NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
VR 2021 2602 VV DOC.0009/1QUATER
DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, BESTUURSZAKEN, INBURGERING EN GELIJKE KANSEN
NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
Betreft: Wijkverbeteringscontracten
Samenvatting: Om een versterkte aanpak van de uitdagingen in kwetsbare wijken te realiseren, streeft de Vlaamse regering wijkverbeteringscontracten na met het betrokken lokaal bestuur. Voorliggende Nota Vlaamse Regering operationaliseert deze beleidsambitie.
1. SITUERING
A. BELEIDSVELD/BELEIDSDOELSTELLING
Voorliggende nota aan de Vlaamse Regering kadert binnen de bevoegdheid Binnenlands bestuur.
B. VORIGE BESLISSINGEN EN ADVIEZEN
De Beleids- en begrotingstoelichting 2021 (BBT) vermeldt onder de strategische doelstelling “Onze steden en gemeenten zijn plaatsen waar iedereen duurzaam kan samenleven”, de operationele doelstelling: “Ik zet in op een vernieuwend beleidsinstrument op basis van wijkverbeteringscontracten met lokale besturen om kwetsbare wijken, die te maken hebben met een concentratie aan maatschappelijke problemen, te ondersteunen en via een mix van kordate en zachte maatregelen de vicieuze cirkel in deze wijken te doorbreken. Naar analogie met de stadsvernieuwingsprojecten zal ik in 2021 de eerste oproep lanceren waarop lokale besturen kunnen intekenen. Alle gemeenten en steden komen potentieel in aanmerking voor deze wijkverbeteringscontracten. In het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht is hiervoor 4.000.000 euro aan relancemiddelen voorzien.”
Het regeerakkoord vormt hiervoor het kader, waarin volgende passage is opgenomen: “Om tot een versterkte aanpak van kwetsbare wijken (op basis van indicatoren zoals lage werkzaamheidsgraad, slechte woonkwaliteit, lage scholingsgraad, hoge concentratie anderstaligheid, lage inkomens…) te komen, sluit de Vlaamse regering met het betrokken lokaal bestuur een wijkverbeteringscontract af. Aangezien de steden en gemeenten zelf het best geplaatst zijn om de lokale situatie te beoordelen, nemen zij het initiatief om in te tekenen op een Vlaamse oproep met jurering. In dit wijkverbeteringscontract engageren zowel de verschillende betrokken beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid als het betrokken lokaal bestuur zich om, door middel van een mix van kordate en zachte maatregelen, waarbij conform het bestuursdecreet kan worden afgeweken van bestaande regelgeving, de vicieuze cirkel in deze wijken te doorbreken door in te zetten op o.a. wonen, onderwijs, werk.”
Voor het advies van de Inspectie van Financiën en het akkoord van de minister bevoegd voor de begroting wordt verwezen naar respectievelijk rubriek 3A van voorliggende nota.
2. INHOUD
A. INLEIDING
In het Leipzig Charter, dat als een strategisch kader fungeert voor het Europese stedelijk beleid, wordt het niveau van de wijk beschouwd als een van de belangrijke niveaus waar sociale uitdagingen het scherpst worden ervaren en samenkomen. Ook in de praktijk van de Vlaamse steden en gemeenten wordt dat zo aangevoeld en tonen wijkgerichte programma’s (helaas) dat er in Vlaanderen nog wijken zijn die geconfronteerd worden met diverse en onderling verweven problematieken (werkgelegenheid, kwaliteit van de voorzieningen, armoederisico’s, enz.). Recentelijk werd het belang van een wijkgericht beleid bevestigd door het Maatschappelijke Relancecomité (MRC), getuige de verschillende aanbevelingen die worden gesitueerd in, of zich richten tot het wijkniveau. Het MRC verwijst bijvoorbeeld naar de bijkomende nood aan publieke ruimte in stadswijken met sociale achterstand of ook naar de nood aan het stimuleren van een actieve buurtwerking en -acties in wijken en buurten.
Het zijn de lokale besturen zelf die het best geplaatst zijn om de problematieken maar ook de kansen in bepaalde (kwetsbare) wijken te detecteren en die problemen vanuit een regisseursrol en/of uitvoerende rol aan te pakken. Het aanpakken van de problemen in kwetsbare wijken vraagt echter ook om een aanpak waarbij meerdere actoren de handen in elkaar slaan en vanuit één gedeeld kader ageren. Het is op dit punt dat het instrument van wijkverbeteringscontracten het verschil wil maken: het installeert een Vlaams-lokaal afsprakenkader waarbinnen verschillende lokale actoren maar ook bovenlokale instanties, op maat van de wijk, engagementen aangaan om het kwetsbare karakter van de wijk en de problemen die er in naar voren komen gezamenlijk en met vernieuwende instrumenten aan te pakken. Het proces naar een wijkverbeteringscontract wordt geïnitieerd vanuit de vaststelling dat het lokale bestuur zelf niet beschikt over alle hefbomen om tot oplossingen te komen in wijken waar de uitdagingen substantieel zijn, multidimensionaal van aard zijn en een zekere complexiteit vertonen.
Een wijkverbeteringscontract moet ruimte creëren voor nieuwe paden en experimenteerruimte en meer mogelijkheden bieden voor het lokale besturen als regisseur om concrete oplossingen op het terrein te realiseren. Daarom kan er binnen de context van een wijkverbeteringscontract een scala aan inzetbare instrumenten worden geoperationaliseerd die een vernieuwende aanpak met meer mogelijkheden voor het lokale bestuur mogelijk maken. Daartoe rekenen we onder meer (het bestuderen van de mogelijkheid tot) regelluwe zones, experimentenregelgeving, aanpassingen aan lokale en Vlaamse reglementaire kaders, aanpassingen in bovenlokale programmaties enzovoort, steeds vanuit een gedragen Vlaams-lokale samenwerkingsverbanden en op basis van duidelijke afspraken.
Centraal in de operationalisering van dit instrument staat een jaarlijkse oproep t.a.v. de lokale besturen, die wordt gelanceerd door de minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur. Onderstaand wordt het kader voor deze oproep en de aanpak ervan uiteengezet. Deze nota kadert in het relanceplan Vlaamse Veerkracht waarin een budget van 4.000.000 euro is voorzien.
B. OPERATIONALISERING VAN HET INSTRUMENT WIJKVERBETERINGS- CONTRACT
Het wijkverbeteringscontact is een engagementsverklaring waarbij verschillende actoren de gemeenschappelijke uitdaging aangaan om problematieken in kwetsbare wijken aan te pakken en deze engagementen vervolgens omzetten in concrete acties. De volgende kernprincipes zijn daarbij sturend.
Inhoudelijke principes van het wijkverbeteringscontract
Met het instrument wijkverbeteringscontract wil de Vlaamse Regering mee het verschil maken in die wijken die daar het meest bij gebaat zijn. Dat noopt tot scherpte en focus in de oproep zoals in de onderstaande paragraaf toegelicht.
Het niveau van de wijk
De oproep richt zich tot het niveau van de wijk. Het afbakenen en selecteren van een wijk wordt door het indienende lokale bestuur gemotiveerd. Het benoemen van een wijk kan onder meer gestaafd worden op basis van:
- wat historisch in de gemeente of de stad door de inwoners als een afgebakende buurt of wijk wordt aanzien; bijvoorbeeld: door een bepaalde naam die aan een buurt wordt gegeven;
- door het lokale bestuur gehanteerde indelingen die steunen op een onderbouwde analyse van onder meer de kenmerken van de wijk (demografisch, sociaal-economisch, enzovoort) (zie infra: omgevingsanalyse);
- bestaande programma’s en projecten en andere vormen van lokaal beleid die zich reeds
richten op het niveau van wijken (“wijkgericht beleid”);
- …
Cruciaal is dat het een afgebakende wijk betreft waarin zich een geheel aan verweven en simultaan voorkomende problematieken en uitdagingen manifesteren. Wijken die in aanmerking komen voor een wijkverbeteringscontract kunnen worden afgebakend van aangrenzende wijken of buurten, mede op basis van vaststelbare verschillen (indicatoren op het vlak demografie, veiligheid, huisvesting, samenleven, arbeidsmarkt, enz.).
Problematieken en uitdagingen
Het instrument “wijkverbeteringscontract” richt zich op het ondersteunen van de lokale besturen bij het aanpakken van uitdagingen in kwetsbare wijken. Centraal staat de focus op wijken met multidimensionale en verweven problematieken en uitdagingen. Dit kan - niet exhaustief - betrekking hebben op een combinatie van uitdagingen die raken aan factoren die opwaartse sociale mobiliteit verhinderen, uitdagingen op het vlak van samenleven, gezondheidsbedreigende omstandigheden, veiligheidsproblematieken, economisch gerelateerde kwetsbaarheden en/of infrastructurele problematieken.
Om in aanmerking te komen voor een wijkverbeteringscontract is het noodzakelijk dat het lokale bestuur een analyse maakt van de specifieke problematieken en uitdagingen. Het lokale bestuur zelf is daartoe het best geplaatst. De probleemanalyse steunt daarbij op kwantitatieve en kwalitatieve elementen. Teneinde de effectiviteit en efficiënte inzet van het instrument te bewaren, worden een aantal criteria opgenomen waaraan de aanvraag dient te beantwoorden:
- Een wijkverbeteringscontract focust op een combinatie van problematieken met een onderlinge verwevenheid.
- De problematiek moet naar impact substantieel zijn, bijvoorbeeld: (a) de wijk vertegenwoordigt een substantieel aandeel van de bevolking van de gemeente of stad; (b) een overgrote meerderheid van de bewoners en andere betrokkenen in de wijk is duidelijk gebaat bij een oplossing; of (c) de problematieken hebben een duidelijk en aantoonbare negatieve impact op de leefbaarheid van de gehele wijk, de kwaliteit van de relaties tussen
groepen van bewoners in die wijk of op de tevredenheid van de bewoners in de wijk. Het ingediende voorstel toont de problematiek en het substantiële karakter ervan duidelijk aan.
- Er zijn in de wijk combinaties van kwetsbare groepen af te bakenen; bijvoorbeeld: laaggeschoolden, werklozen, mensen met gezondheidsrisico’s, een grote concentratie aan mensen in armoede, enzovoort. Dat wordt helder aangetoond met relevante cijfergegevens
/ indicatoren die onder meer betrekking hebben op – niet-limitatief – lage werkzaamheidsgraad (of aandeel werkzoekenden), lage woonkwaliteit, lage scholingsgraad, hoge concentratie anderstaligheid, lage inkomens, hoog aandeel leefloongerechtigden, een hoge criminaliteitsgraad, een hoog aandeel scholieren met schoolse vertraging, een hoog aandeel eenoudergezinnen, een verouderd (woning)patrimonium, beperkt aandeel groene of open ruimte, bevolkingsdichtheid, demografische structuur, …
- De wijkproblematieken overstijgen de capaciteit en mogelijkheden van het lokale bestuur. Er is bijvoorbeeld een geheel aan maatregelen nodig die het lokale bestuur niet alleen kan ontplooien of waarover het lokale bestuur geen zeggenschap heeft. Er zijn, bijvoorbeeld, bovenlokale regelgevende kaders die een effectieve aanpak van de problematieken in de weg staan en die onder meer de afweging van een regelarme of -luwe zone verdienen.
Harde en zachte maatregelen als oplossing
Het lokale bestuur vormt de centrale actor in de aanpak van de problematieken in de kwetsbare wijk en zet die vooropgestelde aanpak uiteen bij de aanvraag. Bij het definiëren van deze maatregelen zijn volgende principes van belang bij de beoordeling van het wijkverbeteringscontract:
- Maatwerk: het wijkverbeteringscontract vertrekt vanuit de eigenheden en de specifieke context van de wijk en omvat oplossingen en instrumenten voor de reële en specifieke noden van de wijk. De mix van harde en zachte maatregelen wordt gedefinieerd in functie van de omgevingsanalyse van de wijk en legt helder de verbanden tussen de specifieke context en de te ondernemen maatregelen. Het duidt ook de verhouding tot eventuele reeds toegepaste en bestaande vormen van wijkgericht beleid in het lokale bestuur.
- Vernieuwend instrumentarium: een wijkverbeteringscontract wordt afgesloten voor wijken waarin bestaande instrumenten en (wijkgericht) beleid ontoereikend blijken te zijn. Het wijkverbeteringscontract moet er op gericht zijn ook vernieuwende instrumenten te activeren die (meer) in staat zijn om de uitdagingen in de wijk aan te pakken. Het wijkverbeteringscontract kent dus zeker ten dele een innovatief – experimenteel karakter. Illustratief betreft dat onder meer de volgende instrumenten:
o Vernieuwende samenwerkingen tussen actoren en instanties, vanuit een wijkgericht perspectief waarbij organisaties bereid zijn zich in te schakelen in de doelen van het wijkverbeteringscontract en om bijvoorbeeld een ketengerichte aanpak via individuele begeleidingstrajecten uit te bouwen.
o Vernieuwende vormen van publieke dienstverlening.
o Extra capaciteit door het ontplooien van nieuwe werkingen of de inzet van nieuwe profielen (bijvoorbeeld: wijkmariniers, programmaregisseurs, buurtregisseurs, enz.) of door bijkomende capaciteitsengagementen in de voorzieningen van de deelnemende actoren.
o Versnelde uitvoering en investeringen in (bovenlokale) programmaties; bijvoorbeeld: versnelde uitrol van een publiek mobiliteitsaanbod.
o Actief stimuleren en opzetten van een gestructureerd participatieproces met de doelgroepen in de wijk, via vormen van coproductie, zelfbeheer en zelfsturing (bijvoorbeeld: burgerbudget), waarbij de ervaring en kennis van de diverse wijkbewoners en -actoren wordt ingezet bij het vormgeven van projecten. Dit proces maakt integraal deel uit van het wijkverbeteringscontract.
o Naar omvang beperkte infrastructurele ingrepen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van en toegang tot de publieke infrastructuur/ ruimte of nieuwe publieke (en sociale) infrastructuur/ruimte
o Inzet van nieuwe technologieën: smart city oplossingen die bijdragen aan gedragssturing, monitoring van het publieke domein, enzovoort.
o Ruimte voor innovatie en experiment, waar wenselijk en mogelijk ook via (het onderzoeken van) vernieuwende regelgevingstechnieken of aanpassing van bestaande regelgeving: bv. tijdelijke regelgeving, experimentenwetgeving of regelluwe zones. De toepassing kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de sector van sociale woningen (bijvoorbeeld: inzake de toewijzingsregels, de betrokkenheid van sociaal assistenten), bouwvoorschriften /ruimtelijke ordening, experimenten met handels- of horecafuncties in panden met andere bestemming, experimenten op het vlak van innovatieve woonvormen, voorrangssystemen voor zorgbehoevenden, collectieve voorzieningen (bv. voor wateropvang), enzovoort.
- Geïntegreerd en aaneensluitend geheel van maatregelen: een wijkverbeteringscontract mikt op meer dan afzonderlijke doelstellingen en oplossingen. Het is per definitie beleidsdomein- en bestuursniveau-overschrijdend en vertrekt vanuit een transversale aanpak die oplossingen met elkaar verbindt.
- Benoemen van stakeholders en hun (gewenst) engagement: in een wijkverbeteringscontract verbinden publieke actoren, private actoren, bewoners en /of middenveldactoren zich tot een samenwerking en het realiseren van (meetbare) doelstellingen. Het lokale bestuur opereert daarbij als gangmaker van het samenwerkingsverband en verbindt de actoren in een engagement ten aanzien van het (voorstel van) wijkverbeteringscontract. De goedkeuring van het wijkverbeteringscontract door de Vlaamse regering zet ook de betrokken Vlaamse overheidsinstanties aan om zich actief in te schakelen in het behalen van de doelstellingen. De eigen (onder meer: budgettair) inspanningen die door de lokale besturen worden geleverd vormen een criterium bij de beoordeling van de aanvraag. Het indienende lokale bestuur engageert zich minimaal tot een cofinanciering van 20 percent t.a.v. de in het voorstel begrote kostprijs van de acties.
- Haalbaarheid van het geïdentificeerde instrumentarium: hoewel een wijkverbeterings- contract in zijn opzet innovatieve en experimentele instrumenten zal omvatten, vormt ook de haalbaarheid een criterium. Een voorstel voor een wijkverbeteringscontract omvat daarom een risicoanalyse en duidt aan hoe met risico’s die bedreigend zijn voor de realisatie van de doelstellingen en elke actie die daartoe bijdraagt, zal worden omgegaan.
- Meetbaar: zowel de problematisering als de selectie van instrumenten wordt onderbouwd en omkaderd met een uitgewerkte planning en met monitoring en evaluatie. Alle instrumenten die in de context van een wijkverbeteringscontract worden ontplooid, zijn zoveel als mogelijk ingepast in een systeem met meetbare doelstellingen.
- Kennisdeling: hoewel maatwerk een belangrijk criterium vormt voor het ontplooien van een wijkverbeteringscontract, is het belangrijk om de inzichten te delen met andere lokale besturen. Het lokale bestuur en de andere betrokken partijen gaan daarom in het kader van een wijkverbeteringscontract een engagement aan om maximaal kennis te delen omtrent de opgedane inzichten en formuleren in dat verband een strategie die gericht is kennisdisseminatie. Het Agentschap Binnenlands Bestuur faciliteert mee deze kennisdeling.
- Verhouding tot andere ondersteunende programma’s van de Vlaamse overheid: een voorstel tot wijkverbeteringscontract kan resulteren in maatregelen en instrumenten die door middel van een projectsubsidie in het kader van de oproep financieel worden ondersteund. De aanvraag omvat daartoe een begroting en duidt de aanpak omtrent de eventuele
continuering van de acties, na verloop van het wijkverbeteringscontract. Deze financiële ondersteuning focust op het ontplooien van instrumenten die niet in aanmerking komen voor subsidie via andere kanalen (geen dubbele subsidiëring). De focus van de projectsubsidiëring ligt in het kader van wijkverbeteringscontracten bij kosten voor onderzoek en ontwikkeling, werkingskosten, personeelskosten die toelaten om nieuwe initiatieven te ontplooien binnen een termijn van maximaal 4 jaar. De projectsubsidie kan in beperkte mate ingezet worden voor kleinschalige investeringen in publieke infrastructuur, ten belope van maximaal 20 percent van de totale subsidie.
Methodologische principes van het instrument wijkverbeteringscontract
Lanceren van de oproep
De minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur zal in 2021 een oproep lanceren die de modaliteiten binnen het kader van deze nota vastlegt. Alle lokale besturen kunnen volgend op de oproep voorstellen indienen voor een wijkverbeteringscontract.1 Tussen de publicatie van de oproep en de uiterste indiendatum ligt een periode minimaal vier maanden en uiterlijk vijf maanden na de lancering van de oproep.
Een voorstel vanuit het lokale bestuur
De lokale besturen formuleren in afstemming met de relevante actoren een voorstel voor een wijkverbeteringscontract en preciseren de inhoud ervan, de wijk waarop de (gewenste) aanpak betrekking heeft, de harde en zachte maatregelen die aan de orde zijn, de problemen waarmee de wijk heeft af te rekenen en mogelijke voorstellen tot oplossingen en het tijdsframe waarbinnen het contract wordt uitgevoerd, met een maximum van vier jaar. Ze houden daarbij rekening met de criteria, de voorwaarden en de procedure zoals omschreven in deze nota en de oproep. Het ingediende voorstel omvat een gedragen engagement van het lokale bestuur, gevalideerd door het College van Burgemeester en Schepenen en/of de Gemeenteraad, en duidt het engagement van de andere betrokken actoren ten aanzien van de uitvoering van het wijkverbeteringscontract aan. Aan de indiening van een voorstel gaat dus zoveel als mogelijk een door het lokale bestuur geregisseerd proces van draagvlakcreatie en afstemming met de relevante actoren vooraf, zodat de jury (zie infra) zich tijdens de beoordeling een goed beeld kan vormen van de haalbaarheid. Dit draagvlak houdt eveneens een engagement in van het lokale bestuur tot het opzetten van een bottom up-proces met actieve betrokkenheid van relevante doelgroepen in de wijk.
Beoordeling en jurering
Een door de minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur aangestelde jury van deskundigen beoordeelt de aanvraag voor het wijkverbeteringscontract. De jury bestaat uit externe stemgerechtigde deskundigen en niet-stemgerechtigde juryleden die verbonden zijn aan Vlaamse overheidsinstanties. De bevoegde minister kan voor de juryleden die niet verbonden zijn aan een Vlaamse overheidsinstelling (met IVA- of EVA-statuut) een vergoeding voorzien via een ministerieel besluit. Een vertegenwoordiger van de minister, bevoegd voor het Binnenlands Bestuur, kan als waarnemer aanwezig zijn bij de werkzaamheden van de jury. De minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur nodigt de collega-ministers en de minister-president uit om binnen de administraties waarvoor zij bevoegd zijn, één of meerdere afgevaardigden aan te duiden voor deelname aan de jury. Deze juryleden sluiten op afroep aan bij de jurering en dit in functie van de inhoudelijke focus van het wijkverbeteringscontract. Ze toetsen binnen hun respectievelijke organisaties en beleidsdomeinen de haalbaarheid en het engagement tot participatie in het voorstel van wijkverbeteringscontract af en brengen dit standpunt in tijdens het jureringsproces.
1 De oproepen worden bekend gemaakt via de kanalen van het Agentschap Binnenlands Bestuur en de relevante partners van dit agentschap. Bij de oproep wordt een sjabloon van document ter beschikking gesteld waarin het concrete opzet en de elementen conform voorliggende nota worden gepreciseerd.
Het jureringsproces kan op initiatief van de jury in twee fasen worden ingericht. In dat geval worden bij een eerste jureringsfase één of meerdere voorstellen, na een gemotiveerd advies van de jury, uitgesloten van een tweede jureringsfase en dit op basis van criteria zoals vermeld in deze nota (zie supra) en in de oproep. In de tweede jureringsfase evalueert de jury het voorstel na toelichting door het betrokken lokale bestuur en eventuele andere betrokken actoren. In het geval van een jureringsproces met één fase worden alle lokale besturen uitgenodigd voor een mondelinge toelichting ten aanzien van de jury.
De jury brengt een gemotiveerd advies aan de minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur. Het gemotiveerde advies omvat, vanuit de toetsing van de criteria (zie supra), een lijst met een rangorde. Die rangorde geeft aan welke ingediende voorstellen het meest in aanmerking komen voor een wijkverbeteringscontract. Het advies omvat naast deze rangorde een ontwerp van wijkverbeteringscontract met de inhoudelijke elementen (de probleemstelling, de doelen en te behalen indicatoren, de engagementen van de partijen bereid, de te ontplooien instrumenten), eventuele aanbevelingen ten aanzien van het voorstel, en omvat desgevallend een advies over de toekenning van een subsidie voor de uitvoering van de wijkverbeteringscontracten.
De Vlaamse regering neemt, rekening houdend met de rangorde en de beoordeling, een beslissing over de wijkverbeteringscontracten die worden afgesloten (met daarin minimaal opgenomen: de beoogde doelen, de ingezette instrumenten, de engagementen van de partijen) en de toekenning van eventuele daaraan verbonden subsidies. Deze beslissing omvat het engagement van de leden van de Vlaamse regering om, indien zij bevoegdheidsmatig worden gevat, mee uitvoering te geven aan de aanpak en acties die in het wijkverbeteringscontract zijn omschreven.
Indien de uitvoering van het wijkverbeteringscontract gekoppeld wordt aan een ondersteunende subsidie, omvat het subsidiebesluit minimaal de volgende rubrieken:
- de algemene doelstellingen van het wijkverbeteringscontract en hoe dit onder meer bijdraagt aan de doelstellingen van de Vlaamse regering en het lokale bestuur;
- het bedrag van de subsidie, de uitbetalingsmodaliteiten (aantal schijven) en -voorwaarden, alsook de controlemodaliteiten;
- een inhoudelijke projectbeschrijving en de context van de wijk (aan de hand van criteria meegegeven in het aanvraagformulier);
- omschrijving van te ondersteunen initiatieven of projectonderdelen;
- de motivering van de jury;
- een omschrijving van de betrokken partners en eventueel hun financiële inbreng;
- de aanwending van de subsidie voor personeel, werking en investeringen;
- de opvolging en begeleiding van het wijkprogramma;
- de looptijd van de subsidie.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur staat in voor de administratieve ondersteuning en coördinatie van dit proces.
Uitvoering van het wijkverbeteringscontract
De lokale besturen nemen de rol van eindverantwoordelijke op bij de uitvoering van het wijkverbeteringscontract. De duurtijd van het wijkverbeteringscontract loopt over een periode van maximaal vier jaar.
Voor elk wijkverbeteringscontract wordt een governance ontplooid die de uitvoering bewaakt en aanstuurt, vanuit volgende principes:
- Per wijkverbeteringscontract wordt een stuurgroep opgericht. Deze stuurgroep omvat vertegenwoordigers die worden aangeduid door het lokale bestuur en vertegenwoordigers van de betrokken Vlaamse ministers en administraties. Een vertegenwoordiger van het lokale bestuur zit de stuurgroep voor. De stuurgroep omvat minimaal één afgevaardigde van het Agentschap Binnenlands Bestuur en kan worden aangevuld met een afgevaardigde aangeduid
door de minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur. De stuurgroep bepaalt de operationele structuur ter uitvoering van het wijkverbeteringscontract zoals desgevallend in het wijkverbeteringscontract omschreven en fungeert als het platform waarin de betrokken actoren de uitvoering van het wijkverbeteringscontract aansturen, opvolgen en alle maatregelen en initiatieven nemen en voorbereiden om de uitvoering te garanderen. Het lokale bestuur zit de stuurgroep voor. Het Agentschap Binnenlands Bestuur neemt een coördinerende rol op bij de opvolging van de wijkverbeteringscontracten en fungeert wanneer nodig als de link tussen de betrokken Vlaamse overheidsinstanties en het lokale bestuur.
- De jury fungeert na het afsluiten van de wijkverbeteringscontracten in zijn gehele samenstelling als klankbordgroep bij de uitvoering van de wijkverbeteringscontracten. De rol van de klankbordgroep houdt ook een rol van evaluator in. De klankbordgroep volgt de werkzaamheden van de stuurgroep en de onderliggende operationele structuur op. De jury kan als klankbordgroep een lid afvaardigen naar de stuurgroep.
Opvolging en rapportage
De stuurgroep voorziet in een jaarlijkse voortgangsrapportage t.a.v. de klankbordgroep. Op basis van deze rapportage stelt de klankbordgroep een evaluatieverslag op t.a.v. de minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur. De stuurgroep kan inhoudelijke wijzigingen voorstellen die na positief advies van de klankbordgroep kunnen worden goedgekeurd door de Vlaamse minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur.
Er wordt door de minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur, mede op basis van de evaluatie van de klankbordgroep, voorzien in een tweejaarlijkse voortgangsrapportage t.a.v. de Vlaamse regering omtrent de uitvoering van de wijkverbeteringscontracten.
Een definitief evaluatierapport wordt voorgelegd aan de Vlaamse regering binnen een periode van zes maanden, na het verstrijken van elk wijkverbeteringscontract. De klankbordgroep is verantwoordelijk voor de opmaak van dit evaluatierapport en bouwt daarbij verder op de voortgangsrapportages van de stuurgroep. Het lokale bestuur geeft in de laatste voortgangsrapportage onder meer aan welke maatregelen, na het aflopen van het contract, met middelen van het lokale bestuur (binnen de eigen werking) worden gecontinueerd.
De interne opvolging en rapportage door het lokale bestuur gebeurt volgens de processen van het lokale bestuur.
3. BESTUURLIJKE IMPACT
A. BUDGETTAIRE IMPACT VOOR DE VLAAMSE OVERHEID
Er werd 4.000.000 euro op de Relance-provisie voorzien voor projectsubsidies ter ondersteuning van de afgesloten wijkverbeteringscontracten n.a.v. de oproep in 2021. Elk wijkverbeteringscontract kan maximaal rekenen op een projectsubsidie ten belope van 800.000 euro.
De benodigde middelen worden gecompenseerd via een herverdelingsbesluit vanuit de algemene provisie voor relancemaatregelen van Financiën en Begroting op een aan te maken basisallocatie voor relance. De vastlegging van de projectsubsidies gebeurt in 2021 onder het begrotingsartikel SJ0- 1SMC2HA-WT.
De aanwending ervan kan betrekking hebben op personeelsmiddelen, werkingsmiddelen, middelen voor studies en onderzoek en investeringen in publieke infrastructuur (maximaal 20 percent, zie supra). De concrete modaliteiten inzake uitbetaling worden opgenomen in de besluiten voor de projectsubsidies.
De leden van de Vlaamse regering kunnen bovenop voorgenoemde projectsubsidies, bijkomend beslissen over de toekenning van bijkomende financiële ondersteuning, naast eventuele andere engagementen (personeelsmiddelen, expertise, enzovoort). Daarbij worden de van toepassing zijnde geijkte besluitvormingsprocedures gevolgd.
De Inspectie van Financiën (IF) verleende op 16 januari 2020 een gunstig advies. De IF maakte een aantal opmerkingen:
Opmerking 1: De IF adviseert een minimum termijn te voorzien tussen het lanceren van de oproep en de indieningsdatum.
Antwoord: Tussen de publicatie van de oproep en de uiterste indiendatum ligt een periode van minimaal vier maanden en uiterlijk vijf maanden.
Opmerking 2: Op basis van welke rechtsgrond kan een vergoeding voor de juryleden worden voorzien?
Antwoord: de aanstelling van de jury alsook de vergoeding van externe deskundigen wordt geregeld bij ministerieel besluit.
Opmerking 3: De IF adviseert dat alle voorstellen ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.
Antwoord: alle voorstellen worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
Opmerking 4: Aangezien de contracten betrekking moeten hebben op verschillende problematieken zal dit engagement er voor alle contracten dienen te zijn. De IF adviseert dat eveneens de oproep zelf aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd aangezien achteraf nog moeilijk/geen aanpassingen kunnen gebeuren.
Antwoord: voorliggende nota duidt in detail de procedurele en inhoudelijke aspecten van de oproep. In zoverre dat daar in het oproepdocument nog nieuwe elementen zouden worden aan toegevoegd, bijvoorbeeld op het vlak van de inhoudelijke focus, zal het oproepdocument per mededeling aan de Vlaamse regering worden voorgelegd.
Opmerking 5: Er wordt door de minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur voorzien in een tweejaarlijkse voortgangsrapportage t.a.v. de Vlaamse Regering. De IF adviseert in deze voortgangsrapportage eveneens te verwijzen naar de beslissingen die eventueel werden genomen inzake inhoudelijke aanpassingen.
Antwoord: de Minister bevoegd voor het Binnenlands Bestuur wordt gemachtigd eventuele inhoudelijke aanpassingen goed te keuren op aangeven van de stuurgroep.
Opmerking 6: In het evaluatierapport geeft het lokaal bestuur onder meer aan welke maatregelen na het aflopen van het contract, met middelen van het lokale bestuur, worden gecontinueerd. Kunnen hieromtrent geen minimum voorwaarden worden bepaald zodat er zekerheid is dat maatregelen worden gecontinueerd minstens voor een bepaalde periode?
Antwoord: het is, mede gelet op het experimenteel karakter en de (maximale) tijdsduur van vier jaar (dus tot het einde van de lopende gemeentelijke legislatuur) van de wijkverbeteringscontracten, niet aangewezen om de indienende lokale besturen reeds bij de aanvraag te laten voorzien in een budgettair engagement voor de eventuele continuering van de maatregelen, na het aflopen van het wijkverbeteringscontract.
Opmerking 7: Een maximum percentage voor investeringen is niet voorzien. Zal dit in de concrete oproep wel het geval zijn mogelijks in functie van de focus?
Antwoord: Maximaal 20 percent van de subsidie kan worden besteed aan kleinschalige infrastructuurwerken.
Opmerking 8: De Inspectie van Financiën wijst erop dat gelet op de max. duurtijd van deze contracten er mogelijks aanrekeningen op de vereffeningskredieten van 2024/2025 dienen te gebeuren.
