CAO Rijk 2020
CAO Rijk 2020
Versie aanlevering SZW d.d. 5 december 2019
Inhoudsopgave
§ 1.1 Werkingssfeer en aard cao 7
§ 1.4 Aanspraken cao en de wettelijke voorzieningen 8
§ 1.5 Status uitleg over cao 8
§ 1.6 Enkele algemene uitgangspunten 8
Hoofdstuk 2. Begin en einde dienstverband 10
§ 2.3 Einde dienstverband algemeen 10
§ 2.4 Einde dienstverband bij AOW-leeftijd 11
§ 2.5 Aanvulling op WW-uitkering bij einde dienstverband 11
§ 2.6 Uitkering nabestaanden in geval einde dienstverband door overlijden 12
Hoofdstuk 3. Arbeidsduur en werktijden 14
§ 3.3 Regeling partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS) 16
§ 3.4 Uitbreiding arbeidsduur leden ondernemingsraad 17
Hoofdstuk 4. Vakantie en bijzonder verlof 18
§ 4.3 Kortdurend en langdurend bijzonder verlof: de algemene voorwaarden 18
§ 4.6 Internationaal verlof 22
§ 4.7 Verlof voor vrijwillige politie 22
§ 4.8 Verlof voor reservisten 22
§ 4.9 Verlof voor trouwen, geregistreerd partnerschap en samenlevingscontract 23
Hoofdstuk 5. Aanvullingen verlofbepalingen Wet arbeid en zorg 24
Hoofdstuk 6. Vaste beloning 27
§ 6.2 Periodieke salarisverhogingen 27
§ 6.3 De salarisschalen en maandbedragen per 1 januari 2020 28
Hoofdstuk 7. Variabele beloning 32
§ 7.1 Toelage onregelmatige dienst 32
§ 7.2 Vaste toelage onregelmatige dienst 32
§ 7.3 Aanvullende vaste toelage onregelmatige dienst 33
§ 7.4 Aflopende toelage onregelmatige dienst 33
§ 7.5 Toelage werktijdverschuiving 34
§ 7.6 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst 34
§ 7.7 Toelage bezwarende omstandigheden 35
§ 7.8 Toelage waarnemen hogere functie 36
§ 7.9 Toelage of éénmalige uitkering om andere reden 36
Hoofdstuk 8. Ziekte en arbeidsongeschiktheid 38
§ 8.2 Maandinkomen bij langdurige ziekte tijdens dienstverband 39
§ 8.3 Maandinkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid na afloop dienstverband 40
§ 8.4 Aanvulling maandinkomen bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid 41
§ 8.5 Gevolgen niet nakomen verplichtingen 42
§ 8.6 Doorbetaling maandinkomen bij extra inkomsten 42
§ 8.7 Vergoeding schade en zorgkosten 42
Hoofdstuk 9. Individuele keuzes in het arbeidsvoorwaardenpakket 43
§ 9.1 Individueel Keuzebudget (IKB) 43
§ 9.2 Betaald meer uren werken (met gelijkblijvende arbeidsduur) 45
Hoofdstuk 10. Reizen en vergoedingen 46
§ 10.2 Dienstreizen binnenland 48
§ 10.3 Dienstreizen buitenland 51
Hoofdstuk 11. Overige vergoedingen 58
§ 11.1 Maaltijdvergoeding bij overwerk 58
§ 11.2 Telewerkvergoeding en telewerkvoorzieningen 58
§ 11.5 Vergoedingen tijdelijke andere woonruimte en verhuizing vanwege het werk 61
Hoofdstuk 12. Functioneren en ontwikkelen 62
§ 12.3 Voorzieningen bij studie en opleiding 63
§ 12.6 Voorrangspositie bij vervullen vacatures 65
Hoofdstuk 13. Regels en voorzieningen bij melden vermoeden misstand 66
Hoofdstuk 14. Organisatieverandering en VWNW-beleid 68
§ 14.3 Voorzieningen VWNW-beleid en reorganisaties 73
§ 14.4 Stimuleringspremie en uitruil stimuleringspremie 79
Hoofdstuk 15. Ordemaatregelen en straffen 82
Hoofdstuk 16. Individuele geschillen 83
§ 16.1 Rijksloket advies en bemiddeling arbeidszaken (RABA) 83
Hoofdstuk 17. Algemene bestuursdienst 85
Hoofdstuk 18. Arbeidsbeperkten 88
Hoofdstuk 19. Hoge Colleges van Staat 89
Hoofdstuk 20. Niet-rechterlijke leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak 91
Hoofdstuk 21. Personenchauffeurs 93
Hoofdstuk 22. Rijksschoonmaakorganisatie 95
Hoofdstuk 23. Substantieel bezwarende functies 98
Hoofdstuk 24. Uitgezonden werknemers naar het buitenland 101
Hoofdstuk 25. Overgangsbepalingen 102
§ 25.1 Opzegtermijn voor werknemers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst 102
§ 25.2 Einde dienstverband bij AOW-leeftijd 102
§ 25.3 Aanvulling op werkloosheidsuitkering bij einde dienstverband 102
§ 25.4 Vakantie 102
§ 25.5 Ouderschapsverlof 103
§ 25.6 Telewerkvergoeding 103
§ 25.7 Substantieel bezwarende functies 103
§ 25.8 Personenchauffeurs 104
§ 25.9 Schoonmakers bij de Rijksschoonmaakorganisatie 104
Hoofdstuk 26. Overleg tussen vakbonden en werkgever 105
§ 26.1 Sectoroverleg Rijk (SOR) 105
§ 26.2 Decentraal georganiseerd overleg (DGO) 106
§ 26.3 Overleg met vakbonden en medezeggenschap bij reorganisaties en toepassen VWNW-beleid 108
§ 27.4 Omgang met collectieve geschillen 109
Hoofdstuk 27. Afspraken tussen partijen 111
§ 27.1 Herkomst cao-bepalingen 111
§ 27.2 Vangnetbepaling technische omzetting 113
§ 27.3 Experimenteerbepaling: tijdelijke afwijkingsmogelijkheid van deze cao 113
§ 27.4 Indexering bedragen en doorwerking aanpassing pensioenrekenleeftijd 114
§ 27.5 Functiewaardering 115
§ 27.6 Aanvullingen op de WW: karakter en evaluatieafspraak 116
§ 27.7 Procedure vervallen aanwijzing substantieel bezwarende functies 116
§ 27.8 Vrijstelling voor vakbondswerk 117
§ 27.9 Werkgeversbijdrage vakbonden 117
§ 27.10 Financiering A+O-fonds 117
Bijlage 1: Definities 119
Bijlage 2: Rijksbrede regelingen die vervallen 128
Bijlage 3: Transponeringstabel 130
Bijlage 4: Model-arbeidsovereenkomsten 131
Bijlage 5: Berekeningswijze maandelijkse aanvullende overlijdensuitkering 147
Bijlage 6: Kenmerken en scores FUWASYS inclusief begrippenlijst 148
Bijlage 7: Tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen 168
Bijlage 8: Landen met tropische warmte of polaire koude (garderobekosten) 184
Bijlage 9: Checklist afspraken telewerken (TPAW) 186
Bijlage 10: Beschrijving gesprekscyclus Rijk 188
Bijlage 11: Beoordelingsformulier inclusief toelichting 194
Bijlage 12: Procedure na ontvangst melding vermoeden misstand 205
Bijlage 13: Regels vaststellen overtolligheid VWNW-beleid 207
Bijlage 14: Lijst van substantieel bezwarende functies 223
Bijlage 15: Functies die onder het SBF-overgangsrecht vallen 225
Bijlage 16: Procedure behandeling geschil door Advies en Arbitragecommissie 227
Bijlage 17: Statuten A+O-fonds Rijk 228
Bijlage 18: Tekst van vervallen nog toe te passen regelingen 235
Inleiding
Dit is de eerste CAO Rijk. Als gevolg van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren vervallen het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en alle andere rechtspositionele regelingen per 1 januari 2020. Deze regelingen zijn daarom omgezet in deze cao. Het is de bedoeling geweest om bij de omzetting geen inhoudelijke wijzigingen door te voeren ten opzichte van wat er al was afgesproken. Mocht dat onbedoeld toch zijn gebeurd, dan zullen partijen dit corrigeren.
Op decentraal niveau kunnen binnen de kaders van deze cao afspraken worden gemaakt met de vakbonden. Deze worden dan opgenomen in het personeelsreglement van die organisatie en vormen voor de werknemers van die organisatie één geheel met deze cao en de uitleg daarvan.
De huidige Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk heeft een looptijd van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2020. De omzetting vindt plaats op 1 januari 2020. Daarom heeft deze cao nog een (resterende) looptijd van 1 januari tot en met 30 juni 2020.
Bij het opstellen zijn partijen er van uitgegaan dat de cao veelal digitaal geraadpleegd zal worden. Daarom is deze in te zien op xxx.xxxxxxx.xx en daar ook te downloaden als interactieve pdf. De bedragen in cao op de website zijn steeds de actuele bedragen.
Den Haag, 26 september 2019
De ondergetekenden:
de Staat der Nederlanden, gevestigd te Den Haag en
de vakbonden:
• FNV, gevestigd te Utrecht
• Ambtenarencentrum, gevestigd te Den Haag
• CNV Connectief mede namens de VDBZ, gevestigd te Utrecht
• CMHF, gevestigd te Den Haag
verklaren de volgende collectieve arbeidsovereenkomst (cao) te zijn aangegaan.
Deze cao geldt van 1 januari 2020 tot 1 juli 2020.
Tenzij ten minste één partij die de cao heeft ondertekend deze uiterlijk drie maanden voor het einde van de looptijd opzegt, wordt de looptijd telkens met een jaar verlengd.
Hoofdstuk 1. Algemeen
§ 1.1 Werkingssfeer en aard cao
Deze cao geldt voor u als u werknemer bent en een arbeidsovereenkomst heeft met de Staat der Nederlanden. Maar niet als u:
• civiele expert
• verkiezingswaarnemer
• lokale werknemer in het buitenland of
• lid van het onderwijspersoneel op een Europese School bent.
Uw werkgever mag niet aanvullen of afwijken van de afspraken in deze cao. Dit is alleen mogelijk als uitdrukkelijk in een cao-bepaling is opgenomen dat daarvan aanvullen of afwijken is toegestaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen aanvullingen en afwijkingen:
• in individuele situaties
• voor groepen werknemers.
Aanvullingen en afwijkingen voor groepen werknemers zijn alleen mogelijk als uw werkgever daarover afspraken met vakbonden heeft gemaakt en deze zijn opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie. Als in een cao-bepaling niet is opgenomen dat aanvullen of afwijken is toegestaan, kan daarover toch een aanvullende of afwijkende afspraak zijn opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie. In dat geval hebben de partijen die de cao hebben ondertekend daar toestemming voor gegeven.
• de ministers, met uitzondering van de minister van Defensie
• de Tweede Kamer der Staten-Generaal
• de Eerste Kamer der Staten-Generaal
• de voorzitter van de Hoge Raad van Adel
• de directeur van het Kabinet van de Koning
• de kanselier der Nederlandse Orden
• de vice-president van de Raad van State
• het college van de Algemene Rekenkamer
• de Nationale ombudsman
• de voorzitter van de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en
• de voorzitter van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden.
Dit geldt ook voor de Raad voor de rechtspraak en de besturen van de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarbij geldt dat alleen de Raad voor de rechtspraak afspraken met de vakbonden kan maken die afwijken of aanvullen op deze cao voor zover de cao daarvoor de mogelijkheid geeft.
Waar in deze cao wordt gesproken over uw leidinggevende, wordt bedoeld de persoon die volgens de afspraken binnen uw organisatie rechtens bevoegd is om afspraken met u te maken, beslissingen te nemen en andere handelingen te verrichten waarvan in deze cao is beschreven dat een leidinggevende dat kan doen.
§ 1.4 Aanspraken cao en de wettelijke voorzieningen
Wat al bij wet geregeld is, is niet in deze cao opgenomen. Als tijdens de looptijd van deze cao nieuwe wetten van kracht worden die van invloed zijn op de bepalingen van deze cao, overleggen partijen over de noodzaak van tussentijdse aanpassing. Daarbij is het uitgangspunt dat de huidige afspraken behouden blijven. Als dat niet kan, wordt overlegd over een mogelijke vervangende afspraak.
Op xxx.xxxxxxx.xx vindt u uitleg over de bepalingen in deze cao voor onderwerpen die nieuw zijn per
1 januari 2020. De partijen die deze cao hebben ondertekend zijn het eens met de inhoud van deze uitleg. Als de uitleg onbedoeld afwijkt van wat wettelijk of in deze cao is geregeld, dan zijn de wet en de cao bepalend. Partijen treden in overleg om voor 1 juli 2020 de uitleg van de cao te hebben afgerond.
§ 1.6 Enkele algemene uitgangspunten
• Aanspraken naar rato volledige arbeidsduur
De aanspraken in deze cao zijn beschreven vanuit een volledige arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Als u een andere arbeidsduur heeft, gelden de aanspraken in de cao voor u naar rato van de volledige arbeidsduur. Dit is alleen anders als in een cao-bepaling uitdrukkelijk is bepaald dat de aanspraak niet afhankelijk is van uw arbeidsduur.
• Afronding
Als het nodig is om uw aanspraken op grond van deze cao naar rato van de volledige arbeidsduur of naar rato van een volledige periode naar boven of beneden af te ronden, wordt dit rekenkundig gedaan. Dit is alleen anders als in een cao-bepaling uitdrukkelijk is bepaald dat anders wordt afgerond.
• Uitbetaling maandinkomen en vergoedingen
Uw maandinkomen bestaat uit uw:
o salaris
o eventuele aanvullingen op uw salaris vanwege deelname aan de PAS-regeling of functieverlichting
o eventuele toelagen en
o de vakantie-uitkering over uw eventuele toelagen.
Uw maandinkomen wordt maandelijks uitbetaald. Dit is alleen anders voor uw IKB-budget: dit komt maandelijks beschikbaar maar wordt alleen maandelijks uitbetaald als u daar zelf voor kiest.
Als uw maandinkomen moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het maandbedrag vastgesteld naar rato van het aantal dagen van die maand.
Vergoedingen behoren niet tot uw maandinkomen. Wanneer uw vergoedingen worden uitbetaald staat in de cao-bepalingen over vergoedingen vermeld.
• Gevolgen wisselend maandinkomen voor loondoorbetaling, uitbetaling vakantie-uren, jubileumuitkering en overlijdensuitkering
Als u niet werkt omdat u vakantie of verlof heeft of ziek bent en in deze cao is bepaald dat uw maandinkomen geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald geldt voor de daarbij te hanteren hoogte van uw:
o toelage onregelmatige dienst
o toelage werktijdverschuiving en
o toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst
dat daarvan het bedrag wordt genomen dat u volgens uw arbeidspatroon zou hebben ontvangen als u wel gewerkt zou hebben.
Als uw arbeidspatroon vanwege arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op uw arbeidsduur per week wordt het gemiddelde bedrag genomen dat u de laatste drie maanden voorafgaand aan uw arbeidsongeschiktheid aan deze toelagen die in hoogte variëren heeft ontvangen.
Ook bij het vaststellen van de waarde van uw vakantie-uren bij beëindiging van uw dienstverband en de hoogte van een jubileumuitkering en overlijdensuitkering wordt uitgegaan van het gemiddelde bedrag dat u de laatste drie maanden voorafgaand aan de beëindiging van uw dienstverband, het jubileum of overlijden aan deze toelagen die in hoogte variëren heeft ontvangen.
Oproepkrachten
Als u een wisselend maaninkomen heeft omdat u een arbeidsovereenkomst als oproepkracht heeft en u niet werkt omdat u vakantie of verlof heeft of ziek bent en in deze cao is bepaald dat uw maandinkomen geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald, wordt daarbij uitgegaan van uw gemiddelde maandinkomen in de laatste drie maanden. Daarvan wordt ook uitgegaan in geval van een jubileumuitkering en een overlijdensuitkering.
Als u nog geen drie maanden in dienst bent wordt uitgegaan van het gemiddelde in de periode sinds u in dienst bent.
• Bruto betalingen
De bedragen die in deze cao staan vermeld zijn bruto bedragen. Of uw werkgever daar bij uitbetaling aan u loonbelasting, werknemerspremies of pensioenpremies op moet inhouden, volgt uit wettelijke voorschriften en het ABP-pensioenreglement.
• Aanpassing bedragen in de cao
In deze cao staat bij veel bedragen in de bepalingen dat daar momenteel het volgende bedrag of de volgende bedragen voor gelden. Als er “momenteel” voor een bedrag of bedragen staat, dan houdt dat in dat de bedragen periodiek op een vooraf bepaalde wijze worden aangepast. U kunt hier lezen welke bedragen dat zijn en op welke wijze de bedragen worden aangepast en wanneer.
Daarnaast zijn de volgende toelagen, aanvullingen op uw salaris en uitkeringen die u ontvangt gekoppeld aan de loonsverhogingen die in de CAO Rijk zijn afgesproken:
o de vaste toelage onregelmatige dienst
o een aanvulling op het salaris vanwege functieverlichting
o de VWNW-salarisgarantie en de VWNW-salarissuppletie
o de SBF-uitkering en de uitkering overgangsrecht substantieel bezwarende functies.
De aanvullingen op uw WW-uitkering die u op basis van deze cao ontvangt zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van de WW-uitkering. De aanpassing van deze aanvullingen vindt plaats op het tijdstip waarop en met hetzelfde percentage waarmee WW-uitkeringen worden aangepast.
Hoofdstuk 2. Begin en einde dienstverband
Als u in dienst treedt bij de sector Rijk, dan sluit u met uw werkgever schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst.
In uw arbeidsovereenkomst staat of deze vast of tijdelijk is. U sluit een vaste arbeidsovereenkomst, tenzij u binnen de wettelijke mogelijkheden een tijdelijke arbeidsovereenkomst sluit:
• voor een periode voorafgaand aan een vaste arbeidsovereenkomst om uw geschiktheid daarvoor te beoordelen. In dat geval kunt u een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal twee jaar sluiten
• voor werkzaamheden die u slechts tijdelijk gaat uitvoeren
• voor de duur van een gelijktijdig te volgen opleiding of trainee-programma
• als oproepkracht of
• als AOW-gerechtigde werknemer.
In die gevallen sluit u een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Daarnaast kan er een andere reden zijn om een tijdelijke arbeidsovereenkomst te sluiten.
Als u voor het eerst een arbeidsovereenkomst sluit met uw werkgever moet u een verklaring omtrent het gedrag geven. Als u dan nog geen verklaring omtrent het gedrag heeft, wordt in uw arbeidsovereenkomst een ontbindende voorwaarde opgenomen die regelt dat deze uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van rechtswege eindigt als u de verklaring dan nog niet heeft.
Als na afloop van de periode om uw geschiktheid te beoordelen voor een vaste arbeidsovereenkomst uw dienstverband stilzwijgend wordt voortgezet, heeft u vanaf dat moment een vaste arbeidsovereenkomst.
Als uw tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd in een vaste arbeidsovereenkomst, of als u een nieuwe functie gaat uitoefenen, dan kan daarbij als voorwaarde gelden dat u opnieuw een verklaring omtrent het gedrag moet aanleveren.
Als u een tijdelijke arbeidsovereenkomst sluit, kunt u in zeer bijzondere situaties uw werkgever voorstellen af te wijken van hetgeen is geregeld in deze cao. Hierbij geldt als voorwaarde dat het pakket van arbeidsvoorwaarden dat u afspreekt met uw werkgever, minimaal gelijkwaardig moet zijn aan de arbeidsvoorwaarden waarop u volgens deze cao recht heeft.
Bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst moeten u en uw werkgever de modelovereenkomsten in bijlage 4 van de cao gebruiken. Afhankelijk van de situatie is dat:
• een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
• een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
• een arbeidsovereenkomst bij werken na de AOW-leeftijd
• een arbeidsovereenkomst als oproepkracht.
§ 2.3 Einde dienstverband algemeen
Op de datum dat uw dienstverband eindigt, worden betalingen op basis van deze cao op die datum ook beëindigd. Dit is alleen anders voor betalingen waarvan uitdrukkelijk in de cao is geregeld dat die (ook) na afloop van uw dienstverband plaatsvinden, zoals de mogelijke aanvullingen op een WW-uitkering, SBF- uitkering, salarisgarantie, salarissuppletie en uitkering bij overlijden.
Kort na beëindiging van uw dienstverband vindt een eindafrekening plaats. U krijgt dan uw niet uitbetaalde IKB-budget en uw IKB-spaarverlof uitbetaald. Dat geldt ook voor uw niet opgenomen vakantie- uren en IKB-uren. Deze uren worden berekend naar rato van het deel van het jaar dat u in dienst bent geweest. Als u bij het einde van uw dienstverband al meer vakantie-uren of IKB-uren heeft gebruikt dan u heeft opgebouwd, wordt dat verrekend bij de uitbetaling van uw maandinkomen, vergoedingen en IKB- spaarverlof.
Als het dienstverband eindigt vanwege overlijden wordt aan uw erfgenamen uitbetaald.
§ 2.4 Einde dienstverband bij AOW-leeftijd
Op de dag waarop u de AOW-leeftijd bereikt, eindigt uw arbeidsovereenkomst.
Blijven werken na de AOW-leeftijd is alleen mogelijk als u en uw werkgever dat overeenkomen. Als u na uw AOW-leeftijd wilt blijven werken, dan moet u minimaal drie maanden voordat u die leeftijd bereikt een verzoek daartoe indienen bij uw leidinggevende. Als u toelicht wat daarbij uw persoonlijke en financiële belangen en omstandigheden zijn, zal uw werkgever dit nadrukkelijk meewegen bij de beslissing of u mag doorwerken.
Voor het (blijven) werken na het bereiken van uw AOW-leeftijd sluit u met uw werkgever een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Daarbij gelden de wettelijke voorzieningen voor werken na AOW- leeftijd. Daardoor zijn de aanspraken in de cao over de duur van doorbetaling van uw maandinkomen bij arbeidsongeschiktheid en over re-integratie niet meer op u van toepassing. Daarnaast kunt u na uw AOW- leeftijd niet meer deelnemen aan de PAS-regeling.
Voor dit onderwerp geldt een overgangsbepaling.
§ 2.5 Aanvulling op WW-uitkering bij einde dienstverband
Recht op aanvullingen op WW-uitkering
U heeft afhankelijk van uw situatie recht op de in deze paragraaf beschreven aanvullingen op uw WW- uitkering als u vanwege het einde van uw dienstverband een WW-uitkering ontvangt. Omdat voor de hoogte van uw WW-uitkering wordt uitgegaan van het (WW-)dagloon, wordt dat bij onderstaande aanvullingen ook gedaan. Als uw recht op een WW-uitkering het gevolg is van een beëindiging van uw dienstverband met wederzijds goedvinden, dan heeft u minimaal recht op een uitkering die gelijk is aan de hoogte en duur van de door u opgebouwde rechten voor de WW plus de aanvullingen op de WW die in deze paragraaf zijn opgenomen.
Voor dit onderwerp geldt een overgangsbepaling.
Verhoogde uitkering
U heeft recht op een verhoogde uitkering als uw dagloon hoger is dan het WW-dagloon dat gemaximeerd is. Uw WW-uitkering wordt dan de eerste twee maanden aangevuld tot 75% van uw dagloon, en daarna tot 70%.
Als uw WW-uitkering wordt opgeschort omdat u gelijktijdig recht heeft op:
• een ZW-uitkering, dan wordt uw ZW-uitkering aangevuld tot 70% van uw dagloon
• een Wazo-uitkering, dan wordt uw Wazo-uitkering aangevuld tot 100% van uw dagloon.
Aanvullingsuitkering
U heeft recht op een aanvullingsuitkering die de per 1 januari 2016 versoberde duur van de WW-uitkering repareert. Bij het berekenen van uw aanvullingsuitkering telt alle diensttijd mee die voor de duur van uw WW-uitkering meetelt. De duur van de aanvullingsuitkering wordt berekend door bij ingang van de uitkering de duur van de WW-uitkering met de rekenregels die golden op 31 december 2015 vast te stellen en met de huidige rekenregels. Het verschil in duur tussen beide berekeningen is de duur van de aanvullingsuitkering.
De hoogte van uw aanvullingsuitkering bedraagt 70% van uw dagloon. Uw uitkering eindigt uiterlijk op de dag dat u uw AOW-leeftijd bereikt.
Uw dagloon | Verhoogde uitkering | Aanvullingsuitkering |
Dagloon lager dan of gelijk aan WW- dagloon | nee | ja |
Dagloon hoger dan WW-dagloon | ja | ja |
Overbruggingsuitkering tot AOW-leeftijd
U heeft recht op een overbruggingsuitkering die duurt tot de dag waarop u uw AOW-leeftijd bereikt als u op de dag van het einde van uw dienstverband:
• ten minste tien jaar in dienst bent, en
• u binnen acht jaar de dan voor u geldende AOW-leeftijd bereikt.
De hoogte van uw overbruggingsuitkering bedraagt 70% van uw dagloon.
Als u gebruik maakt van uw recht op een overbruggingsuitkering krijgt u geen transitievergoeding omdat in deze cao is afgesproken dat de overbruggingsuitkering gelijkwaardig is aan de transitievergoeding. Dit wordt opgenomen in de beëindigingsovereenkomst die u met uw werkgever sluit bij het einde van uw dienstverband.
Als u geen gebruik maakt van uw recht op een overbruggingsuitkering, krijgt u alleen een transitievergoeding als u daar wettelijk recht op heeft.
Nieuwe inkomsten, verplichtingen en sancties
Als uw WW-uitkering, ZW-uitkering of Wazo-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt verlaagd vanwege nieuwe inkomsten, wordt uw verhoogde uitkering evenredig verlaagd. Voor verlaging van uw aanvullingsuitkering en uw overbruggingsuitkering in geval van nieuwe inkomsten wordt de systematiek van de WW gevolgd.
De wettelijke verplichtingen, sancties en maatregelen die gelden voor een WW-uitkering zijn ook van toepassing op uw verhoogde uitkering, op uw aanvullingsuitkering en op uw overbruggingsuitkering.
§ 2.6 Uitkering nabestaanden in geval einde dienstverband door overlijden
Overlijdensuitkering
Als u komt te overlijden krijgen uw nabestaanden een overlijdensuitkering.
Bij ontbreken van nabestaanden kan uw werkgever de overlijdensuitkering deels of volledig uitkeren om de kosten van uw laatste ziekte en van de uitvaart te betalen als die kosten niet uit uw nalatenschap kunnen worden betaald.
De overlijdensuitkering bedraagt drie keer uw maandinkomen.
Als u op de dag voorafgaand aan de dag van uw overlijden recht had op een ZW-uitkering, een WW- uitkering of een WIA-uitkering, dan wordt bij de berekening van de overlijdensuitkering uitgegaan van het maandinkomen dat u zou hebben gehad als u op die dag niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. In dat geval wordt de overlijdensuitkering wel verminderd met het bedrag van een overlijdensuitkering vanwege deze uitkeringen.
Als u wordt vermist en naar alle waarschijnlijkheid bent overleden, geldt deze aanspraak op een overlijdensuitkering ook.
Aanvullende maandelijkse overlijdensuitkering in geval van overlijden als gevolg van een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte
Uw nabestaanden krijgen een aanvullende maandelijkse overlijdensuitkering als:
• uw overlijden het gevolg is van een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte en
• uw nabestaanden vanwege uw overlijden een nabestaandenpensioen van ABP krijgen.
De berekeningswijze van deze aanvullende maandelijkse overlijdensuitkering vindt u in bijlage 5 van de cao.
De aanvullende maandelijkse overlijdensuitkering eindigt:
• op de dag dat u uw AOW-leeftijd zou hebben bereikt of
• als uw partner hertrouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een samenlevingscontract sluit. De uitkering eindigt dan met ingang van de eerste dag van de maand na de dag van die gebeurtenis.
Hoofdstuk 3. Arbeidsduur en werktijden
Bij een volledige werkweek bedraagt uw arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week. U kunt uw leidinggevende vragen uw arbeidsduur uit te breiden tot maximaal gemiddeld 40 uur per week. U krijgt daarvoor toestemming, tenzij de bedrijfsvoering daardoor wordt verstoord.
U krijgt ook geen toestemming als u:
• gebruik maakt van de PAS-regeling
• met ouderschapsverlof bent
• met langdurend bijzonder verlof bent of
• een WIA-uitkering ontvangt.
Voor andere aanpassingen van uw arbeidsduur gelden de wettelijke bepalingen.
Als u een arbeidsovereenkomst als oproepkracht heeft, dan heeft u over uw arbeidsduur met uw werkgever in ieder geval afspraken gemaakt over het aantal uren dat u minimaal betaald krijgt en het aantal uren waarvoor u maximaal kunt worden opgeroepen.
Arbeidspatroon
Uw leidinggevende verdeelt uw arbeidsduur in overleg met u in een arbeidspatroon. Dit is een van te voren bekend gemaakt individueel schema met daarin de begin- en eindtijden van uw werktijden op uw werkdagen over een bepaalde periode.
Op jaarbasis kan het in uw arbeidspatroon opgenomen aantal te werken uren niet hoger zijn dan gemiddeld 40 uur per week.
Als u meer dan vier weken aaneengesloten geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent, wordt uw arbeidspatroon direct na deze vier weken vastgesteld op uw arbeidsduur per week zolang u niet volledig kunt werken. Daarmee stopt tevens de mogelijke opbouw van compensatie-uren.
Als u een arbeidspatroon heeft waardoor u regelmatig of vrij regelmatig moet werken op andere tijden dan op maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, dan heeft u recht op de toelage onregelmatige dienst en de aanvullende vaste toelage onregelmatige dienst.
