FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN
FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN
EN LEEFMILIEU
[C − 2024/000898]
22 SEPTEMBER 2023. — Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende sommige bepalingen van de verdeling van de Belgische klimaat- en energiedoelstellingen voor het begin van de periode 2021-2030 en de verdeling van de federale opbrengsten uit de veiling van emissierechten voor de jaren 2015 tot en met 2020
Gelet op artikel 39 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 6, §1, II, 1°, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 16 juli 1993 en de bijzondere wet van
Belgisch Staatsblad d.d. 13-02-2024
6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, en artikel 92bis, §1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 en de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augus- tus 1980 tot hervorming der instellingen, de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof en de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikelen 4 en 42, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993 en van 27 maart 2006, de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, ter uitvoering van de artikelen 118 en 123 van de Grondwet, de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming en de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof en de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 20 januari 2017 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het nationaal register voor broeikasgassen van België overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad alsmede bepaalde elementen van de veiling overeenkomstig verordening nr. 1031/2010 van de Commissie;
Overwegende richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot w[00c4][00b3]ziging van richtl[00c4][00b3]n 96/61/EG van de Raad, zoals gewijzigd;
Overwegende dat de Federale Staat en de Gewesten gezamenlijk een billijke bijdrage van België moeten verzekeren aan de internationale klimaatfinanciering aan ontwikkelingslanden tegen 2025, en dat het Akkoord van Parijs (paragraaf 9.1, 9.3 en 9.4) en de besluiten 1/CP.21 (paragraaf 5) en 1/CP.26 (paragraaf 11, 29 en 31), aangenomen door de Conferentie van Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering de internationale klimaatfinanciering defi- niëren en de verplichtingen van de ontwikkelde landen terzake bepalen;
Overwegende de beslissing van het Overlegcomité van 30 novem- bre 2022 over het akkoord van 14 september 2022 over sommige aspecten van de lastenverdeling van de energie- en klimaatdoelstellin- gen voor de periode 2021-2030, in aanloop van de actualisering van het Nationaal Energie en Klimaatplan 2021-2030;
De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Federale Regering, in de persoon van de Eerste Minister, van de Minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal en van de Minister van Energie;
Belgisch Staatsblad d.d. 13-02-2024
Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar minister-president en van de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar minister-president en van de Waalse minister van Klimaat, Energie, Mobiliteit en Infrastructuren;
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, vertegenwoordigd door de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, in de persoon van haar minister-president en van de Brusselse minister xxx Xxxxxxxxxxx- xxxxx, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie;
Komen het volgende overeen:
Artikel 1. Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder:
1° bruto-eindverbruik van energie: de energiegrondstoffen die gele- verd worden aan de industrie, het vervoer, de huishoudens, de dienstensector inclusief de openbare diensten, de land- en bosbouw en de visserij, het verbruik van elektriciteit en warmte door de energie- sector voor het produceren van elektriciteit, warmte en vervoersbrand- stoffen en het verlies aan elektriciteit en warmte tijdens de distributie en de transmissie;
2° contracterende partijen: de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
3° richtlijn 2003/87/EG: richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot w[00c4][00b3]ziging van richtijn 96/61/EG van de Raad, zoals gewijzigd;
4° verordening 2018/842: verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013;
5° richtlijn 2018/2001: richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen;
6° samenwerkingsakkoord register: samenwerkingsakkoord van
20 januari 2017 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het nationaal register voor broeikasgassen van België overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad alsmede bepaalde elementen van de veiling overeenkomstig verordening nr. 1031/2010 van de Commissie;
7° referentieaandeel inzake energie uit hernieuwbare bronnen: het Belgische aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto- eindverbruik van energie van 13% conform artikel 3, lid 4 van richtlijn 2018/2001.
Art. 2. Dit samenwerkingsakkoord voorziet in:
1° de verdeling tussen de contracterende partijen van de opbrengsten uit de veiling van emissierechten voor de jaren 2021 en 2022 in het kader van de richtlijn 2003/87/EG;
3° de vastlegging van de minimale bijdrage van elke contracterende partij aan de internationale klimaatfinanciering voor de periode 2021 tot en met 2024;
4° de vastlegging van de bijdrage vanaf 2021 van elke contracterende partij aan het referentieaandeel inzake energie uit hernieuwbare bronnen.
