Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen |
E.7.3 Erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor de vervaardiging van voeders voor gezelschapsdieren die dierlijke bijproducten of afgeleide producten bevatten
Referentie | PCCB/S1/CKS/ | Datum | 23/02/2016 |
Huidige versie | 2.1 | Van toepassing vanaf | Datum publicatie |
Trefwoorden | Erkenning, petfood, voeder voor gezelschapsdieren, voorwaarden |
Opgesteld door |
Xxxxxxx Xxxxxxxxxx, Attaché |
1. Referentie erkenning/toelating in KB 16 januari 2006
Bijlage II. 7.3. bij het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
2. Activiteit
Productie van voeder voor gezelschapsdieren, dat dierlijke bijproducten of afgeleide producten bevat, zoals bedoeld in artikel 24, 1, e) van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (Verordening dierlijke bijproducten).
3. Codes activiteitenboom
De volgende codes, opgenomen in de ‘activiteitenboom’ van het FAVV dienen gebruikt te worden voor de identificatie van de activiteit in het aanvraagformulier (zie verder).
Plaatscode: PL43 Activiteitcode: AC39 Productcode: PR18
4. Wetgeving
Verordening (EG) Nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne
Koninklijk besluit van 21 februari 2006 tot vaststelling van de voorwaarden inzake erkenning en toelating van inrichtingen in de diervoedersector
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten).
Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn.
5. Bijkomende informatie te verstrekken bij de aanvraag
Bij aanvraag tot erkenning dienen de volgende documenten bij het aanvraagformulier (zie xxxx://xxx.xxxx-xxxxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xxx) gevoegd te worden:
• Het algemeen plan van de inrichting met vermelding van de schaal of de afmetingen;
• De technische schema’s van de installaties;
• De technische schema’s van het productieproces;
• De lijst van het belangrijkste industrieel materiaal;
• De lijst van de apparatuur bestemd voor de controle van vervaardigde producten (wanneer de aanvrager niet zelf beschikt over voldoende controlemiddelen, voegt hij een exemplaar van het contract toe waarbij hij deze controle toevertrouwt aan een erkend laboratorium);
• Een kopie van de etiketten van de meest gebruikte producten (indien beschikbaar);
• Een kopie van de etiketten van de te vervaardigen producten (indien beschikbaar).
6. Voorwaarden
De volgende voorwaarden dienen vervult te zijn voor het bekomen van de erkenning. Andere wetgeving blijft echter eveneens van toepassing op bv. de vervaardigde producten zoals etiketteringseisen, contaminanten…
Bij iedere voorwaarde wordt er aangegeven welke van de hierboven vermelde wetgeving aan de basis ligt (VO = verordening, KB = koninklijk besluit).
6.1. Infrastructuur
(VO 183/2005 Bijlage II) Ruimten voor de verwerking en de opslag van diervoeders en de onmiddellijke omgeving daarvan moeten schoon zijn.
(VO 183/2005 Bijlage II) De indeling, het ontwerp, de constructie en de afmetingen van de bedrijfsruimten moeten zodanig zijn dat:
a) reiniging en/of ontsmetting op adequate wijze kunnen worden uitgevoerd;
b) het risico op fouten zo klein mogelijk is en verontreiniging, kruisverontreiniging en in het algemeen aantasting van de veiligheid en kwaliteit van het product zoveel mogelijk worden voorkomen. Machines die met diervoeder in aanraking komen, moeten na alle natte reinigingsprocessen worden gedroogd.
(VO 183/2005 Bijlage II) De bedrijfsruimten moeten voldoende door daglicht en/of kunstlicht worden verlicht.
(VO 183/2005 Bijlage II) Afvoervoorzieningen moeten geschikt zijn voor het beoogde doel; zij moeten zodanig ontworpen en geconstrueerd zijn dat elk risico van verontreiniging van de diervoeders wordt voorkomen.
(VO 183/2005 Bijlage II) De waterleidingen moeten van inert materiaal zijn.
(VO 183/2005 Bijlage II) Rioolwater, afvalwater en regenwater worden op een zodanige wijze verwijderd dat de uitrusting en de veiligheid en kwaliteit van het diervoeder niet worden aangetast.
(VO 183/2005 Bijlage II) Ramen en andere openingen moeten waar nodig zodanig zijn vervaardigd dat zij ondoorlaatbaar zijn voor schadelijke organismen. Deuren moeten goed sluiten en in gesloten toestand ondoorlaatbaar voor schadelijke organismen zijn.