Uw arbeidspatroon kan door uw leidinggevende alleen worden gewijzigd als dit vanwege de bedrijfsvoering onvermijdelijk is. Als uw arbeidspatroon wordt gewijzigd bepaalt deze cao of u daarbij recht heeft op een toelage werktijdverschuiving.
Compensatie-uren (onbetaald meer uren werken)
U kunt een arbeidspatroon hebben waardoor u meer uren werkt dan het aantal uren dat u per jaar moet werken. Bij een volledige arbeidsduur kunt u per week maximaal vier uur extra werken. Dit is alleen anders als door uw keuze de bedrijfsvoering wordt verstoord.
De extra uren krijgt u niet uitbetaald maar op basis van uw arbeidspatroon aan het begin van het jaar beschikbaar als compensatie-uren. Deze compensatie-uren kunt u opnemen als verlof. Bij het opnemen daarvan gelden dezelfde regels als bij het opnemen van vakantie-uren. Xxxxxx dan bij vakantie-uren geldt dat:
• de compensatie-uren die u aan het einde van het jaar niet heeft opgenomen vervallen
• als u ziek bent op een dag dat u compensatie-uren zou opnemen deze compensatie-uren niet worden teruggeboekt
• de opbouw van compensatie-uren stopt zodra u een aaneengesloten periode van vier weken geheel of gedeeltelijk niet werkt vanwege ziekte, zwangerschaps- en bevallingsverlof, bijzonder verlof en langdurend zorgverlof. De opbouw van compensatie-uren stopt direct als u geheel of gedeeltelijk niet werkt vanwege levensloopverlof of een VWNW-verlofperiode.
Als u een arbeidspatroon heeft waardoor u minder uren werkt dan het aantal uren dat u per jaar moet werken, dan moet u met uw leidinggevende afspreken of u voor die uren buiten uw rooster extra uren gaat werken of daarvoor vakantie-uren opneemt.
Als u in opdracht van uw leidinggevende moet werken buiten de werktijden van uw arbeidspatroon, dan is sprake van overwerk als u:
• op één dag langer werkt dan volgens uw vastgestelde arbeidspatroon bepaald is, als u gebruikelijk geen wisselende werktijden heeft of
• in een werkperiode van minimaal zeven dagen langer werkt dan volgens uw vastgestelde arbeidspatroon bepaald is, als u gebruikelijk wel wisselende werktijden heeft.
Bij het vaststellen van de duur van het overwerk tellen de uren waarop u vakantie of verlof had en daardoor niet heeft gewerkt wel mee als werktijd. Overwerk kan ook ontstaan als u wordt opgeroepen om te komen werken tijdens een bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst. Of u voor overwerk recht heeft op een overwerkvergoeding volgt uit de bepaling daarover in deze cao.
Werk- en rusttijden
Uw leidinggevende moet bij het vaststellen van uw arbeidspatroon en bij het bepalen van uw werktijden rekening houden met de regels van de Arbeidstijdenwet voor werktijden, pauzes en rusttijden en de regels die volgen uit deze cao. Dit is om uw gezondheid te beschermen en om ervoor te zorgen dat u voldoende vrije tijd heeft.
• U hoeft alleen op zaterdagen te werken als dit voor de bedrijfsvoering wenselijk is
• u hoeft alleen op zondagen en feestdagen te werken als dit voor de bedrijfsvoering onvermijdelijk is
• als uw functie vereist dat u wel op zondagen moet werken, beperkt uw leidinggevende dit zo veel mogelijk en heeft u recht op ten minste dertien vrije zondagen per zes maanden
• als u vanwege uw religie op een andere dag in de week dan op zondag uw rustdag viert, geldt op die dag hetzelfde recht als voor het recht op vrije zondagen in plaats van op zondag
• als u 55 jaar of ouder bent bevat uw arbeidspatroon geen werktijden tussen 22.00 en 06.00 uur. Dit is alleen anders als het een gedeelte van een dienst betreft die doorloopt na 22.00 uur en uiterlijk eindigt om 24.00 uur. Als u dan wel wilt werken of moet werken omdat anders de bedrijfsvoering ernstig wordt verstoord, is het alleen mogelijk dat in uw arbeidspatroon op te nemen als een arbeidsdeskundige of bedrijfsarts daar positief over adviseert. Dit advies is maximaal een jaar geldig.
Te werken uren per jaar
U moet per jaar een aantal uren werken. Dit aantal wordt jaarlijks op de volgende wijze berekend: Het aantal kalenderdagen in het jaar verminderd met:
• het aantal zaterdagen en zondagen in het jaar en
• het aantal feestdagen in het jaar dat niet valt op een zaterdag of een zondag.
Dit aantal resterende dagen wordt vermenigvuldigd met 7,2 uur en afgerond op hele uren.
§ 3.3 Regeling partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS)
Bij gebruik van de PAS-regeling vermindert u uw gemiddelde wekelijkse werktijd met 15,8%, zonder dat dit gevolgen heeft voor uw arbeidsduur. Uw salaris vermindert net als uw werktijd met 15,8%. Voor het deel dat uw werktijd vermindert, bent u met PAS-verlof en ontvangt u een PAS-aanvulling. De PAS- aanvulling maakt onderdeel uit van uw maandinkomen.
leeftijd: | hoogte PAS-aanvulling: |
58 jaar | 10,8% oorspronkelijke salaris |
59 of 60 jaar | 12,3% oorspronkelijke salaris |
61 of 62 jaar | 13,8% oorspronkelijke salaris |
63 of 64 jaar | 14,8% oorspronkelijke salaris |
U kunt vragen om deel te nemen aan de PAS-regeling als u:
• 58 jaar of ouder bent
• uw arbeidsduur maximaal 36 uur gemiddeld per week bedraagt
• vijf jaar of langer aaneengesloten een arbeidsovereenkomst met de Staat heeft en
• de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt.
Uw aanvraag tot deelname wordt toegekend, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord.
Bij deelname aan de PAS-regeling:
• blijft uw werkgever voor uw pensioenopbouw het pensioengevend inkomen aan ABP opgeven zonder de verandering daarin door uw deelname aan de PAS-regeling
• wijzigt uw IKB-budget niet. Uw aantal IKB-uren wijzigt wel: u krijgt dan ieder jaar 18,2 IKB-uren
• kunt u maximaal 157 extra IKB-uren kopen
• kunt u maximaal 1516 uur IKB-spaarverlof sparen
• kunt u geen gebruik maken van de mogelijkheid om betaald meer uren te werken met een gelijkblijvende arbeidsduur.
Als u deelneemt aan de PAS-regeling en IKB-spaarverlof opneemt, wordt uw deelname aan de PAS- regeling beëindigd als u daardoor in een jaar minder dan 50% van uw oorspronkelijke arbeidsduur werkt.
Uw PAS-aanvulling wordt verlaagd als u:
• tijdens uw deelname aan de PAS-regeling nieuwe inkomsten krijgt
• voorafgaand aan uw deelname aan de PAS-regeling andere inkomsten had, die daarna hoger zijn geworden. Als u aan kunt tonen dat de verhoging niet komt doordat u meer bent gaan werken, wordt uw PAS-aanvulling niet verlaagd.
De verlaging is gelijk aan het bedrag van uw nieuwe inkomsten, maar niet meer dan uw PAS-aanvulling.
U bent verplicht om uw werkgever zo mogelijk vooraf een opgave te verstrekken van uw nieuwe of hogere inkomsten. Ook bij wijzigingen bent u verplicht dit te melden.
§ 3.4 Uitbreiding arbeidsduur leden ondernemingsraad
Als u lid bent van een ondernemingsraad, heeft u recht op uitbreiding van uw arbeidsduur. Dit kan met het aantal uren waarvan uw werkgever samen met de ondernemingsraad heeft vastgesteld dat die nodig zijn om de taken in de ondernemingsraad uit te voeren.
Deze uitbreiding mag niet tot gevolg hebben dat uw arbeidsduur hoger wordt dan gemiddeld 40 uur per week. De uitbreiding is gekoppeld aan uw lidmaatschap van de ondernemingsraad en eindigt als u geen lid van de ondernemingsraad meer bent.
U heeft geen recht op deze uitbreiding van uw arbeidsduur naar meer dan gemiddeld 36 uur per week als u:
• geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent vanwege ziekte
• gebruik maakt van de PAS-regeling
• met ouderschapsverlof bent
• met langdurend bijzonder verlof bent of
• een WIA-uitkering ontvangt.
Hoofdstuk 4. Vakantie en bijzonder verlof
U heeft wettelijk recht op 144 vakantie-uren. In geval van:
• in- of uitdiensttreding gedurende een jaar of
• een andere arbeidsduur dan een volledige arbeidsduur
worden uw vakantie-uren naar rato herrekend en naar boven afgerond op hele uren.
Opnemen vakantie-uren
U meldt uw leidinggevende tijdig wanneer u vakantie-uren wilt opnemen. Een eenmaal vastgestelde vakantie kunt u op een later moment wijzigen, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord.
Uw vakantie-uren kunt u opnemen in het jaar waarin het recht daarop is ontstaan en in het daaropvolgende jaar.
Als u uw vakantie-uren van een jaar heeft opgenomen en u meer vakantie-uren wilt opnemen, dan kunt u aan uw leidinggevende vragen om maximaal 57,6 uur van uw vakantie-uren van het volgende jaar op te nemen. Uw leidinggevende willigt dit verzoek in, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord.
Als u tijdens uw vakantie ziek wordt, dan geldt de tijd dat u ziek bent niet als vakantie. Dit is alleen anders als u ermee instemt dat deze tijd toch als vakantie geldt. Als uw leidinggevende dat vraagt, moet u uw ziekte tijdens uw vakantie aantonen.
Voor dit onderwerp geldt een overgangsbepaling.
U heeft op de volgende feestdagen recht op verlof met doorbetaling van uw maandinkomen:
• Nieuwjaarsdag
• Eerste en Tweede Paasdag
• Koningsdag
• Bevrijdingsdag
• Hemelvaartsdag
• Eerste en Tweede Pinksterdag
• Eerste en Tweede Kerstdag en
• dagen waarop het organisatieonderdeel waar u werkt is gesloten vanwege een regionale of landelijke feestdag.
Dit is alleen anders als het voor de bedrijfsvoering onvermijdelijk is dat u toch moet werken.
§ 4.3 Kortdurend en langdurend bijzonder verlof: de algemene voorwaarden
In de situaties die staan vermeld in dit hoofdstuk heeft u recht op kortdurend of langdurend bijzonder verlof.
• verlof voor vrijwillige politie en
• verlof voor trouwen, geregistreerd partnerschap en samenlevingscontract.
Voor dit verlof gelden de in deze paragraaf opgenomen algemene voorwaarden, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen kortdurend en langdurend verlof.
Kortdurend verlof
Tot maximaal twee aaneengesloten weken is sprake van kortdurend verlof.
Inkomen tijdens verlof
U heeft recht op kortdurend verlof met doorbetaling van uw maandinkomen in de situaties die in dit hoofdstuk van de cao zijn opgenomen en de daarbij geldende voorwaarden.
Als u om een andere reden dan opgenomen in dit hoofdstuk kortdurend verlof wilt, kan uw leidinggevende daarmee instemmen. Uw leidinggevende bepaalt in dat geval of uw maandinkomen tijdens het verlof wordt doorbetaald.
Aanvragen
Als u kortdurend verlof wilt en het is niet dringend, moet u dit minimaal 24 uur van tevoren aanvragen bij uw leidinggevende. Als het niet mogelijk is om het verlof vooraf aan te vragen, krijgt u het verlof achteraf toegekend. Voorwaarde daarvoor is dat u kunt aantonen dat u geen gelegenheid had om het verlof vooraf aan te vragen en een goede reden had voor uw afwezigheid.
Bij meer dan twee aaneengesloten weken is sprake van langdurend verlof
Inkomen tijdens verlof
U heeft recht op langdurend verlof in de situaties die in dit hoofdstuk van de cao zijn opgenomen en de daarbij geldende voorwaarden.
Of u daarbij recht heeft op doorbetaling van uw maandinkomen is afhankelijk van de reden voor het verlof en uw situatie.
Aanvragen
Als u langdurend verlof wilt, moet u dit van tevoren bij uw leidinggevende aanvragen. Uw leidinggevende kan aan het toekennen van uw verlof voorwaarden verbinden. In dat geval kan uw verlof pas ingaan als u schriftelijk akkoord bent gegaan met die voorwaarden.
Opbouw IKB-uren
Tijdens uw langdurend verlof kunt u geen gebruik maken van de mogelijkheid om betaald meer uren te werken met een gelijkblijvende arbeidsduur en bouwt u geen IKB-uren op.
Betalen pensioenpremies
Het ABP-pensioenreglementvregelt dat uw pensioenopbouw tijdens uw langdurend verlof ongewijzigd doorloopt, ook als uw maandinkomen tijdens uw verlof niet wordt doorbetaald. Uw werkgever blijft daarom tijdens uw verlof de pensioenpremies aan ABP betalen. Als uw verlof langer dan twee aaneengesloten weken duurt, moet u tijdens de verlofperiode de kosten daarvan dragen. Dit betreft de kosten van zowel het werkgeversdeel als van het werknemersdeel van de pensioenpremies. U kunt met uw werkgever afspraken maken over de wijze waarop u de kosten betaalt. Het is mogelijk dat uw werkgever reden ziet die kosten geheel of gedeeltelijk te dragen.
Als u politiek verlof heeft, kunnen er twee situaties ontstaan:
• uw pensioenopbouw bij ABP wijzigt niet. U blijft het werknemersdeel van de pensioenpremies betalen of
• u gaat pensioen opbouwen op grond van de pensioenregeling voor politieke ambtsdragers (APPA). In dat geval wordt de pensioenopbouw bij ABP verminderd met de pensioenopbouw voor het deel van uw arbeidsduur waarvoor u verlof heeft. Omdat de APPA geen voorziening kent bij arbeidsongeschiktheid, blijft u wel het werknemersdeel van de premie voor ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen betalen.
Als blijkt dat uw werkgever tijdens uw verlof geen pensioenpremies aan ABP hoeft te betalen, krijgt u het bedrag dat reeds op uw maandinkomen is ingehouden gedeeltelijk terug. Het deel dat u terugkrijgt is gelijk aan het deel van de reeds betaalde premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen. U krijgt niet meer terugbetaald dan het bedrag dat uw werkgever van ABP aan te veel betaalde pensioenpremies terugkrijgt. Over het bedrag dat u terugkrijgt, betaalt uw werkgever geen rente.
Terugkeergarantie
Als u na afloop van uw:
• politiek verlof
• langdurend vakbondsverlof of
• internationaal verlof
terugkomt, biedt uw werkgever u een passende functie aan. De functie die uw werkgever aanbiedt is als dat mogelijk is minimaal gelijkwaardig aan de functie die u had voor u met verlof ging.
Als u wordt gekozen als lid van een gemeenteraad of provinciale staten, of wordt benoemd als wethouder of gedeputeerde, heeft u recht op politiek verlof. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. De omvang van dit verlof is afhankelijk van de omvang van uw politieke functie, opgenomen in de volgende tabel.
Functie: | Bijzonderheden/omvang: | Uren per week: |
lid van provinciale staten | - | 11 uur |
gedeputeerde | in een provincie waarin provinciale staten heeft besloten dat de functie van gedeputeerde een volledige functie is | volledig |
in een provincie waarin de provinciale staten heeft besloten dat de functie van gedeputeerde in deeltijd wordt uitgeoefend | het aantal uren dat door de provinciale staten aan de functie is verbonden (afgerond op hele uren) | |
lid van een gemeenteraad | in een gemeente met maximaal 30.000 inwoners | 7 uur |
in een gemeente met maximaal 100.000 inwoners | 12 uur | |
in een gemeente met meer dan 100.000 inwoners | 24 uur | |
wethouder | in een gemeente met maximaal 2.000 inwoners | 18 uur |
in een gemeente met maximaal 4.000 inwoners | 22 uur | |
in een gemeente met maximaal 8.000 inwoners | 26 uur | |
in een gemeente met maximaal 18.000 inwoners | 30 uur | |
in een gemeente met meer dan 18.000 inwoners | 36 uur | |
in een gemeente met meer dan 18.000 inwoners waarin de gemeenteraad heeft besloten dat de functie van wethouder in deeltijd wordt uitgeoefend | het aantal uren dat door de gemeenteraad aan de functie is verbonden |
Uw maandinkomen wordt voor de uren van uw politiek verlof niet doorbetaald omdat u vanwege uw politieke functie een inkomen ontvangt. Als dat inkomen lager is dan het maandinkomen dat u vanwege uw politiek verlof niet doorbetaald krijgt, krijgt u het verschil maandelijks gecompenseerd.
Ook als u wordt gekozen als lid van de Eerste of Tweede Kamer van de Staten-Generaal of als lid van het Europees Parlement kunt u politiek verlof krijgen, omdat wettelijk is geregeld dat u die politieke functies niet naast uw eigen functie mag uitoefenen. Ook het recht op eventueel benodigde compensatie en de voorzieningen na afloop van het vervullen van uw politieke functie zijn wettelijk geregeld. Voor lidmaatschap van de Tweede Kamer en het Europees Parlement geldt dat u voor uw benoeming in de eerste termijn politiek verlof kunt krijgen. Verlof voor een tweede termijn is alleen mogelijk als de eerste termijn van uw politiek verlof minder dan twee jaar heeft geduurd.
Voor verschillende vakbondsactiviteiten heeft u recht op kortdurend vakbondsverlof. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. De omvang van dit verlof is afhankelijk van de vakbondsactiviteit. Per activiteit geldt het volgende maximum aantal uren verlof:
• deelname aan cursussen waarvoor u door een vakbond bent uitgenodigd: maximaal 48 uur per twee jaar
• als uw vakbond u heeft gevraagd om bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten uit te voeren binnen uw vakbond: maximaal 208 uur per jaar. Daarbij is de voorwaarde dat deze activiteiten moeten bijdragen aan de doelstelling van uw vakbond
• als bestuurslid of als afgevaardigde van een vakbond: maximaal 120 uur per jaar voor het bijwonen van vergaderingen van in de statuten van uw vakbond genoemde onderdelen, vergaderingen van landelijke organisaties en internationale werknemersorganisaties waarbij uw vakbond is aangesloten, inclusief één vooroverleg per vergadering.
In totaal heeft u voor deze activiteiten maximaal 240 uur kortdurend verlof per jaar, of maximaal 320 uur kortdurend verlof per jaar als u lid bent van een bestuur, sectie of hoogste ledenorgaan van uw vakbond.
Daarnaast heeft u –als u uw vakbond vertegenwoordigt in het Decentraal Georganiseerd Overleg - recht op kortdurend verlof voor het bijwonen van vergaderingen van dat overleg, plus recht op verlof voor één vooroverleg per vergadering. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. Als u uw vakbond vertegenwoordigt in het Decentraal Georganiseerd Overleg zal uw werkgever ervoor zorgen dat u daardoor niet benadeeld wordt in uw positie als werknemer.
Als u als vakbondsbestuurder in dienst treedt bij een vakbond of bij een internationale organisatie van vakbonden heeft u recht op maximaal twee jaar langdurend verlof. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. Uw maandinkomen wordt tijdens dit verlof niet doorbetaald, omdat de vakbond u een inkomen betaalt.
Als u tijdelijk gaat werken voor een internationale volkenrechtelijke organisatie heeft u recht op verlof voor de duur van die periode. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering ernstig wordt verstoord door uw verlof. Of uw maandinkomen tijdens het verlof geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald beslist uw werkgever, en is mede afhankelijk van de regels van de internationale organisatie daarover en het inkomen dat de internationale organisatie u mogelijk betaalt.
Als uw partner ook een arbeidsovereenkomst heeft met de Staat waarvoor deze cao geldt, dan:
• heeft uw partner ook recht op verlof als u gaat werken voor een internationale organisatie of
• heeft u recht op verlof als uw partner gaat werken voor een internationale organisatie.
Hierbij geldt dat het recht op verlof voor de meereizende partner maximaal vier jaar kan bedragen en niet wordt toegekend als daardoor de bedrijfsvoering ernstig wordt verstoord. Als daar aanleiding voor is kan uw werkgever de meereizende partner meer dan vier jaar verlof verlenen. Het maandinkomen van de meereizende partner wordt niet doorbetaald.
§ 4.7 Verlof voor vrijwillige politie
Als u naast uw functie in de sector Rijk ook als vrijwillig ambtenaar bij de politie in dienst bent, dan heeft u voor de uren dat u daar werkt recht op verlof met behoud van uw maandinkomen. U heeft geen recht op dit verlof als u tijdens uw vakantie als vrijwillige ambtenaar bij de politie werkt.
Als u langer dan twee aaneengesloten weken als vrijwillig ambtenaar bij de politie werkt, betaalt uw werkgever u een maandinkomen dat de vergoeding die u voor uw werkzaamheden als vrijwillig ambtenaar bij de politie ontvangt aanvult tot uw oorspronkelijke maandinkomen. Uw maandinkomen is daarbij minimaal het door u te betalen werknemersdeel van de ABP-pensioenpremies.
§ 4.8 Verlof voor reservisten
Als u een opleiding volgt om reservist bij het ministerie van Defensie te worden heeft u recht op verlof. Uw maandinkomen bedraagt dan het door u te betalen werknemersdeel van de ABP-pensioenpremies.
Als u naast uw functie in de sector Rijk als reservist bij het ministerie van Defensie in dienst bent, dan heeft u voor de uren dat u daar werkt recht op verlof. U heeft geen recht op dit verlof als u tijdens uw vakantie als reservist werkt.
Uw werkgever betaalt u tijdens het verlof een maandinkomen dat het salaris, andere vaste inkomensbestanddelen en toelagen die u ontvangt als reservist aanvult tot uw oorspronkelijke maandinkomen. Uw maandinkomen is daarbij minimaal het door u te betalen werknemersdeel van de ABP- pensioenpremies.
In plaats van verlof kunt u ook kiezen om uw arbeidsduur te verminderen vanwege uw werk als reservist. In dat geval heeft u recht op herstel van uw oorspronkelijke arbeidsduur als u stopt met uw werk als reservist.
§ 4.9 Verlof voor trouwen, geregistreerd partnerschap en samenlevingscontract
U heeft recht op kortdurend verlof voor de volgende situaties:
Situatie: | Aantal dagen: |
uw eigen huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract | 2 dagen |
een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract van eigen en aangetrouwde familie in de eerste en de tweede graad | 1 dag |
Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. Het recht op dit verlof is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
Voor een aantal andere familieomstandigheden heeft u recht op verlof op basis van de Wet arbeid en zorg. In het volgende hoofdstuk zijn de aanvullingen op dat verlof opgenomen. In hoofdstuk 14 is het recht op verlof opgenomen voor verhuizing vanwege een wijziging van uw werklocatie.
Hoofdstuk 5. Aanvullingen verlofbepalingen Wet arbeid en zorg
De Wet arbeid en zorg (Wazo) regelt uw aanspraak op bepaalde vormen van verlof waardoor u werk en privé beter kunt combineren en de voorwaarden die daarbij gelden. Uit onderstaande tabel blijkt voor welke verlofvormen u recht heeft op een aanvulling op de wettelijke aanspraken die volgen uit de Wazo:
Soort verlof: | De Wazo regelt (maximaal): | Deze cao regelt (extra): |
zwangerschaps- en bevallingsverlof | doorbetaling van 100% van uw (gemaximeerd) dagloon door UWV via de werkgever | doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever |
ontslag gelegen voor of in de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof | 16 weken doorbetaling van 100% van uw (gemaximeerd) dagloon door UWV via de werkgever als ontslag plaatsvindt binnen 10 weken voorafgaand aan de uitgerekende bevallingsdatum | 16 weken doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever als ontslag plaatsvindt binnen 4 maanden voorafgaand aan de uitgerekende bevallingsdatum |
toch bevallingsdatum binnen vier maanden na ontslag | geen voorziening | als de bevallingsdatum toch binnen vier maanden na ontslag valt: 10 weken doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever |
adoptie- en pleegverlof | 6 weken doorbetaling van 100% van uw (gemaximeerd) dagloon via UWV | 6 weken doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever i.p.v. door UWV |
26 weken onbetaald verlof vanaf het moment van indiensttreding | 13 van de 26 weken doorbetaling van 60% van uw maandinkomen als u een jaar of langer in dienst bent bij de sector Rijk | |
calamiteiten- en ander kort verzuimverlof | de Wazo regelt calamiteitenverlof voor de duur van benodigde tijd per gebeurtenis, met 100% doorbetaling van uw loon voor: | deze cao regelt (extra): |
een door de wet of overheid zonder financiële vergoeding opgelegde verplichting, waarvan de vervulling niet in uw vrije tijd kan plaatsvinden | ook voor verplichting waarbij wel een financiële vergoeding geldt | |
uitoefening van uw actief kiesrecht | ook voor de uitoefening van passief kiesrecht | |
overlijden en uitvaart van uw partner, ouders en kinderen | 4 dagen, of langer als dat in bijzondere gevallen nodig is | |
overlijden van uw broers, xxxxxx, grootouders of kleinkinderen | 2 dagen, of maximaal 4 dagen als u bent belast met de regeling van de uitvaart en/of de nalatenschap, of langer |
Soort verlof: | De Wazo regelt (maximaal): | Deze cao regelt (extra): |
als dat in bijzondere gevallen nodig is | ||
andere dan de bovenstaande zeer persoonlijke omstandigheden: - bevalling echtgenote/partner - spoedeisend, onvoorzien en niet buiten werktijd te plannen arts- of ziekenhuisbezoek dan wel begeleiding van personen uit Wazo 5:1 daarbij. - noodzakelijke verzorging op 1e ziektedag wazo 5:1 - ander zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden | hiervan is aanvullend ook sprake bij: - ziekte of een andere onverwachte gebeurtenis waardoor een noodsituatie ontstaat in de verzorging van uw partner, ouders en kinderen - noodzakelijke verzorging in verband met een ernstige ziekte van uw partner, ouders en kinderen | |
kortdurend zorgverlof | per periode van 12 maanden maximaal 2 weken met doorbetaling van 70% van uw dagloon (maar minimaal het wettelijke minimumloon), te rekenen vanaf de eerste dag waarop het verlof wordt opgenomen | per jaar maximaal 2 weken 100% doorbetaling van uw maandinkomen |
langdurend zorgverlof | per periode van 12 maanden maximaal 6 weken, zonder doorbetaling van uw loon bij levensbedreigend zieke personen | ook voor de verzorging van ernstig, maar niet levensbedreigend zieke personen maximaal 2 van de 6 weken 100% doorbetaling van uw maandinkomen |
Daarbij gelden de volgende op de Wazo aanvullende voorwaarden of bijzonderheden:
Ouderschapsverlof
U heeft recht op betaald ouderschapsverlof als u (nog) recht heeft op het door de Wazo bepaalde ouderschapsverlof en langer dan een jaar een arbeidsovereenkomst met de Staat heeft. Deze aanspraak heeft u ook als het werk in het buitenland wordt gedaan, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord.
Heeft u nog recht op betaald ouderschapsverlof op het moment dat u uit dienst gaat, dan houdt u hier recht op als u weer een arbeidsovereenkomst met de Staat sluit en dan nog recht heeft op het door de Wazo bepaalde ouderschapsverlof.
Als u tijdens of binnen een jaar na afloop van het verlof ontslag neemt of als uw ontslag aan u te wijten is, moet u het betaalde ouderschapsverlof van de afgelopen twaalf maanden terugbetalen. Dit hoeft niet als:
• uw werkgever van mening is dat dit vanwege uw bijzondere omstandigheden niet hoeft
• u binnen een maand na uw ontslag weer een arbeidsovereenkomst met de Staat sluit of
• u VWNW-kandidaat bent of deel uitmaakt van een doelgroep die is aangewezen voor de voorbereidende fase van het VWNW-beleid.
Tijdens uw ouderschapverlof kunt u geen gebruik maken van de mogelijkheid om betaald meer uren te werken met een gelijkblijvende arbeidsduur en bouwt u geen IKB-uren op.
Voor ouderschapsverlof geldt een overgangsbepaling.
Calamiteiten en ander kort verzuimverlof
U heeft recht op hetzelfde aantal dagen verlof als de omstandigheden bij overlijden en ziekte betrekking hebben op degene met wie u bent getrouwd, een geregistreerd partnerschap of een samenlevingscontract heeft gesloten of ongehuwd samenwoont.
Uw leidinggevende kan u achteraf vragen om aan te tonen dat het opnemen van calamiteitenverlof noodzakelijk was. Als u dat niet kunt dan heeft u over de tijd dat u calamiteitenverlof heeft opgenomen geen recht op uw maandinkomen.
Het recht op dagen calamiteitenverlof en ander kort verzuimverlof is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
Langdurend zorgverlof
U moet uw voornemen om langdurend zorgverlof op te nemen van tevoren bij uw leidinggevende melden. Anders dan in de Wazo bepaald, hoeft dat niet minimaal twee weken van tevoren. Als u meer dan twee aaneengesloten weken langdurend zorgverlof opneemt moet u na die twee weken de kosten dragen van uw pensioenopbouw.
Hoofdstuk 6. Vaste beloning
De salarisschalen staan in dit hoofdstuk van de cao. Een van deze salarisschalen geldt voor u. Welke dit is, is afhankelijk van uw functie en de salarisschaal die daaraan in het Functiegebouw Rijk is verbonden. Als voor u geen functie in het Functiegebouw Rijk geldt, en uw salarisschaal ook niet is geregeld in het specifieke deel van deze cao, dan heeft uw werkgever met de vakbonden afspraken gemaakt over de wijze waarop wordt vastgesteld welke salarisschaal voor uw functie geldt. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Het kan zijn dat u een deel van de bij uw nieuwe functie behorende werkzaamheden nog niet uitvoert omdat u daarvoor nog niet de benodigde ervaring heeft. In dat geval kan tijdelijk een lagere salarisschaal voor u gelden dan de salarisschaal die aan uw functie is verbonden, als u dat bij aanvang van een nieuwe functie met uw werkgever heeft afgesproken.
