STATUTEN NAAM EN ZETEL
STATUTEN NAAM EN ZETEL
Artikel 1
De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.
Zij is gevestigd te Heerlen.
WERKINGSSFEER
Artikel 2
De deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf is verplicht gesteld voor werknemers in de leeftijd tot en met 66 jaar, in dienstbetrekking werkzaam in de groothandel in vlakglas, de groothandel in verf, het glasbewerkings- of het glazeniersbedrijf, wordende ten deze verstaan onder:
A. de groothandel in vlakglas, het glasbewerkings- en het glazeniersbedrijf: de ondernemingen of afdelingen daarvan, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met:
1. de groothandel in vlakglas, al dan niet in combinatie met het plaatsen van bewerkt en/of onbewerkt vlakglas; en/of
2. de bedrijfsmatige bewerking en/of verwerking van vlakglas (zoals de productie van isolerend dubbelglas, gelaagd glas en voorgespannen/gehard glas), waaronder niet begrepen het plaatsen van vlakglas; en/of
3. het vervaardigen van glas in metaal (waaronder begrepen maar niet beperkt tot geëtst en gebrandschilderd glas);
De verplichtstelling tot deelneming geldt ook voor ondernemingen of afdelingen daarvan, die reeds voor 28 mei 2018 lid zijn van Bouwend Nederland Vakgroep GLAS en die vallen onder de werkingssfeer van de bedrijfstakpensioenregeling voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in Nederland (Bpf-SAG) en ten behoeve van wie de aansluiting bij Bpf-SAG krachtens een bestuursbesluit is beëindigd.
B. de groothandel in verf de ondernemingen of afdelingen daarvan, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met de groothandel in verf;
Voor de toepassing van het gestelde onder A en B wordt verstaan onder:
1. in hoofdzaak: indien de onder A en/of B bedoelde onderneming of afdeling welke zich in hoofdzaak bezig houdt met de activiteiten als bedoeld onder A en/of B, dan zal bepalend zijn de omzet die wordt behaald met de activiteiten als bedoeld onder A en/of B ten opzichte van de omzet die wordt behaald met eventuele andere activiteiten van de onderneming of afdeling daarvan;
2. groothandel in vlakglas: de bedrijfsuitoefening waarbij de onderneming voor eigen rekening en risico goederen betrekt, naar behoefte in voorraad houdt dan wel in bestelling heeft, en verkoopt aan bedrijfsmatige ge- en/of verbruikers of verwerkers dan wel groot- of kleinhandelaren.
3. groothandel in verf: de bedrijfsuitoefening waarbij de onderneming voor eigen rekening en risico, anders dan voor eigen gebruik, producten van producenten betrekt, naar behoefte in voorraad houdt en voor eigen rekening en risico distribueert over een veelheid van professionele verbruikers, be- en verwerkers dan wel wederverkopers;
de verplichtstelling geldt niet voor:
1. de onder B bedoelde afdelingen van ondernemingen, voor zover deze vallen onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van een vóór 6 april 1959 reeds bestaand bedrijfstakpensioenfonds;
2. bestuurders van naamloze vennootschappen en van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die in het bezit zijn van 50% of meer van het aandelenkapitaal van de vennootschap;
3. verfimporteurs; De onderneming die zich in hoofdzaak bezig houdt met de invoer van verfproducten vanuit het buitenland naar Nederland met het doel om deze verfproducten van buitenlandse fabrikanten als eerste in Nederland af te zetten.
II.
Voorts is de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf verplicht gesteld voor alle werknemers tot de eerste dag van de maand, waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt, die in dienst zijn van ondernemingen in de bedrijfstak als hierna genoemd onder C tot en met F, met uitzondering van bestuurders van een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Hierbij worden verstaan onder ondernemingen in de bedrijfstak:
C. Ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van de vervaardiging, assemblage, import en groothandel van artikelen van hout of kunststof danwel hetgeen binnen het kader van deze ondernemingen ter vervanging van deze grondstof dient, waaronder begrepen:
1. huishoudelijke artikelen (met uitzondering van groothandel);
2. speelgoederen; waaronder educatieve materialen;
3. sportartikelen;
4. gereedschappen en onderdelen daarvan;
5. technische artikelen ten behoeve van industrie, ambacht, bedrijf, beroep en instellingen;
6. gebogen en gedraaide, gekartelde, geperste, gelijmde en geverfde producten;
7. looprekken, kinderstoelen, lectuurbakken;
8. naaidozen, etagères, thermometers, barometers, borstelhangers, eenvoudige boekenplanken, etensdragers, dienbladen, souvenirartikelen, sigarenkisten, sierdozen en andere houten kleinverpakkingen;
9. lucifers en potloden;
10. decoratieve producten voor de particuliere tuin;
11. fineer;
12. andere producten van hout of hetgeen ter vervanging daarvan dient, met uitzondering van:
a. meubelen en onderdelen daarvan;
b. producten voor de bouwnijverheid (timmerwerk);
c. triplex en meubelplaat;
x. xxxxxx- en hardhoutvloeren;
e. houtvezelplaten;
f. producten van de ondernemingen die zijn aangesloten bij bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds PGB, rubber- en kunststofbranche.
