ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL
INZAKE:
1. A, xxx, wondende te xxx , haar echtgenoot B en hun minderjarige kinderen C en D, allen wonende op hetzelfde adres;
2. E, wonende te xxx , zijn echtgenote F en hun minderjarige dochter G, allen wondende op hetzelfde adres;
Eisers;
Ter zitting vertegenwoordigd door Xxxxxxx xxx.
EN
RO, met maatschappelijke zetel gevestigd te xxx, ingeschreven in het handelsregister te xxx onder het nummer xxx, licentie xxx;
Verweerster;
Ter zitting vertegenwoordigd door Mevrouw xxx.
Hebben de ondertekenden:
1. De Heer xxx, xxx te xxx;
2. De Heer xxx, vertegenwoordiger van de reissector, met adres te xxx;
3. De Heer xxx, vertegenwoordiger van de reissector, met adres te xxx;
4. Mevrouw xxx, vertegenwoordigster van de verbruikersverenigingen, met adres te xxx;
5. De Heer xxx, vertegenwoordiger van de verbruikersverenigingen, met adres te xxx;
in hun hoedanigheid van arbiter, deel uitmakende van een Arbitraal College, opgericht binnen de schoot van de VZW Geschillencommissie Reizen, waarvan de zetel thans gevestigd is aan de Bd. X. Xxxxxxxxxxxx 000, 0000 Xxxxxxx (Ministerie van Economische Zaken) en bijgestaan door Mevrouw xxx, griffier,
volgende uitspraak geveld:
1. Procedure:
Gelet op de artikelen 1676 e.v. van het Gerechtelijk wetboek;
Partijen hebben bij het sluiten van het reiscontract een arbitrale clausule aanvaard, die beschreven wordt in de door de verweerster gehanteerde algemene reisvoorwaarden.
Deze voorwaarden werden opgenomen in de reisbrochure op basis waarvan eisers hun reis boekten.
Hierdoor hebben partijen aanvaard dat de beslechting van de geschillen die uit deze overeenkomst voortvloeien, berecht dienen te worden door een door de VZW Geschillencommissie Reizen aangewezen Arbitraal College. Het Arbitraal college, waarvan de samenstelling hierboven werd weergegeven, is bevoegd om het tussen eisers en verweerster gerezen geschil te beslechten.
De vordering werd op verzoek van de eisers aanhangig gemaakt door het indienen van het door hen ondertekende vragenformulier d.d. 18 november 2003. Dit formulier werd ontvangen op het secretariaat van de VZW Geschillencommissie Reizen op datum van 17 maart 2003.
Alle bovenvermelde partijen werden behoorlijk opgeroepen bij aangetekend schrijven d.d. 8 april 2004 om te verschijnen op de zitting van het Arbitraal College van 21 september 2004.
2. De feiten:
Uit de door partijen voorgelegde stukken en toelichting ter zitting door partijen blijkt dat eisers via de reisbemiddelaar RB te xxx een reis hebben geboekt bij de reisorganisator RO in een vakantiedomein aan de Franse Azurenkust voor zeven personen, van 14 tot 28 juni 2003.
De totale reissom bedroeg 1514, 80 EUR waaronder inbegrepen het logies en diverse attracties en diensten.
Een week voor afreis naar de vakantiebestemming kregen eisers te horen van de reisbemiddelaar dat de verwachtte attracties zoals een basketbalterrein, petanque en een reuzenschaakspel niet aanwezig waren op het vakantiedomein en dit in tegenstelling tot wat in de brochure te lezen stond.
De avond voor het vertrek kregen eisers te horen dat het zwembad niet tijdig klaar was geraakt. Ter compensatie zouden ze 20% van de reissom teruggestort krijgen.
Ter plaatse bleek dat RB de huur van het bedlinnen niet had doorgegeven. De in de brochure beschreven wasserette, de TV, het restaurant en het tennisveld bleken niet aanwezig te zijn op het vakantiedomein.
In feite is gebleken dat het vakantiedomein failliet was verklaard.
Hoewel verweerster reeds in april 2003 op de hoogte was van het faillissement van het vakantiedomein werd de reizigers geen alternatief aangeboden noch werd een kosteloze annulatie voorgesteld.
3. Voorwerp van de vordering:
Eisers vorderen de terugbetaling van de volledige prijs van de reis, i.e. 1514, 80 EUR ter vergoeding van de geleden schade.
4 Beoordeling:
De tussen partijen gesloten overeenkomst betreft een reisovereenkomst waarop de Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het Contract tot Reisorganisatie en Reisbemiddeling (hierna genoemd Reiswet) van toepassing is.
De reisorganisator is er toe gehouden, overeenkomstig artikel 13 van de Reiswet, de reizigers zo spoedig mogelijk, en in elk geval vóór de afreis, op de hoogte te brengen van het feit dat wezenlijke punten van het contract niet kunnen worden uitgevoerd. Bovendien is de reisorganisator ertoe gehouden de reizigers in te lichten over de mogelijkheid het contract te verbreken zonder kosten. Hierbij hebben de reizigers ingevolge artikel 14 van de Reiswet de keuze tussen een nieuw aanbod van een reis of de terugbetaling van alle op grond van het contract betaalde bedragen;
Er kan niet worden betwist dat de dienstverleningen, zoals voorzien in de brochure, grotendeels niet aanwezig waren.
De reisorganisator kan een groot gebrek aan zorgvuldigheid verweten worden nu zij niet gehandeld heeft overeenkomstig voornoemde artikelen hoewel zij reeds in april 2003 op de hoogte was van het faillissement van het bedoelde vakantiedomein; Verweerster heeft nagelaten de reisbemiddelaar en de reizigers op de hoogte te stellen van de problemen.
Overwegende dat de reisorganisator overeenkomstig artikel 15 van de wet van 16 februari 1994 alle nodige maatregelen moet nemen om de reizigers passende en kosteloze (gelijkwaardige) alternatieven aan te bieden, indien tijdens de reis blijkt dat een belangrijk deel van de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, niet kan worden uitgevoerd;
Krachtens artikel 17 van de Reiswet is de reisorganisator aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract, ongeacht of zijn verplichtingen uit te voeren zijn door hemzelf, zijn aangestelden, dan wel door andere verstrekkers van diensten.
Op grond van bovenvermelde bepalingen uit de Reiswet blijkt de vordering van eisers aangaande de hiervoor genoemde punten gegrond te zijn.
5. Schadebegroting en gedingkosten:
Xxxxxx maken aanspraak op een schadevergoeding van 1514, 80 EUR, zijnde de totale reissom.
De vergoeding van de schade die de eisers in het geheel hebben geleden kan in billijkheid worden vastgesteld op 75% van de totale reissom ofwel 1.136, 10 EUR.
De reizigers hebben toch deels van hun vakantie kunnen genieten.
De gedingkosten voor een bedrag van 151, 48 EUR worden ten laste gelegd van verweerster.
OM DEZE REDENEN,
HET ARBITRAAL COLLEGE,
Verklaart bevoegd te zijn om van de vordering kennis te nemen.
Verklaart de vordering van eisende partij ontvankelijk en in hierna bepaalde mate gegrond.
Veroordeelt verweerster tot het betalen aan eisers van een schadevergoeding van 1.136, 10 EUR ex aequo et bono vastgesteld.
Begroot de kosten van het geding op het door eisende partij voorgeschoten klachtengeld ten bedrage van 151, 48 EUR en legt de kosten ten laste van verweerster;
Aldus uitgesproken met eenstemmigheid te Brussel op 21 september 2004.
Het arbitraal College