PENSIOENREGLEMENT 2023
PENSIOENREGLEMENT 2023
zoals geldend vanaf 1 januari 2023 van
Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel
voor de werknemers van de bij het Pensioenfonds aangesloten ondernemingen vastgesteld in de bestuursvergadering d.d. 21 december 2022
Inhoudsopgave
Artikelnummer Onderwerp HOOFDSTUK I
PENSIOENREGELING EN UITVOERING
1 Definities
2 Uitvoering van de pensioenregeling
3 Deelnemerschap en aspirant-deelnemerschap
4 Informatieverstrekking
HOOFDSTUK II BEREKENINGSGRONDSLAGEN
5 Pensioengevend jaarsalaris en standaard maximum pensioengevend jaarsalaris
6 Standaard-franchise
7 Pensioengrondslag
8 Pensioenjaren
HOOFDSTUK III PENSIOENAANSPRAKEN
9 Aanspraken vóór de pensioendatum
10 Pensioenaanspraken op de pensioendatum
11 Partnerbegrip
12 Wezenpensioen
13 Toeslagregeling
HOOFDSTUK IV
KEUZEMOGELIJKHEDEN VOOR DE WERKGEVER (AANGESLOTEN ONDERNEMING)
14 Algemene bepalingen over de keuzemogelijkheden voor de werkgever
15 Keuzemogelijkheden voor de werkgever
HOOFDSTUK V
KEUZEMOGELIJKHEDEN VOOR DE (GEWEZEN) DEELNEMER OP DE PENSIOENDATUM
16 Algemene bepalingen over de keuzemogelijkheden voor de (gewezen) deelnemer
17 Keuzemogelijkheden voor de (gewezen) deelnemer
HOOFDSTUK VI
BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES
18 Beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum
19 Onbetaald verlof
20 Waardeoverdracht
21 Premievrije deelneming bij arbeidsongeschiktheid
22 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor het partnerpensioen
23 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor het ouderdomspensioen
24 Pensionering
25 Afkoop van kleine pensioenen en pensioenaanspraken
HOOFDSTUK VII FINANCIËLE BEPALINGEN
26 Financiering van de pensioenregeling
27 Werknemerspremie
28 Uitkering van de pensioenen
HOOFDSTUK VIII OVERIGE BEPALINGEN
29 Fiscale maximering
30 Beperkingen
31 Wijzigingsvoorbehoud en kortingsmogelijkheid
32 Verplichtingen van de (aspirant) deelnemer en de gewezen deelnemer
33 Onvoorziene gevallen
34 Inwerkingtreding
BIJLAGEN
1 Regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
2 Overzicht van de variabele bedragen (grondslagen) voor 2023
3 Lifecycle
4 Tarieven voor uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen op de pensioendatum
5 Tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op de pensioendatum
6 Tarieven voor uitruil van vervroegd ingaand ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen
7 Tarieven voor variabele uitkering van het ouderdomspensioen: hoog-laag pensioen
HOOFDSTUK I - PENSIOENREGELING EN UITVOERING
Artikel 1 Definities
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder;
1. Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel (SPNG).
2. Werkgever: de bij het pensioenfonds aangesloten werkgever.
De bij het pensioenfonds aangesloten werkgever is de werkgever die:
I. onder de verplichtstelling valt die krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) geldt voor de bedrijfstak herwinning grondstoffen (Hegro), tenzij het bestuur van het pensioenfonds aan de betrokken werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming heeft verleend;
of
II. zijn onderneming of een gedeelte van zijn onderneming uitoefent in de bedrijfstak groothandel Groothandel) en die op zijn desbetreffend verzoek door het bestuur als aangesloten werkgever tot het pensioenfonds is toegelaten en waarmee het pensioenfonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
of
III. op grond van artikel 4 lid 2 van de statuten van het pensioenfonds als aangesloten werkgever tot het pensioenfonds is toegelaten en waarmee het pensioenfonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten.
3. Werknemer: degene die een dienstverband heeft met de werkgever.
4. Deelnemer: degene die ingevolge artikel 3 van dit reglement als deelnemer is aangewezen.
5. Aspirant-deelnemer: de werknemer die ingevolge artikel 3 van dit reglement als aspirant-deelnemer is aangewezen.
6. Gewezen deelnemer: degene, waarvan het dienstverband met de werkgever is verbroken, maar die nog een premievrije aanspraak op pensioen jegens het pensioenfonds heeft dan wel de werknemer die (een deel van) het ouderdomspensioen heeft uitgesteld maar geen pensioenaanspraken meer opbouwt gedurende zijn dienstverband na de standaard-pensioendatum.
7. Gepensioneerde: de pensioengerechtigde voor wie op grond van dit pensioenreglement het ouderdomspensioen is ingegaan.
8. Partner: de persoon als bedoeld in artikel 11, lid 1, van dit reglement.
9. Scheiding: beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 22, lid 1, van dit pensioenreglement.
10. Gewezen partner: degene die als partner als bedoeld in artikel 11, lid 1, van dit reglement aangemerkt is geweest en waarvan de partnerrelatie is beëindigd als bedoeld in artikel 22, lid 1, van dit pensioenreglement.
11. Kinderen: de kinderen als bedoeld in artikel 12, lid 2, van dit reglement.
12. Pensioengerechtigde: de persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement het ouderdoms-, partner- of wezenpensioen is ingegaan.
13. Standaard-pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
14. Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer feitelijk met ouderdomspensioen gaat.
15. Parttimepercentage: als de werknemer minder dan de bij de werkgever geldende voltijd arbeidstijd werkzaam is, wordt het parttimepercentage vastgesteld als de verhouding tussen de werkelijke arbeidstijd en de bij de werkgever voltijd arbeidstijd.
16. Pensioenovereenkomst: hetgeen tussen de werkgever en de (vertegenwoordigers van de) werknemers is overeengekomen met betrekking tot pensioen.
17. Uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten.
18. Uitvoeringsreglement: de door SPNG opgestelde regeling of regelingen met betrekking tot de verhouding tussen SPNG en de aangesloten werkgevers.
19. AOW: Algemene Ouderdomswet.
20. Anw: Algemene nabestaandenwet.
21. Wet VPS: Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
22. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
23. WW: Werkloosheidswet.
Artikel 2 Uitvoering van de pensioenregeling
1. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling volgens dit pensioenreglement uit. Het pensioenfonds is bereikbaar via Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx. Het pensioenfonds is de pensioenuitvoerder van de pensioenregeling.
2. Het pensioenfonds heeft de administratieve werkzaamheden van deze pensioenregeling uitbesteed aan AZL. AZL is bereikbaar via Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxx.
Artikel 3 Deelnemerschap en aspirant-deelnemerschap
1. Deelnemer in deze pensioenregeling is de werknemer van 21 jaar of ouder.
2. Een uitzondering geldt indien het bestuur van het pensioenfonds aan de betrokken werknemer en diens werkgever vrijstelling van deelneming heeft verleend op grond van gemoedsbezwaren. De regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren is opgenomen in bijlage 1 bij dit pensioenreglement.
3. Het pensioenfonds is bevoegd de deelneming aan Pensioenreglement 2013 van het pensioenfonds vanaf 1 januari 2023 voort te zetten voor werknemers van niet verplicht toegelaten werkgevers indien die aangesloten werkgever vóór 1 januari 2023 toegelaten werkgever was en tijdig om voortzetting van Pensioenreglement 2013 heeft verzocht. Het pensioenfonds is bevoegd de werknemers van de aangesloten werkgever die deelneming van zijn werknemers aan Pensioenreglement 2013 van het pensioenfonds voortzet alsnog vanaf de eerste dag van een met de toegelaten werkgever overeen te komen in de toekomst gelegen maand te laten deelnemen aan de pensioenregeling volgens dit pensioenreglement, indien de betreffende aangesloten werkgever daarom verzoekt.
4. Het deelnemerschap aan deze pensioenregeling vangt aan op 1 januari 2023 of op:
a. de latere datum van indiensttreding;
b. de latere datum waarop de werknemer 21 jaar wordt;
c. de latere datum waarop een niet verplicht toegelaten werkgever verzoekt om overgang naar deze pensioenregeling in plaats van voortzetting van de deelneming aan Pensioenreglement 2013 en dat verzoek door het pensioenfonds is ingewilligd.
5. Voor de werknemer die in dienst is op de 1e van de maand waarin hij/zij 21 jaar wordt, vindt opname in deze pensioenregeling plaats op die 1e van de maand. Voor werknemers die op latere leeftijd in dienst treden, gebeurt dit op de eerste dag van de maand samenvallend met dan wel de eerste dag van de maand volgend op de datum van indiensttreding.
6. Het deelnemerschap eindigt:
a. door het overlijden van de deelnemer;
b. op de pensioendatum;
c. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever vóór de pensioendatum, tenzij sprake is van een aansluitend nieuw dienstverband met een andere aangesloten werkgever;
d. indien de onderneming waar de deelnemer werkzaam is, niet langer een aangesloten werkgever is bij het pensioenfonds.
7. Het deelnemerschap eindigt niet als bij het einde van het dienstverband de deelneming vanwege arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet op grond van artikel 21 van dit pensioenreglement.
8. Aspirant-deelnemers in deze pensioenregeling zijn de werknemers die jonger zijn dan 21 jaar, tenzij het bestuur van het pensioenfonds aan de betrokken werknemer en/of diens werkgever vrijstelling heeft verleend op grond van gemoedsbezwaren. De regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren is opgenomen in bijlage 1 bij dit pensioenreglement.
9. Het aspirant-deelnemerschap eindigt:
a. door het overlijden van de aspirant-deelnemer;
b. bij aanvang van het deelnemerschap;
c. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever tenzij er sprake is van een aansluitend nieuw dienstverband met een andere aangesloten werkgever;
d. indien de onderneming waar de aspirant-deelnemer werkzaam is, niet langer een aangesloten werkgever is bij het pensioenfonds.
10. Bij beëindiging van het aspirant-deelnemerschap anders dan door overlijden, vervallen alle aanspraken op pensioen, met uitzondering van het bepaalde in lid 11.
11. Indien het dienstverband van een aspirant-deelnemer met de werkgever (gedeeltelijk) wordt beëindigd in verband met arbeidsongeschiktheid, is sprake van (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de risicodekking voor overlijden als bedoeld in artikel 21 van dit pensioenreglement indien aan de voorwaarden in dat artikel gesteld wordt voldaan. De bepalingen in artikel 21 zijn hierbij van toepassing.
Artikel 4 Informatieverstrekking
1. Het pensioenfonds zal aan iedere nieuwe (aspirant-) deelnemer binnen drie maanden na aanvang van het (aspirant-) deelnemerschap, een zogenaamde startbrief verstrekken. In deze startbrief wordt ten minste de informatie gegeven die het pensioenfonds bij of krachtens de Pensioenwet verplicht is te geven.
2. Na een wijziging van dit pensioenreglement zal het pensioenfonds de (aspirant-) deelnemers binnen drie maanden informeren over deze wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het pensioenfonds. Het pensioenreglement is tevens digitaal beschikbaar via de website van het pensioenfonds (xxx.xxxx.xx).
3. Het pensioenfonds verstrekt de (aspirant-)deelnemers elk jaar:
a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken;
b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; en
c. informatie over de toeslagverlening; en
d. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepaling.
4. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemers bij beëindiging van het deelnemerschap:
a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken op grond van artikel 18 (voortijdige beëindiging van het deelnemerschap);
b. informatie over de toeslagverlening;
c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; en
d. informatie over de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het pensioenfonds.
5. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer jaarlijks:
a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken; en
b. informatie over de toeslagverlening.
6. Het pensioenfonds verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:
a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen op grond van artikel 22 van dit pensioenreglement;
b. informatie over de toeslagverlening; en
c. overige informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is.
7. Tevens ontvangt de gewezen partner ten minste één keer in de vijf jaar:
a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen;
b. informatie over de toeslagverlening.
8. Het pensioenfonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt:
a. een opgave van het pensioenrecht;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen indien van toepassing; en
c. informatie over de toeslagverlening.
9. Vervolgens ontvangt de pensioengerechtigde jaarlijks:
a. een opgave van het pensioenrecht;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen indien van toepassing; en
c. informatie over de toeslagverlening.
10. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek:
a. het voor hem/haar geldende pensioenreglement;
b. het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds;
c. de uitvoeringsovereenkomst en/of het uitvoeringsreglement;
d. de voor hem/haar relevante informatie over beleggingen;
e. de uitvoeringsovereenkomst indien van toepassing.
11. De hiervoor genoemde documenten zijn tevens digitaal beschikbaar via de website van het pensioenfonds (xxx.xxxx.xx).
12. Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenprocedure die is vastgelegd in een reglement. Het Reglement klachten- en geschillenprocedure is opvraagbaar bij het pensioenfonds en tevens digitaal beschikbaar via de website van het pensioenfonds (xxx.xxxx.xx). Eventuele klachten en geschillen kunnen worden toegezonden aan het pensioenfonds volgens het bepaalde in het Reglement klachten- en geschillenprocedure.
13. Het pensioenfonds informeert de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
14. Het pensioenfonds verstrekt alle hiervoor genoemde informatie alsmede alle overige op grond van de bij of krachtens de Pensioenwet te verstrekken informatie, schriftelijk en met inachtneming van de eisen die hieraan bij of krachtens de Pensioenwet worden gesteld. Dit betekent onder andere dat het pensioenfonds de informatie tijdig en in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen dient te verstrekken. Het pensioenfonds kan de informatie elektronisch ter beschikking stellen indien wordt voldaan aan de hierbij of krachtens de Pensioenwet gestelde eisen.
15. Indien een (gewezen) deelnemer gebruik wenst te maken van (een of meerdere van) de in hoofdstuk V van dit reglement genoemde keuzemogelijkheden, dan dient de (gewezen) deelnemer dit minimaal drie maanden vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk, op een door de administrateur van het pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier, aan de administrateur kenbaar te maken.
HOOFDSTUK II - BEREKENINGSGRONDSLAGEN
Artikel 5 Pensioengevend jaarsalaris en standaard maximum pensioengevend jaarsalaris
1. Voor iedere (aspirant-) deelnemer wordt op de datum van aanvang van het (aspirant-) deelnemerschap en verder jaarlijks per 1 januari het pensioengevend jaarsalaris vastgesteld, met inachtneming van het in lid 3 van dit artikel genoemde standaard maximum pensioengevend jaarsalaris. Dit pensioengevend jaarsalaris blijft voor de toepassing van dit pensioenreglement tot de eerstvolgende 1 januari ongewijzigd tenzij het bepaalde in lid 4 van toepassing is.
2. Het pensioengevend jaarsalaris wordt door de werkgever vastgesteld en aan het pensioenfonds doorgegeven. Het pensioengevend jaarsalaris bestaat uit het vaste jaarsalaris waaronder begrepen de toeslagen met een structureel karakter en indien overeengekomen tussen werkgever en werknemer xxxxxxxxxxx met de toeslagen met een incidenteel karakter.
3. Het standaard maximum pensioengevend jaarsalaris is afhankelijk van de bedrijfstak waarin de aangesloten werkgever werkzaam is:
a. Voor de bedrijfstak Hegro geldt een standaard maximum pensioengevend jaarsalaris volgens het bepaalde in bijlage 2 bij dit pensioenreglement;
b. Voor de bedrijfstak Groothandel en voor de aangesloten werkgever als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub III van dit reglement geldt een standaard maximum pensioengevend jaarsalaris gelijk aan het maximum uitkeringsloon voor de WIA als geldend op 1 januari van het betreffende jaar. Het maximum is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
4. Het bestuur zorgt dat de (aspirant-) deelnemers en overige belanghebbenden op toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van het (voor elk kalenderjaar) vastgestelde standaard maximum pensioengevend jaarsalaris.
5. Aangesloten werkgevers kunnen er voor kiezen om het pensioengevend jaarsalaris te verhogen. Deze keuzemogelijkheid voor een (hoger) afwijkend maximum pensioengevend jaarsalaris alsmede de overige keuzemogelijkheden van de werkgever zijn nader beschreven en uitgewerkt in hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Uitsluitend indien het dienstverband van een (aspirant-) deelnemer bij een aangesloten werkgever in de loop van een kalenderjaar eindigt en aansluitend een dienstverband met een nieuwe, andere aangesloten werkgever wordt aangegaan, wordt het pensioengevend jaarsalaris bij aanvang van dit nieuwe (aansluitende) dienstverband opnieuw vastgesteld met inachtneming van het voor de nieuwe werkgever conform lid 3 van dit artikel van toepassing zijnde (standaard dan wel afwijkend) maximum pensioengevend jaarsalaris.
7. Als een (aspirant-) deelnemer parttime in dienst is, wordt het pensioengevend jaarsalaris op fulltime basis vastgesteld.
8. Het pensioengevend jaarsalaris wordt in euro’s vastgesteld.
Artikel 6 Standaard-franchise
1. De standaard-franchise is gelijk aan het bedrag opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement. De standaard-franchise bedraagt tenminste de laagst fiscaal toegestane franchise.
2. Aangesloten werkgevers kunnen er voor kiezen om de standaard-franchise te verlagen tot de minimaal fiscaal toegestane franchise. Deze keuzemogelijkheid voor een (lagere) afwijkende franchise alsmede de overige keuzemogelijkheden van de werkgever zijn nader beschreven en uitgewerkt in hoofdstuk IV van dit reglement.
3. Het bestuur zorgt er voor dat de (aspirant-) deelnemers en overige belanghebbenden op toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van de (voor elk kalenderjaar) vastgestelde standaard- franchise.
Artikel 7 Pensioengrondslag
1. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt op de datum van aanvang van het (aspirant) deelnemerschap en verder jaarlijks per 1 januari voor iedere (aspirant-) deelnemer een pensioengrondslag vastgesteld tenzij het bepaalde in lid 3 van toepassing is.
2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend jaarsalaris met inachtneming van het voor de (aspirant) deelnemer geldende standaard maximum pensioengevend jaarsalaris, verminderd met de standaard-franchise. Indien de werkgever op grond van de bepalingen in hoofdstuk IV van dit reglement gekozen heeft voor een afwijkend (hoger) maximum pensioengevend jaarsalaris en/of een afwijkende (lagere) franchise, worden voor de vaststelling van de pensioengrondslag deze afwijkende variabele bedragen in aanmerking genomen.
3. Uitsluitend indien het dienstverband van een (aspirant) deelnemer bij een aangesloten werkgever in de loop van een kalenderjaar eindigt en aansluitend een dienstverband met een nieuwe, andere aangesloten werkgever wordt aangegaan, wordt de pensioengrondslag bij aanvang van dit nieuwe (aansluitende) dienstverband opnieuw vastgesteld met inachtneming van het voor de nieuwe werkgever conform lid 2 van dit artikel van toepassing zijnde (standaard dan wel afwijkend) maximum pensioengevend jaarsalaris en de (standaard dan wel afwijkende) franchise.
4. Voor deelnemers die al op 31 december 2009 deelnemer waren aan de pensioenregeling van het toenmalige bedrijfstakpensioenfonds Herwinning Grondstoffen geldt een minimum pensioengrondslag van € 6.000.
Artikel 8 Pensioenjaren
1. Als pensioenjaren geldt het tijdvak dat vanaf de datum waarop het deelnemerschap aan deze regeling is aangevangen, tot uiterlijk de standaard-pensioendatum.
2. Het aantal pensioenjaren wordt in jaren en maanden nauwkeurig bepaald.
3. In geval van een bij het pensioenfonds inkomende individuele waardeoverdracht vanuit een eerdere pensioenuitvoerder van de deelnemer, worden voor de deelnemer extra fictieve pensioenjaren vastgesteld. Deze extra pensioenjaren worden vastgesteld in jaren en maanden volgens de daarvoor geldende wettelijke regels.
4. Als een (aspirant-) deelnemer parttime werkt, wordt ieder pensioenjaar waarin parttime is gewerkt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige pensioenjaren wordt in dit verband aangenomen dat het laatste parttimepercentage tot de standaard-pensioendatum gelijk blijft. Bij een wijziging van het parttimepercentage worden de pensioenjaren opnieuw vastgesteld per de eerste dag van de maand samenvallend met dan wel de eerste dag van de maand volgend op de wijzigingsdatum.
5. Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 3, lid 3, sub c. en d. van dit reglement (beëindiging dienstverband of beëindiging aansluiting werkgever), worden de pensioenjaren vastgesteld tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum waarop het dienstverband is beëindigd dan wel tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum van beëindiging van de aansluiting door de werkgever.
HOOFDSTUK III - PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 9 Aanwending van de beschikbare premie
1. De deelnemer heeft aanspraak op een door de werkgever beschikbaar gestelde premie die wordt aangewend voor:
a. Een belegd kapitaal bij leven dat beschikbaar komt bij in leven zijn van de deelnemer op de pensioendatum en dat wordt aangewend volgens het in artikel 9 van dit pensioenreglement bepaalde;
b. Partnerpensioen op risicobasis voor de partner van de deelnemer dat ingaat op de eerste dag van de maand na de maand waarin de deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt;
c. Wezenpensioen op risicobasis voor ieder pensioengerechtigd kind van de deelnemer uitgekeerd volgens het bepaalde in artikel 12 van dit pensioenreglement;
d. Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid van de deelnemer volgens het bepaalde in artikel 21 van dit pensioenreglement.
2. De pensioenaanspraken volgens artikel 9 en artikel 10 van dit pensioenreglement hebben het karakter van een premieovereenkomst als bedoeld in de Pensioenwet.
3. De voor de deelnemer beschikbare premie per jaar bedraagt een percentage van de pensioengrondslag.
4. Dit percentage wordt vastgesteld aan de hand van de staffel opgenomen in bijlage 2 (de standaardstaffel).
5. In bijlage 2 zijn keuzemogelijkheden opgenomen voor afwijking van deze standaardstaffel.
6. De beschikbare premie wordt maandelijks vastgesteld. De beschikbare premie per jaar wordt daarbij gedeeld door de factor 12 en wordt in 12 gelijke maandelijkse termijnen voldaan vóór de 1e van de maand waarop deze premie betrekking heeft. De premie wordt belegd en beleggingsrendement wordt toegekend nadat deze door het pensioenfonds is ontvangen en op de beleggingsrekening van de deelnemer is gestort. Als het tijdstip waarop de deelneming aanvangt of eindigt niet samenvalt met de eerste dag van de maand, wordt de beschikbare premie voor de betreffende maand naar verhouding van het aantal dagen vastgesteld.
7. De premie voor risicodekking van partnerpensioen, vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid en kosten wordt separaat vastgesteld naast de premie vastgesteld volgens de standaardstaffel of de afwijkende staffel volgens bijlage 2. Bij aanwending van het belegd kapitaal bij leven op de pensioendatum voor het onderbrengen van vastgestelde pensioenen bij het pensioenfonds tegen de dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt het daarvoor benodigde bedrag (de dekkingsgraadopslag) onttrokken aan het belegd kapitaal bij leven op het moment van aanwending van het kapitaal voor vastgesteld pensioen en toegevoegd aan de reserves van het pensioenfonds. Indien het belegd kapitaal bij leven op de pensioendatum bij een verzekeraar wordt aangewend voor het verzekeren van pensioen op basis van doorbeleggen na de pensioendatum, wordt het volledige kapitaal bij leven overgedragen aan de verzekeraar.
8. De premie ingelegd voor de belegde kapitalen bij leven wordt belegd volgens de tabel opgenomen in bijlage 3.
9. Het deelnemerschap aan deze pensioenregeling geeft jegens het pensioenfonds aanspraak op:
a. ouderdomspensioen aan te kopen op de pensioendatum op basis van het belegd kapitaal bij leven: voor de (gewezen) deelnemer;
b. risicopartnerpensioen bij overlijden van de deelnemer of kapitaal gedekt partnerpensioen na uitdiensttreding van een deelnemer vóór de pensioendatum respectievelijk vanaf de pensioendatum tenzij de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum kiest voor volledige uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen: voor de partner van de (gewezen) deelnemer;
c. risicowezenpensioen: voor de kinderen van de deelnemer;
d. tijdelijk partnerpensioen: voor de partner van de (gewezen) deelnemer maar alleen indien de werkgever hiervoor op grond van hoofdstuk IV heeft gekozen ;
e. verevend ouderdomspensioen: voor de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer mits is voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 23 van dit reglement;
f. geconverteerd ouderdomspensioen: voor de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer mits is voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 23 van dit reglement;
g. bijzonder partnerpensioen: voor de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer;
x. xxxxxxxxxx partnerpensioen op risicobasis: voor de partner van de deelnemer die op 31 december 2012 deelnemer was aan het toen geldende pensioenreglement van het pensioenfonds (overgangsbepaling uit Pensioenreglement 2013 van toepassing);
i. aanvullend wezenpensioen op risicobasis: voor de kinderen van de deelnemer die op 31 december 2012 deelnemer was aan het toen geldende pensioenreglement van het pensioenfonds (overgangsbepaling uit Pensioenreglement 2013 van toepassing, met dien verstande dat het wezenpensioen 20% van het in dit artikellid onder h bedoelde aanvullend partnerpensioen bedraagt (met verdubbeling volgens het bepaalde in artikel 12, lid 4 van dit pensioenreglement) en wordt uitgekeerd zolang de wees in leven is, echter uiterlijk tot de laatste dag van de maand waarin de wees de leeftijd van 25 jaar bereikt).
10. De aspirant-deelnemer heeft met inachtneming van de bepalingen van dit reglement uitsluitend op risicobasis aanspraak op de in lid 1 van dit artikel onder b en c genoemde pensioenen (risicopartnerpensioen, risicowezenpensioen) en op tijdelijk partnerpensioen volgens het bepaalde in artikel 15, lid 3 van dit pensioenreglement indien de werkgever hiervoor op grond van hoofdstuk IV heeft gekozen.
11. Het risicopartnerpensioen bij overlijden van de (aspirant) deelnemer vóór de pensioendatum gaat in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer overlijdt. Het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
12. Het risicopartnerpensioen op jaarbasis bedraagt 1,25% van de pensioengrondslag per pensioenjaar van de (aspirant) deelnemer vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 8 van dit pensioenreglement.
13. Het risicopartnerpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dit betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
14. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake risicopartnerpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld.
