GEMEENTELIJK REGLEMENT
GEMEENTELIJK REGLEMENT
Dossier behandeld door:
ir. Xxxxx Xxxxxxx, Gemeentesecretaris: 051/33.74.10 E-mail: xxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxx.xx
Betreft: GEMEENTELIJK REGLEMENT HOUDENDE DE VOORWAARDEN TOT HET EXPLOITEREN VAN EEN TAXIDIENST
HOOFDSTUK 1. VERGUNNING EN EXPLOITATIE
AFDELING 1 - VERGUNNING
Artikel 1
Niemand mag, zonder vergunning, een taxidienst exploiteren door middel van één of meer voertuigen van op de openbare weg of op elke andere niet voor het openbaar verkeer opengestelde plaats die zich op het grondgebied van Ingelmunster bevindt.
Met “voertuig” kan het zowel gaan om een auto of een minibus, als om een twee- of driewielige motor, al dan niet met zijspan of aanhangwagen, op voorwaarde dat het voertuig naar constructie en uitrusting geschikt is voor het vervoer van ten hoogste negen personen, de bestuurder inbegrepen.
De paardenkoetsen en taxifietsen (met hulpmotor van minder dan 0.3 kW) vallen niet onder het toepassingsgebied van dit reglement.
Artikel 2
De vergunning voor het exploiteren van een taxidienst wordt aangevraagd bij het Col- lege van Burgemeester en Schepenen via een daartoe bestemd aanvraagformulier dat via de website ter beschikking wordt gesteld.
Artikel 3
Onder de voorwaarden vastgesteld door de Gemeenteraad in dit reglement wordt de vergunning of de hernieuwing van de vergunning voor het exploiteren van een taxi- dienst op het grondgebied van Ingelmunster afgegeven door het College van Burge- meester en Schepenen binnen de 3 maanden na de indiening van de aanvraag.
De vergunning voor het exploiteren van een taxidienst omvat de toelating voor het stationeren op eender welke standplaats die niet op de openbare weg gelegen is maar waarover de exploitant beschikt, of op eender welke standplaats op de openba- re weg in de vergunningverlenende gemeente die voorbehouden wordt voor de taxi’s en vrij is mits de vergunning het gebruik hiervan expliciet vermeldt.
Artikel 4
Het College van Burgemeester en Schepenen levert 1 vergunning af per exploitant. De vergunning vermeldt het aantal taxivoertuigen en het aantal reservevoertuigen, waarvoor ze afgegeven werd en of er al dan niet gebruik mag gemaakt worden van standplaatsen op de openbare weg en van radiotelefonie.
In de vergunning wordt er aan elk voertuig een identificatienummer (bestaande uit vier cijfers) toegekend. Elke identificatienummer kan slecht éénmaal worden toege- wezen. De vergunning geeft een opsomming van de identificatienummers.
Artikel 5
De houder van een vergunning kan te allen tijde het college verzoeken het aantal voertuigen dat het voorwerp uitmaakt van zijn vergunning voor een taxidienst, te verhogen of te verlagen.
De beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen wordt genomen vol- gens de procedure en de voorwaarden die van toepassing zijn op de aanvraag van een vergunning voor een taxidienst
Artikel 6
§1 - De vergunning wordt afgegeven na een onderzoek door het College van Burge- meester en Schepenen omtrent de door de aanvrager gegeven zedelijke waarborgen, zijn beroepsbekwaamheid en zijn solvabiliteit.
§2 - Wanneer de vergunning aan een rechtspersoon wordt afgegeven, moet de zaak- voerder van de rechtspersoon voldoen aan de voorwaarden opgelegd aan een na- tuurlijk persoon om houder te worden van de vergunning, en dit gedurende de hele duur van de exploitatie.
§3 - Vooraleer de vergunningshouder iemand als taxibestuurder tewerkstelt, moet deze laatste beschikken over een toelating van het College van Burgemeester en Schepenen om deze functie uit te oefenen.
§4 - Tot het bekomen van een toelating van taxibestuurder moet de solliciterende chauffeur een schriftelijke, door hem ondertekende aanvraag richten aan het College van Burgemeester en Schepenen.
