Contract
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2021 Nr. 155
A. TITEL
Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimtetussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds en Oekraïne, anderzijds (met Bijlagen);
Kiev, 12 oktober 2021
Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013028 in de Verdragenbank.
B. TEKST1)
Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds en Oekraïne, anderzijds
Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland,
de Helleense Republiek, het Koninkrijk Xxxxxx, xx Xxxxxx Xxxxxxxxx,
xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije,
de Republiek Malta,
het Koninkrijk Der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
1) De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Oekraïense tekst zijn niet opgenomen. De tekst van de Over- eenkomst, met Bijlagen, is tevens gepubliceerd in PbEU 2021, L 387, p. 3–57.
de Portugese Republiek, Roemenië,
de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de wer- king van de Europese Unie (hierna gezamenlijk „de EU-Verdragen” genoemd) en lidstaten van de Europese Unie (hierna „de EU-lidstaten” genoemd),
en
de Europese Unie, hierna „EU” genoemd, enerzijds,
en
Oekraïne, anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd;
Geleid door de wens een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tot stand te brengen, gebaseerd op weder- zijdse toegang tot de luchtvervoersmarkten van de partijen, gelijke concurrentievoorwaarden en naleving van dezelfde regels, met name op het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, sociale aspec- ten en milieu;
Erkennende dat de internationale burgerluchtvaart een geïntegreerd karakter heeft en erkenning tonend voor de rechten en plichten van Oekraïne en de EU-lidstaten die voortvloeien uit hun lidmaatschap van interna- tionale luchtvaartorganisaties, met name de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de Euro- pese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, en hun rechten en verplichtingen uit internationale overeenkomsten met derde landen en internationale organisaties;
Geleid door de wens de betrekkingen tussen de partijen op het gebied van luchtvervoer te verdiepen, inclu- sief op het gebied van industriële samenwerking, en voort te bouwen op het kader van het bestaande sys- teem van overeenkomsten voor luchtdiensten teneinde de economische, culturele en vervoersbanden tussen de partijen te bevorderen;
Geleid door de wens de uitbreiding van de luchtvervoersmogelijkheden te vergemakkelijken, onder meer via de ontwikkeling van luchtvervoersnetwerken, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van passagiers en expediteurs aan passende luchtvervoersdiensten;
Erkennende dat luchtvervoer belangrijk is voor het bevorderen van handel, toerisme en investeringen;
Nota nemend van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944;
Ermee rekening houdende dat de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Ge- meenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten en Oekraïne bepaalt dat, teneinde te komen tot een gecoör- dineerde ontwikkeling van het vervoer tussen de partijen, in overeenstemming met hun commerciële behoef- ten, de voorwaarden voor wederzijdse markttoegang en verlening van diensten in het luchtvervoer in specifieke overeenkomsten kunnen worden geregeld;
Geleid door de wens dat luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid krijgen om passagiers en expediteurs concurrerende prijzen en diensten aan te bieden op open markten;
Geleid door de wens dat alle sectoren van de luchtvervoersindustrie, inclusief het personeel van luchtvaart- maatschappijen, profijt kunnen trekken van een geliberaliseerde overeenkomst;
Voornemens voort te bouwen op het bestaande kader van de huidige luchtvervoersovereenkomsten, ten- einde te zorgen voor geleidelijke openstelling van de markttoegang en zoveel mogelijk voordelen te creëren voor de consumenten, luchtvaartmaatschappijen, werknemers en gemeenschappen van beide partijen;
Overeenkomende dat het belangrijk is de regels betreffende de gemeenschappelijke luchtvaartruimte te baseren op de relevante wetgeving in de Europese Unie, zoals vastgesteld in bijlage I bij deze Overeenkomst, onverminderd de EU-Verdragen en de grondwet van Oekraïne;
Nota nemende van het voornemen van Oekraïne de relevante eisen en normen van de Europese Unie, met inbegrip van toekomstige wetgevingsinitiatieven in de EU, op te nemen in zijn luchtvaartwetgeving;
Geleid door de wens het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en beveiliging van het internationaal lucht- vervoer te garanderen en nogmaals bevestigend dat zij zich grote zorgen maken over daden of bedreigingen die gericht zijn tegen luchtvaartuigen en die de veiligheid van personen of goederen in gevaar brengen, de exploitatie van luchtvaartuigen nadelig beïnvloeden en het vertrouwen van de reizigers in de veiligheid van de burgerluchtvaart ondermijnen;
De voordelen erkennende die de volledige naleving van de regels van de gemeenschappelijke luchtvaart- ruimte beide partijen kan opleveren, zoals het openstellen van de toegang tot markten en het maximaliseren van de voordelen voor de consumenten en bedrijfssectoren van beide partijen;
Erkennende dat de totstandbrenging van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte en de toepassing van de regels ervan niet kan worden bereikt zonder overgangsmaatregelen vast te stellen en dat het belangrijk is in dit verband adequate bijstand te verlenen;
Benadrukkende dat luchtvaartmaatschappijen een transparante en niet-discriminerende behandeling moe- ten krijgen bij het verwerven van toegang tot luchtvervoersinfrastructuur, met name wanneer deze infrastruc- tuur beperkt is, met inbegrip van de toegang tot luchthavens;
Geleid door de wens een gelijk speelveld voor luchtvaartmaatschappijen tot stand te brengen, waardoor de luchtvaartmaatschappijen van de partijen billijke en gelijke kansen genieten om de overeengekomen dien- sten te exploiteren;
Erkennende dat overheidssubsidies een negatief effect kunnen hebben op de mededinging tussen luchtvaart- maatschappijen en de basisdoelstellingen van deze Overeenkomst in het gedrang kunnen brengen;
Het belang bevestigend van milieubescherming bij de ontwikkeling en toepassing van het internationale luchtvaartbeleid en erkennende dat soevereine staten het recht hebben passende milieubeschermingsmaat- regelen te nemen;
Nota nemend van het belang van bescherming van de consument, met inbegrip van de bescherming die wordt verleend door het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, gesloten te Montreal op 28 mei 1999;
Ingenomen met de lopende dialoog tussen de partijen, die tot doel heeft hun betrekkingen te verdiepen op andere gebieden, met name om het vrije verkeer van personen te vergemakkelijken,
Zijn als volgt overeengekomen:
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doelstellingen en werkingssfeer
Het doel van deze Overeenkomst is de geleidelijke totstandbrenging van een gemeenschappelijke luchtvaart- ruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en Oekraïne, met name gebaseerd op identieke regels op het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, milieu, consumentenbescherming en geautoma- tiseerde boekingssystemen, alsook identieke regels wat betreft sociale aspecten. Hiertoe worden in deze Overeenkomst de regels, technische voorschriften, administratieve procedures, fundamentele operationele normen en uitvoeringsbepalingen vastgesteld die van toepassing zijn in de betrekkingen tussen de partijen. Deze gemeenschappelijke luchtvaartruimte is gebaseerd op vrije toegang tot de markt voor luchtvervoer en op gelijke mededingingsvoorwaarden.
Artikel 2
Definities
Tenzij anders bepaald, wordt met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst verstaan onder:
1. „overeengekomen diensten” en „gespecificeerde routes”: internationaal luchtvervoer overeenkomstig artikel 16 en bijlage II bij deze Overeenkomst;
2. „Overeenkomst”: de onderhavige Overeenkomst, de bijlagen daarbij en de eventuele wijzigingen daar- van;
3. „luchtvervoer”: het afzonderlijke of gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, vracht en post, tegen vergoeding of betaling van huur; om twijfel te vermijden: dit omvat geregelde en niet- geregelde (charter)diensten en uitsluitend voor vrachtvervoer bestemde diensten;
4. „luchtvaartmaatschappij”: een onderneming met een geldige exploitatievergunning of een gelijkwaardig document;
5. „bevoegde autoriteiten”: de overheidsagentschappen of openbare organen die verantwoordelijk zijn voor
de administratieve taken uit hoofde van deze Overeenkomst;
6. „bedrijven of ondernemingen”: entiteiten naar burgerlijk recht of handelsrecht, inclusief coöperatieve maatschappijen en andere rechtspersonen naar publiek- of privaatrecht, met uitzondering van die zonder winstoogmerk;
7. „Verdrag”: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chi- cago op 7 december 1944, en omvattende:
a. alle wijzigingen die krachtens artikel 94 bis van het Verdrag van kracht zijn geworden en zijn geratificeerd door zowel Oekraïne als een lidstaat of lidstaten van de Europese Unie; en
b. iedere bijlage of iedere wijziging daarvan die is goedgekeurd krachtens artikel 90 van het Verdrag, voor zover deze bijlage of wijziging op een gegeven tijdstip voor zowel Oekraïne als de lidstaat of lidstaten van de EU van kracht is, al naargelang het thema in kwestie;
8. „ECAA-Overeenkomst”: de Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar xxxxxx- xxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxx xx Xxxxxxxxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx, de Republiek Kroatië, de voorma- lige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, het Koninkrijk Noorwegen, Roemenië, de Republiek Servië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo1) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte;
9. „EASA”: het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, opgericht bij Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschap- pelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de vei- ligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG;
10. „daadwerkelijke zeggenschap”: een relatie gebaseerd op rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen en gelet op de desbetreffende feitelijke of juridische omstandigheden, de moge- lijkheid bieden om rechtstreeks of onrechtstreeks een beslissende invloed uit te oefenen op een onderne- ming, meer bepaald via:
a. het recht om alle of een gedeelte van de activa van een onderneming te gebruiken;
b. rechten of overeenkomsten waardoor een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op de samenstel- ling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming of waardoor anderszins een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op het beleid van de onderneming;
11. „effectieve zeggenschap” betekent dat de bevoegde vergunningverlenende autoriteit van een partij, die een exploitatievergunning aan een luchtvaartmaatschappij heeft afgegeven:
a. voortdurend controleert of de toepasselijke criteria voor de exploitatie van internationale luchtdiensten, op grond waarvan de exploitatievergunning is afgegeven, worden nageleefd door die luchtvaartmaat- schappij, overeenkomstig de relevante nationale wet- en regelgeving; en
b. op passende wijze toezicht houdt op veiligheid en beveiliging overeenkomstig ten minste de ICAO- normen;
12. „EU-Verdragen”: het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
13. „EU-lidstaat”: een lidstaat van de Europese Unie;
14. „deugdelijkheid”: het feit dat een luchtvaartmaatschappij internationale luchtdiensten kan exploiteren,
d.w.z. dat ze over voldoende financiële middelen en adequate managementdeskundigheid beschikt en bereid is de wetten, regels en eisen voor het exploiteren van dergelijke diensten na te leven;
15. „recht van de vijfde vrijheid”: het recht of voorrecht dat door een staat (de „verlenende staat”) aan de luchtvaartmaatschappijen van een andere staat (de „ontvangende staat”) wordt verleend om internationale luchtvervoersdiensten uit te voeren tussen het grondgebied van de verlenende staat en het grondgebied van een derde staat, voor zover dergelijke diensten beginnen of eindigen op het grondgebied van de ontvan- gende staat;
16. „volledige kosten”: de kosten van het verlenen van luchtdiensten plus een redelijke toeslag voor adminis- tratieve overheadkosten en, voor zover van toepassing, alle toepasselijke toeslagen die milieukosten weer- spiegelen en die zonder onderscheid naar nationaliteit worden toegepast;
17. „ICAO”: de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, opgericht op basis van het Verdrag.
18. „internationaal luchtvervoer”: luchtvervoer tussen plaatsen in ten minste twee staten.
19. „intermodaal vervoer”: openbaar vervoer van passagiers, bagage, vracht en post via een luchtvaartuig en een of meer wijzen van het vervoer over land, gescheiden of gecombineerd, tegen vergoeding of betaling van huur;
20. „maatregel”: elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit of administratieve handeling, of in enige andere vorm;
21. „onderdaan”:
a. in het geval van Oekraïne, elke persoon met de Oekraïense nationaliteit, of, in het geval van de Europese Unie en haar lidstaten, elke persoon met de nationaliteit van een EU-lidstaat; of
b. elke rechtspersoon:
i. die rechtstreeks of via een meerderheidsparticipatie eigendom is van en te allen tijde onder de feite- lijke zeggenschap staat van, in het geval van Oekraïne, personen of entiteiten met Oekraïense natio-
1) Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/ 1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
naliteit, of, in het geval van de Europese Unie en haar lidstaten, personen of entiteiten met de natio- naliteit van een EU-lidstaat of een van de andere in bijlage V bij deze Overeenkomst vermelde staten, en
ii. waarvan de hoofdvestiging zich, in het geval van Oekraïne, in Oekraïne bevindt, of, in het geval van de Europese Unie en haar lidstaten, in een lidstaat;
22. „nationaliteit”: in het geval van een luchtvaartmaatschappij, het feit dat de luchtvaartmaatschappij vol- doet aan de eisen inzake eigendom, feitelijke zeggenschap en hoofdvestigingsplaats;
23. „exploitatievergunning”:
a. in het geval van de Europese Unie en haar lidstaten, een vergunning die door de bevoegde vergunning- verlenende autoriteit aan een onderneming of bedrijf is verleend en waardoor die onderneming of dat bedrijf toestemming krijgt om luchtdiensten te verlenen onder de relevante EU-wetgeving; en
b. in het geval van Oekraïne, een vergunning voor vervoer door de lucht van passagiers en/of goederen, welke wordt afgegeven overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van Oekraïne;
24. „prijs”:
a. de passagierstarieven die moeten worden betaald aan luchtvaartmaatschappijen of hun agenten of aan andere ticketverkopers voor het vervoer van passagiers en bagage op luchtdiensten, alsmede de voor- waarden waaronder deze prijzen gelden, met inbegrip van aan agentschappen en andere aanvullende diensten aangeboden vergoedingen en voorwaarden; en
b. luchttarieven: de tarieven die moeten worden betaald voor het vervoer van post en vracht en de voor- waarden waaronder deze tarieven gelden, met inbegrip van aan agentschappen en andere aanvullende diensten aangeboden vergoedingen en voorwaarden.