Met uitzondering van de volgende ondernemingen:
– ondernemingen vallend onder de verplicht gestelde werkingssfeer van bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds van de Metalektro bij besluit van 16 mei 2018 (Staatscourant 2018, nr. 26934);
– ondernemingen vallend onder de verplicht gestelde werkingssfeer van bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek bij besluit van 23 april 2015 (Staatscourant 2015, nr. 11859).
D. 1. Ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van de vervaardiging, het herstellen, assemblage, import en groothandel van emballage en pallets van hout of van kunststof, danwel van hetgeen binnen het kader van deze ondernemingen tot vervanging van hout of kunststof als grondstof dient, met uitzondering van de volgende ondernemingen:
– ondernemingen waarin hoofdzakelijk het bedrijf wordt uitgeoefend van de grafkistenindustrie;
– ondernemingen vallend onder de verplicht gestelde werkingssfeer van bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds PGB, sector Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf bij besluit van 22 december 2020 (Staatscourant 2020, nr. 67755);
– ondernemingen die zijn aangesloten bij bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds PGB, rubber- en kunststofbranche;
– ondernemingen vallend onder de verplicht gestelde werkingssfeer van bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds van de Metalektro bij besluit van 16 mei 2018 (Staatscourant 2018, nr. 26934);
– ondernemingen vallend onder de verplicht gestelde werkingssfeer van bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek bij besluit van 23 april 2015 (Staatscourant 2015, nr. 11859).
2. Ondernemingen en/of afdelingen van een onderneming waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van de vervaardiging, het herstellen, assemblage, import en groothandel van houten draag- en/of sierklompen en/of van houten sandalen.
E. Ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van de vervaardiging, assemblage, groothandel en import van borstels, kwasten, borstelvezels en borstelhaar van de borstel- en kwastenindustrie en/of -assemblage en het borstelvezel- en haarbereidingsbedrijf.
F. Ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het vervaardigen en/of assembleren van geheel of gedeeltelijk houten vaten, kuipwerk en/of bakken – niet dienende voor verpakking – en aanverwante technische houtwaren, ook als deze artikelen binnen het kader van deze ondernemingen van een andere grondstof dan van hout vervaardigd zijn.
G. Deze verplichtstelling geldt niet voor werknemers die werkzaam zijn op een afdeling van een onderneming die valt onder een andere verplicht gestelde werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds dan de onderhavige onder II verplicht gestelde werkingssfeer.
H. Deze verplichtstelling is niet van toepassing op de werknemers van Bruynzeel Potlodenfabriek te Bergen op Zoom.
III.
Voorts is de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf verplicht gesteld voor alle werknemers tot de eerste dag van de maand, waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van ondernemingen als hierna genoemd onder I en J. Als werknemer in de zin van deze verplichtstelling wordt niet beschouwd de stagiaire en de vakantiewerker;
I. Ondernemingen, zijnde de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap gevormd door twee of meer natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, die een bedrijf exploiteert waarvan de activiteiten bestaan uit het verrichten van werkzaamheden in de Houten en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatie ondersteunende activiteiten;
J. tot de Houten en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatie ondersteunende activiteiten behoort iedere onderneming:
a. die zich geheel of in hoofdzaak bezighoudt met het bouwen, afbouwen, aftimmeren, tuigen, uitrusten en vaarklaar maken van pleziervaartuigen voor recreatieve doeleinden, of van onderdelen daarvan of daarvoor, alles voor zover in hout en/of kunststof;
b. die zich geheel of in hoofdzaak bezig houdt met het herstellen, onderhouden en verbouwen van pleziervaartuigen voor recreatieve doeleinden of van onderdelen daarvan of daarvoor, alles voor zover in hout en/of kunststof;
c. die zich naast het in hoofdzaak verrichten van dienstverlenende activiteiten in de waterrecreatie bezig houdt met het herstellen, onderhouden en verbouwen van pleziervaartuigen voor recreatieve doeleinden of van onderdelen daarvan of daarvoor.