Bij de aanvraag moeten volgende documenten gevoegd worden:
• een uittreksel uit het strafregister dat niet ouder mag zijn dan 3 maanden;
• een voor eensluidend verklaard afschrift van het geldig bewijs van xxxxxx- xxxxxxx schifting voor autobestuurders;
• een voor eensluidend verklaard afschrift van het nationaal rijbewijs voor de categorie B, C, of O.
De chauffeur van vreemde nationaliteit, niet EEG-onderdaan, moet houder zijn van een arbeidsvergunning;
• een attest van onmiddellijke aangifte overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van te- werkstelling, DIMONA attest genoemd;
• een kopie van het arbeidscontract.
§5 - In afwachting van de aflevering van de toelating door het College van Burge- meester en Schepenen, zoals vermeld in §1 van dit artikel, kan een chauffeur voorlo- pig tewerkgesteld worden mits voorleggen van:
• een DIMONA-attest
• een kopie van het arbeidscontract.
§6 - De toelating van taxichauffeur is slechts geldig tot het einde van het lopend ka- lender jaar.
Per kalenderjaar, met ingang van 1 januari van ieder jaar, dient een nieuwe toelating van taxichauffeur bekomen te worden. Hiervoor moet, in de loop van de maand no-
vember voorafgaand aan het jaar waarop de vergunning slaat, schriftelijk een door de taxichauffeur ondertekende aanvraag om hernieuwing van de toelating gericht te worden aan het College van Burgemeester en Schepenen.
Bij de aanvraag om hernieuwing van toelating dienen volgende documenten gevoegd te worden:
• een uittreksel uit het strafregister dat niet ouder mag zijn dan 3 maanden;
• recent DIMONA-attest van de werkgever waarin bevestigd wordt dat bedoel- de chauffeur bij hem als werknemer is ingeschreven.
§7 - Op de toelating van taxichauffeur moet de werkgever de datum invullen van in- diensttreding van betrokken chauffeur. Desgevallend moet ook de datum van het ver- laten van het bedrijf ingevuld worden.
Beide notities dienen gevolgd te worden door de handtekening van de werkgever, geviseerd door de burgemeester of zijn aangestelde.
§8 - Het College van Burgemeester en Schepenen kan het verlenen van de bedoelde toelating afhankelijk stellen van het slagen in een proef.
Deze proef kan handelen over de beschrijving van de kortste weg, het verkeersre- glement, de tarieven, de taxameter, de maatregelen tegen ongevallen, enz ...
Deze proef wordt afgenomen door de gemeente in samenwerking met de politiezone.
§9 - Het College van Burgemeester en Schepenen kan de toelating, om de functie van taxichauffeur uit te oefenen, intrekken of weigeren bij de chauffeurs:
• die veroordeeld zijn wegens inbreuken op de voorschriften van onderhavig taxireglement
• van wie op het uittreksel uit het strafregister één van onderstaande xxxxxxx- xxx is vermeld:
o dronkenschap aan het stuur;
o openbare dronkenschap;
o verkeersongeval met vluchtmisdrijf waarbij lichamelijk letsel werd veroorzaakt aan derden.
• van wie op het uittreksel uit het strafregister één van onderstaande xxxxxxx- xxx is vermeld en waarvan de veroordeling minder dan 5 jaar geleden is:
o druggebruik en aanzetten tot druggebruik;
o toebrengen van opzettelijke slagen waarbij verwondingen werden toegebracht aan derden;
o ontucht of prostitutie of aanzetten tot een van die feiten.
§10 - De toelating om de functie van taxibestuurder uit te oefenen vervalt van rechtswege indien de chauffeur niet meer beschikt over de geldige documenten be- doeld in de paragrafen 4 en 5 van dit artikel of indien de vermeldingen opgelegd door paragraaf 7 van dit artikel niet op de toelating aangebracht zijn, onverminderd de mogelijkheid tot schorsing of intrekking van de vergunning van de exploitant.