Voor zover van toepassing heeft deze definitie betrekking op het vervoer over land in het kader van inter- nationaal luchtvervoer, alsook op de voorwaarden voor de toepassing van deze luchttarieven en passa- gierstarieven;
25. „Associatieovereenkomst”: de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Ge- meenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, gedaan te Brussel op 21 maart 2014 en 27 juni 2014, en alle opvolgingsinstrumenten;
26. „hoofdvestiging”: het hoofdkantoor of het geregistreerde kantoor van een luchtvaartmaatschappij waar de belangrijkste financiële functies en de operationele zeggenschap over de luchtvaartmaatschappij, met inbegrip van het beheer van de blijvende luchtwaardigheid, worden uitgeoefend;
27. „openbaredienstverplichting”: een verplichting die aan luchtvaartmaatschappijen wordt opgelegd om op een specifieke route een minimumaanbod te waarborgen van geregelde luchtdiensten die voldoen aan vastgestelde normen inzake continuïteit, regelmaat, prijzen en minimumcapaciteit, waaraan luchtvaartmaat- schappijen niet zouden voldoen indien zij alleen op hun eigen commerciële belangen zouden letten. De lucht- vaartmaatschappijen kunnen door de betrokken partij worden vergoed voor het naleven van openbaredienst- verplichtingen;
28. „SESAR”: het Single European Sky ATM Research Programme, dat de technologische pijler vormt van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot doel heeft ervoor te zorgen dat de EU over een hoogper- formante infrastructuur voor luchtverkeersleiding beschikt die de veilige en milieuvriendelijke ontwikkeling van het luchtvervoer mogelijk maakt;
29. „Subsidie”: alle door een overheid, een regionaal openbaar orgaan of andere publiekrechtelijke organi- satie verleende financiële bijdragen waarbij:
a. de praktijk van een overheid, een regionaal openbaar orgaan of een andere publiekrechtelijke organisatie rechtstreekse overdracht omvat van middelen zoals schenkingen, leningen, kapitaalinbreng, mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen aan de onderneming of het overnemen van passiva van de onder- neming, zoals leninggaranties, kapitaalinjecties, eigendom, bescherming tegen faillissement of verzeke- ring;
b. een overheid, een regionaal openbaar orgaan of een andere publiekrechtelijke organisatie afstand doet van inkomsten die haar normaal toekomen, deze niet int, of waarbij deze inkomsten buitensporig zijn afgenomen;
c. een overheid, een regionaal openbaar orgaan of een andere publiekrechtelijke organisatie goederen levert of diensten biedt, niet bestaande uit algemene infrastructuur, of goederen of diensten aankoopt, of
d. een overheid, een regionaal openbaar orgaan of een andere publiekrechtelijke organisatie betalingen aan een financieringsmechanisme verricht of een particulier lichaam opdraagt een of meer van de in de pun- ten a), b) en c), genoemde soorten functies uit te voeren, die zij normaal zelf zou vervullen en die in wer- kelijkheid niet afwijken van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen;
en waarbij een voordeel wordt verleend;
30. „grondgebied”: wat Oekraïne betreft, het landoppervlak en de territoriale zee die onder de soevereiniteit van Oekraïne vallen en, wat de Europese Unie betreft, het landoppervlak (vasteland en eilanden), de binnen- wateren en de territoriale zee die onder het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen en onderhevig zijn aan de in die verdragen en eventuele opvolgings- instrumenten vastgestelde voorwaarden;
31. „Doortochtovereenkomst”: de Overeenkomst inzake de doortocht van internationale luchtdiensten, ge- daan te Chicago op 7 december 1944;
32 . „gebruikersheffing”: een heffing die door de bevoegde autoriteit aan luchtvaartmaatschappijen wordt opgelegd, of die door die autoriteit wordt toegestaan, voor het gebruik van faciliteiten en diensten in verband
met de luchtvaart (ook in geval van overvluchten), luchtverkeersleiding, en luchthavens en luchtvaartveilig- heid door luchtvaartuigen, hun bemanning, passagiers, vracht en post.
Artikel 3
Tenuitvoerlegging van de Overeenkomst
1. De partijen treffen alle algemene of bijzondere maatregelen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te verzekeren en onthouden zich van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst in gevaar kunnen brengen.
2. De tenuitvoerlegging van de in lid 1 van dit artikel bedoelde maatregelen doet geen afbreuk aan de rech- ten en plichten van elke partij die voortvloeien uit de deelname aan internationale organisaties en/of interna- tionale overeenkomsten, met name het Verdrag en de Doortochtovereenkomst.
3. Bij de toepassing van de in lid 1 van dit artikel bedoelde maatregelen zullen de partijen, binnen het toe- passingsgebied van deze Overeenkomst:
a. alle unilaterale administratieve, technische of andere maatregelen die een indirecte beperking kunnen vormen en een discriminerend effect kunnen hebben op de verlening van luchtdiensten in het kader van deze Overeenkomst, verbieden; en
b. zich ervan weerhouden administratieve, technische of wetgevende maatregelen ten uitvoer te leggen die een discriminerend effect kunnen hebben op onderdanen of bedrijven of ondernemingen van de andere partij bij het verlenen van de onder deze Overeenkomst vallende diensten.
Artikel 4
Non-discriminatie
Binnen de werkingssfeer van deze Overeenkomst en onverminderd de daarin vervatte bijzondere bepalingen, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.
TITEL II REGELGEVENDE SAMENWERKING
Artikel 5
Algemene beginselen van de regelgevende samenwerking
1. De partijen werken op alle mogelijke wijzen samen om ervoor te zorgen dat de eisen en normen van de in bijlage I bij deze Overeenkomst vermelde besluiten van de Europese Unie geleidelijk worden opgenomen in de wetgeving van Oekraïne en dat Oekraïne deze bepalingen ten uitvoer legt via:
a. periodiek overleg, in het kader van het in artikel 29 van deze Overeenkomst („Gemengd Comité”) ver- melde Gemengd Comité, over de interpretatie van de in bijlage I bij deze Overeenkomst vermelde beslui- ten van de Europese Unie met betrekking tot de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart, luchtverkeers- beheer, milieubescherming, markttoegang en bijbehorende kwesties, sociale aangelegenheden, consumentenbescherming en andere gebieden die onder deze Overeenkomst vallen;
b. het verlenen van passende bijstand op specifieke door de partijen vastgestelde terreinen;
c. raadplegingen en uitwisseling van informatie over nieuwe wetgeving overeenkomstig artikel 15 van deze Overeenkomst.
2. Oekraïne stelt de nodige maatregelen vast om de eisen en normen van de in bijlage I bij deze Overeen- komst vermelde besluiten van de Europese Unie in zijn wetgeving op te nemen en ten uitvoer te leggen, over- eenkomstig de in artikel 33 en de bijbehorende bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde overgangsbepa- lingen.
3. De partijen stellen elkaar onverwijld in kennis van hun respectieve bevoegde autoriteiten op het gebied van veiligheidstoezicht, luchtwaardigheid, vergunningen voor luchtvaartmaatschappijen, luchthavens, lucht- vaartbeveiliging, luchtverkeersbeheer, onderzoek van ongevallen en incidenten, vaststelling van luchtvaart- heffingen en luchthavengelden, via het Gemengd Comité.
Artikel 6
Naleving van wetten en regels
1. Bij binnenkomst in, verblijf op of vertrek uit het grondgebied van de een partij binnenkomen of verlaten, moeten luchtvaartmaatschappijen van de andere partij de op dat grondgebied toepasselijke wetten en regels
2. Bij binnenkomst in, verblijf op of vertrek uit het grondgebied van een partij moeten de wetten en voor- schriften die op dat grondgebied gelden met betrekking tot de toelating tot of het vertrek uit dat grondgebied van passagiers, bemanning of vracht aan boord van het luchtvaartuig (met inbegrip van de formaliteiten ver- bonden aan binnenkomst, inklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post, postvoorschriften) door of namens deze passagiers, bemanningen of vracht van de luchtvaartmaatschap- pijen van de andere partij worden nageleefd.
Artikel 7
Veiligheid van de luchtvaart
1. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeen- komstig hun respectieve wetgeving betreffende de eisen en normen inzake luchtvaartveiligheid, zoals gespe- cificeerd in bijlage I, deel C, bij deze Overeenkomst volgens de in dit artikel uiteengezette voorwaarden.
2. Oekraïne blijft de functies en taken van het land van ontwerp, vervaardiging, registratie en exploitatie uit- voeren, zoals bepaald in het Verdrag, maar zal ook de in lid 1 van dit artikel bedoelde eisen en normen in zijn wetgeving opnemen en effectief ten uitvoer leggen, overeenkomstig de in bijlage III bij deze Overeenkomst vastgestelde overgangsregelingen.
3. De partijen werken samen om te zorgen voor de effectieve tenuitvoerlegging door Oekraïne van de wet- geving die is vastgesteld teneinde de eisen en normen als bedoeld in lid 1 van dit artikel in de Oekraïense wetgeving op te nemen. Daartoe wordt Oekraïne vanaf de datum van inwerkingtreding van deze Overeen- komst als waarnemer betrokken bij de werkzaamheden van EASA, zoals bepaald in bijlage VI bij deze Over- eenkomst.
4. Om de exploitatie van de bij artikel 16, lid 1, punten a), b), c) en d), van deze Overeenkomst overeengeko- men diensten te garanderen, erkent elke partij de geldigheid van de bewijzen van luchtwaardigheid, be- kwaamheidscertificaten en vergunningen die door de andere partij zijn afgegeven of gevalideerd en die nog steeds van kracht zijn, voor zover de eisen voor dergelijke certificaten of vergunningen ten minste gelijk zijn aan de minimumeisen die uit hoofde van het Verdrag kunnen worden vastgesteld.
5. De erkenning door de EU-lidstaten van de in bijlage IV, afdeling 1, bij deze Overeenkomst bedoelde certi- ficaten die zijn afgegeven door Oekraïne, wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van bijlage III bij deze Overeenkomst.
6. De partijen werken samen met het oog op de convergentie van de systemen voor certificering van de ini- tiële en permanente luchtwaardigheid.
7. De partijen zien erop toe dat in de ene partij geregistreerde luchtvaartuigen die worden verdacht van niet- naleving van de bij het Verdrag vastgestelde internationale veiligheidsnormen bij landing op luchthavens op het grondgebied van de andere partij die openstaan voor internationaal luchtverkeer, door de bevoegde auto- riteiten van die andere partij worden onderworpen aan platforminspecties, zowel aan boord als rond het luchtvaartuig, teneinde de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig en van de bemanning en de kennelijke staat van het luchtvaartuig en de apparatuur te controleren.
8. De partijen wisselen met de relevante middelen informatie uit, waaronder informatie over alle bevindin- gen die tijdens platforminspecties in overeenstemming met lid 7 van dit artikel zijn gedaan.
9. De bevoegde autoriteiten van een partij kunnen op elk ogenblik vragen om overleg met de bevoegde auto- riteiten van de andere partij over de door de andere partij gehanteerde veiligheidsnormen, ook op andere gebieden dan die welke onder de in bijlage I bij deze Overeenkomst vermelde besluiten vallen of over bevin- dingen die tijdens de platforminspecties zijn gedaan. Dergelijk overleg vindt plaats binnen 30 dagen na het verzoek.
10. Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst kan zo worden uitgelegd dat zij voor een partij een belet- sel vormt om onverwijld de nodige maatregelen te nemen wanneer zij vaststelt dat een product of dienst mogelijkerwijze:
a. niet voldoet aan de minimumnormen die zijn vastgesteld overeenkomstig het Verdrag of, indien van toe- passing, overeenkomstig de in bijlage I, deel C, bij deze Overeenkomst gespecificeerde eisen en normen;
b. na een in lid 7 van dit artikel bedoelde inspectie aanleiding geeft tot ernstige vermoedens dat een lucht- vaartuig of de exploitatie ervan niet voldoet aan de overeenkomstig het Verdrag of, indien van toepassing, de in bijlage I, deel C, bij deze Overeenkomst gespecificeerde eisen en normen vastgestelde minimum- normen; of
11. Wanneer een partij maatregelen nemen overeenkomstig lid 10 van dit artikel stelt zij de bevoegde auto- riteiten van de andere partij daar onmiddellijk van in kennis, met opgave van de redenen voor die maatrege- len.
12. Wanneer uit hoofde van lid 10 van dit artikel genomen maatregelen niet worden stopgezet, ook al zijn er geen redenen meer om dergelijke maatregelen te handhaven, kan elke partij de zaak doorverwijzen naar het Gemengd Comité.
13. Eventuele wijzigingen van de nationale wetgeving met betrekking tot de status van de bevoegde autori- teiten van Oekraïne of de bevoegde autoriteit van de EU-lidstaten worden onverwijld door de betrokken par- tij ter kennis gebracht van de andere partijen.
Artikel 8
Beveiliging van de luchtvaart
1. De bepalingen in Document 30, Deel II, van de European Civil Aviation Conference (ECAC) worden door Oekraïne in zijn wetgeving opgenomen en effectief ten uitvoer gelegd, overeenkomstig de overgangsbepa- lingen in bijlage III bij deze Overeenkomst. In het kader van de beoordelingen als bedoeld in artikel 33, lid 2, van deze Overeenkomst, mogen inspecteurs van de Europese Commissie als waarnemer deelnemen aan de inspecties die door de Oekraïense bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd in luchthavens op het grondge- bied van Oekraïne, overeenkomstig het door de twee partijen overeengekomen mechanisme. Deze Overeen- komst doet geen afbreuk aan de rechten en plichten van Oekraïne en de EU-lidstaten uit hoofde van bijlage 17 bij de Overeenkomst.
2. Aangezien de veiligheid van burgerluchtvaartuigen, hun passagiers en hun bemanning een fundamentele voorwaarde is voor het exploiteren van internationale luchtdiensten, bevestigen beide partijen dat hun ver- plichtingen tegenover elkaar ook de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden om- vatten, met name hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag, het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend in Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, onderte- kend in Den Haag op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend in Montreal op 23 september 1971, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 24 februari 1988, en het Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, ondertekend te Montreal op 1 maart 1991, voor zover beide partijen ook partij zijn bij deze verdragen, en alle andere verdragen en protocollen inzake de beveiliging van de burger- luchtvaart waartoe beide partijen zijn toegetreden.
3. Op verzoek verlenen de partijen elkaar alle nodige bijstand om het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen en andere wederrechtelijke daden tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartui- gen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten, en alle andere bedreigin- gen van de veiligheid van de burgerluchtvaart te voorkomen.
4. In hun onderlinge betrekkingen handelen de partijen overeenkomstig de normen voor luchtvaartbeveili- ging en, voor zover ze die toepassen, de door de ICAO opgestelde aanbevolen werkwijzen die als bijlage bij het Verdrag van Chicago zijn gevoegd, in de mate dat dergelijke beveiligingsvoorschriften van toepassing zijn op de partijen. Beide partijen eisen dat exploitanten van luchtvaartuigen die in hun register zijn opgenomen, exploitanten die hun hoofdkantoor of permanente verblijfplaats op hun grondgebied hebben gevestigd en exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen overeenkomstig deze normen voor de beveili- ging van de luchtvaart.
5. Elke partij ziet erop toe dat op haar grondgebied effectieve maatregelen worden genomen om de burger- luchtvaart te beschermen tegen wederrechtelijke daden, inclusief, maar niet beperkt tot, het screenen van passagiers en hun handbagage, het screenen van ruimbagage, beveiligingscontroles van vracht en post alvo- rens deze aan boord van een luchtvaartuig te laden, beveiligingscontroles van vlucht- en luchthavenbeno- digdheden en toegangscontroles en beveiligingsonderzoeken van andere personen dan passagiers die zich in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones willen begeven. Deze maatregelen worden indien nodig aangepast om aan kwetsbaarheden en bedreigingen op het gebied van de burgerluchtvaart te kunnen weerstaan. Elke partij stemt ermee in dat haar luchtvaartmaatschappijen door de andere partij kunnen wor- den verplicht de in lid 4 van dit artikel vermelde voorschriften inzake beveiliging van de luchtvaart in acht te nemen voor de toegang tot, het vertrek uit of het verblijf op het grondgebied van die andere partij.
7. Wanneer een geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen of een andere wederrechtelijke daad tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten zich voordoet of dreigt voor te doen, staan de partijen elkaar bij door de communicatie te vergemakkelijken en andere passende maatregelen te nemen om snel en veilig een eind te maken aan het incident of de dreiging.
8. Elke partij neemt alle maatregelen die zij praktisch haalbaar acht om te garanderen dat een luchtvaartuig dat zich op haar grondgebied op de grond bevindt en waartegen een daad van wederrechtelijk in zijn macht brengen of een andere wederrechtelijke daad is gesteld, aan de grond wordt gehouden, tenzij het vertrek van het luchtvaartuig noodzakelijk is om mensenlevens te beschermen. Dergelijke maatregelen worden zoveel mogelijk op basis van wederzijds overleg genomen.
9. Wanneer een partij redelijke gronden heeft om te geloven dat de andere partij afwijkt van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging, kan de partij onmiddellijk om overleg met de andere partij verzoeken.
10. Onverminderd artikel 19 van deze Overeenkomst wordt de exploitatievergunning van een of meer lucht- vaartmaatschappijen van de andere partij ingehouden, ingetrokken, beperkt of afhankelijk gesteld van voor- waarden wanneer niet binnen 15 dagen na dit verzoek een bevredigende oplossing wordt bereikt.
