UITVOERINGSOVEREENKOMST
UITVOERINGSOVEREENKOMST
De ondergetekenden,
1. Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. (KvK dossiernummer 20028699), statutair gevestigd te Breda en ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A.J. Markusse en de heer P.H.J. Mesters;
2. Limako B.V. (KvK dossiernummer 20035406), statutair gevestigd te Breda en ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx;
3. Cosun Holding B.V. (KvK dossiernummer 20034886), statutair gevestigd te Breda en ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer X.X.X. xxx xxx Xxxxxxxxxx;
4. Sensus B.V. (KvK dossiernummer 20169318), statutair gevestigd te Roosendaal en ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer I.H. Blankers;
5. Stichting IRS (KvK dossiernummer 41102166), statutair gevestigd te Bergen op Zoom en ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer X.X.X.X. xxx Xxxxxxx;
6. Stichting Kenniscentrum suiker & voeding (KvK dossiernummer 41197281), statutair gevestigd te Amsterdam en ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer P.H.J. Mesters en de heer A.J. Markusse;
hierna te noemen “de aangesloten onderneming(en)” waarbij uitdrukkelijk wordt bepaald dat
(i) iedere aangesloten onderneming de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze Uitvoeringsovereenkomst (zoals hierna gedefinieerd) uitsluitend aangaat in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling die zij heeft gesloten voor haar werknemers; en
(ii) aangesloten ondernemingen niet aansprakelijk zijn en niet instaan voor de nakoming van deze Uitvoeringsovereenkomst door een andere aangesloten onderneming;
en
Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun (KvK dossiernummer 41102979), statutair gevestigd te Breda en ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter de heer
X.X.X. xxx Xxxxxxxxx en de secretaris mevrouw X.X. Gastelaars, hierna te noemen: “het fonds”;
In overweging nemende dat:
a. de aangesloten ondernemingen een pensioenregeling (“Pensioenregeling”) in de zin van artikel 1 Pensioenwet hebben gesloten voor haar werknemers;
b. de aangesloten ondernemingen die Pensioenregeling willen laten uitvoeren door het fonds;
c. de aangesloten ondernemingen op grond van de Pensioenwet ter uitvoering van die Pensioenregeling een uitvoeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet dienen te sluiten met een pensioenuitvoerder;
d. het fonds bereid is de Pensioenregeling uit te voeren;
e. de aangesloten ondernemingen en het fonds laatstelijk de uitvoeringsovereenkomst d.d. 20 december 2017 zijn aangegaan en deze Uitvoeringsovereenkomst op verschillende gronden aanpassing behoeft;
f. artikel 8 (Financiering Voorwaardelijk overgangskapitaal VPL-regeling) van deze uitvoeringsovereenkomst (“Uitvoeringsovereenkomst”) uitsluitend geldt tussen enerzijds het fonds en anderzijds Coöperatie Koninklijke Cosun U.A., Cosun Holding B.V., Sensus
B.V. en Stichting IRS en uitdrukkelijk geen betrekking heeft op de overige aangesloten ondernemingen conform het bepaalde in artikel 8;
g. artikel 9 (Financiering Voorwaardelijke overgangsaanspraken VPL-regeling) van deze Uitvoeringsovereenkomst uitsluitend geldt tussen enerzijds het fonds en anderzijds Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. en Cosun Holding B.V. en uitdrukkelijk geen betrekking heeft op de overige aangesloten ondernemingen conform het bepaalde in artikel 9;
h. de aangesloten ondernemingen de Pensioenregeling ingaande 1 januari 2020 hebben gewijzigd;
i. de wijziging door het fonds in uitvoering zal worden genomen met inachtneming van deze Uitvoeringsovereenkomst;
j. het fonds bij aanvaarding van die uitvoering de toetsing als bedoeld in artikel 3 lid 2 van deze Uitvoeringsovereenkomst heeft gedaan en geconcludeerd heeft dat de Uitvoeringsovereenkomst overeenkomt met de in artikel 3 lid 2 en in artikel 2a van deze Uitvoeringsovereenkomst vermelde risicohouding, ambities en doelstellingen die ten grondslag liggen aan de door het fonds in uitvoering genomen gewijzigde Pensioenregeling;
k. daarnaast het fonds in 2015 een Aanvangshaalbaarheidstoets heeft uitgevoerd in de zin van het BFTK, waaruit is gebleken dat het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau boven de in artikel 2a lid 2 van deze Uitvoeringsovereenkomst genoemde ondergrenzen voor dit pensioenresultaat blijft en waaruit is gebleken dat het pensioenresultaat op fondsniveau in een slechtweerscenario niet teveel afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau, waarbij het fonds hiervoor de maximale afwijking heeft vastgesteld;
l. de hier genoemde ondergrens en maximale afwijking zijn vastgesteld met inachtneming van de genoemde doelstellingen, ambities en risicohouding die ten grondslag liggen aan de gewijzigde Pensioenregeling;
m. naar oordeel van het fonds de wijzigingen in 2020 geen significante wijzigingen betreffen zoals bedoeld in artikel 22 lid 2 van BFTK; en
n. partijen hun afspraken in de onderhavige Uitvoeringsovereenkomst willen vastleggen in overeenstemming met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet.
Komen overeen als volgt:
Artikel 1 Definities
In deze Uitvoeringsovereenkomst zijn de begripsomschrijvingen van de statuten en de definities van het Pensioenreglement van het fonds van toepassing.