Alles met dien verstande, dat de verplichtstelling onderdeel III niet van toepassing is indien:
1. de werknemers op grond van enig besluit krachtens artikel 3, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds van 17 maart 1949 (Stb. J 121), zoals dit besluit luidde op 1 januari 1993, verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds;
2. de werknemer die op of na 1 januari 2006 onder de Stichting Pensioenfonds ABP valt.
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 3
In deze statuten wordt verstaan onder:
a. aangesloten
onderneming: de onderneming als bedoeld in artikel 8;
b. bestuur: het bestuur van de stichting;
c. deelnemer: de persoon als bedoeld in artikel 9;
d. DNB: De Nederlandsche Bank N.V. in zijn functie van toezichthouder;
e. gewezen deelnemer: de persoon, die zijn deelneming anders dan door overlijden of
pensionering heeft beëindigd en op grond van het pensioenreglement aanspraken op pensioen jegens de stichting heeft behouden;
f. pensioengerechtigde: de persoon, die krachtens het pensioenreglement enigerlei vorm van
pensioen geniet;
g. pensioenreglement: het (de) in artikel 10, eerste lid omschreven pensioenreglement(en);
h. PW: Pensioenwet.
x. xxxx van toezicht: de raad van toezicht van de stichting;
j. schriftelijk: bij brief of e-mail, of bij boodschap die via een ander gangbaar
communicatiemiddel wordt overgebracht en elektronisch of op schrift kan worden ontvangen mits de identiteit van de verzender met afdoende zekerheid kan worden vastgesteld;
k. sleutelfunctie: een bekwaamheid om bepaalde governancetaken uit te voeren.
l. stichting: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf;
m. uitvoeringsreglement: Het door de stichting opgestelde reglement waarin de afspraken
tussen de stichting en de aangesloten ondernemingen over de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd;
n. verantwoordingsorgaan: het verantwoordingsorgaan van de stichting;
o. verzekeraar: een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 PW;
p. werkgeversorganisaties:
1. vereniging: Bouwend Nederland, Vakgroep Glas, gevestigd te Gouda;
2. vereniging: Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland (V.V.V.H.), gevestigd te ‘s-Gravenhage;
3. vereniging: De Nederlands Emballage- en Palletindustrie Vereniging, gevestigd te Tilburg;
4. vereniging: De Nederlandse Vereniging van Klompenfabrikanten, gevestigd te ‘s-Hertogenbosch;
5. vereniging: Dutch-Man, gevestigd te Tilburg;
6. vereniging: Hiswa-Recon, gevestigd te Leusden;
q. werknemer: de persoon in dienstbetrekking werkzaam in een aangesloten onderneming;
r. werknemersorganisaties:
1. Federatie Nederlandse Vakbeweging, afgekort: FNV, gevestigd te Utrecht;
2. C.N.V. Xxxxxxxxx.xx, gevestigd te Utrecht;
s. Wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
DOEL
Artikel 4
1. De stichting heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de werknemers, in dienstbetrekking werkzaam zijnde of geweest zijnde bij de aangesloten ondernemingen, alsmede na het overlijden van die werknemers uitkeringen te verstrekken aan hun weduwen, weduwnaars, partners en wezen, op de wijze als nader omschreven in het pensioenreglement.
2. De stichting tracht dit doel te bereiken door de vorming, de instandhouding en het beheer van een fonds, eventueel door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met één (of meer) door het bestuur aan te wijzen verzekeraars.
MIDDELEN
Artikel 5
1. De middelen van de stichting bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. de bijdragen van de aangesloten ondernemingen;
c. de bijdragen van de deelnemers;
d. giften, erfstellingen of legaten, met dien verstande, dat erfstellingen niet dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard;
x. ontvangsten uit herverzekeringen; en
f. renten en andere inkomsten.