11. Wanneer een onmiddellijke en buitengewone dreiging dit vereist, mag een partij voorlopige maatrege- len treffen vóór het verstrijken van de 15 dagen.
12. Alle overeenkomstig lid 10 of 11 van dit artikel genomen maatregelen worden stopgezet zodra de andere partij de bepalingen van dit artikel volledig naleeft.
Artikel 9
Luchtverkeersbeheer
1. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeen- komstig hun respectieve wetgeving betreffende de eisen en normen inzake luchtverkeersbeheer, zoals gespe- cificeerd in bijlage I, Deel B, bij deze Overeenkomst volgens de in dit artikel uiteengezette voorwaarden.
2. De eisen en normen waarnaar wordt verwezen in lid 1 van dit artikel worden door Oekraïne in zijn wetge- ving opgenomen en effectief ten uitvoer gelegd, overeenkomstig de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst.
3. De partijen werken samen op het gebied van luchtverkeersbeheer om ervoor te zorgen dat Oekraïne de wetgeving die is vastgesteld om de eisen en normen als bedoeld in lid 1 van dit artikel in zijn wetgeving op te nemen, effectief ten uitvoer legt, en met het oog op de uitbreiding van het gemeenschappelijke Europese luchtruim tot Oekraïne, teneinde de huidige veiligheidsnormen en de algehele efficiëntie van de algemene luchtverkeersactiviteiten in Europa te verhogen, de luchtverkeersleidingscapaciteit te optimaliseren, vertra- gingen tot een minimum te beperken en de milieuefficiëntie te verhogen.
4. Om dit doel te verwezenlijken wordt Oekraïne als waarnemer betrokken bij het Comité voor het gemeen- schappelijk luchtruim met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst en worden de Oekraïense bevoegde entiteiten en/of autoriteiten op niet-discriminerende basis bij het Comité betrokken, door passende coördinatie inzake SESAR overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.
5. Het Gemengd Comité wordt verantwoordelijk voor het toezicht op en de facilitering van de samenwerking op het gebied van luchtverkeersbeheer.
6. Teneinde de toepassing van de wetgeving inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim te vergemak- kelijken:
a. neemt Oekraïne de nodige maatregelen om zijn institutionele structuren voor luchtverkeersbeheer aan te passen aan het gemeenschappelijk Europees luchtruim; en
b. vergemakkelijkt de Europese Unie de deelname van Oekraïne aan operationele activiteiten op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruik en interoperabiliteit die voortvloeien uit het gemeen- schappelijk Europees luchtruim.
7. Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten en plichten van Oekraïne uit hoofde van het Ver- drag, noch aan geldende regionale luchtvaartovereenkomsten die door de ICAO-raad zijn goedgekeurd. Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, moeten alle latere regionale overeenkomsten in overeenstem- ming zijn met de bepalingen van deze Overeenkomst.
8. Met het oog op de handhaving van een hoog veiligheidsniveau, teneinde de capaciteit van het luchtruim en de efficiëntie van het luchtverkeersbeheer te optimaliseren en onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst, organiseert Oekraïne het onder zijn verantwoordelijkheid vallende lucht- ruim in overeenstemming met de EU-voorschriften betreffende de vaststelling van functionele luchtruim- blokken (FAB’s), zoals vermeld in bijlage I, deel B, bij deze Overeenkomst.
De partijen werken samen aan de mogelijke integratie van het onder de verantwoordelijkheid van Oekraïne vallende luchtruim in een FAB, in overeenstemming met de EU-wetgeving en rekening houdend met de ope- rationele voordelen van die integratie.
9. De erkenning door de EU-lidstaten van de in bijlage IV, afdeling 2, bij deze Overeenkomst bedoelde rele- vante certificaten die door Oekraïne zijn afgegeven, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage III bij deze Overeenkomst.
Artikel 10
Milieu
1. De partijen erkennen het belang van milieubescherming bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van luchtvaartbeleid. De partijen erkennen dat er behoefte is aan effectieve mondiale, regionale, nationale en/of lokale actie om het effect van de burgerluchtvaart op het milieu tot een minimum te beperken.
2. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeen- komstig hun respectieve wetgeving betreffende de milieueisen en normen, zoals gespecificeerd in bijlage I, deel D, bij deze Overeenkomst volgens de in dit artikel uiteengezette voorwaarden.
3. De eisen en normen waarnaar wordt verwezen in lid 2 van dit artikel worden door Oekraïne in zijn wetge- ving opgenomen en effectief ten uitvoer gelegd, overeenkomstig de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst.
4. De partijen werken samen om ervoor te zorgen dat Oekraïne van de wetgeving die is vastgesteld om de eisen en normen als bedoeld in lid 2 van dit artikel in zijn wetgeving op te nemen, effectief ten uitvoer legt, maar erkennen dat het belangrijk is samen te werken en, in het kader van multilaterale besprekingen, na te gaan wat het effect is van de luchtvaart op het milieu, en te garanderen dat eventuele verzachtende maatre- gelen volledig in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze Overeenkomst.
5. Deze Overeenkomst beperkt op geen enkele wijze de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van een partij om alle passende maatregelen te nemen om het effect van het luchtvervoer op het milieu te beperken, voor zover dergelijke maatregelen zonder onderscheid naar nationaliteit worden toegepast en niet in strijd zijn met de rechten en plichten van de partijen krachtens internationale wetgeving.
Artikel 11
Consumentenbescherming
1. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeen- komstig hun respectieve wetgeving betreffende de eisen en normen inzake consumentenbescherming, zoals gespecificeerd in bijlage I, deel F, bij deze Overeenkomst.
2. De eisen en normen waarnaar wordt verwezen in lid 1 van dit artikel worden door Oekraïne in zijn wetge- ving opgenomen en effectief ten uitvoer gelegd, overeenkomstig de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst.
3. De partijen werken samen om te zorgen voor de effectieve tenuitvoerlegging door Oekraïne van de wet- geving die is vastgesteld teneinde de eisen en normen als bedoeld in lid 1 van dit artikel in de Oekraïense wetgeving op te nemen.
4. De partijen werken tevens samen met het oog op de bescherming van de consumentenrechten die voort- vloeien uit deze Overeenkomst.
Industriële samenwerking
1. De partijen streven naar verbetering van de industriële samenwerking, met name door middel van:
i. het ontwikkelen van commerciële banden tussen fabrikanten uit de luchtvaartsector van beide partijen;
ii. het bevorderen en ontwikkelen van gezamenlijke projecten met het oog op de duurzame ontwikkeling van de sector van het luchtvervoer, met inbegrip van de infrastructuur;
iii. technische samenwerking bij de toepassing van de EU-normen;
iv. het bevorderen van kansen voor fabrikanten en ontwerpers uit de luchtvaartsector; en
v. het bevorderen van investeringen binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst.
2. Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan bestaande technische en industriële normen in Oekraïne voor de vervaardiging van luchtvaartuigen en onderdelen daarvan die niet onder bijlage I bij deze Overeenkomst vallen.
3. Het Gemengd Comité monitort en faciliteert de industriële samenwerking.
Artikel 13
Geautomatiseerde boekingssystemen
1. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeen- komstig hun respectieve wetgeving betreffende de eisen en normen inzake geautomatiseerde boekingssys- temen, zoals gespecificeerd in bijlage I, deel G, bij deze Overeenkomst. De partijen waarborgen de vrije toe- gang van de geautomatiseerde boekingssystemen van de ene partij tot de markt van de andere partij.
2. De eisen en normen waarnaar wordt verwezen in lid 1 van dit artikel worden door Oekraïne in zijn wetge- ving opgenomen en effectief ten uitvoer gelegd, overeenkomstig de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst.
3. De partijen werken samen om te zorgen voor de tenuitvoerlegging door Oekraïne van de wetgeving die is vastgesteld teneinde de eisen en normen als bedoeld in lid 1 van dit artikel in de Oekraïense wetgeving op te nemen.
Artikel 14
Sociale aspecten
1. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeen- komstig hun respectieve wetgeving betreffende de eisen en normen inzake sociale aspecten, zoals gespeci- ficeerd in bijlage I, deel E, bij deze Overeenkomst.
2. Oekraïne stelt de nodige maatregelen vast om de eisen en normen waarnaar wordt verwezen in lid 1 van dit artikel in zijn wetgeving op te nemen en effectief ten uitvoer te leggen, overeenkomstig de overgangsbe- palingen in bijlage III bij deze Overeenkomst.
3. De partijen werken samen om te zorgen voor de tenuitvoerlegging door Oekraïne van de wetgeving die is vastgesteld teneinde de eisen en normen als bedoeld in lid 1 van dit artikel in de Oekraïense wetgeving op te nemen.
Artikel 15
Nieuwe wetgeving
1. Deze Overeenkomst laat het recht van de partijen onverlet om unilateraal nieuwe wetgeving op het vlak van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage I bij deze Overeenkomst vermeld gebied aan te nemen of bestaande wetgeving te wijzigen, voor zover zij het niet-discriminatiebeginsel en de bepalingen van dit arti- kel en van artikel 4 van deze Overeenkomst in acht nemen.
2. Wanneer de ene partij overweegt nieuwe wetgeving binnen het toepassingsgebied van deze Overeen- komst of een wijziging van zijn wetgeving vast te stellen, stelt zij de andere partij daarvan in kennis. Op ver- zoek van een van de partijen houdt het Gemengd Comité binnen de daaropvolgende twee maanden een gedachtewisseling over de implicaties van die nieuwe wetgeving of wijziging voor de goede werking van deze Overeenkomst.
3. Het Gemengd Comité heeft de volgende taken:
a. een beslissing nemen tot herziening van bijlage I bij deze Overeenkomst, teneinde daarin, zo nodig op basis van wederkerigheid, de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie op te nemen;
b. een besluit nemen waarbij wordt vastgesteld dat de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie wordt beschouwd als zijnde in overeenstemming met deze Overeenkomst, of
c. andere maatregelen aanbevelen, die binnen een redelijke termijn moeten worden vastgesteld teneinde de goede werking van deze Overeenkomst te waarborgen.
TITEL III ECONOMISCHE BEPALINGEN
Artikel 16
Verlening van rechten
1. Overeenkomstig bijlagen II en III bij deze Overeenkomst verleent elke partij de andere partij de volgende rechten met betrekking tot de exploitatie van internationaal luchtvervoer door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij:
a. het recht over haar grondgebied te vliegen zonder te landen;
b. het recht op haar grondgebied te landen voor andere doeleinden dan het in- of ontschepen van passa- giers, bagage, vracht en/of luchtpost (niet-verkeersgebonden doeleinden);
c. bij de exploitatie van een overeengekomen dienst op een specifieke route: het recht op het grondgebied te landen voor het, afzonderlijk of in combinatie, in- en ontschepen van passagiers, vracht en/of post in het internationale luchtverkeer; en
d. de overige in deze Overeenkomst gespecificeerde rechten.
2. Niets in deze Overeenkomst verleent de luchtvaartmaatschappijen van Oekraïne het recht op het grond- gebied van een EU-lidstaat tegen vergoeding passagiers, bagage, vracht en/of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van die lidstaat.
Artikel 17
Exploitatievergunning en technische vergunning
Bij ontvangst van een aanvraag van een exploitatievergunning of technische vergunning van een luchtvaart- maatschappij van een partij, welke moet worden ingediend in de vorm en op de wijze die zijn voorgeschre- ven voor exploitatievergunningen of technische vergunningen, verlenen de bevoegde autoriteiten van de andere partij zo snel mogelijk de passende vergunningen, voor zover:
a. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Oekraïne:
i. de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich in Oekraïne bevindt en de maatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van Oekraïne;
ii. het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door Oekraïne en de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk is geïdentificeerd; en
iii. tenzij anders bepaald in artikel 20 van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschap- pij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust bij Oekraïne en/of Oekraïense onderdanen.
b. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:
i. de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich op het grondgebied van een EU-lidstaat onder de EU-Verdragen bevindt en de luchtvaartmaatschappij houder is van een geldige exploitatievergun- ning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Europese Unie;
ii. het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door de EU-lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operator Certificate, en de bevoegde autoriteit duidelijk is geïdentificeerd; en
iii. tenzij anders bepaald in artikel 20 van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschap- pij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berusten bij een of meer EU-lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of bij andere in bij- lage V bij deze Overeenkomst vermelde staten en/of onderdanen van die andere staten.
c. de luchtvaartmaatschappij voldoet aan de voorwaarden van de in artikel 6 van deze Overeenkomst ver- melde wetten en regels, en
d. de voorschriften van artikel 7 en artikel 8 van deze Overeenkomst worden gehandhaafd en toegepast.
Wederzijdse erkenning van regelgevende vaststellingen inzake de draagkracht en nationaliteit van luchtvaartmaatschappijen
1. Als de bevoegde autoriteiten van een partij een aanvraag voor een exploitatievergunning of technische vergunning ontvangen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, erkennen zij de door de be- voegde autoriteiten van de eerste partij gedane regelgevende vaststellingen met betrekking tot de draag- kracht of nationaliteit van die luchtvaartmaatschappij alsof zij die vaststellingen zelf zouden hebben gedaan, en voeren zij verder geen onderzoek naar deze kwesties, behalve zoals bepaald in lid 2 van dit artikel.
2. Indien, na ontvangst van een aanvraag voor een exploitatievergunning of technische vergunning van een luchtvaartmaatschappij of na het verlenen van een dergelijke exploitatievergunning of technische vergun- ning, de bevoegde autoriteiten van de ontvangende partij een specifieke reden hebben om bezorgd te zijn over het feit dat, ondanks de door de bevoegde autoriteiten van de andere partij gedane vaststelling, de in artikel 17 van deze Overeenkomst vermelde voorwaarden voor het verlenen van passende exploitatievergun- ningen of technische vergunningen niet zijn nageleefd, dienen zij deze autoriteiten daar onmiddellijk van in kennis te stellen en hun bezorgdheid te motiveren. In dat geval mag elke partij om overleg verzoeken, inclu- sief met vertegenwoordigers van de relevante bevoegde autoriteiten, en/of aanvullende informatie over deze bezorgdheid, en op dergelijke verzoeken moet zo snel als praktisch uitvoerbaar worden ingegaan. Als geen oplossing wordt gevonden, mag elke partij de kwestie voorleggen aan het Gemengd Comité.
Artikel 19
Weigering, intrekking, opschorting of beperking van exploitatievergunningen of technische vergunningen
1. De bevoegde instanties van elke partij kunnen de exploitatievergunningen of technische vergunningen weigeren, intrekken, opschorten of beperken of de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij op een andere wijze opschorten of beperken als:
a. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Oekraïne:
i. de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet in Oekraïne bevindt of de maatschappij niet over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van Oekraïne beschikt;
ii. het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet effectief wordt uitgeoefend en gehand- haafd door Oekraïne of de bevoegde autoriteit niet duidelijk is geïdentificeerd; of
iii. tenzij anders bepaald in artikel 20 van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschap- pij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, of de feitelijke zeggenschap over die maatschappij niet berust bij Oekraïne en/of Oekraïense onderdanen;
b. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:
i. de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet op het grondgebied van een lidstaat onder de EU-Verdragen bevindt of de luchtvaartmaatschappij niet beschikt over een geldige exploitatiever- gunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Europese Unie; of
ii. het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet effectief wordt uitgeoefend of gehand- haafd door de EU-lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operator Certificate, of de bevoegde luchtvaartautoriteit niet duidelijk is geïdentificeerd; of
iii. tenzij anders bepaald in artikel 20 van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschap- pij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, of de feitelijke zeggenschap over die maatschappij niet berusten bij een of meer EU-lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of bij andere in bijlage V bij deze Overeenkomst vermelde staten en/of onderdanen van die andere staten;
c. de luchtvaartmaatschappij niet voldoet aan de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde wetten en regels;
d. de voorschriften van de artikelen 7 en 8 van deze Overeenkomst niet worden gehandhaafd en opgelegd; of
e. een partij overeenkomstig artikel 26, lid 5, van deze Overeenkomst heeft vastgesteld dat niet voldaan is aan de mededingingsvoorwaarden.