Daarnaast wordt in deze Uitvoeringsovereenkomst verstaan onder:
a. (Aanvangs)haalbaarheidstoets: de (aanvangs)haalbaarheidstoets zoals bedoeld in het BFTK.
b. ABtN: de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds zoals deze is vastgesteld conform het bepaalde bij en krachtens artikel 145 Pensioenwet.
c. AOP: voorziening voor arbeidsongeschiktheidspensioen.
d. BFTK: het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
e. Indexatiedekkingsgraad (IDG): betreft de beleidsdekkingsgraad waarbij volledige toekomstbestendige indexatie mag worden toegekend op basis van de indexatieambitie van het pensioenfonds conform het gestelde in artikel 137 lid 2 sub b van de Pensioenwet en artikel 15 BFTK.
f. Minimaal vereist vermogen (MVV): vermogen waarbij het fonds beschikt over een minimaal vereist vermogen conform het gestelde in artikel 131 van de Pensioenwet.
g. Pensioenreglement: het pensioenreglement dat is vastgesteld op basis van artikel 21 van de statuten van het fonds zoals van tijd tot tijd gewijzigd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 van deze Uitvoeringsovereenkomst.
h. Premiedekkingsgraad: de verhouding tussen de verschuldigde premie in het jaar (exclusief de Pensioenuitvoeringskosten) en de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van pensioenaanspraken in datzelfde jaar.
i. Sociale partners: de aangesloten ondernemingen tezamen met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg van die aangesloten ondernemingen(en) betrokken vakorganisaties.
j. Technische Voorzieningen: de technische voorzieningen die het fonds aanhoudt in de zin van artikel 126 Pensioenwet.
k. Vereist eigen vermogen (VEV): vermogen zoals bedoeld in artikel 132 van de Pensioenwet.
Artikel 2 Wederzijdse verplichtingen
1. Xxxxxx aangesloten onderneming is verplicht om iedere werknemer in de zin van het Pensioenreglement bij het fonds aan te melden binnen een maand na aanvang van de arbeidsovereenkomst.
2. Xxxxxx aangesloten onderneming verstrekt het fonds binnen een redelijke termijn alle informatie die het fonds nodig heeft om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze Uitvoeringsovereenkomst en alle daarmee samenhangende wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen.
3. Het fonds verplicht zich tegenover iedere aangesloten onderneming:
a. alle werknemers die volgens het Pensioenreglement daarvoor in aanmerking komen, als deelnemer in het fonds op te nemen;
b. het Pensioenreglement uit te voeren en hierbij haar statuten, deze Uitvoeringsovereenkomst en alle toepasselijke wettelijke regels na te leven;
c. alle informatieverplichtingen volgend uit de wettelijke voorschriften, waaronder de verstrekking van de informatie in de zin van artikel 21 Pensioenwet (de startbrief) aan haar deelnemers en de verstrekking van informatie over wijzigingen van het Pensioenreglement, na te leven; en
d. zich in te spannen door middel van het in de ABtN verwoorde beleid, de ambities en doelstellingen die ten grondslag liggen aan de Pensioenregeling zo goed mogelijk te realiseren mede gelet op de aan die Pensioenregeling ten grondslag liggende risicohouding, en daarover in ieder geval jaarlijks verantwoording af te leggen.
Artikel 2a Risicohouding, ambities en doelstellingen
1. Sociale partners hebben de volgende risicohouding, ambities (in termen van mediane uitkomst) en doelstellingen ten aanzien van de door het fonds uit te voeren Pensioenregeling:
a. opgebouwde pensioenen worden jaarlijks verhoogd op basis van de ambities zoals deze zijn verwoord in artikel 5 van deze Uitvoeringsovereenkomst;
b. een verwachte toeslagrealisatie van 100% van de loonindex voor actieven en 75% van de prijsindex voor inactieven;
c. een acceptabel risico op korting op opgebouwde pensioenen;
d. een financiering van de Pensioenregeling louter op basis van de volgens deze Uitvoeringsovereenkomst vastgestelde premies, zonder dat de aangesloten ondernemingen aanvullende bijdragen zijn verschuldigd als het fonds zou moeten overgaan tot kortingen in de zin van artikel 134 Pensioenwet.
2. In overleg met Sociale partners zijn op basis van lid 1 de volgende ondergrenzen in de zin van het BFTK vastgesteld voor het in het BFTK genoemde pensioenresultaat:
a. ondergrens bij verwacht pensioenresultaat op fondsniveau (gerekend vanuit de feitelijke positie) is gesteld op: 90%; en
b. de maximale afwijking van pensioenresultaat op fondsniveau in slechtweerscenario is gesteld op: 30%.
3. Het fonds zal met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet jaarlijks een Haalbaarheidstoets uitvoeren en zal bij iedere significante wijziging in de zin van artikel 22 lid 2 BFTK een Aanvangshaalbaarheidstoets uitvoeren. Over de uitkomsten van de (Aanvangs)haalbaarheidstoets zal het fonds verantwoording afleggen aan het verantwoordingsorgaan en de aangesloten ondernemingen. Indien uit de (Aanvangs)haalbaarheidstoets blijkt dat het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau onder de door het fonds gekozen ondergrens voor dit pensioenresultaat uitkomt of blijkt dat het pensioenresultaat op fondsniveau in een slechtweerscenario teveel afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau, waarbij het fonds hiervoor de maximale afwijking heeft vastgesteld, dan treedt het fonds in overleg met de aangesloten ondernemingen en zullen de aangesloten ondernemingen ervoor zorgen dat Sociale partners toetsen of dit moet leiden tot een wijziging van de Pensioenregeling en/of van de daaraan ten grondslag liggende financiering, ambities en risicohouding,
Indien uit een (Aanvangs)haalbaarheidstoets blijkt dat niet langer wordt voldaan aan artikel 22 lid 3 BFTK, zal door het fonds in overleg met aangesloten ondernemingen worden vastgesteld welke maatregelen genomen kunnen worden zodat wordt voldaan aan die bepaling, waarbij de aangesloten ondernemingen ervoor zorg dragen dat maatregelen die worden genomen worden getoetst bij Sociale partners volgens het bepaalde in dit artikel.
Indien geen passende maatregelen zijn getroffen binnen 6 maanden nadat melding aan de Sociale partners is gedaan dat niet wordt voldaan aan artikel 22 lid 3 BFTK, voert het fonds niet langer de Pensioenregeling uit.
Artikel 3 Het Pensioenreglement
1. De aangesloten ondernemingen stellen het fonds schriftelijk in kennis van de inhoud van de Pensioenregeling en van iedere wijziging daarin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2a van deze Uitvoeringsovereenkomst.