2. De uitgaven der stichting bestaan uit:
a. uitkeringen aan pensioengerechtigden;
b. betalingen voor herverzekeringen;
c. administratiekosten; en
d. overige uitgaven.
3. De stichting stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bij of krachtens de artikelen 25, 126 tot en met 137 en 143 van de PW bepaalde. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen.
4. Indien DNB zulks noodzakelijk acht gaat de stichting binnen de daarvoor door DNB gestelde termijn over tot herverzekering bij een verzekeraar, overdracht aan een verzekeraar of onderbrenging bij een ander pensioenfonds.
5. De bezittingen van de stichting dienen tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend te zijn ter dekking van de uit deze statuten en de pensioenreglementen van de stichting voortvloeiende pensioenverplichtingen, één en ander te beoordelen volgens de daartoe in de PW alsmede in de daarop gebaseerde regelgeving opgenomen bepalingen.
BELEGGINGEN
Artikel 6
1. De stichting voert een solide beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent-person regel en de PW bij en krachtens het bepaalde in artikel 135 PW.
2. De richtlijnen voor de beleggingen worden van jaar tot jaar vastgesteld.
3. Ter zake van de bewaring van de bezittingen der stichting neemt het bestuur de nodige waarborgen in acht ter voorkoming van vermogensschade.
BESTUUR
Artikel 7
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuursleden zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Het bestuur draagt zorg voor de handhaving en uitvoering van statuten en reglementen, is belast met het beheer van het fonds, bedoeld in het tweede lid van artikel 4 en is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking, welke met de doelstellingen der stichting verband houden. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een ander verbindt.
2. Het bestuur kent een paritair bestuursmodel en bestaat uit zeven leden, waarvan de werkgeversorganisatie, zoals genoemd onder 1. van artikel 3 sub p van deze statuten, twee bestuursleden voordraagt voor benoeming door het bestuur. De werkgeversorganisatie, zoals genoemd onder 2. van artikel 3 sub p van deze statuten, laat zich vertegenwoordigen door één van deze twee bestuursleden. Bij de afloop van de eerstvolgende zittingstermijn (1 juli 2022) van een door de werkgeversorganisaties voorgedragen bestuurslid na het passeren van deze statuten dragen de werkgeversorganisaties, zoals genoemd onder 3., 4., 5. en 6. van artikel 3 sub p van deze statuten, in onderling overleg één bestuurslid voor, voor benoeming door het bestuur (hierna gezamenlijk ook wel te noemen de "werkgeversleden"). Deze verdeling van werkgeversleden blijft vervolgens in stand voor toekomstige voordrachten. De werknemersorganisaties dragen beide één bestuurslid voor, voor benoeming door het bestuur (hierna ook wel te noemen de "werknemersleden"). Eén bestuurslid als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden (hierna ook wel te noemen “pensioengerechtigden lid”) wordt benoemd door het bestuur na verkiezingen door de pensioengerechtigden. Eén bestuurder is een onafhankelijk bestuurder zonder stemrecht en wordt rechtstreeks door het bestuur benoemd. Voor de procedure van de verkiezingen van de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden wordt verwezen naar het verkiezingsreglement. Alle bestuurders worden benoemd door het bestuur bij meerderheid van stemmen, nadat de voorgenomen benoeming is voorgelegd aan de raad van toezicht en deze geen bezwaar maakt tegen de benoeming aan de hand van het opgestelde functieprofiel. Het bestuur zal in principe bij de benoeming de voordracht van de voordragende organisatie dan wel de uitkomst van de verkiezingen volgen, tenzij het bestuur van mening is dat het voorgedragen of verkozen lid niet voldoet aan het voor de betreffende functie opgestelde functieprofiel en/of niet geschikt is dan wel andere zwaarwegende redenen heeft om daaraan geen gevolg te geven.
Indien dit aan de orde is, dan zal het bestuur de voordragende organisatie en/of de kiesgerechtigden zo spoedig mogelijk en met voldoende redenen omkleed daarvan in kennis stellen en verzoeken om op zo kort mogelijke termijn een nieuwe bestuurder voor te dragen.
