OMZETTING COÖPERATIE IN STICHTING
OMZETTING COÖPERATIE IN STICHTING
211782
Vandaag, vijf juli tweeduizend drieëntwintig,
verscheen voor mij, xx. XXXXXXX XXXXX XX XXXXX, notaris gevestigd te Zutphen: xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx xxx Xxx, geboren te Vorden op dertien juni negentienhonderd zesenzeventig, werkzaam op het kantoor van de in het hoofd van deze akte genoemde notaris aan de Xxxx Xxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxx,
handelend als schriftelijk gevolmachtigde van de algemene leden vergadering van de coöperatie: Coöperatie SWV 25-05 U.A., statutair gevestigd te gemeente Apeldoorn, kantoorhoudende te Xxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx,
handelsregisternummer 59136324 en als zodanig bevoegd de coöperatie rechtsgeldig te vertegenwoordigen, hierna te noemen: ‘de Coöperatie’, wat blijkt uit het hierna te vermelden besluit.
De verschenen persoon heeft mij, notaris, het volgende verklaard.
INLEIDING
1. De Coöperatie is opgericht bij akte verleden op een november tweeduizend dertien voor een waarnemer van xx. X. Xxxxxx-Xxxxxx, (destijds) notaris te Amsterdam.
2. Bij notariële akte verleden op negentien januari tweeduizend tweeëntwintig voor een waarnemer van genoemde notaris xx. X. Xxxxxx-Xxxxxx, zijn de statuten van de Coöperatie voor het laatst gewijzigd.
3. Op eenentwintig april tweeduizend drieëntwintig heeft de algemene leden vergadering van de Vereniging besloten de rechtsvorm van de Coöperatie om te zetten in een Stichting en om de statuten van de Coöperatie te wijzigen.
Het stuk waaruit dit besluit blijkt, is aan deze akte vastgemaakt.
4. Rechterlijke machtiging
Op drie juli tweeduizend drieëntwintig heeft de Rechtbank Gelderland de rechterlijk machtiging als bedoeld in Artikel 2:18 lid 4 Burgerlijk Wetboek verleend voor de omzetting van de Coöperatie in een Stichting.
Het stuk waaruit dit besluit blijkt, is aan deze akte vastgemaakt
5. De verschenen persoon is door de algemene leden vergadering van de Coöperatie gemachtigd om deze omzetting en statutenwijziging bij notariële akte vast te leggen.
STATUTEN
Als gevolg van het besluit tot omzetting en statutenwijziging wordt de Coöperatie omgezet in een Stichting en luiden de statuten met onmiddellijke ingang als volgt: Artikel 1 Begripsbepalingen
- Aangeslotene: het bevoegd gezag dat met de stichting een aansluitovereenkomst heeft gesloten.
- Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens volmacht of substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigt;
- Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de Expertisecentra in stand houdt waarvan de vestiging is gelegen buiten de regio.
- Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
- Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 2:47 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
- Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
- Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen die in de Regio woonachtig zijn.
- Regio: het bij ministeriële regeling aan het onderhavige samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten gebied waarbinnen het Samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt.
- Samenwerkingsverband: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:47 van de Wet op het voortgezet onderwijs, zijnde de onderhavige stichting.
- Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd als bedoeld in de Wet op de Expertisecentra en gevestigd in de Regio.
- Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
- Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Artikel 2 Naam
1. De stichting draagt de naam: Stichting SWV 2505.
2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Apeldoorn.
Artikel 3 Doelstelling
1. De stichting heeft ten doel:
a. het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 2.47 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b. het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen;
c. het realiseren dat zoveel mogelijk van de in de regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
d. een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in de Regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven, zo thuisnabij mogelijk.
2. De stichting poogt het doel te bereiken door:
a. gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de aangeslotenen;
b. het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c. het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d. het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e. het uitoefenen van door de bevoegde gezagen aan de stichting overgedragen bevoegdheden;
f. het inzetten van andere middelen die aan het doel van de stichting dienstbaar kunnen zijn.
3. De stichting beoogt niet het maken van winst.
Artikel 4 Aangeslotenen
1. Aangesloten kunnen slechts zijn het, van rijkswege bekostigd, bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband, omdat zij onderwijs geeft aan leerlingen uit de regio.