Nadat het fonds heeft kennisgenomen van een wijziging van de Pensioenregeling en heeft vastgesteld dat deze kan worden uitgevoerd met inachtneming van dit artikel, stelt het fonds een aangepast Pensioenreglement in concept op en legt deze voor aan de betrokken aangesloten ondernemingen. Het door het fonds vast te stellen of te wijzigen Pensioenreglement dient in overeenstemming te zijn met de (wijziging van) de Pensioenregeling en met deze Uitvoeringsovereenkomst. De Sociale partners wordt gevraagd om aan te geven of de in het concept Pensioenreglement opgenomen wijzigingen in overeenstemming zijn met de door hen gemaakte afspraken.
2. Bij iedere voorgenomen wijziging van de Pensioenregeling informeren de aangesloten ondernemingen het fonds over de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding, die ten grondslag liggen aan de gewijzigde Pensioenregeling. Het fonds toetst daarbij de gewijzigde Pensioenregeling, inclusief de daaraan ten grondslag liggende financiering, ambities en risicohouding als geheel en voor de relevante beleidsgebieden, aan de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het fonds. De risicohouding van het fonds wordt daarbij vastgesteld in overeenstemming met artikel 1a BFTK. Artikel 2a van deze Uitvoeringsovereenkomst wordt vervolgens in overeenstemming hiermee gebracht.
3. Het fonds stelt binnen drie maanden na het van kracht worden van de Pensioenregeling dan wel van een wijziging daarin een Pensioenreglement dan wel een gewijzigd Pensioenreglement vast. Een Pensioenreglement en/of de wijziging treedt in werking per de datum waarop (de wijziging van) de Pensioenregeling van kracht is geworden.
4. Het fonds is niet gehouden in een Pensioenreglement bepalingen op te nemen of te handhaven die in strijd zijn met enige wettelijke bepaling dan wel die ertoe leiden dat niet langer sprake is van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. De aangesloten ondernemingen zijn er bovendien toe gehouden bij wijzigingen van de Wet op de loonbelasting 1964 te waarborgen dat de Pensioenregeling zodanig wordt aangepast dat sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van die wet. De aangesloten ondernemingen zijn aansprakelijk voor alle directe en indirecte schade, inclusief alle juridische en andere kosten die het fonds ter zake dient te maken, die het fonds lijdt als niet (langer) sprake is van een pensioenregeling in de zin van die wet.
5. Het fonds is niet gehouden een Pensioenreglement te wijzigen voor zover deze Uitvoeringsovereenkomst niet voorziet c.q. is aangepast voor de gevolgen van deze reglementswijziging(en) met het oog op de risico’s die het fonds draagt als gevolg van de aan te brengen wijzigingen voor het Pensioenreglement dan wel indien de wijzigingen naar het oordeel van het fonds in redelijkheid niet uitvoerbaar zijn binnen de overeengekomen afspraken. Het fonds is voorts niet gehouden een wijziging van de Pensioenregeling in uitvoering te nemen indien daarvoor een (Aanvangs)haalbaarheidstoets is voorgeschreven en uit die (Aanvangs)haalbaarheidstoets blijkt dat niet wordt voldaan aan artikel 22 lid 3 BFTK.
6. Het fonds is bevoegd de aangesloten ondernemingen gevraagd en ongevraagd te adviseren over wijzigingen van de Pensioenregeling die naar de mening van het fonds wenselijk zijn.
7. De aangesloten ondernemingen verklaren dat het Pensioenreglement dat het fonds uitvoert op de datum van inwerkingtreding en op de datum van ondertekening van deze Uitvoeringsovereenkomst, in overeenstemming is met de Pensioenregeling tussen de werknemer en de aangesloten ondernemingen.
8. Het fonds is verplicht de aangesloten ondernemingen onverwijld te informeren indien een toezichthouder het fonds een aanwijzing geeft wat betreft de inhoud van een Pensioenreglement, die tot gevolg zou hebben dat een door het fonds uitgevoerde Pensioenregeling dient te worden aangepast. Het fonds kan geheel ter eigen discretie besluiten tegen een aanwijzing van de toezichthouder op haar kosten in en buiten rechte verweer te voeren, echter zij zal de aangesloten ondernemingen in de gelegenheid stellen om tijdig hun visie op de aanwijzing van de toezichthouder schriftelijk kenbaar te maken, indien de aanwijzing materiële gevolgen voor de Pensioenregeling of deze Uitvoeringsovereenkomst kan hebben.
9. Het fonds is verplicht de aangesloten ondernemingen onverwijld te informeren indien tegen het fonds een klacht of gerechtelijke procedure is ingesteld wat betreft de inhoud van het Pensioenreglement. Het fonds kan geheel ter eigen discretie besluiten op haar kosten in en buiten rechte verweer te voeren, echter zij zal de aangesloten ondernemingen in de gelegenheid stellen om tijdig hun visie op de klacht of de eisen in de gerechtelijke procedure schriftelijk kenbaar te maken, indien de klacht of de gerechtelijke procedure materiële gevolgen voor de Pensioenregeling of deze Uitvoeringsovereenkomst kan hebben.
Artikel 4 Financiering
Verschuldigde jaarpremie
1. Een aangesloten onderneming is jaarlijks een jaarpremie verschuldigd, die als volgt wordt vastgesteld:
a) Voor iedere deelnemer wordt een premie berekend op basis van 28% van het per 1 januari vastgestelde pensioensalaris gedeeld door twaalf en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal maanden waarop het deelnemerschap gedurende het betreffende jaar heeft bestaan. Hierbij wordt de deelnemerstijd bepaald in maanden conform de methodiek zoals bepaald in het Pensioenreglement. Voor een deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd bij de aangesloten onderneming werkzaam is gedurende het betreffende jaar, wordt de bijdrage naar rato van de volgens het Pensioenreglement vastgestelde deeltijdfactor bepaald.
b) Indien tot 2024 voor één of meer jaren de berekende jaarpremie op basis van onderstaande staffel hoger is dan de voor het desbetreffende jaar verschuldigde jaarpremie in lid a, is de voor het desbetreffende jaar berekende jaarpremie op basis van onderstaande staffel verschuldigd.
Xxxxxx beleidsdekkingsgraad per 31 oktober voorafgaand jaar | Berekeningsgrondslag verschuldigde jaarpremie |
< MVV* | Premiedekkingsgraad 105% inclusief opbouw- en toeslaggarantie |
Tussen MVV en IDG** | Premiedekkingsgraad 100% inclusief opbouw- en toeslaggarantie |
> IDG | Gedempte kostendekkende premie o.b.v. maximale parameters inclusief opbouw- en toeslaggarantie |
* Minimaal vereist vermogen
** Indexatiedekkingsgraad
c) Indien voor de periode tot 2024 de beleidsdekkingsgraad op 31 oktober van het jaar voorafgaand lager is dan het niveau van de Indexatiedekkingsgraad (ca. 125%), wordt de verschuldigde premie berekend op basis van sub d maar minimaal gelijk aan hetgeen gesteld in lid 1 sub a. Indien voor de periode tot 2024 de beleidsdekkingsgraad op 31 oktober van het jaar voorafgaand hoger is dan het niveau van de Indexatiedekkingsgraad (ca. 125%), is de verschuldigde premie gelijk aan de premie zoals berekend in lid 2 maar minimaal gelijk aan hetgeen gesteld in lid 1 sub a.
d) Indien voor de periode tot 2024 de beleidsdekkingsgraad op 31 oktober van het jaar voorafgaand lager is dan de indexatiedekkingsgraad wordt uitgegaan van een ongedempte kostendekkende premie, gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals vastgesteld door De Nederlandse Bank per 31 oktober van het jaar voorafgaand en de overige grondslagen zoals vastgesteld door het bestuur en bestaat uit:
i. De jaarinkoop voor het (nominale) ouderdoms- en nabestaandenpensioen, alsmede de risicopremie voor het overlijdensrisico (verzekeringspremies) en arbeidsongeschiktheidsrisico. De in de Technische Voorziening op te nemen toekomstige uitvoeringskosten zijn eveneens in deze post begrepen;
ii. Een bedrag ter dekking van kosten ter grootte van de in enig jaar door het fonds verwachte Pensioenuitvoeringskosten onder aftrek van de uit de Technische Voorziening vrijvallende opslag toekomstige uitvoeringskosten uit uitkeringen;
iii. Tot 2024 een bedrag ter dekking van de toeslagverlening van de deelnemers ter hoogte van de loonindex met een maximum van 1,2%, onder inbegrip van de opslag toekomstige uitvoeringskosten. Hierop wordt geen opslag voor het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico toegepast.
iv. Een solvabiliteitsopslag van 5% indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan het niveau van het MVV en 0% indien de beleidsdekkingsgraad ligt tussen het MVV en de Indexatiedekkingsgraad. Deze solvabiliteitsopslag wordt toegepast op de onder i. en iii. genoemde elementen;
e) Voor de bepaling van de gedempte kostendekkende premie wordt aangesloten bij hetgeen beschreven in lid 2.
f) Indien en voorzover de premie berekend in lid 2 hoger is dan de hiervoor bepaalde verschuldigde jaarpremie, is de premie zoals berekend in lid 2 verschuldigd.
g) De verschuldigde premie zoals bepaald volgens lid a tot en met f wordt uitgedrukt in een percentage van de premieloonsom zoals vastgesteld o.b.v. artikel 27 lid 2 van het pensioenreglement. Dit premiepercentage wordt voorafgaand aan het jaar vastgesteld door het bestuur en zal voor dat jaar nadien alleen wijzigen in bijzondere omstandigheden, zoals ingrijpende bestandsmutaties en/of insolventie van een aangesloten onderneming, zoals te bepalen door het bestuur.
Interne financiering bij het fonds (toetspremie)
2. De bij het fonds te verwerven aanspraken worden met ingang van 1 januari 2020 gefinancierd op basis van een gedempte kostendekkende jaarpremie. Uitgangspunten hierbij zijn de vastgestelde parameters voor het maximaal verwacht rendement (hierna: maximale parameters) en de grondslagen zoals vastgesteld door het bestuur.
Voor de premieberekening voor het boekjaar 2020 wordt uitgegaan van de per 1 januari 2020 gewijzigde parameters voor het maximaal verwacht rendement. Het rendement op vastrentende waarden wordt voor 5 jaar vastgezet op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 oktober van het jaar voorafgaand aan deze 5- jaarsperiode en aldus voor het eerst per 31 oktober 2019.
De door het fonds vastgestelde gedempte kostendekkende premie bestaat uit:
a) De jaarinkoop voor het (nominale) ouderdoms- en nabestaandenpensioen, alsmede de risicopremie voor het overlijdensrisico (verzekeringspremies) en arbeidsongeschiktheidsrisico. De in de Technische Voorziening op te nemen toekomstige uitvoeringskosten zijn eveneens in deze post begrepen;
b) Tot 2024 een bedrag ter dekking van de toeslagverlening ter hoogte van de loonindex met een maximum van 1,2%, onder inbegrip van de opslag toekomstige uitvoeringskosten . Hierop wordt geen opslag voor het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico toegepast.
c) Een opslag ter dekking van kosten ter grootte van de in enig jaar door het fonds verwachte Pensioenuitvoeringskosten onder aftrek van de uit de Technische Voorziening vrijvallende opslag toekomstige uitvoeringskosten uit uitkeringen;
d) Een toeslagopslag op de uitkomsten van de elementen in sub a en b om aan de toeslagambitie van het fonds te kunnen voldoen. De toeslagopslag is bepaald als de actuariële premie vastgesteld op basis van reëel rendement minus de actuariële premie vastgesteld op basis van nominaal rendement. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de minimale verwachtingswaarden zoals vastgelegd in het BFTK, waarbij rekening wordt gehouden met een jaarlijks vast te stellen ingroeipad dat gelijk is aan het ingroeipad per 30 september van het jaar voorafgaand zoals gepubliceerd door DNB. Bij het vaststellen van deze toeslagopslag wordt voor zover bekend rekening gehouden met het beleggingsplan van komend jaar. Deze toeslagopslag is minimaal gelijk aan de hoogte van de solvabiliteitsopslag gelijk aan het VEV per 30 september van het jaar voorafgaand op de uitkomsten van de elementen van sub a en b.
Korting jaarinkoop nominale pensioenaanspraken
3. Indien op of na 1 januari 2024 blijkt dat de hieronder gedefinieerde fictieve jaarpremie hoger is dan de conform lid 1 vastgestelde verschuldigde jaarpremie, dan wordt het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen zodanig evenredig verlaagd dat de hieronder gedefinieerde fictieve jaarpremie gelijk is aan de volgens lid 1 sub a bepaalde verschuldigde jaarpremie op basis van het deelnemersbestand per 31 oktober van het
jaar voorafgaand waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met voorzienbare mutaties. Het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen wordt voorafgaand aan het jaar vastgesteld door het bestuur.
De fictieve jaarpremie wordt als volgt berekend:
a) bij een beleidsdekkingsgraad per 31 oktober van het jaar voorafgaand hoger dan de Indexatiedekkingsgraad (ca. 125%): op basis van de verwachte gedempte kostendekkende premie o.b.v. maximale parameters zoals berekend in lid 2.
b) Bij een beleidsdekkingsgraad per 31 oktober van het jaar voorafgaand lager dan de Indexatiedekkingsgraad (ca. 125%): op basis van de verwachte kostendekkende premie inclusief een solvabiliteitsopslag zoals gedefinieerd in lid 1 sub d, waarbij lid iii niet van toepassing is.
c) Bij de vaststelling van deze fictieve jaarpremie wordt uitgegaan van het deelnemersbestand zoals op 31 oktober van het jaar voorafgaand aanwezig is, waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met voorzienbare mutaties.
d) De aldus berekende fictieve jaarpremie is minimaal gelijk aan de fictieve gedempte kostendekkende premie zoals berekend op basis van lid 2, waarbij wordt uitgegaan van het deelnemersbestand zoals op 31 oktober van het jaar voorafgaand aanwezig is, waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met voorzienbare mutaties.
Premie arbeidsongeschiktheidspensioen
4. Ten behoeve van de financiering van nieuw ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen is een premie verschuldigd die gelijk is aan de inkoop van dit arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze premie wordt bepaald op basis van de staffel uit artikel 4 lid 1 sub b, waarbij als minimum de gedempte kostendekkende premie op basis van maximale parameters geldt. Deze staffel geldt voor toepassing van hetgeen bepaald in dit artikel ook voor de periode na 2023. De aldus bepaalde premie is aanvullend op de premie zoals gedefinieerd in artikel 4 lid 1 verschuldigd.
De premie wordt verdeeld over de aangesloten ondernemingen volgens een vastgestelde verdeelsleutel.
Eigen deelnemersbijdrage
5. Een deelnemer is een bijdrage verschuldigd zoals hij met de aangesloten onderneming is overeengekomen. Indien een deelnemersbijdrage verschuldigd is, zal deze door de aangesloten onderneming op het salaris worden ingehouden. De deelnemersbijdrage is inbegrepen in de in lid 1 genoemde jaarpremie.
(Voorschot)nota’s
6. Het fonds brengt de voorschotpremie in rekening door middel van voorschotnota’s en de definitieve premie over een jaar door middel van een definitieve nota. Tussentijdse mutaties worden niet in de voorschotnota’s verwerkt. Bij de definitieve nota wordt een individuele specificatie verstrekt. Een verschil tussen deze definitieve nota en de door het fonds in rekening gebrachte voorschotten wordt evenredig verdeeld over de kwartalen. Over de definitief vastgestelde premiebedragen wordt vervolgens voor ieder kwartaal een rentevergoeding vastgesteld die berekend wordt conform lid 7 van dit artikel en gerekend over de periode gelegen tussen de eerste dag van het kwartaal en de datum van de definitieve nota.
a) De aangesloten ondernemingen zijn jaarlijks per valutadatum 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober een voorschot van één vierde (1/4e) deel van de vaste jaarpremie verschuldigd;
b) De voorschotnota’s worden uiterlijk één maand voor aanvang van elk kwartaal aan
de aangesloten ondernemingen verzonden;
c) De aangesloten ondernemingen voldoen uiterlijk binnen één maand na aanvang van elk kwartaal de voorschotpremie die over dat kwartaal is verschuldigd;
d) De definitieve nota wordt per 31 december van ieder jaar door het fonds vastgesteld op basis van het bepaalde in lid 1 en 4 van dit artikel. Binnen zes maanden na afloop van het jaar dienen de aangesloten ondernemingen de definitieve nota over het betreffende jaar te hebben voldaan onder verrekening van de betaalde voorschotnota’s. Indien de betaalde voorschotnota’s hoger zijn dan de definitieve nota over het betreffende jaar dient het fonds het verschil aan de betreffende aangesloten onderneming(en) te vergoeden. Over dit verschil is een rentevergoeding verschuldigd die berekend wordt conform lid 7 van dit artikel.
Rentevergoeding
7. De in voorgaande leden bedoelde rentevergoeding wordt berekend op basis van de volgende maatstaf, verhoogd met een opslag van 1,5%-punt.
a) 6-maands Euribor rente zoals die geldt op 1 januari van het jaar waarover de bedragen verschuldigd zijn
b) Na afschaffing van de in lid a bepaalde maatstaf diens gelijkwaardige vervanger.