Artikel 7
§1 - De vergunning wordt slechts afgegeven aan een natuurlijk persoon of rechtsper- soon die hetzij eigenaar is van het of de voertuigen, hetzij er de beschikking over heeft door een contract van aankoop op afbetaling, hetzij door een leasingovereen- komst.
§2 - De vergunninghouder van wie een voertuig tijdelijk niet beschikbaar is ten ge- volge van een ongeval, een ernstig mechanisch defect, brand of diefstal kan, op zijn verzoek, gemachtigd worden zijn dienst te verrichten door middel van een vervan- gingsvoertuig dat hij niet in eigendom heeft en waarvoor hij evenmin een contract van aankoop op afbetaling of een leasingovereenkomst kan voorleggen.
Deze machtiging wordt voor maximum 3 maanden verleend en is niet hernieuwbaar.
De machtiging om de dienst te verrichten met een vervangingsvoertuig wordt aange- vraagd aan het College van Burgemeester en Schepenen, dat binnen de twee werk- dagen de vervangingskaart (wit) uitreikt. Na afloop van de toegestane termijn moet de exploitant binnen twee werkdagen de vervangingskaart inleveren bij de gemeente.
§3 - De verhuring, door de exploitant, onder welke vorm dan ook, van het of de voer- tuigen aan enigerlei persoon die het of de voertuigen zelf bestuurt of laat besturen, is verboden.
Artikel 8
De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar.
Nochtans mits voorafgaande machtiging van het College van Burgemeester en Sche- penen:
1° mag de echtgeno(o)t(e) of de duurzaam samenwonende partner of mogen bloed- of aanverwanten tot de tweede graad bij overlijden of permanente werkonbekwaam- heid van de vergunninghouder, onder dezelfde voorwaarden de exploitatie van de dienst voortzetten tot het einde van de inde vergunning gestelde termijn.
2° kan een rechtspersoon de exploitatie van een natuurlijk persoon die houder is van een vergunning voortzetten wanneer deze houder zijn vergunning inbrengt in deze rechtspersoon die hij opricht en waarvan hij de meerderheidsvennoot is, alsook de zaakvoerder.
3° kan een rechtspersoon zijn vergunning verdelen onder de personeelsleden van zijn onderneming op voorwaarde dat:
• de vergunning in zijn geheel wordt overgedragen en de rechtspersoon zijn activiteiten als taxi-exploitant volledig stopzet;
• de personeelsleden onder wie de vergunning wordt verdeeld, op datum van de aanvraag tot verdeling van de vergunning, sedert ten minste 3 jaar actief en ononderbroken aan de exploitatie van een taxidienst deelnemen, en die sedert tenminste 1 jaar als werknemer zijn ingeschreven in het personeelsre- gister van de rechtspersoon die zijn vergunning wenst te verdelen;
• de rechtspersoon die zijn exploitatie stopzet de nodige bewijsstukken voor- legt waarbij wordt aangetoond dat voldaan is aan de sociale en fiscale ver- plichtingen.
Artikel 9
De vergunning met de taxi- en de reservekaarten dient afgehaald te worden binnen de drie maanden vanaf de datum van de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen. Na deze termijn vervalt de vergunning.
Artikel 10
De duur van de vergunning is vijf jaar.
De vergunning kan voor dezelfde duur hernieuwd worden.
Zij kan voor minder dan vijf jaar verleend of hernieuwd worden als bijzondere, in de
vergunning of hernieuwingsakte vermelde omstandigheden, die afwijking wettigen. Artikel 11
Bij een met redenen omklede beslissing van het College van Burgemeester en Sche- penen kan de vergunning ingetrokken of voor een bepaalde duur geschorst worden of kan de hernieuwing van de vergunning worden geweigerd wegens één van vol- gende redenen:
• indien de exploitant de bepalingen van de exploitatievoorwaarden, het de- creet van 20 april 2001 en de uitvoeringsbesluiten ervan niet naleeft;
• indien de exploitant niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake zedelijk- heid, beroepsbekwaamheid of solvabiliteit;
• indien de exploitant de op hem van toepassing zijnde wetgeving in het kader van zijn beroepsuitoefening, niet naleeft.