2. Aangeslotene is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als aangeslotene bij het bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het bestuur als aangeslotene is toegelaten door het sluiten van een aansluitingsovereenkomst met het betreffende bevoegd gezag.
3. Rechten en plichten van de aangeslotenen ten aanzien van de stichting op basis van het gestelde in deze statuten worden nader geregeld in een aansluitingsovereenkomst.
4. De aangeslotenen eerbiedigen elkanders identiteit en de stichting houdt daar bij de uitvoering van de taken rekening mee.
5. De aansluiting van een bevoegd gezag eindigt indien:
a. de aangeslotene ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;
b. onder het aangesloten bevoegd gezag geen school meer in de regio ressorteert, dan wel indien het betreft een school voor speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
c. de aangeslotene de aansluitingsovereenkomst opzegt;
d. namens de stichting de aansluitingsovereenkomst wordt opgezegd;
e. de aansluitingsovereenkomst wordt ontbonden door de aangeslotene of het samenwerkingsverband.
6. Een aangeslotene kan de aansluitingsovereenkomst schriftelijk opzeggen per einde kalenderjaar met in achtneming van een voorafgaande opzegtermijn van ten minste zes maanden.
7. In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging, naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid die door het bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden meegedeeld aan het bevoegd gezag dat niet meer aangesloten is.
8. Als de opzegging door een aangeslotene niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt de aansluitingsovereenkomst door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
9. Het bestuur kan de aansluitingsovereenkomst met een aangeslotene slechts schriftelijk per einde van een kalenderjaar opzeggen met in achtneming van een voorafgaande opzegtermijn van drie maanden.
10. Aansluiting bij het samenwerkingsverband en beëindiging van aansluitingsovereenkomst gaan in per één januari van het (volgende) kalenderjaar.
11. Opzegging overeenkomstig het bepaalde in dit artikel is alleen mogelijk voor zover daarmee niet in strijd wordt gehandeld met de in artikel 2:47 van de Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen wettelijke verplichting tot oprichting en instandhouding van een samenwerkingsverband passend onderwijs.
12. Het bestuur kan besluiten de uitoefening van de rechten van de betrokken aangeslotene alsmede de verplichtingen van de stichting jegens de betrokken aangeslotene gedurende een door het bestuur vast te stellen periode opschorten. Deze maatregel kan door het bestuur worden genomen indien een aangeslotene in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de stichting handelt of de stichting op onredelijke wijze benadeelt. Gedurende de periode waarin voormelde rechten en verplichtingen zijn opgeschort, is de aangeslotene niet bevoegd de rechten als vermeld in de aansluitingsovereenkomst en de statuten uit te oefenen en is de stichting niet gehouden prestaties jegens de aangeslotene te verrichten.
13. De opschorting bedoeld in het vorige lid kan slechts gelden voor een periode van ten hoogste drie maanden. De opschorting kan steeds worden verlengd met een nieuwe periode voor ten hoogste drie maanden indien de reden voor de opschorting nog voortduurt. Voor deze verlenging heeft het bestuur de goedkeuring van de raad van toezicht nodig. Verlenging van de opschorting is onbeperkt mogelijk, indien en zolang de aangeslotenen gedurende de opschorting van diens rechten in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de
stichting blijft handelen of de stichting op onredelijke wijze blijft benadelen. In geval van benadeling van de stichting door een aangeslotene als gevolg waarvan de stichting schade leidt, kan de stichting de schade bij de aangeslotene verhalen. Voormelde opschorting van rechten geldt voor zover daarmee niet in strijd wordt gehandeld met het bepaalde in artikel 2:47 van de Wet op het voortgezet onderwijs en behoudens een door de tot het beslechten van geschillen bevoegde instantie anders getroffen voorziening.
Artikel 5 Geldmiddelen
De geldmiddelen welke de stichting ter beschikking staan bestaan uit:
1. de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van de stichting;
2. de bijdragen van de aangeslotenen;
3. stichtingskapitaal en de inkomsten daaruit;
4. subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5. erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard.