2. Tenzij onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn om verdere niet-naleving van lid 1, punt c) of d), van dit artikel te voorkomen, worden de in dit artikel vastgestelde rechten pas uitgeoefend na overleg met de bevoegde instanties van de andere partij.
3. Geen van de partijen doet een beroep op het bij dit artikel vastgestelde recht om exploitatievergunningen of technische vergunningen van luchtvaartmaatschappijen van een partij te weigeren, in te trekken, op te schorten of te beperken op grond van het feit dat een of meer ECAA-partijen of hun onderdanen meerder- heidseigenaar van die luchtvaartmaatschappij zijn en/of er effectief zeggenschap over uitoefenen, voor zover die ECAA-partij of -partijen dit ook niet doen en de voorwaarden van de ECAA-Overeenkomst naleeft/naleven.
Investeringen in luchtvaartmaatschappijen
1. Onverminderd artikel 17 en artikel 19, van deze Overeenkomst wordt, krachtens een beslissing van het Gemengd Comité, toegestaan dat EU-lidstaten en/of onderdanen van lidstaten meerderheidseigenaar zijn van of feitelijke zeggenschap uitoefenen over een luchtvaartmaatschappij uit Oekraïne, en dat Oekraïne en/of onderdanen van Oekraïne meerderheidseigenaar zijn van of feitelijke zeggenschap uitoefenen over een lucht- vaartmaatschappij uit de Europese Unie.
2. In die beslissing worden de voorwaarden gespecificeerd voor de exploitatie van de in deze Overeenkomst overeengekomen diensten en van de diensten tussen derde landen en de partijen. Artikel 29, lid 8, van deze Overeenkomst is niet van toepassing op dit type beslissingen.
Artikel 21
Verbod op kwantitatieve beperkingen
1. Onverminderd gunstiger bepalingen in bestaande overeenkomsten verbieden de partijen in het kader van deze Overeenkomst kwantitatieve beperkingen en alle maatregelen van gelijke werking welke van toepassing zijn op de overbrenging van uitrusting, benodigdheden, reserveonderdelen en ander materieel wanneer deze noodzakelijk zijn om een luchtvaartmaatschappij in staat te stellen de verlening van luchtvervoerdiensten voort te zetten onder de in deze Overeenkomst vastgestelde voorwaarden.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichting belet de partijen niet om dergelijke overbrengingen te ver- bieden of te beperken wanneer dit gerechtvaardigd is uit hoofde van de bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, of uit hoofde van de bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom. Dergelijke verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
Zaken doen
Artikel 22
Commerciële kansen
1. De partijen zijn het erover eens dat de voordelen van deze Overeenkomst niet kunnen worden verwezen- lijkt wanneer commerciële exploitanten worden gehinderd bij het zaken doen. De partijen komen dan ook overeen om dergelijke hinderpalen voor de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen, die commerciële activiteiten belemmeren, concurrentieverstoringen veroorzaken of de totstandbrenging van een gelijk speel- veld verhinderen, effectief en wederzijds uit de weg te ruimen.
2. Het Gemengd Comité ontwikkelt een proces van samenwerking voor wat bedrijfsvoering en commerciële opportuniteiten betreft, ziet toe op de vooruitgang die wordt geboekt bij het effectief uit de weg ruimen van hinderpalen voor de bedrijfsvoering en beoordeelt regelmatig de ontwikkelingen, waaronder, indien nodig, ontwikkelingen betreffende wetgevende en regelgevende wijzigingen. Overeenkomstig artikel 29 van deze Overeenkomst mag een partij verzoeken om een vergadering van het Gemengd Comité teneinde vragen met betrekking tot de toepassing van dit artikel te bespreken.
Vertegenwoordigers van luchtvaartmaatschappijen
3. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht op het grondgebied van de andere par- tij kantoren te openen voor de promotie en verkoop van luchtvervoer en aanverwante activiteiten en hebben het recht zowel hun eigen tickets en/of luchtvrachtbrieven als die van alle andere luchtvaartmaatschappijen te verkopen en uit te geven.
4. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht om leidinggevend, verkoops-, technisch, operationeel en ander gespecialiseerd personeel dat nodig is om de luchtvervoersactiviteiten te ondersteu- nen, op het grondgebied van de andere partij binnen te brengen en er te handhaven, overeenkomstig de wet- ten en regels van de andere partij met betrekking tot toegang, verblijf en werk. De luchtvaartmaatschappijen mogen ervoor kiezen deze personeelsbehoeften in te vullen met eigen personeel of door gebruik te maken van de diensten van een andere organisatie, onderneming of luchtvaartmaatschappij die actief is op het grondgebied van de andere partij en die gemachtigd is om dergelijke diensten te verlenen op het grondge- bied van die partij. Beide partijen zorgen voor de gemakkelijke en snelle verlening van werkvergunningen voor het personeel dat in dienst is bij de in dit artikel bedoelde kantoren, inclusief het personeel dat tijdelijke taken uitvoert gedurende hoogstens 90 dagen, onverminderd de relevante geldende wetten en regels.
Grondafhandeling
5. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage III bij deze Overeenkomst:
a. heeft elke luchtvaartmaatschappij, onverminderd punt b), met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij:
i. het recht haar eigen grondafhandeling te verzorgen („zelfafhandeling”); of
ii. het recht een selectie te maken tussen concurrerende leveranciers van volledige of gedeeltelijke grondafhandelingsdiensten, voor zover deze leveranciers op basis van de wetten en regels van elke partij toegang hebben tot de markt en voor zover dergelijke leveranciers aanwezig zijn op de markt;
b. Voor bagageafhandeling, platformafhandeling, brandstof- en olieafhandeling, en vracht- en postafhande- ling, mogen, wat de fysieke afhandeling van vracht en post tussen de luchthaventerminal en het lucht- vaartuig betreft, beperkingen worden opgelegd aan de in punt a), (i) en (ii), vermelde rechten volgens de wetten en regels die van toepassing zijn op het grondgebied van de andere partij. Indien dit tot gevolg heeft dat zelfafhandeling onmogelijk is en indien er geen daadwerkelijke mededinging tussen leveran- ciers van grondafhandelingsdiensten bestaat, moeten al deze diensten op gelijke en niet-discriminerende basis ter beschikking worden gesteld van alle luchtvaartmaatschappijen;
c. elk grondafhandelingsbedrijf, ongeacht of het een luchtvaartmaatschappij betreft of niet, heeft met be- trekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij het recht om grondafhandelings- diensten te verlenen aan luchtvaartmaatschappijen van de partijen die actief zijn op dezelfde luchthaven, voor zover dit toegestaan is door en in overeenstemming is met de toepasselijke wetten en regels.
Toewijzing van slots op luchthavens
6. De toewijzing van beschikbare slots op de luchthavens op het grondgebied van de partijen gebeurt op onafhankelijke, transparante, niet-discriminerende en tijdige wijze.
Verkoop, plaatselijke uitgaven en overmaking van fondsen
7. Iedere luchtvaartmaatschappij van elke partij mag luchtvervoer en bijbehorende diensten verkopen op het grondgebied van de andere partij, hetzij rechtstreeks, hetzij, naar keuze van de luchtvaartmaatschappij, via verkoopagenten of andere tussenpersonen die door de luchtvaartmaatschappij zijn aangesteld, via een andere luchtvaartmaatschappij of op het internet. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht dergelijk ver- voer en bijbehorende diensten te verkopen en het staat iedereen vrij dergelijk vervoer en bijbehorende dien- sten te kopen, in de munteenheid van dat grondgebied of in vrij converteerbare valuta, overeenkomstig de lokale valutawetgeving.
8. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht om lokale inkomsten om te wisselen in vrij converteerbare valuta en van het grondgebied van de andere partij over te maken naar zijn eigen grondgebied of naar het land of de landen van haar keuze, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving. De omwisseling en overma- king dienen onverwijld en zonder beperkingen of belastingen daarop te worden toegestaan tegen de offici- ële wisselkoers die geldt voor lopende transacties en overmakingen op de datum dat de luchtvaartmaat- schappij de eerste aanvraag tot overmaking indient.
9. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen de lokale uitgaven op het grondgebied van de andere partij, inclusief de aankoop van brandstof, in nationale munt betalen. Het staat de luchtvaartmaat- schappijen ook vrij dergelijke uitgaven op het grondgebied van de andere partij te betalen in vrij converteer- bare valuta, overeenkomstig de lokale valutawetgeving.
Samenwerkingsregelingen
10. Bij het exploiteren of aanbieden van diensten in het kader van deze Overeenkomst mag een luchtvaart- maatschappij van een partij op het gebied van marketing samenwerkingsregelingen, bijvoorbeeld overeen- komsten inzake voorbehouden capaciteit, codesharingafspraken, sluiten met:
a. alle luchtvaartmaatschappijen van de partijen;
b. alle luchtvaartmaatschappijen van een derde land; en
c. alle aanbieders van oppervlaktevervoer (vervoer over land of maritiem vervoer),
op voorwaarde dat: i) de exploiterende luchtvaartmaatschappij houder is van de passende machtiging; ii) de luchtvaartmaatschappij waarmee de marketingovereenkomst wordt gesloten houder is van de pas- sende routerechten in het kader van de relevante bilaterale bepalingen en iii) de regelingen voldoen aan de eisen inzake veiligheid en mededinging die gewoonlijk van toepassing zijn op dergelijke regelingen. Wanneer passagiersvervoer met codesharing wordt verkocht, moet in het verkooppunt of in elk geval bij de check-in of, indien geen check-in vereist is voor een aansluitende vlucht, alvorens aan boord te gaan aan de koper worden meegedeeld welke vervoerders elk deel van de dienst zullen uitvoeren.
11. Wanneer luchtvaartmaatschappijen in eigen naam vervoer van passagiers op de grond aanbieden, zijn deze diensten niet onderworpen aan de wetten of regels inzake luchtvervoer. De aanbieders van oppervlak- tevervoer mogen zelf beslissen of ze toetreden tot samenwerkingsregelingen. Bij het overwegen van samen- werkingsregelingen kunnen aanbieders van oppervlaktevervoer onder meer rekening houden met de consu- mentenbelangen en met technische, economische, ruimtelijke en capaciteitsbeperkingen.
12. Onverminderd de toepasselijke wetten en regels en de overige bepalingen van deze Overeenkomst mogen luchtvaartmaatschappijen en indirecte aanbieders van vrachtvervoer van de partijen, in het kader van internationaal luchtvervoer, op basis van dezelfde luchtvrachtbrief bovendien zonder beperking gebruik maken van vrachtvervoer over land van en naar alle punten op het grondgebied van Oekraïne en de Euro- pese Unie of van derde landen, inclusief vervoer van en naar alle luchthavens met douanefaciliteiten en, voor- zover van toepassing, vracht onder contract vervoeren. Deze vracht heeft, ongeacht of het oppervlaktever- voer dan wel luchtvervoer betreft, toegang tot de douaneprocedures en -faciliteiten op de luchthaven. Luchtvaartmaatschappijen kunnen verkiezen hun oppervlaktevervoer zelf te verzorgen of hiervoor regelingen te treffen met andere aanbieders van oppervlaktevervoer; ze mogen bijvoorbeeld een beroep doen op andere luchtvaartmaatschappijen die oppervlaktevervoer aanbieden en op indirecte aanbieders van luchtvrachtver- voer. Dergelijke intermodale vrachtvervoersdiensten kunnen worden aangeboden tegen een prijs waarin zowel het luchtvervoer als het oppervlaktevervoer is inbegrepen, voorzover de expediteurs correcte feitelijke informatie krijgen met betrekking tot dergelijk vervoer.
Met het oog op de toepassing van de eerste alinea van dit lid wordt onder „oppervlaktevervoer” zowel ver- voer over land als maritiem vervoer verstaan.
Leasing
13. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij zijn gerechtigd de overeengekomen diensten te verlenen met luchtvaartuigen, al dan niet met bemanning, die van om het even welke andere luchtvaartmaatschappij zijn geleaset, inclusief luchtvaartmaatschappijen uit derde landen, voor zover alle deelnemers aan dergelijke regelingen voldoen aan de voorwaarden van de wetten en regels die normaal door de partijen worden toe- gepast bij dergelijke regelingen.
Geen van beide partijen mag van de luchtvaartmaatschappijen die hun toestellen leasen, eisen dat zij krach- tens deze Overeenkomst in het bezit zijn van verkeersrechten.
Alleen in uitzonderlijke gevallen of om te voldoen aan tijdelijke behoeften is het toegestaan dat een lucht- vaartmaatschappij van Oekraïne een luchtvaartuig met bemanning least („wet-leasing”) van een luchtvaart- maatschappij van een derde land, of dat een luchtvaartmaatschappij van de Europese Unie een luchtvaartuig met bemanning least van een luchtvaartmaatschappij van een derde land dat niet in bijlage V bij deze Over- eenkomst is vermeld, teneinde het mogelijk te maken de in deze Overeenkomst uiteengezette rechten te exploiteren. Dergelijke „wet-leasing” moet vooraf worden goedgekeurd door de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven aan de luchtvaartmaatschappij die het luchtvaartuig in wet lease geeft en door de bevoegde autoriteit van de andere partij.
Franchising, branding en commerciële concessieregelingen
14. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij hebben het recht regelingen inzake franchising, branding of commerciële concessie te treffen met ondernemingen, met inbegrip van luchtvaartmaatschappijen, van beide partijen of van derde landen, mits de luchtvaartmaatschappijen het vereiste gezag hebben en voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld volgens de wetten en regels die door de partijen op dergelijke over- eenkomsten worden toegepast, met name die welke de vrijgave vereisen van de identiteit van de luchtvaart- maatschappij die de dienst exploiteert.
Nachtelijke stops
15. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij hebben het recht om nachtelijke stops te maken op luchtha- vens van de andere partij die open staan voor internationaal verkeer.
Artikel 23
Douanerechten en belastingen
1. Bij aankomst op het grondgebied van de ene partij worden luchtvaartuigen die door luchtvaartmaatschap- pijen van de andere partij worden ingezet voor internationaal luchtvervoer, hun gebruikelijke apparatuur, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksgoederen, grondapparatuur, reserveonderdelen (inclusief motoren), boordproviand (inclusief, maar niet beperkt tot, voedsel, drank en alcoholhoudende dranken, tabak en andere producten die bestemd zijn om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan passagiers te wor- den verkocht of door passagiers te worden verbruikt) en andere voorwerpen die bestemd zijn voor of uitslui- tend worden gebruikt in verband met de exploitatie of het onderhoud van voor internationaal luchtvervoer
ingezette luchtvaartuigen, krachtens de relevante toepasselijke wetgeving en op basis van wederkerigheid vrijgesteld van alle invoerbeperkingen, eigendomsbelastingen en heffingen op activa, douanerechten, accijn- zen en soortgelijke vergoedingen en rechten die:
a. worden opgelegd door de nationale of lokale overheden of de Europese Unie; en
b. niet gebaseerd zijn op de kostprijs van de verleende diensten, mits die apparatuur en goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven.
