragen over geformuleerd.
De Academy for Global Challenges en Schoolvision zijn beide stichtingen en hebben dus geen winstoogmerk. De SRH Gruppe is een ‘private, legally incorporated non-profit foundation with its
headquarters in Heidelberg’. Een van de betreffende partijen, de GS4E is een besloten vennootschap, en heeft in zoverre een winstoogmerk. In hoeverre de partijen bereid zijn om een onderwijsvoorziening zonder winstoogmerk op te richten en te exploiteren, is niet bekend op basis van de aangeleverde informatie. Panopticon heeft bevestigd dat het een non-profit initiatief blijft.
Overigens is ook bij non profit organisaties is het belangrijk dat de activiteiten een positief rendement hebben, immers een negatief rendement schaadt het weerstandsvermogen van de organisatie en kan daarmee een gevaar vormen voor de continuïteit van de organisatie. De continuïteit van de door de gemeente gewenste onderwijsactiviteit in Haarlem komt dan ook in gevaar. De vraag is wel wat gebeurt er met dat rendement. Bij voorkeur wordt dat rendement gereserveerd als weerstandsvermogen of weer geïnvesteerd in relevante activiteiten die het stichtingsdoel onderschrijven.
Op basis van informatie van de website heeft de SRH groep geen winstoogmerk. Het is gebruikelijk, ook bij Nederlandse universiteiten, dat dochterondernemingen winst maken die worden afgedragen. Het is een grote holding, de ‘annual net profit’ in 2016 was ruim €47 mln. Het is wel noodzakelijk dat de activiteiten van SRH tot waardevermeerdering c.q. rendement leiden om nieuwe activiteiten zoals UCH te kunnen opstarten en de daarmee samenhangende financiële risico’s op te vangen. Ook voor het opvangen van de risico’s van bestaande activiteiten is weerstandsvermogen (eigen vermogen) noodzakelijk.
In de LOI geeft SRH aan dat zij eerst een haalbaarheidsstudie doen die in februari 2018 wordt afgerond. Zij gaan dan o.a. beoordelen of zij een haalbare business case kunnen realiseren in de Koepel. Een verliesgevende UCH lijkt niet passend in het huidige groeipotentieel van SRH. Gelet op de concurrentie en de in de haalbaarheidsstudie uit te voeren concurrentieanalyse is er ook een grens aan de winstgevendheid van de onderwijsactiviteiten, zeker omdat de SRH Gruppe niet in aanmerking komt voor rijksbekostiging.
Ad 6. Is er sprake van een onderwijsvoorziening met campus op het terrein?
Antwoord: ja.
Uit de LOI’s met de stichting Schoolvision en GS4E kan worden afgeleid dat een campus het doel is. In de beschrijving van het koepelconcept (bijlage 2) komt naar voren dat er – voor de bachelor opleiding – 600 studenten woonachtig zullen zijn op het terrein. In de LOI’s wordt gebruik gemaakt van de termen ‘residentiële opleiding” en “residentieel wonen”. In artikel 3 van de LOI’s staat het als een van de benodigde zaken die in de nadere uitwerking tot concrete producten moeten leiden: “een concretisering van de wens van residentieel wonen, inclusief de beoogde aantallen residueel
wonende studenten per opleiding”. Voor zover bekend heeft geen van de Nederlandse partijen ervaring met een campus. De SRH Gruppe heeft hier wel ervaring mee, met hun campussen in o.a. Heidelberg en Berlijn. Buiten het feit dat SRH in de LOI een campusomgeving onderschrijft, zijn er (nog) geen nadere afspraken gemaakt met SRH over de uitwerking daarvan.
In alle intentieovereenkomsten staat in overwegingen (B): Panopticon is voornemens de Koepel te herontwikkelen c.q. te transformeren tot een openbaar toegankelijk gebouw met verschillende publieke/maatschappelijk functies waaronder in ieder geval onderwijs op academisch niveau inclusief residentieel wonen en daarvoor het concept van bijlage 2a + b heeft uitgewerkt.
Ad 7. Voldoet het stedenbouwkundig plan aan de Eisen uit de nota van ambities en eisen (p39-40)?
Antwoord: ja
Ruimtelijk/stedenbouwkundig
De planvorming zoals die door Panopticon in de maak is, heeft tot dusverre - voor zover beoordeeld kon worden - altijd gepast binnen de ruimtelijke en stedenbouwkundige criteria. Her en der was een aanpassing nodig naar aanleiding van gesprekken met de commissie Ark en om tot goede stedenbouwkundige inpassing vanwege de visie Spaarnesprong te komen. De komst van de onderwijsinstellingen die 10 (en 18) januari een LOI hebben getekend, brengt hier geen verandering in. Er is voorzien in openbare toegankelijkheid van de buitenruimten. Xxxxxxxx blijft een aandachtspunt.
