BIJLAGE
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 17.10.2018
COM(2018) 691 final
ANNEX 1
BIJLAGE
bij
Voorstel voor een besluit van de Raad
betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam
NL NL
VRIJHANDELSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE
EN DE SOCIALISTISCHE REPUBLIEK VIETNAM
PREAMBULE
De Europese Unie, hierna "de Unie" genoemd, en
de Socialistische Republiek Vietnam, hierna "Vietnam" genoemd, hierna gezamenlijk "de partijen" of afzonderlijk "partij" genoemd,
ERKENNENDE dat zij een langdurig en sterk partnerschap hebben, dat is gebaseerd op de gemeenschappelijke beginselen en waarden die zijn weergegeven in de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, alsmede belangrijke economische, handels- en investeringsbanden,
GELEID DOOR DE WENS, consistent met het kader van hun algemene betrekkingen, hun economische banden verder aan te halen, en ervan overtuigd dat deze overeenkomst een nieuw klimaat voor de ontwikkeling van de wederzijdse handel en investeringen door de partijen tot stand zal brengen,
ERKENNENDE dat deze overeenkomst het streven naar regionale economische integratie zal aanvullen en bevorderen,
VASTBESLOTEN hun economische, handels- en investeringsbanden aan te halen met eerbiediging van het doel van een in economisch, sociaal en ecologisch opzicht duurzame ontwikkeling, en handel en investeringen in het kader van deze overeenkomst te bevorderen op een wijze die strookt met hoge beschermingsniveaus voor milieu en werknemers en de desbetreffende internationaal erkende normen en overeenkomsten,
GELEID DOOR DE WENS de levensstandaard te verhogen, economische groei en stabiliteit te bevorderen, nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid te scheppen en het algemene welzijn te verbeteren, en daarom opnieuw bevestigende dat zij de vaste wil hebben om de liberalisering van handel en investeringen te bevorderen,
ERVAN OVERTUIGD dat deze overeenkomst een uitgebreidere en betrouwbare markt voor goederen en diensten alsmede een stabiel en voorspelbaar handels- en investeringsklimaat tot stand zal brengen, en aldus het concurrentievermogen van hun ondernemingen op mondiale markten zal versterken,
OPNIEUW BEVESTIGENDE dat zij het Handvest van de Verenigde Naties, ondertekend te San Francisco op 26 juni 1945, en de beginselen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, vastgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1948, ten volle onderschrijven,
ERKENNENDE dat transparantie in de internationale handel van belang is voor alle betrokkenen,
MET HET OOG op de vaststelling van duidelijke en over en weer tot voordeel strekkende regels voor hun handel en investeringen en de vermindering of afschaffing van de belemmeringen voor de wederzijdse handel en investeringen,
VASTBESLOTEN bij te dragen aan de harmonische ontwikkeling en de uitbreiding van de internationale handel door met deze overeenkomst handelsbelemmeringen weg te nemen en tussen de partijen nieuwe handels- of investeringsbelemmeringen die de voordelen van deze overeenkomst zouden kunnen beperken, te vermijden,
VOORTBOUWEND op hun respectieve rechten en verplichtingen ingevolge de WTO- Overeenkomst en andere multilaterale, regionale en bilaterale overeenkomsten en akkoorden waarbij zij partij zijn,
GELEID DOOR DE WENS het concurrentievermogen van hun ondernemingen te bevorderen door die ondernemingen een voorspelbaar juridisch kader voor hun handels- en investeringsbetrekkingen te verschaffen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
HOOFDSTUK 1 DOELSTELLINGEN EN ALGEMENE DEFINITIES
ARTIKEL 1.1
Totstandbrenging van vrijhandelsgebied
De partijen brengen hiermee een vrijhandelsgebied tot stand, in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT 1994 en artikel V van de GATS.
ARTIKEL 1.2
Doelstellingen
Deze overeenkomst heeft tot doel de handel en de investeringen tussen de partijen te liberaliseren en te vergemakkelijken volgens de bepalingen van deze overeenkomst.
ARTIKEL 1.3
Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder "Partnerschaps- en
samenwerkingsovereenkomst" verstaan de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Socialistische Republiek Vietnam, anderzijds, ondertekend te Brussel op 27 juni 2012.
ARTIKEL 1.4
WTO-overeenkomsten Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a) "Overeenkomst inzake de landbouw": de Overeenkomst inzake de landbouw, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
b) "Overeenkomst inzake overheidsopdrachten": de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, opgenomen in bijlage 4 bij de WTO-Overeenkomst;
c) "Overeenkomst inzake inspectie voor verzending": de Overeenkomst inzake inspectie voor verzending, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
d) "Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels": de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
e) "Antidumpingovereenkomst": de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
f) "Overeenkomst inzake de douanewaarde": de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
g) "DSU": het Memorandum van Overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, opgenomen in bijlage 2 bij de WTO-Overeenkomst;
h) "GATS": de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten, opgenomen in bijlage 1B bij de WTO-Overeenkomst;
i) "GATT 1994": de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
j) "Overeenkomst inzake invoervergunningen": de Overeenkomst inzake procedures op het gebied van invoervergunningen, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
k) "Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen": de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
l) "SCM-Overeenkomst": de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
m) "SPS-Overeenkomst": de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
n) "TBT-Overeenkomst": de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
o) "TRIPS-Overeenkomst": de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, opgenomen in bijlage 1C bij de WTO-Overeenkomst, en
p) "WTO-Overeenkomst": de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, gedaan te Marrakesh op 15 april 1994.
ARTIKEL 1.5
Algemene definities
Tenzij anders is bepaald, wordt voor de toepassing van deze overeenkomst verstaan onder:
a) "dag": een kalenderdag;
b) "intern": wat de wet- en regelgeving van de Unie en haar lidstaten respectievelijk Vietnam1 betreft, de wet- en regelgeving op centraal, regionaal of lokaal niveau;
c) "goederen": producten als bedoeld in de GATT 1994, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald;
d) "geharmoniseerd systeem": het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, met inbegrip van alle desbetreffende aantekeningen en amendementen (hierna het "GS" genoemd);
e) "IMF": het Internationaal Monetair Fonds;
f) "maatregel": elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling dan wel in enige andere vorm;
g) "natuurlijke persoon uit een partij": een onderdaan van een van de lidstaten van de Unie of van Vietnam, volgens hun respectieve wetgeving2;
h) "persoon": een natuurlijke persoon of een rechtspersoon;
1 Voor alle duidelijkheid: voor Vietnam is de toepasselijke wet- en regelgeving op centraal of lokaal niveau vastgelegd in wet nr. 80/2015/QH13 van 22 juni 2015 inzake de bekendmaking van normatieve wetgevingsteksten (Law No. 80/2015/QH13 of 22 June 2015 on the Promulgation of Legal Normative Documents).
2 De term "natuurlijke persoon" omvat ook natuurlijke personen met vaste woon- of verblijfplaats in Letland die geen burger van Letland of van een andere staat zijn, maar die op grond van de wet- en regelgeving van Letland recht hebben op een paspoort voor niet- staatsburgers (vreemdelingenpaspoort).
i) "derde land": een land of grondgebied gelegen buiten het territoriale toepassingsgebied van deze overeenkomst als omschreven in artikel 17.24 (Territoriale toepassing);
j) "Unclos": het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gedaan te Montego Bay op 10 december 1982;
k) "WIPO": de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, en
l) "WTO": de Wereldhandelsorganisatie.
HOOFDSTUK 2
NATIONALE BEHANDELING EN MARKTTOEGANG VOOR GOEDEREN
ARTIKEL 2.1
Doelstelling
Gedurende een overgangsperiode die aanvangt bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, wordt de handel in goederen geleidelijk geliberaliseerd en de markttoegang geleidelijk verbeterd door de partijen, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT 1994.
ARTIKEL 2.2
Toepassingsgebied
Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, is dit hoofdstuk van toepassing op de handel in goederen tussen de partijen.
ARTIKEL 2.3
Definities Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) "uitvoersubsidies voor de landbouw": subsidies als gedefinieerd in artikel 1, onder e), van de Overeenkomst inzake de landbouw, met inbegrip van alle wijzigingen van dat artikel;
b) "landbouwproduct": een in bijlage 1 bij de Overeenkomst inzake de landbouw opgenomen product;
c) "consulaire formaliteiten": de procedure om van een consul van de partij van invoer op het grondgebied van de partij van uitvoer, of op het grondgebied van een derde partij, een consulaire factuur of een consulair visum voor een handelsfactuur, oorsprongscertificaat, manifest, aangifte ten uitvoer door de verlader of enig ander douanedocument in verband met de invoer van goederen te verkrijgen;
d) "douanerechten": omvattende alle soorten rechten of heffingen die worden opgelegd bij of in verband met de invoer van goederen, met inbegrip van alle aanvullende heffingen of belastingen opgelegd bij of in verband met deze invoer; hieronder worden niet verstaan:
i) heffingen gelijkwaardig aan interne belastingen die worden opgelegd overeenkomstig artikel 2.4 (Nationale behandeling);
ii) rechten die worden opgelegd overeenkomstig hoofdstuk 3 (Handelsmaatregelen);
iii) rechten die worden toegepast overeenkomstig de artikelen VI, XVI en XIX van de GATT 1994, de Antidumpingovereenkomst, de SCM-Overeenkomst, de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw en de DSU, en
iv) vergoedingen of andere heffingen die worden opgelegd overeenkomstig artikel 2.18 (Administratieve vergoedingen, andere heffingen en formaliteiten bij in- en uitvoer);
e) "procedures voor uitvoervergunningen": administratieve procedures1 waarvan wordt gebruikgemaakt voor de uitvoering van regelingen inzake uitvoervergunningen in het kader waarvan als eerste voorwaarde voor de uitvoer uit het grondgebied van de partij van uitvoer wordt gesteld dat aan de bevoegde administratieve instantie een aanvraag of andere documenten dan die welke voor douanedoeleinden zijn vereist, worden overgelegd;
f) "procedures voor invoervergunningen": administratieve procedures1 waarvan wordt gebruikgemaakt voor de uitvoering van regelingen inzake invoervergunningen in het kader waarvan als eerste voorwaarde voor de invoer op het grondgebied van de partij van invoer wordt gesteld dat aan de bevoegde administratieve instantie een aanvraag of andere documenten dan die welke voor douanedoeleinden zijn vereist, worden overgelegd;
g) "niet-automatische procedures voor uitvoervergunningen": procedures voor uitvoervergunningen waarbij niet alle aanvragen van natuurlijke en rechtspersonen worden ingewilligd die voldoen aan de eisen die de betrokken partij stelt voor uitvoeractiviteiten met betrekking tot producten die het voorwerp zijn van procedures voor uitvoervergunningen;
h) "niet-automatische procedures voor invoervergunningen": procedures voor invoervergunningen waarbij niet alle aanvragen van natuurlijke en rechtspersonen worden ingewilligd die voldoen aan de eisen die de betrokken partij stelt voor invoeractiviteiten met betrekking tot producten die het voorwerp zijn van procedures voor invoervergunningen;
i) "van oorsprong": wat een goed betreft, met de oorsprong als vastgesteld overeenkomstig de oorsprongsregels in Protocol 1 (Betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking);
j) "prestatievereiste": een vereiste dat:
i) een bepaalde hoeveelheid of een bepaald percentage goederen dan wel een bepaalde waarde aan goederen wordt uitgevoerd;
ii) de goederen van de partij die een invoervergunning afgeeft, door ingevoerde goederen worden vervangen;
iii) een persoon aan wie een invoervergunning is afgegeven, andere goederen koopt op het grondgebied van de partij die de invoervergunning afgeeft of de voorkeur geeft aan intern geproduceerde goederen;
iv) een persoon aan wie een invoervergunning is afgegeven, goederen produceert op het grondgebied van de partij die de invoervergunning afgeeft, waarbij een bepaalde hoeveelheid of een bepaald percentage goederen dan wel een bepaalde waarde aan goederen interne goederen moet betreffen, of
v) in welke vorm dan ook is gekoppeld aan de omvang of de waarde van de invoer, aan de omvang of de waarde van de uitvoer of aan de hoeveelheid binnengekomen deviezen, en
k) "gereviseerd goed": een onder de hoofdstukken 84, 85, 87 of 90 of post 94.02 van het GS ingedeeld goed, met uitzondering van de goederen opgenomen in aanhangsel 2-A-5 (Van de definitie van gereviseerde goederen uitgesloten goederen), dat
i) geheel of gedeeltelijk bestaat uit onderdelen die zijn verkregen uit reeds gebruikte goederen, en
ii) met het originele nieuwe goed vergelijkbare prestaties en werkingsvoorwaarden vertoont alsmede een met het originele nieuwe goed vergelijkbare levensduur heeft en waarvoor dezelfde garantie als voor het originele nieuwe goed wordt gegeven.
ARTIKEL 2.4
Nationale behandeling
Elke partij behandelt de goederen van de andere partij als nationale goederen, in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij. Daartoe worden de verplichtingen die voortvloeien uit artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij, mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen en maken zij integrerend deel hiervan uit.
ARTIKEL 2.5
Indeling van goederen
De indeling van goederen in het handelsverkeer tussen de partijen geschiedt volgens de respectieve tariefnomenclatuur van elke partij in overeenstemming met het GS.
ARTIKEL 2.6
Gereviseerde goederen
De partijen behandelen gereviseerde goederen op dezelfde manier als gelijkaardige nieuwe goederen. Een partij kan eisen dat gereviseerde goederen van een specifiek etiket worden voorzien om misleiding van de consument te voorkomen. Elke partij geeft uitvoering aan dit artikel binnen een overgangsperiode van maximaal drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
ARTIKEL 2.7
Verlaging of afschaffing van douanerechten
1. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, verlaagt elke partij haar douanerechten op goederen van oorsprong uit de andere partij of schaft die af overeenkomstig haar in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), aanhangsel 2-A-1 (Tarieflijst van de Unie) respectievelijk aanhangsel 2-A 2 (Tarieflijst van Vietnam), opgenomen lijst.