Artikel 6 Stichtingsorganen
1. De stichting kent als organen:
a. het bestuur, titulair aan te duiden als de directeur-bestuurder;
x. xx xxxx van toezicht.
Het bestuur functioneert als stichtingsbestuur. De raad van toezicht functioneert als intern toezichthoudend orgaan.
2. Het bestuur draagt er zorg voor dat de raad van toezicht tijdig over de informatie beschikken die vereist is voor de uitoefening van hun taak. Ook voorziet het bestuur in administratieve ondersteuning ten behoeve van de raad van toezicht.
3. Binnen de stichting is voorts een directieberaad actief en kunnen een of meerdere (advies)raden en/of commissies worden ingesteld.
Artikel 7 Bestuur, samenstelling
1. Het bestuur bestaat uit één natuurlijk persoon, die wordt aangeduid met de titel directeur-bestuurder.
2. Het bestuur wordt door de raad van toezicht benoemd op voordracht van de benoemingsadviescommissie. De raad van toezicht kan de voordracht gemotiveerd naast zich neerleggen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, en zal de benoemingsadviescommissie verzoeken een nieuwe voordracht te doen.
3. Tot bestuurder kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuurlijke- of toezichthoudende functie vervult, of de afgelopen vier jaren heeft vervuld, bij een aangeslotene, noch een persoon die een toezichthoudende functie bij de stichting vervult of de afgelopen vier jaar heeft vervuld.
4. De benoeming van het bestuur geschiedt op basis van een vooraf openbaar gemaakte profielschets. De medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen omtrent de door de raad van toezicht vast te stellen profielschets.
5. De raad van toezicht kan het bestuur schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van tenminste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
6. Indien het bestuur is geschorst, dient de raad van toezicht binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag van het bestuur dan wel tot opheffing of handhaving van de schorsing. Bij het ontbreken van een besluit als bedoeld in de vorige zin vervalt de schorsing.
7. Een bestuurder die is geschorst wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering van de raad van toezicht te verantwoorden en zich daarbij door een raadsman te laten bijstaan. Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat de bestuurder vooraf de gelegenheid wordt geboden om te worden gehoord.
8. De medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad worden in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen omtrent een voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag van het bestuur.
9. Het bestuur defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn vrijwillig aftreden;
c. door zijn ontslag.
10. Bij belet of ontstentenis van het bestuur, wordt het bestuur waargenomen door een of meer personen die daartoe door de raad van toezicht zijn of worden aangewezen.
Artikel 8 Taken en bevoegdheden bestuur
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en houdt zich aan de Code Goed Bestuur van de VO-Raad.
2. Het bestuur is bevoegd de stichting te vertegenwoordigen.
3. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen, mits met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de raad van toezicht. De raad van toezicht besluit met algemene stemmen omtrent het verlenen van goedkeuring.
4. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, mits met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de raad van toezicht. De raad van toezicht besluit met algemene stemmen omtrent het verlenen van goedkeuring.
5. Het bestuur geeft leiding aan de dagelijkse gang van zaken binnen de stichting en is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van de stichting en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten. Het bestuur benoemt en geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan de stichting.
6. Het bestuur behoeft – onverminderd het elders in deze statuten bepaalde - de goedkeuring van de raad van toezicht voor besluiten strekkende tot:
a. vaststelling en wijziging van de strategische doelstellingen van de stichting (visie en missie);
b. vaststelling en wijziging van het ondersteuningsplan en de (meerjaren)begroting van de stichting;
c. vaststelling van het jaarverslag van de stichting;
d. vaststelling en wijziging van het bestuursreglement;
e. het aangaan van overeenkomsten, waarbij aan de stichting een krediet wordt verleend;
f. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de stichting;
g. het vaststellen van een treasury statuut;
h. ingrijpende reorganisaties van de stichting;
i. het doen van uitgaven die niet in de begroting zijn opgenomen en de begroting met een zodanig bedrag te boven gaan als door de raad van toezicht is bepaald;
j. het aanvragen van faillissement en surseance van betaling van de stichting.