15. Op de ingegane risicopartnerpensioenrechten is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Artikel 10 Pensioenaanspraken op de pensioendatum
1. De (gewezen) deelnemer heeft aanspraak op een kapitaal dat tot uitkering komt op de pensioendatum. Op de pensioendatum wordt het kapitaal omgezet in vastgestelde pensioenen op basis van de dan geldende tariefsgrondslagen die het pensioenfonds daarvoor vaststelt. Daarbij wordt rekening gehouden met de dekkingsgraad van het pensioenfonds voor vastgestelde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het pensioenfonds stelt de tariefsgrondslagen en de dekkingsgraad maandelijks per de eerste van de maand voor de betreffende maand vast. De omzetting van het kapitaal in vastgesteld pensioen of in vastgestelde pensioenen vindt plaats op
basis van de tariefsgrondslagen en de dekkingsgraad van het pensioenfonds zoals die gelden op de laatste dag van de maand gelegen twee maanden vóór de eerste dag van de maand waarin de pensioendatum valt. Het bestuur zorgt er voor dat de (aspirant-) deelnemers en overige belanghebbenden op toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van de (voor elke maand) vastgestelde tariefsgrondslagen en de dekkingsgraad.
2. Het op de pensioendatum tot uitkering komende kapitaal wordt aangewend voor de volgende pensioenen in de verhouding 100:70:
a. levenslang ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer dat wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt;
x. xxxxxxxxxx partnerpensioen voor de partner van de (gewezen) deelnemer na het overlijden van de (gewezen) deelnemer op of na de pensioendatum dat ingaat op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt;
c. voor de inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen waarbij de (gewezen) deelnemer kiest voor doorbeleggen vanaf de pensioendatum volgens de daarvoor geldende wettelijke regelingen bij een Nederlandse of buitenlandse verzekeraar die bevoegd is om in Nederland het levensverzekeringsbedrijf uit te oefenen.
3. De ingangsdatum en de hoogte van het ouderdomspensioen kan wijzigen als gevolg van de in hoofdstuk V van dit pensioenreglement beschreven en uitgewerkte keuzemogelijkheden voor de(gewezen) deelnemer.
Artikel 11 Partnerbegrip
1. Partner in de zin van dit pensioenreglement is:
a. De echtgenote/echtgenoot van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
b. De geregistreerde partner van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Dit is de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde volgens de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt het geregistreerd partnerschap gelijkgesteld aan het huwelijk. Deze partner wordt 'geregistreerde partner' genoemd en deze partnerrelatie “geregistreerd partnerschap.
c. De ongeregistreerde partner van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Dit is de ongehuwde persoon:
− met wie noch de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, noch een andere persoon dan de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap is aangegaan; en
− met wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding voert; en
− die niet in de rechte lijn of in de tweede graad aan de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verwant is; en
− die met de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten. Dit contract moet minimaal de volgende gegevens bevatten: de geboortedata en de burgerlijke staat van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en de partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen. Deze partner wordt 'ongeregistreerde partner' genoemd en deze partnerrelatie 'ongeregistreerd partnerschap'.
d. Als ongeregistreerde partner van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde wordt tevens aangemerkt de ongehuwde persoon met wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde gedurende een periode van minimaal vijf jaar aantoonbaar aaneengesloten heeft samengewoond zonder een notarieel samenlevingscontract te hebben gesloten.
2. Een huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongeregistreerd partnerschap dat tot stand komt na de standaard-pensioendatum dan wel de eerdere pensioendatum, geeft geen recht op partnerpensioen volgens deze pensioenregeling.
3. Als de (aspirant-) deelnemer of de gewezen deelnemer die gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, ook een ongeregistreerde partner heeft, is er alleen aanspraak op partnerpensioen voor de echtgenote/echtgenoot of de geregistreerde partner. De (aspirant-) deelnemer of de gewezen deelnemer die ongehuwd is en die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, maar die meer ongeregistreerde partners heeft, kan slechts één van hen aanwijzen als partner in de zin van deze pensioenregeling.
Artikel 12 Wezenpensioen
1. Het risicowezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 25e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand van het overlijden.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer of gewezen deelnemer in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer of gewezen deelnemer of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer of gewezen deelnemer (volgens de normen van de Algemene kinderbijslagwet).
3. Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer of gewezen deelnemer zijn gaan behoren.
4. Het risicowezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 20% van het risicopartnerpensioen. Indien het pensioengerechtigd kind bij overlijden van de (aspirant) deelnemer volle wees is, bedraagt het risicowezenpensioen 40% van het fictief vastgestelde risicopartnerpensioen er van uitgaande dat de (aspirant) deelnemer ten tijde van zijn overlijden een (gewezen) partner had. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de 1e van de maand waarin de partner na ingang van het wezenpensioen overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
5. Het risicowezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake ingegaan wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Artikel 13 Toeslagregeling
1. Het pensioenfonds streeft er naar om jaarlijks toeslagen te verlenen op de aan dit pensioenreglement ontleende pensioenrechten. Het uitgangspunt voor de jaarlijkse toeslagverlening is vastgelegd in lid 3 van dit artikel.
2. Het bestuur van het pensioenfonds beslist evenwel jaarlijks in hoeverre daadwerkelijk toeslagen worden verleend. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
3. De toeslagverlening kan plaatsvinden per 1 januari over het per 31 december van het voorafgaande jaar geldende pensioenrecht.
4. Uitgangspunt voor de voorwaardelijke toeslagverlening is de ontwikkeling van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde consumentenprijsindexcijfer, reeks voor alle huishoudens, zoals deze zich heeft voorgedaan gedurende de 12 maanden gelegen vóór de maand juli van het tijdstip waarop de toeslagverlening aan de orde is (i.c. 1 januari) en zoals dat cijfer voor het eerst wordt gepubliceerd in het Statistisch bulletin van het CBS.
5. Bij het vervallen van het in lid 3 en 4 genoemde indexcijfers of bij een wijziging in de berekening daarvan, zullen de uitgangspunten voor de toeslagverlening door het bestuur van het pensioenfonds naar redelijkheid en billijkheid worden aangepast.
6. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en het is niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur van het pensioenfonds heeft op grond van dit artikel.
7. Het bestuur houdt zich het recht voor om de voorwaardelijke toeslagregeling als vastgelegd in dit artikel aan te passen, in overeenstemming met de in de statuten en dit pensioenreglement omschreven formele vereisten ter zake van reglementswijzigingen. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn bindend voor alle betrokkenen. Bij een wijziging van de toeslagregeling zal het pensioenfonds alle betrokkenen binnen drie maanden schriftelijk informeren over de wijziging.
HOOFDSTUK IV - KEUZEMOGELIJKHEDEN VOOR DE WERKGEVER (AANGESLOTEN ONDERNEMING)
Artikel 14 Algemene bepalingen over de keuzemogelijkheden voor de werkgever
1. De werkgever heeft in het kader van dit pensioenreglement de mogelijkheid om de pensioenregeling voor de in de onderneming werkzame (aspirant) deelnemers aan te passen. De werkgever kan hierbij kiezen voor een of meerdere van de in artikel 15 genoemde keuzemogelijkheden. De gemaakte keuze wordt door de werkgever schriftelijk vastgelegd door middel van een keuzeformulier regeling 2023. Een wijziging van keuze op grond van dit artikel dient vóór 1 november van enig jaar voorafgaand aan de ingangsdatum van 1 januari van het volgend jaar aan het (bestuurssecretariaat van het) pensioenfonds te worden doorgegeven door middel van het keuzeformulier. Een gemaakte keuze is pas rechtsgeldig en bindend voor het pensioenfonds nadat deze door het pensioenfonds aan de werkgever is bevestigd.
2. Een door de werkgever gemaakte keuze geldt voor alle (aspirant) deelnemers waarop de aansluiting van de werkgever betrekking heeft.
3. Een door de werkgever gemaakte keuze treedt in werking per 1 januari van enig jaar en geldt voor de duur van de aansluiting. Gedurende de aansluiting zijn tussentijdse wijzigingen van keuzes door de werkgever uitsluitend mogelijk per 1 januari van enig jaar. Een door de werkgever gemaakte keuze geldt ten minste voor de duur van het kalenderjaar.
4. In verband met de aanvang van deze pensioenregeling per 1 januari 2023 worden de keuzes gemaakt vóór 1 december 2022.
5. Het pensioenfonds is bevoegd de werkgever een bijdrage in de kosten vragen voor het aanpassen van de keuzes.
Artikel 15 Keuzemogelijkheden voor de werkgever
1. De werkgever heeft in het kader van dit pensioenreglement per 1 januari 2023 dan wel de latere datum waarop de uitvoeringsovereenkomst met en/of het uitvoeringsreglement van het pensioenfonds ingaat en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel en artikel 14 van dit pensioenreglement, de navolgende mogelijkheden om de pensioenregeling voor de in de onderneming werkzame (aspirant) deelnemers aan te passen:
a. Het verhogen van het in artikel 5 vermelde standaard maximum pensioengevend jaarsalaris tot het fiscaal maximaal toegestane pensioengevend jaarsalaris (zie lid 2);
b. Het verlagen van de in artikel 6 vermelde standaard-franchise met als ondergrens de minimaal fiscaal toegestane franchise. Deze lager gekozen franchise zal jaarlijks per 1 januari worden aangepast met de algemene stijging van de AOW-uitkering voor een gehuwde zonder toeslag in het afgelopen jaar, tot maximaal het niveau van de standaard-franchise;
c. Het verzekeren van een tijdelijk risicopartnerpensioen voor de partner van de (aspirant) deelnemer afgeleid van de in lid 3 genoemde wettelijke uitkering (zie lid 3).
2. Met betrekking tot de verhoging van het in artikel 5 vermelde standaard maximum pensioengevend jaarsalaris, heeft de werkgever de volgende opties:
a. Indien de aangesloten werkgever werkzaam is in de bedrijfstak Hegro en deze werkgever het standaard maximum pensioengevend jaarsalaris als bedoeld in artikel 5, lid 3, sub I. wenst te verhogen, dan moet dit minimaal verhoogd worden tot het in artikel 5, lid 3, sub II vastgelegde maximum voor de bedrijfstak Groothandel. Vervolgens is het bepaalde in sub b van toepassing.
b. Het standaard maximum pensioengevend jaarsalaris als bedoeld in artikel 5, lid 3, sub II van dit reglement kan naar keuze van de werkgever verhoogd worden tot het van toepassing zijnde fiscaal maximale pensioengevend jaarsalaris.
3. De werkgever kan er voor kiezen om voor (aspirant) deelnemers een tijdelijk risicopartnerpensioen te verzekeren. De hoogte van het tijdelijk risicopartnerpensioen is een percentage van de per 1 januari vastgestelde jaarlijkse nabestaandenuitkering Anw (bruto bedrag inclusief vakantiegeld) die door de Sociale Verzekeringsbank aan nabestaande partner (zonder kind) wordt uitgekeerd. Het door de werkgever te kiezen percentage bedraagt minimaal 40% en maximaal 100% en dient op een veelvoud van 5% te worden vastgesteld. Het bedrag van de nabestaandenuitkering Anw waarvan het tijdelijk risicopartnerpensioen wordt afgeleid, is in bijlage 2 bij dit reglement opgenomen. Het tijdelijk risicopartnerpensioen wordt verzekerd tot de (standaard) pensioendatum van de (aspirant) deelnemer of de eerdere datum waarop het dienstverband met de werkgever wordt beëindigd.
4. Bij overlijden van de (aspirant) deelnemer gedurende deze verzekeringsperiode wordt het verzekerde tijdelijk risicopartnerpensioen uitgekeerd aan de partner van de overleden (aspirant-) deelnemer. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer overlijdt. Het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt dan wel uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de partner de leeftijd van 67 jaar bereikt. Bij overlijden na beëindiging van het dienstverband met de werkgever dan wel bij overlijden na de standaard-pensioendatum, bestaat geen recht op tijdelijk risicopartnerpensioen.
5. Het tijdelijk risicopartnerpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dit betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Deze pensioenaanspraak en pensioenuitkering wordt in euro’s en als bruto jaarbedrag vastgesteld. Op deze pensioenaanspraak is na ingang van de pensioenuitkering de voorwaardelijke toeslagregeling als bedoeld in artikel 13, lid 4 van dit pensioenreglement van toepassing.
HOOFDSTUK V - KEUZEMOGELIJKHEDEN VOOR DE (GEWEZEN) DEELNEMER OP DE PENSIOENDATUM
Artikel 16 Algemene bepalingen over de keuzemogelijkheden voor de (gewezen) deelnemer
1. De (gewezen) deelnemer kan kiezen voor een of meerdere van de in artikel 17 genoemde keuzemogelijkheden met dien verstande dat de in artikel 17, lid 1 genoemde volgorde in acht genomen dient te worden.
2. De (gewezen) deelnemer maakt eenmalig en onherroepelijk op de standaard-pensioendatum of de eerdere datum waarop het kapitaal bij leven tot uitkering komt, een schriftelijke keuze ten aanzien van de in artikel 17, lid 1 genoemde mogelijkheden. Deze keuze dient om praktische redenen minimaal drie maanden voor de vervroegde pensioendatum dan wel de standaard- pensioendatum te worden gemaakt; dit geldt niet voor de keuze voor een variabele (hoog-laag) uitkering bij uitstel van de uitkering van het kapitaal bij leven. De gemaakte keuzes worden vastgelegd door middel van het in artikel 4, lid 11, bedoelde keuzeformulier (gewezen) deelnemer. Dit formulier dient tevens door een eventuele partner ondertekend te worden.