(VO 183/2005 Bijlage II) Plafonds en voorzieningen aan het plafond moeten waar nodig zodanig zijn ontworpen, geconstrueerd en afgewerkt dat zich geen vuil kan ophopen en dat condens, ongewenste schimmelvorming en het loskomen van deeltjes waardoor de veiligheid en kwaliteit van de diervoeders kan worden aangetast, worden beperkt.
(VO 183/2005 Bijlage II) Diervoeders worden opgeslagen in ruimten die ontworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden.
6.2. Uitrusting
(VO 183/2005 Bijlage II) Uitrusting, recipiënten, kisten, voertuigen en de onmiddellijke omgeving daarvan moeten schoon zijn.
(VO 183/2005 Bijlage II) De indeling, het ontwerp, de constructie en de afmetingen van de uitrusting moeten zodanig zijn dat:
a) reiniging en/of ontsmetting op adequate wijze kunnen worden uitgevoerd;
b) het risico op fouten zo klein mogelijk is en verontreiniging, kruisverontreiniging en in het algemeen aantasting van de veiligheid en kwaliteit van het product zoveel mogelijk worden voorkomen. Machines die met diervoeder in aanraking komen, moeten na alle natte reinigingsprocessen worden gedroogd.
(VO 183/2005 Bijlage II) Alle weeg- en meetapparatuur die bij de productie van diervoeders wordt gebruikt, moet op de te bepalen gewichten of volumes afgestemd zijn; de nauwkeurigheid ervan moet regelmatig worden nagegaan.
(VO 183/2005 Bijlage II) Alle mengapparatuur die voor de productie van diervoeders wordt gebruikt, moet afgestemd zijn op de te mengen gewichten of volumes en geschikt zijn om homogene mengsels en verdunningen te verkrijgen. De exploitanten moeten de doeltreffendheid van de mengapparatuur met betrekking tot de homogeniteit aantonen.
(VO 183/2005 Bijlage II) Diervoeders worden in geschikte recipiënten opgeslagen en vervoerd. (VO 142/2011 Bijlage XIII) Het bedrijf beschikt over adequate voorzieningen:
a) om het binnenkomende materiaal op te slaan en te behandelen in omstandigheden waarmee
het ontstaan van risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid wordt voorkomen;
b) om ongebruikte dierlijke bijproducten en afgeleide producten die na de vervaardiging overblijven, te verwijderen, tenzij het ongebruikte materiaal voor verwerking of verwijdering
naar een andere inrichting of een ander bedrijf wordt verzonden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 142/2011.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) De koelwagens die voor het vervoer gebruikt worden, moeten zo ontworpen zijn dat gedurende de gehele vervoerperiode de temperatuur op een geschikt niveau kan worden gehandhaafd en dat de temperatuur kan worden gecontroleerd.
6.3. Exploitatie voorwaarden 6.3.1.Personeel
(VO 183/2005 Bijlage II) Diervoederbedrijven moeten over voldoende personeel beschikken met de vaardigheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van de betrokken producten.
(VO 183/2005 Bijlage II) Er moet een organigram worden opgesteld met een beschrijving van de kwalificaties (bv. diploma's, beroepservaring) en verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel.
(VO 183/2005 Bijlage II) Het volledige personeel moet duidelijk schriftelijk worden ingelicht over zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, met name bij wijzigingen, om de gewenste productkwaliteit te verkrijgen.
(VO 183/2005 Bijlage II) De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit.
(VO 183/2005 Bijlage II) Waar relevant moet een persoon die de nodige kwalificaties bezit, met de kwaliteitsbeheersing worden belast.
6.3.2.Organisatie
(VO 183/2005 Bijlage II) Er moeten doeltreffende programma's voor de bestrijding van schadelijke organismen worden toegepast.
(VO 183/2005 Bijlage II) Bedrijfsruimten en apparatuur die bestemd zijn om te worden gebruikt voor het mengen en/of produceren moeten adequaat en regelmatig worden gecontroleerd volgens door de fabrikant voor de producten schriftelijk vastgelegde procedures.
(VO 183/2005 Bijlage II) Het voor de productie van diervoeders gebruikte water moet van voldoende kwaliteit voor dieren zijn.
(VO 183/2005 Bijlage II) Bederf en stof moeten voorkomen en onder controle gehouden worden om het binnendringen van schadelijke organismen te voorkomen.
(VO 183/2005 Bijlage II) De productiewerkzaamheden uitgevoerd worden volgens schriftelijk vastgelegde instructies en procedures om de kritieke punten van het productieproces te bepalen, te valideren en te beheersen.
(VO 183/2005 Bijlage II) Er moeten technische en organisatorische maatregelen worden genomen om kruisverontreiniging en fouten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Er moeten voldoende passende middelen beschikbaar zijn om de controles tijdens het productieproces te verrichten.
(VO 183/2005 Bijlage II) Op de aanwezigheid van voor de gezondheid van mens of dier verboden voeders, ongewenste stoffen en andere verontreinigingen moet worden toegezien en er moeten adequate beheersingsstrategieën voorhanden zijn om het risico zo gering mogelijk te maken.
(VO 183/2005 Bijlage II) Afval en materiaal dat niet geschikt is als diervoeder, moet afgezonderd en geïdentificeerd worden. Indien in dergelijk materiaal gevaarlijke concentraties van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, verontreinigingen of andere gevaren aanwezig zijn, moet het op adequate wijze worden verwijderd en mag het niet als diervoeder worden gebruikt.
(VO 183/2005 Bijlage II) Exploitanten van diervoederbedrijven nemen passende maatregelen om te waarborgen dat de geproduceerde producten effectief kunnen worden getraceerd.
(VO 183/2005 Bijlage II) De etikettering van de producten moet duidelijk aangeven of zij bestemd zijn voor diervoeders of andere doeleinden. Als van een bepaalde partij van een product wordt verklaard dat deze niet bestemd is voor gebruik in diervoeders, mag deze verklaring achteraf door een exploitant in een later stadium van de keten niet worden gewijzigd.
(VO 183/2005 Bijlage II) Verwerkte diervoeders worden gescheiden gehouden van onverwerkte voedermiddelen en toevoegingsmiddelen om kruisverontreiniging van het verwerkte diervoeder te vermijden; het gebruikte verpakkingsmateriaal moet deugdelijk zijn.
(VO 183/2005 Bijlage II) De opslagruimten zijn uitsluitend toegankelijk voor personen die daarvoor toestemming van de exploitant van het diervoederbedrijf hebben.
(VO 183/2005 Bijlage II) Diervoeders worden op een zodanige wijze opgeslagen en vervoerd dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisverontreiniging wordt vermeden en bederf wordt voorkomen.
(VO 183/2005 Bijlage II) De voor vervoer, opslag, intern transport, hantering en weging gebruikte recipiënten en apparatuur moeten schoon zijn. Er moeten reinigingsprogramma's worden ingevoerd; de sporen van reinigings- en ontsmettingsmiddelen moeten zo klein mogelijk gehouden worden.
(VO 183/2005 Bijlage II) Waar nodig moet de temperatuur zo laag mogelijk gehouden worden om condens en bederf te voorkomen.
(VO 183/2005 Bijlage II) Recipiënten die dienen voor de opslag of het vervoer van mengvetten, oliën van plantaardige oorsprong of daarvan afgeleide producten, die zijn bestemd voor gebruik in diervoeders, mogen niet worden gebruikt voor het vervoer of de opslag van andere dan deze producten, tenzij de producten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 183/2005 of artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 852/2004, en bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG. Zij moeten gescheiden worden gehouden van elke andere lading, wanneer er een risico van verontreiniging bestaat. Wanneer dit gescheiden gebruik niet mogelijk is, moeten de recipiënten op doeltreffende wijze worden gereinigd om elk spoor van het product te verwijderen, als die recipiënten eerder werden gebruikt voor producten die niet voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 183/2005 of artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 852/2004, en bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG. Dierlijke vetten van categorie 3, als vastgesteld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1069/2009, die zijn bestemd voor gebruik in diervoeders, moeten overeenkomstig die verordening worden opgeslagen en vervoerd.
(VO 183/2005 Bijlage II) Exploitanten van diervoederbedrijven zetten een systeem op voor de registratie en behandeling van klachten.
(VO 183/2005 Bijlage II) een systeem voor het snel terugroepen van producten die zich in het afzetcircuit bevinden moet ingevoerd zijn. Via schriftelijke procedures moet de bestemming van de teruggeroepen producten omschreven zijn en voordat deze eventueel opnieuw in het verkeer worden gebracht, moeten zij opnieuw via een kwaliteitsbeheersingsprocedure beoordeeld worden.
(KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting bewaart gedurende 6 maand een representatief monster van 500 g van elke partij van als kritiek beschouwde diervoeders.
Opmerking 1: definitie van als kritiek beschouwde diervoeders:
b) de volgende toevoegingsmiddelen:
• asbestvrije kaolinehoudende klei
• vermiculiet
• natroliet-fonoliet
• clinoptiloliet van sedimentaire oorsprong
• synthetisch calciumaluminaat;]
(KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting die diervoeders vervaardigt, houdt de door hem genomen monsters ter beschikking van het Agentschap met het oog op traceerbaarheid:
a) gedurende zes maand vanaf de datum van het in de handel brengen voor bijzondere stikstofverbindingen en voedermiddelen;
b) tot de gegarandeerde minimale houdbaarheidsdatum en in elk geval gedurende ten minste drie maand vanaf de datum van in de handel brengen voor toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Dierlijke bijproducten en afgeleide producten worden verzameld en vervoerd in gesloten nieuwe verpakkingen of afgedekte lekvrije recipiënten of voertuigen.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Voertuigen en recipiënten die opnieuw gebruikt kunnen worden en alle opnieuw te gebruiken uitrusting of apparatuur die in contact komen met andere dierlijke bijproducten of afgeleide producten dan afgeleide producten die in de handel worden gebracht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 767/2009 en die worden opgeslagen en vervoerd overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005, moeten schoon worden gehouden.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Tenzij voertuigen en recipiënten bestemd zijn voor het vervoeren van bijzondere dierlijke bijproducten of afgeleide producten op zodanige wijze dat er geen gevaar voor versleping bestaat (dedicated), moeten zij met name:
a) schoon en droog zijn voor gebruik, en
b) voor zover nodig na elk gebruik gereinigd, gespoeld en/of ontsmet te worden om versleping te voorkomen.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Recipiënten die opnieuw gebruikt kunnen worden, moeten specifiek bestemd worden voor het vervoer van een bepaald dierlijk bijproduct of afgeleid product, voor zover dat nodig is om versleping te voorkomen. Recipiënten die opnieuw kunnen worden gebruikt, mogen evenwel worden gebruikt, mits het FAVV voor dat gebruik toestemming heeft verleend:
a) voor het vervoeren van verschillende dierlijke bijproducten of afgeleide producten, mits zij na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet zodat versleping wordt voorkomen;
b) voor het vervoer van de in artikel 10, onder f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde dierlijke bijproducten of afgeleide producten na het gebruik ervan voor het vervoer van voor
menselijke consumptie bestemde producten, onder omstandigheden die versleping voorkomen.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Verpakkingsmateriaal moet overeenkomstig de wetgeving van de Unie worden verwijderd door verbranding of volgens een andere methode.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Dierlijke bijproducten die bestemd zijn voor de productie van voedermiddelen of rauw voeder voor gezelschapsdieren moeten tijdens het vervoer op een geschikte temperatuur worden gehouden om alle mogelijke risico’s voor de diergezondheid en de volksgezondheid te voorkomen; in het geval van dierlijke bijproducten op basis van vlees en vleesproducten die bestemd zijn voor andere gebruiksdoelen dan menselijke consumptie, is dit bij een maximumtemperatuur van 7 °C.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Onverwerkt categorie 3-materiaal dat bestemd is voor de productie van voedermiddelen of voeders voor gezelschapsdieren moet gekoeld, ingevroren of na inkuiling vervoerd en opgeslagen worden, tenzij het:
a) wordt verwerkt binnen 24 uur nadat het is verzameld of nadat het uit de koel- of vriesruimte is gehaald, indien het daaropvolgende vervoer plaatsvindt met een vervoermiddel waarin de opslagtemperatuur gehandhaafd blijft;
b) in het geval van melk, melkproducten of melkderivaten die geen van de in Verordening (EU) nr. 142/2011 bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 4, deel I, genoemde behandelingen hebben ondergaan, in geïsoleerde gekoelde recipiënten wordt vervoerd, tenzij de risico’s op andere manieren kunnen worden beperkt door de kenmerken van het materiaal.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Zendingen dierlijke bijproducten en afgeleide producten moeten identificeerbaar zijn en tijdens het verzamelen op de plaats van oorsprong van de dierlijke bijproducten alsook tijdens het vervoer gescheiden en identificeerbaar blijven;