7. Het bestuur voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
8. De stichting is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
9. Het bestuur draagt er zorg voor dat het directieberaad en de raad van toezicht tijdig over de informatie beschikken die vereist is voor de uitoefening van hun taak. Ook voorziet het bestuur in administratieve ondersteuning ten behoeve van de raad van toezicht.
10. Het bestuur voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad.
11. Het bestuur legt zijn besluiten schriftelijk vast.
12. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en/of de met haar verbonden onderneming of organisatie. Indien hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
Artikel 9 Raad van toezicht
1. De stichting kent een raad van toezicht bestaande uit zoveel personen als de stichting aangeslotenen kent, vermeerderd met één of twee onafhankelijke leden, waaronder de voorzitter. De raad van toezicht bepaalt het aantal onafhankelijke leden. De onafhankelijke leden zijn stemhebbend lid van de raad van toezicht.
2. Xxxxxx aangeslotene is bevoegd tot benoeming van één lid van de raad van toezicht. Het te benoemen lid dient een afgevaardigde van de betreffende aangeslotene te zijn die de functie heeft van statutair bestuurder dan wel een bestuurlijk mandaat heeft.
Eén onafhankelijk lid wordt benoemd door de raad van toezicht op bindende voordracht van de ondersteuningsplanraad.
De voordracht en de benoeming vinden plaats op basis van vooraf openbaar
gemaakte profielschetsen. De ondersteuningsplanraad wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen omtrent de door de raad van toezicht vast te stellen profielschets.
3. De onafhankelijke voorzitter kan niet zijn een persoon in dienst van de stichting of een aangeslotene, dan wel in de afgelopen vier jaar in dienst is geweest van de stichting of een aangeslotenen, dan wel een persoon die een bestuurlijke of toezichthoudende taak verricht bij de stichting of een aangeslotene, dan wel in de afgelopen vier jaar een zodanige taak heeft verricht. De onafhankelijk voorzitter kan tevens geen ouder zijn van een leerling op een school.
Lid van de raad van toezicht kunnen niet zijn personen die lid zijn van de ondersteuningsplanraad, de medezeggenschapsraad en/of het directieberaad.
4. In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Xxxxxxx van een vacature of ingeval van ontstentenis of belet van een lid van de raad van toezicht vormen de overblijvende leden een rechtsgeldige raad van toezicht.
5. Het orgaan dat bevoegd was tot de benoeming van een lid van de raad van toezicht is tevens bevoegd tot diens schorsing of ontslag.
6. Indien een lid van de raad van toezicht is geschorst, dient het betreffende orgaan binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag dan wel tot opheffing of handhaving van de schorsing.
7. Een lid van de raad van toezicht defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn vrijwillig aftreden;
c. doordat hij geen afgevaardigde meer is;
d. door zijn ontslag.
Artikel 10 Raad van toezicht, taken en bevoegdheden
1. Het interne toezicht binnen de stichting wordt uitgeoefend door de raad van toezicht. In dit kader is de raad van toezicht onder meer belast met:
a. de goedkeuring van bestuursbesluiten als bedoeld in artikel 8 lid 6;
b. het toezien op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming;
c. aanwending van de middelen van een school verkregen op grond van de Wet op het voortgezet;
d. het toezien op de naleving door het bestuur van wettelijke verplichtingen, de code Goed Bestuur van de VO-Raad en de afwijkingen van die code.
De raad van toezicht ziet in het bijzonder toe op de verwezenlijking van de doelstelling van de stichting, het bereiken van de doelen en gewenste resultaten en het maatschappelijk belang van de stichting.
2. De raad van toezicht richt zich bij haar taak mede op de kwaliteit van de processen, de efficiency van de bedrijfsvoering en de continuïteit van de organisatie.
3. De raad van toezicht vervult de werkgeversrol richting het bestuur.
4. De raad van toezicht is bevoegd commissies in te stellen die onder andere tot taak hebben het voorbereiden van de uitoefening van de taken van de raad van
toezicht. De samenstelling van deze commissies wordt in het navolgende lid genoemde reglement van toezicht nader vastgelegd.