Met uitzondering van voorgaande gevallen, kan een vergunninghouder die zijn taxi- exploitatie stopzet, gedurende een periode van tenminste drie jaar na datum van ak- teneming hiervan door het College van Burgemeester en Schepenen, geen vergun- ning verwerven, noch meerderheidsvennoot worden in een rechtspersoon die houder is van een vergunning voor het exploiteren van een taxidienst of deze heeft aange- vraagd
Artikel 12
Tegen de in artikel 11 genoemde beslissingen, of in voorkomend geval bij ontstente- nis van beslissing binnen drie maanden na de indienen van de aanvraag, kan beroep ingesteld worden bij de bestendige deputatie van de provincie West-Vlaanderen die bij een met redenen omklede beslissing uitspraak doet binnen drie maanden na het ontvangen van het beroepsschrift.
Het beroep moet worden ingediend bij aangetekend schrijven binnen vijftien dagen na de betekening van de beslissing tot weigering of binnen vijftien dagen na de da- tum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt die op de indiening van de aan- vraag volgt.
Indien de bestendige deputatie geen beslissing genomen heeft binnen de gestelde termijn kan de aanvrager bij aangetekend schrijven, vragen om binnen de dertig da- gen na de verzending, een beslissing te nemen. Indien binnen deze termijn de be- stendige deputatie niet heeft beslist, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
AFDELING 2 - EXPLOITATIE
Artikel 13
De exploitant van een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, die een vergunning bezit, mag de in de vergunning vermelde voertuigen inzetten als taxidienst, mits een vergunning van het College van Burgemeester en Schepenen en betaling van een bijkomende belasting overeenkomstig artikel 20 van dit reglement.
Artikel 14
De exploitanten van taxidiensten mogen ertoe gemachtigd worden om voor de exploi- tatie van hun diensten over reservevoertuigen te beschikken waarvan ze eigenaar zijn of waarover ze beschikken bij een contract van verkoop op afbetaling of een leasing- overeenkomst.
De reservevoertuigen moeten ten minste uitgerust zijn om een taxidienst te verzeke- ren.
Deze reservevoertuigen mogen niet verhuurd worden.
De vergunning vermeldt, in voorkomend geval, het aantal reservevoertuigen waar- over de exploitant mag beschikken.
Artikel 15
Het aantal reservevoertuigen is beperkt: voor elk begonnen schijf van tien toegelaten taxivoertuigen is er maar één reservevoertuig.
De aanvraag om het aantal reservevoertuigen te verhogen of te verlagen dient te ge- beuren bij het College van Burgemeester en Schepenen.
Artikel 16
Ieder taxivoertuig krijgt twee taxikaarten met de volgende kleuren: een lichtgele kleur, als het taxivoertuig niet mag stationeren op de openbare weg, en een licht- groene kleur, als het wel mag stationeren op de op de openbare weg.
De reservevoertuigen krijgen een witte reservekaart. Artikel 17
De exploitanten die over een exploitatievergunning voor een taxidienst beschikken, kunnen die voertuigen enkel inzetten in het kader van geregeld vervoer of van bij- zondere vormen van geregeld vervoer mits ze een schriftelijke overeenkomst gesloten hebben met de Vlaamse Vervoermaatschappij (VVM).
Met geregeld vervoer wordt bedoeld: stads- of streekvervoer van personen met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halte- plaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet. Dit vervoer is voor iedereen toegankelijk.
Met bijzondere vormen van geregeld vervoer wordt bedoeld: geregeld vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet. De bijzondere vor- men van geregeld vervoer omvatten onder meer:
• vervoer van werknemers van en naar het werk;
• vervoer van scholieren en studenten van en naar hun onderwijsinstellingen;
• vervoer van militairen en hun gezinnen van en naar hun plaats van legering. Artikel 18
De exploitant is verplicht elke wijziging van adres van woonplaats, exploitatiezetel of maatschappelijke zetel, binnen vijf dagen aan het College van Burgemeester en Schepenen mee te delen.
AFDELING 3 – NORM AANTAL VERGUNDE TAXIVOERTUIGEN
Artikel 19
De norm voor het aantal vergunde taxivoertuigen op het grondgebied van Ingelmun- ster is 10.