2. Krachtens de relevante toepasselijke wetgeving van een partij en op basis van wederkerigheid, worden eveneens vrijgesteld van de belastingen, heffingen, rechten, kosten en lasten als bedoeld in lid 1 van dit arti- kel, met uitzondering van de lasten die gebaseerd zijn op de kosten van de dienstverlening:
a. boordvoorraden die worden ingevoerd in of geleverd op het grondgebied van een partij en binnen rede- lijke grenzen aan boord worden genomen voor gebruik op voor internationaal luchtvervoer gebruikte uit- gaande luchtvaartuigen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, onder meer wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over dat grondgebied;
b. grondapparatuur en reserveonderdelen (inclusief motoren) die op het grondgebied van een partij worden binnengebracht met het oog op de service, het onderhoud of de herstelling van een voor internationaal luchtvervoer ingezet luchtvaartuig van de andere partij;
c. motorbrandstof, smeermiddelen en verbruikbare technische voorraden die worden ingevoerd of geleverd op het grondgebied van een partij voor gebruik door of in een voor internationaal luchtvervoer gebruikt luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, onder meer wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over dat grondgebied;
d. gedrukt materiaal, zoals gedefinieerd in de douanewetgeving van elke partij, dat op het grondgebied van een partij wordt binnengebracht of wordt geleverd en aan boord genomen voor gebruik op een voor inter- nationaal luchtvervoer ingezet vertrekkend luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, onder meer wanneer dit materiaal wordt gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaatsvindt boven dat grondgebied; en
e. veiligheids- en beveiligingsapparatuur voor gebruik in luchthavens of goederenterminals.
3. Onverminderd eventuele andersluidende bepalingen verhindert niets in deze Overeenkomst een partij om belastingen, heffingen, taksen of vergoedingen in rekening te brengen voor brandstof die op haar grondge- bied op niet-discriminerende basis wordt geleverd voor gebruik in een luchtvaartuig of door een luchtvaart- maatschappij die vluchten exploiteert tussen twee punten op haar grondgebied.
4. Het is mogelijk dat van de in de leden 1 en 2 van dit artikel vermelde apparatuur en goederen wordt ver- eist dat ze onder toezicht of zeggenschap van de bevoegde autoriteiten blijven en dat ze niet mogen worden overgedragen zonder betaling van de relevante douaneheffingen en belastingen.
5. De in dit artikel vermelde vrijstellingen gelden eveneens wanneer de luchtvaartmaatschappijen van de ene partij met een andere luchtvaartmaatschappij, die ook dergelijke vrijstellingen geniet van de andere partij, is overeengekomen de in de leden 1 en 2 van dit artikel gespecificeerde artikelen te lenen of over te dragen naar het grondgebied van de andere partij.
6. Niets in deze Overeenkomst belet een partij om belastingen, heffingen, accijnzen, kosten of lasten in reke- ning te brengen bij de verkoop van artikelen voor andere doeleinden dan voor verbruik aan boord gedurende een deel van een luchtdienst tussen twee zich op haar grondgebied bevindende punten waar in- of uitstap- pen is toegestaan.
7. Bagage en vracht in directe transit op het grondgebied van een partij worden vrijgesteld van belastingen, douaneheffingen, vergoedingen en andere vergelijkbare heffingen die niet op de kostprijs van de verleende dienst zijn gebaseerd.
8. De normale boordapparatuur van een luchtvaartuig en het materiaal en de voorraden die normaal worden meegenomen aan boord van een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij van een partij, mogen alleen met toestemming van de douaneautoriteiten van de andere partij op het grondgebied van die andere partij worden uitgeladen. In dat geval kunnen ze onder toezicht van de genoemde autoritei- ten worden geplaatst tot ze opnieuw worden uitgevoerd of tot ze op een andere wijze, in overeenstemming met de douaneregels, worden verwijderd.
9. De bepalingen van deze Overeenkomst hebben geen gevolgen voor de belastingen over de toegevoegde waarde (btw), behalve wat de omzetbelasting op invoer betreft. De bepalingen van deze Overeenkomst heb- ben geen gevolgen voor de bepalingen van de tussen een lidstaat en Oekraïne gesloten verdragen inzake het vermijden van dubbele belasting op inkomsten en kapitaal, die op het relevante ogenblik van toepassing zijn.
Gebruikersheffingen voor luchthavens en luchthavenvoorzieningen en -diensten
1. Elke partij ziet erop toe dat gebruikersheffingen die door haar bevoegde heffingsautoriteiten of -organen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd voor het gebruik van luchtvaartnavigatie- en luchtverkeersleidingsdiensten, luchthavens, luchtvaartbeveiliging en bijbehorende voorzieningen en diensten correct, redelijk, niet ten onrechte discriminerend en billijk gespreid zijn over de categorieën gebruikers. Onverminderd artikel 9 van deze Overeenkomst mogen deze heffingen in verhouding staan tot de volledige kosten die de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen maken voor het verlenen van de passende luchthaven- en luchtvaartbeveilingsvoorzieningen en -diensten op die luchthaven of in het sys- teem van die luchthaven, maar mogen ze deze niet overschrijden. Deze heffingen mogen een redelijke winst na afschrijving omvatten. De voorzieningen en diensten waarover gebruikersheffingen worden geheven, moeten op efficiënte en economische wijze worden verleend. In ieder geval moeten deze heffingen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd volgens voorwaarden die niet minder gun- stig zijn dan de gunstigste voorwaarden die iedere andere luchtvaartmaatschappij kan verkrijgen op het tijd- stip dat de heffingen worden opgelegd. De gebruikersheffingen worden vastgesteld in nationale of vreemde valuta door de bevoegde heffingsautoriteiten of -instanties van de partijen.
2. Iedere partij moedigt aan of vereist dat overeenkomstig de toepasselijke wetgeving overleg plaatsvindt tussen de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen op haar grondgebied en de luchtvaartmaatschappijen en/of hun representatieve organen die de diensten en voorzieningen gebruiken, en ziet erop toe dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen en de luchtvaartmaatschappijen of hun representatieve organen alle informatie uitwisselen die nodig is om een nauwkeurige beoordeling van de redelijkheid van de gebrui- kersheffingen volgens de beginselen van de lid 1 van dit artikel mogelijk te maken. Elke partij ziet erop toe dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen de gebruikers binnen een redelijke termijn in kennis stellen van ieder voorstel tot wijziging van de gebruikersheffingen, teneinde die autoriteiten in staat te stellen rekening te houden met de meningen van de gebruikers alvorens wijzigingen worden doorgevoerd.
Artikel 25
Prijsstelling
1. De partijen staan toe dat de luchtvaartmaatschappijen hun prijzen vrij vaststellen op basis van vrije en eer- lijke mededinging.
2. De partijen eisen niet dat de prijzen worden aangemeld.
3. Indien de bevoegde autoriteiten van een partij van oordeel zijn dat de prijs niet in overeenstemming is met de in dit artikel uiteengezette overwegingen, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de andere partij daarvan in kennis en kunnen zij om overleg met deze autoriteiten verzoeken. De bevoegde autoriteiten kunnen onder- ling overleg plegen over kwesties zoals niet-correcte, onredelijke, discriminerende of gesubsidieerde prijzen. Dit overleg vindt uiterlijk 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek plaats.
Artikel 26
Mededinging
1. Binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst is titel IV van de Associatieovereenkomst of een opvolgingsovereenkomst daarvan tussen de Europese Unie, haar lidstaten en Oekraïne van toepassing, ten- zij er specifiekere regels inzake mededinging en staatssteun voor de luchtvaartsector zijn opgenomen in deze Overeenkomst.
2. De partijen erkennen dat zij gezamenlijk streven naar een eerlijk en concurrerend klimaat voor de exploi- tatie van luchtdiensten. De partijen erkennen dat de waarschijnlijkheid dat luchtvaartmaatschappijen eerlijke mededingingspraktijken hanteren, het grootst is wanneer deze maatschappijen op volledig commerciële basis werken en niet worden gesubsidieerd.
3. Overheidssteun die de mededinging verstoort of dreigt te verstoren door bepaalde ondernemingen of luchtvaartproducten of -diensten te bevoordelen, is onverenigbaar met de goede werking van deze Overeen- komst, voor zover het de handel tussen de partijen in de luchtvaartsector kan beïnvloeden.
4. Wat staatssteun betreft, worden alle handelwijzen die met dit artikel in strijd zijn, beoordeeld op grond van de criteria welke voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels in de Europese Unie en met name de maatregelen vermeld in bijlage VII bij deze Overeenkomst.
5. Als een partij vaststelt dat op het grondgebied van de andere partij voorwaarden gelden, met name ten gevolge van een subsidie, die de eerlijke en gelijke mededingingskansen van haar luchtvaartmaatschappijen negatief beïnvloeden, mag zij haar opmerkingen kenbaar maken aan de andere partij. Bovendien mag zij vra- gen om een vergadering van het Gemengd Comité, zoals ingesteld bij artikel 29 van deze Overeenkomst. Het overleg start uiterlijk 30 dagen na de ontvangst van een dergelijk verzoek. Indien binnen 30 dagen na de start van het overleg geen akkoord wordt bereikt, is dit voor de partij die om het overleg heeft verzocht voldoende reden om de vergunningen van de desbetreffende luchtvaartmaatschappij(en) van de andere partij te weige- ren, in te trekken, op te schorten of te beperken, overeenkomstig artikel 19 van deze Overeenkomst.
6. De in lid 5 van dit artikel vermelde maatregelen moeten passend en proportioneel zijn en het toepassings- gebied en de duur ervan moeten beperkt blijven tot hetgeen strikt noodzakelijk is. Deze maatregelen mogen uitsluitend gericht zijn tegen luchtvaartmaatschappijen die voordeel halen uit een subsidie of uit de in dit arti- kel bedoelde voorwaarden, en laten het recht van beide partijen om actie te ondernemen uit hoofde van arti- kel 31 van deze Overeenkomst onverlet.
7. Elke partij mag, na kennisgeving aan de andere partij, verantwoordelijke overheidsinstanties op het grond- gebied van de andere partij benaderen, inclusief instanties op federaal, provinciaal of lokaal niveau, om de onder dit artikel vallende kwesties te bespreken.
8. Niets in deze Overeenkomst beperkt of doet afbreuk aan het feit dat de mededingingsautoriteiten van de partijen exclusief bevoegd zijn voor alle kwesties die verband houden met de handhaving van de mededin- gingswetgeving. Geen enkele maatregel die op grond van dit artikel wordt genomen, mag afbreuk doen aan maatregelen die door deze autoriteiten zijn genomen en die volledig onafhankelijk zijn van maatregelen die op grond van dit artikel.
9. Dit artikel is van toepassing onverminderd de wetten en regels betreffende openbaredienstverplichtingen op het grondgebied van de partijen.
10. De partijen wisselen gegevens uit, rekening houdend met de beperkingen uit hoofde van het zaken- en beroepsgeheim.
Artikel 27
Statistieken
1. Elke partij verstrekt de andere partij de statistieken die krachtens de nationale wetten en regels van die par- tij vereist zijn en, op verzoek, andere beschikbare statistische informatie die redelijkerwijze vereist kan zijn voor het evalueren van de exploitatie van de luchtdiensten.
2. De partijen werken in het kader van het Gemengd Comité samen teneinde de onderlinge uitwisseling van statistische informatie, die nodig is om toezicht te kunnen houden op de ontwikkeling van de luchtdiensten, te vergemakkelijken.
TITEL IV INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 28
Interpretatie en handhaving
1. De partijen treffen alle passende algemene en specifieke maatregelen om de naleving van de uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te garanderen en onthouden zich van maatregelen die de ver- wezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst in gevaar kunnen brengen.
2. Elke partij is op haar eigen grondgebied verantwoordelijk voor de handhaving van deze Overeenkomst. Oekraïne is eveneens verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving die is vastgesteld om de eisen en normen van de Europese Unie handelingen met betrekking tot de burgerluchtvaart als bedoeld in bijlage I bij deze Overeenkomst, in zijn wetgeving op te nemen.
3. Elke partij verstrekt de andere partij alle nodige informatie en bijstand in verband met onderzoeken naar mogelijke inbreuken op bepalingen van deze Overeenkomst die door de andere partij worden begaan in het kader van haar in deze Overeenkomst vastgestelde bevoegdheden.
4. Als de partijen, overeenkomstig de bevoegdheden die hun krachtens deze Overeenkomst zijn verleend, actie ondernemen met betrekking tot kwesties die van wezenlijk belang zijn voor de andere partij en de auto-
5. Voor zover de bepalingen van deze Overeenkomst en de bepalingen van de in bijlage I bij deze Overeen- komst genoemde besluiten inhoudelijk identiek zijn aan de overeenkomstige regels van de EU-Verdragen en krachtens de EU-Verdragen genomen besluiten, worden deze bepalingen, wat hun uitvoering en toepassing betreft, geïnterpreteerd overeenkomstig de toepasselijke uitspraken en besluiten van het Hof van Justitie van de Europese Unie, hierna „het Hof van Justitie” genoemd, en de Europese Commissie.
Artikel 29
Gemengd Comité
1. Hierbij wordt een Gemengd Comité van vertegenwoordigers van de partijen opgericht, dat verantwoorde- lijk is voor het beheer van deze Overeenkomst en toeziet op de correcte uitvoering ervan. Om dit doel te ver- wezenlijken, doet het aanbevelingen en neemt het beslissingen in de gevallen waarin deze Overeenkomst uit- drukkelijk voorziet.
2. De beslissingen van het Gemengd Comité worden met eenparigheid van stemmen genomen en zijn bin- dend voor de partijen. Deze beslissingen worden door de partijen overeenkomstig hun interne procedures ten uitvoer gelegd. De partijen stellen elkaar in kennis van de afronding van deze procedures en de datum van inwerkingtreding van de besluiten. Wanneer een besluit van het Gemengd Comité een partij tot het nemen van maatregelen verplicht, neemt die partij de nodige maatregelen en stelt zij het Gemengd Comité daarvan in kennis.
3. Het Gemengd Comité stelt bij besluit zijn reglement van orde vast.
4. Het Gemengd Comité komt bijeen voor zover dit nodig is, op verzoek van een partij.
5. Een partij kan ook om een vergadering van het Gemengd Comité verzoeken om een probleem met betrek- king tot de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst op te lossen. Een dergelijke vergadering wordt zo snel mogelijk belegd, uiterlijk twee maanden na de datum waarop het verzoek is ontvangen, tenzij de par- tijen anders zijn overeengekomen.
6. Met het oog op de correcte toepassing van deze Overeenkomst wisselen de partijen informatie uit en ple- gen zij op verzoek van een hunner overleg in het Gemengd Comité.
7. Als een van de partijen van mening is dat een beslissing van het Gemengd Comité niet op correcte wijze is uitgevoerd door de andere partij, mag de eerste partij verzoeken dat de kwestie in het Gemengd Comité wordt besproken. Als het Gemengd Comité de kwestie niet binnen twee maanden na de doorverwijzing kan oplossen, mag de vragende partij passende vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 31 van deze Overeenkomst nemen.
8. Onverminderd lid 2 van dit artikel kunnen de partijen passende en tijdelijke vrijwaringsmaatregelen over- eenkomstig artikel 31 van deze Overeenkomst nemen als het Gemengd Comité binnen zes maanden na door- verwijzing van een kwestie nog geen beslissing over die kwestie heeft genomen.
9. Overeenkomstig artikel 20 van deze Overeenkomst onderzoekt het Gemengd Comité vragen met betrek- king tot bilaterale investeringen, meerderheidsbelangen of wijzigingen in de feitelijke zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen van de partijen.