3. Bij de toepassing van keuzemogelijkheden mogen er geen pensioenrechten ontstaan of overblijven die lager zijn dan de grens voor afkoop van kleine pensioenen als bedoeld in artikel
25. Dit betekent het volgende:
a. Bij vervroeging van de uitkering van het kapitaal bij leven moet het aan te kopen ouderdomspensioen, berekend volgens de op het moment van vervroeging geldende tariefsgrondslagen, boven de afkoopgrens blijven;
b. Bij variatie in hoogte van het aan te kopen ouderdomspensioen moet het lage pensioen boven de afkoopgrens blijven;
c. Bij ruil van een gedeelte van het aan te kopen partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen moet het resterende deel van het partnerpensioen boven de afkoopgrens blijven (deze beperking belet niet dat het aan te kopen partnerpensioen volledig wordt uitgeruild voor de aankoop van extra ouderdomspensioen);
d. Bij ruil van een gedeelte van het aan te kopen ouderdomspensioen naar extra aan te kopen partnerpensioen moet het resterende deel van het ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijven, en moet het nieuwe partnerpensioen ook boven de afkoopgrens blijven.
4. De in artikel 17 genoemde en in de bijlagen van dit pensioenreglement opgenomen tarieven voor de in dit hoofdstuk genoemde keuzemogelijkheden worden door het bestuur van het pensioenfonds en gehoord de actuaris van het pensioenfonds, op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid vastgesteld. Deze tarieven kunnen maandelijks (per kalendermaand) door het bestuur van het pensioenfonds en gehoord de actuaris van het pensioenfonds, worden aangepast. De tariefsgrondslagen als geldend voor de aankoop van pensioen zijn bepalend voor het vaststellen van het aan te kopen ouderdomspensioen en partnerpensioen. De tarieven zoals geldend op de vervroegde pensioendatum dan wel standaard-pensioendatum zijn bepalend voor de vaststelling van de uit de keuzemogelijkheden te verkrijgen pensioenaanspraken.
5. Bij de toepassing van de tarieven is de leeftijd van de (gewezen) deelnemer in jaren en maanden bepalend. Voor leeftijden die niet in de bijlagen zijn genoemd, stelt het pensioenfonds de tarieven op een zelfde wijze vast.
Artikel 17 Keuzemogelijkheden voor de (gewezen) deelnemer
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de standaard-pensioendatum of de eerdere datum waarop het kapitaal bij leven tot uitkering komt en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel en artikel 16, de volgende keuzemogelijkheden met betrekking tot zijn/haar in deze pensioenregeling opgebouwde kapitaal bij leven:
a. volledig vervroegde uitkering van het kapitaal (zie lid 2);
b. volledig uitgestelde uitkering van het kapitaal bij leven (zie lid 5);
c. uitruil van het standaard in de verhouding 100:70 aan te kopen ouderdoms- en partnerpensioen onderling (zie lid 3);
d. variabele uitkering (hoog-laag uitkering) van het aan te kopen ouderdomspensioen (zie lid 6);
e. gedeeltelijke vervroegde uitkering van het kapitaal bij leven (zie lid 7);
f. gedeeltelijke uitkering van het kapitaal bij leven op de standaard-pensioendatum en uitgestelde uitkering van een van het kapitaal bij leven (zie lid 8).
Vervroegen pensioendatum
2. De (gewezen) deelnemer kan op verzoek de pensioendatum vervroegen. De uiterste vervroegdatum is gelegen vijf jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd van de (gewezen) deelnemer. Dit verzoek moet minimaal drie maanden voor de vervroegde pensioendatum bij het pensioenfonds zijn ingediend. Vervroeging is alleen mogelijk in hele maanden. Bij vervroeging wordt het kapitaal bij leven uitgekeerd dat op de vervroegde pensioendatum is opgebouwd.
3. Het verevend kapitaal bij leven dat op grond van artikel 23 is toegekend aan een gewezen partner in verband met beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 22, lid 1, sub a of b, wordt op grond van het bepaalde in de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS) eveneens vervroegd uitgekeerd voor zover het op de vervroegde pensioendatum is opgebouwd.
4. De vervroeging van de uitkering van het kapitaal bij leven beïnvloedt niet de verhouding voor aankoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen.
5. Bij vervroegde uitkering van het kapitaal bij leven (pensionering vóór de standaard-pensioendatum) kan de (gewezen) deelnemer een deel van het kapitaal bij leven aanwenden voor aankoop van een tijdelijk ouderdomspensioen (AOW-overbruggingspensioen). Deze uitruilmogelijkheid kan alleen worden toegepast in combinatie met toepassing van lid 3 (vervroeging). Het aan te kopen tijdelijk ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en eindigt op de eerste dag van de maand waarin de uitkering ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx (AOW) ingaat of bij eerder overlijden. De hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen mag niet uitgaan boven twee maal de AOW-uitkering voor een gehuwde waarvan de partner de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt ingevolge de AOW. De hiervoor bedoelde expiratiedatum (einddatum) van het tijdelijk ouderdomspensioen wordt eenmalig vastgesteld op basis van de gegevens zoals geldend op de ingangsdatum van het tijdelijk ouderdomspensioen.
6. Het verevend kapitaal dat op grond van artikel 23 is toegekend aan een gewezen partner in verband met beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 22, lid 1, sub a of b, zal op gelijke wijze worden uitgeruild voor aankoop van een tijdelijk ouderdomspensioen.
7. De omzetting van een deel van het kapitaal bij leven voor aankoop van een tijdelijk ouderdomspensioen heeft geen consequenties voor de hoogte van het aan te kopen partnerpensioen.
Uitstel pensioendatum
8. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het kapitaal bij leven worden uitgesteld tot uiterlijk de AOW-leeftijd van de (gewezen) deelnemer, vermeerderd met 5 jaar. Bij uitstel blijft het kapitaal belegd tot de datum waarnaar de uitkering is uitgesteld.
9. Het verevend kapitaal bij leven dat op grond van artikel 23 is toegekend aan een gewezen partner in verband met beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 22, lid 1, sub a of b, wordt eveneens uitgesteld en blijft belegd tot de datum waarnaar de uitkering is uitgesteld.
10. Het uitstel van de uitkering van het kapitaal bij leven beïnvloedt niet de verhouding voor aankoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen.
11. Voor degene die bij het bereiken van de standaard-pensioendatum nog deelnemer in de pensioenregeling is, vindt tijdens de uitstelperiode geen verdere opbouw van kapitaal plaats. Wel blijft het risicopartner- en risicowezenpensioen in stand op basis van de bedragen die golden op de standaard-pensioendatum.
Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen en andersom
12. Met betrekking tot uitruil van aan te kopen ouderdomspensioen en aan te kopen partnerpensioen onderling, heeft de (gewezen) deelnemer de volgende opties:
x. xxxx uitruil: aankoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100:70;
b. volledige uitruil van kapitaal voor aankoop van partnerpensioen ten behoeve van aankoop van een extra (hoger) ouderdomspensioen;
c. gedeeltelijke uitruil van kapitaal voor aankoop van partnerpensioen ten behoeve van aankoop van een extra (hoger) ouderdomspensioen waarbij de verhouding voor aankoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen naar keuze van de (gewezen) deelnemer en diens partner kan worden vastgesteld;
d. uitruil van een deel van het kapitaal voor aankoop van ouderdomspensioen ten behoeve van een extra (hoger) partnerpensioen, met dien verstande dat het na de uitruil aan te kopen partnerpensioen maximaal 100% mag bedragen van het aan te kopen ouderdomspensioen, dan wel 70% van het pensioengevend jaarsalaris. Het voor aankoop van bijzonder partnerpensioen afgesplitste kapitaal dat op grond van artikel 22 is toegekend aan een gewezen partner in verband met beëindiging van de partnerrelatie, kan niet worden uitgeruild voor de aankoop van een extra (hoger) ouderdomspensioen.
13. Het verevend kapitaal dat op grond van artikel 23 is toegekend aan een gewezen partner in verband met beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 22, lid 1, sub a of b, kan niet worden uitgeruild voor de aankoop van een extra (hoger) partnerpensioen.
Xxxx/xxxx-xxxxxxxxxxx
00. Xx (xxxxxxx) deelnemer heeft de keuze om het aan te kopen ouderdomspensioen op de pensioendatum om te zetten in een in hoogte variërende uitkering. Hierbij is het mogelijk om eerst een aantal jaren (maximaal 10) een verhoogd ouderdomspensioen te ontvangen en daarna een verlaagd. Het lage ouderdomspensioen bedraagt 75% van het hoge pensioen.
15. Bij uitstel van het kapitaal bij leven als bedoeld in lid 5 van dit artikel mag de keuze voor een hoog- laag uitkering op de datum waarop het kapitaal bij leven uitgesteld wordt uitgekeerd worden gemaakt, met dien verstande dat de in artikel 16, lid 2, genoemde termijn van drie maanden in acht wordt genomen.
16. Het verevend kapitaal dat op grond van artikel 23 is toegekend aan een gewezen partner in verband met beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 22, lid 1, sub a of b, leidt op overeenkomstige wijze tot variabele uitkeringen.
17. De keuze voor een variabele uitkering van het aan te kopen ouderdomspensioen heeft geen consequenties voor de hoogte van het aan te kopen partnerpensioen.
Deeltijdpensionering in combinatie met vervroeging
18. De (gewezen) deelnemer kan eenmalig en onherroepelijk kiezen voor gedeeltelijke vervroegde pensionering naar de datum gelegen maximaal vijf jaar vóór de AOW-leeftijd van de (gewezen) deelnemer. De bepalingen in lid 3 van dit artikel zijn overeenkomstig van toepassing op het deel van het kapitaal dat vervroegd tot uitkering komt.
19. Het percentage deeltijdpensionering kan naar keuze van de (gewezen) deelnemer worden bepaald. Voor de hoogte van het vervroegde deeltijd ouderdomspensioen zijn bepalend de tariefsgrondslagen geldend op de datum van vervroeging voor de aanwending van het gedeeltelijk tot uitkering komende kapitaal bij leven.
20. Op de vervroegde pensioendatum moet tevens een keuze worden gemaakt voor de overige in dit hoofdstuk genoemde keuzemogelijkheden, met inachtneming van de overige bepalingen in dit hoofdstuk, voor dat deel van het pensioen dat door gedeeltelijke vervroegde uitkering en aanwending van het kapitaal wordt aangekocht.
21. Voor het deel dat de deelnemer, in overleg met de werkgever, gedeeltelijk blijft doorwerken, zal de deelnemer naar evenredigheid recht hebben op verdere opbouw van kapitaal bij leven, risicopartnerpensioen en risicowezenpensioen tot uiterlijk de standaard-pensioendatum, met inachtneming van de in dit pensioenreglement opgenomen specifieke bepalingen voor parttimers als bedoeld in artikel 8, lid 3 van dit pensioenreglement. Aan deze opbouw wordt toegevoegd het deel van het (tot de ingangsdatum van het deeltijdpensioen) opgebouwde kapitaal dat niet vervroegd tot uitkering komt.
22. Op de latere pensioendatum doch uiterlijk de standaard-pensioendatum van dit deel van het kapitaal bij leven heeft de deelnemer voor dit (nog niet ingegane) deel van het kapitaal bij leven opnieuw de mogelijkheid om te kiezen voor de in dit hoofdstuk genoemde keuzemogelijkheden.
23. Het verevend kapitaal dat op grond van artikel 23 is toegekend aan een gewezen partner in verband met beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 22, lid 1, sub a. of b., wordt op gelijke wijze deels aangewend voor ouderdomspensioen.
Deeltijdpensionering in combinatie met xxxxxxx
00. Xx (xxxxxxx) deelnemer kan eenmalig en onherroepelijk kiezen voor gedeeltelijke pensionering op de standaard-pensioendatum en uitstel van het andere deel van het kapitaal bij leven.
25. Het percentage deeltijdpensionering kan naar keuze van de (gewezen) deelnemer worden bepaald.
26. Voor de hoogte van het deeltijd ouderdomspensioen is bepalend het tot de standaard- pensioendatum opgebouwde kapitaal bij leven, vermenigvuldigd met het percentage deeltijdpensionering. Op de standaard-pensioendatum moet tevens een keuze worden gemaakt voor de overige in dit hoofdstuk genoemde keuzemogelijkheden, met inachtneming van de overige bepalingen in dit hoofdstuk. Indien wordt gekozen voor een hoog-laag uitkering van het gedeeltelijk tot uitkering komende kapitaal, geldt deze keuze op overeenkomstige wijze voor het later tot uitkering komende gedeelte van het kapitaal. Hierbij dient de in artikel 16, lid 2, genoemde termijn van drie maanden in acht te worden genomen.
27. Voor degene die bij het bereiken van de standaard-pensioendatum nog gedeeltelijk deelnemer in de pensioenregeling is, vindt tijdens de uitstelperiode geen verdere opbouw van kapitaal plaats. Wel blijft het risicopartner- en risicowezenpensioen in stand op basis van de bedragen die golden op de standaard-pensioendatum.
28. Het uitgestelde deel van het kapitaal bij leven zal tot uitkering komen uiterlijk 5 jaar na de AOW- leeftijd van de (gewezen) deelnemer.
29. Het verevend kapitaal dat op grond van artikel 23 is toegekend aan een gewezen partner in verband met beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 22, lid 1, sub a. of b., wordt op gelijke wijze deels aangewend voor de aankoop van ouderdomspensioen.