Art. 3. @1. Het voor het jaar 2021 en voor het jaar 0000 xxx Xxxxxx toegekende veilingvolume aan emissierechten uit het bestaande emis- siehandelssysteem, respectievelijk 11.693.846 en 9.819.846 emissierech- ten, wordt verdeeld, als volgt:
1° voor het Vlaamse gewest: 52,76%;
2° voor het Waalse gewest: 30,65%;
3° voor het Brusselse Hoofdstedelijke gewest: 7,54%; 4° voor de Federale Staat: 9,05%.
@2. Het aantal geveilde emissierechten wordt bepaald door voor elk gewest zijn veilingvolume, vastgesteld conform paragraaf 1, voor het betrokken jaar te verminderen met een hoeveelheid emissierechten die voor dat gewest voor hetzelfde jaar geannuleerd wordt ingevolge het gebruik van de ETS-flexibiliteit conform artikel 6 van verordening (EU) 2018/842 en bijlage 1.
Belgisch Staatsblad d.d. 13-02-2024
@3. De opbrengsten van de veiling van emissierechten van elke contracterende partij voor 2021 en 2022 worden bepaald door het veilingvolume, berekend conform paragraaf 1 en 2, te vermenigvuldi- gen met de gemiddelde prijs van een door België geveild emissierecht voor dat jaar.
@4. De storting van de opbrengsten van de veiling van emissierechten van elke contracterende partij, vermeld in paragraaf 3, wordt in één enkele betaling van het volledige bedrag uitgevoerd door de ordonna- teur van de rekening, vermeld in artikel 14 van het samenwerkingsak- koord register, binnen de twee weken na de inwerkingtreding van onderhavig samenwerkingsakkoord.
Art. 4. @1. In afwijking van de artikelen 39 en 40 van het samenwer- kingsakkoord van 12 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de verdeling van de Belgische klimaat- en energie- doelstellingen voor de periode 2013-2020, worden de opbrengsten van de veiling van emissierechten van de Federale Staat ten belope van 135.757.458 euro van de periode 2015 tot en met 2020 verdeeld, als volgt:
1° voor het Vlaamse gewest: 60.000.000 euro; 2° voor het Waalse gewest: 37.000.000 euro;
3° voor het Brusselse Hoofdstedelijke gewest: 10.000.000 euro; 4° voor de federale Staat: 28.757.458 euro.
@2. De storting van de bedragen, vermeld in paragraaf 1, wordt in één enkele betaling uitgevoerd binnen de twee weken na de inwerkingtre- ding van onderhavig samenwerkingsakkoord.
Art. 5. De contracterende partijen leveren voor wat betreft de internationale klimaatfinanciering voor de gehele periode 2021 tot en met 2024 minimaal de volgende globale bijdragen:
1° voor het Vlaamse gewest: 68 miljoen euro; 2 °voor het Waalse gewest: 52 miljoen euro;
3° voor het Brusselse Hoofdstedelijke gewest: 11,5 miljoen euro; 4° voor de federale Staat: 400 miljoen euro.
Art. 6. @1. Vanaf 2021 dient het Belgische aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie minstens gelijk te zijn aan het referentieaandeel inzake energie uit hernieuwbare bronnen.
@2. De contracterende partijen verbinden er zich toe om elk jaar volgende bijdragen te leveren aan het referentieaandeel inzake energie uit hernieuwbare bronnen, na normalisatie op het niveau van elke contracterende partij conform de normalisatieregels, vermeld in bij- lage II van richtlijn 2018/2001:
1° voor het Vlaamse gewest: 25.211 GWh; 2° voor het Waalse gewest: 17.026 GWh;
3° voor het Brusselse Hoofdstedelijke gewest: 879 GWh; 4° voor de Federale Staat: 8.360 GWh.
@4. De bijdrage van de Federale Staat, vermeld in paragraaf 2, punt 4°, is het resultaat van de energieproductie in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van de Federale Staat, namelijk de territoriale zee, de exclusieve economische ruimte en het continentaal plat, aangevuld met het resultaat van het gebruik van de mechanismen, vermeld in paragraaf 7.