Programmatisch
Op basis van het gepresenteerde Koepelconcept en de betreffende partijen staat de onderwijsfunctie centraal. Een belangrijke functie is ook bedrijvigheid. Het criterium dat voor alle bebouwing (m.u.v. de Koepel) maximaal 50% als wonen zal worden ingevuld, mede gelet op de campus, zal moeten worden getoetst. In eerdere planvorming is dit meegenomen, en met de partijen die de LOI hebben ondertekend lijkt hier geen verandering in te komen.
Vervolg
Indien Panopticon het traject vervolgt, blijft vooralsnog sprake van een terugkooprecht voor de gemeente. Volgens artikel 20A, tweede lid, is 24 maanden na levering een tweede toetsingsmoment voor de gemeente waarop zij het recht op ontbinding kan inroepen:
2. Ingeval Koper niet binnen [24 maanden] na de datum van Levering ten genoegen van Xxxxxxxx kan aantonen dat (i) Koper een academisch geaccrediteerde Stichting University College Haarlem in het leven heeft geroepen die de Universitaire Voorziening zal gaan exploiteren, en (ii) dat zij met genoemde stichting een langlopend huurcontract heeft gesloten voor de verhuur van ruimtes ten behoeve van de Universitaire Voorziening, heeft Verkoper het recht, doch niet de verplichting, deze koopovereenkomst kosteloos te ontbinden door het uitbrengen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring aan Koper.
Het lijkt erop dat in het tweede lid de voorwaarde strikter is geformuleerd dan in het eerste lid van artikel 20A, doordat enkel nog wordt gesproken van een Stichting University College Haarlem en
‘universitaire voorziening’ en niet langer verwezen wordt naar een ‘gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening’ zoals in het eerste lid van het artikel. Desondanks houdt het college vast aan de oorspronkelijke formulering.
BIJLAGEN
Bijlage 1. De exacte tekst van artikel 20A, eerste lid, van de koopovereenkomst tussen gemeente en Stichting Panopticon.
Artikel 20 A Ontbindingsrechten, ontbindende voorwaarden
1. Xxxxxxx Xxxxx niet binnen [9 maanden] na de datum van Levering kopie van een (samenwerking-)overeenkomst of LOI heeft overgelegd aan Verkoper, gesloten tussen Koper en ten minste één universitaire onderwijsinstelling, waaruit ten genoegen van Verkoper kan worden opgemaakt dat bedoelde onderwijsinstelling haar langdurige medewerking zal verlenen aan het stichten en exploiteren van een academisch geaccrediteerd University College of gelijkwaardige universitaire onderwijsvoorziening zonder winstoogmerk, met campus op het terrein van het Verkochte (hierna: de Universitaire Voorziening), passend binnen en voldoend aan de zgn. Eisen voor Herontwikkeling als omschreven op pagina’s 39 en 40 van de Nota van Xxxxx en Ambities, heeft Xxxxxxxx het recht, doch niet de verplichting, deze koopovereenkomst kosteloos te ontbinden door het uitbrengen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring aan Koper.
2. Ingeval Koper niet binnen [24 maanden] na de datum van Levering ten genoegen van Xxxxxxxx kan aantonen dat (i) Koper een academisch geaccrediteerde Stichting University College Haarlem in het leven heeft geroepen die de Universitaire Voorziening zal gaan exploiteren, en (ii) dat zij met genoemde stichting een langlopend huurcontract heeft gesloten voor de verhuur van ruimtes ten behoeve van de Universitaire Voorziening, heeft Verkoper het recht, doch niet de verplichting, deze koopovereen- komst kosteloos te ontbinden door het uitbrengen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring aan Koper.
Bijlage 2. Buitenlandse universiteiten in Nederland, onderscheid hogeschool en universiteit
Onder ander op basis van Europese wetgeving hebben in Europa gevestigde onderwijsinstellingen het recht om zich in Nederland te vestigen, daartoe hoeft men zich niet te laten accrediteren als RPHO. Vlaanderen, Luxemburg en Duitsland erkennen wederzijds de officiële accreditaties.
Wel is de Nederlandse Wet bescherming namen en graden (in werking getreden per 1 juni 2017) aangescherpt. Een buitenlandse instelling mag zich in Nederland pas universiteit noemen als zij in het land van herkomst (Duitsland) promotierecht heeft. In elk geval heeft de EBS Universität in Wiesbaden het recht om de titel van Doctor te verlenen. Of deze instelling dan ook in Nederland onderwijs mag verlenen zonder Nederlandse accreditatie, is afhankelijk van de Duitse wetgeving.
Omdat de SRH Gruppe geen naar Nederlands recht erkende hoger onderwijsinstelling is, kan SRH niet zelfstandig een toets nieuwe opleiding aanvragen bij de NVAO, maar zal daartoe moeten samenwerken met een in Nederland geaccrediteerde hoger onderwijsinstelling.
Universiteit of hoge school?
Alle hoger onderwijsinstellingen kunnen bachelor- en/of masteropleidingen verzorgen. Een opleiding is óf een wo-opleiding óf een hbo-opleiding. Hoewel vaak wordt gesproken (in Nederland) van een binair stelsel is er geen strikt institutioneel onderscheid. Universiteiten bieden in de regel wo bachelor- en masteropleidingen, en hogescholen bieden hbo bachelor- en masteropleidingen. Maar ook universiteiten mogen hbo-opleidingen aanbieden, en hogescholen mogen wo-opleidingen aanbieden. In de praktijk zijn daar verschillende voorbeelden van. Ook RPHO’s kunnen bachelor én masteropleidingen verzorgen zowel op hbo als op wo niveau. Ook daarvan zijn in de praktijk diverse voorbeelden.
Sinds juni 2017 is de wetgeving omtrent de naamgeving van instellingen flink aangescherpt. Het voeren van de naam ‘universiteit’ (University) is thans voorbehouden aan de bekostigde universiteiten, opgenomen in de bijlage bij de WHE. Dat betekent dat de naam University College alleen mogelijk is indien een Nederlandse bestaande universiteit grondlegger is van het nieuwe
instituut. Een andere mogelijkheid voor het voeren van de naam universiteit is dat een buitenlandse universiteit zich vestigt.
Hogescholen en RPHO’s mogen zich van de wetgever geen universiteit maar wel University of Applied Sciences noemen, ook ingeval zij uitsluitend opleidingen aanbieden op niveau van wetenschappelijk onderwijs (wo).
Vlaanderen, Luxemburg en Duitsland erkennen wederzijds de officiële accreditaties. Echter, alleen accreditatie door de Nederlandse NVAO geeft recht op studiefinanciering en OV-studentenkaart.
Instellingen in het hoger onderwijs kunnen opleidingsgegevens laten toevoegen in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO). Deze registratie is een voorwaarde:
• voor de bekostiging van opleidingen aan bekostigde instellingen
• om studiefinanciering toe te kennen aan de studenten
• voor het verlenen van graden en titels door de instelling.
Bijlage 3. Volkomen cyclus-eis
Organisaties die rechtspersoon voor hoger onderwijs (niet-bekostigde instelling) willen worden en als zodanig tot ons bestel van hoger onderwijs willen toetreden, dienen sinds jaar en dag aan een aantal eisen te voldoen, waaronder de volkomencyclus-eis. De volkomencyclus-eis houdt in dat van een dergelijke organisatie ten minste één opleiding wordt beoordeeld op grond van de verzwaarde toets nieuwe opleiding. Dit betekent dat de opleiding op kwaliteit wordt beoordeeld nadat het curriculum ten minste eenmaal in zijn geheel is verzorgd en aan de opleiding studenten zijn afgestudeerd. Een reguliere toets nieuwe opleiding (papieren toets) is dan niet voldoende. Verschillende wetswijzigingen hebben echter onbedoeld geleid tot inhoudelijke wijzigingen in de volkomen cycluseis. De daardoor ontstane omissie wordt met deze wetswijziging gerepareerd. De onderhavige wijzigingen moeten spoedig in werking treden vanwege het belang dat (aspirant-) studenten erop moeten kunnen vertrouwen dat de kwaliteit van opleidingen die door de overheid erkend zijn, op orde is en de tijd en energie die studenten in een opleiding steken goed zijn besteed.
Een organisatie die wil worden erkend als "rechtspersoon voor hoger onderwijs" en geaccrediteerde opleidingen wil aanbieden, volgt drie stappen:
De organisatie vraagt bij de NVAO een kwaliteitstoets van de (eerste) aan te bieden volwaardige bachelor- of masteropleiding door middel van een uitgebreide toets nieuwe opleiding (zie Kaders/documenten) die per juni 2017 is verzwaard. Dit betekent dat de toets nieuwe opleiding plaatsvindt op basis van het volledige curriculum van de opleiding; de opleiding is ten minste één maal recent in Nederland verzorgd en er zijn studenten afgestudeerd (de zogenoemde 'volkomen cycluseis') (WHW, artikel 5a.10a, vijfde lid, inwerkingtredingsbesluit Stb. 2017, 97). De verzwaarde uitgebreide toets nieuwe opleiding is daarmee geen plantoetsing, zoals de 'normale' toets nieuwe opleiding. Na het beoordelen van de opleiding neemt de NVAO een besluit ten behoeve van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Aan het oordeel van de NVAO zijn kosten verbonden (zie 'Tarief').
Tevens vraagt de organisatie bij de Inspectie van het Onderwijs een advies aan. De inspectie toetst de kwaliteit en continuïteit van de kandidaat, de instelling zelf, waaronder de naleving van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en verstrekt hierover een advies aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Erkende onderwijsinstellingen vallen onder het toezicht van de inspectie.
Na ontvangst van het oordeel van de NVAO en het advies van de Inspectie neemt de minister van Onderwijs een besluit over de erkenning van de organisatie als "rechtspersoon voor hoger onderwijs" en daarmee over de mogelijkheid om toe te treden tot het Nederlandse hoger onderwijsstelsel. Na een positief besluit van de minister zet de NVAO haar besluit om in een accreditatie en kan de instelling de opleiding inschrijven in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) van de overheid. Vanaf dat moment kan de instelling iedere opleiding rechtstreeks bij de NVAO ter accreditatie aanbieden.