HOOFDSTUK VI - BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES
Artikel 18 Beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum
1. Als het deelnemerschap - anders dan door overlijden, (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid of pensionering - eindigt vóór de pensioendatum, behoudt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op het kapitaal bij leven dat tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap krachtens dit pensioenreglement is opgebouwd. Op het kapitaal blijven de bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing.
2. Het risicopartnerpensioen en het risicowezenpensioen komen te vervallen.
3. In geval van overlijden van de gewezen deelnemer vóór de standaard-pensioendatum wordt 95% van het belegd kapitaal voor aankoop van levenslang partnerpensioen op het leven van de achterblijvende partner. Het levenslange partnerpensioen gaat in op de 1e dag van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
4. De gewezen deelnemer ontvangt met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 van dit pensioenreglement (Informatieverstrekking) een bewijs van het opgebouwde kapitaal en overige informatie.
Artikel 19 Onbetaald verlof
1. Als de deelnemer onbetaald verlof heeft, blijven het risicopartnerpensioen, het tijdelijk risicopartnerpensioen als bedoeld in artikel 15, lid 3 van dit pensioenreglement, indien de werkgever daarvoor heeft gekozen, het risicowezenpensioen en de risicodekking voor premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid tot een maximum van 18 maanden ongewijzigd in stand. Dit betekent dat indien de (aspirant) deelnemer tijdens de periode van onbetaald verlof komt te overlijden of arbeidsongeschikt wordt, het risicopartnerpensioen, het tijdelijk risicopartnerpensioen (indien van toepassing), het risicowezenpensioen en de premievrije deelneming bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 21 worden vastgesteld als ware de (aspirant-) deelnemer niet met onbetaald verlof gegaan. De werkgever van de deelnemer met onbetaald verlof blijft de premie voor de risicodekking aan het pensioenfonds verschuldigd. De werkgever en de deelnemer met onbetaald verlof kunnen overeenkomen dat de opbouw van het kapitaal bij leven tijdens de periode van 18 maanden wordt voortgezet. De werkgever blijft dan tevens de premie voor de opbouw van het kapitaal bij leven verschuldigd.
2. De werkgever heeft de keuze de opbouw van het kapitaal bij leven en het risicopartnerpensioen, het tijdelijk risicopartnerpensioen (indien van toepassing), het risicowezenpensioen en de risicodekking voor premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde periode van 18 maanden (gedeeltelijk) voort te zetten.
3. De gevolgen van onbetaald verlof voor de werknemerspremie worden tussen de werkgever en de werknemer overeengekomen.
4. De werkgever en de werknemer leggen de keuzes die zij maken schriftelijk vast.
Artikel 20 Waardeoverdracht
1. Bij opname in de pensioenregeling heeft de deelnemer het recht de waarde van pensioenen die opgebouwd zijn in een of meer vorige dienstverbanden over te laten dragen naar het pensioenfonds.
2. De extra aanspraak op kapitaal bij leven is gelijk aan de beschikbare overdrachtswaarde. Deze extra aanspraak op kapitaal bij leven wordt vervolgens op dezelfde manier behandeld als de aanspraak op kapitaal bij leven die op grond van dit pensioenreglement wordt opgebouwd.
3. Het recht op waardeoverdracht bestaat niet als de pensioenopbouw in het desbetreffende vorige dienstverband is beëindigd vóór 8 juli 1994. Waardeoverdracht is in deze gevallen alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken.
4. Als de gewezen deelnemer gaat deelnemen in de pensioenregeling van een volgende werkgever, heeft de gewezen deelnemer het recht de waarde van het opgebouwde kapitaal bij leven over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van die nieuwe werkgever. Indien de gewezen deelnemer tevens pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds heeft op grond van een of meerdere tot 1 januari 2023 geldende pensioenreglementen, dan zal de waarde van deze pensioenaanspraken eveneens worden overgedragen indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van het recht op waardeoverdracht. Door de overdracht vervallen de aanspraken die op grond van dit
pensioenreglement en eventuele voorgaande pensioenreglementen van het pensioenfonds zijn verkregen.
5. Na opname in de pensioenregeling is het pensioenfonds verplicht de ontvangen waarde van kleine pensioenen uit een vorig dienstverband aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor de deelnemer. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het pensioenfonds de extra aanspraak op kapitaal bij leven. De extra aanspraak op kapitaal bij leven wordt vervolgens op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd.
6. Indien na beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2018 het ouderdomspensioen minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor afkoop van pensioen, draagt het pensioenfonds de waarde van de pensioenaanspraken niet automatisch over naar de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt. De deelnemer moet hier zelf om verzoeken.
Artikel 21 Premievrije deelneming bij arbeidsongeschiktheid
1. Dit artikel is van toepassing op deelnemers die op of na 1 januari 2023 recht krijgen op een uitkering krachtens de WIA. Dat betekent dat voor deelnemers die op of na 1 januari 2023 ziek zijn geworden of zullen worden en na afloop van de wettelijke wachttijd een WIA-uitkering ontvangen, dit artikel geldt. Voor deelnemers die vóór 1 januari 2021 ziek zijn geworden en na afloop van de wettelijke wachttijd vóór 1 januari 2023 een WIA-uitkering ontvangen, blijft het bepaalde in Pensioenreglement-2013 inzake pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid van toepassing.
2. De deelnemer die op of na 1 januari 2023 tenminste 35% arbeidsongeschikt wordt of is verklaard en een WIA-uitkering ontvangt, heeft recht op (gedeeltelijke) voortzetting van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling zonder dat daarvoor premie verschuldigd is mits en in zoverre de WIA- uitkering inging tijdens het deelnemerschap aan deze pensioenregeling en is voldaan aan alle overige voorwaarden die hieraan in dit reglement zijn gesteld. Deze wijze van voortzetting wordt verder “premievrije deelneming” genoemd.
3. De mate van premievrije deelneming is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid (zie lid 4) en heeft betrekking op de opbouw van:
• Het kapitaal bij leven;
• Het partnerpensioen op risicobasis;
• het wezenpensioen op risicobasis;
• Het tijdelijk risicopartnerpensioen indien dit op de ingangsdatum van de premievrije deelneming is verzekerd op basis van hoofdstuk IV, keuzemogelijkheden voor de werkgever (zie artikel 15, lid 1, aanhef en onder c van dit pensioenreglement);
• Het aanvullend partnerpensioen indien dit op de ingangsdatum van de premievrije deelneming is verzekerd (zie artikel 9, lid 1, aanhef en onder h van dit pensioenreglement);
• Het aanvullend wezenpensioen indien dit op de ingangsdatum van de premievrije deelneming is verzekerd (zie artikel 9, lid 1, aanhef en onder i van dit pensioenreglement).
De mate van premievrije deelneming is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid volgens onderstaande tabel, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld door het orgaan dat belast is met de uitvoering van de WIA dan wel wordt afgeleid van door dit uitvoeringsorgaan vastgestelde gegevens.
Als (en zolang) de deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering die gebaseerd is op een arbeidsongeschiktheid van | wordt de premievrije deelneming voortgezet voor |
80% - 100% | 100% |
65% - 80% | 72,5% |
55% - 65% | 60% |
45% - 55% | 50% |
35% - 45% | 40% |
0% - 35% | 0% |
4. De premievrije deelneming vindt plaats op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag en het van toepassing zijnde jaarlijkse percentage aan beschikbaar te stellen premie volgens de staffel die voor de deelnemer geldt op de ingangsdatum van zijn WIA-uitkering, een en ander voor zover fiscaal toelaatbaar.
5. De (gedeeltelijke) premievrije deelneming zal doorlopen na een eventuele (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband met de werkgever. Bij (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband met de werkgever zal voor het gedeelte waarvoor geen premievrije deelneming van toepassing is, worden gehandeld overeenkomstig artikel 18 (beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum).
6.
Voor de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer wiens dienstverband met de werkgever niet geheel is beëindigd, zal de in lid 3 bedoelde procentuele voortzetting van de premievrije deelneming worden verlaagd indien de totale pensioenopbouw van deze deelnemer uit hoofde van zijn /haar actief deelnemerschap en zijn/haar premievrije deelneming meer bedraagt dan 100%.
7. Als het arbeidsongeschiktheidspercentage zoals bedoeld in lid 3 wordt verhoogd of verlaagd, wordt, indien het dienstverband met de werkgever niet is beëindigd, de mate van premievrije deelneming overeenkomstig verhoogd of verlaagd, met dien verstande dat als de deelnemer op enig moment minder dan 35% arbeidsongeschikt is geworden, er geen recht meer op premievrije deelneming kan ontstaan. Bij latere verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage herleeft de premievrije deelneming niet. Bij een wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage met een wijziging van het voortzettingspercentage als gevolg, worden de pensioenjaren opnieuw vastgesteld per de eerste dag van de maand volgend op de wijzigingsdatum. Verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage zoals bedoeld in lid 3 leidt, nadat het dienstverband met de werkgever is beëindigd, niet tot verhoging van de mate van premievrije deelneming.
Artikel 22 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor het partnerpensioen
1. Onder beëindiging van de partnerrelatie wordt in dit pensioenreglement verstaan:
a. echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
b. beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partners;
c. beëindiging van het ongeregistreerd partnerschap door beëindiging van de gezamenlijke huishouding.
2. Onder beëindiging van de partnerrelatie in de zin van dit pensioenreglement valt niet de situatie dat de partners aansluitend aan de ene vorm van de relatie (huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongeregistreerd partnerschap) met elkaar een andere van deze relatievormen aangaan.
3. Bij beëindiging van de partnerrelatie behoudt de gewezen partner aanspraak op het afgesplitste gedeelte van het kapitaal bij leven dat tot die datum is opgebouwd (het bijzonder partnerpensioen). Dit gedeelte van het kapitaal wordt vastgesteld door het opgebouwde kapitaal per de datum van beëindiging van de partnerrelatie fictief aan te wenden voor ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100:70. Daarbij wordt uitgegaan van de op die datum geldende tariefsgrondslagen voor aankoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen en de op die datum geldende dekkingsgraad van het pensioenfonds. Vervolgens wordt een zodanig deel van het
opgebouwd kapitaal als bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner afgesplitst als nodig is om het fictief vastgestelde partnerpensioen op de datum van beëindiging van de partnerrelatie aan te kopen, eveneens op basis van de op die datum geldende tariefsgrondslagen en de dekkingsgraad van het pensioenfonds op die datum. Dit afgesplitste deel van het kapitaal blijft op dezelfde wijze belegd als het voor de (gewezen) deelnemer resterende gedeelte van het kapitaal. Het opgebouwde kapitaal per de datum van beëindiging van de partnerrelatie is het opgebouwde kapitaal, verminderd met voor (een) eventuele eerdere partner(s) afgesplitste kapitaal.
4. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer wordt het voor de gewezen partner afgesplitste gedeelte van het kapitaal aangewend voor aankoop van levenslang bijzonder partnerpensioen op het leven van de gewezen partner ingaand op de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en dat eindigt op de laatste dag van de maand van overlijden van de gewezen partner. Op het bijzonder partnerpensioen worden toeslagen verleend volgens het bepaalde in artikel 13 van dit pensioenreglement. Indien de gewezen partner op de datum van overlijden van de (gewezen) deelnemer is overleden, vervalt het voor aankoop van bijzonder partnerpensioen afgesplitste gedeelte van het kapitaal aan het pensioenfonds.
5. Als datum van beëindiging partnerrelatie wordt aangemerkt:
a. de datum waarop de scheiding wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand (voor de partner als bedoeld in artikel 11, lid 1, sub a en b); dan wel
b. de datum waarop blijkens de gemeentelijke basisadministratie geen sprake meer is van woonachtig zijn op hetzelfde adres dan wel de datum waarop blijkens mededeling van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en/of diens partner het notarieel verleden samenlevingscontract wordt verbroken (voor de partner als bedoeld in artikel 11, lid 1, sub c); dan wel
c. de datum van een later huwelijk of aangaan van een geregistreerd partnerschap met een andere partner of de datum van latere aanwijzing van een andere ongeregistreerde partner indien de beëindiging van de vorige partnerrelatie niet is doorgegeven aan het pensioenfonds.
6. Als de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt op de wijze zoals omschreven in lid 1, wordt bij het overlijden van die gewezen deelnemer de gewezen partner als partner beschouwd. De gewezen partner houdt dan recht op het af te splitsen gedeelte van het kapitaal dat bij het einde van het deelnemerschap krachtens dit reglement is vastgesteld. Het bij het einde van de partnerrelatie opgebouwde kapitaal is het kapitaal verminderd met voor (een) eventuele eerdere partner(s) afgesplitste kapitaal.
7. De bepalingen in lid 2 en 3 zijn niet van toepassing als:
a. de echtgenoten of de geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen en het binnen 6 maanden na de scheiding bij het pensioenfonds is gemeld;
b. in verband met de beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap de partners schriftelijk anders overeenkomen en het binnen 6 maanden na de beëindiging bij het pensioenfonds is gemeld.
8. Het partnerpensioen voor een volgende partner is het aan te kopen partnerpensioen dat kan worden verkregen volgens artikel 10, verminderd met de aanspraak of aanspraken op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner(s).
9. In geval van beëindiging van de partnerrelatie van een gewezen deelnemer wordt voor de verdubbeling van het wezenpensioen de gewezen partner die aanspraak heeft behouden op partnerpensioen, als partner beschouwd.