Antwoord: dit klopt, maar dit gebeurt automatisch in functie van de looptijd van de contracten. De aanrekening wordt automatisch geprorateerd per begrotingsjaar, in functie van de in het besluit opgenomen looptijd van de subsidie. Dit bepaalt evenwel niet het uitbetalingsritme.
Opmerking 9: Deze oproep zal eveneens aan de Inspectie van Financiën worden voorgelegd.
Antwoord: de oproep zal aan de IF ter kennisgeving worden bezorgd.
Opmerking 10: De leden van de Vlaamse regering kunnen in het kader van de afgesloten wijkverbeteringscontracten, bovenop voorgenoemde projectsubsidies, bijkomend beslissen over de toekenning van bijkomende financiële ondersteuning, naast eventuele andere engagementen (personeelsmiddelen, expertise,…). De impact hiervan kan nog niet worden ingeschat. Deze bijkomende engagementen dienen duidelijk te blijken uit het voorstellen die in het kader van een oproep worden ingediend en niet achteraf. Gelet hierop zou de IF het logisch vinden dat alle contracten aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd ongeacht het bedrag.
Antwoord: De leden van de Vlaamse regering kunnen, bovenop voorgenoemde projectsubsidies, bijkomend beslissen over de toekenning van bijkomende financiële ondersteuning, naast eventuele andere engagementen (personeelsmiddelen, expertise, enzovoort). Daarbij worden de van toepassing zijnde geijkte besluitvormingsprocedures gevolgd.
Opmerking 11: De IF stelt vast dat er geen principes inzake cofinanciering vanuit de lokale besturen en de partners werd voorzien…
Antwoord: de eigen inbreng van het lokaal bestuur vormt een evaluatiecriterium bij de beoordeling van de ingediende aanvragen.
Het akkoord van de minister, bevoegd voor de begroting, werd ontvangen op 24 februari 2021 (DepFB/BOBFO/20071, onder de volgende voorwaarden:
- de budgettaire impact van bijkomende financiële ondersteuning bovenop de toegekende projectsubsidies, in het kader van wijkverbeteringscontracten gefinancierd vanuit de relanceprovisie, wordt opgevangen binnen de beschikbare kredieten van de bevoegde ministers;
- en dat deze extra uitgaven gekend zijn bij voorlegging van de afzonderlijke projectvoorstellen aan de Vlaamse Regering;
- de huidige omschrijving van de basisallocatie opgenomen in artikel 12 §1 van het uitgavendecreet BO 2021 aangepast wordt bij BA 2021 naar de correcte omschrijving die aan de richtlijnen voldoet.
Voor de maatregelen gefinancierd met relancemiddelen gelden bovendien de volgende voorwaarden:
- De voorziene uitgaven passen binnen de voor begrotingsprogramma/beleidsdomein ter beschikking gestelde middelen van de relanceprovisie.
- Er gebeurt een afzonderlijke budgettaire opvolging voor de maatregelen die gefinancierd worden met deze relancemiddelen (aparte basisallocatie ‘RELANCE BUDGET + projectnummer
+ omschrijving project').
- Drie keer per jaar en op aanvraag wordt transparant gerapporteerd aan de minister van Financiën en Begroting en de Minister-President over de uitvoering van deze maatregelen.
- Deze maatregelen moeten budgettair vastgelegd worden (cfr. de aanrekeningsregels) in 2021 of 2022 en kunnen niet leiden tot een meervraag of decentrale ruitering van middelen voor de jaren daarna.
- De VEK-aanrekening kan maximaal tot in juli 2026 gebeuren.
- De relancemiddelen mogen uitsluitend voor het afgesproken (of besliste) relancebeleid ingezet worden.
B. IMPACT OP HET PERSONEEL VAN DE VLAAMSE OVERHEID
Het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op het personeelsbestand en op het personeelsbudget. Het akkoord van de minister, bevoegd voor bestuurszaken, is niet vereist.
C. IMPACT OP DE LOKALE EN PROVINCIALE BESTUREN
Het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op het gebied van personeelsinzet, noch op de werkingsuitgaven, noch op de investeringen en schulden, noch op de ontvangsten. Er is geen weerslag op de werking van de lokale besturen. De afgesloten wijkverbeteringscontracten hebben dat uiteraard wel voor wat betreft de lokale besturen.
4. VOORSTEL VAN BESLISSING
De Vlaamse regering beslist:
1° haar goedkeuring te geven aan het beleidsinstrument wijkverbeteringsinstrumenten zoals in deze nota beschreven;
2° de Vlaamse minister van Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, te gelasten alle maatregelen te nemen tot uitvoering.
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen
Xxxx XXXXXX