Informatieplicht fonds
8. Zodra er sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de wettelijke eis inzake het minimaal vereist eigen vermogen, zal het fonds elk kwartaal voldoen aan zijn wettelijke verplichting om schriftelijk het verantwoordingsorgaan en, bij het ontbreken daarvan, de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden bij het fonds bij de aangesloten onderneming te informeren. Gedurende de periode dat sprake is van deze premieachterstand informeert het fonds tevens elk kwartaal de ondernemingsraad – indien van toepassing - van de aangesloten onderneming die nog premie aan het fonds verschuldigd is.
Uitsluiting overige regelingen
9. Dit artikel is niet van toepassing op de financiering van de voorwaardelijke pensioenaanspraken in de zin van artikel 33A lid 3 en 4 van het Pensioenreglement (de VPL-aanspraken).
Artikel 5 Het toeslagbeleid
1. Op de opgebouwde aanspraken van deelnemers, met uitzondering van de deelnemers die recht hebben op premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid, kan jaarlijks op 1 januari een toeslag worden verleend van maximaal de loonindex. Aan de verwachte toeslagrealisatie zoals verwoord in artikel 2a, lid 1 sub b kunnen geen rechten worden ontleend. Voor deze toeslagverlening is geen reserve gevormd. De toeslagverlening wordt tot 2024 achtereenvolgens uit de premie en uit het overrendement van het fonds gefinancierd. Vanaf 2024 wordt de toeslagverlening uitsluitend uit het overrendement van het fonds gefinancierd.
2. De in lid 1 van dit artikel vermelde premie betreft de premie ten behoeve van de toeslaggarantie van 1,2% over de opgebouwde aanspraken van de deelnemers en geldt uitsluitend voor de toeslagverlening in de jaren 2020 tot en met 2023.
De toeslaggarantie bedraagt evenwel niet meer dan de voor dat jaar van toepassing zijnde loonindex.
3. Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, ex-partners en deelnemers met recht op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid, kan jaarlijks een toeslag worden verleend. De maatstaf voor toeslagverlening voor deze populatie is de prijsindex. Deze toeslagverlening bedraagt over drie jaar gemeten niet meer dan de over die periode gemeten gemiddelde toeslag van de deelnemers. Aan de verwachte toeslagrealisatie zoals verwoord in artikel 2a, lid 1 sub b kunnen geen rechten worden ontleend.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en hiervoor is geen premie verschuldigd. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit het overrendement van het fonds.
4. Het bestuur stelt beleid vast voor de verlening van toeslagen op grond van lid 1 en lid 3 van dit artikel, hierbij rekening houdend met het bepaalde in lid 2. Uitgangspunt bij dat beleid is - onverminderd het bepaalde in lid 1 en lid 3 van dit artikel - dat met inachtneming van artikel 26 lid 3 van het pensioenreglement:
a. het toekenningspercentage van de prijsindex dat in dat jaar wordt toegekend aan de in lid 3 van dit artikel vermelde pensioen- en aanspraakgerechtigden
b. maximaal gelijk is aan
c. het toekenningspercentage van het verschil tussen de loonindex en de toeslag die in dat jaar ingevolge de toeslaggarantie (loonindex met maximum van 1,2% tot 2024) wordt toegekend.
Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de in lid 1 respectievelijk lid 3 vermelde opgebouwde aanspraken respectievelijk pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast, met inachtneming van het in de ABtN verwoorde toeslagenbeleid.
5. Wanneer de beleidsdekkingsgraad de indexatiedekkingsgraad (per 31 december 2018 ca. 125 procent) heeft overschreden, zal het bestuur jaarlijks een toegepaste korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten zoveel als mogelijk ongedaan maken. Daarnaast zal het bestuur jaarlijks de gemiste toeslagen uit het verleden voor zowel de actieve als inactieve deelnemers zoveel als mogelijk ongedaan maken.
De doorgevoerde kortingen en gemiste toeslagen worden vanaf 1 januari 2014 bijgehouden. Deze bijgehouden kortingen en gemiste toeslagen kunnen in de toekomst, als de financiële positie dat toelaat, gerepareerd worden.
Bij het inhalen van achterstanden zal het bestuur eerst overgaan tot compensatie van alle doorgevoerde kortingen en daarna pas overgaan tot compensatie van gemiste toeslagen. Bij het compenseren van doorgevoerde kortingen of gemiste toeslagen zal voor de actieve en inactieve deelnemers een zelfde percentage van de achterstand gecompenseerd worden.
Bij de compensatie zal ervoor worden gezorgd dat het inhalen van kortingen of repareren van gemiste toeslagen naar verwachting geen gevolgen heeft voor toeslagverlening in de toekomst en dat ten hoogste 1/5e deel van het vermogen dat beschikbaar is wordt aangewend. Er wordt maximaal eenmaal per jaar gecompenseerd.
De hiervoor beschreven extra toeslagverlening wordt toegekend volgens het gesloten systeem.
Bovenstaand beleid is een leidraad. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks over het al dan niet compenseren van de toegepaste korting en/of gemiste toeslagen.
Artikel 6 Tekort in het vermogen
1. Het fonds zal periodiek toetsen hoe het vermogen van het fonds zich op dat moment verhoudt tot de grenzen zoals die op dat moment kunnen worden berekend conform het bepaalde bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet en de richtlijnen van De Nederlandsche Bank N.V. Indien die toets daartoe aanleiding geeft, zal het fonds alle maatregelen nemen die bij of krachtens de Pensioenwet zijn vereist.
2. De aangesloten onderneming heeft geen bijstortingsverplichting in situaties als vermeld in het voorgaande lid 1 en situaties waarbij het fonds in onderdekking komt.
3. Van onderdekking is sprake indien het eigen vermogen van het fonds lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen in de zin van de Pensioenwet.
4. De aangesloten ondernemingen hebben geen recht op premiekorting of op restitutie, ook niet indien het eigen vermogen van het fonds hoger is dan het vereist eigen vermogen in de zin van de Pensioenwet.
Artikel 7 Voorbehoud aangesloten onderneming
1. De aangesloten onderneming behoudt zich het recht voor de betaling van premie, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de aangesloten onderneming, en de betaling van andere bijdragen, te verminderen of te beëindigen ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
2. In het geval de aangesloten onderneming tot het in lid 1 vermelde wenst over te gaan, zal hij het fonds en de deelnemers hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis stellen. De op grond van al gedane betalingen verworven pensioenaanspraken zullen echter niet worden aangetast.