Als deze norm bereikt is, wordt een wachtlijst opgemaakt waarin de naam of han- delsnaam en het adres van de aanvrager in chronologische volgorde van ontvangst van de aanvraag wordt ingeschreven.
Er wordt voorrang gegeven aan de exploitant die de hernieuwing van de vergunning aanvraagt op voorwaarde dat die voldoet aan alle vergunningsvoorwaarden.
Op eenvoudige vraag kunnen de personen die op de wachtlijst staan, hiervan een af- schrift krijgen.
HOOFDSTUK 2. BELASTINGEN
Artikel 20
De afgegeven vergunningen geven aanleiding tot een jaarlijkse en ondeelbare belas- ting, zoals bepaald in het gemeentelijk belastingreglement op de exploitatie van taxi- diensten. Deze belastingen worden door de gemeente geïnd.
HOOFDSTUK 3. TARIEVEN
Artikel 21
§1 - Het College van Burgemeester en Schepenen stelt de tarieven vast rekening houdend met de maximumtarieven voor taxivervoer opgelegd door de bevoegde mi- nister en op voorstel van de exploitant.
De exploitant kan tijdens de duur van de exploitatie een aanpassing van de tarieven aanvragen.
§2 - De tarieven moeten in elk voertuig zichtbaar uitgehangen worden.
In de voertuigen die in opdracht van de VMM rijden in het kader van geregeld ver- voer worden de tarieven van de VMM uitgehangen.
Als het vervoer wordt ingezet in opdracht van de VMM past de exploitant van de taxi- dienst de tarieven van de VMM toe in plaats van de tarieven die de gemeente heeft bepaald en wordt het berekeningsmechanisme niet ingeschakeld.
§3 - Er zijn 26 tarieven mogelijk, van A tot Z.
HOOFDSTUK 4. STOPZETTING
Artikel 22
In geval van definitieve stopzetting van de taxidienst brengt de exploitant de ge- meente daarvan onmiddellijk op de hoogte en levert de eerstvolgende werkdag de vergunning, de taxikaarten en de reserve- en vervangingskaarten in.
De datum van effectieve stopzetting is de datum waarop de exploitant de taxivergun- ning, de taxi- de reserve- en vervangingskaarten ingeleverd heeft bij de gemeente.
Hiervan krijgt hij een ontvangstbewijs.
HOOFDSTUK 5. BEPALINGEN BETREFFENDE HET VOERTUIG
Artikel 23
Met uitzondering van een motortaxi heeft het voertuig, als er twee of drie zitplaatsen zijn in het voertuig, de bestuurder inbegrepen, ten minste twee deuren.
Zijn er vier zitplaatsen of meer, dan heeft het voertuig ten minste drie deuren om in- en uit te stappen.
Artikel 24
De voertuigen in dienst bevinden zich in goede staat en bieden de nodige kwaliteit, comfort, gemak en netheid, zowel met betrekking tot de carrosserie als met betrek- king tot de cabine.
Artikel 25
De exploitant mag geen reclame op het voertuig aanbrengen. Artikel 26
Elk voertuig in dienst heeft twee geplastificeerde kaarten aan boord.
Eén kaart wordt in het voertuig, rechts onderaan, aan de binnenkant van de achter- ruit bevestigd. De gegevens van die kaart moeten leesbaar zijn voor derden.
De tweede kaart wordt op de rugleuning van de voorste passagiers bevestigd. Als het voertuig slechts over twee deuren beschikt, dan wordt die kaart op het dashboard bevestigd. De gegevens van die kaart moeten leesbaar zijn voor de klant.
Bij een motortaxi worden de twee kaarten leesbaar voor derden op het voertuig aan- gebracht.
In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de taxikaart wordt een nieuwe kaart met de vermelding “duplicaat” door de gemeente uitgereikt op vertoon van een attest van de politie.