Als u een functie waarneemt met een hogere salarisschaal, heeft dat geen gevolgen voor uw salarisschaal maar kunt u daarvoor wel een waarnemingstoelage ontvangen.
In bijzondere gevallen kan een lagere salarisschaal voor u gaan gelden. Dit is het geval als u:
• vanwege ongeschiktheid voor uw functie vanwege ziekte een functie heeft geaccepteerd met een lagere salarisschaal
• vanwege het VWNW-beleid een functie heeft geaccepteerd met een lagere salarisschaal, maar niet als een lagere salarisschaal vanwege uw omstandigheden zeer onredelijk is
• tijdelijk een functie vervulde met een hogere salarisschaal en de hogere salarisschaal daarom slechts tijdelijk voor u gold of
• op eigen verzoek een functie met een lagere salarisschaal gaat vervullen.
Als u van mening bent dat:
• uw werkzaamheden niet passen binnen uw functiegroep van het Functiegebouw Rijk of
• aan uw werkzaamheden niet de goede salarisschaal is verbonden
en u kunt het daar niet over eens worden met uw werkgever, dan kunt u dit voorleggen aan de geschillencommissie.
§ 6.2 Periodieke salarisverhogingen
Elke salarisschaal kent elf salarisnummers met bijbehorende salarisbedragen die momenteel gelden.
Als u in dienst treedt, is bij uw inschaling het laagste salarisnummer van uw salarisschaal voor uw werkgever uitgangspunt. U kunt daarover ook gunstiger afspraken maken.
U heeft jaarlijks recht op verhoging van uw salaris naar het volgende salarisnummer, tot u het maximum van uw salarisschaal heeft bereikt. Voorwaarde daarvoor is dat uw leidinggevende van mening is dat u in voldoende mate functioneert. Uw leidinggevende kan beslissen dat u deze salarisverhoging eerder krijgt of in geval van uitstekend functioneren een extra salarisverhoging krijgt.
Of u in voldoende mate of uitstekend functioneert blijkt uit uw personeelsgespreksverslag of uit uw beoordeling.
Als uw functioneren niet kan worden vastgesteld omdat u langdurig niet werkt, kan uw leidinggevende beslissen uw periodieke salarisverhoging toch toe te kennen als daarvoor aanleiding is.
§ 6.3 De salarisschalen en maandbedragen per 1 januari 2020
Schaal 1 | Schaal 2 | Schaal 3 | |||
0 | € 1.675,90 | 0 | € 1.784,55 | 0 | € 1.907,17 |
1 | € 1.710,76 | 1 | € 1.825,83 | 1 | € 1.949,03 |
2 | € 1.745,62 | 2 | € 1.865,91 | 2 | € 1.991,42 |
3 | € 1.784,55 | 3 | € 1.907,17 | 3 | € 2.033,86 |
4 | € 1.825,83 | 4 | € 1.949,03 | 4 | € 2.077,44 |
5 | € 1.865,91 | 5 | € 1.991,42 | 5 | € 2.143,12 |
6 | € 1.907,17 | 6 | € 2.033,86 | 6 | € 2.209,35 |
7 | € 1.949,03 | 7 | € 2.077,44 | 7 | € 2.275,60 |
8 | € 1.991,42 | 8 | € 2.143,12 | 8 | € 2.338,36 |
9 | € 2.033,86 | 9 | € 2.209,35 | 9 | € 2.405,78 |
10 | € 2.077,44 | 10 | € 2.275,60 | 10 | € 2.472,01 |
Schaal 4 | Schaal 5 | Schaal 6 | |||
0 | € 1.991,42 | 0 | € 2.077,44 | 0 | € 2.209,35 |
1 | € 2.033,86 | 1 | € 2.143,12 | 1 | € 2.275,60 |
2 | € 2.077,44 | 2 | € 2.209,35 | 2 | € 2.338,36 |
3 | € 2.143,12 | 3 | € 2.275,60 | 3 | € 2.405,78 |
4 | € 2.209,35 | 4 | € 2.338,36 | 4 | € 2.472,01 |
5 | € 2.275,60 | 5 | € 2.405,78 | 5 | € 2.538,27 |
6 | € 2.338,36 | 6 | € 2.472,01 | 6 | € 2.605,10 |
7 | € 2.405,78 | 7 | € 2.538,27 | 7 | € 2.671,36 |
8 | € 2.472,01 | 8 | € 2.605,10 | 8 | € 2.737,59 |
9 | € 2.538,27 | 9 | € 2.671,36 | 9 | € 2.805,03 |
10 | € 2.605,10 | 10 | € 2.737,59 | 10 | € 2.871,26 |
Schaal 7 | Schaal 8 | Schaal 9 | |||
0 | € 2.405,78 | 0 | € 2.605,10 | 0 | € 2.805,03 |
1 | € 2.472,01 | 1 | € 2.671,36 | 1 | € 2.871,26 |
2 | € 2.538,27 | 2 | € 2.737,59 | 2 | € 2.937,51 |
3 | € 2.605,10 | 3 | € 2.805,03 | 3 | € 3.029,91 |
4 | € 2.671,36 | 4 | € 2.871,26 | 4 | € 3.135,65 |
5 | € 2.737,59 | 5 | € 2.937,51 | 5 | € 3.256,52 |
6 | € 2.805,03 | 6 | € 3.029,91 | 6 | € 3.387,85 |
7 | € 2.871,26 | 7 | € 3.135,65 | 7 | € 3.521,52 |
8 | € 2.937,51 | 8 | € 3.256,52 | 8 | € 3.667,37 |
9 | € 3.029,91 | 9 | € 3.387,85 | 9 | € 3.815,55 |
10 | € 3.135,65 | 10 | € 3.521,52 | 10 | € 3.963,19 |
Schaal 10 | Schaal 11 | Schaal 12 | |||
0 | € 2.737,59 | 0 | € 3.256,52 | 0 | € 3.815,55 |
1 | € 2.871,26 | 1 | € 3.521,52 | 1 | € 3.963,19 |
2 | € 3.029,91 | 2 | € 3.667,37 | 2 | € 4.103,80 |
3 | € 3.256,52 | 3 | € 3.815,55 | 3 | € 4.252,00 |
4 | € 3.521,52 | 4 | € 3.963,19 | 4 | € 4.400,17 |
5 | € 3.667,37 | 5 | € 4.103,80 | 5 | € 4.590,77 |
6 | € 3.815,55 | 6 | € 4.252,00 | 6 | € 4.797,65 |
7 | € 3.963,19 | 7 | € 4.400,17 | 7 | € 5.003,97 |
8 | € 4.103,80 | 8 | € 4.590,77 | 8 | € 5.223,62 |
9 | € 4.252,00 | 9 | € 4.797,65 | 9 | € 5.447,34 |
10 | € 4.400,17 | 10 | € 5.003,97 | 10 | € 5.671,10 |
Schaal 13 | Schaal 14 | Schaal 15 | |||
0 | € 4.252,00 | 0 | € 4.797,65 | 0 | € 5.447,34 |
1 | € 4.400,17 | 1 | € 5.003,97 | 1 | € 5.671,10 |
2 | € 4.590,77 | 2 | € 5.223,62 | 2 | € 5.895,38 |
3 | € 4.797,65 | 3 | € 5.447,34 | 3 | € 6.131,70 |
4 | € 5.003,97 | 4 | € 5.671,10 | 4 | € 6.374,52 |
5 | € 5.223,62 | 5 | € 5.895,38 | 5 | € 6.596,43 |
6 | € 5.447,34 | 6 | € 6.131,70 | 6 | € 6.821,83 |
7 | € 5.671,10 | 7 | € 6.374,52 | 7 | € 7.046,67 |
8 | € 5.895,38 | 8 | € 6.596,43 | 8 | € 7.247,88 |
9 | € 6.131,70 | 9 | € 6.821,83 | 9 | € 7.458,59 |
10 | € 6.374,52 | 10 | € 7.046,67 | 10 | € 7.682,93 |
Schaal 16 | Schaal 17 | Schaal 18 | |||
0 | € 6.131,70 | 0 | € 6.821,83 | 0 | € 7.458,59 |
1 | € 6.374,52 | 1 | € 7.046,67 | 1 | € 7.682,93 |
2 | € 6.596,43 | 2 | € 7.247,88 | 2 | € 7.903,12 |
3 | € 6.821,83 | 3 | € 7.458,59 | 3 | € 8.127,45 |
4 | € 7.046,67 | 4 | € 7.682,93 | 4 | € 8.372,65 |
5 | € 7.247,88 | 5 | € 7.903,12 | 5 | € 8.624,34 |
6 | € 7.458,59 | 6 | € 8.127,45 | 6 | € 8.876,72 |
7 | € 7.682,93 | 7 | € 8.372,65 | 7 | € 9.128,43 |
8 | € 7.903,12 | 8 | € 8.624,34 | 8 | € 9.403,02 |
9 | € 8.127,45 | 9 | € 8.876,72 | 9 | € 9.677,61 |
10 | € 8.372,65 | 10 | € 9.128,43 | 10 | € 9.952,84 |
Als u 12½, 25, 40 of 50 jaar gewerkt heeft bij de overheid heeft u recht op een jubileumuitkering. Dit is alleen niet het geval als u van een andere werkgever binnen de overheid voor deze diensttijd al een soortgelijke jubileumuitkering heeft ontvangen. De hoogte van uw jubileumuitkering is afhankelijk van uw:
• diensttijd
• maandinkomen en
• arbeidsduur in de vijf voorafgaande jaren.
Als diensttijd voor een jubileumuitkering telt de gewerkte tijd mee waarin u ABP-pensioen heeft opgebouwd. Daarnaast telt voor de jubileumuitkering ook de diensttijd mee van enkele specifieke situaties in de periode voorafgaand aan 1 juli 2014.
Bij gelijktijdige dienstverbanden telt de diensttijd voor de jubileumuitkering maar één keer mee.
Als u vanwege een periode van verlof geen maandinkomen ontvangt, telt deze periode meestal niet mee voor uw jubileumuitkering. Een periode van verlof zonder maandinkomen telt wel mee in geval van:
• ouderschapsverlof
• levensloopverlof.
• langdurend verlof dat niet alleen in uw eigen belang is. Dit is alleen niet het geval als u politiek verlof heeft.
Als u vanwege uw diensttijd tijdens de periode van verlof waarin u geen maandinkomen ontvangt recht krijgt op een jubileumuitkering, dan ontvangt u de jubileumuitkering zodra u na dit verlof weer maandinkomen ontvangt. Voor het berekenen van de hoogte van uw jubileumuitkering wordt in dat geval uitgegaan van uw maandinkomen voordat u met verlof ging.
De hoogte van uw jubileumuitkering is een percentage van uw maandinkomen dat geldt op de datum van uw jubileum bij een bepaalde diensttijd volgens de volgende tabel:
Diensttijd: | Percentage maandinkomen: |
12,5 jaar | 25 |
25 jaar | 70 |
40 jaar | 100 |
50 jaar | 100 |
Als u in de vijf jaren voorafgaand aan uw jubileumuitkering een wisselende arbeidsduur had, wordt voor het berekenen van de jubileumuitkering uitgegaan van uw gemiddelde arbeidsduur in die jaren. De berekende jubileumuitkering wordt naar boven afgerond op een bedrag dat een veelvoud is van € 2,50.
Gedeeltelijke jubileumuitkering
In de volgende situaties heeft u mogelijk recht op een gedeeltelijke jubileumuitkering:
• In de situaties beschreven in het hoofdstuk over VWNW-beleid
• Als u langer dan 104 weken arbeidsongeschikt bent, en:
o uw dienstverband om die reden wordt beëindigd of
o u met uw werkgever om die reden heeft afgesproken om structureel uw arbeidsduur te verminderen.
Dit is het geval als:
• uw diensttijd ten minste tien jaar bedraagt en
• u vanwege uw diensttijd binnen vijf jaar recht heeft op een jubileumuitkering.
De hoogte van uw gedeeltelijke jubileumuitkering is een evenredig deel van de jubileumuitkering die u anders binnen vijf jaar zou ontvangen. Als u de gedeeltelijke jubileumuitkering ontvangt vanwege een vermindering van uw arbeidsduur wordt bij de berekening daarvan uitgegaan van het maandinkomen dat hoort bij het aantal uren dat u minder gaat werken.
Als u een gedeeltelijke jubileumuitkering ontvangt, zal uw werkgever deze in mindering brengen op een toekomstige jubileumuitkering. Dit geldt alleen voor het deel van uw toekomstige jubileumuitkering waarvoor u reeds een gedeeltelijke jubileumuitkering heeft ontvangen.
Er kan in uw voordeel van de bepalingen in deze paragraaf worden afgeweken. Dit is alleen mogelijk als uw werkgever van mening is dat de toepassing daarvan in uw omstandigheden zeer onredelijk is.
Hoofdstuk 7. Variabele beloning
§ 7.1 Toelage onregelmatige dienst
De toelage is een percentage van uw salaris en afhankelijk van de dag en van het tijdstip waarop u werkt:
Dag | Tijdstip | Percentage salaris per uur | |
maandag t/m vrijdag | 00.00 - 06.00 uur | 40% | € 8,04 |
06.00 - 08.00 uur | 20% | € 4,02 | |
18.00 - 22.00 uur | 20% | € 4,02 | |
22.00 - 24.00 uur | 40% | € 8,04 | |
Zaterdag en zondag | alle uren | 70% | € 14,07 |
alle uren | 100% | € 20,10 |
Als u werkt op de tijdstippen waarvoor een percentage van 20% geldt, heeft u alleen recht op de toelage als u uw dienst
• in de ochtenduren bent begonnen voor 7.00 uur of
• in de avonduren bent geëindigd na 20.00 uur.
Uw werkgever kan ervoor kiezen om u een vast bedrag te betalen in plaats van een toelage per uur. Dit vaste bedrag wordt berekend op basis van het gemiddelde aantal uren dat u werkt op de tijdstippen waarvoor een toelage geldt. Als er wijzigingen optreden die van belang zijn voor de hoogte van het vaste bedrag wordt dat bedrag aangepast.
Uw werkgever kan over de toelage onregelmatige dienst in bijzondere gevallen met vakbonden andere afspraken maken. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
§ 7.2 Vaste toelage onregelmatige dienst
Als u 55 jaar of ouder bent heeft u recht op een vaste toelage voor onregelmatige dienst in plaats van de gewone toelage voor onregelmatige dienst. Voorwaarde voor deze vaste toelage is dat u minimaal vijf jaar, zonder onderbrekingen van meer dan twee maanden, een toelage voor onregelmatige dienst heeft ontvangen. Uw werkgever kan beslissen om u een vaste toelage te geven als u daar geen recht op heeft omdat u niet aan de voorwaarde voldoet.
De hoogte van uw vaste toelage is het gemiddelde van wat u ontving aan toelage voor onregelmatige dienst in de 36 maanden voorafgaand aan de maand waarin u de leeftijd van 55 jaar bereikte. Als uw arbeidsduur lager wordt, wordt uw vaste toelage naar rato van de vermindering van uw arbeidsduur verlaagd.
Uw werkgever kan over de vaste toelage onregelmatige dienst in bijzondere gevallen met vakbonden andere afspraken maken. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
§ 7.3 Aanvullende vaste toelage onregelmatige dienst
Als u een toelage onregelmatige dienst ontvangt, heeft u ook recht op een aanvullende vaste toelage van
€ 37,50 per maand. De toelage stopt als u langer dan een maand niet werkt op andere tijden dan op maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 en 18.00 uur.
§ 7.4 Aflopende toelage onregelmatige dienst
Als uw toelage voor onregelmatige dienst vermindert, heeft u recht op een aflopende toelage als:
• u de toelage voor onregelmatige dienst minimaal twee jaar heeft ontvangen zonder onderbreking of met een onderbreking van maximaal twaalf maanden
• de vermindering of het vervallen van uw toelage voor onregelmatige dienst blijvend is. Uw werkgever beoordeelt dit
• de vermindering niet het gevolg is van een verplaatsing naar een andere werklocatie die uw werkgever u als straf heeft opgelegd en
• het bedrag van de vermindering minimaal 3% van uw salaris is. Bij het bepalen van de 3% vermindering, telt bij uw salaris ook een vaste toelage mee die u ontving voor de vermindering en daarna ook blijft ontvangen.
Het volledig vervallen van uw toelage voor onregelmatige dienst is voor de toepassing van deze paragraaf ook een vermindering.
De uitkeringsperiode van uw aflopende toelage bedraagt 1/4e deel van de periode waarin u de toelage voor onregelmatige dienst heeft ontvangen, naar boven afgerond op een maand, maar niet langer dan 36 maanden.
Uw uitkeringsperiode wordt verdeeld in drie gelijke tijdvakken. Als de tijdvakken niet uitkomen op hele maanden, wordt het eerste of worden het eerste en het tweede tijdvak naar boven afgerond op een maand.
De hoogte van uw aflopende toelage wordt berekend op basis van het verschil tussen:
• het bedrag dat u aan toelage voor onregelmatige dienst ontvangt sinds de vermindering en
• het bedrag dat u de afgelopen 12 maanden gemiddeld per maand aan die toelage heeft ontvangen. Uw aflopende toelage bedraagt:
Tijdvak (maximaal 12 maanden per tijdvak) | Percentage van het verschil |
Eerste tijdvak | 75% |
Tweede tijdvak | 50% |
Derde tijdvak | 25% |
Als de vermindering van uw toelage voor onregelmatige dienst niet ingaat op de eerste dag van een maand, dan gaat uw aflopende toelage in op de eerste dag van de daaropvolgende maand. Over de maand waarin de verlaging is ingegaan ontvangt u een aanvulling op uw toelage voor onregelmatige dienst tot de hoogte van uw toelage voor onregelmatige dienst voorafgaand aan de verlaging.
§ 7.5 Toelage werktijdverschuiving
Als:
• u een arbeidspatroon heeft waardoor u regelmatig of vrij regelmatig moet werken op andere tijden dan op maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur en
• uw leidinggevende u korter dan 72 uur van tevoren opdracht geeft om te werken op uren die afwijken van uw arbeidspatroon,
heeft u voor elk vol uur waarop u in afwijking van uw arbeidspatroon heeft gewerkt recht op een toelage voor werktijdverschuiving. De toelage bedraagt 45% van uw salaris per uur maar momenteel maximaal € 9,05 per uur.
Als een verschuiving in uw arbeidspatroon tot gevolg heeft dat u in een werkperiode meer uren werkt dan volgens uw arbeidspatroon, heeft u voor die uren geen recht op de toelage werktijdverschuiving maar uitsluitend recht op een overwerkvergoeding als u voor die uren recht heeft op een overwerkvergoeding.
Uw werkgever kan ervoor kiezen om u een vast bedrag voor werktijdverschuivingen te betalen in plaats van een toelage per uur. Dit vaste bedrag wordt berekend op basis van het gemiddeld aantal verschuivingen op uw arbeidspatroon. Als er wijzigingen optreden die van belang zijn voor de hoogte van het vaste bedrag wordt dat bedrag aangepast.
§ 7.6 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst
Als uw leidinggevende u schriftelijk opdracht geeft om buiten de werktijden van uw arbeidspatroon regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar te zijn om bij oproep te werken, heeft u recht op een toelage. Deze bedraagt:
Dag | Percentage salaris per uur | |
Maandag t/m vrijdag | 5% | € 1,01 |
Zaterdag, zondag en feestdag | 10% | € 2,01 |
U heeft recht op een hogere toelage als uw leidinggevende daarbij opdracht geeft dat u op of rond uw werklocatie moet blijven. De toelage die wordt berekend via bovenstaande tabel wordt dan verdubbeld.
Als u wordt opgeroepen om te werken tijdens een bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst is er sprake van overwerk als er aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.
Uw werkgever kan ervoor kiezen om u een vast bedrag voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten te betalen in plaats van een toelage per uur. Dit vaste bedrag wordt berekend op basis van het gemiddeld
aantal uren in uw rooster dat u bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten heeft. Als er wijzigingen optreden die van belang zijn voor de hoogte van het vaste bedrag wordt dat bedrag aangepast.
Uw werkgever kan over de toelage voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst in bijzondere gevallen met vakbonden andere afspraken maken. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
§ 7.7 Toelage bezwarende omstandigheden
Als u af en toe of met enige regelmaat moet werken onder bezwarende omstandigheden heeft u recht op de toelage voor bezwarende omstandigheden.
Als er in de organisatie waar u werkt sprake is van bezwarende omstandigheden, spreekt uw werkgever jaarlijks met vakbonden af bij welke functies dat het geval is. Op deze functielijst staat ook in welke categorie van onderstaande tabel de functie valt. De lijst met functies wordt opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Als uw functie niet op de functielijst voorkomt maar u incidenteel wel onder bezwarende omstandigheden werkt, kan uw werkgever u daarvoor een vergoeding geven.
Er is sprake van bezwarende omstandigheden als u:
• erg vuil wordt van het werk
• in een erg stinkende omgeving of met onaangename materialen werkt
• langdurig onder heel hoge of lage temperaturen of temperatuurwisselingen werkt
• in een zeer lawaaiige omgeving werkt
• met sterk trillende apparatuur werkt
• beschermende kleding moet dragen of beschermende middelen moet gebruiken die u in uw werk belemmeren
• vanwege uw werk of werkomstandigheden een verhoogd risico op invaliditeit of overlijden heeft of
• als uw huid- en slijmvlies erg wordt geprikkeld door het werk.
De hoogte van de toelage is afhankelijk van:
• de frequentie waarmee u onder die omstandigheden moet werken
• of u daarbij te maken heeft met een of meerdere gelijktijdige bezwarende omstandigheden.
In onderstaande tabel is aangegeven wat afhankelijk van de situatie momenteel de hoogte van de toelage per maand is:
frequentie | nu en dan | regelmatig | voortdurend |
één bezwarende omstandigheid | € 31,36 | € 31,36 | € 62,72 |
twee bezwarende omstandigheden | € 31,36 | € 62,72 | € 94,08 |
drie of meer bezwarende omstandigheden | € 62,72 | € 94,08 | € 94,08 |
Uw werkgever kan over de toelage bezwarende omstandigheden met vakbonden andere afspraken maken. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
§ 7.8 Toelage waarnemen hogere functie
Als u op verzoek van uw leidinggevende een functie volledig of gedeeltelijk waarneemt die een hogere salarisschaal heeft dan uw eigen functie, dan heeft u recht op een waarnemingstoelage. U moet daarvoor de functie minimaal dertig dagen waarnemen. Zodra dit het geval is ontvangt u vanaf de dag waarop de waarneming is begonnen een waarnemingstoelage.
In bijzondere gevallen kan uw werkgever van de eis afwijken dat de waarneming tenminste dertig dagen moet duren om voor de toelage in aanmerking te komen.
Bij volledige waarneming van de functie heeft u recht op een volledige waarnemingstoelage. De hoogte daarvan is het verschil tussen uw eigen salaris en het salaris dat u zou ontvangen in die functie. Dit is alleen anders als de arbeidsduur van de functie die u waarneemt anders is dan uw eigen arbeidsduur. In dat geval ontvangt u de waarnemingstoelage naar rato van de arbeidsduur van de functie die u waarneemt.
Van volledige waarneming is sprake als u in plaats van uw eigen functie alle werkzaamheden en verantwoordelijkheden heeft die horen bij de functie die u waarneemt.
Bij gedeeltelijke waarneming heeft u recht op een gedeeltelijke waarnemingstoelage. Uw werkgever bepaalt afhankelijk van de mate waarin u de functie waarneemt of u 50% of 75% van de volledige waarnemingstoelage ontvangt.
Van gedeeltelijke waarneming is geen sprake als waarneming van die functie onderdeel is van uw eigen functie.
§ 7.9 Toelage of éénmalige uitkering om andere reden
In dit hoofdstuk van de cao zijn een aantal omstandigheden beschreven waarbij u recht heeft op een toelage. Er kunnen andere omstandigheden zijn die voor uw leidinggevende aanleiding kunnen zijn om u in aanvulling op uw salaris een toelage of een eenmalige uitkering te betalen.
Als dit zo is dan zal uw leidinggevende u schriftelijk laten weten waarom u de toelage of eenmalige uitkering ontvangt. Bij een toelage laat uw leidinggevende daarbij ook weten hoe lang u de toelage zult ontvangen en of er voorwaarden aan de betaling zijn verbonden.
Als u in opdracht van uw leidinggevende werkt buiten de werktijden van uw arbeidspatroon, en er sprake is van overwerk dan heeft u recht op een vergoeding voor overwerk als u maximaal salarisschaal 10 heeft.
Indien u overwerkt aansluitend aan uw dagelijkse werktijd geldt als aanvullende voorwaarde dat u dan pas recht heeft op een vergoeding als u minimaal een uur of langer overwerkt.
Voor overwerk heeft u recht op een vergoeding in tijd en een vergoeding in geld.
Vergoeding in tijd
De vergoeding in tijd is in de vorm van verlofuren, gelijk aan de duur van het overwerk. Deze verlofuren moet u zo snel mogelijk opnemen, gewoonlijk niet langer dan de maand erna. Als u een arbeidspatroon heeft waarbij de tijdstippen van begin en einde van uw werktijd wisselen, worden deze verlofuren zo mogelijk opgenomen in uw arbeidspatroon van de daaropvolgende periode. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met uw wensen.
Als uw werkgever van mening is dat de bedrijfsvoering wordt verstoord als u uw vergoeding in tijd opneemt als verlofuren, dan krijgt u deze verlofuren uitbetaald. Hierbij geldt de waarde van uw salaris per uur op de datum van uw overwerk.
Vergoeding in geld
De vergoeding in geld is afhankelijk van de duur van het overwerk maar ook van de dag en het tijdstip van uw overwerk:
Dag | Tijdstip | Percentage salaris per uur |
maandag t/m vrijdag | 6.00 - 22.00 uur | 25% |
22.00 - 6.00 uur | 50% | |
zaterdag, zondag en feestdag | 6.00 - 22.00 uur | 50% |
22.00 - 6.00 uur | 100% |
Afwijken van de bepalingen
Uw werkgever kan over de overwerkvergoeding in bijzondere gevallen met vakbonden andere afspraken maken. Dit kan ook een gelijke overwerkvergoeding voor een groep werknemers zijn, die gelijke werkzaamheden verrichten maar verschillende salarisschalen hebben. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Hoofdstuk 8. Ziekte en arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschikt vanwege ziekte
Als u door ziekte niet kunt werken, moet u zich zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee dagen ziekmelden bij uw werkgever. In het personeelsreglement van uw organisatie kunnen daarover nadere voorschriften zijn opgenomen. Als u langer dan acht weken door ziekte niet kunt werken, moet u samen met uw werkgever een plan van aanpak opstellen om uw herstel te bevorderen. Daarbij moet u ander passend werk accepteren als u uw eigen functie door arbeidsongeschiktheid niet kunt vervullen.
Uw werkgever moet uw terugkeer naar uw werk bevorderen door u duurzaam te laten re-integreren onder begeleiding van een (medisch) deskundige of bedrijfsarts. Mocht dit niet of nog niet mogelijk zijn in uw eigen werk, dan gaat u re-integreren in passend werk. Voor dit passende werk geldt dat hierin uw resterende mogelijkheden volledig worden benut en dat de bijbehorende salarisschaal niet meer dan twee schalen lager ligt dan de salarisschaal die voor u gold voordat u arbeidsongeschikt raakte. Als re-integratie in dit passende werk niet of nog niet mogelijk is, dan stelt uw werkgever u in de gelegenheid om andere werkzaamheden te verrichten om uw herstel te bevorderen. Als na overleg tussen u en uw werkgever duidelijk is dat passend werk niet beschikbaar is binnen uw eigen organisatie, dan zal uw re-integratie zich richten op re-integratie in passend werk bij een andere organisatie, zo mogelijk binnen de overheid. Bij het vinden van passend werk heeft u een voorrangspositie bij het vervullen van vacatures bij alle organisaties binnen de sector Rijk.
Als u na minder dan één jaar volledige arbeidsongeschiktheid uw werk opnieuw wilt hervatten, dan kan uw werkgever hieraan als voorwaarde stellen dat de (medisch) deskundige of bedrijfsarts eerst een positief advies hierover moet hebben afgegeven. Bent u gedurende één jaar of langer volledig arbeidsongeschikt geweest, dan geldt een positief advies van de medisch deskundige of arbodienst als voorwaarde om uw werk te mogen hervatten.
Medisch onderzoek
Uw werkgever stelt u periodiek in de gelegenheid een medisch onderzoek te ondergaan. Uw werkgever kan u ook vragen een medisch onderzoek te ondergaan voor een medisch advies.
Dit is het geval in de volgende situaties:
• om de aanspraken die u heeft op basis van dit hoofdstuk van de cao vast te kunnen stellen
• als u in contact bent of kort geleden bent geweest met iemand die een infectieziekte heeft waarvoor een meldingsplicht geldt
• als dit volgt uit een wettelijke verplichting of als uw functie op de lijst van uw organisatie staat waarvoor vanwege gezondheidsrisico’s periodiek medisch onderzoek nodig is.
Na het medisch onderzoek ontvangt u zo spoedig mogelijk het medisch advies. Bij een medisch onderzoek in opdracht van uw werkgever ontvangt die ook het medisch advies. Als daaruit blijkt dat u niet of niet volledig geschikt bent voor uw werk, dan mag u uw werk niet of niet meer volledig doen. Voor de doorbetaling van uw maandinkomen gelden dan de bepalingen van dit hoofdstuk.