10. Het Gemengd Comité ontwikkelt ook de samenwerking tussen de partijen door:
a. marktvoorwaarden voor de onder deze Overeenkomst vallende luchtdiensten te beoordelen;
b. problemen met „zaken doen” die, onder meer, de markttoegang en de vlotte werking van de in het kader van deze Overeenkomst overeengekomen diensten belemmeren, aan te pakken en, voor zover mogelijk, effectief op te lossen, teneinde een gelijk speelveld tot stand te brengen, voor convergentie van de regel- geving te zorgen en de regelgevingslast voor commerciële exploitanten tot een minimum te beperken;
c. uitwisselingen op deskundigenniveau over nieuwe wet- of regelgevende initiatieven en ontwikkelingen te bevorderen, en nieuwe instrumenten van de internationale publieke en particuliere luchtvaartwetgeving vast te stellen, met name op het gebied van beveiliging, veiligheid, milieu, luchtvaartinfrastructuur (inclu- sief slots), luchthavens, industriële samenwerking, luchtverkeersbeheer, mededingingsvoorwaarden en consumentenbescherming;
d. regelmatig de sociale gevolgen van de toepassing van deze Overeenkomst te bestuderen, met name wat de werkgelegenheid betreft, en door passende antwoorden op legitieme vragen te formuleren;
e. mogelijke gebieden voor verdere uitbreiding van deze Overeenkomst in overweging te nemen, met inbe- grip van aanbevelingen voor wijzigingen van de Overeenkomst;
f. met eenparigheid van stemmen overeenstemming te bereiken over voorstellen, benaderingen of docu- menten van procedurele aard die rechtstreeks betrekking hebben op de werking van deze Overeenkomst;
g. technische bijstand op de onder deze Overeenkomst vallende gebieden te overwegen en te ontwikkelen; en
h. samenwerking op bevoegde internationale fora te bevorderen en te streven naar gecoördineerde stand- punten.
Artikel 30
Geschillenbeslechting en arbitrage
1. Wanneer tussen de partijen een geschil ontstaat over de interpretatie of toepassing van deze Overeen- komst moeten ze dit in de eerste plaats trachten op te lossen via formeel overleg in het Gemengd Comité, overeenkomstig artikel 29, lid 5, van deze Overeenkomst. In gevallen waarin het Gemengd Comité in het kader van deze procedure besluiten neemt betreffende de interpretatie of toepassing van de eisen en normen als bedoeld in bijlage I bij deze Overeenkomst, sporen dergelijke besluiten met de arresten van het Hof van Justitie met betrekking tot de interpretatie van de desbetreffende voorschriften en normen, en met de beslis- singen van de Europese Commissie die zijn genomen overeenkomstig de voorwaarden van de desbetref- fende eisen en normen.
2. Elk van beide partijen mag een geschil over de toepassing of interpretatie van deze Overeenkomst, dat niet overeenkomstig lid 1 van dit artikel kon worden opgelost, doorverwijzen naar een scheidsgerecht van drie scheidsrechters, overeenkomstig de volgende procedure:
a. uiterlijk 60 dagen nadat het scheidsgerecht het via diplomatieke kanalen verzonden verzoek om arbitrage heeft ontvangen, stelt elke partij een scheidsrechter aan; de derde scheidsrechter wordt binnen een aan- vullende termijn van 60 dagen door de twee andere scheidsrechters aangesteld. Als een van de partijen niet binnen de overeengekomen termijn een scheidsrechter heeft aangesteld, of als de derde scheidsrech- ter niet binnen de overeengekomen termijn is aangesteld, kan elke partij de voorzitter van de ICAO-raad verzoeken een scheidsrechter of scheidsrechters aan te stellen. Als de voorzitter van de ICAO-raad de- zelfde nationaliteit heeft als een van de partijen, wordt de aanstelling verricht door de vicevoorzitter van de ICAO-raad met de meeste anciënniteit die niet om deze reden ongeschikt wordt bevonden.
b. de derde scheidsrechter, die overeenkomstig de voorschriften van punt a) wordt aangesteld, is een onder- daan van een derde land en vervult de functie van voorzitter van het scheidsgerecht;
c. het scheidsgerecht stelt zijn reglement van orde vast, en
d. afhankelijk van de definitieve beslissing van het scheidsgerecht worden de oorspronkelijke arbitrage- uitgaven evenredig gedeeld door de partijen.
3. Op verzoek van een partij kan het scheidsgerecht de andere partij verplichten om, in afwachting van de einduitspraak, voorlopige verzachtende maatregelen te nemen.
4. De voorlopige of definitieve beslissing van het scheidsgerecht is bindend voor de partijen. Het scheidsge- recht streeft ernaar alle voorlopige en definitieve beslissingen bij consensus te nemen. Als geen consensus kan worden bereikt, neemt het scheidsgerecht een beslissing bij meerderheid van de stemmen.
5. Als een van de partijen niet binnen 30 dagen na ontvangst van de bekendmaking van de beslissing van het scheidsgerecht aan deze beslissing voldoet, kan de andere partij de rechten of privileges die overeenkomstig deze Overeenkomst zijn toegekend aan de in gebreke blijvende partij beperken, opschorten of intrekken tot de partij de beslissing naleeft.
Artikel 31
Vrijwaringsmaatregelen
1. Onverminderd de artikelen 7 en 8 van deze Overeenkomst en de veiligheids- en beveiligingsevaluaties in bijlage III bij deze Overeenkomst, kan een partij passende vrijwaringsmaatregelen nemen indien hij van oor- deel is dat de andere partij nagelaten heeft een verplichting op grond van deze Overeenkomst na te komen. De werkingssfeer en de duur van de vrijwaringsmaatregelen worden beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om het probleem te verhelpen of om het evenwicht in het kader van deze Overeenkomst te bewaren. Voor- rang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze Overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.
2. Als een partij overweegt om vrijwaringsmaatregelen te nemen, stelt zij de andere partijen daar onmiddel- lijk van in kennis via het Gemengd Comité en verstrekt zij alle relevante informatie.
3. De partijen plegen onmiddellijk overleg in het Gemengd Comité teneinde een voor elke partij aanvaard- bare oplossing te vinden.
4. Onverminderd de artikelen 7 en 8 van deze Overeenkomst, mag de betrokken partij geen vrijwaringsmaat- regelen nemen binnen één maand na de datum van kennisgeving overeenkomstig lid 2 van dit artikel, tenzij de in lid 3 van dit artikel voorgeschreven overlegprocedure vóór het verstrijken van de gestelde termijn is beëindigd.
5. De betrokken partij stelt het Gemengd Comité onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen en ver- strekt alle relevante inlichtingen.
6. De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen worden opgeschort zodra de in gebreke blijvende partij voldoet aan de bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 32
Openbaarmaking van informatie
De vertegenwoordigers, afgevaardigden en deskundigen van de partijen, alsmede de in het kader van deze Overeenkomst handelende functionarissen mogen, zelfs na beëindiging van hun activiteiten, geen onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie bekendmaken aan derde partijen, met name relevante veilig- heidsinformatie en informatie over ondernemingen, hun handelsbetrekkingen of de elementen van hun kostprijs.
Artikel 33
Overgangsbepalingen
1. In bijlage III bij deze Overeenkomst zijn de overgangsregelingen en bijbehorende overgangstermijnen vastgesteld die van toepassing zijn tussen de partijen.
2. De geleidelijke overgang van Oekraïne naar de effectieve tenuitvoerlegging van de eisen en normen die voortvloeien uit de in bijlage I bij deze Overeenkomst vermelde besluiten van de Europese Unie en de nale- ving van de in bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde voorwaarden wordt beoordeeld door de Europese Commissie, in samenwerking met Oekraïne, en aan de hand van door het EASA uitgevoerde normaliserings- inspecties van de luchtvaartveiligheid, overeenkomstig de eisen en normen in bijlage I, deel C, bij deze Over- eenkomst.
Wanneer Oekraïne zich ervan heeft vergewist dat de relevante wettelijke eisen en normen zijn opgenomen in de Oekraïense wetgeving en ten uitvoer zijn gelegd, stelt het de Europese Commissie ervan in kennis dat een beoordeling dient te worden uitgevoerd.
3. Als de Europese Commissie constateert dat Oekraïne voldoet aan de relevante eisen en normen, legt zij de zaak voor aan het Gemengd Comité, zodat dit comité een besluit kan nemen dat Oekraïne in aanmerking komt om over te gaan naar de volgende overgangsperiode of dat het voldoet aan al deze eisen.
4. Als de Europese Commissie vaststelt dat Oekraïne niet aan de relevante eisen en normen voldoet, deelt zij dit mee aan het Gemengd Comité. De Europese Commissie doet vervolgens aanbevelingen aan Oekraïne voor specifieke verbeteringen en stelt in overleg met Oekraïne een uitvoeringstermijn vast binnen dewelke de relevante tekortkomingen redelijkerwijs kunnen worden verholpen. Vóór het einde van de uitvoeringster- mijn wordt een tweede en zo nodig een derde beoordeling verricht om na te gaan of de aanbevolen verbete- ringen daadwerkelijk en op adequate wijze zijn gerealiseerd.
5. Als de Europese Commissie vaststelt dat de relevante tekortkomingen zijn verholpen, legt zij de zaak voor aan het Gemengd Comité om dienovereenkomstig een besluit te nemen, zoals bepaald in lid 3 van dit artikel.
Artikel 34
Verhouding tot andere overeenkomsten en/of regelingen
1. De bepalingen van deze Overeenkomst hebben voorrang op de relevante bepalingen van de bilaterale luchtvervoersovereenkomsten en/of regelingen tussen de partijen.
2. Onverminderd lid 1 van dit artikel zijn de bepalingen betreffende eigendom, verkeersrechten, capaciteit, frequenties, type of verandering van luchtvaartuig, codesharing en prijsstelling van een bilaterale overeen- komst of regeling tussen Oekraïne en de Europese Unie of een EU-lidstaat van toepassing tussen de partijen indien deze bilaterale overeenkomst en/of regeling gunstiger is, in termen van vrijheid voor de betrokken luchtvaartmaatschappijen of anderszins gunstiger en op voorwaarde dat er geen sprake is van discriminatie tussen EU-lidstaten en hun onderdanen. Hetzelfde geldt voor bepalingen die niet onder deze Overeenkomst vallen.
3. Indien de partijen toetreden tot een multilaterale overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de ICAO of een andere internationale organisatie dat betrekking heeft op onder deze Overeen- komst vallende aangelegenheden, plegen zij overleg in het Gemengd Comité om te bepalen of deze Overeen- komst naar aanleiding hiervan moet worden herzien.
Artikel 35
Financiële bepalingen
Onverminderd artikel 5, lid 1, punt b), van deze Overeenkomst wijzen de partijen de nodige financiële midde- len toe, inclusief middelen voor het Gemengd Comité, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze Over- eenkomst op hun respectieve grondgebieden.
TITEL V
INWERKINGTREDING, HERZIENING, BEËINDIGING EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 36
Wijzigingen
1. Het Gemengd Comité kan, op voorstel van een partij en overeenkomstig dit artikel, bij consensus beslis- sen de bijlagen bij deze Overeenkomst te wijzigen, zoals bepaald in artikel 15, lid 3, punt a), van deze Over- eenkomst.
2. Wijzigingen van de bijlagen bij deze Overeenkomst worden van kracht zodra de partijen de nodige interne procedures hebben voltooid.
3. Op verzoek van een der partijen en overeenkomstig de desbetreffende procedures, rekening houdend met mogelijke aanbevelingen van het Gemengd Comité, wordt deze Overeenkomst opnieuw bezien in het licht van de toepassing van de bepalingen ervan, teneinde na te gaan of ze in de toekomst moet worden herzien. Een eventuele hieruit voortvloeiende wijziging van deze Overeenkomst treedt in werking overeenkomstig artikel 38 van deze Overeenkomst.
Artikel 37
Beëindiging
Een partij kan te allen tijde de andere partij langs diplomatieke kanalen schriftelijk meedelen dat zij besloten heeft deze Overeenkomst te beëindigen. Deze kennisgeving dient tegelijkertijd naar de ICAO te worden ver- stuurd. Deze Overeenkomst eindigt om middernacht GMT aan het einde van het verkeersseizoen van de Inter- nationale Luchtvervoersvereniging dat een jaar na de datum van de schriftelijke kennisgeving van de beëin- diging lopende is, tenzij de mededeling in onderlinge overeenstemming tussen de partijen wordt ingetrokken voordat deze termijn is verstreken.
Artikel 38
Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
1. Deze Overeenkomst dient door de ondertekenaars te worden bekrachtigd of goedgekeurd overeenkomstig hun onderscheiden procedures.
2. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum van de laatste nota van de uitwisseling van diplomatieke nota’s tussen de partijen waarin wordt bevestigd dat alle voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst noodzakelijke procedures zijn voltooid. Met het oog op deze uit- wisseling bezorgt Oekraïne zijn tot de Europese Unie en haar lidstaten gerichte diplomatieke nota aan het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, en bezorgt het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie de diplomatieke nota van de Europese Unie en haar lidstaten aan Oekraïne. De diplo- matieke nota van de Europese Unie en haar lidstaten bevat mededelingen van elke lidstaat waarin wordt bevestigd dat de voor inwerkingtreding van deze Overeenkomst vereiste procedures zijn voltooid.
3. Onverminderd lid 2 van dit artikel stemmen de partijen ermee in deze Overeenkomst voorlopig toe te pas- sen vanaf de eerste dag van de maand volgende op de datum van de laatste nota waarbij de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de procedures die vereist zijn voor de voorlopige toepassing of sluiting van deze Overeenkomst, overeenkomstig hun interne procedures of nationale wetgeving.
4. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie treedt op als depositaris van deze Overeen- komst.
Artikel 39
Registratie bij de ICAO en het secretariaat van de Verenigde Naties
Deze Overeenkomst en alle wijzigingen daarvan worden, zodra ze in werking zijn getreden, door Oekraïne geregistreerd bij de ICAO en bij het secretariaat van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.
Artikel 40
Authentieke teksten
Deze Overeenkomst wordt opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Oekraïense taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Over- eenkomst hebben ondertekend
GEDAAN te Kiev, twaalf oktober tweeduizend eenentwintig.
Bijlage I
Lijst van door de Europese Unie vastgestelde toepasselijke eisen en normen op het gebied van de burgerluchtvaart, welke dienen te worden opgenomen in de wetgeving van Oekraïne
De toepasselijke eisen en normen van de volgende besluiten van de Europese Unie worden opgenomen in de Oekraïense wetgeving en beschouwd als een onderdeel van deze Overeenkomst en zijn van toepassing overeenkomstig deze Overeenkomst en bijlage III bij deze Overeenkomst, tenzij anders wordt aangegeven. Zo nodig worden specifieke aanpassingen voor elk afzonderlijk besluit in deze bijlage vermeld.
De toepasselijke eisen en normen van in deze bijlage genoemde besluiten zijn bindend voor de partijen en maken deel uit van of worden opgenomen in hun interne rechtsorde zoals hierna aangegeven:
a. verordeningen en richtlijnen van de Europese Unie zijn bindend voor de Europese Unie en haar lidstaten overeenkomstig de EU-Verdragen;
b. een nationaal besluit van Oekraïne dat is goedgekeurd met het oog op de tenuitvoerlegging van de bepa- lingen van de overeenkomstige verordeningen en richtlijnen van de Europese Unie is juridisch bindend voor Oekraïne, maar de vorm en de wijze van uitvoering dienen te worden bepaald door Oekraïne.
A. Markttoegang en Bijbehorende Kwesties
Nr. 1008/2008
Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Europese Gemeenschap, Toepasselijke eisen en normen: Hoofdstuk IV.
Nr. 95/93
Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op communautaire luchthavens,
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 894/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 mei 2002 tot wijziging van Ver- ordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op communautaire luchthavens,
Verordening (EG) nr. 1554/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 tot wijziging van Ver- ordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op communautaire luchthavens,
Verordening (EG) nr. 793/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot wijziging van Ver- ordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op communautaire luchthavens.
Toepasselijke eisen en normen: Artikelen 1 tot en met 12, artikel 14 en artikel 14 bis, lid 2.
Wat de toepassing van artikel 12, lid 2, betreft, wordt de term „de Commissie” gelezen als „het Gemengd Comité”.
Nr. 96/67
Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 25 en de bijlage.