@5. Als de bijdragen, vermeld in paragraaf 2, onvoldoende blijken te zijn om het referentieaandeel inzake energie uit hernieuwbare bronnen te behalen, wordt het tekort, dat het verschil is tussen de bijdragen en het referentieaandeel inzake energie uit hernieuwbare bronnen, ver- deeld, als volgt:
1° voor het Vlaamse gewest: 51,04%;
2° voor het Waalse gewest: 30,24%;
3° voor het Brusselse Hoofdstedelijke gewest: 1,73%; 4° voor de Federale Staat: 17%.
@6. XXXXXX stelt een verdeelsleutel vast voor de verdeling tussen de contracterende partijen van:
1° de bijdrage van bepaalde energieproducten, indien nodig;
Belgisch Staatsblad d.d. 13-02-2024
2° een verschil dat optreedt naar aanleiding van de toepassing van de normalisatieregels, vermeld in bijlage II van richtlijn 2018/2001, op Belgisch niveau. Bij deze verdeelsleutel zijn enkel de contracterende partijen betrokken die de in bijlage II van richtlijn 2018/2001 vermelde normalisatieregels hebben toegepast.
@7. Elke contracterende partij kan voor het behalen van haar bijdragen, vermeld in paragrafen 2, 5 en 6, punt 2°, gebruik maken van het mechanisme vermeld in paragraaf 9 alsook van de mechanismen vermeld in de artikelen 8 tot en met 13 van richtlijn 2018/2001.
@8. Als een contracterende partij meer bijdraagt dan haar bijdrage, vermeld in paragraaf 2, kan zij dit overschot inzetten om haar bijdragen, vermeld in paragrafen 5 en 6, punt 2°,aan te vullen.
@9. De contracterende partijen kunnen afspraken maken over de statistische overdracht van een gespecificeerde hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen van de ene naar de andere contracterende partij, op voorwaarde dat de overdracht tussen de betrokken contracterende partijen geregeld wordt in een contract. De overgedragen hoeveelheid:
1° wordt afgetrokken van de hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de bijdragen van de contracterende partij die de overdracht uitvoert, bedoeld in paragraaf 2, 5 en 6, punt 2°;
2° wordt opgeteld bij de hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de bijdragen van de contracterende partij die de overdracht aanvaardt, bedoeld in paragraaf 2, 5 en 6, punt 2°;
Deze afspraak wordt aangegaan voor één of meer kalenderjaren. De contracterende partijen die bij die afspraak partij zijn, melden deze aan de andere contracterende partijen binnen zes maanden na onderteke- ning van de overeenkomst, en vermelden daarbij de hoeveelheid overgedragen energie en de prijs van de overdracht.
Art. 7. Eventuele geschillen onder de contracterende partijen over de interpretatie of de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord worden beslecht in de Nationale Klimaatcommissie of, als daar geen oplossing wordt gevonden, binnen de uitgebreide Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu, en in voorkomend geval, binnen het Overlegcomité. Wordt er geen oplossing gevonden, dan wordt het geschil voorgelegd aan een rechtscollege waarvan de leden worden aangewezen en waarvan de werkingskosten worden verdeeld overeen- komstig artikel 24 van het samenwerkingsakkoord van 14 novem- ber 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaat- plan, alsook het rapporteren in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto.
Art. 8. Dit samenwerkingsakkoord is afgesloten voor onbepaalde duur.
Art. 9. Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de laatste instemmingsakte.
Brussel, op 22 september 2023, in evenveel originele exemplaren als er contracterende partijen zijn.
De Eerste Minister, DE CROO
De Minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal,
Z. KHATTABI
De Minister van Energie,
T. XXX XXX XXXXXXXX Voor het Vlaamse Gewest,
De Minister-President van de Vlaamse Regering,
X. XXXXXX
De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Leefmilieu, Energie en Toerisme,
X. XXXXX
Voor het Waalse Gewest :
De Minister-President van de Waalse Regering,
E. DI RUPO
De Waalse minister van Klimaat, Energie, Mobiliteit en Infrastructuren,
Ph. XXXXX
Belgisch Staatsblad d.d. 13-02-2024
Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest :
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,
X. XXXXXXXX
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie
en Participatieve Democratie,
X. XXXXX