5. De raad van toezicht kan in het reglement van toezicht de taken en bevoegdheden nader vastleggen. De raad van toezicht is op voorstel van het bestuur belast met de goedkeuring van het reglement voor het directieberaad.
6. De specifieke taken en bevoegdheden van de voorzitter, voor zover niet in deze statuten vermeld, alsmede overige tussen de stichting en de voorzitter overeengekomen afspraken betreffende de uitoefening en beloning van het voorzitterschap, worden nader schriftelijk vastgelegd.
7. De raad van toezicht is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
8. De raad van toezicht stelt een toezichtkader vast.
Artikel 11 Raad van toezicht, vergaderingen en besluitvorming
1. De raad van toezicht vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of indien ten minste twee leden van de raad van toezicht of het bestuur dit, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken. De oproepingen tot de vergaderingen geschieden door of namens de voorzitter met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen vóór de datum van de vergadering, die van de oproeping en van de vergadering daaronder niet begrepen, onder toezending van een agenda met plaats, tijdstip en onderwerpen van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan met een kortere termijn worden volstaan, zulks ter beoordeling van de voorzitter van de raad van toezicht.
2. De vergaderingen van de raad van toezicht worden geleid door de voorzitter. De raad van toezicht wijst uit eigen midden een vice-voorzitter aan, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.
3. De raad van toezicht besluit bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen behoudens voor zover bij de wet of in deze statuten voor enig besluit een gekwalificeerde meerderheid is voorgeschreven. Ieder niet-geschorst lid van de raad van toezicht heeft één stem. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt binnen twee weken opnieuw een vergadering belegd. Indien de stemmen dan opnieuw staken, is het voorstel verworpen.
4. De raad van toezicht kan alleen geldige besluiten nemen indien ten minste twee/derde van de in functie zijnde leden van de raad van toezicht ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. Een lid van de raad van toezicht kan ter vergadering een ander lid vertegenwoordigen. Een lid kan niet meer dan één ander lid in de vergadering vertegenwoordigen.
Indien in een vergadering van de raad van toezicht het vereiste aantal leden niet aanwezig of vertegenwoordigd is, kan na zeven dagen maar uiterlijk binnen drie weken een volgende vergadering worden gehouden, waarin de besluiten kunnen worden genomen ongeacht het aantal leden van de raad van toezicht dat ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
5. Indien in een vergadering van de raad van toezicht alle in functie zijnde leden aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de statutaire voorschriften voor het oproepen en het houden van vergaderingen niet in acht genomen.
6. De raad van toezicht kan, met kennisgeving aan het bestuur, ook buiten vergadering met de wettelijk of statutair vereiste meerderheid besluiten nemen, mits alle leden van de raad van toezicht schriftelijk hun zienswijze tot uitdrukking hebben kunnen brengen en geen lid van de raad van toezicht zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet.
Onder ‘schriftelijk’ wordt in dit verband mede verstaan: communicatie via enig elektronisch communicatiemiddel. Een aldus genomen besluit wordt in het verslag van de eerstvolgende vergadering opgenomen, met vermelding van de uitgebrachte zienswijzen.
7. Vergaderingen van de raad van toezicht kunnen ook worden gehouden door middel van telefonische- en videoconferenties, of door middel van enige ander communicatiemiddel, mits elke deelnemer aan de vergadering door alle anderen gelijktijdig kan worden gehoord.
8. De vergaderingen van de raad van toezicht worden bijgewoond door het bestuur, tenzij de raad van toezicht gemotiveerd te kennen geeft zonder bestuur te willen vergaderen. In dat geval wordt het bestuur door de raad van toezicht in kennis gesteld van de ter vergadering genomen besluiten.
9. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden, die na vaststelling door de raad van toezicht door de voorzitter van de vergadering worden ondertekend. In de notulen wordt tevens vermeld welke leden van de raad van toezicht ter vergadering aanwezig dan wel vertegenwoordigd zijn geweest.
Artikel 12 Directieberaad, taken en bevoegdheden
1. Elke (locatie van een) school die valt onder het bevoegd gezag van een aangeslotene is door haar directeur vertegenwoordigd in het directieberaad. Indien de directeur tevens bestuurder is van het betreffende bevoegd gezag en daarmee lid is van de raad van toezicht, wijst de directeur een persoon aan die namens de betreffende school zitting neemt in het directieberaad.