Wat de toepassing van artikel 10 betreft, wordt „lidstaten” gelezen als „EU-lidstaten”.
Wat de toepassing van artikel 20, lid 2, betreft, wordt de term „de Commissie” gelezen als „het Gemengd Comité”.
Nr. 785/2004
Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de ver- zekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen,
als gewijzigd bij:
Verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie van 6 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 785/ 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen.
Toepasselijke eisen en normen: Artikelen 1 tot en met 8 en artikel 10, lid 2.
2009/12
Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden. Toepasselijke eisen en normen: alle, behalve artikel 12, lid 1, en de artikelen 13 en 14.
B. Luchtverkeersbeheer
Nr. 549/2004
Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappel(ke Europese luchtruim („de kaderverorde- ning”),
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr.550/2004, (EG) nr. 551/2004 en (EG) nr. 552/2004 teneinde de presta- ties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren.
Toepasselijke eisen en normen: Artikelen 1 tot en met 4, artikel 6 en artikelen 9 tot en met 14.
Nr. 550/2004
Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de ver- lening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappel(k Europees luchtruim („de luchtvaartnaviga- tiedienstenverordening”),
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 teneinde de prestaties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 19, bijlagen I en II.
Nr. 551/2004
Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappel(k Europees luchtruim („de luchtruimverordening”),
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 teneinde de prestaties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 11.
Nr. 552/2004
Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeheer („de interoperabiliteitsverordening”), als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 teneinde de prestaties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met X.
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 691/2010 van de Commissie van 29 juli 2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten,
als gewijzigd bij:
Verordening (EU) nr. 677/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoe- ring van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010, Verordening (EU) nr. 1216/2011 van de Commissie van 24 november 2011 houdende wijziging van Verorde- ning (EU) nr. 691/2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerk- functies,
Verordening (EU) nr. 390/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 25, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 0000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeen- schappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten,
als gewijzigd bij:
Verordening (EU) nr. 1191/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1794/2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten, Verordening (EU) nr. 391/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 17, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 482/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de softwareveiligheid door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2096/2005,
als gewijzigd bij:
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 van de Commissie van 17 oktober 2011 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van de Veror- deningen (EG) nr. 482/2008 en (EU) nr. 691/2010.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 6, bijlagen I en II.
Nr. 1034/2011
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1034/2011 van de Commissie van 17 oktober 2011 betreffende het veilig- heidstoezicht op het gebied van luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van Ver- ordening (EU) nr. 691/2010.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 19.
Nr. 1035/2011
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 van de Commissie van 17 oktober 2011 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van de Veror- deningen (EG) nr. 482/2008 en (EU) nr. 691/2010,
als gewijzigd bij:
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiedien- sten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met V.
Nr. 409/2013
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 inzake de definitie van gemeen- schappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 15.
Nr. 2150/2005
Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschap- pelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 9 en de bijlage.
Nr. 730/2006
Verordening (EG) nr. 730/2006 van de Commissie van 11 mei 2006 betreffende de luchtruimclassificatie en de toegang van vluchten volgens zichtvliegvoorschriften boven vliegniveau 195.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 4.
Nr. 255/2010
Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 15.
Nr. 176/2011
Verordening (EU) nr. 176/2011 van de Commissie van 24 februari 2011 inzake de informatie die moet worden verstrekt vóór de vaststelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok
Nr. 923/2012
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiedien- sten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 10 en de bijlage.
Nr. 1032/2006
Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automa- tische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden,
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1032/2006 voor wat de voorschriften voor automatische systemen voor de uitwisseling van vlucht- gegevens ter ondersteuning van datalinkdiensten betreft.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met V.
Nr. 1033/2006
Verordening (EG) nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim,
als gewijzigd bij:
Verordening (EU) nr. 428/2013 van de Commissie van 8 mei 2013 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1033/2006 voor wat de in artikel 3, lid 1, vermelde ICAO-bepalingen betreft en tot intrekking van Verorde- ning (EU) nr. 929/2010.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 5 en de bijlage.
Nr. 633/2007
Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepas- sing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden,
als gewijzigd bij:
Verordening (EU) nr. 283/2011 van de Commissie van 22 maart 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 633/2007 wat de in artikel 7 vermelde overgangsbepalingen betreft.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 7, artikel 8, tweede en derde zin, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 00/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake data- linkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met VII.
Nr. 262/2009
Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijke Euro- pese luchtruim
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 00/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 73/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van de kwaliteitseisen voor luchtvaartgegevens en -informatie voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 13, bijlagen I tot en met X.
Nr. 1206/2011
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijke Europese luchtruim.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I tot en met VII.
Nr. 1207/2011
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1207/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijke Europese lucht- ruim.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 0000/0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx (XX) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim. Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 15, bijlagen I tot en met X.
XXXXX-xxxxxxxxxxx
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeen- schappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligings- systeem (SESAR),
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2007 voor wat de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) betreft.
Toepasselijke eisen en normen: artikel 1, leden 1, 2 en 5 tot en met 7, artikelen 2 en 3, artikel 4, lid 1, en de bijlage.
Vergunning van luchtverkeersleider
Nr. 805/2011
Verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 32, bijlagen I tot en met IV.
Besluiten van de Commissie
Nr. 2011/121
Besluit van de Commissie 2011/121/EU van 21 februari 2011 inzake de vaststelling van EU-wijde prestatiedoe- len en waarschuwingsdrempels voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten voor de periode 2012- 2014.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 4.
Nr. 2011/2611 definitief
Besluit van de Commissie C(2011) 2611 definitief van 20 mei 2011 inzake vrijstellingen uit hoofde van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 3, bijlagen I en II.
2011/9074 definitief
Uitvoeringsbesluit van de Commissie C(2011) 9074 definitief van 9 december 2011 inzake vrijstellingen uit hoofde van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 3, bijlagen I en II.
2012/9604 definitief
Uitvoeringsbesluit C(2012) 9604 definitief van de Commissie van 19 december 2012 inzake de goedkeuring van het strategisch netwerkplan voor de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer van het gemeenschappe- lijk Europees luchtruim voor de periode 2012-2019.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 3.
C. Veiligheid van de Luchtvaart
Nr. 216/2008 (basisverordening)
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG,
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de lucht- vaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG,
Verordening (EG) nr. 1108/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 op het gebied van luchtvaartterreinen, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavi- gatiediensten en tot intrekking van Richtlijn 2006/23/EG,
Verordening (EU) nr. 6/2013 van de Commissie van 8 januari 2013 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de lucht- vaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG.
Toepasselijke eisen en normen: Artikelen 1 tot en met 11, artikelen 13 tot en met 16, artikelen 20 tot en met 25, artikelen 54, 55 en 68 en bijlagen I tot en met VI.
Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan worden toegepast op Oekraïne overeen- komstig de volgende bepalingen:
1. Oekraïne delegeert geen enkele van zijn veiligheidsgerelateerde functies aan het EASA, zoals gepland in het kader van de Overeenkomst en de bijlagen;
2. Oekraïne is onderworpen aan normaliseringsinspecties van het EASA op grond van artikel 54 van Veror- dening (EG) nr. 216/2008;
3. het Gemengd Comité besluit of artikel 11 van Verordening (EG) nr. 216/2008 wordt toegepast op certifica- ten die zijn afgegeven door Oekraïne, overeenkomstig de bepalingen van bijlage III bij deze Overeen- komst;
4. artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 is niet van toepassing op certificaten van Oekraïne op het gebied van vluchtuitvoering en initiële en blijvende luchtwaardigheid (Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 965/2012, (EU) nr. 748/2012 en (EG) nr. 2042/2003);
5. de Europese Commissie beschikt in Oekraïne over de beslissingsbevoegdheden die haar overeenkomstig artikel 11, lid 2, artikel 14, leden 5 en 7, artikel 24, lid 5, en artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/ 2008 zijn toegekend op de gebieden waarop artikel 11, lid 1, van toepassing is verklaard door het Ge- mengd Comité;
6. op het gebied van luchtwaardigheid mag Oekraïne, voor zover geen taken worden uitgevoerd door het EASA, certificaten, vergunningen of erkenningen afgeven op grond van een overeenkomst of regeling die het met een derde land heeft gesloten.
Nr. 748/2012
Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoor- schriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties,
als gewijzigd bij:
Verordening (EU) nr. 7/2013 van de Commissie van 8 januari 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/ 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1, 2, 8, 9 en 10 en de bijlage.
Nr. 2042/2003
Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente lucht- waardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen,
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 707/2006 van de Commissie van 8 mei 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/ 2003 met betrekking tot goedkeuringen voor bepaalde duur en de bijlagen I en III,
Verordening (EG) nr. 376/2007 van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten,
-onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen,
Verordening (EG) nr. 1056/2008 van de Commissie van 27 oktober 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten,
-onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen,
Verordening (EU) nr. 127/2010 van de Commissie van 5 februari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten,
-onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen,
Verordening (EU) nr. 962/2010 van de Commissie van 26 oktober 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten,
-onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen,
Verordening (EU) nr. 1149/2011 van de Commissie van 21 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten,
-onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen,
Verordening (EU) nr. 593/2012 van de Commissie van 5 juli 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/ 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 6, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/ EG.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 26, met uitzondering van artikel 7, lid 4, en artikel 24.
2003/42
Richtl(n 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorval- len in de burgerluchtvaart.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I en II.
Nr. 1321/2007
Verordening (EG) nr. 1321/2007 van de Commissie van 12 november 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbe- palingen om overeenkomstig Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad uitgewisselde informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart op te nemen in een centraal register.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 4.
Nr. 1330/2007
Verordening (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie van 24 september 2007 tot vaststelling van uitvoeringsre- gels voor de verspreiding onder belanghebbenden van informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I en II.
Nr. 104/2004
Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de orga- nisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 7 en de bijlage.
Nr. 628/2013
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 628/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 inzake de werkmethoden van het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van normaliseringsinspec- ties en het toezicht op de toepassing van de regels van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Par- lement en de Raad, en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 27.
Nr. 2111/2005
Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploite- rende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 13 en de bijlage.
Nr. 473/2006
Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Ge- meenschap.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 6, bijlagen A tot en met X.
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot opstelling van de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap,
als laatstelijk gewijzigd bij:
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 659/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 houdende wijziging van Veror- dening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap.
Toepasselijke eisen en normen: De artikelen 1 tot en met 3, bijlagen A en X.
Xx. 0000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad,
als gewijzigd bij:
Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Par- lement en de Raad.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I tot en met VII.
Nr. 965/2012
Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad,
als gewijzigd bij:
Verordening (EU) nr. 800/2013 van de Commissie van 14 augustus 2013 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 9, bijlagen I tot en met VII.
Nr. 1332/2011
Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschap- pelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 4 en de bijlage.
D. Milieu
2003/96
Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit.
Toepasselijke eisen en normen: Artikel 14, lid 1, punt b), en lid 2.
2006/93
Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regule- ring van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerlucht- vaart, boekdeel 1, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988).
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 5.
2002/49
Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 16, bijlagen I tot en met VI.
2002/30
Xxxxxx(n 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap,
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 15, bijlagen I en II.
E. Sociale Aspecten
1989/391
Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk,
als gewijzigd bij:
Richtlijn 2007/30/EG van het Europees parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot wijziging van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad, de daaruit voortvloeiende bijzondere richtlijnen, alsmede de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG van de Raad, met het oog op de vereenvoudiging en rationalisatie van de verslagen over de praktische tenuitvoerlegging.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 16 en artikelen 18 en 19.
2003/88
Richtl(n 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidst(d.
Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en met 19, 21 tot en met 24 en 26 tot en met 29.
2000/79
Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese over- eenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart geslo- ten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers’ Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA).
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 2 tot en met 3 en de bijlage.
F. Consumentenbescherming
90/314
Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepak- ketten en rondreispakketten.
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10.
93/13
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereen- komsten.
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10 en de bijlage.
Voor de toepassing van artikel 10 wordt „de Commissie” gelezen als „alle andere overeenkomstsluitende partijen bij de ECAA”.
95/46
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije ver- keer van die gegevens.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 34.
Nr. 2027/97
Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtver- voerders bij ongevallen,
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 houdende w(ziging van Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 8.
Nr. 261/2004
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappel(ke regels inzake compensatie en b(stand aan luchtreizigers b( instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91.
Toepasselijke eisen en normen: de artikelen 1 tot en met 17.
Nr. 1107/2006
Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 16, bijlagen I en II.
G. Geautomatiseerde Boekingssystemen
Nr. 80/2009
Verordening (EG) nr. 80/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedrags- code voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 19 en de bijlagen.
H. Overige Wetgeving
Nr. 437/2003
Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht,
Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de b(lagen I en II daarbij,
Verordening (EG) nr. 546/2005 van de Commissie van 8 april 2005 tot aanpassing van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad, wat de codering van het land van aangifte betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie, wat de bijwerking van de lijst van com- munautaire luchthavens betreft.
Toepasselijke eisen en normen: artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I en II.
Nr. 1358/2003
Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij,
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 158/2007 van de Commissie van 16 februari 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1358/2003, wat de lijst van communautaire luchthavens betreft
Toepasselijke eisen en normen: Artikelen 1 tot en met 4, bijlagen I, II en III.
Bijlage II
Overeengekomen diensten en gespecificeerde routes
1. Elke partij verleent de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij het recht luchtvervoersdiensten te exploiteren op de hierna gespecificeerde routes:
a. in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie: elk punt in de Europese Unie – tus- senliggende punten op het grondgebied van landen die deelnemen aan het Europees nabuurschaps- beleid1), ECAA-landen2) of in bijlage V vermelde landen – elk punt in Oekraïne – verder gelegen pun- ten;
b. in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit Oekraïne: elk punt in Oekraïne – tussenliggende punten op het grondgebied van landen die deelnemen aan het Europees nabuurschapsbeleid, ECAA-landen of in bijlage V vermelde landen – elk punt in de Europese Unie.
Bestaande en nieuwe rechten, met inbegrip van rechten om verder gelegen punten te bedienen die onder bilaterale overeenkomsten of andere regelingen tussen Oekraïne en EU-lidstaten vallen, die niet onder de onderhavige Overeenkomst vallen, kunnen worden uitgeoefend en overeengekomen op voorwaarde dat er geen sprake is van discriminatie tussen luchtvaartmaatschappijen op basis van nationaliteit;
c. luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie hebben ook het recht luchtvervoerdiensten tussen punten in Oekraïne te verrichten, ongeacht of deze luchtvervoersdiensten beginnen of eindigen in de EU.
2. De diensten die overeenkomstig punt 1, punten a) en b), van deze bijlage worden geëxploiteerd, begin- nen of eindigen op het grondgebied van Oekraïne voor Oekraïense luchtvaartmaatschappijen en op het grondgebied van de Europese Unie voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie.
3. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen bij een vlucht of alle vluchten en naar keuze:
a. vluchten in één van beide of beide richtingen exploiteren;
b. verschillende vluchtnummers combineren bij één vluchtuitvoering;
c. tussenliggende en verder gelegen punten, zoals gespecificeerd in punt 1, punten a) en b), en punten op het grondgebied van de partijen bedienen in elke combinatie en in volgorde;
d. landingen op een punt of punten overslaan;
e. op ieder willekeurig punt verkeer overbrengen van een van haar luchtvaartuigen naar een ander;
f. een tussenlanding maken op ieder punt binnen of buiten het grondgebied van een partij;
g. doorvoervluchten verrichten via het grondgebied van de andere partij; en
1) Onder „landen die deelnemen aan het Europees nabuurschapsbeleid” wordt verstaan: Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Palestina, Syrië, Tunesië en de Republiek Moldavië,
d.w.z. dat in dit geval Oekraïne hier niet onder wordt verstaan.