Artikel 23 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor het ouderdomspensioen
1. In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap, kan de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (de Wet VPS). Pensioenverevening is niet aan de orde bij omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of omgekeerd, en ook niet bij beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap.
Pensioenverevening volgens het wettelijk standaard systeem
2. De hoofdregel van de Wet VPS houdt in dat uitbetaling van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerde partnerschap is opgebouwd, voor de helft toekomt aan de gewezen partner. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken.
3. Het recht op verevening kan alleen rechtstreeks bij het pensioenfonds geldend worden gemaakt als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij het pensioenfonds is ingediend. Dit wordt gerealiseerd met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven. Het recht op uitbetaling van ouderdomspensioen voor de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner wordt vastgesteld door het opgebouwde kapitaal per de datum van beëindiging van de partnerrelatie fictief aan te wenden voor ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100:70. Daarbij wordt uitgegaan van de op die datum geldende tariefsgrondslagen voor aankoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen en de op die datum geldende dekkingsgraad van het pensioenfonds. Vervolgens wordt een zodanig deel van het opgebouwd kapitaal afgesplitst ten behoeve van de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner als nodig is voor aankoop van ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer dat eindigt bij het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner, met dien verstande dat indien de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner eerder overlijdt dan de (gewezen) deelnemer, het aangekochte ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer herleeft tot het bedrag dat had kunnen worden aangekocht indien op de datum van aankoop geen sprake zou zijn geweest van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap.
4. Het recht op uitbetaling van ouderdomspensioen gaat gelijktijdig in met het door de (gewezen) deelnemer aangekochte ouderdomspensioen en eindigt gelijktijdig daarmee, tenzij de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner eerder overlijdt dan de (gewezen) deelnemer (in die situatie eindigt het recht op uitbetaling van ouderdomspensioen op de laatste dag van de maand van overlijden van de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner).
5. Het afgesplitste deel van het kapitaal blijft op dezelfde wijze belegd als het voor de (gewezen) deelnemer resterende gedeelte van het kapitaal. Op het ten behoeve van de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner aangekochte recht op uitbetaling van ouderdomspensioen worden toeslagen verleend volgens het bepaalde in artikel 13 van dit pensioenreglement.
Conversie
6. Partijen kunnen op grond van artikel 5 van de Wet VPS er voor kiezen om het kapitaal bij leven ter dekking van het vereveningsrecht, samen met het afgesplitste kapitaal bij leven ter dekking van bijzonder partnerpensioen van de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner, om te zetten naar een eigen kapitaal bij leven voor de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner (conversie). Op dit kapitaal bij leven voor de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner is dit pensioenreglement van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het kapitaal bij leven gevormd op basis van conversie uitsluitend kan worden aangewend voor ouderdomspensioen op het leven van de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner volgens de voorwaarden van dit pensioenreglement. Conversie is slechts mogelijk voor zover dit bij huwelijkse voorwaarden of bij
geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding is overeengekomen én aan deze overeenkomst een verklaring van het pensioenfonds is gehecht dat het instemt met de conversie.
Artikel 24 Pensionering
1. De standaard-pensioendatum voor het krachtens dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen (inclusief hierop verleende toeslagen) is de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. Dit is niet het geval als hij/zij gebruik maakt van de mogelijkheid om de standaard- pensioendatum te verschuiven.
2. Als de (gewezen) deelnemer niet heeft laten weten dat hij/zij de pensioendatum wil verschuiven, zal het pensioenfonds de (gewezen) deelnemer zes maanden voor de standaard-pensioendatum informeren over de pensioenrechten en bestaande keuzemogelijkheden op grond van hoofdstuk V van dit pensioenreglement.
Artikel 25 Afkoop van kleine pensioenen en pensioenaanspraken
1. Als bij ingang van het pensioen (pensionering) het aan te kopen ouderdomspensioen lager is dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt, heeft het pensioenfonds het recht om de pensioenaanspraken af te kopen. Het pensioenfonds heeft dat recht, indien de gepensioneerde met de afkoop instemt. De afkoopwaarde wordt onder het verrichten van de wettelijke inhoudingen uitgekeerd aan de gewezen deelnemer.
2. Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft het pensioenfonds een recht tot afkoop van de aanspraken op partnerpensioen als het aan te kopen partnerpensioen dan lager blijkt te zijn dan de wettelijke grens. De afkoopwaarde wordt dan onder het verrichten van de wettelijke inhoudingen uitgekeerd aan de gewezen partner.
3. Als bij overlijden van een (gewezen) deelnemer het (aan te kopen) partnerpensioen en/of het (aan te kopen) wezenpensioen lager blijken te zijn dan de wettelijke grens, heeft het pensioenfonds een recht tot afkoop van deze pensioenen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de partner en de wees onder het verrichten van de wettelijke inhoudingen.
4. Bij een afkoop past het pensioenfonds afkoopfactoren toe. Deze afkoopfactoren zijn vermeld in bijlage 12 bij dit pensioenreglement. De afkoopfactoren kunnen jaarlijks per 1 januari (per kalenderjaar), door het bestuur van het pensioenfonds, gehoord een actuaris, worden aangepast. De afkoopfactoren zoals geldend op de afkoopdatum zijn bepalend voor de vaststelling van de afkoopsom.
5. Indien bij beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2019 het jaarlijks ouderdomspensioen € 2,- of minder bedraagt, vervallen de pensioenaanspraken op dat moment aan het pensioenfonds, tenzij de deelnemer verhuist naar een staat die deel uit maakt van de Europese Unie of die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en hij het pensioenfonds daarvan bij de beëindiging op de hoogte heeft gesteld.
6. De in de voorgaande leden bedoelde wettelijke grens voor afkoop van klein pensioen wordt jaarlijks per 1 januari krachtens de Pensioenwet vastgesteld en is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
HOOFDSTUK VII - FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 26 Financiering van de pensioenregeling
1. De financiering van de krachtens dit pensioenreglement vast te stellen risicopensioenen en kapitalen (met uitzondering van de voorwaardelijke toeslagregeling als bedoeld in artikel 13) geschiedt door betaling van bijdragen zoals vastgelegd in de tussen de werkgever en het
pensioenfonds afgesloten uitvoeringsovereenkomst en/of het uitvoeringsreglement van het pensioenfonds.
2. De in lid 1 bedoelde bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur van het pensioenfonds, gehoord de adviserend actuaris van het pensioenfonds, vastgesteld. Deze bijdrage bestaat voor aangesloten werkgevers in de bedrijfstak Hegro voor de verplichte pensioenregeling uit doorsneepremie en voor niet verplichte onderdelen van de pensioenregeling uit leeftijdsafhankelijk actuariële jaarlijkse premies.
3. De bijdrage voor aangesloten werkgevers in de bedrijfstak Groothandel is naar keuze van de aangesloten werkgever volledig gebaseerd op leeftijdsafhankelijke of leeftijdsonafhankelijke premies (actuariële jaarlijkse premies).
4. De door de werkgever verschuldigde bijdrage voor de aspirant-deelnemers bestaat geheel uit leeftijdsafhankelijke premies (eenjarige risicopremies). Dit geldt zowel voor de aangesloten werkgevers in de bedrijfstak Groothandel als de aangesloten werkgevers in de bedrijfstak Hegro.
5. De doorsneepremie wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag en is door alle aangesloten werkgevers uit de bedrijfstak Hegro verschuldigd over de pensioengrondslag, echter over maximaal het standaard maximum pensioengevend jaarsalaris als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder I minus de standaard-franchise (“pensioengrondslag ten behoeve van basispremie”). De voor enig jaar geldende standaardbedragen en de voor dat jaar geldende doorsneebijdrage zijn in bijlage 2 bij dit reglement opgenomen.
6. De doorsneepremie wordt gebruikt voor de financiering van de ingevolge artikel 9, lid 1 van dit pensioenreglement jaarlijks op te bouwen kapitalen bij leven, voor de risicopremies voor de verzekering van het partner- en wezenpensioen, voor het aanvullend partner- en wezenpensioen, de bijdrage de administratiekosten, de bijdrage voor het instandhouden van het minimaal vereist eigen vermogen en voor het premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid.
7. De leeftijdsafhankelijke premie is verschuldigd voor de financiering van het jaarlijks op te bouwen kapitaal bij leven voor zover deze opbouw niet wordt gefinancierd met de in lid 3 bedoelde doorsneepremie.
8. Het risicopartnerpensioen en het risicowezenpensioen als bedoeld in artikel 9, lid 1, aanhef en onder b respectievelijk c, alsmede de premievrije deelneming bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 21 worden gefinancierd door middel van eenjarige risicopremies. Deze eenjarige risicopremies worden voor aangesloten ondernemingen in de bedrijfstak Hegro voor zover het de verplichte pensioenregeling betreft gefinancierd door de in de lid 3 bedoelde doorsneepremie en voor onverplichte onderdelen van de pensioenregeling gefinancierd door de in de lid 4 bedoelde leeftijdsafhankelijke premie.
9. Het aanvullend risicopartnerpensioen en het aanvullend risicowezenpensioen als bedoeld in 9, lid 9, aanhef en onder h en i, worden gefinancierd door middel van eenjarige risicopremies. Deze eenjarige risicopremies worden voor aangesloten ondernemingen in de bedrijfstak Hegro voor zover het de verplichte pensioenregeling betreft gefinancierd door de in de lid 3 bedoelde doorsneepremie en voor onverplichte onderdelen van de pensioenregeling gefinancierd door de in de lid 4 bedoelde leeftijdsafhankelijke premie.
10. Het tijdelijk partnerpensioen op risicobasis als bedoeld in hoofdstuk IV, wordt gefinancierd door middel van eenjarige risicopremies.
11. De kosten voor de voorwaardelijke toeslagregeling over de in dit reglement opgebouwde pensioenaanspraken komen ten laste van het pensioenfonds.
12. De in dit artikel bedoelde doorsneepremie, leeftijdsafhankelijke of leeftijdsonafhankelijke premies (actuariële jaarlijkse premie) en eenjarige risicopremies worden betaald door de werkgever.
13. De financiering van de pensioenaanspraken krachtens dit reglement vindt gedurende het deelnemerschap evenredig in de tijd plaats. Hierbij zijn de reglementair opgebouwde aanspraken over verstreken pensioenjaren op elk moment volledig ingekocht en afgefinancierd.
Artikel 27 Werknemerspremie
1. Met inachtneming van de tussen het pensioenfonds en elke werkgever aangegane uitvoeringsovereenkomst en/of het tussen hen geldende uitvoeringsreglement, welke stukken bij elke werkgever voor belanghebbenden ter inzage liggen, kan de werkgever van de deelnemer een werknemerspremie bedingen in de kosten van de pensioenregeling.
2. Voor de deelnemers die in dienst zijn bij een aangesloten werkgever werkzaam in de bedrijfstak Hegro geldt een maximale werknemerspremie van jaarlijks 8% van zijn/haar pensioengrondslag, met dien verstande dat de werknemerspremie niet wordt ingehouden over het deel van de pensioengrondslag tot € 7.000.
3. De deelnemer is geen werknemerspremie verschuldigd voor zover er sprake is van premievrije deelneming bij arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 21.
4. Bij vaststelling van de werknemerspremie van de deelnemer die minder dan het normale aantal arbeidsuren werkt, wordt de werknemerspremie voor een evenredig deel in aanmerking genomen.
5. De werkgever houdt de werknemerspremie in op het salaris van de deelnemer in dezelfde termijnen
als waarin het salaris wordt uitbetaald.
6. De aspirant-deelnemer is geen werknemerspremie verschuldigd.
Artikel 28 Uitkering van de pensioenen
1. Het pensioenfonds keert de pensioenen aan de pensioengerechtigden uit in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling en zorgt voor de wettelijke inhoudingen op de uitkeringen. De uitkeringen van de pensioenen zullen plaatsvinden in euro’s.
2. Het betreft de op grond van dit reglement verkregen pensioenrechten en, indien van toepassing, verhoogd met de tot 1 januari 2023 krachtens een of meerdere voorgaande pensioenreglementen van het pensioenfonds verworven pensioenrechten.
HOOFDSTUK VIII - OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 29 Fiscale maximering
1. Als gevolg van fiscale bepalingen gelden maxima voor de pensioenen die kunnen worden verkregen. De pensioenuitkeringen die op de pensioendatum worden aangekocht, mogen niet hoger zijn dan de pensioenuitkeringen die tijdens de deelneming hadden kunnen worden opgebouwd volgens een fiscaal maximale pensioenregeling van het type uitkeringsovereenkomst/middelloonpensioenregeling, inclusief de toeslagverlening tijdens de fictieve deelneming aan de middelloonpensioenregeling volgens de loon- of prijsindex met een maximum van 3% per jaar. Het pensioenfonds voert de bovenmatigheidstoets uit in geval van individuele waardeoverdracht na beeindiging van de deelneming vóór de pensioendatum of uiterlijk op de pensioendatum. Voor zover het belegd kapitaal bij leven in verband met de bovenmatigheidstoets niet wordt overgedragen in het kader van waardeoverdracht of niet wordt aangewend voor de aankoop van pensioenuitkeringen, wordt het overschot uitgekeerd aan de werkgever van de (gewezen) deelnemer.
2. Overschrijding van deze maxima door oorzaken zoals omschreven in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964, blijven buiten beschouwing.