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Zendingen dierlijke bijproducten en afgeleide producten van een lidstaat naar een andere lidstaat worden verzonden in verpakkingen, recipiënten of voertuigen die als volgt duidelijk zichtbaar en, op zijn minst voor de duur van het vervoer, met een onuitwisbare kleurcode gemarkeerd zijn om de in deze verordening bedoelde informatie op het oppervlak of een deel van het oppervlak van een verpakking, recipiënt of voertuig dan wel op een daarop aangebracht etiket of symbool aan te geven:
I. voor categorie 1-materiaal, met de kleur zwart;
II. voor categorie 3-materiaal, met de kleur groen met een hoog gehalte aan blauw om ervoor te zorgen dat zij duidelijk kan worden onderscheiden van de andere kleuren;
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Tijdens het vervoer en de opslag moet op de verpakking, de recipiënt of het voertuig een etiket worden aangebracht waarop:
a) duidelijk de categorie dierlijke bijproducten of afgeleide producten wordt aangegeven, en
b) de volgende woorden zijn afgedrukt, zodanig dat deze op de verpakking, de recipiënt of het voertuig, naargelang het geval, zichtbaar en leesbaar zijn:
I. voor categorie 3-materiaal: „Niet voor menselijke consumptie”;
II. voor categorie 1-materiaal en van categorie 1-materiaal afgeleide producten, indien bestemd voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren: „Uitsluitend geschikt voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren”;
III. voor melk, melkproducten, melkderivaten, biest en biestproducten: „Niet voor menselijke consumptie”;
IV. voor gelatine die is geproduceerd op basis van categorie 3-materiaal: „Gelatine geschikt voor diervoeding”;
V. voor collageen die is geproduceerd van categorie 3-materiaal: „Collageen geschikt voor diervoeding”;
VI. voor rauw voeder voor gezelschapsdieren: „Voeder uitsluitend voor gezelschapsdieren”; of
VII. voor vis en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn als visvoer en vóór hun verzending behandeld en verpakt worden, de duidelijke en leesbare vermelding van de naam en het adres van de diervoederfabriek van oorsprong, en:
• voor xxxxxxx afkomstig van wilde vis, de woorden „Bevat uitsluitend vismeel van wilde vis
– geschikt voor vervoedering aan alle soorten gekweekte vis”;
• voor vismeel afkomstig van gekweekte vis, de woorden „Bevat uitsluitend vismeel van gekweekte vis van de soorten […] – uitsluitend geschikt voor vervoedering aan andere soorten gekweekte vis”;
• voor xxxxxxx afkomstig van wilde en gekweekte vis, de woorden „Bevat xxxxxxx xxx xxxxx
en gekweekte vis van de soorten […] – uitsluitend geschikt voor vervoedering aan andere soorten gekweekte vis”;
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Exploitanten mogen uitsluitend rauw voeder voor gezelschapsdieren van categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, onder a) en b) i) en ii), van Verordening (EG) nr.
1069/2009 vervaardigen.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Rauw voeder voor gezelschapsdieren moet in nieuwe lekvrije verpakking worden verpakt.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Er moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat rauw voeder voor gezelschapsdieren in de hele productieketen en tot aan het verkooppunt niet aan verontreiniging wordt blootgesteld.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Exploitanten mogen verwerkt voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven uitsluitend vervaardigen van:
a) ander categorie 3-materiaal dan het in artikel 10, onder n), o) en p), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde materiaal, en
b) als het gaat om ingevoerd voeder voor gezelschapsdieren of voeder voor gezelschapsdieren van ingevoerd materiaal, van categorie 1-materiaal, met name dierlijke bijproducten afkomstig van dieren die een illegale behandeling als gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder d), van Richtlijn 96/22/EG of artikel 2, onder b), van Richtlijn 96/23/EG hebben ondergaan.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Blikvoeder voor gezelschapsdieren moet een warmtebehandeling met een Fc-waarde van ten minste 3 ondergaan.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, met uitzondering van blikvoeder, moet:
I. een warmtebehandeling tot een kerntemperatuur van ten minste 90 °C in het eindproduct ondergaan;
II. een warmtebehandeling van de ingrediënten van dierlijke oorsprong tot ten minste 90 °C ondergaan, of
III. wat voedermiddelen van dierlijke oorsprong betreft, worden bereid met uitsluitend:
• dierlijke bijproducten of afgeleide producten van vlees of vleesproducten die een warmtebehandeling tot een kerntemperatuur van ten minste 90 °C hebben ondergaan;
• de volgende afgeleide producten die vervaardigd zijn overeenkomstig de eisen van deze verordening; melk en melkproducten, gelatine, gehydrolyseerde eiwitten, eiproducten, collageen, bloedproducten als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 2, verwerkte dierlijke eiwitten met inbegrip van vismeel, gesmolten vet, visolie, dicalciumfosfaat, tricalciumfosfaat of smaakgevende ingewanden;
IV. indien toegestaan door het FAVV, een behandeling zoals een droog- of vergistingsproces ondergaan dat waarborgt dat het voeder voor gezelschapsdieren geen onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid inhoudt;
V. als het gaat om dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 10, onder l) en m), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en als het gaat om dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van waterdieren, aquatische en terrestrische ongewervelden, en indien dit toegestaan is door het FAVV, een behandeling ondergaan die waarborgt dat het voeder voor gezelschapsdieren geen onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid inhoudt.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Na de productie moeten alle nodige voorzorgen worden genomen om te voorkomen dat het verwerkte voeder voor gezelschapsdieren aan verontreiniging wordt blootgesteld.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Het verwerkte voeder voor gezelschapsdieren moet in nieuwe verpakkingen worden verpakt.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Hondenkluiven moeten een zodanige behandeling ondergaan dat ziekteverwekkers (met inbegrip van Salmonella) worden gedood.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Na de behandeling moeten de nodige voorzorgen worden genomen zodat de hondenkluiven niet aan verontreiniging worden blootgesteld.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) De hondenkluiven moeten in nieuwe verpakkingen worden verpakt.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Voor de productie van vloeibare of gedehydrateerde afgeleide producten die worden gebruikt om de smaak van voeder voor gezelschapsdieren te verbeteren (smaakgevende ingewanden ook wel digest genoemd), mogen exploitanten uitsluitend dierlijke bijproducten gebruiken die gebruikt mogen worden als grondstof voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) De smaakgevende ingewanden moeten zijn behandeld volgens een methode en parameters die ervoor zorgen dat het product voldoet aan de hieronder vastgestelde microbiologische normen. Na de behandeling moeten de nodige voorzorgen worden genomen zodat het product niet aan verontreiniging wordt blootgesteld.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Smaakgevende ingewanden moeten:
a) in nieuwe of gesteriliseerde zakken worden verpakt, of
b) in bulk worden vervoerd in containers of andere vervoermiddelen die grondig zijn gereinigd en ontsmet.
6.3.3.Kwaliteitscontrole
(VO 183/2005 Bijlage II) Diervoederbedrijven moeten in het kader van een kwaliteitsbeheersingssysteem kunnen beschikken over een laboratorium met voldoende personeel en materieel.
(VO 183/2005 Bijlage II) Er moet een kwaliteitsbeheersingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses en de naleving van de specificaties - en de bestemming, in geval van niet-naleving van de specificaties, - en dat geldt voor de verwerkte materialen tot en met de eindproducten.
(VO 183/2005 Bijlage II) De producenten moeten bijhouden welke grondstoffen in het eindproduct zijn gebruikt, om de traceerbaarheid te waarborgen. Deze gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de producten in de handel worden gebracht. Bovendien moeten, met het oog op de traceerbaarheid, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel worden gebracht, of van ieder afzonderlijk productiegedeelte (in geval van continuproductie), voldoende monsters genomen en bewaard worden (bij productie uitsluitend bestemd voor de eigen behoeften van de producent: regelmatig). Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden. Zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de diervoeders in de handel worden gebracht. In het geval van diervoeder voor dieren die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, moet de producent van het diervoeder alleen monsters van het eindproduct bewaren.
(VO 183/2005 artikel 6) de exploitant draagt zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente schriftelijke procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen. Deze beginselen zijn:
a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden;
b) het identificeren van de kritieke controlepunten in het stadium of de stadia waarin beheersing essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;
c) het vaststellen van grenswaarden voor de kritieke controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar;
d) het vaststellen en toepassen van effectieve bewakingsprocedures op de kritische controlepunten;
e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking blijkt dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is;
f) het vaststellen van procedures om te verifiëren of de onder a) tot en met e) genoemde maatregelen volledig zijn en naar behoren functioneren. Deze verificatieprocedures worden regelmatig toegepast;
g) het opstellen van op de aard en de omvang van het diervoederbedrijf afgestemde documenten en registers waaruit blijkt dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast.
(VO 183/2005 artikel 6) Ingeval een product, een be- en verwerking of een stadium van productie, be- en verwerking, opslag of distributie enige wijziging ondergaat, dient de exploitant van het diervoederbedrijf de procedure gebaseerd op de HACCP-beginselen te herbezien en, waar nodig, aan te passen.
(VO 142/2011 Bijlage XIII) Tijdens de productie en/of de opslag (vóór verzending) moet via aselecte steekproeven worden gecontroleerd of aan de volgende normen is voldaan:
• Voor rauw voeder voor gezelschapsdieren
Salmonella: geen in 25 g, n = 5, c = 0, m = 0, M = 0,
Enterobacteriaceae: n = 5, c = 2, m = 10, M = 5 000 in 1 g,
• Voor ander voeder voor gezelschapsdieren met uitzondering van blikvoeder en door het FAVV toegelaten gedroogd of vergist voeder.
Salmonella: geen in 25 g, n = 5, c = 0, m = 0, M = 0,
Enterobacteriaceae: n = 5, c = 2, m = 10, M = 300 in 1 g,
waarbij:
n = aantal te testen monsters;
m = drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als bevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in geen enkel monster groter dan m is;
M = maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer monsters gelijk aan of groter dan M is, en
c = aantal monsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd als het resultaat van de bacterietelling voor de overige monsters niet groter dan m is.
6.3.4.Documenten
(VO 183/2005 Bijlage II) Een register wordt bijgehouden met relevante gegevens betreffende inkoop, productie en verkoop, aan de hand waarvan het diervoeder van de ontvangst tot aflevering inclusief uitvoer tot de eindbestemming doeltreffend kan worden getraceerd.
(VO 183/2005 Bijlage II) Exploitanten van diervoederbedrijven houden, een register bij met de volgende documentatie:
a) Documentatie inzake het productieproces en de controles:diervoederbedrijven dienen te beschikken over een documentatiesysteem voor de omschrijving en ondervanging van de kritieke punten van het productieproces en voor de opstelling en uitvoering van een kwaliteitsbeheersingsplan. Zij dienen de resultaten van de controles te bewaren. Al deze documenten moeten bewaard worden om de productiehistorie van iedere in het verkeer gebrachte partij producten te kunnen traceren en in geval van klachten de verantwoordelijkheden te kunnen vaststellen.
b) Documentatie inzake de traceerbaarheid, met name:
I. toevoegingsmiddelen:
• aard en hoeveelheid van de geproduceerde toevoegingsmiddelen, productiedatum en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
• naam en adres van de inrichting die de toevoegingsmiddelen krijgt aangeleverd,
aard en hoeveelheid van de gebruikte toevoegingsmiddelen en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
II. in Richtlijn 82/471/EEG bedoelde producten:
• aard van de producten en geproduceerde hoeveelheid, productiedatum en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
• naam en adres van de inrichtingen of gebruikers (inrichtingen of veehouders) aan
wie deze producten zijn geleverd, met vermelding van aard en hoeveelheid van de geleverde producten en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie.
III. voormengsels:
• naam en adres van de fabrikanten of leveranciers van toevoegingsmiddelen, aard en hoeveelheid van de gebruikte toevoegingsmiddelen en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
• productiedatum van het voormengsel en, indien van toepassing, partijnummer;
• naam en adres van de inrichting waaraan het voormengsel is geleverd, de leveringsdatum alsmede aard en hoeveelheid van het geleverde voormengsel en, indien van toepassing, partijnummer;
IV. mengvoeders/voedermiddelen:
• naam en adres van de fabrikanten of leveranciers van toevoegingsmiddelen of voormengsels, aard en hoeveelheid van het gebruikte voormengsel en, indien van toepassing, partijnummer.
• naam en adres van de leveranciers van de voedermiddelen en aanvullende
voedermiddelen en leveringsdatum;
• type, hoeveelheid en samenstelling van het mengvoeder;
• aard en hoeveelheid van de geproduceerde voedermiddelen of mengvoeders, met vermelding van de productiedatum, en naam en adres van de afnemer (bv. veehouder, andere exploitanten van diervoederbedrijven).
(VO 183/2005 artikel 7) Exploitanten van diervoederbedrijven:
a) bewijzen tegenover de bevoegde autoriteit op de door haar voorgeschreven wijze dat zij de bepalingen van betreffende de implementatie van de procedures gebaseerd op de HACCP- beginselen naleven;
b) zorgen ervoor dat alle documenten met de beschrijving van de procedures gebaseerd op de HACCP-beginselen te allen tijde geactualiseerd zijn.
(KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De documenten voor de traceerbaarheid van diervoeders moeten de volgende gegevens bevatten:
a) Toevoegingsmiddelen voor diervoeders:
I. aard en hoeveelheid van de geproduceerde of aangekochte toevoegingsmiddelen, productie- of ontvangstdatum en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
II. naam en adres van de leverancier van aangekochte toevoegingsmiddelen;
III. aard en hoeveelheid van de geleverde toevoegingsmiddelen, leveringsdatum en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
IV. naam en adres van de inrichting waaraan de toevoegingsmiddelen zijn geleverd.
b) Voormengsels:
I. aard en hoeveelheid van de aangekochte en gebruikte voedermiddelen en toevoegingsmiddelen, en indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
II. naam en adres van de leverancier van aangekochte voedermiddelen en toevoegingsmiddelen;
III. naam en adres van de leverancier van als kritiek beschouwde diervoeders, met opgave van de aard, de hoeveelheid, de ontvangstdatum en, desgevallend, nummer van de partij;
IV. aard en hoeveelheid van de geproduceerde of aangekochte voormengsels, productie- of ontvangstdatum en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
V. naam en adres van de leverancier van de aangekochte voormengsels;
VI. aard en hoeveelheid van de geleverde voormengsels, leveringsdatum en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
VII. naam en adres van de inrichting waaraan de voormengsels zijn geleverd.
c) Mengvoeders:
I. aard en hoeveelheid van de aangekochte en gebruikte voedermiddelen, toevoegingsmiddelen en voormengsels en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
II. naam en adres van de leverancier van de aangekochte toevoegingsmiddelen en voormengsels;
III. naam en adres van de leveranciers van als kritiek beschouwde diervoeders, met opgave van aard, hoeveelheid, ontvangstdatum en desgevallend nummer van de partij;
IV. aard en hoeveelheid van de geproduceerde of aangekochte mengvoeders, productie- of ontvangstdatum en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
V. naam en adres van de leverancier van de aangekochte mengvoeders;
VI. aard en hoeveelheid van de geleverde mengvoeders, leveringsdatum en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;
VII. naam en adres van de inrichting waaraan de mengvoeders zijn geleverd;
VIII. voor zover de koper een door het Agentschap toegekend beslagnummer heeft, wordt, naast naam en adres ook het betreffende beslagnummer vermeld bij elke levering van een mengvoeder.
(KB 21 feb. 2006 Bijlage I) Exploitanten in de diervoedersector moeten de vereiste documenten gedurende vijf jaar bijhouden, de samenstellingen van bereide mengsels gedurende tien jaar, vanaf 1 januari van het jaar volgend op de erop vermelde datum.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Tijdens het vervoer moeten de dierlijke bijproducten en de afgeleide producten vergezeld gaan van een handelsdocument dat is opgesteld overeenkomstig het in Verordening 142/2011 bijlage VIII, hoofdstuk III vastgestelde model of, wanneer deze verordening dat voorschrijft (invoer), een gezondheidscertificaat.
Opmerking 1: voor voeder voor gezelschapsdieren dat voldoet aan de voorwaarden voor het ‘eindpunt’ (artikel 3 VO 142/2011) is een dergelijk handelsdocument niet meer vereist.
Opmerking 2: het hierboven vermelde model kan bij afwijking niet gebruikt worden zolang het handelsdocument maar alle informatie bevat die vermeld is bij opmerking f) van punt 6 van hoofdstuk III van bijlage VIII van Verordening (EU) nr. 142/2011.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Het handelsdocument moet ten minste in drievoud worden opgemaakt (een origineel en twee afschriften). Het origineel gaat samen met de zending naar de eindbestemming. De ontvanger moet het bewaren. De producent en de vervoerder bewaren ieder een afschrift.
(VO 142/2011 Bijlage VIII) Registers en aanverwante handelsdocumenten of gezondheidscertificaten worden ten minste twee jaar bewaard.
7. Bijlagen
-
8. Overzicht van de revisies
Overzicht van de revisies van de erkenningsvoorwaarden | ||
Versie | Van toepassing vanaf | Reden en omvang van de revisie |
1.0 | 5 feb 2007 | |
2.0 | 21 januari 2014 | Update voorwaarden Aanpassing dierlijke bijproducten verordening |
2.1 | Datum publicatie | Update voorwaarden Aanpassing VO 183/2005 |