Tweede medisch onderzoek
Als u het niet eens bent met het medisch advies kunt u tijdens en ook na uw dienstverband een tweede onderzoek aanvragen bij de bedrijfsarts. Dit moet u binnen drie dagen na ontvangst van het medisch advies schriftelijk aanvragen.
Het tweede onderzoek vindt plaats binnen vier weken nadat u een ontvangstbevestiging heeft ontvangen van uw aanvraag. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een andere bedrijfsarts die ook werkzaam is bij
een andere organisatie dan de bedrijfsarts waar u het niet mee eens bent. .. Als u dat wilt, kan uw eigen arts haar of zijn mening mondeling of schriftelijk aan de andere bedrijfsarts geven.
Kosten onderzoek
Uw werkgever betaalt de kosten van het medisch onderzoek en van het tweede onderzoek. U heeft recht op vergoeding van eventuele reis- en verblijfkosten volgens aanspraken bij binnenlandse dienstreizen.
§ 8.2 Maandinkomen bij langdurige ziekte tijdens dienstverband
Algemeen
Vanaf de eerste dag dat u arbeidsongeschikt bent, betaalt uw werkgever uw maandinkomen gedurende 52 weken volledig door. Daarna betaalt uw werkgever 70% van uw maandinkomen. Vanaf dat moment bedraagt uw IKB-budget 19,80% van uw tot 70% verlaagde salaris.
Bij het bepalen van de periode van 52 weken, worden de wettelijke regels voor het optellen van meerdere perioden van arbeidsongeschiktheid toegepast.
Bent u langer dan 52 weken arbeidsongeschikt, maar verricht u over een bepaald aantal uren passend werk, dan heeft u na afloop van de 52 weken over die uren recht op volledige doorbetaling van uw maandinkomen. Dat geldt ook als u passend werk zou hebben kunnen verrichten, maar uw werkgever u dat niet heeft aangeboden.
Als u binnen 104 weken een functie accepteert waardoor uw nieuwe maandinkomen lager wordt dan uw oorspronkelijke maandinkomen, dan stopt de volledige doorbetaling van uw maandinkomen maar krijgt u tot en met de 104de week een aanvulling op uw nieuwe maandinkomen. De hoogte van die aanvulling wordt bepaald door het verschil tussen uw oude en uw nieuwe maandinkomen.
Beroepsincident, dienstongeval en beroepsziekte
Als u arbeidsongeschikt bent geraakt door een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte, dan heeft u 104 weken recht op doorbetaling van uw volledige maandinkomen vanaf de eerste dag dat u arbeidsongeschikt bent.
Als u na 104 weken hierdoor nog steeds ten minste 35% arbeidsongeschikt bent en een functie heeft geaccepteerd waardoor uw maandinkomen daalt, dan heeft u recht op een aanvulling op uw maandinkomen. De hoogte daarvan wordt bepaald door uw arbeidsongeschiktheidspercentage en het verschil tussen:
• het volgens onderstaande tabel vastgestelde percentage van uw oude maandinkomen voordat u arbeidsongeschikt werden
• uw maandinkomen dat u in uw nieuwe functie ontvangt plus uw inkomsten van uw WIA-uitkering en uw ABP-arbeidsongeschiktheidspensioen.
Percentage doorbetaling oorspronkelijke maandinkomen | |
80% of meer: | 90,02% |
65 tot 80%: | 65,26% |
55 tot 65%: | 54,01% |
45 tot 55%: | 45,01% |
35 tot 45%: | 36,01% |
§ 8.3 Maandinkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid na afloop dienstverband
Mogelijk heeft u na uw ontslag recht op een periode van doorbetaling van uw voormalig maandinkomen. Deze paragraaf beschrijft de situaties waarin dat het geval is. Als u hiervoor in aanmerking komt dan start de periode van doorbetaling van uw voormalig maandinkomen op de eerste dag dat u wegens arbeidsongeschiktheid niet (volledig) heeft gewerkt of zou hebben gewerkt. Als u op uw ontslagdatum arbeidsongeschikt was en direct voorafgaand aan uw ontslag met langdurend bijzonder verlof zonder doorbetaling van uw maandinkomen was, begint die periode op uw ontslagdatum.
Als u:
• door een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte arbeidsongeschikt bent of
• om een andere reden dan vanwege langdurige ziekte bent ontslagen en niet geschikt bent om te werken;
heeft u gedurende 104 weken recht op doorbetaling van uw voormalig maandinkomen.
Als u tijdens uw arbeidsovereenkomst arbeidsongeschikt bent geworden door een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte en daardoor na uw ontslag een WIA-uitkering ontvangt, heeft u tot u uw AOW-leeftijd bereikt recht op een aanvullende uitkering. De hoogte van deze uitkering is het verschil tussen:
• het volgens de tabel in de vorige paragraaf vastgestelde percentage van uw voormalig maandinkomen voor uw ontslag; en
• de hoogte van uw WIA-uitkering en uw ABP-arbeidsongeschiktheidspensioen.
Als u:
• tijdens uw bevallingsverlof ziek bent geworden of
• binnen een maand na afloop van uw bevallingsverlof ziek wordt
en daardoor niet of niet volledig kunt werken, heeft u gedurende maximaal 52 weken recht op doorbetaling van uw voormalig maandinkomen. De termijn van 52 weken waarin uw maandinkomen volledig wordt doorbetaald begint op de dag:
• na uw bevallingsverlof als u tijdens dat verlof al ziek bent geworden of
• dat u ziek wordt binnen een maand na afloop van uw bevallingsverlof.
Ook in andere situaties kunt u na uw ontslag recht hebben op een periode van doorbetaling van uw maandinkomen. Dit is echter niet het geval als u:
• minder dan twee maanden in dienst was
• bij een andere werkgever recht heeft op loon of
• in aanmerking komt voor een ZW-uitkering.
Als u:
• op uw ontslagdatum arbeidsongeschikt bent,
• om een andere reden dan wegens langdurige arbeidsongeschiktheid bent ontslagen en
• niet geschikt bent om te werken
heeft u gedurende maximaal 52 weken recht op doorbetaling van uw voormalig maandinkomen.
Daarna heeft u gedurende maximaal 26 weken recht op doorbetaling van 70 procent van uw voormalig maandinkomen.
Als u:
• binnen vier weken na uw ontslagdatum arbeidsongeschikt wordt en
• niet geschikt bent om te werken
heeft u gedurende maximaal 52 weken recht op doorbetaling van uw voormalig maandinkomen.
Bij het bepalen van het einde van de periode van 52 en 26 weken, worden de wettelijke regels bij het optellen van meerdere perioden van arbeidsongeschiktheid toegepast.
Als u tijdens de doorbetaling van uw voormalig maandinkomen komt te overlijden dan krijgen uw nabestaanden een overlijdensuitkering.
§ 8.4 Aanvulling maandinkomen bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
Als UWV heeft bepaald dat u minder dan 35% arbeidsongeschikt bent, dan zorgt uw werkgever ervoor dat u een passende functie krijgt. Als dit vanwege een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering niet mogelijk blijkt zal uw werkgever met u overleggen over een andere oplossing.
Als u door acceptatie van een passende functie een lager maandinkomen ontvangt, heeft u maximaal vijf jaar recht op een aanvullende uitkering. U behoudt ook na vijf jaar recht op de aanvullende uitkering als u arbeidsongeschikt bent geraakt door een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte.
De hoogte van de aanvullende uitkering is 70% van het verschil tussen:
• het maandinkomen dat u zou hebben ontvangen als u niet arbeidsongeschikt was geworden en
• het maandinkomen dat u krijgt in uw passende functie, waarbij toekomstige verhogingen daarvan niet worden meegeteld.
§ 8.5 Gevolgen niet nakomen verplichtingen
Als u:
• niet of onvoldoende meewerkt aan uw re-integratie
• de voorschriften van uw werkgever bij arbeidsongeschiktheid en re-integratie niet naleeft
• uw ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt en dit niet het gevolg is van uw psychische toestand
• doet alsof u arbeidsongeschikt bent of
• binnen zes maanden na aanvang van uw dienstverband arbeidsongeschikt wordt en blijkt dat u bij uw medische keuring onjuiste informatie heeft verstrekt of informatie heeft verzwegen, waardoor u ten onrechte bent goedgekeurd. Dit is niet het geval als u kunt aantonen dat u niet opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of informatie heeft verzwegen.
kan uw werkgever binnen de wettelijke mogelijkheden het betalen van uw maandinkomen opschorten of stopzetten.
§ 8.6 Doorbetaling maandinkomen bij extra inkomsten
De doorbetaling van uw maandinkomen wordt verlaagd als u:
• tijdens uw ziekte nieuwe inkomsten krijgt
• voorafgaand aan uw ziekte andere inkomsten had die daarna hoger zijn geworden maar niet als de verhoging van uw inkomsten niet komt doordat u meer bent gaan werken.
De verlaging van uw maandinkomen is gelijk aan het bedrag van uw nieuwe of hogere inkomsten, maar niet meer dan het maandinkomen dat u ontvangt vanwege uw arbeidsongeschiktheid.
§ 8.7 Vergoeding schade en zorgkosten
In aanvulling op de wettelijke aansprakelijkheid van werkgevers voor schade die werknemers in de uitvoering van hun werkzaamheden lijden, zijn in deze paragraaf aanvullende rechten opgenomen als u te maken heeft met een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte.
Als u kosten maakt vanwege uw ziekte die niet door uw zorgverzekering worden vergoed en u die kosten daarom zelf moet betalen, dan kunt u in bepaalde situaties in aanmerking komen voor een vergoeding van uw werkgever van die zorgkosten.
U heeft recht op volledige vergoeding van de noodzakelijk gemaakte zorgkosten die u zelf moet betalen als uw ziekte het gevolg is van een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte. Uw werkgever bepaalt of u deze zorgkosten noodzakelijk heeft gemaakt. Als u een beroepsincident heeft gehad vergoedt uw werkgever u daarnaast ook alle overige schade die u als gevolg hiervan heeft geleden.
In andere bijzondere situaties kan uw werkgever u een vergoeding geven voor resterende zorgkosten van uzelf of uw gezin.
Hoofdstuk 9. Individuele keuzes in het arbeidsvoorwaardenpakket
§ 9.1 Individueel Keuzebudget (IKB)
Het IKB geeft u de mogelijkheid om naar uw eigen keuze een deel van uw maandinkomen te laten uitbetalen op door u gewenste tijdstippen. Daarnaast heeft u de mogelijkheid om uw maandinkomen deels om te zetten in verlof en andersom. Ook kunt u uw maandinkomen op een fiscaal voordelige manier gebruiken voor een aantal doelen. Als u zelf geen keuzes maakt, volgt uit de bepalingen van deze paragraaf op welke wijze u uw IKB krijgt.
Samenstelling IKB
Uw IKB bestaat uit uw IKB-budget en uw IKB-uren.
Uw IKB-budget bedraagt 16,37% van uw salaris. Uw vakantie-uitkering van 8% over uw salaris is hierin opgenomen. Voor de vakantie-uitkering geldt een minimumbedrag van momenteel € 179,02 per maand. Uw IKB-budget krijgt u maandelijks beschikbaar, maar de maand van uitbetalen daarvan kunt u zelf kiezen.
leeftijd: | aantal IKB-uren: |
tot 45 jaar | 21,6 |
van 45 tot en met 49 jaar | 28,8 |
van 50 tot en met 54 jaar | 36,0 |
van 55 tot en met 59 jaar | 43,2 |
vanaf 60 jaar | 50,4 |
Uw IKB-uren bouwt u gedurende het jaar op maar u krijgt de IKB-uren ieder jaar per 1 januari beschikbaar voor het hele jaar. Als u in de loop van een jaar in dienst komt, krijgt u de IKB-uren naar rato beschikbaar. Het aantal IKB-uren wordt naar boven afgerond.
Besteding IKB
U kunt uw IKB-budget:
• laten uitbetalen in de door u gekozen maanden. Als u geen keuze maakt wordt uw IKB-budget uitbetaald in december. Dat is ook het geval als u aan het einde van het jaar nog een deel van uw IKB- budget over hebt
• gebruiken om extra IKB-uren te kopen. U kunt maximaal 187 extra IKB-uren kopen. De prijs van een IKB-uur is gelijk aan uw salaris per uur plus 16,37% IKB-budget. Hierbij geldt de waarde op het tijdstip dat u de keuze voor het kopen van IKB-uren maakt. De extra gekochte IKB-uren kunt u niet meer verkopen.
• gebruiken om op een fiscaal voordelige manier producten of diensten te kopen (IKB-doelen).
U kunt uw IKB-uren:
• opnemen als verlof, waarbij u over gekregen IKB-uren uw maandinkomen krijgt doorbetaald. Over gekochte uren krijgt u uw salaris per uur plus 16,37% IKB-budget betaald. Het opnemen moet u tijdig aan uw leidinggevende melden. Een eenmaal vastgestelde verlofperiode kunt u op een later moment wijzigen, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord
• laten uitbetalen op door u gekozen tijdstippen. De waarde van een IKB-uur is gelijk aan uw salaris per uur plus 16,37% IKB-budget. Hierbij geldt de waarde op het tijdstip dat u de keuze tot uitbetalen maakt
• toevoegen aan uw IKB-spaarverlof. IKB-uren die u niet heeft opgenomen als verlof en niet heeft laten uitbetalen, worden eind december toegevoegd aan uw IKB-spaarverlof.
U kunt uw IKB-uren voor langere tijd opsparen in uw IKB-spaarverlof. Uw IKB-spaarverlof kan niet vervallen. U kunt maximaal 1800 uur sparen.
Als u aan het einde van een jaar een verlofsaldo heeft dat hoger is dan 1800 uur, krijgt u het meerdere uitbetaald. De daarbij gehanteerde waarde van een IKB-spaarverlofuur is gelijk aan uw salaris per uur plus 16,37% IKB-budget op dat moment.
Als u uw IKB-spaarverlof opneemt, krijgt u tijdens uw verlof per uur de waarde van een IKB- spaarverlofuur uitbetaald. De daarbij gehanteerde waarde van een IKB-spaarverlofuur is gelijk aan uw salaris per uur plus 16,37% IKB-budget op het moment dat uw verlof aanvangt.
Uw IKB-spaarverlof kunt u opnemen als verlof maar kunt u ook gebruiken voor een langere periode van verlof. Als u zes weken of langer met verlof wilt gaan, moet u dat minimaal zes maanden van tevoren aan uw leidinggevende melden. Als u dit op een later moment meldt, kan uw leidinggevende u opdragen het opnemen van uw verlof uit te stellen als daarmee wordt voorkomen dat de bedrijfsvoering ernstig wordt verstoord.
Fiscaal vriendelijke doelen
U kunt uw IKB-budget gebruiken om fiscaal voordelige uitgaven te doen voor de doelen in onderstaande tabel. De voorwaarden die gelden zijn in de tabel vermeld.
IKB-doelen | Voorwaarden/bijzonderheden |
Een fiets (als u dat wenst inclusief accessoires en fietsverzekering) | - U gebruikt de fiets op ten minste de helft van het aantal dagen dat u naar uw werk reist voor uw woon-werkverkeer - Eenmaal per drie kalenderjaren mogelijk - Maximaal € 750 voor fiets en accessoires samen met daarnaast een bij aanschaf van de fiets afgesloten fietsverzekering (maar niet WA- verzekering die voor een speedpedalec verplicht is dan wel een verzekering voor een speedpedalec waarin de WA is opgenomen) |
Bedrijfsfitness | - Op de werkplek of een vaste locatie die uw werkgever aanwijst of - In een fitnesscentrum dat uw werkgever voor alle werknemers binnen een onderdeel kiest of - In alle vestigingen van een fitnesscentrum waarmee uw werkgever een overeenkomst sluit |
Vakbondscontributie | - Voor door u in een jaar betaalde vakbondscontributie |
Inrichting telewerkruimte | - U werkt minimaal 1 dag per week thuis en heeft hiervoor een telewerkovereenkomst getekend - Uw werkruimte voldoet aan de arbo-eisen - Eenmaal per 5 kalenderjaren mogelijk - Maximaal € 1815 |
Studie/opleiding | - Voor uw (toekomstig) beroep of - Voor het op peil houden van uw vakkennis |
Vakliteratuur | Voor vakliteratuur die gewoonlijk in uw beroepsgroep wordt gebruikt |
Opwaarderen Mobiliteitskaart Rijksoverheid | - Voor de meerkosten reizen woon-werkverkeer 2e naar 1e klas Mobiliteitskaart Rijksoverheid |
Aanvullende belastingvrije vergoeding voor woon-werkverkeer | - Hiervoor kunt u naast uw IKB-budget ook uw novembersalaris gebruiken voor het gedeelte boven het voor u geldende minimumloon |
Houd er rekening mee dat u als u een aanvraag doet u daar bewijsstukken bij moet voegen.
§ 9.2 Betaald meer uren werken (met gelijkblijvende arbeidsduur)
U kunt uw leidinggevende toestemming vragen om in een jaar tijdelijk meer uren te werken en deze (anders dan geldt voor compensatie-uren) uitbetaald te krijgen, zonder dat dit gevolgen heeft voor uw arbeidsduur. Dit moet u dan vooraf aanvragen. Per jaar kunt u maximaal 100 uur meer werken.
Als u meer uren werkt mag uw werktijd daardoor niet hoger worden dan gemiddeld 40 uur per week.
Uw te werken uren worden uitbetaald nadat uw leidinggevende u toestemming heeft gegeven om tijdelijk meer uren te werken. De waarde van de meer gewerkte uren is gelijk aan uw salaris per uur op het moment van uitbetaling.
Hoofdstuk 10. Reizen en vergoedingen
Algemeen
U heeft recht op een vergoeding voor uw reiskosten woon-werkverkeer. De hoogte van deze vergoeding hangt af van:
• uw keuze voor een vervoermiddel
• uw reiskilometers en
• het antwoord op de vraag of u uw werklocatie praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken.
Voor het bepalen van uw reisafstanden wordt gebruik gemaakt van de routeplanner in het P-Direktportaal. De afstanden worden berekend met behulp van de postcodes en afgerond op één decimaal achter de komma. Als met de routeplanner geen of een verkeerd resultaat wordt bereikt, stelt uw werkgever de reisafstand op een andere manier vast.
Voor het vaststellen van uw reistijd wordt bij openbaar vervoer gebruik gemaakt van de uitkomsten van de site 0000.xx en bij eigen vervoer gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner.
Vergoeding openbaar vervoer
Als u voor uw woon-werkverkeer geheel of gedeeltelijk gebruik maakt van het openbaar vervoer heeft u recht op vergoeding van de volledige kosten daarvan. Voor reizen per trein krijgt u de kosten voor 2e klasse vergoed, tot maximaal de kosten van een jaartrajectkaart.
Uw werkgever kan er voor kiezen om u vervoerbewijzen voor uw vervoer in gebruik te geven in plaats van de kosten daarvan te vergoeden.
Voor uw reisgedeelte naar het openbaar vervoer heeft u recht op de lage reiskostenvergoeding met eigen vervoer, mits de afstand daarvan ten minste één kilometer betreft. Dit geldt voor de afstand van uw woning naar uw instaphalte en voor de afstand van uw uitstaphalte naar uw werklocatie.
Vergoeding eigen vervoer
Algemeen
Als u gebruik maakt van eigen vervoer heeft u recht op een maandelijkse reiskostenvergoeding.
• Als u minimaal 128 dagen per jaar een vast reispatroon met eigen vervoer heeft ontvangt u van uw werkgever een vaste maandelijkse vergoeding voor uw reiskosten. Hierbij wordt deze berekeningswijze gehanteerd waarbij de bedragen in onderstaande tabel worden gebruikt
• Als u minder dan 128 dagen per jaar een vast reispatroon met eigen vervoer heeft, kunt u uw reiskosten maandelijks achteraf declareren.
Bij het bepalen van de 128 dagen per jaar geldt dat dit naar rato is als:
• u op minder dan vijf dagen per week werkt
• uw dienstverband in de loop van het jaar ingaat of eindigt of
• uw reisafstand wijzigt vanwege een andere werklocatie of omdat u verhuist.
Bij het vaststellen van de reiskostenvergoeding wordt voor het bepalen van de afstand uitgegaan van de heenreis van uw woning naar uw werklocatie.
Bedragen
De hoogte van uw reiskostenvergoeding is afhankelijk van twee zaken:
• het vervoermiddel dat u daarvoor kiest en
• het antwoord op de vraag of u uw werklocatie praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken.
Afhankelijk daarvan geldt een hoge of een lage reiskostenvergoeding met momenteel de volgende bedragen:
Vergoeding per kilometer | € 0,20 | € 0,07 |
Maximale vaste reiskostenvergoeding per maand | € 407,01 | € 60,27 |
Maximale reiskostenvergoeding per dag | € 22,82 | € 3,38 |
Hieronder wordt dit toegelicht.
Woon-werkverkeer met de fiets
Om in aanmerking te komen voor de hoge reiskostenvergoeding moet u een verklaring ondertekenen. Daarin verklaart u:
• welk aantal dagen per week u met de fiets naar uw werk komt
• dat u alleen in bijzondere gevallen op deze dagen gebruik maakt van een andere wijze van vervoer, en dat op eigen kosten.
Op dagen in de week waarvan u heeft verklaard niet per fiets naar uw werk te komen, heeft u afhankelijk van uw keuze tussen gebruik van openbaar vervoer of eigen vervoer recht op:
• de gebruikelijke vergoeding voor de kosten van openbaar vervoer
• de lage reiskostenvergoeding.
Woon-werkverkeer met overig eigen vervoer
U heeft recht op de hoge reiskostenvergoeding als u (anders dan per fiets) met overig eigen vervoer reist en uw werklocatie niet praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken.
Hiervan is in ieder geval sprake als:
• het openbaar vervoer bij de halte van uw werklocatie bij aanvang en bij afloop van uw gebruikelijke werktijden daar niet minimaal twee keer per uur stopt
• uw bedrijfsarts van mening is dat u om medische redenen niet met het openbaar vervoer kunt reizen;
• de loopafstand tussen uw werklocatie en de dichtstbijzijnde halte van het openbaar vervoer meer dan één kilometer is
• de reistijd van uw woning naar uw werklocatie met het openbaar vervoer twee uur of meer bedraagt, terwijl dit met eigen vervoer minimaal 45 minuten sneller is of
• uw persoonlijke veiligheid in gevaar komt door het reizen met openbaar vervoer vanwege de ligging van uw werklocatie.
Uw werkgever stelt vast of dit het geval is. Daarnaast kan uw werkgever om andere redenen beslissen dat openbaar vervoer voor u niet praktisch is.
Als u (anders dan per fiets) met eigen vervoer reist en uw werklocatie wel praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken, heeft u recht op de lage reiskostenvergoeding.
Afwijken van de bepalingen
Uw werkgever kan beslissen om bepalingen uit deze paragraaf geheel of gedeeltelijk niet toe te passen of daarvan af te wijken als toepassing van die bepalingen vanwege uw omstandigheden voor u zeer onredelijk zou zijn.
§ 10.2 Dienstreizen binnenland
Als u voor uw werk in opdracht van uw werkgever naar een andere locatie dan uw eigen werklocatie in Nederland moet, dan is er sprake van een binnenlandse dienstreis. Dit is ook het geval als uw dienstreis in Nederland is begonnen en het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of niet noodzakelijk leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachtingen in het buitenland.
De kosten van uw binnenlandse dienstreis krijgt u vergoed op basis van de bepalingen in deze paragraaf. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen reiskosten en verblijfkosten. In bijzondere gevallen gelden andere regels. Deze vindt u aan het einde van deze paragraaf.
De vergoedingen in deze paragraaf zijn niet van toepassing als duidelijk is dat u:
• voor een periode van minimaal vier weken en
• op meer dan de helft van uw werkdagen per week
tijdelijk gaat werken op een werklocatie in een andere gemeente of op minimaal een kilometer afstand van uw eigen werklocatie. In dat geval heeft u recht op een vergoeding voor woon-werkverkeer. Dit is alleen anders als uw werkgever beslist u een vergoeding voor uw reiskosten te geven op grond van deze paragraaf. Als uw werkgever van mening is dat u niet dagelijks kunt reizen tussen uw woning en uw tijdelijke andere werklocatie, heeft u recht op een vergoeding voor de kosten voor uw tijdelijke andere woonruimte.
Algemeen
Begin en eindpunt
Bij het vaststellen van de vergoeding voor uw reiskosten en verblijfkosten geldt een beginpunt en een eindpunt van uw dienstreis. Dit kan uw werklocatie of uw woning zijn maar ook een andere locatie.
Uw woning of een andere locatie geldt niet als:
• beginpunt als u op de heenreis eerst naar uw werklocatie gaat voordat u reist naar de bestemming van uw dienstreis.
• eindpunt als u op de terugreis eerst naar uw werklocatie gaat voordat u reist naar uw woning.
Declareren
Als u terug komt van uw dienstreis moet u de gemaakte kosten die daarvoor volgens deze paragraaf in aanmerking komen declareren op de manier die uw werkgever voorschrijft. Daarbij moet u er rekening mee houden dat u van uw uitgaven betaalbewijzen moet bijvoegen. Dit is niet nodig voor uw uitgaven voor logies, ontbijt, lunch, avondmaaltijd en uw kleine uitgaven overdag en in de avond. Uw recht op vergoeding van de kosten vervalt als u uw declaratie van uw dienstreis niet binnen drie maanden na afloop daarvan indient.
Reiskosten
Openbaar vervoer
Als u gebruik maakt van het openbaar vervoer heeft u recht op vergoeding van de volledige kosten daarvan. Voor het reizen per trein krijgt u de kosten voor eerste klasse vergoed.
Als uw werkgever vindt dat het in het bedrijfsbelang is dat u gebruik maakt van een taxi, dan heeft u recht op volledige vergoeding van de kosten daarvan.
Om in aanmerking te komen voor de vergoeding van de reiskosten die u maakt voor openbaar vervoer en taxi, moet u de vervoerbewijzen of andere betaalbewijzen van uw reis bij uw declaratie indienen.
Eigen vervoer
Als uw werkgever heeft bepaald dat het voor u niet praktisch is de dienstreis met openbaar vervoer te maken heeft u recht op een vergoeding van € 0,37 per afgelegde kilometer.
U heeft recht op een vergoeding van € 0,09 per afgelegde kilometer als uw werkgever heeft bepaald dat het voor u wel praktisch is de dienstreis met het openbaar vervoer te maken maar u vanwege bijzondere omstandigheden toestemming heeft gegeven om gebruik te maken van eigen vervoer. Als u dan gebruik maakt van:
• een eigen motorvoertuig, wordt uw vergoeding met € 0,09 verhoogd voor iedere medereiziger op dienstreis, tot een maximum van € 0,37
• een fiets, heeft u ook recht op vergoeding van gemaakte kosten van een fietsenstalling.
Als u de dienstreis met eigen vervoer maakt, en ook de afstand tussen uw woning en werklocatie met eigen vervoer aflegt omdat uw werkgever dat praktisch vindt, dan kunt u daarvoor dezelfde vergoeding per afgelegde kilometer krijgen als voor uw dienstreis.
Het gedeelte van de vergoeding dat uitgaat boven het bedrag per kilometer dat maximaal belastingvrij mag worden vergoed en dus fiscaal bovenmatig is, is bedoeld als voorschot voor vergoeding van kilometers die nog aanvullend in dat jaar belastingvrij kunnen worden vergoed. Na afloop van het jaar worden de vergoedingen definitief vastgesteld. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatige deel van de uitbetaalde vergoedingen, wordt uitgegaan van alle door u afgelegde dienstreiskilometers en al uw woon-werkverkeerkilometers waarvoor u een vergoeding heeft ontvangen.
Als uw dienstverband gedurende het jaar tussentijds wordt beëindigd, wordt eventueel verschuldigde loonheffing vanwege de fiscaal bovenmatige vergoeding van uw reiskosten ingehouden. Dit wordt dan gedaan in de maand nadat uw dienstverband is beëindigd.
Verblijfkosten
Uw vergoeding voor verblijfkosten is voor de gemaakte kosten voor maaltijden, logies en kleine uitgaven tijdens uw dienstreis.
Om in aanmerking te komen voor de vergoeding voor verblijfkosten gelden de volgende voorwaarden:
• uw dienstreis duurt minimaal 4 uur en
• de bestemming van uw dienstreis ligt in een andere gemeente of op minimaal een kilometer afstand van uw eigen werklocatie.
De verblijfkostenvergoeding
De verblijfkostenvergoeding bestaat per dag van uw dienstreis uit de volgende onderdelen, waarvoor momenteel de volgende bedragen gelden:
Kleine uitgaven overdag | € 5,26 | hiervoor gelden geen aanvullende voorwaarden |
Kleine uitgaven in de avond | € 15,68 | hierop heeft u recht als u aansluitend ook overnacht vanwege uw dienstreis |
Logies | € 104,76 | per overnachting |
Ontbijt | € 10,23 | dit geldt als u de nacht daarvoor heeft overnacht vanwege uw dienstreis |
Lunch | € 16,36 | dit geldt voor iedere periode van 12.00 tot 14.00 uur die binnen uw dienstreis valt |
Avondmaaltijd | € 24,75 | dit geldt voor iedere periode van 18.00 tot 21.00 uur die binnen uw dienstreis valt |
Behalve voor de kleine uitgaven overdag en in de avond geldt als voorwaarde voor de vergoeding dat u daarvoor kosten heeft gemaakt in een gelegenheid die daarvoor bedoeld is.
Lagere verblijfkostenvergoeding
Als u vaak dienstreizen maakt kan uw werkgever een lagere vergoeding voor de verblijfkosten voor u vaststellen als de aard van uw werkzaamheden of de reisomstandigheden daar aanleiding voor geven.
Als uw dienstreis langer dan acht dagen duurt, wordt uw vergoeding voor kleine uitgaven in de avond vanaf de negende dag gehalveerd.
Verblijfkostenvergoeding als overheid zorgt voor overnachting of maaltijden
Als de overheid zorgt voor een overnachting tijdens uw dienstreis krijgt u de kosten die u daarvoor moet maken vergoed als u van die kosten een bewijsstuk indient bij uw declaratie. Als u geen gebruik maakt van een door de overheid verzorgde overnachting, dan krijgt u geen vergoeding van de kosten die u zelf voor die overnachting maakt.
Als de overheid zorgt voor maaltijden tijdens uw dienstreis, dan krijgt u geen vergoeding van de kosten die u zelf voor maaltijden maakt. Dit is alleen anders als u aannemelijk kunt maken dat u redelijkerwijs geen gebruik kon maken van deze maaltijden.
Vaste vergoeding voor dienstreizen
In plaats van de vergoedingen in deze paragraaf per dienstreis, kan uw werkgever u ook een vaste vergoeding per maand of per kwartaal geven voor uw reiskosten en/of uw verblijfkosten. Bij het vaststellen van het bedrag daarvoor gaat uw werkgever uit van het aantal dienstreizen dat u gebruikelijk maakt en de vergoeding die u daar gemiddeld voor ontvangt.
Uw vaste vergoeding kan niet hoger zijn dan de vergoedingen die hiermee worden vervangen.
Als er wijzigingen optreden die van belang zijn voor de hoogte van de vaste vergoeding, wordt die vergoeding daarop aangepast. U bent verplicht om uw werkgever van dergelijke wijzigingen op de hoogte te stellen.
Bijzondere situaties
Afwijken van de bepalingen
Uw werkgever kan beslissen om in bijzondere situaties in uw voordeel af te wijken van bepalingen uit deze paragraaf. Dit kan een afwijking zijn die alleen op u van toepassing is of een afwijking voor een groep werknemers waar u onderdeel van uitmaakt.
Samenloop met andere vergoedingen voor reis- en verblijfkosten
Als u voor uw dienstreis een vergoeding ontvangt van anderen dan van uw werkgever, dan moet u dit melden en wordt die vergoeding in mindering gebracht op de vergoeding waarop u volgens deze paragraaf recht heeft.
Uitzondering directeur van het Kabinet van de Koning
Als u werkzaam bent als directeur van het Kabinet van de Koning of als vervanger of waarnemer daarvan, dan krijgt u de door u opgegeven reiskosten en verblijfkosten voor uw binnenlandse dienstreizen vergoed. Dit geldt ook voor de uitgaven van en voor uw eventuele medereizigers. Uit uw opgave moet blijken dat u zuinig bent geweest. In uw opgave moet u de kosten afzonderlijk specificeren.
§ 10.3 Dienstreizen buitenland
Als u voor uw werk naar het buitenland moet, dan is er meestal sprake van een buitenlandse dienstreis. Dit is alleen niet het geval als de reis in Nederland is begonnen en het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of niet noodzakelijk leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland. In dat geval gelden de bepalingen voor een binnenlandse dienstreis.
De kosten van uw buitenlandse dienstreis krijgt u vergoed op basis van de bepalingen in deze paragraaf. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen reiskosten, verblijfkosten en overige kosten. In bijzondere gevallen gelden andere regels. Deze vindt u aan het einde van deze paragraaf.
Algemeen
Als u een buitenlandse dienstreis maakt, bepaalt uw werkgever het beginpunt en eindpunt daarvan.
Voor u op reis gaat
Vervoerbewijzen en reserveringen voor overnachtingen
Vervoerbewijzen en reserveringen voor overnachtingen voor uw dienstreis moet u zo spoedig mogelijk aanvragen op de door uw werkgever voorgeschreven wijze. Als u toestemming heeft van uw werkgever kunt u de vervoerbewijzen en reserveringen voor overnachtingen ook zelf regelen. Dit moet u dan uiterlijk 21 dagen voor vertrek doen. Als deze termijn niet haalbaar is, dan legt u aan uw werkgever schriftelijk uit waarom dat niet mogelijk is. Als u uw reservering voor overnachtingen zelf regelt kan uw werkgever u richtlijnen geven voor de faciliteiten waarvan u voor overnachtingen gebruik kunt maken.
Vervoerbewijzen die uw werkgever u geeft of die u zelf regelt hebben een vooraf vastgestelde reisdatum. Dit is alleen anders als er sprake is van bijzondere omstandigheden. In dat geval kan uw werkgever u een vervoerbewijs geven of vergoeden dat geen vastgestelde reisdatum heeft. U kunt uw werkgever ook vragen om een vervoerbewijs zonder vastgestelde reisdatum. Dat moet u schriftelijk doen met uitleg waarom u vindt dat dit beter is.
Verlengen dienstreis voor privédoeleinden
Het is toegestaan dat u uw dienstreis verlengt voor privédoeleinden, als:
• uw werkgever dit voor uw vertrek schriftelijk heeft goedgekeurd
• de verlenging maximaal 72 uur bedraagt
• de verlenging aan het begin of aan het einde van uw dienstreis plaatsvindt en
• u de meerkosten voor reis en verblijf zelf betaalt en eventuele besparingen voor uw werkgever zijn.
Het verlengen van uw dienstreis voor privédoeleinden aan het begin van uw dienstreis is niet toegestaan als u met toestemming van uw werkgever eerder dan noodzakelijk vertrekt om te herstellen van de reis of om te acclimatiseren aan de lokale omstandigheden.
Het verlengen van uw dienstreis is niet toegestaan als u een functie vervult of werkzaamheden verricht waarvan uw werkgever met vakbonden heeft afgesproken dat die niet in aanmerking komt voor het verlengen van dienstreizen voor privédoeleinden. Voor welke functies dat geldt staat vermeld in het personeelsreglement van uw organisatie.
Na uw dienstreis
Als u terugkomt van uw dienstreis moet u de gemaakte kosten die daarvoor volgens deze paragraaf in aanmerking komen declareren op de manier die uw werkgever voorschrijft. Daarbij moet u ermee rekening houden dat:
• u van uw uitgaven betaalbewijzen moet bijvoegen. Dit is niet nodig voor uw uitgaven voor ontbijt, lunch, avondmaaltijd en de kleine uitgaven waarvoor u een vergoeding per uur ontvangt en
• uw recht op vergoeding van de kosten vervalt als u uw declaratie van uw dienstreis niet binnen drie maanden na afloop daarvan indient.
Reiskosten
Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de reiskosten die u maakt voor openbaar vervoer, vliegtuig of boot moet u de vervoersbewijzen of andere betaalbewijzen van uw reizen bij uw declaratie indienen.
In aanvulling op de vergoeding voor de kosten van uw vervoersbewijzen heeft u ook recht op vergoeding van de volgende overige reiskosten:
• kosten van vervoer van het station, de haven of het vliegveld van aankomst naar de plaats van bestemming op de heen- en terugreis
• kosten voor luchthavenrechten
• kosten voor een kruier en
• toeslagen voor bijzondere treinen, kosten voor het gebruik van een slaapwagen, reserveringskosten en kosten voor extra bagage, als uw werkgever vindt dat de reisomstandigheden of het bedrijfsbelang daar aanleiding toe geven.
Vervoermiddelen
Uw werkgever bepaalt met toepassing van de bepalingen in deze paragraaf welke vervoermiddelen u tijdens uw dienstreis gebruikt en in welke klasse. Als u vanuit uw functie een minister, staatssecretaris of lid van de Staten-Generaal vergezelt op dienstreis, dan kan uw werkgever afwijken van deze bepalingen.
Trein
Als de afstand van uw dienstreis niet meer dan 500 kilometer bedraagt, maakt u uw dienstreis per trein. Dit is alleen anders als de reistijd per trein meer dan zes uur is. In dan geval maakt u de dienstreis per vliegtuig. De afstand van 500 kilometer wordt gemeten van het vertrekstation naar het aankomststation. Als de afstand of de reistijd korter is dan 500 km kan uw werkgever toch beslissen dat u de dienstreis per vliegtuig maakt als dat doelmatig is terwijl het reizen per trein zo ondoelmatig is dat uw werkgever dit voor u onredelijk bezwarend vindt.
U mag reizen in de eerste klasse als voor uw dienstreis een vervoerbewijs in die klasse beschikbaar is.
Vliegtuig
U maakt uw dienstreis per vliegtuig als de afstand van uw dienstreis meer dan 500 kilometer bedraagt of als de reistijd per trein meer dan zes uur is of als de reis per trein volgens uw werkgever niet doelmatig is.
U mag reizen in:
• business klasse of een vergelijkbare klasse als bij uw dienstreis de vliegtijd van uw vlucht zes uur of meer is en voor uw dienstreis een vervoerbewijs in die klasse beschikbaar is. Dit geldt ook als uw dienstreis uit meerdere vluchten bestaat of
• economy klasse of een vergelijkbare klasse als bij uw dienstreis de vliegtijd van uw vlucht minder dan zes uur is.
In afwijking hierop mag u, ongeacht de duur van uw vlucht, uitsluitend reizen in economy klasse of een vergelijkbare klasse als u vanuit uw functie:
• belast bent met de begeleiding van het transport van een justitiabele en uw dienstreis tot doel heeft om een justitiabele van of naar een plaats buiten Nederland te begeleiden of
• vanuit de Vreemdelingenwet 2000 belast bent met het vergezellen of begeleiden van een vreemdeling en uw dienstreis tot doel heeft om een vreemdeling naar een plaats buiten Nederland te begeleiden.
U heeft recht op een rechtstreekse vlucht als die er is. Dit is alleen anders bij een rechtstreekse vlucht van meer dan 6 uur. In dat geval kan uw werkgever u vervoerbewijzen geven of vergoeden voor een niet- rechtstreekse vlucht als:
• de kosten hiervan minimaal € 350,00 lager zijn dan het vervoerbewijs voor de rechtstreekse vlucht en
• de reistijd door de niet-rechtstreekse vlucht met hooguit vier uur toeneemt.
Als er bijzondere redenen zijn om gebruik te maken van een business lounge op een vliegveld, dan kan uw werkgever u toestaan om de kosten daarvan te declareren als u:
• uit eigen beweging in de economy klasse of een vergelijkbare klasse vliegt, of
• daar met opgave van een goede reden om verzoekt.
Eigen vervoer voor reisgedeelte in Nederland
Voor uw reisgedeelte in Nederland heeft u recht op een vergoeding als u gebruik maakt van een eigen motorvoertuig. Voorwaarde daarvoor is dat:
• uw werkgever u daarvoor toestemming geeft en
• dit gedeelte van uw dienstreis aansluit op het vervolg van uw dienstreis per openbaar vervoer, vliegtuig of boot.
Voor het gebruik van uw eigen motorvoertuig wordt onderscheid gemaakt tussen:
• een situatie waarvan uw werkgever heeft bepaald dat het voor u niet praktisch is dit reisgedeelte met het openbaar vervoer af te leggen. U heeft dan recht op een vergoeding van € 0,37 per afgelegde kilometer
• een bijzondere situatie waarvan uw werkgever heeft bepaald dat het voor u wel praktisch is dit reisgedeelte met het openbaar vervoer af te leggen. U heeft dan recht op een vergoeding van € 0,09 per afgelegde kilometer. Deze vergoeding wordt verhoogd met hetzelfde bedrag voor iedere medereiziger op dienstreis in het eigen motorvoertuig tot een maximum van € 0,37.
Het gedeelte van de vergoeding dat uitgaat boven het bedrag per kilometer dat maximaal belastingvrij mag worden vergoed en dus fiscaal bovenmatig is, is bedoeld als voorschot voor vergoeding van kilometers die nog aanvullend in dat jaar belastingvrij kunnen worden vergoed. Na afloop van het jaar worden de vergoedingen definitief vastgesteld. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatige deel van de uitbetaalde vergoedingen, wordt uitgegaan van alle door u afgelegde dienstreiskilometers en uw woon-werkverkeerkilometers waarvoor u een vergoeding heeft ontvangen.
Als uw dienstverband gedurende het jaar tussentijds wordt beëindigd, wordt eventueel verschuldigde loonheffing vanwege de fiscaal bovenmatige vergoeding van uw reiskosten ingehouden. Dit wordt dan gedaan in de maand nadat uw dienstverband is beëindigd.
Gehuurd vervoermiddel of taxi
Tijdens uw dienstreis maakt u mogelijk gebruik van een gehuurd vervoermiddel of een taxi. Als uw werkgever vindt dat dit in het belang van de bedrijfsvoering is, krijgt u de kosten daarvan vergoed.
Bezoekreis bij dienstreis van lange duur
Als u een dienstreis van lange duur maakt kunt u uw werkgever een vergoeding vragen voor de reiskosten van één of meerdere reizen naar uw woonplaats voor een kort bezoek. Een bezoekreis onderbreekt uw dienstreis niet. Als uw werkgever met uw verzoek instemt, heeft u recht op een vergoeding van uw vervoersbewijzen en de aanvullende vergoeding voor overige reiskosten. Voor uw vervoersbewijzen geldt daarbij dat de kosten van de laagste klasse in het openbaar vervoer, vliegtuig of boot worden vergoed.
Vergoeding voor uw werkgever
Als u van een vervoersmaatschappij een schadevergoeding kunt krijgen vanwege vertragingen tijdens uw dienstreis, dan is deze bestemd voor uw werkgever. Er wordt van u verwacht dat u zich inspant om de schadevergoeding te krijgen. Dit is alleen anders als uw werkgever aangeeft dat dit niet nodig is.
Als u voordelen krijgt uit een loyaliteitsprogramma vanwege uw dienstreis, dan zijn deze voordelen bestemd voor uw werkgever. Dit geldt niet als u deze voordelen met toestemming van uw werkgever inzet voor volgende dienstreizen.
Verblijfkosten
Uw vergoeding voor verblijfkosten is voor de gemaakte kosten voor maaltijden, logies en kleine uitgaven tijdens uw dienstreis. De hoogte van de vergoeding volgt uit de tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen, opgenomen als bijlage 7 van de cao. Dit is alleen anders voor:
• het gedeelte van uw dienstreis binnen Nederland dat vier uur of langer is en aansluit op een reis of reisgedeelte per vliegtuig of boot. In dat geval gelden voor dat reisgedeelte de regels en vergoedingsbedragen voor binnenlandse dienstreizen
• gedeelten van de reis die niet met vliegtuig of boot worden gemaakt en waarvoor geen uitgaven voor logies hoeven te worden gemaakt. Deze reisgedeelten worden bij een volgend of voorafgaand reisgedeelte gevoegd en vergoed volgens het tarief voor dat reisgedeelte.
Als u met bewijsstukken kunt aantonen dat de vergoeding voor verblijfkosten die u op grond van deze paragraaf krijgt niet voldoende is, kan uw werkgever beslissen u de meerdere kosten geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
De verblijfkostenvergoeding
De hoogte van de vergoeding voor verblijfkosten is afhankelijk van de tijdelijke verblijfplaats tijdens uw dienstreis die staat vermeld in de tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen. In de tarieflijst staan achter de landen en steden twee kolommen met daarin opgenomen de maximale logieskosten en de overige kosten.
De overige kosten zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen, als percentage van het bedrag voor overige kosten dat hoort bij uw tijdelijke verblijfplaats:
Kleine uitgaven | 1,5% | voor ieder uur dat de dienstreis duurt (ofwel 36% per etmaal) |
Ontbijt | 12% | dit geldt voor iedere periode van 6.00 tot 8.00 uur die binnen uw dienstreis valt |
Lunch | 20% | dit geldt voor iedere periode van 12.00 tot 14.00 uur die binnen uw dienstreis valt |
Avondmaaltijd | 32% | dit geldt voor iedere periode van 18.00 tot 21.00 uur die binnen uw dienstreis valt. |
Voor de vergoeding voor ontbijt, lunch en avondmaaltijd geldt als voorwaarde dat u daarvoor kosten heeft gemaakt in een gelegenheid die daarvoor bedoeld is.
U heeft recht op een vergoeding voor uw gemaakte logieskosten tot maximaal het bedrag dat daar voor uw tijdelijke verblijfplaats staat vermeld in de tarieflijst. Als u geen bewijsstuk overlegt van deze gemaakte kosten, dan krijgt u per overnachting € 11,34 vergoed voor maximaal vier overnachtingen per dienstreis.
Het kan voorkomen dat het bewijsstuk dat u bij uw declaratie indient voor uw logies inclusief ontbijt, geen duidelijke onderverdeling daarvan bevat. In dat geval heeft u recht op een vergoeding van de kosten daarvan zoals vermeld op het bewijsstuk tot maximaal de som van de voor uw tijdelijke verblijfplaats geldende vergoedingsbedragen voor logies en ontbijt.
Lagere verblijfkostenvergoeding
Als u vaak dienstreizen maakt kan uw werkgever een lagere vergoeding voor de verblijfkosten voor u vaststellen als de aard van uw werkzaamheden of de reisomstandigheden daar aanleiding voor geven.
Als uw dienstreis:
• meer dan zestig dagen duurt en
• u uw werkzaamheden in of vanuit één bepaalde tijdelijke verblijfplaats buiten Nederland vervult wordt uw vergoeding voor verblijfkosten vanaf de eenenzestigste dag beperkt tot:
• de helft van de vergoedingen voor kleine uitgaven, ontbijt, lunch en diner en
• een vergoeding van de door u gemaakte huisvestingskosten tot maximaal het bedrag dat voor logies geldt voor uw tijdelijke verblijfplaats.
Geen verblijfkostenvergoeding
U heeft geen recht op vergoeding van verblijfkosten voor:
• een dienstreis korter dan vier uur
• een reisgedeelte in Nederland korter dan vier uur dat aansluit op een reis of reisgedeelte per vliegtuig of boot. Bij een aansluitende vliegreis binnen Europa heeft u in dat geval wel recht op vergoeding van verblijfkosten
• een reisgedeelte per vliegtuig bij vliegreizen buiten Europa
• een bezoekreis tijdens een dienstreis voor lange duur. Voor delen van uw bezoekreis voor het afleggen van het traject van uw tijdelijke verblijfplaats naar uw woonplaats heeft u wel recht op vergoeding van verblijfkosten.
Verblijfkostenvergoeding als overheid zorgt voor overnachting of maaltijden
Als de overheid zorgt voor een overnachting tijdens uw dienstreis krijgt u de kosten die u daarvoor moet maken vergoed als u van die kosten een bewijsstuk indient bij uw declaratie. Als u geen gebruik maakt van een door de overheid verzorgde overnachting, dan krijgt u geen vergoeding van de kosten die u zelf voor die overnachting maakt.
Als de overheid zorgt voor maaltijden tijdens uw dienstreis, dan krijgt u geen vergoeding van de kosten die u zelf voor maaltijden maakt. Dit is alleen anders als u aannemelijk kunt maken dat u redelijkerwijs geen gebruik kon maken van deze maaltijden.
Overige kosten
Bijkomende kosten
Als u tijdens uw dienstreis voor uw werk kosten maakt voor interlokale en internationale telefoongesprekken dan heeft u recht op volledige vergoeding daarvan. Dit geldt ook voor noodzakelijk te maken kosten voor vaccinatie, een cursus, representatie en inschrijving voor een conferentie. Voorwaarde voor vergoeding van deze kosten is dat u daarvan bewijsstukken indient bij uw declaratie.
Garderobekosten
Als u een dienstreis maakt naar een gebied met tropische warmte of naar een gebied met polaire koude, kan uw werkgever u een vergoeding geven voor de kosten van bijzondere kleding en uitrusting. Welke gebieden dit zijn treft u in bijlage 8 van de cao aan. Ook in andere bijzondere omstandigheden kan uw werkgever beslissen u een vergoeding voor bijzondere kleding en uitrusting te geven.
De vergoeding voor bijzondere kleding en uitrusting bedraagt de helft van de kosten die u hiervoor heeft gemaakt en waarvan uw werkgever vindt dat deze noodzakelijk waren. De vergoeding kan maximaal € 453,78 per jaar bedragen, waarvoor € 226,89 voor gebieden met tropische warmte en € 226,89 voor gebieden met polaire koude.
Kosten vanwege ziekte, ongeval, verlies, diefstal of beschadiging
Als u tijdens een dienstreis kosten heeft moeten maken vanwege van ziekte of een ongeval, dan kan uw werkgever deze kosten vergoeden. Voorwaarden hiervoor zijn dat u:
• moet aantonen dat u deze kosten heeft gemaakt en
• deze kosten niet op een andere wijze vergoed krijgt.
Als u tijdens uw dienstreis kosten heeft moeten maken vanwege verlies, diefstal of beschadiging van noodzakelijk meegenomen bagage, dan kan uw werkgever deze kosten vergoeden. Hierbij geldt:
• dat u moet aantonen dat u deze kosten heeft gemaakt en
• een maximum vergoeding van € 2.268,90 per dienstreis.
Bijzondere situaties
Afwijken van de bepalingen
Uw werkgever kan beslissen om bepalingen uit deze paragraaf geheel of gedeeltelijk niet toe te passen of daarvan af te wijken als toepassing van die bepalingen vanwege uw omstandigheden voor u zeer onredelijk zou zijn.
Uw werkgever kan met vakbonden in bijzondere situaties afspraken maken die afwijken van wat in deze paragraaf geregeld is. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Samenloop met andere vergoedingen voor reis- en verblijfkosten
Als u voor uw dienstreis een vergoeding ontvangt van anderen dan van uw werkgever, dan moet u dat melden en wordt die vergoeding in mindering gebracht op de vergoeding waarop u volgens deze paragraaf recht heeft.
Als u voor uw dienstreis in aanmerking komt voor een EU-vergoedingsregeling voor reis- en verblijfkosten, dan heeft u geen recht op de vergoeding volgens deze paragraaf.
Uitzondering directeur van het Kabinet van de Koning
Als u werkzaam bent als directeur van het Kabinet van de Koning of als vervanger of waarnemer daarvan, dan krijgt u de door u opgegeven reiskosten en verblijfkosten voor uw buitenlandse dienstreizen vergoed. Dit geldt ook voor de uitgaven van en voor uw eventuele medereizigers. Uit uw opgave moet blijken dat u zuinig bent geweest. In uw opgave moet u de kosten afzonderlijk specificeren.
Uw werkgever kan u een dienstauto ter beschikking stellen in plaats van uw reiskosten voor woon- werkverkeer en dienstreizen te vergoeden.
Als u dat afspreekt met uw leidinggevende en de afspraak schriftelijk vastlegt, kunt u de dienstauto ook privé gebruiken. Voor dit privégebruik moet u uw werkgever € 0,22 per kilometer betalen. Als voorschot daarop houdt uw werkgever maandelijks een bedrag op uw maandinkomen in. Dit bedrag wordt vastgesteld op basis van een nauwkeurige inschatting van uw privégebruik. Op een later moment wordt dit voorschot verrekend met wat u moet betalen voor de privékilometers die u daadwerkelijk heeft gereden met de dienstauto. Over de wijze waarop dit gebeurt wordt u geïnformeerd door uw werkgever.
Kosten die u maakt bij het privégebruik van uw dienstauto moet u zelf betalen. Dit betreft:
• parkeerkosten
• veer- en tolgelden
• schoonmaakkosten
• boetes en bekeuringen en
• aanpassingen aan de dienstauto waarvan uw leidinggevende niet heeft bepaald dat die nodig zijn.
Als u bij het privégebruik voor rekening van de werkgever schade veroorzaakt die u te verwijten is, kan uw werkgever deze schade geheel of gedeeltelijk op u verhalen.
In het personeelsreglement van uw organisatie zijn mogelijk aanvullende afspraken met vakbonden opgenomen over het ter beschikking stellen van een dienstauto en het privégebruik daarvan.
Hoofdstuk 11. Overige vergoedingen
§ 11.1 Maaltijdvergoeding bij overwerk
U heeft bij overwerk recht op een maaltijdvergoeding als u:
• ten minste twee uur over moet werken en
• door het overwerk ’s avonds niet op de voor u gebruikelijke tijd en locatie kunt eten.
U krijgt de werkelijke uitgaven voor uw maaltijd vergoed tot maximaal het vergoedingsbedrag voor een avondmaaltijd bij binnenlandse dienstreizen.
U moet aantonen welke kosten u heeft gemaakt voor uw maaltijd. Als u dat niet kunt aantonen heeft u recht op een maaltijdvergoeding van € 2,27.
U heeft geen recht op een maaltijdvergoeding als uw werkgever voor de avondmaaltijd zorgt, tenzij u voor die maaltijd moet betalen.
Het is mogelijk dat in uw voordeel van bovenstaande bepalingen wordt afgeweken als uw werkgever de toepassing daarvan in uw situatie niet redelijk vindt.
§ 11.2 Telewerkvergoeding en telewerkvoorzieningen
Algemeen
U kunt één of meer dagen per week thuis werken of op een andere plek dan uw reguliere werklocatie. Dit heet telewerken.
Voor u gaat telewerken maakt u daar samen met uw leidinggevende afspraken over die schriftelijk worden vastgelegd. Bij het maken van de afspraken gebruikt u samen de checklist die daarvoor is opgesteld en opgenomen in bijlage 9 van de cao.
In het personeelsreglement van uw organisatie kunnen aanvullende of afwijkende afspraken met vakbonden of ondernemingsraad over telewerken zijn opgenomen.
Vrijwillig of verplicht telewerken
U kunt uw leidinggevende vragen om te mogen telewerken. Hiervoor krijgt u toestemming als dit ook in het belang is van de organisatie.
Uw leidinggevende kan u ook verplichten om te telewerken als dit voor uw functie nodig is.
Telewerkvergoedingen bij verplicht telewerken
Als u thuis telewerkt heeft u recht op een vergoeding voor de kosten die u daardoor maakt. Deze vergoeding bedraagt momenteel € 81,83 per maand
Uw werkgever kan over de vergoeding bij thuis telewerken met vakbonden andere afspraken maken. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Voor de telewerkvergoeding geldt een overgangsbepaling.
Telewerkvoorzieningen
Als u verplicht telewerkt krijgt u de telewerkvoorzieningen die u daarvoor nodig heeft van uw werkgever in eigendom of in bruikleen, of u krijgt de kosten daarvan vergoed.
Als u verplicht telewerkt en gebruik maakt van een eigen computer dan kunt u daarvoor een vergoeding van € 25 per maand ontvangen of minder als uw werkgever u een vergoeding voor de aanschaf van een computer heeft gegeven.
Als u op eigen verzoek telewerkt krijgt u als dat nodig is om te kunnen telewerken daarvoor de benodigde telewerkvoorzieningen van uw werkgever in eigendom of in bruikleen, of een vergoeding voor de kosten daarvan.
Recht op representatiekostenvergoeding
Het kan nodig zijn dat u vanwege uw functie kosten maakt voor het onderhouden van externe contacten en representatieve activiteiten. Dit zijn representatiekosten. Afhankelijk van uw functie kunt u deze kosten declareren bij uw werkgever of daarvoor een representatiekostenvergoeding ontvangen.
Declareren representatiekosten
U heeft recht op vergoeding van representatiekosten die u declareert als u:
• vooraf toestemming of opdracht voor de uitgaven heeft gekregen van uw leidinggevende
• de declaratie met betaalbewijzen indient binnen zes maanden na de maand waarin u de kosten heeft gemaakt
• geen representatiekostenvergoeding ontvangt
• wel een representatiekostenvergoeding ontvangt maar het andere uitgaven betreft dan waarvoor u een representatiekostenvergoeding ontvangt.
Representatiekostenvergoeding
U heeft maandelijks recht op een representatiekostenvergoeding als u een functie in onderstaande tabel vervult of ten minste drie maanden waarneemt. In de tabel staat ook welk maandelijks bedrag daar momenteel voor geldt. Als door samenloop van functies twee verschillende bedragen gelden, krijgt u maandelijks alleen de hoogste representatiekostenvergoeding.
Functie | Bedrag |
Lid van de Topmanagementgroep (TMG) die in een TMG-functie is benoemd, secretaris van de Raad van State en Griffier Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | € 575,05 |
Structureel vervanger van een lid van de TMG, de secretaris van de Raad van State en vervangend Griffier Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | € 431,29 |
Directeur en een daaraan gelijk gestelde functie | € 287,53 |
Functie | Bedrag |
Andere functies waarvoor binnen uw organisatie is vastgesteld dat daar een representatiekostenvergoeding voor geldt | maximaal € 143,76 |
In het personeelsreglement van uw organisatie kunt u lezen of uw werkgever voor andere functies met vakbonden heeft afgesproken dat daarvoor een representatiekostenvergoeding geldt. In bijzondere situaties kan voor een dergelijke functie ook de afspraak zijn gemaakt dat daarbij een hoger bedrag tot maximaal de representatiekostenvergoeding geldt die hoort bij de functie van directeur.
De representatiekostenvergoeding ontvangt u voor uitgaven aan:
• kleding, schoeisel en accessoires
• aanpassing en inrichting van uw woning
• persoonlijke verzorging
• contributies en lidmaatschappen
• ontvangsten van een bescheiden omvang in uw eigen woning
• persoonlijke attenties en geschenken
• het aanbieden van lunches, diners en overige consumpties en
• fooien.
Stopzetten representatiekostenvergoeding
Uw representatiekostenvergoeding wordt niet uitbetaald als u langer dan een maand niet werkt. Dit geldt niet als u niet werkt omdat u met vakantie bent. Als u niet werkt omdat u ziek bent dan worden de eerste vier weken van uw ziekte niet meegerekend voor het bepalen van de datum waarop de representatiekostenvergoeding stopt.
Uw representatiekostenvergoeding wordt weer uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand nadat u weer bent gaan werken.
Als uw werkgever u heeft aangewezen om op te treden als bedrijfshulpverlener (BHV-er) en u de daarbij behorende taken heeft uitgevoerd, heeft u recht op een vergoeding. U ontvangt deze vergoeding na afloop van het jaar waarin u BHV-er was. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van uw rol als BHV-er en bedraagt momenteel:
BHV-rol | BHV-vergoeding per jaar |
Basishulpverlener | € 251,31 |
Allround BHV-er | € 502,59 |
BHV-er met leidinggevende taken | € 753,90 |
De hoogte van de vergoeding die u ontvangt is afhankelijk van het aantal volledige maanden dat u in het voorafgaande jaar bedrijfshulpverlener was. Als u tijdens dat jaar van BHV-rol bent veranderd geldt voor uw vergoeding de rol die u aan het einde van dat jaar vervulde.
Als u vanwege uw werkzaamheden als BHV-er moet overwerken, dan heeft u voor die werktijd recht op een overwerkvergoeding van momenteel € 25,13 per uur.
Als u langere tijd bedrijfshulpverlener bent, ontvangt u een BHV-jubileumuitkering:
Aantal jaar | BHV-Jubileumuitkering |
Na 5 jaar | €411,22 |
Na 10 jaar | € 502,59 |
Na 15 jaar, en na elke volgende vijf jaar | € 599,70 |
§ 11.5 Vergoedingen tijdelijke andere woonruimte en verhuizing vanwege het werk
Als uw werklocatie wijzigt of als u dichter bij uw werklocatie gaat wonen, kunt u recht hebben op een vergoeding voor de kosten van tijdelijke andere woonruimte en/of voor de kosten vanwege uw verhuizing. Voor deze vergoedingen blijven tijdelijk nog de oude regelingen van toepassing. Hier vindt u de uitleg daarover.
Hoofdstuk 12. Functioneren en ontwikkelen
Minimaal een keer per jaar hebben u en uw leidinggevende een personeelsgesprek. Dit gesprek heeft een tweezijdig karakter waarbij u beiden gelijkwaardige gesprekspartners bent. Een beschrijving van de bedoeling en onderwerpen van personeelsgesprekken vindt u in bijlage 10 van de cao.
Ter voorbereiding op het personeelsgesprek kunnen u en uw leidinggevende personen raadplegen waarmee u een functionele werkrelatie heeft en die inzicht hebben in uw functioneren.
In het personeelsgesprek komt aan de orde:
• uw functioneren:
o onder welke omstandigheden u uw afgesproken werkzaamheden heeft uitgevoerd
o de resultaten die u heeft behaald in de afgelopen periode en hoe u dat heeft gedaan
• uw mening over uw functioneren en de mening van uw leidinggevende over uw functioneren
• afspraken over uw werkzaamheden voor de komende periode. Dit is inclusief afspraken over:
o de omstandigheden waaronder u deze werkzaamheden gaat uitvoeren, en
o de resultaten die u samen met uw leidinggevende voor ogen heeft
• afspraken over uw persoonlijke ontwikkeling.
In het personeelsgesprek wordt extra aandacht besteed aan de wenselijkheid en mogelijkheden om uw loopbaan in een andere functie voort te zetten als u vijf jaar of langer in dezelfde functie werkzaam bent.
Uw leidinggevende neemt in het personeelsgespreksverslag een samenvattende conclusie op over uw functioneren via de bijbehorende score. Dit is de opvatting van uw leidinggevende waarmee u het niet eens hoeft te zijn. Dit kunt u in het personeelsgespreksverslag vermelden.
Als u of uw leidinggevende daarvoor een aanleiding heeft, wordt een beoordeling opgemaakt over uw functioneren. Uw functioneren wordt dan beoordeeld volgens de in deze paragraaf voorgeschreven procedure.
De beoordeling over uw functioneren gaat over een periode van minimaal zes maanden en maximaal twee jaar. U kunt niet twee keer worden beoordeeld over dezelfde periode.
Voorafgaand aan de beoordeling over uw functioneren kan uw leidinggevende informanten of adviseurs raadplegen. U kunt hiervoor zelf ook informanten of adviseurs aanmelden.
Uw leidinggevende is één van de beoordelaars. In de meeste situaties wordt een beoordeling uitgevoerd door twee beoordelaars.
Uw beoordelaars maken bij de beoordeling over uw functioneren gebruik van het in bijlage 11 van de cao opgenomen beoordelingsformulier. Nadat hun beoordeling over uw functioneren is voorgelegd aan de (naast)hogere leidinggevende die rechtens bevoegd is een beoordeling vast te stellen, bespreken uw beoordelaars deze met u in een beoordelingsgesprek. Een samenvatting van dit gesprek wordt opgenomen in het beoordelingsformulier.
Als u het niet eens bent met hun beoordeling over uw functioneren, kunt u binnen twee weken na het beoordelingsgesprek daarop schriftelijk reageren. U heeft de mogelijkheid om uw reactie mondeling toe te lichten in een gesprek met de (naast)hogere leidinggevende die rechtens bevoegd is een beoordeling vast
te stellen. Daarna zal deze (naast)hogere leidinggevende de beoordeling over uw functioneren vaststellen. Als uw reactie niet of slechts gedeeltelijk heeft geleid tot aanpassing van de beoordeling over uw functioneren, krijgt u daarvan schriftelijk de reden.
Als u het niet eens bent met de vastgestelde beoordeling over uw functioneren, kunt u dit voorleggen aan de geschillencommissie.
§ 12.3 Voorzieningen bij studie en opleiding
Recht op voorzieningen
Voor het uitoefenen van uw functie of voor uw loopbaan kan het van belang zijn een studie of opleiding te volgen. Daarbij kunt u recht hebben op studiefaciliteiten. De hoogte daarvan hangt af van de reden waarom u de studie of opleiding volgt.
Als u in opdracht van uw leidinggevende een studie of opleiding volgt of daarover met uw leidinggevende afspraken heeft gemaakt als onderdeel van loopbaanafspraken, heeft u recht op studiefaciliteiten. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel. Als u een studie of opleiding volgt om een andere reden heeft u geen recht op studiefaciliteiten. Als uw werkgever daar aanleiding voor ziet, kunt u wel studiefaciliteiten krijgen tot maximaal het niveau dat daarvoor in onderstaande tabel is opgenomen.
opdracht leidinggevende: | onderdeel loopbaanafspraken: | andere reden: | |
studiekosten- vergoeding | 100% | 100% | maximaal 50% |
studieverlof | 100% studietijd | 50% studietijd | maximaal 25% studietijd |
verlof voor zelfstudie | maximaal 1 dag per week | maximaal 1 dag per week | - |
reis- en verblijfkosten | als bij dienstreizen | als bij dienstreizen | - |
Voor studieverlof en zelfstudie geldt dat uw maandinkomen tijdens het verlof volledig wordt doorbetaald. Uw leidinggevende kan u meer verlof voor zelfstudie toekennen als daar aanleiding voor is.
Uw reis- en verblijfkosten vanwege uw opleiding en studie worden op dezelfde manier vergoed als bij een dienstreis. Afwijkend daarvan geldt dat als u met de trein reist, u de kosten voor 2e klasse vergoed krijgt en als u met het vliegtuig reist de kosten voor economy klasse of een vergelijkbare klasse.
Terugbetalingsverplichting
In sommige gevallen kan uw werkgever u verplichten de studiekostenvergoeding geheel of gedeeltelijk terug te betalen. Dit is het geval als u:
• door eigen schuld onvoldoende resultaat behaalt
• door eigen schuld de studie of opleiding tussentijds afbreekt
• tijdens het volgen van de studie of opleiding uw dienstverband beëindigt en in bijzondere gevallen ook als u uw dienstverband binnen drie jaar na afronding van de studie of opleiding beëindigt. In dat geval is de terugbetaling maximaal naar rato van de verstreken tijd sinds u uw studie of opleiding heeft afgerond.
Uw werkgever kan u niet verplichten de studiekostenvergoeding geheel of gedeeltelijk terug te betalen als het initiatief voor de beëindiging van uw dienstverband bij uw werkgever ligt. Dit is alleen anders als de kantonrechter uw arbeidsovereenkomst heeft ontbonden op grond van ernstig verwijtbaar handelen of om een dringende reden (ofwel: ontslag op staande voet). Uw werkgever kan u ook niet verplichten de studiekosten geheel of gedeeltelijk terug te betalen als u:
o binnen een maand na uw ontslag weer in dienst treedt bij een organisatie binnen de sector Rijk
o VWNW-kandidaat bent of deel uitmaakt van een doelgroep die is aangewezen voor de voorbereidende fase van het VWNW-beleid
o aansluitend aan het ontslag recht heeft op een uitkering voor werkloosheid of arbeidsongeschiktheid
o met pensioen gaat.
Als u minimaal drie jaar eenzelfde of vergelijkbare functie vervult, heeft u recht op een vertrouwelijke loopbaanscan onder begeleiding van een professionele loopbaandeskundige. Uw werkgever betaalt de kosten hiervan. U kunt deze loopbaanscan maximaal één keer per vijf jaar herhalen.
De uitkomsten van uw loopbaanscan zijn uw eigendom en kunnen niet zonder uw medewerking in uw personeelsdossier worden opgenomen. Als u dat wilt kunt u met uw leidinggevende bespreken in uw personeelsgesprek en gebruiken bij het maken van afspraken over uw loopbaan.
Als u 58 jaar of ouder bent en met uw werkgever afspreekt om te gaan werken in een minder belastende functie met een lagere salarisschaal, krijgt u de salarisschaal die hoort bij uw nieuwe functie. Bij de overgang is uw salarisnummer in uw nieuwe salarisschaal gelijk aan uw salarisnummer in uw oude salarisschaal.
Vanwege uw functieverlichting geldt voor u dat:
• uw werkgever voor uw pensioenopbouw het pensioengevend inkomen aan ABP opgeeft dat hoort bij uw oude functie
• de salarisschaal van uw oude functie het uitgangspunt blijft om:
o de hoogte te bepalen van uw IKB-budget
o vast te stellen of bij re-integratie bij langdurige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte sprake is van passend werk
o te bepalen of sprake is van een passende functie in het geval u VWNW-kandidaat wordt, en
o de hoogte te bepalen van uw salarisgarantie of salarissuppletie in verband met het VWNW-beleid.
• als u langdurig ziek wordt, u tijdens de periode dat uw werkgever 70% van uw maandinkomen betaalt, recht heeft op een aanvulling op uw salaris. De hoogte van deze aanvulling is 70% van het verschil tussen het salaris dat u in uw oude functie gehad zou hebben en de hoogte van uw salaris in uw nieuwe functie
• uw werkgever in bijzondere gevallen kan beslissen u een aanvulling op uw salaris te geven om het verschil tussen het salaris van uw oude functie en uw nieuwe functie geheel of gedeeltelijk te compenseren. Als u deelneemt aan de PAS-regeling dan telt deze aanvulling mee bij de vermindering van uw salaris en bij het vaststellen van de hoogte van uw PAS-aanvulling.
.
§ 12.6 Voorrangspositie bij vervullen vacatures
U heeft een voorrangspositie bij het vervullen van vacatures binnen de sector Rijk als u:
• vanwege arbeidsongeschiktheid passend werk in een andere functie nodig heeft
• een substantieel bezwarende functie heeft en een mobiliteitsplan uitvoert omdat u op zoek bent naar een functie die niet substantieel bezwarend is of
• verplichte VWNW-kandidaat bent.
Bij deze voorrangspositie is geen rangorde vanwege de reden waarom u een voorrangspositie heeft. De voorrangspositie houdt in dat als de functie voor u passend is u:
• eerder dan andere sollicitanten wordt uitgenodigd voor een gesprek als uw opleiding en ervaring bij uw functie past en
• voorrang heeft op andere sollicitanten voor het vervullen van de vacature als de functie voor u passend is.
Dezelfde voorrangspositie geldt ook voor verplichte VWNW-kandidaten van zelfstandige bestuursorganen die hebben verklaard bij vacatures een voorrangspositie te geven aan verplichte VWNW-kandidaten die een arbeidsovereenkomst met de Staat hebben.
Hoofdstuk 13. Regels en voorzieningen bij melden vermoeden misstand
In uw werk kunt u tegen situaties aanlopen waarvan u denkt dat dit een misstand is. Bij een misstand is het maatschappelijk belang in het geding. Bijvoorbeeld als er gevaar is voor de volksgezondheid, de veiligheid van personen of voor aantasting van het milieu. Of als het goed functioneren van de overheid in gevaar komt door een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.
U kunt een vermoeden van een misstand melden. Als u dat doet gelden daarbij de regels en voorzieningen zoals opgenomen in deze paragraaf. Dit is alleen anders als u werkzaam bent bij de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, waar een andere regeling geldt.
Vertrouwenspersoon integriteit
Iedere organisatie heeft minimaal één vertrouwenspersoon integriteit. De vertrouwenspersoon integriteit kan u adviseren over wat u kunt doen als u denkt dat er sprake is van een misstand. De vertrouwenspersoon integriteit werkt vertrouwelijk en maakt uw identiteit niet bekend, ook niet als u een misstand meldt. Dit is alleen anders als u schriftelijk akkoord gaat met het bekend maken van uw identiteit. Als u een misstand meldt, zullen de personen die bij de behandeling van uw melding zijn betrokken op dezelfde vertrouwelijke manier werken.
Melden van een vermoeden van een misstand
Als u een vermoeden heeft van een misstand binnen de organisatie waar u werkt of heeft gewerkt, dan kunt u hiervan een melding doen bij uw leidinggevende, een hogere leidinggevende, een daartoe ingericht organisatieonderdeel of de vertrouwenspersoon integriteit van de organisatie waar u werkt of heeft gewerkt.
Als u een vermoeden van een misstand bij een andere organisatie heeft, dan kunt u hiervan een melding doen bij een leidinggevende of bij een vertrouwenspersoon integriteit van die organisatie.
Als het vanwege de omstandigheden rond de misstand niet redelijk is dat u de melding doet bij een leidinggevende of bij een vertrouwenspersoon integriteit, dan kunt u ook een melding doen bij het Huis voor Klokkenluiders of bij een andere instantie die daartoe bevoegd is.
Als u een misstand meldt, dan moet die via de in bijlage 12 van de cao vastgestelde procedure behandeld worden. Over de voortgang van de behandeling en de uitkomst van uw melding moet uw werkgever u informeren.
Bescherming tegen benadeling
Als u te goeder trouw en op de juiste wijze een melding van een vermoeden van een misstand heeft gedaan, dan moet uw werkgever u beschermen tegen mogelijke nadelige gevolgen van uw melding. Deze bescherming geldt tijdens en na de behandeling van de melding.
Als u vertrouwenspersoon integriteit bent of bent geweest, dan moet uw werkgever u beschermen tegen mogelijke nadelige gevolgen van uw werkzaamheden in die functie.
Procedure bij benadeling
Als u van mening bent dat u bent benadeeld omdat u:
• een melding van een vermoeden van een misstand heeft gedaan of
• vertrouwenspersoon integriteit bent of bent geweest
kunt u een procedure starten. Een procedure kunt u voeren door uw ervaren benadeling voor te leggen aan de geschillencommissie en/of de kantonrechter.
Vergoeding procedure bij benadeling
Voor het voeren van een procedure ontvangt u een vergoeding als:
• de benadeling heeft plaatsgevonden binnen vijf jaar nadat:
o uw werkgever de resultaten van het onderzoek naar aanleiding van uw melding en het oordeel over dat onderzoek aan u heeft laten weten
o het Huis voor Klokkenluiders het rapport naar aanleiding van uw melding openbaar heeft gemaakt of
o uw melding op een andere manier is afgehandeld.
• en u kosten heeft gemaakt voor beroepsmatige rechtsbijstand vanwege de procedure.
De vergoeding bedraagt momenteel € 1.050,- per procedure. Hierbij geldt dat u voor maximaal drie met elkaar samenhangende procedures recht heeft op een vergoeding voor één procedure. Bij vier of meer met elkaar samenhangende procedures heeft u recht op een vergoeding van momenteel € 1.575,-. U kunt deze vergoeding aanvragen bij uw werkgever, die hierover binnen zes weken moet beslissen. Als dit niet lukt kan uw werkgever de beslissing maximaal vier weken uitstellen. In dat geval ontvangt u daarvan schriftelijk bericht.
U heeft recht op een hogere vergoeding als er een definitief gerechtelijk oordeel is waarin staat dat u bent benadeeld vanwege uw melding. U heeft in dat geval recht op vergoeding van al uw redelijk gemaakte kosten. Hierbij geldt een maximale vergoeding voor beroepsmatig verleende bijstand van momenteel
€ 265,29 per uur, en momenteel € 6.367,06 voor de hele procedure. Deze bedragen zijn exclusief BTW en kantoorkosten, die wel worden vergoed.
Op deze hogere vergoeding wordt een mogelijke andere vergoeding die u ontvangt op grond van een wettelijk voorschrift of van een rechtelijke uitspraak in mindering gebracht.
Uw werkgever kan u verplichten de vergoeding terug te betalen als u de procedure waarvoor u de vergoeding heeft ontvangen stopt voordat die is afgerond. Dit is niet het geval als u de procedure stopt omdat uw werkgever de benadeling heeft beëindigd of omdat de werkgever de beslissing intrekt waartegen u de procedure voert.
Hoofdstuk 14. Organisatieverandering en VWNW-beleid
Iedere wijziging van de organisatiestructuur, omvang of taakinhoud van uw organisatie waaraan personele consequenties zijn verbonden, is een reorganisatie. Een reorganisatie kan ook betrekking hebben op een onderdeel van uw organisatie. Als een reorganisatie gevolgen heeft voor uw werklocatie of als overtolligheid dreigt, geeft het Van Werk Naar Werk-beleid (VWNW-beleid):
• voorschriften voor uw werkgever en uzelf en
• voorzieningen om u naar ander werk te begeleiden als u dat zelf wilt of als dat nodig is omdat u geen functie meer heeft.
Het uitgangspunt van het VWNW-beleid is een sluitende aanpak om ander werk voor u te realiseren. Uw werkgever moet u naar ander werk begeleiden en u moet daaraan actief meewerken.
Onderdeel van het VWNW-beleid is dat uw werkgever over de toepassing daarvan ook moet overleggen met de vakbonden en de ondernemingsraad. Dit is per situatie en onderwerp waar dat voor geldt steeds vermeld in dit hoofdstuk.
Uw werkgever kan beslissen om in bijzondere situaties af te wijken van de bepalingen in dit hoofdstuk als de toepassing daarvan in uw situatie zeer onredelijk is.
Wanneer VWNW-beleid
Het VWNW-beleid wordt in verschillende situaties toegepast en kent twee fases: de voorbereidende fase en de verplichte fase.
In het overleg dat uw werkgever heeft met de vakbonden kan ook aan de orde komen of het vanwege de specifieke omstandigheden van de organisatie nodig is om afwijkende afspraken te maken over:
• de VWNW-voorzieningen of
• wat een passende functie is.
De voorbereidende fase wordt toegepast:
• als uw werklocatie verhuist naar een locatie op meer dan een half uur reizen van de oorspronkelijke locatie of
• om zoveel mogelijk te voorkomen dat overtolligheid ontstaat bij een reorganisatie op een later moment.
De verplichte fase wordt toegepast als er bij een reorganisatie sprake is van overtolligheid.
Aan een verplichte fase gaat altijd een voorbereidende fase vooraf. Dit is alleen anders als uw werkgever na overleg met de vakbonden in een bijzondere situatie afziet van de voorbereidende fase.
Vrijwillige en verplichte VWNW-kandidaten
Bij de begeleiding naar ander werk wordt onderscheid gemaakt tussen vrijwillige en verplichte VWNW- kandidaten.
U wordt vrijwillige VWNW-kandidaat als u in de voorbereidende fase onderdeel uitmaakt van een aangewezen groep en ervoor kiest uw VWNW-plan uit te voeren.
U wordt verplichte VWNW-kandidaat zodra u:
• geen functie meer heeft omdat u overtollig bent omdat uw functie is vervallen, of
• geen functie meer heeft omdat u binnen een groep van uitwisselbare functies overtollig bent geworden, nadat dit is vastgesteld met gebruik van de daarvoor geldende regels die zijn opgenomen in bijlage 13 van de cao
• uw functie niet meer vervult nadat u met uw werkgever tot de conclusie bent gekomen dat dit voor u niet meer mogelijk is door de toegenomen reistijd door de verhuizing van uw werklocatie naar een andere locatie.
Dit is alleen anders als u een dienstverband heeft bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en daar een functie heeft waarvoor een plaatsingsduur geldt. In het personeelsreglement van dat ministerie is opgenomen in welke situaties u dan verplichte VWNW-kandidaat wordt.
Als u bij een reorganisatie geen verplichte VWNW-kandidaat wordt, houdt u uw functie of krijgt u als functievolger een functie die minimaal dezelfde salarisschaal heeft als uw voormalige functie. Hiervan kan door uw werkgever alleen met uw instemming worden afgeweken.
Verplichtingen VWNW-kandidaten
Als VWNW-kandidaat moet u uw VWNW-plan uitvoeren.
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent kunt u uw leidinggevende vragen om met de uitvoering van uw VWNW-plan te stoppen als u daarvoor een goede reden heeft.
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent en een aangeboden passende functie niet accepteert, zal uw werkgever na daarover met u te overleggen uw VWNW-plan herzien.
Als verplichte VWNW-kandidaat moet u een passende functie accepteren als uw werkgever die aanbiedt. Als u een aangeboden passende functie niet accepteert kan uw werkgever dit opvatten als verwijtbaar gedrag. Dit kan een aantal consequenties voor u hebben en eventueel leiden tot uw ontslag. Als ontslag aan de orde is dan geldt daarbij een opzegtermijn van ten minste drie maanden.
Plaatsmakersregeling
Uw werkgever kan de bepalingen van dit hoofdstuk ook toepassen op werknemers die daarom verzoeken maar geen VWNW-kandidaat zijn. Hierbij geldt dat daarmee een VWNW-kandidaat een functie moet krijgen of dat een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een taakstelling.
Outsourcing
Als:
• uw organisatie of organisatieonderdeel wordt geprivatiseerd of verzelfstandigd of
• uw werkzaamheden worden verplaatst naar een werkgever die niet is genoemd in deze cao
is wettelijk bepaald dat u in de meeste situaties mee gaat naar de nieuwe organisatie. In een dergelijke situatie spreekt uw werkgever daarvoor met de vakbonden een sociaal plan af om dit zo goed mogelijk te laten verlopen.
Als u:
• een vast dienstverband heeft of een tijdelijk dienstverband om uw geschiktheid te beoordelen voor een vast dienstverband
• overgaat naar de nieuwe organisatie en
• niet kunt wennen aan de nieuwe situatie
Als het u niet lukt om te wennen aan de nieuwe situatie en u gebruik maakt van uw recht om terug te keren, dan sluit u een tijdelijke arbeidsovereenkomst met de Staat voor een periode van twaalf maanden. Het doel is om in die periode ander werk in een vast dienstverband voor u te realiseren. Tijdens dit dienstverband heeft u dezelfde rechten en plichten als een verplichte VWNW-kandidaat.
Bij het VWNW-beleid staat begeleiding naar ander werk centraal. Begeleiding kent vier opvolgende onderdelen. Afhankelijk van uw situatie kunt u daarvoor kiezen of moet u daaraan meedoen.
Aangewezen groep voorbereidende fase | Verplichte VWNW-kandidaat | |
VWNW-onderzoek | Verplicht | Verplicht |
VWNW-advies | Verplicht | Verplicht |
VWNW-plan | Eigen keuze | Verplicht |
VWNW-begeleidingstraject | Eigen keuze | Verplicht |
VWNW-onderzoek
Het VWNW-onderzoek is bedoeld om uw wensen, uw mogelijkheden om u te ontwikkelen en uw mogelijkheden voor het vinden van een passende functie te onderzoeken. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke mobiliteitsadviseur. Hoe deze onafhankelijkheid wordt bewaakt, is vastgelegd in een gedragscode.
Als u in de voorbereidende fase deel uitmaakt van de aangewezen groep kunt u afzien van het VWNW- onderzoek als dat vanwege uw omstandigheden gewenst is. Als u een vast dienstverband heeft geldt daarbij als voorwaarde dat uw werkgever het daarmee eens is.
Het kan ook zijn dat uw werkgever met vakbonden heeft afgesproken dat het voor de aangewezen groep tijdens de voorbereidende fase niet verplicht is een VWNW-onderzoek te doen. In dat geval heeft u als u dat wilt wel recht om:
• een VWNW-onderzoek te doen
• een VWNW-advies te krijgen
• een VWNW-plan op te stellen en
• uw VWNW-plan uit te voeren.
Als u geen deel uitmaakt van de aangewezen groep omdat u een tijdelijk dienstverband heeft, heeft u wel recht op een VWNW-onderzoek.
VWNW-advies
De mobiliteitsadviseur maakt op basis van het VWNW-onderzoek voor u en uw leidinggevende een VWNW- advies. In dit advies staat wat uw kansen op ander werk zijn en welke opleiding, tijdelijke extra werkervaring en begeleiding daarvoor nodig is.
Op basis van het advies wordt in overleg met u een VWNW-plan opgesteld. Als u deel uitmaakt van een aangewezen groep in de voorbereidende fase kunt u ervoor kiezen dat een VWNW-plan wordt opgesteld. Als u verplichte VWNW-kandidaat bent gebeurt dit altijd.
Het VWNW-plan gaat in op het zoekbereik voor een passende functie, en op:
• de opleiding,
• de tijdelijke extra werkervaring en
• de begeleiding
die u nodig heeft om een passende andere functie te vinden.
In het plan worden ook andere specifieke voorzieningen vastgelegd die u eventueel krijgt om het plan uit te voeren. Deze specifieke voorzieningen zijn in aanvulling op de algemene VWNW-voorzieningen waarop u als VWNW-kandidaat recht heeft.
Het opgestelde VWNW-plan wordt vastgesteld door uw leidinggevende. In de voorbereidende fase heeft u daarna veertien dagen de tijd om uw leidinggevende te laten weten of u het VWNW-plan wilt uitvoeren. Als u verplichte VWNW-kandidaat bent is uitvoering van het VWNW-plan verplicht.
Als u het niet eens bent met de faciliteiten in het VWNW-plan, kunt u het verschil van mening daarover voorleggen aan de geschillencommissie.
VWNW-begeleidingstraject
Start
In de voorbereidende fase begint uw begeleidingstraject op de datum die u met uw leidinggevende afspreekt om met de uitvoering van uw VWNW-plan te beginnen. U wordt op die datum vrijwillige VWNW- kandidaat.
Als u verplichte VWNW-kandidaat bent, begint uw begeleidingstraject zodra het VWNW-plan is vastgesteld en u uw voormalige functie niet meer vervult.
Duur
Tijdens het begeleidingstraject gaat u met begeleiding van uw leidinggevende uw VWNW-plan uitvoeren, daarbij ondersteund door een mobiliteitsadviseur.
Het begeleidingstraject bestaat uit drie opvolgende periodes van ieder zes maanden. Als u een tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft, eindigt uw begeleidingstraject bij het einde van uw dienstverband als dat eerder is.
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent loopt uw begeleidingstraject ook door als de voorbereidende fase van uw organisatie is gestopt. U houdt daarbij recht op de voorzieningen in uw VWNW-plan en op de algemene VWNW-voorzieningen. Als u tijdens uw begeleidingstraject verplichte VWNW-kandidaat wordt, start voor u een nieuw begeleidingstraject als verplichte VWNW-kandidaat.
Als u tijdens uw begeleidingstraject op verzoek van uw leidinggevende werkzaamheden gaat doen waardoor u uw VWNW-plan niet kunt uitvoeren, wordt uw begeleidingstraject tijdelijk stopgezet.
Tussentijdse evaluatie
Aan het einde van iedere periode evalueert u de uitvoering van het VWNW-plan met uw leidinggevende en de inspanningen die u daar beiden voor heeft gedaan. Daarbij bespreekt u samen ook of het VWNW-plan nog steeds haalbaar is.
Als u een klacht heeft over de manier waarop uw werkgever uw begeleiding uitvoert, kunt u die klacht voorleggen aan de geschillencommissie.
Het doel van uw VWNW-begeleidingstraject is het vinden van een passende functie. Een functie is passend als uw werkgever vindt:
• dat deze redelijkerwijs past bij uw vooruitzichten, persoonlijkheid en uw omstandigheden en
• u de kennis en deskundigheid om de functie te kunnen uitvoeren heeft of binnen een redelijke termijn via scholing kunt krijgen.
Vrijwillige VWNW-kandidaat | Verplichte VWNW-kandidaat | |
Eerste periode | Functie: - binnen de sector Rijk - met minimaal gelijk schaalniveau | Functie: - binnen de sector Rijk - met minimaal gelijk schaalniveau |
Tweede periode | Functie: - binnen de sector Rijk - met minimaal gelijk schaalniveau | Functie: - binnen de sector Rijk - maximaal twee schalen lager |
Derde periode | Functie: - bij een overheidsorganisatie - met minimaal gelijk schaalniveau | Functie: - bij een overheidsorganisatie - maximaal twee schalen lager |
In de eerste en tweede periode is een functie alleen passend als dat een functie binnen de sector Rijk is. In de derde periode van het begeleidingstraject wordt het bereik waarbinnen voor u een passende nieuwe functie is, uitgebreid naar alle overheidsorganisaties die zijn aangesloten bij ABP. Als u verplichte VWNW- kandidaat bent en een vast dienstverband heeft, moet aan die nieuwe functie ook een vast dienstverband zijn verbonden of uitzicht daarop.
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent moet een passende functie minimaal dezelfde salarisschaal hebben als de functie die u had voor u aan het begeleidingstraject begon.
Als u verplichte VWNW-kandidaat bent is dit alleen in de eerste periode het geval. Tijdens de tweede en derde periode mag een passende functie maximaal twee salarisschalen lager zijn dan de salarisschaal van uw voormalige functie. In dat geval heeft u nog twee jaar recht op VWNW-begeleiding naar een functie met een salarisschaal van uw voormalige functie; ook als u niet meer een functie binnen de sector Rijk heeft.
Uw werkgever kan u ook een aanbod doen voor een andere functie dan een passende functie. De keuze is aan u om dat aanbod wel of niet te accepteren.
Na het VWNW-begeleidingstraject
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent, en het na afloop van uw begeleidingstraject niet gelukt is om een passende functie te vinden, stopt uw begeleiding en bent u geen VWNW-kandidaat meer.
Als u verplichte VWNW-kandidaat bent, en het na afloop van uw begeleidingstraject niet gelukt is om een passende functie te vinden, start voor u een afrondende fase.
In de afrondende fase wordt het vinden van een andere functie onder begeleiding van een mobiliteitsadviseur voortgezet en daarvoor wordt eerst een nieuw VWNW-advies opgesteld. In deze fase is voor u een passende functie ook een functie buiten de overheid en een functie die meer dan twee salarisschalen lager is dan uw voormalige functie. De afrondende fase is in beginsel gericht op het vinden van een andere functie voor u.
Als uw werkgever in de afrondende fase, eventueel op advies van een mobiliteitsadviseur, een beslissing wil nemen over uw begeleidingstraject waar u het niet mee eens bent, dan wordt het verschil van mening daarover voorgelegd aan de geschillencommissie. Omdat het de bedoeling is dat de uitspraak van de geschillencommissie zoveel mogelijk wordt gevolgd, moet uw werkgever de beslissing uitstellen. Na ontvangst van de uitspraak van de geschillencommissie kan uw werkgever de aangekondigde beslissing of een andere beslissing nemen en deze uitvoeren. Als uw werkgever met zijn beslissing afwijkt van de uitspraak van de geschillencommissie dan moet dit gemotiveerd gebeuren.
§ 14.3 Voorzieningen VWNW-beleid en reorganisaties
Naast de maatwerk-voorzieningen in uw VWNW-plan, bevat het VWNW-beleid ook een aantal algemene voorzieningen die uw overstap naar een andere functie kunnen bevorderen. Van een aantal van deze voorzieningen kunt u ook gebruik maken als u geen VWNW-kandidaat bent. In onderstaande tabel is aangegeven welke VWNW-voorzieningen er zijn en of u daar recht op heeft.
Algemeen | Vrijwillige VWNW- kandidaat | Verplichte VWNW- kandidaat | ||
Nee | Nee | Ja | Ja | |
Nee | Nee | Ja | Ja | |
Gedeeltelijke jubileumuitkering | Nee | Ja | Ja | Ja |
Nee | Ja | Ja | Ja | |
Nee | Nee | Nee | Ja | |
Vergoeding voorwaardelijke pensioenopbouw | Nee | Nee | Nee | Ja |
Aanvullende vergoeding pensioenopbouw | Nee | Nee | Vergoeding mogelijk | Vergoeding mogelijk |
Ondersteuning na verlies functie | Nee | Nee | Ja | Ja |
Hervatten VWNW- begeleidingstraject | Nee | Nee | Ja | Ja |
Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie | |
Tijdelijke vergoeding extra reistijd | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie |
Tijdelijke vergoeding extra reiskosten | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie |
Ja, als de vermindering van toelagen het gevolg is van een reorganisatie | Nee | Ja | Ja | |
Nee | Nee | Ja | Ja |
Als u een tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft zijn de termijnen van de VWNW-voorzieningen voor u beperkt tot de resterende duur van uw arbeidsovereenkomst.
Als u een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever die niet is aangesloten bij ABP en daarna binnen twee jaar werkloos wordt, heeft u recht op de aanvullingen op de WW-uitkering volgens deze cao als u een WW-uitkering ontvangt.
Uw werkgever moet ervoor zorgen dat u in uw nieuwe functie minimaal 20% van uw werktijd met uw werktijden of werklocaties kunt variëren, als het accepteren van een functie daardoor gemakkelijk voor u wordt. Dit is alleen niet het geval als flexibel werken door de aard van uw werkzaamheden niet mogelijk is.
Gedeeltelijke jubileumuitkering
Als u uw arbeidsovereenkomst opzegt of deze buiten uw schuld wordt beëindigd, heeft u recht op een gedeeltelijke jubileumuitkering. Daarvoor moet u wel voldoen aan de voorwaarden om voor een gedeeltelijke jubileumuitkering in aanmerking te komen.
Xxxx terugbetalingsverplichting
Als u uw arbeidsovereenkomst opzegt of deze buiten uw schuld wordt beëindigd, geldt voor u niet de terugbetalingsverplichting voor studiekostenvergoeding en betaald ouderschapsverlof.
Voorrangspositie bij vacatures
Als verplichte VWNW-kandidaat heeft u een voorrangspositie bij vacatures bij de organisaties binnen de sector Rijk. Deze voorrangspositie heeft u ook bij zelfstandige bestuursorganen die hebben verklaard bij vacatures een voorrangspositie te geven aan verplichte VWNW-kandidaten die een arbeidsovereenkomst met de Staat hebben.
Vergoeding voorwaardelijke pensioenopbouw en aanvullende vergoeding pensioenopbouw
Als verplichte VWNW-kandidaat heeft u recht op een vergoeding voor uw pensioenopbouw als u een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever die niet is aangesloten bij ABP. Deze vergoeding is het bedrag dat nodig is om uw recht op voorwaardelijk pensioen te compenseren. Daarnaast kan uw werkgever u een aanvullende vergoeding geven voor uw toekomstige pensioenopbouw bij uw nieuwe werkgever. Deze vergoeding kan uw werkgever u ook geven als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent.
De vergoeding voor pensioenopbouw ontvangt u twee jaar nadat uw dienstverband is beëindigd, maar niet als:
• u een beroep heeft gedaan op aanvullingen op de ww-uitkering volgens deze cao
• uw recht op voorwaardelijk pensioen is hersteld omdat u daarna een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die wel is aangesloten bij ABP.
Ondersteuning na verlies functie
Als u een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever buiten de sector Rijk en uw dienstverband wordt buiten uw schuld beëindigd, dan heeft u recht op ondersteuning van uw voormalige werkgever bij het vinden van ander werk. Hierbij gelden als voorwaarden dat u:
• een vaste arbeidsovereenkomst had met de Staat
• binnen twaalf maanden bent ontslagen nadat u een vaste arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk hebt gesloten, of
• bent ontslagen uit een tijdelijk dienstverband met uitzicht op een vast dienstverband met een werkgever buiten de sector Rijk.
Hervatten VWNW-begeleidingstraject
Als uw werkgever binnen zes maanden nadat u bent gaan werken in uw nieuwe functie tot de conclusie komt dat die functie voor u toch niet passend is, dan start voor u weer een VWNW-begeleidingstraject met de bijbehorende voorzieningen. In dat geval wordt de duur van uw oude VWNW-begeleidingstraject in mindering gebracht op de termijn van uw nieuwe VWNW-begeleidingstraject.
Als u vanwege de wijziging van uw werklocatie gaat verhuizen, heeft u recht op:
• maximaal twee dagen verlof met doorbetaling van uw maandinkomen voor het zoeken van een woning
• maximaal vier dagen verlof met doorbetaling van uw maandinkomen voor uw verhuizing vanuit een woonruimte die u zelfstandig bewoont. Als u verhuist vanuit een woonruimte die u niet zelfstandig bewoont is dit verlof maximaal twee dagen.
Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. Uw recht op dit verlof is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
Daarnaast kunt u recht hebben op een vergoeding voor de kosten van uw verhuizing. Voor deze vergoedingen blijven tijdelijk nog de oude regelingen van toepassing. Hier vindt u de uitleg daarover.
Tijdelijke aflopende vergoeding en toelage
Als uw reistijd of reiskosten vanwege de wijziging van uw werklocatie toenemen, heeft u recht op een aflopende vergoeding daarvan in tijd of geld. Daarnaast kunt u recht hebben op een aflopende toelage als u in uw functie een lager maandinkomen heeft omdat u minder toelagen ontvangt.
Voor de aflopende vergoeding in tijd of geld en toelage geldt het volgende afbouwschema:
eerste twee jaar | 100% van het verschil |
derde jaar | 75% van het verschil |
vierde jaar | 50% van het verschil |
vijfde jaar | 25% van het verschil |
83.000 of twaalf maandsalarissen verhoogd met 16,37% IKB-budget als dat een hoger bedrag is.
Tijdelijke vergoeding extra reistijd
Als uw reistijd vanwege de wijziging van uw werklocatie met minimaal 15 minuten enkele reis toeneemt, heeft u recht op de aflopende vergoeding voor de extra reistijd boven die 15 minuten.
De reistijd wordt berekend met de AWNB-routeplanner. Hierbij wordt uitgegaan van:
• de route met de minste reistijd en
• het vervoermiddel dat u heeft gebruikt en gaat gebruiken.
U krijgt uw extra reistijd in tijd vergoed: deze wordt in mindering gebracht op uw werktijd.
Dit is alleen anders als u op verzoek van uw werkgever er mee instemt dat u de extra reistijd krijgt vergoed in geld. De waarde van de extra reistijd is gelijk aan uw salaris per uur op de datum waarop uw werklocatie is gewijzigd.
Als uw werklocatie binnen twee jaar weer wijzigt, en uw reistijd daardoor extra toeneemt ten opzichte van uw reistijd voor de eerste wijziging van uw werklocatie, heeft u recht op vergoeding voor die reistijd. Als in dat geval uw extra reistijd met
• minimaal 15 minuten enkele reis toeneemt, start voor u een nieuwe afbouwperiode van
vijf jaar voor de gehele extra reistijd ten opzichte van de eerste wijziging van uw werklocatie
• minder dan 15 minuten enkele reis toeneemt, wordt uw extra reistijd toegevoegd aan de aflopende vergoeding. Hierbij wijzigt het afbouwschema niet.
Als u binnen twee jaar na de wijziging van uw werklocatie, zelf kiest voor een verandering van
uw werklocatie, wordt de extra reistijd opnieuw berekend. Deze herberekening kan niet leiden tot een hogere aflopende vergoeding voor extra reistijd en heeft geen gevolgen voor het afbouwschema.
Tijdelijke vergoeding extra reiskosten
Als uw reiskosten voor woon-werkverkeer toenemen vanwege de wijziging van uw werklocatie, heeft u mogelijk recht op de aflopende vergoeding daarvoor. Dit is het geval als u voorheen een hoge reiskostenvergoeding ontving omdat u uw werklocatie niet praktisch met het openbaar vervoer kon bereiken en u uw nieuwe werklocatie
• wel praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken maar u daarvan geen gebruik maakt. In dat geval heeft u recht op een aflopende toelage van het verschil tussen:
o een lage reiskostenvergoeding en een hoge reiskostenvergoeding. Dit is in de situatie als u een
functie binnen de sector Rijk houdt
o de vergoeding voor woon-werkverkeer waar u bij uw werkgever buiten de sector Rijk recht op heeft en de hoge reiskostenvergoeding volgens deze cao. Dit is de situatie als uw werklocatie wijzigt omdat u een arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk sluit.
• ook niet praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken. In dat geval heeft u recht op een aflopende toelage van het verschil tussen:
o een hoge reiskostenvergoeding zonder en met toepassing van de maximale vaste
reiskostenvergoeding. Dit is in de situatie als u een functie binnen de sector Rijk houdt
o de vergoeding voor woon-werkverkeer waar u bij uw werkgever buiten de sector Rijk recht op heeft en de hoge reiskostenvergoeding zonder toepassing van de maximale vaste reiskostenvergoeding volgens deze cao. Dit is de situatie als uw werklocatie wijzigt omdat u een arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk sluit.
Als uw werklocatie binnen twee jaar weer wijzigt, en uw reiskosten voor woon-werkverkeer daardoor extra toenemen, heeft u recht op een vergoeding voor die reiskosten. Deze extra kosten worden op de volgende manier berekend:
• als uw werklocatie in het tweede jaar wijzigt start voor u een nieuwe afbouwperiode van vijf jaar voor het gehele bedrag van extra reiskosten ten opzichte van de eerste wijziging van uw werklocatie
• als uw werklocatie in het eerste jaar wijzigt wordt het bedrag aan extra reiskosten toegevoegd aan de lopende vergoeding, waarbij het afbouwschema niet wijzigt.
Als u binnen twee jaar na de wijziging van uw werklocatie zelf kiest voor een verandering van uw werklocatie, worden de extra reiskosten opnieuw berekend. Deze herberekening kan niet leiden tot een hogere aflopende vergoeding voor extra reiskosten en heeft geen gevolgen voor het afbouwschema.
Als uw toelagen vanwege een nieuwe functie of vanwege een reorganisatie van uw organisatie verminderen, heeft u recht op een aflopende toelage als:
• u de toelagen die verminderen minimaal twee jaar zonder onderbreking heeft ontvangen of met een onderbreking van maximaal twaalf maanden
• de vermindering of het vervallen van uw toelagen blijvend is. Uw werkgever beoordeelt dit en
• het bedrag waarmee uw toelagen verminderen minimaal 3% van uw salaris is. Bij het bepalen van de 3% vermindering, telt bij uw salaris ook een toelage mee die u op grond van het personeelsreglement van uw organisatie ontving in uw oude functie en in uw nieuwe functie blijft ontvangen.
Het volledig vervallen van uw toelagen is voor de toepassing van deze paragraaf ook een vermindering.
De hoogte van uw aflopende toelage bedraagt het verschil tussen het bedrag dat u aan toelagen ontvangt sinds u uw nieuwe functie heeft of sinds de reorganisatie van uw organisatie en
• het bedrag dat u de afgelopen 36 maanden gemiddeld per maand aan toelagen heeft ontvangen of
• als dat korter is dan 36 maanden: het bedrag dat u sinds u in dienst bent gemiddeld per maand aan toelagen heeft ontvangen.
Salarisgarantie en salarissuppletie
Algemeen
Als u een functie met een lager salaris accepteert, heeft u twee jaar recht op salarisgarantie en daarna op salarissuppletie. Voorwaarde hierbij is dat u uw (voormalige) werkgever of de instantie die de salarisgarantie en salarissuppletie uitvoert, voorziet van de documenten die nodig zijn om de hoogte daarvan vast te stellen. Daarvoor moet u uw (voormalige) werkgever of de instantie die de salarisgarantie of salarissuppletie uitvoert, informeren over een wijziging van uw inkomen.
Als u geen salaris meer ontvangt of als u uw AOW-leeftijd bereikt, stopt uw recht op salarisgarantie en salarissuppletie.
Als u op het moment waarop u VWNW-kandidaat werd minder dan vijf jaar een functie binnen de sector Rijk had, is uw recht op salarissuppletie tijdelijk. De duur daarvan is dan gelijk aan de duur van uw dienstverband tot u VWNW-kandidaat werd.
Hoogte/berekening
De hoogte van de salarisgarantie en de salarissuppletie is:
• het verschil tussen uw oude salaris en uw nieuwe salaris, beide verhoogd met uw IKB-budget. Dit is in de situatie als u een functie binnen de sector Rijk houdt
• het verschil tussen uw oude salaris verhoogd met uw IKB-budget en uw salaris en andere vaste inkomensbestanddelen in uw nieuwe functie. Dit is de situatie als u een arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk sluit.
Bij de berekening van het verschil wordt uw oude salaris aangepast aan de salarisafspraken van deze cao.
Hierbij geldt dat uw salarisgarantie en salarissuppletie maximaal het verschil tussen de salarisschaal van uw oude functie en twee salarisschalen lager bedraagt. Dit is anders, als u:
• op verzoek van uw werkgever een functie accepteert of
• in de afrondende fase van uw VWNW-begeleiding een functie accepteert met een salarisschaal die meer dan twee salarisschalen lager is dan die van uw oude functie.
In dat geval heeft u recht op salarisgarantie en salarissuppletie voor het gehele verschil.
Dit is ook anders als u in uw oude functie een hogere salarisschaal had dan bij die functie hoorde. Ook in dat geval heeft u recht op salarisgarantie en salarissuppletie voor het gehele verschil.
Wijze van uitbetaling
Als u een functie binnen de sector Rijk houdt, dan wordt uw salarisgarantie en salarissuppletie maandelijks betaald. Voor de salarisgarantie hoeft u geen aanvraag in te dienen. Uitbetaling van uw salarissuppletie kunt u aanvragen bij P-Direkt.
Als u in uw nieuwe functie een arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk heeft, dan wordt uw salarisgarantie als bedrag in een keer uitbetaald bij de beëindiging van uw dienstverband. Dit bedrag wordt niet herzien of teruggevorderd als uw omstandigheden na beëindiging van uw dienstverband wijzigen. Uitbetaling van uw salarissuppletie kunt u aanvragen binnen zes maanden na afloop van het jaar waarvoor u uitbetaling aanvraagt. Uw voormalige werkgever laat u weten waar u dit kunt doen. Als u uw salarissuppletie te laat aanvraagt, dan wordt uw aanvraag niet in behandeling genomen. Dit is alleen anders als dit vanwege uw omstandigheden zeer onredelijk is.
Als uw inkomen wijzigt, kan dit ook gevolgen hebben voor uw salarisgarantie en salarissuppletie. Dit is niet het geval indien u uw salarisgarantie als bedrag ineens heeft ontvangen bij uw ontslag.
Gevolgen bij inkomensdaling
Als uw inkomen daalt omdat u:
• deelneemt aan de PAS-regeling
• met ouderschapsverlof bent
• met langdurend bijzonder verlof bent
• langdurig ziek bent of
• opzettelijk uw werk niet doet
wordt het bedrag van uw salarisgarantie of salarissuppletie op dezelfde manier verlaagd.
Als uw inkomen daalt omdat u een functie met een lager salaris gaat vervullen dan wijzigt uw salarisgarantie of salarissuppletie niet.
Als uw inkomen daalt omdat u op uw eigen verzoek uw arbeidsduur in een nieuwe functie lager is dan uw arbeidsduur in uw oude functie, dan wordt uw salarisgarantie of salarissuppletie berekend op basis van uw nieuwe arbeidsduur. Als de verlaging van uw arbeidsduur niet op uw verzoek is dan wordt de daling van uw inkomen die daarvan het gevolg is volledig gecompenseerd door uw salarisgarantie of salarissuppletie te verhogen.
Gevolgen bij inkomensstijging
Als uw inkomen stijgt omdat u een functie met een hoger salaris gaat vervullen, dan wordt uw salarisgarantie of salarissuppletie verlaagd met het bedrag waarmee uw inkomen is gestegen.
Als uw inkomen stijgt omdat uw arbeidsduur in een nieuwe functie hoger is dan uw arbeidsduur in uw oude functie, dan wordt uw salarisgarantie of salarissuppletie berekend op basis van de arbeidsduur van uw oude functie.
§ 14.4 Stimuleringspremie en uitruil stimuleringspremie
Stimuleringspremie
U heeft de keuze om af te zien van uw VWNW-begeleiding en uw VWNW-voorzieningen en in plaats daarvan uw dienstverband te beëindigen met recht op een stimuleringspremie. U heeft geen recht op een stimuleringspremie als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent geworden in een voorbereidende fase vanwege de verhuizing van uw werklocatie waarbij geen sprake was van dreigende overtolligheid vanwege opheffing van functies of vermindering van uitwisselbare functies.
De hoogte van uw stimuleringspremie is afhankelijk van uw ABP-pensioenjaren:
Aantal pensioenjaren | Aantal maandsalarissen |
minder dan 10 | 4 |
10 tot 20 | 8 |
20 tot 25 | 12 |
25 tot 30 | 18 |
30 of meer | 24 |
Als u voorafgaand aan uw ontslag al een aantal maanden VWNW-begeleiding heeft gehad, ontvangt u naar rato een lagere stimuleringspremie dan volgens de pensioenjarentabel. Het aantal maandsalarissen wordt dan vermenigvuldigd met uw resterend aantal maanden VWNW-begeleiding en vervolgens gedeeld door
18. Bij het vaststellen van het resterend aantal maanden VWNW-begeleiding wordt geen rekening gehouden met een verlenging daarvan die u mogelijk heeft gekregen. Een maand opzegtermijn bij uw ontslag wordt niet in mindering gebracht op uw resterend aantal maanden VWNW-begeleiding.
In een aantal andere gevallen wordt uw stimuleringspremie ook lager dan volgens de pensioenjarentabel. Het aantal maandsalarissen kan namelijk niet hoger zijn dan:
• het aantal maanden tot het bereiken van uw AOW-leeftijd
• het aantal maanden dat u nog een tijdelijke arbeidsovereenkomst met de Staat heeft.
Daarnaast kan uw stimuleringspremie niet hoger zijn dan momenteel € 83.000 of twaalf maanden salaris verhoogd met 16,37% IKB-budget als dat een hoger bedrag is.
U moet uw stimuleringspremie terugbetalen als u:
• na uw ontslag, vanwege dat ontslag een WW-uitkering ontvangt, of
• binnen de periode die korter is dan het aantal maanden salaris van uw stimuleringspremie weer een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever binnen de sector Rijk.
Stimuleringspremie ruilen voor een VWNW-verlofperiode
U heeft de keuze om uw stimuleringspremie geheel of gedeeltelijk te ruilen voor een periode van verlof. Daarmee stelt u uw ontslagdatum dus uit. Deze keuze heeft u niet als in het personeelsreglement van uw organisatie deze keuzemogelijkheid is uitgesloten.
Tijdens uw verlof heeft u recht op een maandelijkse uitkering in plaats van uw maandinkomen. De hoogte van uw uitkering is het bedrag van uw stimuleringspremie dat u ruilt voor verlof, gedeeld door het aantal maanden van uw verlofperiode. Als u niet uw volledige stimuleringspremie ruilt voor verlof, wordt het restant daarvan uitbetaald bij uw ontslag.
Uw verlofperiode wordt berekend door het bedrag van uw stimuleringspremie te delen door het bedrag van uw salaris dat is gebruikt om uw stimuleringspremie te berekenen. Uw verlof wordt afgerond op hele maanden.
U kunt de duur van uw verlofperiode aanpassen: u kunt deze maximaal verdubbelen (uw uitkering wordt dan naar rato lager) of beperken tot minimaal drie maanden (uw uitkering wordt dan naar rato hoger). Als
u uw verlofperiode verlengt, moet u uw volledige stimuleringspremie ruilen voor verlof. Uw verlofperiode kan niet langer duren dan tot uw AOW-leeftijd.
Omdat u niet meer werkt bouwt u geen
• IKB-uren en
• dienstjaren voor een jubileumuitkering
op. Daarnaast kunt u tijdens uw verlof uw IKB-budget niet meer gebruiken voor de fiscaal vriendelijke IKB-doelen, of levensloopverlof opnemen.
Uw pensioenopbouw bij ABP wijzigt niet. Uw werkgever betaalt tijdens uw verlof de gebruikelijke premies aan ABP en u blijft het werknemersdeel van de pensioenpremies betalen.
Hoofdstuk 15. Ordemaatregelen en straffen
Ordemaatregelen
Uw werkgever kan maatregelen nemen om de orde binnen de organisatie te bewaren.
Uw werkgever kan u de toegang tot uw werkplek verbieden. Gedurende de periode dat u daardoor geen toegang heeft tot uw werkplek, kan uw werkgever u opdracht geven om uw eigen werk of ander werk op een andere werkplek te doen.
Daarnaast kan uw werkgever u schorsen. Dit is mogelijk als:
• tegen u een strafrechtelijke vervolging voor een misdrijf is ingesteld
• uw werkgever van plan is u voor straf te ontslaan wegens een dringende reden of omdat u verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten
• uw werkgever dit in het belang van de organisatie nodig vindt.
Uw werkgever betaalt uw maandinkomen tijdens de ordemaatregel door op de in deze cao vastgestelde wijze.
Straffen
U moet zich als een goed ambtenaar1 gedragen. Dat betekent dat van u ambtelijk vakmanschap wordt verwacht en dat u uw werk goed, betrokken en gewetensvol doet en u zich houdt aan de regels. Als u toch iets doet wat niet mag of juist niets doet terwijl u wel iets had moeten doen, kan uw werkgever u een straf opleggen. Uw werkgever kan in dat geval:
• u schriftelijk berispen
• de IKB-uren die u krijgt verminderen
• u maximaal vier jaar uitsluiten van een periodieke salarisverhoging
• u verplaatsen naar een andere werkplek. Uw werkgever kan de kosten daarvan vergoeden tot maximaal het niveau dat daarvoor in deze cao is opgenomen
• u een boete opleggen. Een boete is alleen mogelijk als in het personeelsreglement van uw organisatie daarover afspraken met vakbonden zijn opgenomen en u een regel heeft overtreden waarvoor in het personeelsreglement een boete geldt of
• via de wettelijke mogelijkheden uw dienstverband (laten) beëindigen.
Als uw werkgever u wil straffen, krijgt u altijd de gelegenheid om uw kant van het verhaal te vertellen en daarbij kunt u zich laten bijstaan. U kunt uw kant van het verhaal schriftelijk en/of mondeling toelichten. Als u kiest voor een mondelinge toelichting wordt daarvan een verslag gemaakt, waarop u kunt reageren voordat het wordt vastgesteld. Als u het niet eens bent met de inhoud van het verslag wordt dit in het verslag vermeld. U ontvangt een afschrift van het vastgestelde verslag.
Als u het niet eens bent met de straf die uw werkgever u wil opleggen dan kunt u dit voorleggen aan de geschillencommissie. Dit moet u doen binnen vier weken nadat uw werkgever u heeft laten weten u te willen straffen.
Als er problemen ontstaan in uw organisatie door de manier waarop u in het openbaar uw eigen mening heeft gegeven, een betoging of vergadering heeft bijgewoond of lid bent van een bepaalde vereniging, kan het zijn dat uw werkgever u daarvoor wil straffen. Dit kan uw werkgever pas doen nadat daarover advies is gevraagd aan de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren (AGFA).
1 Artikel 6, eerste lid, van de Ambtenarenwet 2017: De ambtenaar is gehouden de bij of krachtens de wet op hem rustende en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Hoofdstuk 16. Individuele geschillen
§ 16.1 Rijksloket advies en bemiddeling arbeidszaken (RABA)
Op het werk kunnen u en uw leidinggevende een verschil van mening hebben, zoals over uw arbeidsvoorwaarden of de samenwerkingsrelatie. Als dit het geval is en u er samen niet uitkomt, kunt u terecht bij het Rijksloket advies en bemiddeling arbeidszaken (RABA). Uw leidinggevende kan ook naar het RABA gaan en u kunt er ook voor kiezen om dat samen te doen. Hoe u contact kunt opnemen met het RABA vindt u hier2.
Het RABA is een rijksbrede, onafhankelijke en laagdrempelige voorziening voor alle rijksambtenaren en heeft als functie:
• informatie te geven over diverse mogelijkheden om met een verschil van mening om te gaan
• op uw verzoek of dat van uw leidinggevende te bepalen wat de aard van uw verschil van mening is, en afhankelijk daarvan te adviseren over mogelijke vervolgstappen
• om als u en uw leidinggevende dat beiden wensen, te bemiddelen bij het oplossen van uw geschil.
De adviseurs van het RABA zijn deskundig op het terrein van uw rechtspositie en ze zijn opgeleid om verschillen van mening te analyseren, hierover te adviseren en te helpen oplossen. Het opvolgen van de geadviseerde aanpak is niet verplicht.
Als het verschil van mening gaat over de uitleg van deze cao dan kan het RABA dit voorleggen aan de interpretatiecommissie. U kunt door het RABA ook worden geadviseerd om het verschil van mening voor te leggen aan de geschillencommissie.
Als bemiddeling de gekozen aanpak is, is het de bedoeling dat u en uw leidinggevende via een gesprek het verschil van mening samen oplossen. Op verzoek kan een onafhankelijke derde bij dit gesprek aanwezig zijn. Het doel is om tot een oplossing te komen, waarin u en uw leidinggevende zich kunnen vinden en die aan de belangen van u beiden tegemoetkomt.
De geschillencommissie is onafhankelijk en bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en een gelijk aantal leden namens vakbonden en werkgever.
Als u dat wenst, kunt u zonder tussenkomst van het RABA terecht bij de geschillencommissie als uw een verschil van mening heeft met uw werkgever over:
• een beoordeling over uw functioneren
• een aantal onderwerpen rond uw begeleiding naar ander werk bij het VWNW-beleid
• of aan uw werkzaamheden niet een te lage salarisschaal is verbonden
• een straf die uw werkgever u wil opleggen
• het antwoord op de vraag of u wordt benadeeld omdat u een vermoeden van een misstand heeft gemeld of
• het antwoord op de vraag of het redelijk is om van u te verlangen dat u na outsourcing van uw werkzaamheden minimaal zes maanden probeert te wennen aan de nieuwe situatie, voor u gebruik maakt van uw recht op terugkeer.
Voor een verschil van mening over een ander onderwerp is de tussenkomst van het RABA nodig.
2 Op een later moment kunt u hier lezen hoe u contact opneemt met het RABA.
Hoe u een verschil van mening voorlegt aan de geschillencommissie en hoe de commissie daarmee omgaat leest u hier3. Als u een verschil van mening voorlegt aan de geschillencommissie kunt u zich laten bijstaan.
Uw keuze om een verschil van mening voor te leggen aan de geschillencommissie heeft geen gevolgen voor uw mogelijkheid dit voor te leggen aan de kantonrechter. U bent dus niet verplicht een verschil van mening eerst voor te leggen aan de geschillencommissie. Ook nadat de geschillencommissie een uitspraak heeft gedaan kunt u het meningsverschil nog aan de kantonrechter voorleggen.
De uitspraak van de geschillencommissie is afhankelijk van de aard van het voorgelegde meningsverschil. De uitspraak kan bijvoorbeeld een voorgestelde oplossing zijn, maar ook een oordeel over het geschil in uw voordeel of in het voordeel van uw werkgever. Een uitspraak van de commissie moet uiteraard wel passen binnen de mogelijkheden van deze cao. Het is de bedoeling dat u en uw werkgever de uitspraak van de geschillencommissie zoveel mogelijk volgen. De uitspraak is echter niet bindend. Als uw werkgever een beslissing neemt die afwijkt van de uitspraak van de geschillencommissie dan moet dit schriftelijk gemotiveerd gebeuren.
3 Op een later moment kunt u hier lezen hoe u een verschil van mening voorlegt aan de geschillencommissie en hoe de commissie daarmee omgaat.
Hoofdstuk 17. Algemene bestuursdienst
U bent lid van de algemene bestuursdienst (ABD) als:
• bij Koninklijk Besluit is besloten een arbeidsovereenkomst met u aan te gaan als lid van de Topmanagementgroep (TMG)
• u een functie vervult waarvoor salarisschaal 17 of 18 van deze cao geldt of
• u een functie vervult waarvoor salarisschaal 15 of 16 van deze cao geldt en u door uw werkgever als lid bent aangewezen.
Dit is alleen niet het geval als u een functie vervult bij de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Topmanagementgroep
Benoemingstermijn
Als lid van de TMG wordt u steeds voor een termijn van maximaal zeven jaar benoemd in een TMG- functie. Deze benoemingstermijn kan door uw werkgever in bijzondere gevallen worden verlengd of verkort.
Als uw benoemingstermijn is verstreken start een zoektermijn van maximaal 24 maanden als u nog niet in een andere TMG-functie of met uw instemming in een andere functie bent benoemd. In deze termijn zoekt u samen met uw werkgever naar een andere functie. Tijdens deze zoektermijn bent u buitengewoon adviseur en kan uw werkgever u werkzaamheden opdragen.
In de eerste maand van uw zoektermijn kunt u uw werkgever vragen om de zoektermijn zes maanden eerder te beëindigen. Als uw zoektermijn wordt beperkt tot maximaal achttien maanden, ontvangt u een uitkering van zesmaal uw maandinkomen.
Als het aan het einde van uw zoektermijn niet is gelukt om voor u een andere functie te vinden, zal uw werkgever voorstellen uw arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Als u daar niet mee instemt zal uw werkgever de kantonrechter verzoeken om uw arbeidsovereenkomst te ontbinden. Als uw arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden of als de kantonrechter uw arbeidsovereenkomst ontbindt, heeft u recht op een aanvulling op uw WW-uitkering die 110% bedraagt van de aanvulling op de ww die in deze cao geregeld is.
Nevenwerkzaamheden
Het is voor alle ambtenaren wettelijk verplicht dat zij hun nevenwerkzaamheden die de belangen van de organisatie kunnen raken melden aan hun werkgever. Voor u als TMG-lid geldt daarbij dat uw werkgever de nevenwerkzaamheden die u meldt in de meeste gevallen openbaar maakt.
Salaris
Bij het bepalen van uw salarisschaal wordt onderscheid gemaakt tussen TMG-functies in groep A en groep
B. Dit betreft momenteel de volgende functies:
Groep A | Groep B |
secretaris-generaal | plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Buitenlandse Zaken |
Groep A | Groep B |
directeur-generaal | plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Defensie |
inspecteur-generaal | hoofddirecteur Financiën en Control bij het ministerie van Defensie |
thesaurier-generaal | plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat |
directeur van het Centraal Planbureau | algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat |
directeur van het Sociaal en Cultureel Xxxxxxxxxx | inspecteur-generaal der Mijnen bij Staatstoezicht op de Mijnen bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat |
directeur Planbureau voor de Leefomgeving | algemeen directeur Auditdienst Rijk bij het ministerie van Financiën. |
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid | hoofddirecteur Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat |
ABDTOPconsultant | hoofddirecteur Financiën, Management en Control bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat |
plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Justitie en Veiligheid | |
hoofddirecteur Immigratie- en Naturalisatiedienst bij het ministerie van Justitie en Veiligheid | |
hoofddirecteur Dienst Justitiële Inrichtingen bij het ministerie van Justitie en Veiligheid | |
inspecteur-generaal van de Inspectie Justitie en Veiligheid bij het ministerie van Justitie en Veiligheid | |
plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | |
plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | |
plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | |
ABDTOPconsultant | |
Of voor u in de functie van ABDTOPconsultant groep A of groep B geldt, is afhankelijk van het niveau van uw functie.
Als u in een functie in groep A bent benoemd, geldt voor u salarisschaal 19 met momenteel de volgende maandbedragen:
0 | € 8.127,45 |
1 | € 8.372,65 |
2 | € 8.624,34 |
3 | € 8.876,72 |
4 | € 9.128,43 |
5 | € 9.403,02 |
6 | € 9.677,61 |
7 | € 9.952,84 |
8 | € 10.191,48 |
9 | € 10.429,48 |
10 | € 10.668,75 |
Als u in een functie in groep B bent benoemd, geldt voor u salarisschaal 18 van deze cao.
1 | € 10.923,06 |
2 | € 11.177,37 |
3 | € 11.431,71 |
Als voor u salarisschaal 19 geldt, is het niet mogelijk dat voor u een lagere salarisschaal gaat gelden in de situaties waar dat volgens de algemene bepalingen van de cao wel mogelijk is. Dit is alleen anders als u op eigen verzoek bij het ministerie van Buitenlandse Zaken een functie gaat vervullen die geen TMG-functie is en u in verband daarmee uw lidmaatschap van de TMG verliest.
Zolang u de functie van secretaris-generaal vervult, heeft u recht op een SG-toelage van 5% van uw salaris.
Overige ABD-functies
Als u lid bent van de ABD maar geen lid bent van de TMG geldt een benoemingstermijn van maximaal vijf jaar in een functie. Dit is alleen anders als in uw geval een andere termijn is bepaald. De termijn loopt door als u na afloop nog niet in een andere functie bent benoemd.
Hoofdstuk 18. Arbeidsbeperkten
U bent arbeidsbeperkt als u vanwege wettelijke bepalingen bent opgenomen in het doelgroepenregister banenafspraak van UWV. In dat geval geldt voor u mogelijk de salarisschaal die in dit hoofdstuk is opgenomen of krijgt u mogelijk uw salaris niet volledig uitbetaald.
Als u arbeidsbeperkt bent en daardoor geen functie binnen het Functiegebouw Rijk kunt vervullen, zorgt uw werkgever voor een takenpakket dat bij uw mogelijkheden past. In dat geval geldt voor u de volgende salaristabel met momenteel de volgende maandbedragen:
0 | € 1.653,60 |
1 | € 1.686,67 |
2 | € 1.719,74 |
3 | € 1.752,82 |
4 | € 1.785,89 |
5 | € 1.818,96 |
6 | € 1.852,03 |
7 | € 1.885,10 |
8 | € 1.918,18 |
9 | € 1.951,25 |
10 | € 1.984,32 |
Bij uw inschaling in uw salarisschaal als u in dienst treedt en voor uw periodieke salarisverhogingen vanwege uw functioneren gelden de algemene bepalingen in deze cao.
Als u arbeidsbeperkt bent maar wel een functie binnen het Functiegebouw Rijk kunt vervullen, dan geldt voor u de daarbij behorende salarisschaal. Als UWV uw werkgever toestemming heeft gegeven u vanwege uw beperkingen minder te betalen, ontvangt u niet het volledige salaris dat bij uw functie hoort. Als u recht heeft op een Wajong-uitkering ontvangt u een aanvulling van UWV.
Hoofdstuk 19. Hoge Colleges van Staat
In dit hoofdstuk zijn afwijkende bepalingen opgenomen die gelden voor sommige (functies bij de) Hoge Colleges van Staat.
Salaris
Als u werkzaam bent in de functie van:
• griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
• griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of
• secretaris van de Raad van State
geldt voor u een salarisbedrag van momenteel € 10.668,75 per maand.
Als uw werkgever u een salarisverhoging wegens uitstekend functioneren wil geven, gelden daarvoor momenteel de volgende maandbedragen:
1 | € 10.923,06 |
2 | € 11.177,37 |
3 | € 11.431,71 |
Het is niet mogelijk dat voor u een lagere salarisschaal gaat gelden in de situaties waar dat volgens de algemene bepalingen van deze cao wel mogelijk is.
Vergadergebonden functie
Als u:
• werkzaam bent bij de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal en
• recht heeft op de toelage voor inconveniënten omdat u de taken vervult die horen bij een vergadergebonden functie
dan heeft u geen recht op een toelage onregelmatige dienst, een aanvullende vaste toelage onregelmatige dienst, een toelage werktijdverschuiving of op een overwerkvergoeding. Voor de uren in de week waarop u na 18.00 uur beschikbaar moet zijn voor een vergadering heeft u ook geen recht op een toelage voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst.
Wanneer u deze toelage verliest geldt daarbij het afbouwschema en een berekeningsgrondslag die zijn opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie en niet het afbouwschema en de berekeningsgrondslag van het VWNW-beleid. Dit is alleen anders als u de toelage vanwege een eigen verzoek verliest, bijvoorbeeld als u vrijwillig van functie verandert.
Kamertoelage
Als u werkzaam bent bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal en recht heeft op de toelage kamerschaalniveau, dan telt deze toelage mee bij het bepalen van de hoogte van een salarisgarantie en salarissuppletie en bij het bepalen van de hoogte van uw stimuleringspremie.
Representatiekostenvergoeding
Als u bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal een functie als directeur vervult, kan uw werkgever in uw voordeel afwijken van de in deze cao opgenomen hoogte van de representatiekostenvergoeding die bij de functie van directeur hoort.
Algemene bestuursdienst
Als u een functie vervult bij de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal bent u geen lid van de Algemene bestuursdienst. Als u daarvan in uw vorige functie lid was dan vervalt dat lidmaatschap.
Personeelsgesprek en beoordeling
Als u werkzaam bent bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal geldt voor het personeelsgesprek dat uw leidinggevende daarbij niet de score gebruikt voor de samenvattende conclusie over uw functioneren en dat het personeelsgespreksverslag niet wordt vastgelegd met het instrument daarvoor in het P- Direktportaal.
Voor een beoordeling geldt als u werkzaam bent bij de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal een afwijkende procedure en afwijkend beoordelingsformulier.
Hoofdstuk 20. Niet-rechterlijke leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak
De afwijkende bepalingen in dit hoofdstuk gelden voor u als u een niet-rechterlijk lid bent van de Raad voor de rechtspraak, of van het bestuur van een rechtbank, een gerechtshof, de Centrale Raad van Beroep, of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Salaris
Voor u geldt een salariscategorie in de zin van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren of een salarisschaal in de zin van deze cao. Dit is afhankelijk van het bestuur waarin u als lid bent benoemd, zoals opgenomen in onderstaande tabel.
Bestuur | Salariscategorie/salarisschaal |
Raad voor de rechtspraak | |
Rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam | Schaal 17 |
Overige besturen | Schaal 16 |
4
U heeft recht op een onkostenvergoeding van momenteel € 4.957 per jaar als u lid bent van de Raad voor de rechtspraak. U heeft recht op een onkostenvergoeding van momenteel € 1.945 per jaar als u lid bent van het bestuur van een gerecht.
Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als voor de onkostenvergoeding van de rechterlijke leden van de Raad voor de Rechtspraak of van het bestuur van een gerecht.
Algemene bestuursdienst
U bent geen lid van de Algemene bestuursdienst. Als u daarvan in uw vorige functie lid was dan vervalt dat lidmaatschap.
Personeelsgesprek
De bepalingen in deze cao over het personeelsgesprek en beoordelingsgesprek gelden niet voor u. In plaats daarvan besteedt het gerechtsbestuur dan wel de Raad voor de rechtspraak een maal per jaar aandacht aan uw functioneren.
4 Dit zijn nog de bedragen voor de onkostenvergoeding per 1 januari 2019. De bedragen per 1 januari 2020 worden op een later moment in de cao opgenomen.
Na afloop benoemingstermijn
Als:
• u een vast dienstverband heeft
• uw benoemingstermijn is verstreken en
• u niet wordt herbenoemd
start op de dag dat uw benoemingstermijn eindigt een zoektermijn van maximaal 18 maanden. In deze termijn zoekt u samen met uw werkgever naar een passende functie. Uw werkgever is verplicht zich in te spannen om voor u een passende functie te verkrijgen.
Totdat u in een andere passende functie bent geplaatst houdt u recht op het salaris dat bij uw benoeming als niet-rechterlijk lid van een gerechtsbestuur hoort. Daarna geldt voor u de salarisschaal van uw nieuwe functie.
Tijdens uw zoektermijn bent u verplicht:
• al het mogelijke te doen een passende functie te vinden
• tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten die uw werkgever u opdraagt en
• een passende functie te accepteren als die u wordt aangeboden.
Als u zich niet aan deze verplichtingen houdt, kan uw werkgever het initiatief nemen tot beëindiging van het dienstverband. Daarbij geldt een opzegtermijn van minimaal drie maanden.
Als u tijdens uw zoektermijn zelf ontslag neemt, kan uw werkgever u een uitkering geven. De hoogte daarvan kan maximaal drie maandsalarissen bedragen.
Als u aan het einde van uw zoektermijn niet in een andere passende functie bent geplaatst, zal uw werkgever het initiatief nemen tot beëindiging van uw dienstverband. In dat geval heeft u recht op een aanvulling op uw WW-uitkering tot 110% van de som van de wettelijke WW-uitkering en de aanvulling daarop die in deze cao geregeld is.
Hoofdstuk 21. Personenchauffeurs
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn op u van toepassing als u de functie van personenchauffeur heeft. Als u daarbij (bijna) altijd dezelfde persoon vervoert, gelden voor u de ruimere wettelijke bepalingen voor arbeids- en rusttijden die voor deze personenchauffeurs gelden.
In afwijking van de algemene bepalingen in deze cao geldt voor u een volledige arbeidsduur van gemiddeld 48 uur per week. Als uw arbeidsduur minder dan gemiddeld 48 uur per week is, worden de in dit hoofdstuk opgenomen aanspraken naar rato van het mindere aantal uren berekend.
U heeft bij de volledige arbeidsduur van gemiddeld 48 uur per week jaarlijks recht op:
• 192 wettelijke vakantie-uren en
• IKB-uren, afhankelijk van uw leeftijd:
leeftijd | aantal IKB-uren |
tot 45 jaar | 28,8 |
van 45 tot en met 49 jaar | 36,0 |
van 50 tot en met 54 jaar | 43,2 |
van 55 tot en met 59 jaar | 50,4 |
vanaf 60 jaar | 57,6 |
Als u deelneemt aan de PAS-regeling wijzigt uw aantal IKB-uren: u krijgt dan ieder jaar 24,2 IKB-uren.
Voor u als personenchauffeur geldt salarisschaal 4 zoals opgenomen in deze cao als u ook beveiligingstaken uitvoert.
In plaats van een verhoging van het salaris dat voor u geldt naar rato van gemiddeld 48 uur per week, heeft u recht op een aanvulling op uw salaris. Deze aanvulling bedraagt 52/156e deel van het salarisbedrag dat voor u geldt. Vanwege uw werktijden als personenchauffeur wordt deze aanvulling vermenigvuldigd met 1,5.
Vanwege uw diensten als personenchauffeur ontvangt u daarnaast ook:
• een vaste toelage van momenteel € 172,76 en
• een aanvullende toelage van €37,50. De toelage stopt als u langer dan een maand niet werkt op andere tijden dan op maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 en 18.00 uur.
Uw vaste toelage telt mee voor de berekening van uw IKB-budget. Daarom ontvangt u daarover geen vakantie-uitkering. De aanvulling op uw salaris en uw vaste toelagen tellen mee voor de berekening van uw PAS-aanvulling als u deelneemt aan de PAS-regeling. Ze tellen ook mee bij het bepalen van de hoogte van een salarisgarantie of salarissuppletie in verband met het VWNW-beleid.
De aanvulling op uw salaris en de toelagen die u als personenchauffeur ontvangt, zijn in plaats van :
• de toelage onregelmatige dienst
• de toelage werktijdverschuiving en
• de toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst die voor andere werknemers gelden.
Als u op verzoek van uw werkgever gaat werken in een andere functie dan personenchauffeur, kan uw werkgever u een aflopende toelage toekennen vanwege het verlies aan maandinkomen. Voorwaarde
daarvoor is dat u in de voorgaande twee jaar ten minste twaalf maanden zonder onderbreking als personenchauffeur heeft gewerkt.
Voor sommige personenchauffeurs geldt een overgangsbepaling.
Hoofdstuk 22. Rijksschoonmaakorganisatie
Als u schoonmaker bij de Rijksschoonmaakorganisatie bent, gelden voor u andere salarisschalen en is ook de manier waarop u binnen uw salarisschaal een periodieke loonsverhoging krijgt anders. Daarnaast geldt een aanvullende bepaling voor de diensttijd die meetelt voor uw jubileumuitkering en is in 2020 uw individueel keuzebudget anders.
Salaris
Voor u geldt de salarisschaal die bij uw functie hoort zoals vermeld in de tabel aan het einde van dit hoofdstuk. Uw inschaling in deze salarisschaal is afhankelijk van uw leeftijd en van uw diensttijd als schoonmaker bij de Rijksschoonmaakorganisatie. Uw diensttijd in dienst als schoonmaker in de schoonmaakbranche voorafgaand aan uw overkomst naar de Rijksschoonmaakorganisatie telt daarbij mee. Ook uw diensttijd als schoonmaker bij een andere organisatie binnen de sector Rijk telt hierbij mee.
Wanneer u twaalf maanden of langer geen arbeidsovereenkomst met de Staat heeft en daarna weer schoonmaker bij de Rijksschoonmaakorganisatie wordt, telt uw voorgaande diensttijd niet meer mee voor uw inschaling.
Zolang u nog niet het hoogste bedrag in uw salarisschaal heeft bereikt wordt uw salaris iedere twaalf maanden verhoogd. Dit is alleen niet het geval als u in die twaalf maanden zes maanden of langer niet heeft gewerkt vanwege bijzonder verlof of vanwege arbeidsongeschiktheid die niet het gevolg is van zwangerschaps- of bevallingsverlof.
Aanvulling op salaris
U heeft recht op een maandelijkse aanvulling op uw salaris van momenteel 1,4% van uw salaris. De aanvulling op uw salaris telt niet mee voor de berekening van uw IKB-budget. De aanvulling telt wel mee voor de berekening van uw PAS-aanvulling als u deelneemt aan de PAS-regeling en ook voor het bepalen van de hoogte van een salarisgarantie of salarissuppletie in verband met het VWNW-beleid.
Diensttijd jubileumuitkering
In aanvulling op de bepalingen over de jubileumuitkering geldt voor u dat daarvoor ook de diensttijd meetelt die u heeft gewerkt als schoonmaker in de schoonmaakbranche. Dit betreft alleen uw diensttijd voorafgaand aan uw overkomst naar de Rijksschoonmaakorganisatie vanwege de overheveling van uw taken van de schoonmaakbranche naar de Rijksschoonmaakorganisatie.
Individueel Keuzebudget
In afwijking van de bepaling over de uitbetaling van uw IKB-budget van 16,37% geldt voor u in 2020 dat u daarvan 6,5% maandelijks krijgt uitbetaald. In voorgaande jaren ontving u 6,5% van uw eindejaarsuitkering maandelijks. Deze manier van uitbetalen heeft te maken met de afspraak over de netto-inkomensgarantie voor de schoonmakers die in 2020 nog overkomen uit de schoonmaakbranche.
Voor sommige schoonmakers geldt een overgangsbepaling.
Salarisschalen en maandbedragen die momenteel gelden
Groep | Functies | Leeftijd of diensttijd | Maandbedrag |
1. | Medewerker algemeen schoonmaakonderhoud I | < 17 jaar | € 653,15* |
Medewerker schoonmaakonderhoud transportmiddelen I | 18 jaar | € 826,80* | |
19 jaar | € 992,15* | ||
Schoonmaakmedewerker keuken/catering I | 20 jaar | € 1.322,90* | |
> 21 jaar: | |||
0 dienstjaren | € 1.653,60* | ||
1 dienstjaar | € 1.600,90 | ||
2 dienstjaren | € 1.661,79 | ||
3 dienstjaren | € 1.709,34 | ||
> 4 dienstjaren | € 1.772,00 | ||
2. | Medewerker algemeen schoonmaakonderhoud II | < 17 jaar | € 653,15* |
Medewerker schoonmaakonderhoud en services I | 18 jaar | € 826,80* | |
19 jaar | € 992,15* | ||
Medewerker schoonmaakonderhoud transportmiddelen II | 20 jaar | € 1322,90* | |
Medewerker schoonmaakonderhoud vloeren I | > 21 jaar: | ||
Schoonmaakmedewerker keuken/catering II | 0 dienstjaren | € 1.653,60* | |
1 dienstjaar | € 1.685,65 | ||
2 dienstjaren | € 1.744,64 | ||
3 dienstjaren | € 1.804,57 | ||
> 4 dienstjaren | € 1.868,27 | ||
3. | Medewerker schoonmaakonderhoud transportmiddelen III | < 17 jaar | € 660,59 |
18 jaar | € 862,63 | ||
Medewerker schoonmaakonderhoud en services II | 19 jaar | € 1.045,97 | |
20 jaar | € 1.322,90* | ||
Medewerker schoonmaakonderhoud vloeren II | |||
Meewerkend voorman/-vrouw algemeen schoonmaakonderhoud I | > 21 jaar: | ||
0 dienstjaren | € 1.700,20 | ||
1 dienstjaar | € 1.764,07 | ||
2 dienstjaren | € 1.835,35 | ||
3 dienstjaren | € 1.896,64 | ||
> 4 dienstjaren | € 1.964,47 | ||
4. | Medewerker schoonmaakonderhoud en services III | < 17 jaar | € 716,47 |
18 jaar | € 911,38 | ||
Medewerker schoonmaakonderhoud vloeren III | 19 jaar | € 1.107,97 | |
Meewerkend voorman/-vrouw algemeen schoonmaakonderhoud II | 20 jaar | € 1.369,19 | |
> 21 jaar: | |||
0 dienstjaren | € 1.794,34 | ||
1 dienstjaar | € 1.860,21 |
Groep | Functies | Leeftijd of diensttijd | Maandbedrag |
2 dienstjaren | € 1.931,55 | ||
3 dienstjaren | € 2.000,76 | ||
> 4 dienstjaren | € 2.070,62 | ||
5. | (Ambulant) objectleider algemeen schoonmaakonderhoud I | < 17 jaar | € 758,57 |
18 jaar | € 952,91 | ||
19 jaar | € 1.155,82 | ||
20 jaar | € 1.425,56 | ||
> 21 jaar: | |||
0 dienstjaren | € 1.868,27 | ||
1 dienstjaar | € 1.941,03 | ||
2 dienstjaren | € 2.011,33 | ||
3 dienstjaren | € 2.087,50 | ||
> 4 dienstjaren | € 2.156,46 | ||
6. | Ambulant) objectleider algemeen schoonmaakonderhoud II | < 17 jaar | € 802,08 |
18 jaar | € 1.008,62 | ||
Ambulant) objectleider algemeen schoonmaakonderhoud III | 19 jaar | € 1.222,29 | |
20 jaar | € 1.451,92 | ||
> 21 jaar: | |||
0 dienstjaren | € 1.968,97 | ||
1 dienstjaar | € 2.046,16 | ||
2 dienstjaren | € 2.121,56 | ||
3 dienstjaren | € 2.198,61 | ||
> 4 dienstjaren | € 2.269,27 |
Dit zijn nog de salaristabellen voor de periode vanaf 1 juli 2019 waarbij de bedragen gemarkeerd met het teken * zijn gecorrigeerd voor het WML-niveau per 1 januari 2020. De salarisverhoging per 1 januari 2020 wordt net als in voorgaande jaren (inclusief de netto-garantie) per 1 juli met terugwerkende kracht ingevoerd.
Hoofdstuk 23. Substantieel bezwarende functies
Algemeen
Als u werkzaam bent in een SB-functie en een mobiliteitsplan uitvoert omdat u op zoek bent naar een functie die niet substantieel bezwarend is, heeft u bij het vinden daarvan een voorrangspositie bij het vervullen van vacatures bij alle organisaties binnen de sector Rijk.
Daarnaast heeft u als u werkzaam bent in een SB-functie recht op een uitkering substantieel bezwarende functies (SBF-uitkering) als u:
• vijf jaar of langer aaneengesloten in een SB-functie werkt
• de leeftijd heeft bereikt waarop uw ABP-pensioen kan ingaan
• uw AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt
• niet deelneemt aan de PAS-regeling of daarmee stopt
• geen gebruik heeft gemaakt van de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie en
• verklaart geen WW-uitkering te zullen aanvragen.
Als u hieraan voldoet en ontslag neemt uit uw SB-functie, krijgt u een SBF-uitkering.
In plaats van ontslag kunt u uw werkgever ook vragen om uw arbeidsduur in uw SB-functie te verminderen met toekenning van een gedeeltelijke SBF-uitkerking. Deze arbeidsduurvermindering moet ten minste 10% van uw arbeidsduur bedragen. Hierbij geldt dat u tenminste 50% moet blijven werken in uw SB-functie.
Deze vereisten gelden ook als u uw werkgever later nogmaals vraagt om arbeidsduurvermindering met toekenning van een gedeeltelijke SBF-uitkering.
Na arbeidsduurvermindering in uw SB-functie kunt u ontslag nemen voor de resterende arbeidsduur met toekenning van een gedeelteijke SBF-uitkering.
Uw SB-functie wordt periodiek beoordeeld op het criterium substantieel bezwarend. Als bij die beoordeling is geconstateerd dat uw SB-functie niet meer substantieel bezwarend is, geldt voor u mogelijk het overgangsrecht substantieel bezwarende functies.
Duur van uw SBF-uitkering
De duur van uw SBF-uitkering is afhankelijk van uw geboortejaar:
geboortejaar: | uitkeringsduur: |
1953, 1954 | 33 maanden |
1955, 1956 | 32 maanden |
1957, 1958 | 31 maanden |
1959, 1960 | 30 maanden |
1961, 1962 | 29 maanden |
1963 | 28 maanden |
1964 | 27 maanden |
1965 en verder | 26 maanden |
Als u een SBF-uitkering ontvangt maar ook in deeltijd blijft werken, wordt, als uw arbeidsduur in uw SB- functie vermindert, uw uitkeringsduur opnieuw berekend. Uw uitkeringsduur wordt dan naar rato langer.
Uw uitkering eindigt na afloop van de uitkeringsduur of zodra u uw AOW-leeftijd bereikt.
Hoogte van uw SBF-uitkering
Voor de berekening van de hoogte van uw SBF-uitkering wordt gebruik gemaakt van de SBF- uitkeringsgrondslag, waarop u op de dag voorafgaand aan uw ontslag of arbeidsduurvermindering recht heeft of bij uitoefening van uw functie zou hebben gehad. Als u voorafgaand aan uw SBF-ontslag een periode van VWNW-verlof heeft, wordt de SBF-uitkeringsgrondslag bepaald op de dag voorafgaand aan uw periode van VWNW-verlof.
De hoogte van uw SBF-uitkering bedraagt 80% van uw SBF-uitkeringsgrondslag.
Als uw maandinkomen vanwege uw toelagen steeds anders is, wordt uw SBF-uitkeringsgrondslag bepaald door het gemiddelde te nemen van de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaand aan uw ontslag of arbeidsduurvermindering.
Als u uw arbeidsduur in uw SB-functie vermindert, wordt de SBF-uitkering berekend door 80% van uw SBF-uitkeringsgrondslag te vermenigvuldigen met het percentage waarmee u uw arbeidsduur heeft verminderd.
Nieuwe of hogere inkomsten
Naast uw SBF-uitkering mag u 20% van uw SBF-uitkeringsgrondslag bijverdienen.
Als uw nieuwe inkomsten na uw SBF-ontslag meer bedragen dan 20% van uw SBF-uitkeringsgrondslag, wordt uw uitkering verlaagd met het meerdere boven 20%.
Deze verlaging van uw SBF-uitkering wordt ook toegepast als u:
• direct voorafgaand aan uw ontslag een periode van non-activiteit of verlof had waarin u nieuwe inkomsten heeft gekregen en deze na uw SBF-ontslag meer bedragen dan 20% van uw SBF- uitkeringsgrondslag of
• voor uw SBF-ontslag andere inkomsten had, die na uw SBF-ontslag hoger zijn geworden. Dit gebeurt alleen als de verhoging meer bedraagt dan 20% van uw SBF-uitkeringsgrondslag. In een dergelijke situatie wordt uw SBF-uitkering niet verlaagd als u aan kunt tonen dat de verhoging niet komt doordat u meer bent gaan werken.
Dit geldt ook als u kiest voor arbeidsduurvermindering in uw SB-functie. In dat geval mag u naast uw SBF- uitkering bijverdienen: 20% van uw SBF-uitkeringsgrondslag vermenigvuldigt met het percentage waarmee u uw arbeidsduur heeft verminderd.
Een pensioenuitkering wordt niet meegeteld bij nieuw en ander inkomen.
Arbeidsongeschiktheidsuitkering
Als u na uw ontslag recht krijgt op een ZW-uitkering of WIA-uitkering in verband met de functie waaruit u met ontslag bent gegaan, wordt uw SBF-uitkering verlaagd met het bedrag daarvan.
Dit geldt ook als u kiest voor arbeidsduurvermindering in uw SB-functie.
Overlijdensuitkering nabestaanden in geval van einde SBF-uitkering door overlijden
Als u komt te overlijden krijgen uw nabestaanden een overlijdensuitkering.
Bij ontbreken van nabestaanden kan de overlijdensuitkering deels of volledig worden uitgekeerd om de kosten van uw laatste ziekte en van uw uitvaart te betalen als die kosten niet uit uw nalatenschap kunnen worden betaald.