3. Als een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap parttime heeft gewerkt, wordt:
a. de laatste pensioengrondslag op fulltime basis vastgesteld;
b. deze pensioengrondslag vermenigvuldigd met het parttimepercentage. Bij wisselende parttimepercentages gedurende het deelnemerschap wordt het gewogen gemiddelde parttimepercentage genomen.
4. Wanneer (verder) uitstel van de pensioendatum pensioenen oplevert die hoger zijn dan de maxima zoals omschreven in lid 1, is (verder) pensioenuitstel niet mogelijk. Het ouderdomspensioen zal ingaan zodra dit maximum wordt bereikt.
Artikel 30 Beperkingen
1. Alle mededelingen die de werkgever in het kader van de pensioenregeling aan het pensioenfonds doet, mag het pensioenfonds als juist aanvaarden. Als de werkgever onjuiste of geen mededelingen heeft gedaan en het pensioenfonds daardoor onvoldoende premie heeft ontvangen, dan spant het pensioenfonds zich in om alsnog aanvullende financiering van de werkgever te krijgen.
2. Het pensioenfonds vraagt in beginsel geen medische waarborgen voor het toekennen of verhogen van pensioenaanspraken. Als op grond van de Wet op de medische keuringen medische waarborgen gevraagd mogen worden, kan het pensioenfonds dit doen. Wanneer de (aspirant-) deelnemer vervolgens naar het oordeel van het pensioenfonds geen normale levens- of validiteitskansen heeft, worden de pensioenaanspraken niet of niet volledig toegekend. In dat geval bezien de werkgever en het pensioenfonds of er een bijzondere regeling kan worden getroffen, en zo ja, welke. Een medisch onderzoek kan deel uit maken van de medische waarborgen die de (aspirant-) deelnemer moet leveren indien het vragen van medische waarborgen wettelijk is toegestaan.
3. De aanspraken uit deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, of formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden. In de Pensioenwet is bepaald in welke gevallen dit wel is toegestaan.
Artikel 31 Wijzigingsvoorbehoud werkgever en kortingsmogelijkheid
1. De werkgever is bevoegd het betalingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 12 Pensioenwet en het wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 19 Pensioenwet in de arbeidsvoorwaarden met zijn werknemers op te nemen. Voor aangesloten werkgevers behorend tot de bedrijfstak Hegro gelden deze mogelijkheden niet voor zover het de verplichte pensioenregeling van het pensioenfonds betreft.
2. Als de werkgever gebruik wil maken van het recht zoals omschreven in lid 1 zal hij de deelnemers hierover schriftelijk informeren. De opgebouwde aanspraken worden niet aangetast.
3. Het pensioenfonds kan en dient tot korting van aanspraken en pensioenrechten over te gaan, als de financiële toestand van het pensioenfonds dat nodig maakt. Dit kan uitsluitend in de situatie die is omschreven in artikel 134 respectievelijk artikel 140 van de Pensioenwet.
4. Als het pensioenfonds tot korting van aanspraken en pensioenrechten overgaat neemt het pensioenfonds het uitvoeringsreglement en/of de uitvoeringsovereenkomst in acht en zal het pensioenfonds de betrokkenen, belanghebbenden, de werkgever en de toezichthouder schriftelijk over dit besluit informeren. De vermindering van de aanspraken kan op zijn vroegst plaatsvinden een maand nadat de betrokkenen, belanghebbenden, de werkgever en de toezichthouder hierover schriftelijk zijn geïnformeerd. Bij de wijze waarop tot korting van aanspraken en pensioenrechten
neemt het pensioenfonds de norm van evenwichtige belangenbehartiging opgenomen in artikel 105, lid 2 Pensioenwet in acht.
Artikel 32 Verplichtingen van de (aspirant) deelnemer en de gewezen deelnemer
1. De (aspirant) deelnemer is verplicht het pensioenfonds direct te informeren over beëindiging van zijn/haar partnerrelatie.
2. Als de (aspirant) deelnemer in aanmerking wil komen voor partnerpensioen voor de ongeregistreerde partner (met wie hij/zij minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert), dan moet de (aspirant-) deelnemer aan het pensioenfonds een notariële samenlevingsovereenkomst overleggen. Deze samenlevingsovereenkomst moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:
a. De geboortedata en burgerlijke staat van de (aspirant) deelnemer en zijn/haar partner;
b. De aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding; en
c. Enige vermogensrechtelijke bepalingen (bijvoorbeeld een regeling over de verdeling van de kosten van de gezamenlijke huishouding).
De (aspirant) deelnemer staat er voor in dat de gegevens in de akte juist zijn.
3. Als het ongeregistreerde partnerschap eindigt, moet de (aspirant) deelnemer het pensioenfonds hierover direct schriftelijk informeren. In deze schriftelijke verklaring moeten in ieder geval de namen en geboortedata van beide partners zijn opgenomen en de datum waarop de gezamenlijke huishouding is geëindigd. De (aspirant) deelnemer en zijn/haar partner moeten deze verklaring ondertekenen. Wanneer de (aspirant) deelnemer aannemelijk maakt dat hij/zij ondanks zijn/haar inspanningen, geen medeondertekening van de gewezen partner heeft gekregen, mag het pensioenfonds afgaan op een eenzijdige verklaring van de (aspirant-) deelnemer.
4. Na beëindiging van het deelnemerschap is de gewezen deelnemer verplicht het pensioenfonds direct te informeren over het einde van een partnerrelatie.
5. Als het pensioenfonds op grond van de Wet op de medische keuringen medische waarborgen mag vragen, dan moet de werknemer aan het medisch onderzoek meewerken. Indien de werknemer dat weigert, kan dat gevolgen hebben voor de vaststelling van de aanspraken of pensioenrechten volgens dit pensioenreglement (het pensioenfonds is dan bevoegd de aanspraken of pensioenrechten niet toe te kennen of daarop een korting toe te passen).
6. De werkgever en het pensioenfonds zijn niet aansprakelijk als een aanspraak, een pensioenrecht of het kapitaal bij leven niet of niet juist zijn vastgesteld omdat de (aspirant) deelnemer niet, niet goed of niet tijdig aan zijn/haar verplichtingen heeft voldaan.
Artikel 33 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van het pensioenfonds met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Artikel 34 Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2023.
Bijlage 1 - Regeling inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1. De werknemer of de aangesloten werkgever, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur van het pensioenfonds op zijn/haar verzoek worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement voor hem/haar met betrekking tot de pensioenregeling bepaalde. Het voorgaande geldt op overeenkomstige wijze voor de rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn die in meerderheid zodanige bezwaren hebben.
2. Het verzoek geschiedt door middel van indiening van een ondertekende verklaring bij het bestuur van het pensioenfonds. Uit deze verklaring moet blijken dat bij de indiener overwegende gemoedsbezwaren bestaan tegen iedere vorm van verzekering en dat de gemoedsbezwaarde mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn/haar eigendommen heeft verzekerd. Als de indiener een werkgever is, dient deze in de verklaring tevens aan te geven of er ook gemoedsbezwaren bestaan tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen. Tevens dient het verzoek vergezeld te gaan van een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank waaruit blijkt dat vrijstelling is verleend van de verplichtingen uit hoofde van de volksverzekeringen. Ingeval de indienende werkgever rechtspersoon is, dient uit de verklaring bovendien nog te blijken dat de natuurlijke personen, die behoren tot het orgaan dat ingevolge de wet of de statuten van de rechtspersoon bevoegd is te besluiten de vrijstelling aan te vragen, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. De verklaring wordt ondertekend door het ingevolge de wet of de statuten van die rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan.
3. Een verzoek door een rechtspersoon dient naast de verklaring vergezeld te gaan van een gewaarmerkt afschrift van de statuten van die rechtspersoon, benevens van een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4. Het bestuur van het pensioenfonds verleent de gevraagde vrijstelling, indien de ingediende verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het pensioenfonds. Van de verleende vrijstelling (inclusief de eventuele aan de vrijstelling verbonden voorwaarden) wordt door het bestuur van het pensioenfonds een bewijs uitgereikt. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5. Een vrijgestelde werkgever is verplicht te zorgen dat (een afschrift van) de hem verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats welke voor alle in zijn dienst zijnde werknemers vrij toegankelijk is en waar deze geregeld plegen te komen, zodat door deze werknemers op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling.
6. Werkgevers en werknemers blijven aan het pensioenfonds te allen tijde dezelfde bijdragen verschuldigd als zonder vrijstelling het geval zou zijn. Na ontvangst worden deze door het pensioenfonds aangemerkt als spaarbijdragen en als zodanig geboekt op een spaarrekening. Het betreft een voor elke vrijgestelde of bij een vrijstelling betrokken werknemer afzonderlijke spaarrekening. Over bedragen in de voornoemde rekening per werknemer, wordt door het pensioenfonds een rendement geboekt dat gelijk is aan het beleggingsrendement dat het pensioenfonds over het desbetreffende jaar heeft behaald.
7. Bij vrijstelling van een werknemer, wordt een bedrag gelijk aan de deelnemersbijdrage door diens werkgever ter afdracht aan het pensioenfonds op het loon van de betrokkene ingehouden of door deze (als ook zijn werkgever vrijgesteld is) direct aan het pensioenfonds betaald.
8. Bij vrijstelling van een werkgever, betaalt deze aan het pensioenfonds een bedrag dat gelijk is aan het totaal van het werkgeversaandeel in de premies die, zonder vrijstelling(en), ten behoeve van zijn werknemers verschuldigd zouden zijn.
9. Indien een werknemer die geen vrijstelling heeft, uit dienst treedt van een werkgever die wel vrijstelling heeft en niet opnieuw bij een andere bij dit pensioenfonds aangesloten en vrijgestelde werkgever in dienst treedt, wordt voor hem/haar deze pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt indien een werknemer die geen vrijstelling heeft en in dienst is van een werkgever die wel een vrijstelling heeft, overlijdt of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het op zijn/haar naam geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
10. Elke werknemer, voor wie krachtens lid 6 bij het pensioenfonds een spaarrekening bestaat, ontvangt van het pensioenfonds jaarlijks een opgave van de stand van die rekening, zoals zij wordt gevormd door de betaalde bedragen vermeerderd met rente op basis van het beleggingsrendement van het pensioenfonds over het boekjaar.
11. Indien de (gewezen) werknemer op de standaard-pensioendatum in leven is, wordt het tot die datum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan hem/haar uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Na zijn/haar overlijden zet het pensioenfonds de eventueel nog niet uitgekeerde termijnen voort ten behoeve van zijn/haar eventuele partner. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds het restant van de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
12. Indien de (gewezen) werknemer overlijdt vóór zijn/haar pensioendatum, wordt het tot de overlijdensdatum gevormde spaarbedrag vanaf die datum aan zijn/haar eventuele partner uitgekeerd in gelijke termijnen gedurende een periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Bij het ontbreken van een partner of diens overlijden keert het pensioenfonds (het restant van) de termijnen uit zoals bepaald in lid 13.
13. In de gevallen als bedoeld in lid 11 en 12 dat er geen partner (meer) is, geldt het volgende. Het pensioenfonds keert (het restant van) het spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan de eventuele kinderen van de (gewezen) werknemer die bij deelname aan de pensioenregeling in aanmerking zouden komen voor wezenpensioen. Voor de periode van uitkering aan de kinderen sluit het pensioenfonds aan bij de uitkering van wezenpensioen uit hoofde van deze pensioenregeling. Indien er geen uitkeringsgerechtigde kinderen (meer) zijn aan te wijzen, keert het pensioenfonds het (restant van het) spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen.
14. Het pensioenfonds keert de in deze regeling bedoelde spaarbedragen uit aan de gerechtigden in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling en zorgt voor de wettelijke inhoudingen op die uitkeringen. Deze uitkeringen zullen plaatsvinden in euro’s.
15. Ook de in lid 13 bedoelde eenmalige uitkering aan de erfgenamen is aan belastingheffing onderhevig en wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.
16. Een vrijstelling wordt ingetrokken op verzoek van degene aan wie de vrijstelling is verleend, alsook wanneer, naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds, de gemoedsbezwa- ren die de grondslag van de vrijstelling vormden, niet langer geacht kunnen worden te bestaan, of wanneer de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden niet behoorlijk worden nageleefd. Voor een vrijstelling, verleend aan een rechtspersoon, geldt bovendien dat zij vervalt op het tijdstip waarop vijf jaren na de datum van ingang zijn verstreken.
17. Met ingang van het tijdstip, waarop een vrijstelling wordt ingetrokken, herleven alle statutaire en reglementaire verplichtingen jegens het pensioenfonds en, indien het een werknemer betreft, ook de toekomstige pensioenrechten. Deze pensioenregeling wordt voor de werknemer dan volledig van kracht. Het op naam van de werknemer geboekte spaarsaldo wordt dan als ten behoeve van hem/haar betaalde premie beschouwd.
18. Met ingang van het tijdstip waarop voor een rechtspersoon de vrijstelling is vervallen door ommekomst van vijf jaren, kan een nieuwe vrijstelling worden verkregen indien het bestuur van het pensioenfonds gunstig beslist op een daartoe overeenkomstig het onder 2 en 3 gestelde, hernieuwd, verzoek. Bij gebreke van een zodanig verzoek of bij afwijzing daarvan door het bestuur van het pensioenfonds, wordt gehandeld als bij een intrekking per de vervaldatum.