Artikel 27
Op het ogenblik dat de reservevoertuigen of de vervangingsvoertuigen ingezet wor- den, moeten ze daarenboven aan de volgende voorwaarden voldoen:
• één geplastificeerde reservekaart, respectievelijk één geplastificeerde vervan- gingskaart en de taxikaart zijn naast elkaar, rechts onderaan aan de binnen- kant van de achterruit bevestigd;
• de reservevoertuigen, respectievelijk de vervangingsvoertuigen zijn als taxi verzekerd.
In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de reservekaart, respectieve- lijk de vervangingskaart wordt een nieuwe kaart met de vermelding “dupli- caat” door de gemeente uitgereikt op vertoon van een attest van de politie.
HOOFDSTUK 6. BEPALINGEN BETREFFENDE DE DIENST EN DE RITTEN
AFDELING 1 – TAXAMETER EN TARIEVEN
Artikel 28
De taxivoertuigen, de reserve- en vervangingsvoertuigen zijn uitgerust met een taxameter en randapparatuur.
Artikel 29
De randapparatuur bestaat ten minste uit een apparaat met opslagcapaciteit voor elektronische gegevens en een printer.
De gegevens zijn beveiligd in die zin dat de integriteit, de oorsprong en het niet- weerlegbare karakter ervan gewaarborgd zijn.
De exploitant bewaart gedurende vijf jaar de beveiligde gegevens. Artikel 30
De taxameter en eventueel de randapparatuur worden zo in het voertuig geplaatst dat de wijzerplaat ervan leesbaar is voor een klant die in het voertuig plaatsgenomen heeft. Zodra dat nodig is, wordt de wijzerplaat verlicht.
Als het voertuig wordt ingezet voor collectieve ritten, dan moet het voertuig uitgerust zijn met apparatuur die collectieve ritten kan berekenen.
Dit artikel is niet van toepassing op motortaxi’s. Artikel 31
De taxameter en de randapparatuur zijn in werking tijdens de dienst. Artikel 32
Het prijsberekeningsmechanisme van de taxameter wordt ingeschakeld op het ogen- blik dat de klant plaatsneemt in het voertuig.
Als de klant wordt afgehaald op het afgesproken tijdstip, dan mag het prijsbereke- ningsmechanisme van de taxameter worden ingeschakeld op het ogenblik dat de taxi stopt op de plaats van afhaling en nadat de bestuurder de klant verwittigd heeft dat hij aangekomen is.
Het prijsberekeningsmechanisme van de taxameter blijft ingeschakeld zolang de klant het voertuig gebruikt.
Artikel 33
De taxameter bevat enkel de tarieven die in de vergunning zijn vermeld.
AFDELING 2 – DIENSTSTATEN
Artikel 34
De taxameter met zijn randapparatuur moet de volgende gegevens kunnen verstrek- ken (deze gegevens worden opgeslagen in de randapparatuur):
• bij de aanvang van de dienst:
o de naam of benaming van de exploitant, zijn adres en telefoonnum- mer
o de datum
o het identificatienummer of het immatriculatienummer van de taxi
o de naam en de voornaam van de bestuurder
o de totalisatoren
o het uur waarop de dienst van de bestuurder begint
o voor de bezoldigde bestuurders het vastgestelde uur van het einde van de dienst
• tijdens de dienst: de uren van de effectief genomen rustpauze en van de dienstonderbrekingen
• aan het einde van de dienst:
o de totalisatoren
o de datum en het uur van de effectieve beëindiging van de dienst.
Artikel 35
De bestuurder kan een exemplaar van de dienststaat voor zichzelf afdrukken. Artikel 36
De gegevens van de taxameter met zijn randapparatuur worden gedurende 5 jaar bewaard.
Ze worden verstrekt op elk verzoek van de bevoegde ambtenaren en agenten.
AFDELING 3 – VERVOERBEWIJS
Artikel 37
De randapparatuur drukt de vervoerbewijzen automatisch af.