Artikel 8 Financiering Voorwaardelijk overgangskapitaal VPL-regeling
Dit artikel 8 geldt uitsluitend tussen enerzijds het fonds en anderzijds Coöperatie Koninklijke Cosun U.A., Cosun Holding B.V., Sensus B.V. en Stichting IRS en heeft uitdrukkelijk geen betrekking op de overige aangesloten ondernemingen. Waar in dit artikel 8 wordt gesproken over aangesloten onderneming(en) worden uitsluitend bedoeld Coöperatie Koninklijke Cosun U.A., Cosun Holding B.V., Sensus B.V. respectievelijk Stichting IRS. In afwijking van het voorgaande geldt evenwel dat indien een deelnemer zoals bedoeld in lid 1 aansluitend in dienst treedt bij een andere aangesloten onderneming waarop dit artikel nog geen betrekking had, dit artikel alsnog van toepassing zal zijn op deze andere aangesloten onderneming per de datum van indiensttreding als voormeld.
1. Op grond van artikel 33A, lid 3 sub b van het Pensioenreglement verkrijgt een daarin bedoelde groep deelnemers onder voorwaarden extra pensioen over deelnemersjaren voor 1 januari 2006.
2. Hiervoor is per 1 januari 2006 voor elke individuele deelnemer een voorwaardelijk overgangskapitaal vastgesteld.
3. Over het in lid 2 vermelde voorwaardelijke overgangskapitaal betaalt de aangesloten onderneming jaarlijks op 31 december een rentevergoeding op basis van het vijfjaarsgemiddelde netto fondsrendement.
4. Zodra de deelnemer vanuit actieve dienst pensioneert of de einddatum van de toezegging, te weten 31 december 2020, wordt bereikt, wordt het overgangskapitaal toegekend onder gelijktijdige verhoging van de balanspost ‘Technische voorziening eigen rekening’ en verlaging van de balanspost ‘Langlopende schulden’.
5. Indien het deelnemerschap eindigt vóór 31 december 2020, anders dan wegens pensionering, vervalt het voorwaardelijke overgangskapitaal van de gewezen deelnemer terug aan de aangesloten onderneming.
6. In afwijking van het bepaalde in lid 5, komt het voorwaardelijke overgangskapitaal niet te vervallen indien sprake is van een vertrekregeling waarin voortzetting van de pensioenopbouw is overeengekomen.
7. Het voorwaardelijke overgangskapitaal wordt gelijkmatig gefinancierd. Hiertoe verstrekt de aangesloten onderneming bij vooruitbetaling jaarlijks voor 31 december een bedrag aan het fonds zodanig dat de schuld van het fonds aan de aangesloten onderneming in dit kader per 31 december gelijk is aan het n/m-de deel van de som van de overgangsrechten van de betreffende deelnemers. Hierbij is n de tijd gelegen tussen 1 januari 2006 en 31 december van het betreffende kalenderjaar en m de gemiddelde verwachte lengte van de periode tussen 1 januari 2006 en het moment waarop het extra kapitaal wordt toegekend aan de deelnemers voor wie per eind van het betreffende kalenderjaar nog sprake is van een voorwaardelijke toezegging.
8. Daarnaast is iedere aangesloten onderneming jaarlijks per 31 december een som ter grootte van 6 procent van het netto door deze aangesloten onderneming beschikbaar gestelde bedrag aan het fonds verschuldigd als bijdrage in de kosten voor de inrichting en de administratie van deze regeling. Indien deze kosten niet separaat aan de aangesloten onderneming in rekening kunnen worden gebracht, zullen deze worden verdisconteerd in de omrekentarieven die worden gehanteerd bij de omzetting van de spaarkapitalen in pensioenen.
9. Het fonds betaalt aan de aangesloten onderneming jaarlijks op 31 december over het in lid 7 vermelde overgangskapitaal een rentevergoeding op basis van het vijfjaarsgemiddelde netto rendement.
Artikel 9 Financiering Voorwaardelijke overgangsaanspraken VPL-regeling
Dit artikel 9 geldt uitsluitend tussen enerzijds het fonds en anderzijds Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. en Cosun Holding B.V. en heeft uitdrukkelijk geen betrekking op de overige
aangesloten ondernemingen. Waar in dit artikel 9 wordt gesproken over aangesloten onderneming(en) worden uitsluitend bedoeld Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. en Cosun Holding B.V. In afwijking van het voorgaande geldt evenwel dat indien een deelnemer zoals bedoeld in lid 1 aansluitend in dienst treedt bij een andere aangesloten onderneming waarop dit artikel nog geen betrekking had, dit artikel alsnog van toepassing zal zijn op deze andere aangesloten onderneming per de datum van indiensttreding als voormeld.
1. Op grond van artikel 33A lid 4 van het Pensioenreglement verkrijgt een daarin gedefinieerde groep deelnemers onder voorwaarden extra pensioen over deelnemersjaren voor 1 januari 2006.
2. Hiervoor is per 1 januari 2006 voor elke individuele deelnemer een aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen berekend. De overgangsaanspraak wordt gedurende de periode tot 1 januari 2021 dan wel tot de eerdere pensioendatum in gelijke delen per deelnemersjaar verworven. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens pensionering of overlijden, behoudt de gewezen deelnemer een premievrij recht op het al verworven deel van de overgangsaanspraken.
3. Indien ten tijde van de pensioendatum nog niet de gehele overgangsaanspraak is toegekend, dan zal per deze datum het resterende deel van deze aanspraak aan de deelnemer worden toegekend.
4. De aangesloten onderneming zal voor de in lid 2 en lid 3 genoemde pensioenaanspraken jaarlijks per 1 januari een zuiver kostendekkende premie afdragen.
5. De aangesloten onderneming betaalt een voorschot op de over het betreffende kalenderjaar verschuldigde premie binnen twee weken na ontvangst van een voorschotnota van het fonds, doch niet later dan 1 februari in het betreffende kalenderjaar. Het voorschot wordt gebaseerd op de historische gegevens van de premie van de aangesloten onderneming in het voorgaande kalenderjaar.
6. De definitieve nota wordt, onder aftrek van het onder lid 5 bedoelde voorschot, uiterlijk per 31 december van ieder kalenderjaar door het fonds vastgesteld op basis van hetgeen in lid 4 is bepaald, verrekend met rente vanaf 1 januari van het betreffende kalenderjaar over het per saldo nog te ontvangen of terug te betalen bedrag. Binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar dient de aangesloten onderneming de definitieve nota over het betreffende kalenderjaar te hebben voldaan onder verrekening van de betaalde voorschotnota, respectievelijk moet het fonds het per voorschotnota teveel ontvangen bedrag hebben terug betaald.
7. De in lid 6 genoemde rente wordt berekend op basis van hetgeen is bepaald in artikel 4 lid 7.
Artikel 10 Onvoorziene omstandigheden
Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van de Uitvoeringsovereenkomst niet voorzienbaar waren en nakoming van de Uitvoeringsovereenkomst substantieel beïnvloeden, zullen partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden, die recht doet aan de belangen van beide partijen in het kader van deze Uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 11 Toepasselijk recht; geschillen
1. Op deze Uitvoeringsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.
2. Geschillen welke tussen partijen mochten ontstaan naar aanleiding van deze Uitvoeringsovereenkomst zullen door de bevoegde rechter worden beslecht.
Artikel 12 Inwerkingtreding en looptijd
1. Deze Uitvoeringsovereenkomst treedt met ingang van 1 januari 2020 in werking en vervangt per gelijke datum alle voorgaande (uitvoerings)overeenkomsten ter zake, waaronder de (uitvoerings)overeenkomsten d.d. 23 november 1992, 28 oktober 1996, 30 juni 2008, 13 maart 2012, de uitvoeringsovereenkomst 2014, de uitvoeringsovereenkomst
d.d. 21 december 2015, de uitvoeringsovereenkomst d.d. 2 november 2016 en de uitvoeringsovereenkomst d.d. 20 december 2017.
2. Deze Uitvoeringsovereenkomst wordt voor onbepaalde tijd aangegaan, behoudens tussentijdse beëindiging door een partij met in achtneming van een opzegtermijn van twee maanden. De aangesloten onderneming voor wie deze Uitvoeringsovereenkomst eindigt, kan deze Uitvoeringsovereenkomst nadien nog maximaal vier maanden voortzetten op basis van de in deze Uitvoeringsovereenkomst opgenomen voorwaarden, om te faciliteren dat hij een uitvoeringsovereenkomst met een andere pensioenuitvoerder kan aangaan. Indien een aangesloten onderneming deze Uitvoeringsovereenkomst beëindigt, dan blijft deze Uitvoeringsovereenkomst voortduren tussen de overige (niet-beëindigende) aangesloten ondernemingen en het fonds.
In geval van beëindiging, zullen betrokken partijen in onderling overleg afspraken maken over de voorwaarden waaronder de uitvoering van de tot de beëindigingsdatum lopende verplichtingen zal plaatsvinden.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2, zal deze Uitvoeringsovereenkomst onverkort blijven voortduren tot en met 31 december 2020 indien en voor zover deze betrekking heeft op de uitvoering van het bepaalde in artikel 8 respectievelijk artikel 9, zulks met inachtneming van de hiertoe (overige) relevante bepalingen in deze Uitvoeringsovereenkomst. Tussentijdse beëindiging ter zake de uitvoering van het bepaalde in artikel 8 respectievelijk artikel 9 (en hiertoe (overige) relevante bepalingen in deze Uitvoeringsovereenkomst) is niet mogelijk, behoudens het bepaalde in lid 4.
4. Iedere partij is bevoegd deze Uitvoeringsovereenkomst met onmiddellijke ingang, zonder nadere ingebrekestelling, geheel of gedeeltelijk te ontbinden indien:
a. de andere partij toerekenbaar tekort komt in de nakoming van een verplichting krachtens deze Uitvoeringsovereenkomst, tenzij de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt;
b. de andere partij surseance van betaling of faillissement aanvraagt, dan wel de andere partij surseance is verleend of in staat van faillissement is verklaard;
c. de andere partij haar activiteiten staakt of wordt ontbonden;
d. de zeggenschap over of de beslissende stem in de andere partij bij een derde komt te berusten.
Indien een aangesloten onderneming deze Uitvoeringsovereenkomst ontbindt, dan blijft deze Uitvoeringsovereenkomst voortduren tussen de overige (niet-ontbindende) aangesloten ondernemingen en het fonds.
5. De ontbinding en opzegging geschiedt per aangetekende brief. Ontbinding jegens of opzegging door een van de aangesloten ondernemingen laat in beginsel de Uitvoeringsovereenkomst voor de overige partijen onverminderd van kracht. Iedere partij heeft echter het recht om indien de beëindiging met betrekking tot een van de aangesloten ondernemingen een materiële wijziging van omstandigheden met zich meebrengt, deze Uitvoeringsovereenkomst eveneens op te zeggen binnen vier weken na opzegging door of ontbinding jegens de betreffende aangesloten onderneming tegen dezelfde beëindigingsdatum.
Aldus overeengekomen op 20 december 2019 te Breda
Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. | Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun |
A.J. Xxxxxxxx | X.X.X. xxx Xxxxxxxxx |
P.H.J. Mesters | L.L. Gastelaars |
Limako B.V. | Cosun Holding B.V. |
D. Kerkhof | X.X.X. xxx xxx Xxxxxxxxxx |
Sensus B.V. | Stichting IRS |
I.H. Blankers | X.X.X.X. xxx Xxxxxxx |
Stichting Kenniscentrum suiker & | |
voeding | |
P.H.J. Mesters | |
A.J. Markusse |