Bijlage 2 - Overzicht van de variabele bedragen (grondslagen) voor 2023
Vrijwillig aangesloten onderneming (bedrijfstak Groothandel)
a. Standaard maximum pensioengevend jaarsalaris (artikel 5, lid 3b): € 66.957
b. Fiscaal maximaal pensioengevend jaarsalaris (artikel 15, lid 2) € 128.810
c. Standaard-franchise (artikel 6, lid 1): € 17.158
d. Fiscaal minimale franchise (artikel 15, lid 1b): € 16.322
e. Standaard beschikbare premiestaffel (artikel 9, lid 4)
Vanaf leeftijd | Standaard 85,73% | Minimaal 60% | Maximaal 100% |
21 | 16,97% | 11,88% | 19,80% |
25 | 18,00% | 12,60% | 21,00% |
30 | 19,37% | 13,56% | 22,60% |
35 | 20,92% | 14,64% | 24,40% |
40 | 22,63% | 15,84% | 26,40% |
45 | 24,52% | 17,16% | 28,60% |
50 | 26,58% | 18,60% | 31,00% |
55 | 28,98% | 20,28% | 33,80% |
60 | 31,72% | 22,20% | 37,00% |
65 | 34,29% | 24,00% | 40,00% |
f. Mogelijke keuzes voor afwijking van de standaardstaffel (artikel 9, lid 5):
- verhogen van het percentage (in twee decimalen) tot maximaal 100% (Maximaal)
- verlagen van het percentage (in twee decimalen) tot minimaal 60% (Minimaal)
- vlakke staffel, mits deze voldoet aan de (fiscale) wet- en regelgeving
g. Jaarlijkse nabestaandenuitkering Anw (zonder kind, bruto inclusief
vakantiegelduitkering) ten behoeve van verzekering tijdelijk partnerpensioen € 17.860
h. Bedrag voor afkoop van kleine pensioenen (bruto bedrag op jaarbasis 2023)
(artikel 25, lid 6): € 594,89
i. Tarieven en opslagen
- Administratiekosten per deelnemer per jaar € 81,72
- Bijdrage voor het instand houden van het minimaal vereist eigen
vermogen als percentage van de beschikbare premie 1,00%
- Opslag premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 3,85%
j. De deelnemersbijdrage is een afspraak tussen werkgever en werknemer. Voor de vrijwillig aangesloten werkgevers staan hiervoor geen bepalingen in het pensioenreglement.
k. Voor onderstaande activiteiten kunnen separate kosten in rekening worden gebracht bij de deelnemer (uit zijn pensioenkapitaal):
- inkomende waardeoverdracht klein pensioen € 22,47 per event per deelnemer
- uitgaande waardeoverdracht klein pensioen € 25,53 per event per deelnemer
- verwerking reguliere waardeoverdracht € 51,07 per event per deelnemer
- verwerking echtscheiding € 51,07 per event per deelnemer
Bijlage 2 Overzicht van de variabele bedragen (grondslagen) voor 2023
Verplicht aangesloten ondernemingen (bedrijfstak Herwinning grondstoffen)
a. Standaard maximum pensioengevend jaarsalaris (artikel 5, lid 3a): € 57.285 Het standaard maximum wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met 5% vermeerderd met de procentuele stijging van het maximum uitkeringsloon voor de WIA met dien verstande dat het standaard maximum pensioengevend jaarsalaris niet meer zal bedragen dan het maximum uitkeringsloon voor de WIA.
b. Fiscaal maximaal pensioengevend jaarsalaris (artikel 15, lid 2) € 128.810
c. Standaard-franchise (artikel 6, lid 1): € 17.158
d. Fiscaal minimale franchise (artikel 15, lid 1b): € 16.322
e. Standaard beschikbare premiestaffel (artikel 9, lid 4)
Vanaf leeftijd | Standaard 85,73% | Maximaal 100% |
21 | 16,97% | 19,80% |
25 | 18,00% | 21,00% |
30 | 19,37% | 22,60% |
35 | 20,92% | 24,40% |
40 | 22,63% | 26,40% |
45 | 24,52% | 28,60% |
50 | 26,58% | 31,00% |
55 | 28,98% | 33,80% |
60 | 31,72% | 37,00% |
65 | 34,29% | 40,00% |
f. Mogelijke keuzes voor afwijking van de standaardstaffel (artikel 9, lid 5):
- verhogen van het percentage (in twee decimalen) tot maximaal 100% (Maximaal)
- verlagen onder de standaard is niet mogelijk
- leeftijdsonafhankelijke (vlakke) premiestaffel is niet mogelijk
g. Jaarlijkse nabestaandenuitkering Anw (zonder kind, bruto inclusief vakantiegelduitkering) ten behoeve van verzekering tijdelijk partnerpensioen | € 17.860 |
h. Bedrag voor afkoop van kleine pensioenen (bruto bedrag op jaarbasis 2023) (artikel 25, lid 6): | € 594,89 |
i. Doorsneepremie (artikel 26, lid 5 en 6) als percentage van de pensioengrondslag | 28,1% |
j. Xxxxxxxx en opslagen bij aanvullende keuzes - Administratiekosten per deelnemer per jaar | € 0,00 |
- Bijdrage voor het instand houden van het minimaal vereist eigen vermogen als percentage van de beschikbare premie | 1,00% |
- Opslag premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid | 3,85% |
k. Maximale werknemerspremie van jaarlijks 8% van de pensioengrondslag.
De werknemerspremie wordt niet ingehouden over het deel van de pensioengrondslag tot
€ 7.000. De maximale werknemerspremie geldt niet over pensioenopbouw gerelateerd aan de eventuele aanvullende keuzes van de werkgever.
l. Voor onderstaande activiteiten kunnen separate kosten in rekening worden gebracht bij de deelnemer (uit zijn pensioenkapitaal):
- inkomende waardeoverdracht klein pensioen € 22,47 per event per deelnemer
- uitgaande waardeoverdracht klein pensioen € 25,53 per event per deelnemer
- verwerking reguliere waardeoverdracht € 51,07 per event per deelnemer
- verwerking echtscheiding € 51,07 per event per deelnemer
Bijlage 3 – Lifecycle
In onderstaande tabel is aangegeven hoe voor de verschillende leeftijdsgroepen wordt belegd. In de lifecycle wordt onderscheid gemaakt naar zakelijke waarden (aandelen) en vastrentende waarden (obligaties).
Leeftijd (in jaren) | Allocatie aandelen | Allocatie obligaties |
Tot en met 47 | 100,0% | 0,0% |
48 | 98,8% | 1,2% |
49 | 90,8% | 9,2% |
50 | 84,8% | 15,2% |
51 | 79,5% | 20,5% |
52 | 74,7% | 25,3% |
53 | 70,5% | 29,5% |
54 | 66,7% | 33,3% |
55 | 63,2% | 36,8% |
56 | 60,0% | 40,0% |
57 | 57,1% | 42,9% |
58 | 54,5% | 45,5% |
59 | 52,0% | 48,0% |
60 | 49,5% | 50,5% |
61 | 47,1% | 52,9% |
62 | 44,9% | 55,1% |
63 | 42,9% | 57,1% |
64 | 41,0% | 59,0% |
65 | 39,3% | 60,7% |
66 | 37,7% | 62,3% |
Het bestuur van SPNG wil het beleggingsbeleid eenvoudig en tegen relatief lage kosten vormgeven. Daarom is voor passieve beleggingsoplossingen bij BlackRock (Nederland) gekozen.
• Zakelijke waarden: CCF Developed World (ESG Screened) Index Fund
• Vastrentende waarden: iShares Euro Government Bond Index Fund (IE) Class D EUR Nadere informatie over deze beleggingsfondsen is opgenomen op de website van SPNG.
De deelnemers kunnen zelf geen beleggingskeuzes maken.
De jaarlijkse beheerskosten van SPNG en de achterliggende beleggingsfondsen komen uit op 0,30%, (30 basispunten) van het pensioenkapitaal (belegd kapitaal bij leven). Dit is exclusief transactiekosten. De beheerskosten worden periodiek verrekend met het pensioenkapitaal op de beleggingsrekening.
SPNG kan de vergoeding voor de beheerskosten jaarlijks aanpassen.
Bijlage 4 - Tarieven voor uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen op de pensioendatum
Onderstaand ruiltarief PP/OP geeft aan hoeveel euro dadelijk ingaand ouderdomspensioen kan worden verkregen bij het uitruilen van 1 euro partnerpensioen.
Leeftijd Jaren
Leeftijd Maanden
Ruiltarief PP/OP
61 | 10 | 0,2231 |
61 | 11 | 0,2237 |
62 | 0 | 0,2253 |
63 | 0 | 0,2333 |
64 | 0 | 0,2416 |
65 | 0 | 0,2502 |
66 | 0 | 0,2590 |
67 | 0 | 0,2679 |
Bijlage 5 - Tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op de pensioendatum
Onderstaand ruiltarief OP/PP geeft aan hoeveel euro partnerpensioen kan worden verkregen bij het uitruilen van 1 euro direct ingaand ouderdomspensioen.
Leeftijd Jaren
Leeftijd Maanden
Ruiltarief OP/PP
61 | 10 | 3,3964 |
61 | 11 | 3,3865 |
62 | 0 | 3,3628 |
63 | 0 | 3,2380 |
64 | 0 | 3,1182 |
65 | 0 | 3,0021 |
66 | 0 | 2,8922 |
67 | 0 | 2,7876 |
Bijlage 6 - Tarieven voor uitruil van vervroegd ingaand ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen
Het tarief “omzetting vervroegd ingaand OP in TOP” geeft aan hoeveel euro tijdelijk ouderdomspensioen kan worden verkregen bij het omzetten van 1 euro vervroegd ingaand ouderdomspensioen. Het uit de omzetting te verkrijgen tijdelijk ouderdomspensioen is dan gelijk aan het bedrag van het om te zetten vervroegd ingaand ouderdomspensioen vermenigvuldigd met het tarief “omzetting vervroegd ingaand OP in TOP”.
Leeftijd Xxxxx | Xxxxxxxx Factor voor uitruil van € 1,- ouderdomspensioen in Maanden AOW-overbruggingspensioen bij uitkering tot | |||
66 jaar en 10 maanden | 67 jaar en 0 maanden | 67 jaar en 3 maanden | ||
61 | 10 | 3,7992 | 3,6867 | 3,5310 |
61 | 11 | 3,8481 | 3,7322 | 3,5719 |
62 | 0 | 3,8988 | 3,7792 | 3,6141 |
63 | 0 | 4,6802 | 4,4978 | 4,2511 |
64 | 0 | 6,0153 | 5,6981 | 5,2832 |
65 | 0 | 8,8086 | 8,1000 | 7,2341 |
66 | 0 | 18,3236 | 15,3181 | 12,3131 |
67 | 0 | N.v.t. | N.v.t. | 58,1005 |
Bijlage 7 - Tarieven voor variabele uitkering van het ouderdomspensioen: hoog-laag pensioen
In onderstaande tabel zijn de factoren voor omzetting van direct ingaand ouderdomspensioen in een hoog en laag pensioen xxxxxxxxx.Xx periode geeft het aantal jaren aan dat het hoge pensioen van toepassing is. Na deze periode volgt het lage pensioen. De verkregen jaarlijkse aanspraak op het hoge pensioen wordt gevonden door de factor in de tabel te vermenigvuldigen met de aanspraak op het direct ingaand ouderdomspensioen dat wordt uitgeruild. Het lage pensioen bedraagt 75% van het hoge pensioen.
Leeftijd Leeftijd Duur hoge uikering
Xxxxx | Xxxxxxx | 1 jaar | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar |
61 | 11 | 1,3088 | 1,2859 | 1,2645 | 1,2445 | 1,2258 |
61 | 12 | 1,3087 | 1,2858 | 1,2644 | 1,2443 | 1,2255 |
62 | 0 | 1,3086 | 1,2857 | 1,2642 | 1,2441 | 1,2253 |
63 | 0 | 1,3078 | 1,2841 | 1,2620 | 1,2413 | 1,2220 |
64 | 0 | 1,3069 | 1,2824 | 1,2596 | 1,2384 | 1,2186 |
65 | 0 | 1,3060 | 1,2806 | 1,2572 | 1,2353 | 1,2150 |
66 | 0 | 1,3049 | 1,2787 | 1,2545 | 1,2321 | 1,2113 |
67 | 0 | 1,3039 | 1,2767 | 1,2518 | 1,2287 | 1,2073 |
Leeftijd Leeftijd Duur hoge uikering
Xxxxx | Xxxxxxx | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | 9 jaar | 10 jaar |
61 | 11 | 1,2082 | 1,1917 | 1,1762 | 1,1618 | 1,1482 |
61 | 12 | 1,2079 | 1,1914 | 1,1759 | 1,1614 | 1,1478 |
62 | 0 | 1,2076 | 1,1911 | 1,1756 | 1,1610 | 1,1475 |
63 | 0 | 1,2040 | 1,1871 | 1,1713 | 1,1565 | 1,1427 |
64 | 0 | 1,2001 | 1,1829 | 1,1668 | 1,1518 | 1,1379 |
65 | 0 | 1,1961 | 1,1785 | 1,1621 | 1,1469 | 1,1328 |
66 | 0 | 1,1919 | 1,1740 | 1,1573 | 1,1418 | 1,1275 |
67 | 0 | 1,1875 | 1,1692 | 1,1522 | 1,1365 | 1,1221 |