Hierop staan ten minste de volgende vermeldingen in onuitwisbare inkt:
• de vermelding “vervoerbewijs”
• de naam of benaming van de exploitant, zijn adres en telefoonnummer
• het identificatienummer of het immatriculatienummer van de taxi
• de naam van de bestuurder
• het volgnummer van de rit dat een oplopend getal is dat bestaat uit zeven cijfers, te beginnen met 0000001
• de datum en het uur van het in- en uitstappen
• de instap- en uitstapplaatsen
• het aantal afgelegde kilometers
• het toegepaste tarief
• de totale prijs van de rit, voorafgegaan door de vermelding “te betalen be- drag” of de prijs per persoon in geval van een collectieve rit
• de vermelding “klachten” en het telefoonnummer van de politiepost van de vergunningverlenende gemeente.
In geval van een collectieve taxi worden de vermeldingen per klant afgedrukt. In geen geval mag een handgeschreven vervoerbewijs worden afgegeven.
Als het vervoerbewijs niet kan worden geprint geeft de bestuurder een handgeschre- ven vervoerbewijs met alle voornoemde gegevens. Hij mag daarna geen klanten meer vervoeren met dit voertuig zolang het toestel niet is hersteld.
Alle bovenvermelde gegevens worden opgeslagen in de randapparatuur. Deze gege- vens worden gedurende vijf jaar bewaard. Ze worden verstrekt op elk verzoek van de bevoegde ambtenaren en agenten.
Extra kosten die verbonden zijn aan het taxivervoer, zoals parkeerkosten of wegentol, kunnen aan de klant worden doorgerekend mits het ontvangstbewijs aan de klant wordt afgegeven.
Artikel 38
Aan het einde van de rit wordt het vervoerbewijs van de desbetreffende rit aan de klant overhandigd, zelfs zonder dat die erom verzoekt.
AFDELING 4 – CONTROLERAPPORT
Artikel 39
De randapparatuur moet een controlerapport kunnen afdrukken. Hierop staan ten- minste de volgende vermeldingen in onuitwisbare inkt:
• de naam of benaming van de exploitant, zijn adres en telefoonnummer
• het identificatienummer of het immatriculatienummer van de taxi
• de naam of de benaming van de installateur van de taxameter en de randap- paratuur
• de naam van de bestuurder
• de datum en het uur waarop de dienst van de bestuurder begonnen is
• alle gegevens betreffende de uitgevoerde ritten sinds het begin van de dienst
• alle tarieven die de taxameter kan uitvoeren
• de totalisatoren.
Artikel 40 – Taxilicht
Met uitzondering van een motortaxi is er op het dak van elk taxivoertuig een taxilicht aanwezig. Dat is gekoppeld aan de taxameter.
Dat taxilicht vermeldt in het middengedeelte het woord “TAXI” op de voor- en achter- kant van de lichtinstallatie.
Als de taxi vrij is, xxxxxx het taxilicht. In alle andere gevallen brandt het taxilicht niet.
Er moet zich geen taxilicht op het dak van het taxivoertuig bevinden als het in op- dracht rijdt van de Vlaamse Vervoermaatschappij.
Artikel 41 - Affichering in de taxi
Met uitzondering van een motortaxi worden het keuringsbewijs en de groene verze- keringskaart van het voertuig duidelijk leesbaar voor de gebruikers in het taxivoertuig aangebracht.
Een collectieve taxi is duidelijk als dusdanig herkenbaar voor het publiek door middel van een bord met daarop minstens de vermelding “collectieve taxi”. Dat bord wordt vooraan in het voertuig geplaatst.
HOOFDSTUK 7. KLANTEN EN TAXIBESTUURDERS
Artikel 42
Behalve op andersluidend verzoek van de klant brengt de bestuurder hem langs de snelste weg naar zijn bestemming.
De bestuurder die een collectieve taxirit uitvoert, kiest zelf welke de meest geschikte en snelste route is.
Artikel 43
De klant die een taxi wil nemen, heeft het recht om opgepikt te worden door een taxibestuurder in dienst zodra die vrij is of in geval van een collectieve taxi, als er nog een lege plaats is, zelfs als de taxi zich dan op het grondgebied van een andere ge- meente bevindt, dan waar de toegelaten standplaats van de exploitant gelegen is.
Nochtans weigert de bestuurder deze rit als zijn voertuig zich op minder dan honderd meter bevindt van een standplaats voor taxi’s, waar één of meer voertuigen beschik- baar zijn.