2. Voor de berekening van de achtereenvolgende verlagingen overeenkomstig lid 1 is het basistarief van de douanerechten voor elk goed het in de lijsten in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), aanhangsel 2-A-1 (Tarieflijst van de Unie) respectievelijk aanhangsel 2-A-2 (Tarieflijst van Vietnam), vermelde tarief. De in aanhangsel 2-A-2 (Tarieflijst van Vietnam) vastgelegde afschaffing van rechten geldt niet voor tweedehands motorvoertuigen die vallen onder de GS-codes 8702, 8703 en 8704.
3. Wanneer een partij een door haar toegepast meestbegunstigingsdouanerecht verlaagt tot onder het tarief van het douanerecht dat wordt toegepast overeenkomstig haar in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), aanhangsel 2-A-1 (Tarieflijst van de Unie) respectievelijk aanhangsel 2-A-2 (Tarieflijst van Vietnam), opgenomen lijst, komt het goed van oorsprong uit de andere partij in aanmerking voor dat lagere recht.
4. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, verhoogt een partij geen bestaande douanerechten die overeenkomstig haar in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), aanhangsel 2-A-1 (Tarieflijst van de Unie) respectievelijk aanhangsel 2-A-2 (Tarieflijst van Vietnam), opgenomen lijst worden toegepast op een goed van oorsprong uit de andere partij, en stelt zij evenmin nieuwe douanerechten vast.
5. Een partij kan eenzijdig overgaan tot versnelde verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit de andere partij die overeenkomstig haar in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), aanhangsel 2-A-1 (Tarieflijst van de Unie) respectievelijk aanhangsel 2-A-2 (Tarieflijst van Vietnam), opgenomen lijst worden toegepast. Wanneer een partij een dergelijke versnelde verlaging of afschaffing overweegt, stelt zij de andere partij hiervan zo spoedig mogelijk in kennis voordat het nieuwe douanerecht van kracht wordt. Een eenzijdige versnelde verlaging of afschaffing belet de partij niet om een douanerecht te verhogen tot het tarief dat overeenkomstig haar in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten),
aanhangsel 2-A-1 (Tarieflijst van de Unie) respectievelijk aanhangsel 2-A-2 (Tarieflijst van Vietnam), opgenomen lijst geldt in elke fase van verlaging of afschaffing.
6. Indien een van hen daarom verzoekt, treden de partijen in overleg om te bezien of de douanerechten die worden toegepast overeenkomstig hun in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), aanhangsel 2-A-1 (Tarieflijst van de Unie) respectievelijk aanhangsel 2-A-2 (Tarieflijst van Vietnam), opgenomen lijsten, versneld of in ruimere mate kunnen worden verlaagd of afgeschaft. Als de partijen overeenstemming bereiken om deze overeenkomst te wijzigen teneinde de douanerechten versneld of in ruimere mate te verlagen of af te schaffen, komt die overeenstemming in de plaats van het douanerecht dat of de afbouwcategorie die overeenkomstig hun lijsten voor dat goed is vastgesteld. Een dergelijke wijziging treedt in werking overeenkomstig artikel 17.5 (Wijzigingen).
ARTIKEL 2.8
Handelwijze bij administratieve fouten
Wanneer de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uitvoerregeling een fout hebben gemaakt, met name bij de toepassing van Protocol 1 (Betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking), en deze fout gevolgen heeft voor de invoerrechten, kan de partij van invoer het krachtens artikel 17.1 (Handelscomité) opgerichte Handelscomité verzoeken na te gaan of passende maatregelen kunnen worden genomen om de situatie te herstellen.
ARTIKEL 2.9
Specifieke maatregelen betreffende preferentiële tariefbehandeling
1. De partijen werken samen om douaneschendingen met betrekking tot de op grond van dit hoofdstuk verleende preferentiële tariefbehandeling tegen te gaan.
2. Voor de toepassing van lid 1 biedt elke partij in het kader van de uitvoering van en het toezicht op de preferentiële tariefbehandeling aan de andere partij administratieve samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douane- en aanverwante aangelegenheden aan, die de volgende verplichtingen omvatten:
a) de oorsprongsstatus van het betrokken product of de betrokken producten controleren;
b) de daaropvolgende controle van het bewijs van oorsprong uitvoeren en de resultaten daarvan aan de andere partij meedelen, en
c) de partij van invoer toestemming verlenen voor het uitvoeren van onderzoeksmissies om de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens vast te stellen die van belang zijn voor het verlenen van de desbetreffende preferentiële behandeling.
3. Wanneer de partij van invoer, in overeenstemming met de in lid 2 bedoelde bepalingen inzake administratieve samenwerking of wederzijdse administratieve bijstand in douane- en aanverwante aangelegenheden, vaststelt dat ten onrechte een bewijs van oorsprong is afgegeven aangezien niet is voldaan aan de in Protocol 1 (Betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking) bedoelde vereisten, kan die partij weigeren een preferentiële tariefbehandeling toe te kennen aan een aangever die een dergelijke behandeling heeft aangevraagd voor goederen waarvoor het bewijs van oorsprong is afgegeven in de partij van uitvoer.
4. Als de partij van invoer de in lid 3 bedoelde weigering van een preferentiële tariefbehandeling voor afzonderlijke zendingen ontoereikend acht voor de uitvoering van en het toezicht op de preferentiële tariefbehandeling voor een bepaald product, kan zij de desbetreffende preferentiële tariefbehandeling voor de betrokken producten volgens de procedure van lid 5 tijdelijk schorsen in de volgende gevallen:
a) wanneer zij stelselmatige douaneschendingen met betrekking tot aanvragen voor preferentiële tariefbehandeling uit hoofde van deze overeenkomst vaststelt, of
b) wanneer zij vaststelt dat de partij van uitvoer stelselmatig niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in lid 2.
5. De bevoegde autoriteit van de partij van invoer stelt de bevoegde autoriteit van de partij van uitvoer onverwijld in kennis van haar bevindingen, verstrekt verifieerbare informatie waarop de bevindingen zijn gebaseerd en treedt in overleg met de bevoegde autoriteit van de partij van uitvoer om tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
6. Als de bevoegde autoriteiten niet binnen dertig dagen na de in lid 5 bedoelde kennisgeving tot een wederzijds aanvaardbare oplossing zijn gekomen, legt de partij van invoer de kwestie onverwijld voor aan het Handelscomité.
7. Als het Handelscomité niet binnen zestig dagen nadat de kwestie aan hem is voorgelegd overeenstemming over een aanvaardbare oplossing heeft bereikt, kan de partij van invoer de preferentiële tariefbehandeling voor de betrokken producten tijdelijk schorsen.
De partij van invoer kan de tijdelijke schorsing van de preferentiële tariefbehandeling in de zin van dit lid slechts zolang toepassen als nodig is om haar financiële belangen te beschermen en zolang de partij van uitvoer geen overtuigend bewijs levert dat zij in staat is te voldoen aan de in lid 2 bedoelde verplichtingen en te zorgen voor voldoende controle op de naleving van die verplichtingen.
De tijdelijke schorsing mag niet langer duren dan drie maanden. Indien de omstandigheden die aanleiding gaven tot de aanvankelijke schorsing na het verstrijken van de periode van drie maanden voortduren, kan de partij van invoer besluiten de schorsing met nog eens drie maanden te verlengen. Elke schorsing is het voorwerp van periodiek overleg binnen het Handelscomité.
8. De partij van invoer publiceert overeenkomstig haar interne procedures berichten aan importeurs betreffende alle kennisgevingen en besluiten met betrekking tot de in lid 4 bedoelde tijdelijke schorsing. De partij van invoer stelt de partij van uitvoer en het Handelscomité hiervan onverwijld in kennis.
ARTIKEL 2.10
Herstelde goederen
1. Een partij past geen douanerechten toe op goederen, ongeacht de oorsprong ervan, die haar grondgebied opnieuw binnenkomen nadat zij ter reparatie tijdelijk uit haar grondgebied naar het grondgebied van de andere partij waren uitgevoerd, ongeacht of die reparatie kon worden verricht op het grondgebied van de partij waaruit de goederen tijdelijk waren uitgevoerd.
2. Lid 1 is niet van toepassing op goederen die in een douane-entrepot, in een vrijhandelszone of met een soortgelijke status worden ingevoerd, ter reparatie worden uitgevoerd en niet opnieuw in een douane-entrepot, in een vrijhandelszone of met een soortgelijke status worden ingevoerd.
3. Een partij past geen douanerechten toe op goederen, ongeacht de oorsprong ervan, die ter reparatie tijdelijk uit het grondgebied van de andere partij worden ingevoerd.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "reparatie" verstaan elke bewerkingshandeling ten aanzien van goederen die ten doel heeft een gebrekkige werking of materiële schade te herstellen zodat de oorspronkelijke functie ervan wordt hersteld of ervoor te zorgen dat de goederen aan de technische eisen voor gebruik ervan voldoen, zonder welke handeling de goederen niet meer op de normale wijze kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. De reparatie van goederen omvat het herstel en het onderhoud. Zij omvat geen bewerkingen of processen waardoor:
a) de wezenlijke kenmerken van het goed teniet worden gedaan, of een nieuw of commercieel verschillend goed ontstaat;
b) een onafgewerkt goed in een afgewerkt goed wordt getransformeerd, of
c) de technische prestaties van een goed worden verbeterd of vergroot.
ARTIKEL 2.11
Uitvoerrechten, belastingen of andere heffingen
1. Een partij stelt ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen naar het grondgebied van de andere partij geen rechten, belastingen of andere heffingen van welke aard ook in die hoger zijn dan die welke op soortgelijke, voor intern verbruik bestemde goederen worden geheven, en handhaaft deze evenmin, anders dan in overeenstemming met de in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), aanhangsel 2-A-3 (Lijst van uitvoerrechten van Vietnam), opgenomen lijst.
2. Wanneer een partij ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen rechten, belastingen of heffingen toepast die lager zijn dan de rechten, belastingen of heffingen berekend overeenkomstig de in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), aanhangsel 2-A-3 (Lijst van uitvoerrechten van Vietnam), opgenomen lijst, gelden die lagere rechten, belastingen of heffingen. Dit lid is niet van toepassing op een aan een andere, derde partij op grond van een preferentiële handelsovereenkomst toegekende gunstigere behandeling.
3. Op verzoek van een van de partijen onderzoekt het Handelscomité alle ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen naar het grondgebied van de andere partij ingestelde rechten, belastingen of andere heffingen van welke aard ook, wanneer een partij aan een andere derde partij een gunstigere behandeling heeft toegekend op grond van een preferentiële handelsovereenkomst.
ARTIKEL 2.12
Uitvoersubsidies voor landbouwproducten
1. De partijen stellen zich in multilateraal verband gezamenlijk ten doel gelijktijdig alle vormen van uitvoersubsidies en alle uitvoermaatregelen met gelijke werking voor landbouwproducten af te schaffen en te voorkomen dat deze opnieuw worden ingevoerd. Daartoe werken zij samen om te komen tot een verbetering van de multilaterale regels betreffende overheidsondernemingen voor de uitvoer van landbouwproducten, internationale voedselhulp en uitvoerfinancieringssteun.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst voert de partij van uitvoer geen uitvoersubsidies of andere maatregelen met gelijke werking voor landbouwproducten in ten aanzien waarvan de partij van invoer een verlaging of afschaffing van douanerechten toepast in overeenstemming met bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten) en die zijn bestemd voor het grondgebied van de partij van invoer, en handhaaft zij deze evenmin.
ARTIKEL 2.13
Uitvoering van handelsregelingen
In overeenstemming met artikel X van de GATT 1994 voert elke partij op uniforme, onpartijdige en billijke wijze al haar wetten, regelingen, rechterlijke beslissingen en administratieve uitspraken uit die betrekking hebben op:
a) de indeling of de waardebepaling van goederen voor douanedoeleinden;
b) de hoogte van rechten, belastingen of andere heffingen;
c) voorschriften, beperkingen of verboden ter zake van in- of uitvoer;
d) de overmaking van betalingen, en
e) kwesties ter zake van de verkoop, de distributie, het vervoer, de verzekering, de opslag, het onderzoek, de uitstalling, de be- of verwerking, de menging of ander gebruik van goederen voor douanedoeleinden.
ARTIKEL 2.14
In- en uitvoerbeperkingen
1. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, stelt een partij overeenkomstig artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij ter zake van de invoer van goederen uit de andere partij of de uitvoer of verkoop ten uitvoer van voor het grondgebied van de andere partij bestemde goederen geen verboden of beperkingen in, en handhaaft zij deze evenmin. Daartoe worden artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maken zij integrerend deel hiervan uit.
2. Het is een partij op grond van lid 1 verboden om:
a) invoervergunningen waaraan de voorwaarde is verbonden dat aan een prestatievereiste wordt voldaan, of
b) vrijwillige uitvoerbeperkingen in te stellen of te handhaven.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de in aanhangsel 2-A-4 (Specifieke maatregelen van Vietnam betreffende de in- en uitvoer van goederen) opgenomen goederen. Alle wijzigingen van de wet- en regelgeving van Vietnam ter beperking van het toepassingsgebied van de lijst van goederen in aanhangsel 2-A-4 (Specifieke maatregelen van Vietnam betreffende de in- en uitvoer van goederen) zijn automatisch van toepassing in het kader van deze overeenkomst. Alle door Vietnam aan andere handelspartners toegekende preferenties met betrekking tot het toepassingsgebied van de lijst van goederen in aanhangsel 2-A-4 (Specifieke maatregelen van Vietnam betreffende de in- en uitvoer van goederen) zijn automatisch van toepassing in het kader van deze overeenkomst. Vietnam stelt de Unie van alle in dit lid bedoelde wijzigingen of preferenties in kennis.
4. Overeenkomstig de WTO-Overeenkomst kan een partij door het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO toegestane maatregelen ten aanzien van de andere partij ten uitvoer leggen.
5. Wanneer een partij een in- of uitvoerverbod of -beperking instelt of handhaaft zorgt zij voor volledige transparantie daarvan.
ARTIKEL 2.15
Handelsrechten en daarmee samenhangende rechten voor geneesmiddelen
1. Vietnam voert passende juridische instrumenten in, of handhaaft deze, op grond waarvan het buitenlandse farmaceutische ondernemingen is toegestaan met buitenlands kapitaal gefinancierde ondernemingen op te richten ten behoeve van de invoer van geneesmiddelen waarvoor door de bevoegde autoriteiten van Vietnam een vergunning voor het in de handel brengen is verleend. Behoudens de in bijlage 8-B (Lijst van specifieke verbintenissen van Vietnam) opgenomen lijsten van Vietnam is het dergelijke met buitenlands kapitaal gefinancierde ondernemingen toegestaan door hen op legale wijze ingevoerde geneesmiddelen te verkopen aan distributeurs of groothandelaren die gerechtigd zijn geneesmiddelen in Vietnam te distribueren.
2. Het is met buitenlands kapitaal gefinancierde ondernemingen als bedoeld in lid 1 toegestaan:
a) in overeenstemming met de voorschriften van het Ministerie van Volksgezondheid, of de opvolger daarvan, eigen entrepots op te zetten voor de opslag van geneesmiddelen die zij op legale wijze in Vietnam hebben ingevoerd;
b) in overeenstemming met de voorschriften van het Ministerie van Volksgezondheid, of de opvolger daarvan, en van andere bevoegde autoriteiten van Vietnam informatie met betrekking tot door hen op legale wijze in Vietnam ingevoerde geneesmiddelen aan gezondheidswerkers te verstrekken, en
c) in overeenstemming met de voorschriften van het Ministerie van Volksgezondheid, of de opvolger daarvan, op grond van bijlage 2-C (Farmaceutische producten/geneesmiddelen en medische hulpmiddelen), artikel 3 (Internationale normen), klinische onderzoeken en tests te verrichten om te waarborgen dat de door hen op legale wijze in Vietnam ingevoerde geneesmiddelen geschikt zijn voor intern verbruik.
ARTIKEL 2.16
Procedures voor invoervergunningen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst inzake invoervergunningen.
2. Elke partij stelt de andere partij uiterlijk dertig dagen na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in kennis van haar bestaande procedures voor invoervergunningen alsmede van de rechtsgrondslag ervan en van de desbetreffende officiële website, tenzij hiervan al kennis is gegeven of deze al zijn meegedeeld op grond van artikel 5 of artikel 7, lid 3, van de Overeenkomst inzake invoervergunningen. De kennisgeving bevat dezelfde informatie als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, lid 3, van de Overeenkomst inzake invoervergunningen.
3. Elke partij die voornemens is een procedure voor invoervergunningen in te stellen of te wijzigen, stelt de andere partij hiervan uiterlijk vijfenveertig dagen voordat de nieuwe procedure of de wijziging van kracht wordt in kennis. In geen geval stuurt een partij een dergelijke kennisgeving later dan zestig dagen na de datum van bekendmaking van de instelling of wijziging, tenzij hiervan al kennis was gegeven overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake invoervergunningen. De kennisgeving bevat dezelfde informatie als bedoeld in artikel 5 van de Overeenkomst inzake invoervergunningen.
4. Elke partij maakt op een officiële website alle informatie bekend die zij op grond van artikel 1, lid 4, onder a), van de Overeenkomst inzake invoervergunningen verplicht is bekend te maken.
5. Een partij antwoordt op verzoek van de andere partij binnen zestig dagen op een redelijk verzoek om inlichtingen in verband met procedures voor invoervergunningen die zij voornemens is in te stellen of die zij heeft ingesteld of gehandhaafd, alsmede in verband met de criteria voor het afgeven of toewijzen van invoervergunningen, met inbegrip van de voorwaarden waaronder personen, ondernemingen of instellingen in aanmerking komen om een dergelijke aanvraag in te dienen, het administratieve orgaan of de administratieve organen waaraan de aanvraag moet worden gericht alsmede de lijst van producten waarvoor een invoervergunning is vereist.
6. Bij de instelling en het beheer van procedures voor invoervergunningen handelen de partijen in overeenstemming met:
a) artikel 1, leden 1 tot en met 9, van de Overeenkomst inzake invoervergunningen;
b) artikel 2 van de Overeenkomst inzake invoervergunningen, en
c) artikel 3 van de Overeenkomst inzake invoervergunningen.
Daartoe worden de in de punten a), b) en c) genoemde bepalingen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maken zij integrerend deel hiervan uit.
7. Een partij mag automatische procedures voor invoervergunningen als voorwaarde voor invoer op haar grondgebied teneinde aan legitieme doelstellingen te voldoen, slechts instellen of handhaven nadat zij een passende effectbeoordeling heeft uitgevoerd.
8. Een partij verleent invoervergunningen voor een passende duur, die niet korter is dan die vastgesteld in de interne wetgeving inzake de vereisten voor invoervergunningen en die de invoer niet belemmert.
9. Een partij die een aanvraag om een invoervergunning met betrekking tot een goed van de andere partij heeft afgewezen, verstrekt de aanvrager, op diens verzoek en onmiddellijk na ontvangst van het verzoek, een schriftelijke motivering van de afwijzing. De aanvrager kan tegen die afwijzing beroep instellen of om toetsing daarvan verzoeken in overeenstemming met de interne wetgeving of de interne procedures van de partij van invoer.
10. De partijen mogen niet-automatische procedures voor invoervergunningen slechts vaststellen of handhaven ter uitvoering van een maatregel die niet onverenigbaar is met deze overeenkomst, met inbegrip van artikel 2.22 (Algemene uitzonderingen). Een partij die niet-automatische procedures voor invoervergunningen instelt, vermeldt duidelijk het met die vergunningsprocedures nagestreefde doel.
ARTIKEL 2.17
Procedures voor uitvoervergunningen
1. Elke partij stelt de andere partij uiterlijk dertig dagen na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in kennis van haar bestaande procedures voor uitvoervergunningen alsmede van de rechtsgrondslag ervan en van de desbetreffende officiële website.
2. Elke partij die voornemens is een procedure voor uitvoervergunningen in te stellen of te wijzigen, stelt de andere partij hiervan uiterlijk vijfenveertig dagen voordat de nieuwe procedure of de wijziging van kracht wordt in kennis. In geen geval stuurt een partij een dergelijke kennisgeving later dan zestig dagen na de datum van bekendmaking van de instelling of wijziging.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde kennisgeving bevat de volgende gegevens:
a) de tekst van haar procedures voor uitvoervergunningen en van alle wijzigingen ervan;
b) de producten die het voorwerp zijn van elke procedure voor uitvoervergunningen;
c) voor elke procedure voor uitvoervergunningen een beschrijving van:
i) de procedure voor het aanvragen van een uitvoervergunning, en
ii) de criteria waaraan een aanvrager moet voldoen om een uitvoervergunning te kunnen aanvragen;
d) het contactpunt of de contactpunten waar belanghebbenden nadere inlichtingen kunnen verkrijgen over de voorwaarden voor het verlenen van een uitvoervergunning;
e) het administratieve orgaan of de administratieve organen waarbij een aanvraag of andere relevante documenten moeten worden ingediend;
f) de periode gedurende welke elke procedure voor uitvoervergunningen geldt;
g) als de partij voornemens is voor het beheer van een uitvoercontingent gebruik te maken van een procedure voor uitvoervergunningen, de totale hoeveelheid en, waar mogelijk, de totale waarde van het contingent alsmede de openings- en sluitingsdata van het contingent, en
h) eventuele uitzonderingen op of afwijkingen van een uitvoervergunningsvereiste, de wijze waarop die uitzonderingen of afwijkingen moeten worden aangevraagd en de criteria voor het toekennen daarvan.
4. Elke partij maakt de procedures voor uitvoervergunningen bekend, met inbegrip van de rechtsgrondslag ervan en een verwijzing naar de desbetreffende officiële website. Elke partij maakt tevens alle nieuwe procedures voor uitvoervergunningen of alle wijzigingen van haar bestaande procedures voor uitvoervergunningen zo spoedig mogelijk, maar in geen geval later dan vijfenveertig dagen na de instelling of vaststelling daarvan en ten minste vijfentwintig werkdagen voor de inwerkingtreding daarvan bekend.
5. Een partij antwoordt op verzoek van de andere partij binnen zestig dagen op een redelijk verzoek om inlichtingen in verband met procedures voor uitvoervergunningen die zij voornemens is in te stellen of die zij heeft ingesteld of gehandhaafd, alsmede in verband met de criteria voor het verlenen of toewijzen van uitvoervergunningen, met inbegrip van de voorwaarden waaronder personen, ondernemingen of instellingen in aanmerking komen om een dergelijke aanvraag in te dienen, het administratieve orgaan of de administratieve organen waaraan de aanvraag moet worden gericht alsmede de lijst van producten waarvoor een uitvoervergunning is vereist.
6. Bij de instelling en het beheer van procedures voor uitvoervergunningen handelen de partijen in overeenstemming met:
a) artikel 1, leden 1 tot en met 9, van de Overeenkomst inzake invoervergunningen;
b) artikel 2 van de Overeenkomst inzake invoervergunningen;
c) artikel 3 van de Overeenkomst inzake invoervergunningen, met uitzondering van lid 5, onder a), c), j) en k).
Daartoe worden de in de punten a), b) en c) genoemde bepalingen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maken zij integrerend deel hiervan uit.
7. Elke partij draagt er zorg voor dat alle procedures voor uitvoervergunningen, wat de toepassing ervan betreft, neutraal zijn en op eerlijke, billijke, niet-discriminerende en transparante wijze worden beheerd.
8. Een partij verleent uitvoervergunningen voor een passende duur, die niet korter is dan die vastgesteld in de interne wetgeving inzake de vereisten voor uitvoervergunningen en die de uitvoer niet belemmert.
9. Een partij die een aanvraag om een uitvoervergunning met betrekking tot een goed van de andere partij heeft afgewezen, verstrekt de aanvrager, op diens verzoek en onmiddellijk na ontvangst van het verzoek, een schriftelijke motivering van de afwijzing. De aanvrager kan tegen die afwijzing beroep instellen of om toetsing daarvan verzoeken in overeenstemming met de interne wetgeving of de interne procedures van de partij van uitvoer.
10. Een partij mag automatische procedures voor uitvoervergunningen als voorwaarde voor uitvoer uit haar grondgebied teneinde aan legitieme doelstellingen te voldoen, slechts instellen of handhaven nadat zij een passende effectbeoordeling heeft uitgevoerd.
11. De partijen mogen niet-automatische procedures voor uitvoervergunningen slechts vaststellen of handhaven ter uitvoering van een maatregel die niet onverenigbaar is met deze overeenkomst, met inbegrip van artikel 2.22 (Algemene uitzonderingen). Een partij die niet-automatische procedures voor uitvoervergunningen instelt, vermeldt duidelijk het met die vergunningsprocedures nagestreefde doel.
ARTIKEL 2.18
Administratieve vergoedingen, andere heffingen en formaliteiten bij in- en uitvoer
1. Elke partij ziet erop toe dat vergoedingen, heffingen, formaliteiten en vereisten, niet zijnde douanerechten bij in- en uitvoer en maatregelen vermeld in artikel 2.3 (Definities), punt d), onder i),
ii) en iii), in overeenstemming zijn met de verplichtingen van de partijen uit hoofde van artikel VIII van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij.
2. Een partij legt uitsluitend vergoedingen en heffingen op voor in verband met de in- en uitvoer van goederen verleende diensten. De vergoedingen en heffingen mogen niet op een ad- valoremgrondslag worden opgelegd en mogen de geschatte kosten van de verleende dienst niet te boven gaan. Elke partij maakt overeenkomstig artikel 4.10 (Vergoedingen en heffingen) informatie bekend over de vergoedingen en heffingen die zij oplegt in verband met de in- en uitvoer van goederen.
3. Een partij schrijft in verband met de in- of uitvoer van goederen geen consulaire formaliteiten voor, waaronder begrepen vergoedingen en heffingen. Een partij schrijft na het verstrijken van een termijn van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen consulaire authenticatie voor de invoer van onder deze overeenkomst vallende goederen voor.
ARTIKEL 2.19
Oorsprongsaanduiding
Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, aanvaardt Vietnam in geval van de toepassing van voorschriften betreffende de verplichte aanduiding van het land van oorsprong op niet- landbouwproducten van de Unie dat met de aanduiding "Made in EU" of een soortgelijke aanduiding in de plaatselijke taal aan die voorschriften wordt voldaan.
ARTIKEL 2.20
Staatshandelsondernemingen
1. De partijen bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel XVII van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij alsmede uit hoofde van het WTO-memorandum van overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XVII van de GATT 1994, die mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst worden opgenomen en integrerend deel hiervan uitmaken.
2. Wanneer een partij de andere partij verzoekt om inlichtingen over individuele staatshandelsondernemingen en hun activiteiten, met inbegrip van inlichtingen over hun bilaterale handel, zorgt de partij waaraan inlichtingen zijn gevraagd voor transparantie, onder voorbehoud van artikel XVII, lid 4, onder d), van de GATT 1994.
ARTIKEL 2.21
Afschaffing van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen
1. De partijen komen hun verbintenissen na ten aanzien van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen met betrekking tot goederen als bedoeld in bijlage 2-B (Motorvoertuigen en onderdelen en uitrustingsstukken van motorvoertuigen) en bijlage 2-C (Farmaceutische producten/geneesmiddelen en medische hulpmiddelen).
2. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, openen de partijen, tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en op verzoek van een van hen, overeenkomstig hun interne procedures onderhandelingen met het oog op de uitbreiding van hun verbintenissen ten aanzien van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen met betrekking tot goederen.
ARTIKEL 2.22
Algemene uitzonderingen
1. Niets in dit hoofdstuk belet een van de partijen om maatregelen te nemen overeenkomstig artikel XX van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij, die mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst worden opgenomen en integrerend deel hiervan uitmaken.
2. De partijen komen overeen dat alvorens een in artikel XX, onder i) en j), van de GATT 1994 bedoelde maatregel te nemen, de partij van uitvoer die voornemens is een dergelijke maatregel te nemen, de andere partij alle relevante informatie verstrekt. Op verzoek treden de partijen met elkaar in overleg om een aanvaardbare oplossing te vinden. De partijen kunnen elke maatregel overeenkomen die nodig is om de moeilijkheden op te lossen. Wanneer voorafgaande informatieverstrekking of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is wegens uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk handelen vereisen, kan de partij van uitvoer de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen nemen en stelt zij de andere partij hiervan onverwijld in kennis.
ARTIKEL 2.23
Comité voor de handel in goederen
1. Het bij artikel 17.2 (Gespecialiseerde comités) ingestelde Comité voor de handel in goederen bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.
2. Het Comité voor de handel in goederen behandelt alle uit dit hoofdstuk en Protocol 1 (Betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking) voortvloeiende aangelegenheden.
3. Het Comité voor de handel in goederen verricht de volgende taken overeenkomstig artikel 17.2 (Gespecialiseerde comités):
a) evalueren van en toezicht houden op de toepassing en de werking van de bepalingen als bedoeld in lid 2;
b) vaststellen en aanbevelen van maatregelen om eventuele meningsverschillen op te lossen en om de markttoegang te bevorderen, te vergemakkelijken en te verbeteren, waaronder de versnelde nakoming van tariefverbintenissen in het kader van artikel 2.7 (Verlaging of afschaffing van douanerechten);
c) het Handelscomité aanbevelen om werkgroepen op te richten, indien het dit noodzakelijk acht;
d) verrichten van aanvullende werkzaamheden die door het Handelscomité worden opgedragen, en
e) voorstellen van ter goedkeuring aan het Handelscomité voor te leggen besluiten tot wijziging van de lijst van geurige rijstsoorten in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten), afdeling B (Tariefcontingenten), onderafdeling 1 (Tariefcontingenten van de Unie), punt 5, onder c).
HOOFDSTUK 3 HANDELSMAATREGELEN
AFDELING A ANTIDUMPINGRECHTEN EN COMPENSERENDE RECHTEN
ARTIKEL 3.1
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel VI van de GATT 1994, de Antidumpingovereenkomst en de SCM-Overeenkomst.
2. De partijen erkennen dat antidumping- en compenserende maatregelen kunnen worden misbruikt om de handel te belemmeren en komen het volgende overeen:
a) handelsmaatregelen moeten met volledige inachtneming van de toepasselijke WTO- voorschriften worden genomen en moeten op een eerlijk en transparant systeem gebaseerd zijn, en
b) een partij die overweegt dergelijke maatregelen in te stellen, moet bijzondere aandacht besteden aan de belangen van de andere partij.
3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt de oorsprong vastgesteld overeenkomstig artikel 1 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels.
ARTIKEL 3.2
Transparantie
1. Onverminderd artikel 6.5 van de Antidumpingovereenkomst en artikel 12.4 van de SCM- Overeenkomst waarborgen de partijen dat onmiddellijk na de instelling van voorlopige maatregelen en in elk geval vóór de definitieve vaststelling ervan de belangrijkste feiten en overwegingen die ten grondslag liggen aan de beslissing tot toepassing van maatregelen, volledig en duidelijk aan de belanghebbenden worden meegedeeld. Die mededeling moet schriftelijk geschieden, en er moet de belanghebbenden voldoende tijd worden gelaten om hun opmerkingen in te dienen.
2. De belanghebbenden krijgen, mits het onderzoek daardoor niet onnodig wordt vertraagd, de gelegenheid te worden gehoord opdat zij bij het onderzoek naar handelsmaatregelen hun standpunt kenbaar kunnen maken.
ARTIKEL 3.3
Algemeen belang
Een partij stelt geen antidumping- of compenserende maatregelen in wanneer op basis van de gedurende het onderzoek verstrekte informatie duidelijk kan worden geconcludeerd dat het niet in het algemeen belang is dergelijke maatregelen toe te passen. Bij de bepaling van het algemeen belang houdt de partij rekening met de situatie van de interne bedrijfstak, importeurs en hun representatieve verenigingen, representatieve gebruikers en representatieve consumentenorganisaties, op basis van de aan de onderzoekende autoriteiten verstrekte relevante informatie.
ARTIKEL 3.4
Regel van het laagste recht
Een door een partij ingesteld antidumping- of compenserend recht mag niet meer bedragen dan de dumping- of subsidiemarge, en de partij ziet erop toe dat het bedrag van dit recht lager is dan die marge indien dit lagere recht toereikend is om de schade voor de interne bedrijfstak op te heffen.
ARTIKEL 3.5
Uitsluiting van geschillenbeslechting
Hoofdstuk 15 (Geschillenbeslechting) is niet van toepassing op de bepalingen van deze afdeling.
AFDELING B
ALGEMENE VRIJWARINGSMAATREGELEN
ARTIKEL 3.6
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel XIX van de GATT 1994, de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw.
2. Een partij mag met betrekking tot hetzelfde goed niet tegelijkertijd:
a) een bilaterale vrijwaringsmaatregel als bedoeld in afdeling C (Bilaterale vrijwaringsclausule) van dit hoofdstuk, en
b) een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen
toepassen.
3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt de oorsprong vastgesteld overeenkomstig artikel 1 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels.
ARTIKEL 3.7
Transparantie
1. Niettegenstaande artikel 3.6 (Algemene bepalingen) geeft de partij die een algemeen vrijwaringsonderzoek opent of voornemens is algemene vrijwaringsmaatregelen in te stellen, op verzoek van de andere partij en op voorwaarde dat deze daar aanmerkelijk belang bij heeft, onmiddellijk ad hoc schriftelijk kennis van alle relevante informatie die tot de opening van een algemeen vrijwaringsonderzoek of, naar gelang van het geval, het voorstel tot instelling van algemene vrijwaringsmaatregelen heeft geleid, met inbegrip van, in voorkomend geval, informatie over de voorlopige bevindingen. Dit laat artikel 3.2 van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen onverlet.
2. Wanneer de partijen algemene vrijwaringsmaatregelen instellen, streven zij ernaar dat te doen op een wijze die hun bilaterale handel zo weinig mogelijk beïnvloedt.
3. Voor de toepassing van lid 2 geldt dat wanneer een partij van mening is dat aan de juridische vereisten voor de instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen is voldaan, zij de andere partij daarvan in kennis stelt en de mogelijkheid tot het voeren van bilateraal overleg geeft. Indien binnen dertig dagen na de kennisgeving geen bevredigende oplossing wordt bereikt, kan de partij de definitieve algemene vrijwaringsmaatregelen vaststellen. De mogelijkheid tot het voeren van overleg moet de andere partij worden geboden om van gedachten te wisselen over de in lid 1 bedoelde informatie.
ARTIKEL 3.8
Uitsluiting van geschillenbeslechting
Hoofdstuk 15 (Geschillenbeslechting) is niet van toepassing op de bepalingen betreffende WTO- rechten en -verplichtingen van deze afdeling.
AFDELING C BILATERALE VRIJWARINGSCLAUSULE
ARTIKEL 3.9
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling:
a) heeft "interne bedrijfstak" dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe wordt artikel 4, lid 1, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maakt het integrerend deel hiervan uit;
b) hebben "ernstige schade" en "dreiging van ernstige schade" dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe wordt artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maakt het integrerend deel hiervan uit, en
c) wordt onder "overgangsperiode" verstaan een periode van tien jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
ARTIKEL 3.10
Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen
1. Indien, wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, goederen van oorsprong uit het grondgebied van een partij op het grondgebied van de andere partij in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige voorwaarden worden ingevoerd dat hierdoor ernstige schade wordt veroorzaakt of dreigt te worden veroorzaakt voor een interne bedrijfstak die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende goederen vervaardigt, kan de partij van invoer uitsluitend tijdens de overgangsperiode in overeenstemming met de in deze afdeling vervatte voorwaarden en procedures maatregelen als bedoeld in lid 2 vaststellen, tenzij in artikel 3.11 (Voorwaarden en beperkingen), lid 6, onder c), anders is bepaald.
2. De partij van invoer kan een bilaterale vrijwaringsmaatregel instellen tot:
a) opschorting van de in bijlage 2-A (Afschaffing van douanerechten) voorziene verdere verlaging van het douanerecht op het betrokken goed, of
b) verhoging van het douanerecht op het goed tot een niveau dat niet hoger ligt dan het laagste van de volgende rechten:
i) het op het goed toegepaste meestbegunstigingsdouanerecht dat geldt op het tijdstip waarop de maatregel wordt genomen, of
ii) het basisdouanerecht dat overeenkomstig artikel 2.6 (Verlaging of afschaffing van douanerechten) is vastgelegd in de lijsten in bijlage 2-A (Afschaffing van douanerechten).
ARTIKEL 3.11
Voorwaarden en beperkingen
1. Een partij stelt de andere partij schriftelijk in kennis van de opening van het in lid 2 bedoelde onderzoek en treedt zo vroeg mogelijk vóór de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel met de andere partij in overleg, teneinde de informatie te toetsen die uit het onderzoek naar voren komt en van gedachten te wisselen over de maatregel.
2. Een partij mag pas een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat haar bevoegde autoriteiten een onderzoek hebben verricht in overeenstemming met artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe worden artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maken zij integrerend deel hiervan uit.
3. In het kader van het in lid 2 bedoelde onderzoek voldoet de partij aan artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe wordt artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maakt het integrerend deel hiervan uit.
4. Uit het onderzoek moet op basis van objectief bewijsmateriaal tevens blijken dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer en de ernstige schade of de dreiging daarvan. Bij het onderzoek wordt behalve met de toename van de invoer ook rekening gehouden met andere factoren die eveneens tegelijkertijd schade kunnen veroorzaken.
5. Elke partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten het in lid 2 bedoelde onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.
6. Voor de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel door een partij gelden de volgende beperkingen:
a) de maatregel mag enkel worden toegepast voor zover en zo lang hij noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken;
b) de maatregel mag niet langer dan twee jaar worden toegepast, tenzij deze periode met maximaal twee jaar wordt verlengd indien de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedures vaststellen dat de maatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken, en er bewijzen zijn dat de bedrijfstak zich aanpast, waarbij de totale toepassingsduur van een vrijwaringsmaatregel, met inbegrip van de aanvankelijke toepassingsduur en elke verlenging daarvan, niet meer dan vier jaar mag bedragen, en
c) de maatregel mag na afloop van de overgangsperiode enkel met toestemming van de andere partij worden toegepast.
7. Om de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een bilaterale vrijwaringsmaatregel meer dan twee jaar bedraagt, liberaliseert de partij die de maatregel toepast die geleidelijk op gezette tijden tijdens de toepassingsduur ervan.
8. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A (Afschaffing van douanerechten) bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.
ARTIKEL 3.12
Voorlopige maatregelen
In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een partij een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oorsprong uit de andere partij als gevolg van de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak. De duur van een voorlopige maatregel is beperkt tot tweehonderd dagen, gedurende welke periode de partij die de maatregel toepast, moet voldoen aan artikel 3.11 (Voorwaarden en beperkingen), leden 2 en 3. De partij betaalt eventuele tariefverhogingen onverwijld terug indien het in artikel 3.11 (Voorwaarden en beperkingen), lid 2, bedoelde onderzoek niet uitwijst dat de voorwaarden van artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen), lid 1, zijn vervuld. De duur van een voorlopige maatregel wordt meegerekend als deel van de in artikel 3.11 (Voorwaarden en beperkingen), lid 5, onder b), voorgeschreven periode.
ARTIKEL 3.13
Compensatie
1. Een partij die een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast, treedt in overleg met de andere partij teneinde overeenstemming te bereiken over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel die de vorm heeft van concessies met in wezen gelijkwaardige gevolgen voor de handel of van concessies die overeenstemmen met de waarde van de bijkomende rechten die de vrijwaringsmaatregel naar verwachting met zich zal brengen. De partij die een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast, biedt uiterlijk dertig dagen na de toepassing van de bilaterale vrijwaringsmaatregel gelegenheid voor dergelijk overleg.
2. Indien het in lid 1 bedoelde overleg niet binnen dertig dagen na aanvang ervan leidt tot overeenstemming over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel, kan de partij waarvan de goederen voorwerp van de vrijwaringsmaatregel zijn, ten aanzien van goederen van oorsprong uit de partij die de bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast de toepassing opschorten van concessies met in wezen gelijkwaardige gevolgen voor de handel als de bilaterale vrijwaringsmaatregel. De verplichting tot compensatie die rust op de partij die de bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast, en het recht van de andere partij uit hoofde van dit lid om concessies op te schorten, eindigen op dezelfde dag als die waarop de bilaterale vrijwaringsmaatregel eindigt.
3. Het in lid 2 bedoelde opschortingsrecht wordt niet uitgeoefend in de eerste 24 maanden waarin een bilaterale vrijwaringsmaatregel van kracht is, mits de vrijwaringsmaatregel in overeenstemming is met deze overeenkomst.
ARTIKEL 3.14
Gebruik van het Engels
Met het oog op een zo efficiënt mogelijke toepassing van de regels inzake handelsmaatregelen als bedoeld in dit hoofdstuk maken de onderzoekende autoriteiten van de partijen voor het uitwisselen van mededelingen en documenten tussen de partijen in het kader van onderzoeken naar handelsmaatregelen gebruik van het Engels.
HOOFDSTUK 4
DOUANE EN HANDELSBEVORDERING
ARTIKEL 4.1
Doelstellingen
1. De partijen erkennen het belang van douane en handelsbevordering bij de ontwikkeling van het mondiale handelsstelsel. De partijen versterken de samenwerking op dit gebied om ervoor te zorgen dat hun respectieve douanewetgeving en -procedures beantwoorden aan de doelstellingen van bevordering van de handel en doeltreffende douanecontrole.
2. De partijen komen overeen dat hun wetgeving niet-discriminerend moet zijn en dat de douaneprocedures moeten zijn gebaseerd op het gebruik van moderne methoden en doeltreffende controles om fraude te bestrijden en de legitieme handel te bevorderen.
3. De partijen erkennen dat legitieme doelstellingen van overheidsbeleid, ook met betrekking tot beveiliging, veiligheid en fraudebestrijding, niet in het gedrang mogen komen.
ARTIKEL 4.2
Douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand
1. De respectieve autoriteiten van de partijen werken samen op douanegebied om de doelstellingen van artikel 4.1 (Doelstellingen) te bereiken.
2. De partijen versterken de douanesamenwerking onder meer door:
a) informatie uit te wisselen over de douanewetgeving en de uitvoering ervan en over douaneprocedures, met name op de volgende gebieden:
i) vereenvoudiging en modernisering van de douaneprocedures;
ii) handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens door de douaneautoriteiten;
iii) vergemakkelijking van doorvoer en overlading, en
iv) betrekkingen met het bedrijfsleven;
b) gezamenlijke initiatieven te verkennen op het gebied van invoer-, uitvoer- en andere douaneprocedures, met inbegrip van technische bijstand, om het bedrijfsleven een doeltreffende dienstverlening aan te bieden;
c) binnen internationale organisaties als de WTO en de Werelddouaneorganisatie (hierna "WDO" genoemd) beter samen te werken op het gebied van douane, en
d) waar nodig en passend over te gaan tot wederzijdse erkenning van handelspartnerschapsprogramma's en douanecontroles, met inbegrip van gelijkwaardige maatregelen voor handelsbevordering.
3. De partijen verlenen elkaar wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden overeenkomstig Protocol 2 (Inzake wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden).
ARTIKEL 4.3
Douanewetgeving en -procedures
1. De partijen baseren hun respectieve douanewetgeving en -procedures op internationale instrumenten en normen die op het gebied van douane en handel van toepassing zijn, waaronder de materiële elementen van de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures, gedaan te Brussel op 26 juni 1999, het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna "GS-verdrag" genoemd), het Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade en het Customs Data Model van de WDO.
2. De douanewetgeving en -procedures van de partijen:
a) strekken tot bescherming van de legitieme handel door de doeltreffende handhaving en naleving van de wettelijke voorschriften;
b) gaan onnodige of discriminerende lasten voor het bedrijfsleven tegen en verlenen extra faciliteiten aan marktdeelnemers die de wetgeving goed naleven, en
c) bieden waarborgen tegen fraude en illegale of schadelijke activiteiten.
3. De partijen komen overeen dat hun respectieve douanewetgeving en -procedures, met inbegrip van rechtsmiddelen, evenredig en niet-discriminerend moeten zijn en dat de toepassing ervan niet tot onnodige vertragingen bij de vrijgave van goederen mag leiden.
4. Om de werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, efficiënt, integer en verantwoordbaar is, komen de partijen overeen:
a) waar mogelijk, de eisen en formaliteiten met betrekking tot de snelle vrijgave en inklaring van goederen te vereenvoudigen en te herzien, en
b) ernaar te streven de door de douanediensten en andere instanties verlangde gegevens en documentatie verder te vereenvoudigen en te standaardiseren.
ARTIKEL 4.4
Vrijgave van goederen
1. Elke partij ziet erop toe dat haar douaneautoriteiten voorschriften en procedures toepassen die voorzien in de vrijgave van goederen binnen een termijn die niet langer is dan vereist om te waarborgen dat aan haar douane- en andere handelsgerelateerde wetgeving en formaliteiten wordt voldaan. Elke partij streeft ernaar deze termijn verder te verkorten en de goederen onverwijld vrij te geven.
2. De partijen staan onder meer toe dat goederen kunnen worden vrijgegeven voordat douanerechten zijn betaald, op voorwaarde dat indien nodig overeenkomstig hun wetgeving zekerheid wordt gesteld voor de eindbetaling daarvan.
3. Elke partij ziet erop toe dat haar douaneautoriteiten voorzien in de elektronische indiening en verdere elektronisch verwerking van informatie vóór de fysieke aankomst van de goederen (verwerking vóór aankomst), zodat de goederen bij aankomst kunnen worden vrijgegeven.
ARTIKEL 4.5
Vereenvoudigde douaneprocedures
1. Elke partij voorziet in vereenvoudigde douaneprocedures die transparant en efficiënt zijn, om de kosten te beperken en de voorspelbaarheid te vergroten voor marktdeelnemers, met inbegrip van de kleine en middelgrote ondernemingen. Ook toegelaten handelaren moet gemakkelijker toegang tot douanevereenvoudigingen worden verleend op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.
2. Er wordt één enkel administratief document of elektronisch equivalent daarvan gebruikt voor het vervullen van de formaliteiten die vereist zijn om goederen onder een douaneregeling te plaatsen.
3. De partijen passen moderne douanetechnieken, waaronder methoden voor risicobeoordeling en voor controle na douaneafhandeling, toe om de binnenkomst en de vrijgave van goederen te vereenvoudigen en te vergemakkelijken.
4. De partijen bevorderen de geleidelijke ontwikkeling en het geleidelijke gebruik van systemen, met inbegrip van die welke zijn gebaseerd op informatietechnologie, om de elektronische gegevensuitwisseling tussen handelaren, douanediensten en andere verwante instanties te vergemakkelijken.
ARTIKEL 4.6
Doorvoer en overlading
1. Elke partij zorgt voor de vergemakkelijking van en de doeltreffende controle op de overlading en doorvoer over haar grondgebied.
2. Om de doorvoer te vergemakkelijken, ziet elke partij erop toe dat alle betrokken autoriteiten en instanties op haar grondgebied samenwerken en hun optreden op elkaar afstemmen.
ARTIKEL 4.7
Risicobeheer
1. Elke partij baseert haar onderzoeks- en vrijgaveprocedures en haar procedures voor controle na douaneafhandeling op risicobeheersbeginselen en audits in plaats van op een omvattend onderzoek of voor elke zending aan alle invoervereisten is voldaan.
2. De partijen stellen hun controlevoorschriften en -procedures voor de invoer, uitvoer, doorvoer en overlading van goederen vast en passen deze toe op basis van risicobeheersbeginselen die worden toegepast om de nalevingsmaatregelen met name te richten op transacties die bijzondere aandacht behoeven.
ARTIKEL 4.8
Transparantie
1. Elke partij waarborgt dat haar douane- en andere handelsgerelateerde wet- en regelgeving, haar algemene administratieve procedures en andere voorschriften, met inbegrip van die inzake vergoedingen en heffingen, voor belanghebbenden en, waar haalbaar en mogelijk, op een officiële website gemakkelijk toegankelijk zijn.
2. Elke partij wijst een of meer onderzoeks- of informatiecentra aan of houdt deze in stand, waaraan belanghebbenden binnen een redelijke termijn vragen over douane- en andere handelsgerelateerde aangelegenheden kunnen stellen.
ARTIKEL 4.9
Besluiten vooraf
1. Op schriftelijk verzoek van de handelaren brengen de douaneautoriteiten van elke partij voorafgaand aan de invoer van een goed op haar grondgebied en overeenkomstig haar wet- en regelgeving een schriftelijk besluit uit over de tariefindeling of over alle andere aangelegenheden waarover de partijen het eens kunnen worden.
2. Elke partij maakt haar besluiten vooraf over de tariefindeling en over alle aangelegenheden waarover de partijen het eens kunnen worden, onder voorbehoud van eventuele vertrouwelijkheidsvereisten ingevolge haar wet- en regelgeving, bekend, bijvoorbeeld op een officiële website.
3. Ter bevordering van de handel houden de partijen elkaar in hun bilaterale overleg regelmatig op de hoogte van wijzigingen in hun respectieve wet- en regelgeving met betrekking tot besluiten vooraf.
ARTIKEL 4.10
Vergoedingen en heffingen
1. Elke partij maakt via een officieel aangewezen medium en, waar haalbaar en mogelijk, op een officiële website informatie over de vergoedingen en heffingen bekend. Deze informatie bestrijkt de vergoedingen en heffingen die zullen worden toegepast, de reden voor de vergoedingen of heffingen ter zake van de verrichte dienst, de bevoegde autoriteit alsmede het tijdstip en de wijze van betaling.
2. Een partij legt geen nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen op zolang de informatie als bedoeld in lid 1 niet bekendgemaakt en niet gemakkelijk beschikbaar is.
ARTIKEL 4.11
Douane-expediteurs
De partijen schrijven in hun respectieve douanewetgeving en -procedures niet de inschakeling van douane-expediteurs voor. De partijen passen in voorkomend geval transparante, niet- discriminerende en evenredige voorschriften toe voor de verlening van vergunningen aan douane- expediteurs.
ARTIKEL 4.12
Vaststelling van de douanewaarde
1. De partijen bepalen de douanewaarde van goederen in overeenstemming met artikel VII van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake de douanewaarde.
2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van kwesties met betrekking tot de douanewaarde.
ARTIKEL 4.13
Inspecties vóór verzending
De partijen komen overeen dat hun respectieve douanewetgeving en -procedures geen inspecties vóór verzending als omschreven in de Overeenkomst inzake inspectie voor verzending of andere inspecties die op de plaats van bestemming vóór inklaring worden verricht door particuliere ondernemingen, mogen voorschrijven.
ARTIKEL 4.14
Toetsing en beroep
Elke partij voorziet in doeltreffende, snelle, niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke procedures die de uitoefening garanderen van het recht om beroep in te stellen tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douanediensten of andere instanties betreffende de in-, uit- of doorvoer van goederen.
ARTIKEL 4.15
Betrekkingen met het bedrijfsleven
De partijen:
a) zijn het eens over de noodzaak van tijdig overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven over wetgevingsvoorstellen en algemene procedures met betrekking tot douane en handelsbevordering. Daartoe vindt in elke partij passend overleg tussen de diensten en het bedrijfsleven plaats;
b) komen overeen alle nieuwe wettelijke voorschriften en algemene procedures met betrekking tot douane en handelsbevordering vóór de toepassing ervan, alsook wijzigingen en interpretaties daarvan, bekend te maken of anderszins beschikbaar te stellen, voor zover mogelijk langs elektronische weg. Zij maken ook administratieve berichten ter zake openbaar, met name over de eisen voor douane-expediteurs, de procedures bij binnenkomst van de goederen, de openingstijden en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten en de contactpunten voor het inwinnen van informatie;
c) zijn het erover eens dat er een redelijke tijdspanne moet liggen tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde wettelijke voorschriften, procedures en vergoedingen of heffingen, en
d) komen overeen erop toe te zien dat hun respectieve voorschriften en procedures op douanegebied en aanverwante gebieden blijven aansluiten op de behoeften van het bedrijfsleven, dat hierbij goede praktijken worden gevolgd en dat de handel hierdoor zo min mogelijk wordt beperkt.
ARTIKEL 4.16
Douanecomité
1. Het bij artikel 17.2 (Gespecialiseerde comités) ingestelde Douanecomité bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.
2. Het Douanecomité waarborgt de goede werking van dit hoofdstuk, de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten door de douanediensten als bedoeld in hoofdstuk 12 (Intellectuele eigendom), afdeling C (Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten), onderafdeling 4 (Handhaving aan grens), alsmede de goede werking van Protocol 1 (Betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking), Protocol 2 (Inzake wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden) en alle aanvullende bepalingen inzake douane waarover de partijen het eens kunnen worden.
3. Het Douanecomité onderzoekt of besluiten, adviezen, voorstellen of aanbevelingen over alle aangelegenheden in verband met de toepassing van de in lid 2 bedoelde bepalingen nodig zijn, en stelt deze vast. Het is bevoegd om besluiten vast te stellen inzake de wederzijdse erkenning van risicobeheerstechnieken, risicocriteria en -normen, veiligheidscontroles en partnerschapsprogramma's op handelsgebied, daaronder begrepen aspecten zoals het doorzenden van gegevens en wederzijds overeengekomen voordelen.
HOOFDSTUK 5
TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN
ARTIKEL 5.1
Bevestiging van TBT-Overeenkomst
De partijen bevestigen hun wederzijdse rechten en verplichtingen uit hoofde van de TBT- Overeenkomst, die mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst wordt opgenomen en integrerend deel hiervan uitmaakt.
ARTIKEL 5.2
Doelstellingen
1. Dit hoofdstuk heeft tot doel de bilaterale handel in goederen te bevorderen en uit te breiden door onnodige handelsbelemmeringen binnen het toepassingsgebied van de TBT-Overeenkomst te voorkomen, te identificeren en weg te nemen, alsmede de bilaterale samenwerking tussen de partijen te bevorderen.
2. De partijen zetten technische capaciteiten en institutionele infrastructuur op het gebied van technische handelsbelemmeringen op en versterken deze.
ARTIKEL 5.3
Toepassingsgebied en definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, het aannemen en het toepassen van in bijlage 1 bij de TBT-Overeenkomst omschreven normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures die de handel in goederen tussen de partijen kunnen beïnvloeden, met uitzondering van:
a) aankoopspecificaties die door overheidsorganen zijn opgesteld om in hun eigen productie- of verbruiksbehoeften te voorzien, of
b) in bijlage A bij de SPS-Overeenkomst omschreven sanitaire en fytosanitaire maatregelen.
2. Elke partij heeft het recht om in overeenstemming met dit hoofdstuk en de TBT- Overeenkomst normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures op te stellen, aan te nemen en toe te passen.
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bijlage 1 bij de TBT- Overeenkomst.
ARTIKEL 5.4
Technische voorschriften
1. Elke partij maakt optimaal gebruik van goede regelgevingspraktijken als bedoeld in de TBT- Overeenkomst en dit hoofdstuk, in het bijzonder door:
a) de beschikbare regelgevings- en niet-regelgevingsalternatieven voor een voorgesteld technisch voorschrift waarmee de legitieme doelstellingen van de partij zouden worden bereikt, te onderzoeken, in overeenstemming met artikel 2.2 van de TBT-Overeenkomst; er onder meer naar te streven het effect van een voorgesteld technisch voorschrift te beoordelen door middel van een regelgevingseffectbeoordeling, zoals aanbevolen door het bij artikel 13 van de TBT-Overeenkomst ingestelde Comité voor technische handelsbelemmeringen;
b) relevante internationale normen, zoals die welke zijn ontwikkeld door de Internationale Organisatie voor normalisatie, de Internationale Elektrotechnische Commissie, de Internationale Unie voor Telecommunicatie en de Codex Alimentarius Commissie, als grondslag te gebruiken voor hun technische voorschriften, tenzij dergelijke internationale normen ondoeltreffend of ongeschikt zijn voor de verwezenlijking van de door een partij nagestreefde legitieme doelstellingen. Wanneer een partij geen internationale normen als grondslag voor haar technische voorschriften heeft gebruikt, geeft zij op verzoek van de andere partij aan op welke punten zij aanzienlijk is afgeweken van de relevante internationale normen en licht zij de redenen toe waarom die normen ongeschikt of ondoelmatig voor de nagestreefde doelstelling zijn geacht;
c) onverminderd artikel 2.3 van de TBT-Overeenkomst, technische voorschriften te evalueren teneinde de convergentie ervan met de toepasselijke internationale normen te verbeteren. Bij deze evaluatie houden de partijen onder meer rekening met eventuele nieuwe ontwikkelingen bij de toepasselijke internationale normen en met de vraag of de omstandigheden op grond waarvan haar technische voorschriften afwijken van een toepasselijke internationale norm, nog steeds bestaan;
d) bij het formuleren van technische voorschriften de productprestatievereisten als uitgangspunt te nemen, veeleer dan het ontwerp of de beschrijving daarvan.
2. In overeenstemming met artikel 2.7 van de TBT-Overeenkomst neemt een partij de aanvaarding van de gelijkwaardigheid van de technische voorschriften van de andere partij welwillend in overweging, ook al verschillen deze voorschriften van haar eigen voorschriften, indien zij de overtuiging is toegedaan dat die voorschriften in voldoende mate aan de doelstellingen van haar eigen voorschriften beantwoorden.
3. Een partij die een technisch voorschrift heeft opgesteld dat zij gelijkwaardig acht aan een technisch voorschrift van de andere partij op grond dat laatstbedoeld voorschrift een overeenkomstige doelstelling heeft en op vergelijkbare producten van toepassing is, kan de andere partij schriftelijk verzoeken te erkennen dat het technische voorschrift gelijkwaardig is. Dat verzoek wordt schriftelijk gedaan en vermeldt gedetailleerd de redenen, ook met betrekking tot de producten waarop de technische voorschriften van toepassing zijn, waarom de voorschriften als gelijkwaardig moeten worden beschouwd. Een partij die niet erkent dat de technische voorschriften gelijkwaardig zijn, verstrekt de andere partij desgevraagd de redenen voor haar besluit.
ARTIKEL 5.5
Normen
1. De partijen bevestigen dat zij ingevolge artikel 4.1 van de TBT-Overeenkomst moeten waarborgen dat hun normalisatie-instellingen de in bijlage 3 bij de TBT-Overeenkomst opgenomen praktijkrichtlijn voor het opstellen, het aannemen en het toepassen van normen aanvaarden en naleven. De partijen bevestigen verder dat zij vasthouden aan de beginselen die zijn geformuleerd in de Decisions and Recommendations adopted by the WTO Committee on Technical Barriers to Trade since 1 January 1995 (Besluiten en aanbevelingen van de WTO-Commissie technische handelsbelemmeringen sinds 1 januari 1995, G/TBT/1/rev. 12, van 21 januari 2015 (hierna "het document" genoemd), waaronder de in de bijlagen bij deel 1 van het document vermelde Decision of the Committee on Principles for the Development of International Standards, Guides and Recommendations with relation to Articles 2, 5 and Annex 3 of the Agreement (Besluit van de Commissie inzake de beginselen voor de ontwikkeling van internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen met betrekking tot de artikelen 2 en 5 van en bijlage 3 bij de overeenkomst).
2. Teneinde de normen op een zo breed mogelijke grondslag te harmoniseren, moedigen de partijen hun normalisatie-instellingen, alsmede de regionale normalisatie-instellingen waarvan zij of hun normalisatie-instellingen lid zijn, aan:
a) binnen hun mogelijkheden mee te werken aan de opstelling van internationale normen door de bevoegde internationale normalisatie-instellingen;
b) de toepasselijke internationale normen te gebruiken als grondslag voor de normen die zij formuleren, behalve wanneer die internationale normen ondoeltreffend of ongeschikt zouden zijn voor de verwezenlijking van de door een partij nagestreefde legitieme doelstellingen, bijvoorbeeld omdat zij onvoldoende bescherming bieden of wegens fundamentele klimatologische of geografische omstandigheden of fundamentele technologische problemen;
c) doublures of overlappingen met de werkzaamheden van de internationale normalisatie- instellingen te voorkomen;
d) niet op de toepasselijke internationale normen gebaseerde nationale en regionale normen regelmatig te evalueren, teneinde de convergentie ervan met de toepasselijke internationale normen te verbeteren, en
e) bij internationale normalisatieactiviteiten samen te werken met de betrokken normalisatie- instellingen van de andere partij. Die samenwerking kan plaatsvinden binnen internationale normalisatie-instellingen of op regionaal niveau.
3. De partijen wisselen informatie uit over:
a) hun gebruik van normen ter ondersteuning van technische voorschriften;
b) hun normalisatieprocessen, en in hoeverre zij internationale of regionale normen als basis voor hun nationale normen gebruiken, en
c) samenwerkingsovereenkomsten inzake normalisatie die een van de partijen ten uitvoer legt, ook over normalisatiekwesties in het kader van internationale overeenkomsten met derden, voor zover dit op grond van die overeenkomsten niet uitdrukkelijk is verboden.
4. De partijen erkennen dat, overeenkomstig bijlage 1 bij de TBT-Overeenkomst, de naleving van de normen vrijwillig is. Wanneer een partij de naleving van de normen verplicht stelt door opneming van of verwijzing naar die normen in technische voorschriften of conformiteitsbeoordelingsprocedure, is artikel 5.7 (Transparantie) van toepassing.
ARTIKEL 5.6
Conformiteitsbeoordelingsprocedures
1. De partijen passen met betrekking tot verplichte conformiteitsbeoordelingsprocedures mutatis mutandis artikel 5.4 (Technische voorschriften), lid 1, toe om onnodige handelsbelemmeringen te vermijden en transparantie en non-discriminatie te waarborgen.
2. Wanneer een partij van invoer een uitdrukkelijke bevestiging van conformiteit met haar toepasselijke technische voorschriften of normen verlangt, mogen haar conformiteitsbeoordelingsprocedures, overeenkomstig artikel 5.1.2 van de TBT-Overeenkomst, noch strikter zijn noch strikter worden toegepast dan noodzakelijk is om die partij in staat te stellen zich ervan te overtuigen dat de betrokken producten aan haar toepasselijke technische voorschriften of normen beantwoorden, rekening houdend met de aan niet-conformiteit van deze producten verbonden risico's.
3. De partijen erkennen dat er een brede verscheidenheid aan mechanismen bestaat die ervoor zorgen dat de resultaten van de op het grondgebied van de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen gemakkelijker worden aanvaard, waaronder:
a) aanvaarding, door de partij van invoer, van een conformiteitsverklaring van een leverancier;
b) overeenkomsten betreffende wederzijdse aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen die specifieke technische voorschriften betreffen en zijn verricht door op het grondgebied van de andere partij gevestigde instanties;
c) gebruik van accreditatie voor de kwalificatie van op het grondgebied van elk van de partijen gevestigde conformiteitsbeoordelingsinstanties;
d) aanwijzing van overheidswege van conformiteitsbeoordelingsinstanties, met inbegrip van op het grondgebied van de andere partij gevestigde instanties;
e) eenzijdige erkenning door een partij van de resultaten van op het grondgebied van de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen;
f) vrijwillige regelingen tussen op het grondgebied van elk van de partijen gevestigde conformiteitsbeoordelingsinstanties, en
g) gebruik van regionale en internationale multilaterale erkenningsovereenkomsten en -regelingen waarbij de partijen partij zijn.
4. Gelet op met name de in lid 3 bedoelde aspecten zullen de partijen:
a) hun uitwisseling van informatie over de in lid 3 bedoelde mechanismen en over soortgelijke mechanismen intensiveren, teneinde de aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen te vergemakkelijken;
b) informatie over conformiteitsbeoordelingsprocedures uitwisselen, met name over de criteria die worden gehanteerd om voor specifieke producten passende conformiteitsbeoordelingsprocedures te kiezen;
c) de conformiteitsverklaring van een leverancier beschouwen als een bevestiging van conformiteit met de interne wetgeving;
d) regelingen betreffende wederzijdse aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen overwegen volgens de in lid 5 beschreven procedure;
e) informatie uitwisselen over het accreditatiebeleid, en beoordelen hoe optimaal gebruik kan worden gemaakt van internationale accreditatienormen en van internationale overeenkomsten waarbij de accreditatie-instellingen van de partijen betrokken zijn, bijvoorbeeld met behulp van de mechanismen van de International Laboratory Accreditation Cooperation en het International Accreditation Forum;
f) overwegen toe te treden tot of, naar gelang van het geval, hun test-, inspectie- en certificeringsinstanties aanmoedigen toe te treden tot operationele internationale overeenkomsten of regelingen voor de harmonisatie of vergemakkelijking van de aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen;
g) ervoor zorgen dat de marktdeelnemers de keuze hebben uit conformiteitsbeoordelingsfaciliteiten die door de overheid zijn aangewezen voor het verrichten van de op grond van de interne wetgeving voorgeschreven taken voor het waarborgen van de naleving;
h) ernaar streven gebruik te maken van accreditatie voor de kwalificatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, en
i) erop toezien dat de accreditatie-instanties en de conformiteitsbeoordelingsinstanties onafhankelijk zijn en dat er geen sprake is van belangenconflicten tussen die instanties.
5. Op verzoek van een partij kunnen de partijen besluiten in overleg te treden met het oog op de vaststelling van sectorale initiatieven inzake de toepassing van conformiteitsbeoordelingsprocedures of de vergemakkelijking van de aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen die passend zijn voor de betrokken sectoren. De partij die het verzoek indient, moet relevante informatie verstrekken over de wijze waarop het sectorale initiatief de handel zou bevorderen. Wanneer de andere partij dat verzoek afwijst, doet zij desgevraagd opgave van de redenen daarvoor.
6. De partijen bevestigen dat zij ingevolge artikel 5.2.5 van de TBT-Overeenkomst erop moeten toezien dat vergoedingen voor de verplichte conformiteitsbeoordeling van ingevoerde producten billijk zijn in vergelijking met de vergoedingen die voor de conformiteitsbeoordeling van soortgelijke producten van interne oorsprong of van producten van oorsprong uit een ander land worden gevraagd, met inachtneming van de kosten van communicatie, vervoer en andere kosten die het gevolg zijn van het feit dat de installaties van de aanvrager en die van de conformiteitsbeoordelingsinstantie op verschillende plaatsen zijn gevestigd.
ARTIKEL 5.7
Transparantie
De partijen erkennen het belang van transparantie bij het opstellen, het aannemen en het toepassen van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures. De partijen bevestigen in dit verband hun transparantieverplichtingen uit hoofde van de TBT-Overeenkomst. Elke partij:
a) houdt rekening met de opmerkingen van de andere partij wanneer een onderdeel van het proces voor de ontwikkeling van een technisch voorschrift aan een openbare raadpleging is onderworpen, en antwoordt op verzoek van de andere partij tijdig en schriftelijk op de door die partij gemaakte opmerkingen;
b) waarborgt dat de marktdeelnemers en andere belanghebbenden uit de andere partij aan elke formele openbare raadpleging inzake de ontwikkeling van technische voorschriften kunnen deelnemen, op voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke voor haar eigen natuurlijke of rechtspersonen gelden;
c) informeert, in aanvulling op artikel 5.4 (Technische voorschriften), lid 1, onder a), in gevallen waarin een effectbeoordeling wordt uitgevoerd, desgevraagd de andere partij over de resultaten van de effectbeoordeling voor het voorgestelde technische voorschrift;
d) bij het verrichten van kennisgevingen overeenkomstig artikel 2.9.2 of artikel 5.6.2 van de TBT-Overeenkomst:
i) voorziet in een periode van ten minste zestig dagen na de kennisgeving, gedurende welke de andere partij schriftelijke opmerkingen over het voorstel kan indienen, en neemt, voor zover mogelijk, redelijke verzoeken tot verlenging van die termijn op passende wijze in overweging;
ii) verstrekt de elektronische versie van de aangemelde tekst;
iii) verstrekt, wanneer de aangemelde tekst niet in een van de officiële talen van de WTO is gesteld, een gedetailleerde en uitvoerige beschrijving van de inhoud van de maatregel in het kennisgevingsformat van de WTO;
iv) antwoordt uiterlijk op de dag van bekendmaking van het definitieve technische voorschrift of de definitieve conformiteitsbeoordelingsprocedure schriftelijk op de schriftelijke opmerkingen van de andere partij over het voorstel, en
v) verstrekt in de vorm van een addendum bij de oorspronkelijke kennisgeving informatie over de vaststelling en de inwerkingtreding van de aangemelde maatregel alsmede over de aangenomen definitieve tekst;
e) laat aan marktdeelnemers uit de andere partij tussen de bekendmaking van technische voorschriften en de inwerkingtreding ervan voldoende tijd voor aanpassing, tenzij er zich dringende problemen inzake veiligheid, gezondheid, milieubescherming of nationale veiligheid voordoen of dreigen voor te doen;
f) ziet erop toe dat alle aangenomen en geldende technische voorschriften en verplichte conformiteitsbeoordelingsprocedures op officiële websites openbaar en kosteloos toegankelijk zijn, en
g) ziet erop toe dat het overeenkomstig artikel 10.1 van de TBT-Overeenkomst opgerichte informatiecentrum in een van de officiële talen van de WTO informatie verstrekt en redelijke verzoeken om inlichtingen van de andere partij of van belanghebbenden uit de andere partij betreffende aangenomen technische voorschriften, conformiteitsbeoordelingsprocedures en normen beantwoordt.
ARTIKEL 5.8
Markttoezicht
De partijen:
a) wisselen standpunten uit over markttoezicht- en handhavingsactiviteiten;
b) zien erop toe dat de markttoezichtfuncties worden verricht door de bevoegde autoriteiten en dat er geen sprake is van belangenconflicten tussen de markttoezichtfunctie en de conformiteitsbeoordelingsfunctie, en
c) zien erop toe dat er geen sprake is van belangenconflicten tussen de markttoezichtinstanties en de marktdeelnemers die aan controle of toezicht zijn onderworpen.
ARTIKEL 5.9
Merktekens en etikettering
1. De partijen nemen er nota van dat een technisch voorschrift geheel of ten dele betrekking kan hebben op merkings- of etiketteringsvereisten. Wanneer de technische voorschriften van een partij voorzien in verplichte merktekens of etikettering, neemt die partij de beginselen van artikel 2.2 van de TBT-Overeenkomst in acht, met name dat technische voorschriften niet mogen worden opgesteld met het doel of het gevolg dat er onnodige belemmeringen voor de internationale handel ontstaan en dat die voorschriften niet meer beperkingen voor het handelsverkeer mogen inhouden dan nodig is om een legitieme doelstelling te bereiken.
2. Wanneer een partij merktekens of etikettering van producten verplicht stelt:
a) verlangt zij uitsluitend informatie die van belang is voor de consumenten of de gebruikers van het product of die aangeeft dat het product voldoet aan de verplichte technische vereisten;
b) verlangt zij geen voorafgaande goedkeuring, registratie of certificering van de etiketten of merktekens van producten als voorwaarde voor het in de handel brengen van producten die anderszins in overeenstemming zijn met haar verplichte technische vereisten, tenzij zulks noodzakelijk is met het oog op het risico van de producten voor het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten, het milieu of de nationale veiligheid; deze bepaling laat het recht van de partij om voorafgaande goedkeuring te verlangen van de specifieke informatie die in het licht van de geldende interne voorschriften op het etiket of het merkteken moet worden vermeld, onverlet;
c) kent zij, voor het geval dat zij verlangt dat marktdeelnemers een uniek identificatienummer gebruiken, dat nummer onverwijld en op niet-discriminerende grondslag toe aan de marktdeelnemers uit de andere partij;
d) staat zij het volgende toe, tenzij dit misleidend, tegenstrijdig of verwarrend is ten opzichte van de informatie die in de partij van invoer van de goederen moet worden verstrekt:
i) dat informatie wordt verstrekt in meer talen dan alleen de taal die in de partij van invoer van de goederen is voorgeschreven;
ii) dat internationaal aanvaarde nomenclaturen, pictogrammen, symbolen of afbeeldingen worden gebruikt, of
iii) dat meer informatie wordt verstrekt dan die welke in de partij van invoer van de goederen is voorgeschreven;
e) aanvaardt zij dat etikettering, met inbegrip van aanvullende etikettering of correcties op de etikettering, in voorkomend geval plaatsvindt op daarvoor goedgekeurde locaties, zoals in douane-entrepots of erkende entrepots op het punt van invoer, in de partij van invoer voorafgaand aan de distributie en verkoop van het product; de partij kan verlangen dat de oorspronkelijke etikettering niet wordt verwijderd;
f) streeft zij ernaar om, wanneer zij meent dat de legitieme doelstellingen in de zin van de TBT- Overeenkomst hierdoor niet in gevaar komen, niet-permanente of verwijderbare etiketten dan wel merktekens of etiketten in de begeleidende documentatie in plaats van op of aan het product zelf of aan het product verbonden te aanvaarden.
ARTIKEL 5.10
Samenwerking en handelsbevordering
1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, teneinde het wederzijdse begrip van hun respectieve systemen te verbeteren en hun onderlinge handel te bevorderen. Daartoe kunnen zij zowel op horizontaal als op sectoraal niveau dialogen over regelgeving tot stand brengen.
2. De partijen streven ernaar om bilaterale initiatieven betreffende normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures in kaart te brengen, te ontwikkelen en te bevorderen die geschikt zijn voor specifieke onderwerpen of sectoren en die de handel bevorderen. Die initiatieven kunnen het volgende omvatten:
a) bevorderen van goede regelgevingspraktijken door middel van samenwerking op regelgevingsgebied, daaronder begrepen de uitwisseling van informatie, ervaringen en gegevens, teneinde de kwaliteit en de doeltreffendheid van hun normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures te verbeteren en doeltreffend gebruik te maken van de beschikbare middelen op regelgevingsgebied;
b) gebruikmaken van een op risico's gebaseerde aanpak voor de conformiteitsbeoordeling, zoals het aanvaarden van de conformiteitsverklaring van een leverancier voor producten met een laag risico en in voorkomend geval het verminderen van de complexiteit van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures;
c) verbeteren van de convergentie van hun normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures met de toepasselijke internationale normen, richtsnoeren of aanbevelingen;
d) vermijden van onnodige verschillen in aanpak bij normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures in gevallen waarin geen internationale normen, richtsnoeren of aanbevelingen bestaan;
e) bevorderen of aanmoedigen van samenwerking tussen de respectieve openbare of particuliere organisaties van de partijen op het gebied van normalisatie, conformiteitsbeoordeling en metrologie;
f) verzekeren van doeltreffende interactie en samenwerking tussen de regelgevingsinstanties op regionaal of internationaal niveau, en
g) voor zover mogelijk, uitwisselen van informatie over overeenkomsten en regelingen betreffende technische handelsbelemmeringen die op internationaal niveau zijn gesloten.
3. Indien een partij voorstellen doet voor samenwerking in het kader van dit hoofdstuk, zal de andere partij deze desgevraagd naar behoren in overweging nemen. Deze samenwerking kan onder meer plaatsvinden door middel van een dialoog op de passende fora, gezamenlijke projecten, technische bijstand en programma's voor capaciteitsopbouw inzake normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures op specifieke industriële gebieden, in overleg vast te stellen.
ARTIKEL 5.11
Overleg
1. Een partij neemt elk verzoek van de andere partij om overleg over aangelegenheden die verband houden met de uitvoering van dit hoofdstuk onverwijld en welwillend in overweging.
2. Teneinde de in lid 1 bedoelde aangelegenheden te verduidelijken of op te lossen, kan het Handelscomité een werkgroep oprichten met als doel om een werkbare en praktische oplossing voor het bevorderen van de handel te vinden. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.
ARTIKEL 5.12
Uitvoering
1. De partijen wijzen een contactpunt aan bij het Ministerie van Wetenschap en Technologie van Vietnam respectievelijk de Europese Commissie en verstrekken elkaar de contactgegevens van het bureau dat of de ambtenaar die verantwoordelijk is voor onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden, waaronder het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en andere relevante bijzonderheden.
2. Elke partij stelt de andere partij onverwijld in kennis van elke wijziging van haar contactpunt en van de in lid 1 bedoelde informatie.
3. De contactpunten hebben onder meer tot taak:
a) toezicht te houden op de uitvoering en het beheer van dit hoofdstuk;
b) in voorkomend geval overeenkomstig artikel 5.10 (Samenwerking en handelsbevordering) samenwerkingsactiviteiten te bevorderen;
c) onverwijld een onderzoek in te stellen wanneer door een partij een kwestie wordt voorgelegd in verband met het ontwikkelen, het aannemen, het toepassen of het handhaven van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures;
d) op verzoek van een partij overleg te voeren over aangelegenheden die zich in verband met dit hoofdstuk voordoen;
e) alle andere maatregelen te treffen die de partijen van nut kunnen zijn bij de uitvoering van dit hoofdstuk, en
f) andere taken te verrichten die door het Comité voor de handel in goederen kunnen worden gedelegeerd.
4. De overeenkomstig artikel 10.1 van de TBT-Overeenkomst opgerichte informatiecentra:
a) vergemakkelijken de uitwisseling van informatie tussen de partijen over normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, in antwoord op alle redelijke verzoeken van de andere partij om dergelijke informatie, en
b) verwijzen verzoeken om inlichtingen van de andere partij naar de bevoegde regelgevingsinstanties.
HOOFDSTUK 6
SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
ARTIKEL 6.1
Toepassingsgebied
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, het aannemen en het toepassen van alle sanitaire en fytosanitaire maatregelen (hierna "SPS-maatregelen" genoemd) van een partij die het handelsverkeer tussen de partijen al dan niet rechtstreeks kunnen beïnvloeden.
2. Dit hoofdstuk laat de rechten van de partijen uit hoofde van hoofdstuk 5 (Technische handelsbelemmeringen) met betrekking tot maatregelen die niet binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen, onverlet.
ARTIKEL 6.2
Doelstellingen
Dit hoofdstuk heeft tot doel:
a) de effectieve toepassing te bevorderen van de beginselen en voorschriften van de SPS- Overeenkomst alsmede van internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de relevante internationale organisaties;
b) het leven en de gezondheid van mensen, dieren of planten op het grondgebied van elke partij te beschermen en tegelijkertijd de handel tussen de partijen te bevorderen alsmede te waarborgen dat de door elke partij vastgestelde SPS-maatregelen het handelsverkeer niet onnodig belemmeren;
c) de communicatie en de samenwerking inzake SPS-kwesties die het handelsverkeer tussen de partijen beïnvloeden alsmede inzake andere overeengekomen kwesties van wederzijds belang, te verbeteren, met het oog op een oplossing van die kwesties, en
d) voor meer transparantie bij en een beter begrip van de toepassing van de SPS-maatregelen van elke partij te zorgen.
ARTIKEL 6.3
Definities
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt het volgende:
a) de definities die zijn opgenomen in bijlage A bij de SPS-Overeenkomst zijn van toepassing;
b) onder "bevoegde autoriteiten" wordt verstaan de autoriteiten van elke partij die belast zijn met het opstellen, het uitvoeren en het beheren van SPS-maatregelen op het grondgebied van die partij, en
c) onder "SPS-comité" wordt verstaan het Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen als bedoeld in artikel 6.11 (Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen) dat is ingesteld bij artikel 17.2 (Gespecialiseerde comités).
2. De partijen kunnen andere definities voor de toepassing van dit hoofdstuk overeenkomen, waarbij rekening dient te worden gehouden met de glossaria en definities van de relevante internationale organisaties, zoals de Codex Alimentarius Commissie (hierna de "Codex Alimentarius" genoemd), de Wereldorganisatie voor diergezondheid (hierna de "OIE" genoemd) en in het kader van het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten (hierna het "IPPC" genoemd).
ARTIKEL 6.4
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun bestaande wederzijdse rechten en verplichtingen uit hoofde van de SPS-Overeenkomst.
2. Elke partij past de SPS-Overeenkomst toe bij de ontwikkeling, de toepassing of de erkenning van elke SPS-maatregel teneinde de handel tussen de partijen te bevorderen en tegelijkertijd het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten op haar grondgebied te beschermen.
ARTIKEL 6.5
Bevoegde autoriteiten en contactpunten
1. Om nauwe en doeltreffende werkrelaties tussen de partijen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk te waarborgen, zijn de bevoegde autoriteiten:
a) in het geval van Vietnam wordt de verantwoordelijkheid inzake SPS-aangelegenheden als volgt tussen de overheidsinstanties verdeeld:
i) het Ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling, of de opvolger daarvan, is verantwoordelijk ter zake van de gezondheid van dieren en planten; het beheert toezicht- en bestrijdingsmaatregelen ter voorkoming van de insleep van ziekten die schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van mens en dier; het beheert tevens
een uitgebreid programma ter beheersing en voorkoming van de besmetting met ziekten en plaagorganismen die schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van planten en de economie; in geval van dierlijke en plantaardige producten die voor uitvoer zijn bestemd, is het bovendien verantwoordelijk ter zake van de inspectie, de quarantaine en de afgifte van certificaten betreffende de inachtneming van de overeengekomen normen en vereisten van de Unie; en
ii) het Ministerie van Volksgezondheid, het Ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling en het Ministerie van Industrie en Handel, of de respectieve opvolgers daarvan, zijn, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, verantwoordelijk ter zake van de veiligheid van voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen; wat de invoer van levensmiddelen betreft, beheren zij toezicht- en controlemaatregelen, met inbegrip van het opstellen van nationale technische voorschriften en het opzetten van goedkeuringsprocedures, de uitvoering van risicobeoordelingen van producten en inspecties van inrichtingen, om de naleving van de overeengekomen normen en vereisten van Vietnam te waarborgen; wat de uitvoer van levensmiddelen betreft, zijn zij tevens verantwoordelijk ter zake van inspecties en de afgifte van gezondheidscertificaten;
b) in het geval van de Unie wordt de verantwoordelijkheid als volgt tussen de overheidsdiensten van de lidstaten en de Europese Commissie verdeeld:
i) met betrekking tot de uitvoer naar Vietnam zijn de lidstaten verantwoordelijk ter zake van de controle op de productieomstandigheden en -voorschriften, waaronder de voorgeschreven inspecties, en de afgifte van gezondheids- en dierenwelzijnscertificaten betreffende de inachtneming van de normen en vereisten van Vietnam;
ii) met betrekking tot de invoer uit Vietnam zijn de lidstaten verantwoordelijk ter zake van de controle of de ingevoerde producten aan de invoervoorwaarden van de Unie voldoen;
iii) de Europese Commissie is verantwoordelijk ter zake van de algemene coördinatie, de inspecties en de audits van de inspectieregelingen alsmede de wetgevingsinitiatieven die nodig zijn om een uniforme toepassing van de normen en voorschriften binnen de interne markt van de Unie te garanderen.
2. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst stellen de bevoegde autoriteiten van elke partij elkaar in kennis van een contactpunt voor communicatie over alle aangelegenheden die zich in het kader van dit hoofdstuk voordoen. De contactpunten hebben onder meer tot taak:
a) de communicatie tussen de ter zake van SPS-aangelegenheden verantwoordelijke instanties en ministeries van de partijen te verbeteren, en
b) de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken om het wederzijdse begrip van de SPS- maatregelen van elke partij, de met die maatregelen verband houdende regelgevingsprocessen en de gevolgen ervan voor de handel in de betrokken producten tussen de partijen te versterken.
3. De partijen zien erop toe dat de in het kader van de leden 1 en 2 verstrekte informatie wordt bijgewerkt.
ARTIKEL 6.6
Invoervereisten en -procedures
1. De algemene invoervereisten van een partij gelden voor het gehele grondgebied van de partij van uitvoer, wat de mogelijkheid van de partij van invoer om overeenkomstig de criteria van artikel 6.9 (Maatregelen in verband met gezondheid van dieren en planten) besluiten vast te stellen en maatregelen te nemen, onverlet laat.
2. Elke partij neemt uitsluitend maatregelen die wetenschappelijk onderbouwd zijn, in overeenstemming zijn met het betrokken risico, de minst restrictieve maatregelen vormen die beschikbaar zijn en het handelsverkeer zo weinig mogelijk belemmeren.
3. De partij van invoer ziet erop toe dat haar invoervereisten en -procedures op evenredige en niet-discriminerende wijze worden toegepast.
4. De invoerprocedures hebben tot doel de negatieve gevolgen voor het handelsverkeer zoveel mogelijk te beperken en de douaneafhandeling te bespoedigen, met inachtneming van de vereisten en procedures van de partij van invoer.
5. De partij van invoer zorgt voor volledige transparantie van haar invoervereisten en -procedures.
6. De partij van uitvoer waarborgt de naleving van de invoervereisten van de partij van invoer.
7. Elke partij stelt, met gebruikmaking van wetenschappelijke terminologie, lijsten van gereglementeerde plaagorganismen op en actualiseert deze, en stelt deze lijsten ter beschikking van de andere partij.
8. Fytosanitaire invoervereisten moeten worden beperkt tot maatregelen waarmee wordt gewaarborgd dat het passende niveau van bescherming van de partij van invoer wordt geëerbiedigd, en mogen alleen de gereglementeerde plaagorganismen betreffen die voor de partij van invoer een punt van zorg zijn. Niettegenstaande artikel 6 van het IPPC mag een partij geen fytosanitaire maatregelen voor niet-gereglementeerde plaagorganismen voorschrijven of handhaven.
9. Zodra de partij van uitvoer daarom verzoekt, voert een partij onverwijld een analyse van het fytosanitaire risico uit. In geval van moeilijkheden komen de partijen binnen het SPS-comité een tijdschema voor de uitvoering van de analyse van het fytosanitaire risico overeen.
10. De partij van invoer heeft het recht om invoercontroles uit te voeren op basis van de aan de invoer verbonden SPS-risico's. Deze controles worden onverwijld en met zo weinig mogelijk belemmeringen voor het handelsverkeer uitgevoerd. Wanneer de producten niet aan de vereisten van de partij van invoer voldoen, moeten de door de partij van invoer genomen maatregelen in overeenstemming zijn met de internationale normen en evenredig zijn aan het door het product veroorzaakte risico.
11. De partij van invoer stelt informatie beschikbaar over de frequentie van invoercontroles op producten. Deze frequentie kan worden aangepast als gevolg van verificaties of invoercontroles dan wel in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
12. Eventuele vergoedingen voor procedures in verband met de invoer van producten uit hoofde van dit hoofdstuk moeten billijk zijn in verhouding tot vergoedingen die in rekening worden gebracht voor soortgelijke interne producten en mogen niet hoger zijn dan de werkelijke kosten van de dienst.
ARTIKEL 6.7
Verificaties
1. Om vertrouwen in de doeltreffende uitvoering van dit hoofdstuk te verkrijgen of te bewaren, heeft de partij van invoer het recht om verificaties uit te voeren, onder meer:
a) door verificatiebezoeken aan de partij van uitvoer te brengen, om de controleregeling van de partij van uitvoer geheel of gedeeltelijk te verifiëren, overeenkomstig de desbetreffende internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de Codex Alimentarius, de OIE en het IPPC; de kosten van deze verificatiebezoeken worden gedragen door de partij die het verificatiebezoek uitvoert, en
b) door van de partij van uitvoer informatie over haar controleregeling en de resultaten van de in het kader van die regeling verrichte controles te vragen.
2. Elke partij verstrekt aan de andere partij de resultaten en conclusies van de op het grondgebied van de andere partij afgelegde verificatiebezoeken.
3. Indien de partij van invoer besluit om een verificatiebezoek te brengen aan de partij van uitvoer, stelt zij de partij van uitvoer daarvan ten minste zestig werkdagen van tevoren in kennis, tenzij de partijen anders overeenkomen. Eventuele wijzigingen van dit verificatiebezoek worden door de partijen onderling overeengekomen.
4. De partij van invoer dient binnen vijfenveertig werkdagen na de voltooiing van de verificatie bij de partij van uitvoer een ontwerpverificatieverslag in. De partij van uitvoer heeft dertig werkdagen de tijd om opmerkingen over het ontwerpverslag te maken. De opmerkingen van de partij van uitvoer worden gevoegd bij en in voorkomend geval opgenomen in het definitieve verificatieverslag, dat binnen dertig werkdagen moet worden voorgelegd. Indien de partij van invoer bij de verificatie vaststelt dat er sprake is van een aanzienlijk gezondheidsrisico voor mens, dier of plant, stelt zij de partij van uitvoer daarvan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen tien werkdagen na het einde van de verificatie in kennis.
ARTIKEL 6.8
Procedure voor opstellen van lijsten van inrichtingen
1. Op verzoek van de partij van invoer stelt de partij van uitvoer haar in kennis van haar lijst van inrichtingen die de door de partij van invoer gestelde voorwaarden voor erkenning vervullen en waarvoor overeenkomstig bijlage 6-A (Voorwaarden en procedures voor de erkenning van inrichtingen voor producten) voldoende garanties zijn verstrekt dat zij aan de gezondheidsvoorschriften voldoen.
2. Op verzoek van de partij van uitvoer keurt de partij van invoer binnen vijfenveertig werkdagen de in lid 1 bedoelde lijst van inrichtingen goed, zonder voorafgaande inspectie van afzonderlijke inrichtingen.
3. Wanneer de partij van invoer om aanvullende informatie verzoekt, wordt de in lid 2 bedoelde termijn met ten hoogste dertig werkdagen verlengd. Na de goedkeuring van de lijst van inrichtingen neemt de partij van invoer, in overeenstemming met haar toepasselijke wettelijke procedures, de maatregelen die nodig zijn om de invoer van de betrokken producten toe te staan.
4. Wanneer de partij van invoer het verzoek om goedkeuring afwijst, moet zij de partij van uitvoer onverwijld in kennis stellen van de redenen voor die afwijzing.
ARTIKEL 6.9
Maatregelen in verband met gezondheid van dieren en planten
1. De partijen aanvaarden de concepten van ziektevrije gebieden, gebieden met een lage ziekteprevalentie en compartimentering overeenkomstig de SPS-Overeenkomst en de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de OIE. De partijen erkennen tevens de diergezondheidsstatus als vastgesteld door de OIE.
2. De partijen aanvaarden de concepten van plaagorganismevrije gebieden, gebieden met een lage plaagorganismeprevalentie, beschermde zones en plaagorganismevrije productieterreinen overeenkomstig de SPS-Overeenkomst en de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van het IPPC.
3. De partijen houden rekening met factoren als geografische ligging, ecosystemen, epidemiologische surveillance en de doeltreffendheid van de SPS-controles.
4. Het SPS-comité legt nadere details vast van de procedure voor de aanvaarding van de in de leden 1 en 2 bedoelde concepten, rekening houdend met de SPS-Overeenkomst en de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de OIE en het IPPC.
5. Wanneer de partij van invoer de bepaling door de partij van uitvoer van de eigen dier- of plantgezondheidsstatus evalueert, baseert zij haar eigen beoordeling van de dier- of plantgezondheidsstatus van de partij van uitvoer of delen daarvan in beginsel op de informatie die de partij van uitvoer heeft verstrekt overeenkomstig de SPS-Overeenkomst en de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de OIE en het IPPC. De partij van invoer streeft ernaar haar besluit onverwijld na het verzoek om beoordeling aan de partij van uitvoer mee te delen.
6. Wanneer de partij van invoer de bepaling door de partij van uitvoer van de eigen dier- of plantgezondheidsstatus niet aanvaardt, vermeldt zij de redenen hiervoor en treedt zij op verzoek van de partij van uitvoer zo spoedig mogelijk in overleg om een alternatieve oplossing te bereiken.
7. De partij van uitvoer verstrekt ter zake dienend bewijsmateriaal om jegens de partij van invoer op objectieve wijze aan te tonen dat de dier- of plantgezondheidsstatus van die gebieden waarschijnlijk ongewijzigd zal blijven. Daartoe verleent de partij van uitvoer de partij van invoer desgevraagd redelijke toegang wat betreft inspectie, proeven en andere relevante procedures.
ARTIKEL 6.10
Gelijkwaardigheid
1. De partijen erkennen dat de toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel in artikel 4 van de SPS-Overeenkomst een belangrijk instrument voor handelsbevordering is en zowel de uitvoer- als de invoerlanden wederzijds voordeel biedt.
2. Gelijkwaardigheid kan worden aanvaard voor een specifieke SPS-maatregel of voor specifieke SPS-maatregelen in verband met een bepaald product of bepaalde productcategorieën dan wel systeembreed.
3. De partij van invoer erkent de SPS-maatregelen en -systemen van de partij van uitvoer als gelijkwaardig indien de partij van uitvoer op objectieve wijze aantoont dat haar maatregelen het door de partij van invoer vastgestelde adequate niveau van SPS-bescherming bieden. Om de vaststelling van gelijkwaardigheid te vergemakkelijken, verduidelijkt de partij van invoer op verzoek aan de andere partij het doel van alle relevante SPS-maatregelen.
4. Binnen drie maanden na de datum waarop de partij van invoer een verzoek van de partij van uitvoer ontvangt, plegen de partijen overleg om de gelijkwaardigheid van de SPS-maatregelen
en -systemen vast te stellen.
5. Nadat de partij van uitvoer de gelijkwaardigheid van de voorgestelde SPS-maatregelen en -systemen heeft aangetoond, stelt de partij van invoer onverwijld de gelijkwaardigheid vast.
6. De partij van invoer stelt de gelijkwaardigheid met name ten aanzien van de door haar van oudsher uit de partij van uitvoer ingevoerde producten versneld vast.
7. Indien de partij van uitvoer meerdere verzoeken indient, komen de partijen in het SPS-comité een tijdschema overeen waarbinnen zij de procedure inleiden.
8. Overeenkomstig artikel 9 van de SPS-Overeenkomst houdt de partij van invoer ten volle rekening met de verzoeken van de partij van uitvoer om technische bijstand ter vergemakkelijking van de uitvoering van dit artikel. Deze bijstand kan er onder meer toe bijdragen maatregelen aan te wijzen en uit te voeren die als gelijkwaardig kunnen worden erkend of de markttoegang op andere wijze te verbeteren.
9. De beoordeling door de partij van invoer van een verzoek van de partij van uitvoer om erkenning van de gelijkwaardigheid van haar SPS-maatregelen met betrekking tot een specifiek product mag op zich geen reden zijn om de lopende invoer van het betrokken product uit die partij te onderbreken of op te schorten. Wanneer de partij van invoer de gelijkwaardigheid heeft vastgesteld, leggen de partijen deze gelijkwaardigheid formeel vast en passen zij deze onverwijld toe op hun onderlinge handel op het betrokken gebied.
ARTIKEL 6.11
Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen
1. In het bij artikel 17.2 (Gespecialiseerde comités) ingestelde SPS-comité worden ook vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de partijen opgenomen. Alle besluiten van het SPS-comité worden in onderlinge overeenstemming genomen.
2. De leden van het SPS-comité komen binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen. Daarna komen zij minstens eenmaal per jaar of als onderling overeengekomen door de partijen bijeen. Tijdens de eerste vergadering stelt het SPS-comité zijn reglement van orde vast. Het komt persoonlijk, via telefonische conferentie, videoconferentie of via andere middelen als onderling overeengekomen door de partijen bijeen.
3. Het SPS-comité kan aan het Handelscomité voorstellen om werkgroepen op te richten die technische en wetenschappelijke kwesties die met dit hoofdstuk verband houden vaststellen en aanpakken en mogelijkheden voor verdere samenwerking inzake SPS-kwesties van wederzijds belang verkennen.
4. Het SPS-comité kan elke aangelegenheid met betrekking tot de doeltreffende werking van dit hoofdstuk behandelen, waaronder het vergemakkelijken van de communicatie en het versterken van de samenwerking tussen de partijen. Het heeft in het bijzonder de volgende verantwoordelijkheden en taken:
a) de procedures of regelingen ontwikkelen die voor de uitvoering van dit hoofdstuk nodig zijn;
b) toezicht houden op de voortgang bij de uitvoering van dit hoofdstuk;
c) een forum bieden voor discussie over problemen die zich voordoen door de toepassing van bepaalde SPS-maatregelen, teneinde een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden, en onverwijld een onderzoek instellen naar alle aangelegenheden waardoor de handel tussen de partijen onnodig kan worden belemmerd;
d) een forum bieden voor de uitwisseling van informatie, deskundigheid en ervaringen op het gebied van SPS-aangelegenheden;
e) projecten en activiteiten voor technische bijstand tussen de partijen identificeren, initiëren en evalueren, en
f) alle andere taken als onderling overeengekomen door de partijen verrichten.
5. De partijen kunnen bij besluit in het SPS-comité aanbevelingen en besluiten vaststellen in verband met invoervergunningen, informatie-uitwisseling, transparantie, erkenning van regionalisatie, gelijkwaardigheid en alternatieve maatregelen alsmede andere in dit artikel bedoelde aangelegenheden.
ARTIKEL 6.12
Transparantie en uitwisseling van informatie
1. De partijen:
a) zorgen voor transparantie met betrekking tot SPS-maatregelen die op hun onderlinge handelsverkeer van toepassing zijn;
b) verbeteren het wederzijdse begrip van de SPS-maatregelen van elke partij en de toepassing ervan;
c) wisselen informatie uit over aangelegenheden die verband houden met de ontwikkeling en toepassing van SPS-maatregelen – waaronder de voortgang inzake nieuw beschikbaar wetenschappelijk bewijs – die hun onderlinge handelsverkeer beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, om de negatieve gevolgen ervan voor het handelsverkeer zoveel mogelijk te beperken;