2) „ECAA-landen” zijn partij zijn bij de multilaterale overeenkomst tot oprichting van een gemeenschappelijke Europese luchtvaartruimte, namelijk: de lidstaten van de Europese Unie, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voor- malige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, het Koninkrijk Noorwe- gen, de Republiek Servië en Kosovo (Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo).
h. verkeer op hetzelfde luchtvaartuig combineren, ongeacht de herkomst van dit verkeer.
4. Elke partij verleent elke luchtvaartmaatschappij het recht om de frequentie en capaciteit van het door haar aangeboden internationale luchtvervoer te baseren op commerciële marktgerelateerde overwegingen. Overeenkomstig dit recht mag geen van beide partijen unilateraal beperkingen opleggen met betrekking tot het verkeersvolume, de frequentie of de regelmaat van de vluchten of de door de luchtvaartmaat- schappijen van de andere partij gebruikte types luchtvaartuigen, behalve om douane-, technische, opera- tionele, milieu- of gezondheidsredenen of overeenkomstig artikel 26.
5. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij mogen, binnen het kader van codesharingovereenkomsten, elk punt in een derde land bedienen dat niet is opgenomen in de gespecificeerde routes, voor zover ze geen rechten van de vijfde vrijheid uitoefenen.
6. De overgangsbepalingen van bijlage III en de daarbij voorziene uitbreiding van rechten zijn van toepas- sing op deze bijlage.
Bijlage III Overgangsbepalingen Afdeling 1
Overgangsperioden
1. De overgang van Oekraïne naar de effectieve tenuitvoerlegging van alle bepalingen en voorwaarden die voortvloeien uit deze Overeenkomst vindt plaats in twee overgangsperioden.
2. Deze overgang zal worden beoordeeld aan de hand van normaliseringsinspecties die worden uitgevoerd door de Europese Commissie en het EASA; voorts wordt ook een besluit genomen door het Gemengd Comité, zoals ingesteld bij artikel 33.
Afdeling 2
Specificaties die van Toepassing zijn Tijdens de eerste Overgangsperiode
1. Tijdens de eerste overgangsperiode:
a. krijgen luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie en door Oekraïne geregistreerde luchtvaart- maatschappijen toestemming om onbeperkte verkeersrechten uit te oefenen tussen elke plaats in de Europese Unie en elk punt in Oekraïne;
b. na een beoordeling van de tenuitvoerlegging door Oekraïne van de normen en relevante eisen van de Europese Unie en ingevolge de informatie van het Gemengd Comité wordt Oekraïne als waarnemer betrokken bij de werkzaamheden van het comité dat is opgericht bij Verordening (EEG) nr. 95/93 betref- fende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op communautaire luchthavens; en
c. artikel 22, lid 5, punt c), is niet van toepassing.
2. Onder de volgende voorwaarden mag Oekraïne overgaan naar de tweede overgangsperiode:
a. de toepasselijke eisen en normen van de onderstaande besluiten moeten in de nationale wetgeving zijn opgenomen en ten uitvoer zijn gelegd:
– Verordening (EG) nr. 216/2008 (inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerlucht- vaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart);
– Verordening (EU) nr. 748/2012 (uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucer- tificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, als- mede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties);
– Verordening (EG) nr. 2042/2003 (permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaart- producten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van b( voornoemde taken betrokken organisaties en personen), zoals gewijzigd;
– Verordening (EU) nr. 965/2012 (technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartactiviteiten);
– Verordening (EU) nr. 1178/2011 (technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen);
– Verordening (EU) nr. 996/2010 (inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten);
– Richtlijn 2009/12/EG (inzake luchthavengelden);
– Richtlijn 96/67/EG (betreffende toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap);
– Verordening (EEG) nr. 95/93 (betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots);
– Richtlijn 2000/79/EG (inzake de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeids- tijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart);
– Hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 1008/2008 (betreffende exploitatie van luchtvaartdiensten);
– Verordening (EG) nr. 785/2004 (betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploi- tanten van luchtvaartuigen);
– Verordening (EG) nr. 80/2009 (betreffende geautomatiseerde boekingssystemen);
– Verordening (EG) nr. 2027/97 (betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongeval- len);
– Verordening (EG) nr. 261/2004 (gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertragingen);
– Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vast- stelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappel(ke Europese luchtruim („de kaderverordening”)
– Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betref- fende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappel(k Europees luchtruim („de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”),
– Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betref- fende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de lucht- ruimverordening”);
– Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betref- fende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interope- rabiliteitsverordening”);
– Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie van 29 juli 2010 tot vaststelling van een presta- tieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van lucht- vaartnavigatiediensten;
– Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten;
– Verordening (EU) nr. 1034/2011 van de Commissie van 17 oktober 2011 betreffende het veiligheids- toezicht op het gebied van luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010;
– Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim; en
– Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeen- schappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen,
zoals deze zijn vermeld, met inbegrip van de wijzigingen, in bijlage I bij deze Overeenkomst;
b. Oekraïne moet regels voor de afgifte van exploitatievergunningen toepassen die in wezen gelijk- waardig zijn aan die van hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van lucht- diensten in de Europese Unie, en
c. wat betreft de beveiliging van de luchtvaart moet Oekraïne de meest recente toepasselijke wijziging van ECAC-document 30, deel II, toepassen.
Afdeling 3
Specificaties die van Toepassing zijn Tijdens de tweede Overgangsperiode
1. Na het besluit van het Gemengd Comité als bedoeld in artikel 33, waarin wordt bevestigd dat Oekraïne voldoet aan alle voorwaarden die zijn vastgesteld in afdeling 2, punt 2):
a. worden de relevante certificaten die zijn afgegeven door Oekraïne, zoals vermeld in bijlage IV, afdeling 1, door de EU-lidstaten erkend overeenkomstig de voorwaarden van het besluit van het Gemengd Comité en overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 216/2008;
b. is artikel 22, lid 5, punt c), van toepassing; en
c. na een beoordeling van de tenuitvoerlegging door Oekraïne van de relevante normen en eisen van de Europese Unie en ingevolge de informatie van het Gemengd Comité wordt Oekraïne als waarnemer betrokken bij de werkzaamheden van het comité dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2111/2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd.
2. Onder de volgende voorwaarden mag Oekraïne deze Overeenkomst volledig ten uitvoer leggen:
a. Oekraïne moet alle toepasselijke eisen en normen van de in bijlage I vermelde besluiten van de Euro- pese Unie in nationale wetgeving hebben omgezet en ten uitvoer hebben gelegd; en
b. het luchtruim onder verantwoordelijkheid van Oekraïne moet worden georganiseerd overeenkomstig de EU-eisen die gelden voor de vaststelling van FAB’s.
Afdeling 4 Volledige tenuitvoerlegging van deze overeenkomst
Na het besluit van het Gemengd Comité als bedoeld in artikel 33, waarin wordt bevestigd dat Oekraïne vol- doet aan alle voorwaarden die zijn vastgesteld in afdeling 3, punt 2), van deze bijlage, is het volgende van toepassing:
1. Naast de verkeersrechten die zijn uiteengezet in afdeling 2, punt 1), van deze bijlage:
Luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie hebben ook het recht onbeperkte verkeersrechten uit te oefenen tussen punten in Oekraïne, ongeacht of deze diensten beginnen of eindigen in de EU, en
b. luchtvaartmaatschappijen uit Oekraïne mogen onbeperkte verkeersrechten uitoefenen tussen punten in de Europese Unie, tussenliggende punten in landen die deelnemen aan het Europees nabuur- schapsbeleid en ECAA-landen, en punten in landen die zijn opgenomen in de lijst in bijlage V, op voor- waarde dat de vlucht onderdeel is van een dienst die een punt in Oekraïne bedient.
2. Alle relevante certificaten van bijlage IV, afdeling 2, die zijn afgegeven door Oekraïne worden door de EU-lidstaten erkend overeenkomstig de voorwaarden van deze bepalingen.
Bijlage IV
Lijst van de certificaten als bedoeld in bijlage III
1. Vliegtuigbemanningen
Piloten (de afgifte, handhaving, wijziging, beperking, opschorting of intrekking van vergunningen) (Verorde- ningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/2012 van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011).
Certificering van personen die verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van vluchtopleidingen of vluchtsi- mulatieopleidingen en voor het beoordelen van de vaardigheden van piloten (Verordeningen (EG) nr. 216/ 2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/2012 tot wijziging van (EU) nr. 1178/2011).
Attesten van cabinebemanningsleden (afgifte, handhaving, wijziging, beperking, opschorting of intrekking van attesten van cabinebemanningsleden) (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/ 2012 tot wijziging van (EU) nr. 1178/2011).
Medische certificaten voor piloten (afgifte, handhaving, wijziging, beperking, opschorting of intrekking) (Ver- ordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/2012 tot wijziging van (EU) nr. 1178/2011).
Certificaten van keuringsartsen voor de luchtvaart, en de voorwaarden waaronder huisartsen mogen optre- den als keuringsartsen voor de luchtvaart (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/ 2012 tot wijziging van (EU) nr. 1178/2011).
Periodieke luchtvaartgeneeskundige beoordeling van cabinebemanningsleden – de kwalificaties van perso- nen die verantwoordelijk zijn voor deze beoordeling (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/2012 tot wijziging van (EU) nr. 1178/2011).
De voorwaarden voor de afgifte, handhaving, wijziging, beperking, opschorting of intrekking van certificaten van opleidingsinstellingen voor piloten (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/ 2012 tot wijziging van (EU) nr. 1178/2011).
De voorwaarden voor de afgifte, handhaving, wijziging, beperking, opschorting of intrekking van certificaten van luchtvaartgeneeskundige centra die betrokken zijn bij de kwalificatie en luchtvaartgeneeskundige beoor- deling van bemanningen van burgerluchtvaartuigen (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/2012 tot wijziging van (EU) nr. 1178/2011).
Certificering van vluchtsimulators en de eisen voor organisaties die dergelijke simulatoren exploiteren en gebruiken (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 290/2012 tot wijziging van (EU) nr. 1178/2011).
2. Luchtverkeersbeheer en Luchtvaartnavigatiediensten
Certificaten van verleners van luchtverkeersdiensten (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 Bijlage II Specifieke eisen voor de verlening van luchtverkeersdiensten).
Certificaten voor verleners van meteorologische diensten (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1034/ 2011, (EU) nr. 1035/2011 Bijlage III Specifieke eisen voor de verlening van meteorologische diensten).
Certificaten voor verleners van luchtvaartinlichtingendiensten (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 Bijlage IV Specifieke eisen voor de verlening van luchtvaartinlichtingendien- sten).
Certificaten voor verleners van communicatie-, navigatie of surveillancediensten (Verordeningen (EG) nr. 216/ 2008, (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 Bijlage V Specifieke eisen voor de verlening van communicatie-, navigatie- of surveillancediensten).
Vergunningen voor luchtverkeersleiders (ATCO) en student-luchtverkeersleiders (afgifte, opschorting en in- trekking) en bijbehorende bevoegdverklaringen en aantekeningen (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 805/2011).
Medische certificaten van luchtverkeersleiders (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 805/2011).
Certificaten van opleidingsorganisaties voor luchtverkeersleiders (ATCO) (geldigheid, verlenging, nieuwe validering en gebruik) (Verordeningen (EG) nr. 216/2008, (EU) nr. 805/2011).
Bijlage V
Lijst van andere landen als bedoeld in de artikelen 17, 19 en 22 van deze overeenkomst en bijlagen II en III bij deze overeenkomst
1. De Republiek IJsland (in het kader van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);
2. Het Vorstendom Liechtenstein (krachtens de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);
3. Het Koninkrijk Noorwegen (krachtens de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte); en
4. De Zwitserse Bondsstaat (in het kader van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat).
Bijlage VI Procedureregels
Deze Overeenkomst is van toepassing in overeenstemming met de procedureregels hieronder:
1. Betrokkenheid van Oekraïne bij comités
Wanneer Oekraïne volgens dit akkoord betrokken is bij een comité dat is ingesteld krachtens de relevante EU-besluiten, verwerft het de status van waarnemer, wordt het blootgesteld aan alle relevante discussies en wordt het aangemoedigd om deel te nemen aan het debat, overeenkomstig het reglement van orde; het wordt evenwel uitgesloten van bijeenkomsten tijdens dewelke een stemming plaatsvindt.
Om de relevante wetgeving inzake het gemeenschappelijke Europese luchtruim ten uitvoer te leggen, wordt Oekraïne, wat luchtverkeersbeheer betreft, ook betrokken bij alle organen die door de Europese Commissie zijn opgericht, zoals het Raadgevend orgaan voor de industrie (ICB) en de Netwerkbeheerder.
2. Status van waarnemer in het EASA
De status van waarnemer bij het EASA verleent Oekraïne het recht om deel te nemen aan technische groe- pen en organen van het EASA die openstaan voor de EU-lidstaten en andere partnerlanden van het Euro- pees nabuurschapsbeleid, mits aan de voorwaarden voor een dergelijke deelname is voldaan. De status van waarnemer verleent niet het recht om aan de stemmingen deel te nemen. Deze status wordt niet ver- worven voor wat betreft de Raad van bestuur van het EASA.
3. Samenwerking en uitwisseling van informatie
Teneinde de uitoefening van de relevante bevoegdheden van de bevoegde instanties van de partijen te vergemakkelijken, wisselen de bevoegde instanties op verzoek alle informatie met elkaar uit die noodza- kelijk is voor de goede werking van deze Overeenkomst.
4. Gebruik van talen
De partijen zijn gerechtigd om in procedures in het kader van deze Overeenkomst gebruik te maken van een van de officiële talen van de instellingen van de Europese Unie of van het Oekraïens. De partijen zijn zich ervan bewust dat het gebruik van de Engelse taal het verloop van deze procedures zal vergemakke- lijken. Wanneer in een officieel document een taal wordt gebruikt die geen officiële taal van de Europese Unie is, wordt bij dat document een vertaling in een officiële taal van de instellingen van de Europese Unie gevoegd, waarbij rekening wordt gehouden met de bepaling in de vorige zin. Indien een partij voorne-
mens is in een mondelinge procedure een taal te gebruiken die geen officiële taal van de instellingen van de Europese Unie is, zorgt die partij voor een simultane vertaling in de Engelse taal.
Bijlage VII
Criteria als bedoeld in artikel 26, lid 4
1. Met de goede werking van deze Overeenkomst zijn verenigbaar:
a. steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers op voorwaarde dat deze toegepast worden zonder onderscheid naar de oorsprong van de betrokken diensten; en
b. steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen.
2. Bovendien kunnen worden beschouwd als verenigbaar met de goede werking van deze Overeenkomst:
a. steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levens- standaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst;
b. steun voor het bevorderen van de ontwikkeling van zekere economische bedrijvigheid of van zekere economische gebieden, wanneer door deze maatregelen geen nadelige gevolgen heeft voor de com- merciële activiteiten van luchtvaartmaatschappijen aan de belangen van de partijen; en
c. steun om de gestelde doelen te bereiken, kunnen in het kader van de horizontale groepsvrijstellings- verordeningen en horizontale en sectorale regels inzake staatssteun verleend in overeenstemming met de daarin vermelde voorwaarden.
D. PARLEMENT
De Overeenkomst, met Bijlagen, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten- Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst, met Bijlagen, kan worden gebonden.
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van de Overeenkomst, met Bijlagen, zullen ingevolge artikel 38, tweede lid, van de Overeen- komst in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na de datum van de laatste nota van de uit- wisseling van diplomatieke nota’s tussen de partijen waarin wordt bevestigd dat alle voor de inwerkingtre- ding van deze Overeenkomst noodzakelijke procedures zijn voltooid.
Uitgegeven de dertigste november 2021.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. KNAPEN
trb-2021-155 ISSN 0920 - 2218
’s-Gravenhage 2021