Artikel 44
Het is verboden voor de klanten om in het taxivoertuig te roken. Artikel 45
De bestuurder mag:
• weigeren iemand mee te nemen die naar een verre of afgelegen plaats wil worden gebracht, tenzij zijn identiteit kan worden vastgesteld, zo nodig door een interventie van de politie;
• een voorschot eisen voor lange ritten;
• klanten weigeren die de openbare orde verstoren, de veiligheid in gevaar brengen, de goede zeden in het gedrang brengen en die het taxivoertuig niet respecteren.
Artikel 46
De bestuurder geeft de in zijn voertuig gevonden voorwerpen af bij de politie, uiterlijk binnen twee kalenderdagen.
Artikel 47
Het is de bestuurder verboden om:
• aan de klant een ander tarief of een andere prijs te vragen dan het tarief of de prijs vermeld in de vergunning, in de geafficheerde tarieven, door de taxameter of de randapparatuur;
• in geval van een taxi die ingezet wordt als geregeld vervoer in opdracht van de Vlaamse Vervoermaatschappij, aan de klant een prijs te vragen die hoger ligt dan die welke bepaald wordt door de VVM;
• in geval van een collectieve taxi, aan de klant een andere prijs te vragen dan die welke berekend wordt op basis van de op- en afstapplaatsen van elke klant, tenzij er een forfaitair tarief wordt toegepast;
• zijn dienst te verzekeren in het gezelschap van andere personen dan het cli- enteel, behalve als het gaat om een kandidaat-taxibestuurder die zijn stage doet;
• met zijn voertuig heen en weer te rijden om klanten te ronselen;
• de gegevens van de dienststaat en het vervoerbewijs te wijzigen;
• te roken tijdens de dienst.
De bestuurder moet de standplaatsen rein houden en alle sporen van vet, olie, mod- der en dergelijke meer van de door het voertuig ingenomen plaats verwijderen.
Artikel 48
Als er zich tijdens de rit een storing voordoet in de werking van de taxameter en de randapparatuur brengt de bestuurder de klant hiervan onmiddellijk op de hoogte en wordt het bedrag van de rit in overleg tussen de bestuurder en de klant vastgesteld.
Nadat de klant naar de bestemming is gebracht, stopt de bestuurder de taxidienst met dit voertuig.
Als er zich tijdens de rit een defect voordoet aan het voertuig of het raakt betrokken bij een ongeval, dan heeft de klant het recht om de taxi te verlaten na betaling van het door de taxameter aangegeven bedrag voor de reeds afgelegde kilometers.
De taxibestuurder zorgt ervoor dat de klant zijn rit kan voortzetten met een ander taxivoertuig.
In geen geval mogen de kosten van het oponthoud aan de klant aangerekend wor- den.
Artikel 49 - Statistische gegevens
Iedere taxi-exploitant dient de statistische gegevens betreffende zijn onderneming te verstrekken aan het gemeentebestuur indien hierom wordt verzocht.
Deze gegevens zijn vertrouwelijk en slechts bestemd voor statistische doeleinden be- treffende het personenvervoer.
HOOFDSTUK 8. HET STATIONEREN
Artikel 50
§1 - De vergunning voor het exploiteren van een taxidienst omvat de toelating voor het stationeren op eender welke standplaats die niet op de openbare weg gelegen is maar waarover de exploitant beschikt, of op eender welke standplaats op de openba- re weg in Ingelmunster die voorbehouden wordt voor de taxi’s en vrij is mits de ver- gunning het gebruik hiervan expliciet vermeldt.
§2 - Het aantal voertuigen dat aanwezig is op een bepaalde standplaats op de open-
bare weg mag in geen geval het aantal beschikbare plaatsen overschrijden.
§3 - Het voorzien, het wijzigen en het afschaffen van standplaatsen op de openbare weg gebeurt in overleg met de VVM (Vlaamse Vervoermaatschappij) en met de taxi- exploitanten met een vergunning.
Reglement aangenomen door de gemeenteraad op 20 september 2016.