2. Het directieberaad heeft een collectieve verantwoordelijkheid in de beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering van het samenwerkingsverband, zoals nader bepaald in het reglement voor het directieberaad dat in overleg met het directieberaad door het bestuur wordt vastgesteld. Het reglement behoeft de goedkeuring van de raad van toezicht.
Artikel 13 Geschillenregeling en mediation
1. Een aangeslotene kan zich binnen zes weken na een door het bestuur of raad van toezicht genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het Samenwerkingsverband wenden tot de arbitragevoorziening als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast.
2. In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation.
3. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan de permanente landelijke arbitragevoorziening.
Artikel 14 Informatieplicht
Elke aangeslotene voorziet het bestuur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de stichting.
Artikel 15 Medezeggenschapsraad en Ondersteuningsplanraad
Aan de stichting is een medezeggenschapsraad en ondersteuningsplanraad verbonden. Het bestuur stelt voor beide raden een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
Artikel 16 Adviescommissie toelaatbaarheid
1. De stichting stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs in het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs.
2. De stichting neemt, het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Artikel 17 Bezwaaradviescommissie
De stichting is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie, die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van de stichting over de toelaatbaarheid van leerlingen tot onderwijs aan een speciale school voor voortgezet onderwijs of tot het speciaal onderwijs of het praktijkonderwijs.
Artikel 18 Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders
1. De stichting stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2. De stichting verstrekt van elk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Artikel 19 Boekjaar en jaarstukken
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur van de stichting is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van al hetgeen verder de financiën van de stichting betreft op
zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de stichting kunnen worden gekend.
3. In jaarvergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag. Het bestuur legt daartoe de jaarstukken ter goedkeuring aan de raad van toezicht voor.
4. De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5. De jaarrekening wordt gecontroleerd door de registeraccountant die door de raad van toezicht is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de raad van toezicht en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het bestuur.
6. De vastgestelde stukken worden ondertekend door de leden van de raad van toezicht en het bestuur; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt.
7. Het bestuur zendt binnen één maand na vaststelling van de jaarrekening en jaarverslag een exemplaar daarvan aan de aangeslotenen.
8. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
Artikel 20 Statutenwijziging
1. Een besluit tot wijziging van de statuten wordt genomen door het bestuur, na verkregen goedkeuring van de raad van toezicht. De raad van toezicht besluit omtrent het verlenen van deze goedkeuring met een meerderheid van tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
2. De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
3. Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 21 Ontbinding en vereffening
1. Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 19 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt de stichting ontbonden door een besluit daartoe van het bestuur, na verkregen goedkeuring van de raad van toezicht. De raad van toezicht besluit omtrent het verlenen van deze goedkeuring met een meerderheid van tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
2. Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door het bestuur.
3. Aanwezige geld/middelen van de stichting worden voor de datum van ontbinding naar rato van het aantal leerlingen teruggestort naar de betrokken bevoegde gezagen.
4. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5. De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
BIJLAGEN
Aan deze akte zijn de navolgende stukken vastgemaakt:
- de notulen algemene vergadering;
- machtiging Rechtbank.
Woonplaatskeuze
Terzake van de uitvoering van deze overeenkomst, ook voor fiscale gevolgen, wordt woonplaats gekozen ten kantore van de bewaarder van deze akte.
SLOT
De identiteit van de verschenen persoon, die mij notaris bekend is, is door mij - daar waar de wet zulks vereist - vastgesteld op de in de wet vermelde wijze.
WAARVAN AKTE, in minuut is verleden te Zutphen op de datum als in het hoofd van deze akte vermeld.
Na mededeling van de zakelijke inhoud van deze akte en toelichting daarop aan de verschenen persoon heeft deze verklaard op volledige voorlezing geen prijs te stellen, van de inhoud van deze akte kennis te hebben genomen en daarmee in te stemmen. Vervolgens is deze akte na beperkte voorlezing onmiddellijk door de verschenen persoon en mij, notaris, ondertekend.
(Volgt ondertekening)
UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT: