BIZ
BIZ
Mandaatbesluit personele bevoegdheden DG Openbare Orde en Veiligheid
21 augustus 1996/Nr. E96/U2480 Directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid
De Minister van Binnenlandse Zaken, Overwegende, dat het in het kader van de decentralisatie van beheersbevoegd- heden noodzakelijk is bij het directo-
raat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid regelingen te treVen met
betrekking tot het personele beheer en de bevoegdheden op personeelterrein te mandateren aan de directeur-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid;
Besluit:
Artikel 1
De directeur-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid is bevoegd om met inachtneming van het bepaalde in dit
besluit namens de Minister van Binnen- landse Zaken bevoegdheden op perso- neelgebied zoals deze zijn vermeld in de bijlage uit te oefenen ten aanzien van
het directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid.
Artikel 2
De uitoefening van de in artikel 1 bedoelde bevoegdheden geschiedt met inachtneming van de algemene en bij-
zondere voor de rijksdienst vastgestelde regels en de nadere departementale regelgeving.
Artikel 3
1. De directeur-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid kan in het kader
van de uitvoering van het tussen de secretaris-generaal en de directeur-gene- raal voor Openbare Orde en Veiligheid gesloten managementcontract bij het
directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid de in artikel 1 bedoelde bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren:
– aan de directeur Brandweer en Ram- penbestrijding, waar het zaken betreft die de directie Brandweer en Rampen- bestrijding aangaan;
– aan de directeur Politie, waar het
zaken betreft die de directie Politie aan- gaan;
– aan het hoofd Landelijk Coördinatie- centrum, waar het zaken betreft die het Landelijk Coördinatiecentrum aangaan;
– aan het hoofd Informatiebeleid OOV waar het zaken betreft die de afdeling Informatiebeleid OOV aangaan;
– aan het hoofd van de Inspectie Politie waar het zaken betreft die Inspectie
Politie aangaan.
2. De directeur-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid kan het aanstellen van respectievelijk het verlenen van
ontslag aan personen die een functie vervullen waaraan salarisschaal 12 of hoger is verbonden niet mandateren.
Artikel 4
Bij de uitoefening van de in artikel 3,
eerste lid, bedoelde bevoegdheid van de directeur-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid luidt de ondertekening
van de documenten:
’DE MINISTER VAN BINNEN- LANDSE ZAKEN,
voor deze,
(functiebenaming van de onderteke- naar)’.
Artikel 5
Het Mandaatbesluit personele bevoegd- heden directeur-generaal voor Open-
bare Orde en Veiligheid van 9 novem- ber 1993, nr. E93/U3267, wordt
ingetrokken.
Artikel 6
1. Dit besluit treedt in werking met
ingang van de tweede dag na de dagte- kening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1996.
2. Dit besluit kan worden aangehaald als: Mandaatbesluit personele bevoegd- heden directeur-generaal voor Open-
bare Orde en Veiligheid. Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 augustus 1996.
De Minister van Binnenlandse Zaken, voor deze,
de secretaris-generaal,
W. J. Kuijken.
Bijlage
De bevoegdheden op personeelsgebied, bedoeld in artikel 1, zijn:
1. Het vaststellen van de formatie met inachtneming van het statuut decen-
traal formatiebeheer DGOOV. Het
maken van orgaan- en functiebeschrij- vingen en het inrichten van de formatie van het directoraat-generaal voor
Openbare Orde en Veiligheid met
inachtneming en gebruikmaking van: a. het bepaalde in het BBRA 1984;
b. de vastgestelde topformatie;
c. de personeelsbegroting qua aantallen en budget;
d. de voor het ministerie vastgestelde randvoorwaarden.
2. a. De werving en selectie van interne en externe sollicitanten;
b. het aanstellen, in tijdelijke of vaste dienst van medewerkers, voorzover die
bevoegdheid niet aan de Kroon is voor- behouden;
c. het zowel ambtshalve als op verzoek verlengen van de proeftijd;
d. het afsluiten van overeenkomsten met stagiair(e)s;
e. het inschakelen van uitzendkrachten.
3. a. Het vaststellen van de salaris- schaal en het salaris, voorzover die
bevoegdheid niet aan de Kroon is voor- behouden;
b. het toekennen en intrekken van toe- lagen welke hun grondslag hebben in
het BBRA 1984, behoudens die toelage waarvan de bevoegdheid tot toekenning is voorbehouden aan de Kroon, de
minister-president of de Minister van Binnenlandse Zaken vanuit zijn functie als coördinerend bewindspersoon ten aanzien van het overheidspersoneelsbe- leid;
c. het toekennen van gratificaties;
d. het toekennen van schadevergoedin- gen en schadeloosstellingen op grond van de circulaire van 22 september 1970, nummer AB70/2238 alsmede op
grond van artikel 69, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;
4. a. Het tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden;
b. het overplaatsen;
c. het belasten met de waarneming van een andere, hoger gewaardeerde func- tie;
d. het aanwijzen als herplaatsingskandi- daat.
5. a. Het opdragen van overwerk;
b. het al dan niet verlenen van toestem- ming tot het in diensttijd vervullen van een nevenfunctie en bijgevolg het al
dan niet verlenen van buitengewoon verlof daartoe;
c. het vaststellen van werk- en dienst- roosters;
d. het verlenen van buitengewoon ver- lof van korte duur;
e. het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, voorzover die bevoegd- heid niet is voorbehouden aan de
Kroon;
f. het toestaan en weigeren van werken in deeltijd;
g. het verlenen van vakantie;
x. het verlenen van zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof, voor- zover de desbetreVende regeling daar-
toe de mogelijkheid biedt;
i. het vaststellen van de werktijd in het kader van de PAS-regeling.
6. a. Het opstellen van personeelsmeer- jarenramingen;
b. het opstellen van de personeelsplan- nen voor het directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid;
c. het opstellen en uitvoeren van vor- mings- en opleidingsplannen.
7. a. Het verlenen van studiefaciliteiten;
b. het bepalen of een dienstopdracht moet worden gevolgd;
c. het toekennen van een telefoonkos- tenvergoeding;
d. het machtigen tot het gebruik van de eigen auto voor dienstreizen;
e. opleggen van de plicht tot het (gaan) wonen in of nabij de standplaats;
f. het toekennen van de vergoedingen genoemd in het Verplaatsingskostenbe- sluit 1989;
g. het optreden als beoordelingsautori- teit;
h. het afnemen van de eed of belofte
ten aanzien van personeelsleden werk- zaam bij het directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid met uit- zondering van de plaatsvervangend directeur-generaal.
8. Het de ambtenaar opdragen zich aan een bedrijfsgeneeskundig onderzoek te onderwerpen.
9. a. Het opleggen van disciplinaire straVen;
b. het schorsen;
c. het ontzeggen van de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk, danwel het verblijf aldaar;
d. het verlenen van ontslag, dan wel het beëindigen van de arbeidsovereen-
komst, een en ander voorzover deze
bevoegdheden berusten bij de Minister van Binnenlandse Zaken als hoofd van het ministerie.