3. Het bestuur draagt voor, kiest en benoemt de onafhankelijke bestuurder als zijn voorzitter en kiest uit zijn midden een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Zij vormen gedrieën het dagelijks bestuur. De functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris worden telkenjare afwisselend vervuld door werkgeversleden, onderscheidenlijk werknemersleden. De secretaris is plaatsvervangend voorzitter bij ontstentenis van de voorzitter. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. Voorts zijn twee gezamenlijk handelende bestuursleden bevoegd de stichting te vertegenwoordigen.
4. De verdere bestuursfuncties worden onderling door de bestuursleden verdeeld. Voor iedere functie binnen het bestuur is een functieprofiel opgesteld.
5. De leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van maximaal vier (4) jaren en treden af volgens een door het bestuur vastgesteld rooster van aftreden. Een volgens het rooster aftredend lid is terstond herbenoembaar met uitzondering van de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. Deze kan slechts herbenoemd worden na herkozen te zijn door de pensioengerechtigden. Na afloop van een periode van totaal drie (3) tijdvakken van maximaal vier
(4) jaren is een lid van het bestuur niet meer herbenoembaar.
6. Het bestuurslidmaatschap eindigt tussentijds:
a. door bedanken;
b. door overlijden;
c. door een daartoe strekkend besluit van de organisatie die het bestuurslid heeft voorgedragen voor benoeming;
d. door een daartoe strekkend besluit van een meerderheid van de pensioengerechtigden die het desbetreffende pensioengerechtigde lid hebben verkozen;
e. door een daartoe strekkend besluit van de raad van toezicht wegens disfunctioneren; en
f. in geval van de onafhankelijk voorzitter, door een daartoe strekkend besluit van de overige bestuursleden met algemene stemmen genomen.
7. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van de stichting tijdelijk conflicteren met de belangen van het desbetreffende bestuurslid dan wel indien het bestuurslid naar het oordeel van het bestuur niet naar behoren functioneert. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste bestuurslid de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen. De schorsing zal worden opgeheven indien naar het oordeel van het bestuur niet langer sprake is van een belangenconflict dan wel indien het bestuurslid zijn functioneren heeft verbeterd. Indien in het geval van schorsing wegens disfunctioneren het functioneren na een door het bestuur vast te stellen periode niet is verbeterd, kan het bestuur besluiten het betreffende bestuurslid uit zijn functie te ontheffen.
Een bestuurslid kan eveneens door de raad van toezicht worden geschorst wegens disfunctioneren. De in dit lid bedoelde procedure is van overeenkomstige toepassing indien de raad van toezicht een bestuurslid wegens disfunctioneren wil schorsen of ontslaan.
8. Het bestuur stelt een procedure vast voor een jaarlijkse evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en het functioneren van de individuele bestuursleden. Indien het bestuur na een evaluatie van oordeel is dat er sprake is van een situatie van permanent disfunctioneren door een bestuurslid, zal het bestuur, in afwijking van lid 7, de werkgevers- of werknemersorganisatie of wel de kiesgerechtigden die het desbetreffende lid heeft voorgedragen of verkozen voor benoeming, schriftelijk en met redenen omkleed, verzoeken de benoeming in te trekken en een ander bestuurslid voor te dragen.
9. In geval van een vacature wordt door het bestuur zo spoedig mogelijk de daarvoor in aanmerking komende organisatie verzocht een voordracht te doen of worden er verkiezingen uitgeschreven indien het een vacature voor de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden betreft. Intussen blijft het onvoltallige bestuur bevoegd, tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders wordt bepaald. Voor het bestuurslid dat de vacature opvult zal een nieuwe zittingstermijn gaan gelden met inachtneming van lid 5 van dit artikel.
10. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee andere bestuursleden zulks wenselijk achten, doch ten minste tweemaal per kalenderjaar. Daarnaast vergadert het bestuur met de raad van toezicht en met het verantwoordingsorgaan.
11. Elk lid van het bestuur, alsmede de administrateur, is verplicht tot geheimhouding van al hetgeen zij met betrekking tot de stichting, de aangesloten ondernemingen en de deelnemers te weten komen. Zij mogen dit niet verder bekend maken dan voor de uitoefening van hun functie nodig is.
12. De bijeenroeping voor vergaderingen van het bestuur geschiedt, behoudens in spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk met een termijn van ten minste zeven dagen, behoudens het bepaalde in lid 15 van dit artikel.
De bijeenroeping vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen en bevatten als bijlagen zoveel mogelijk alle schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen, welke in de vergadering zullen worden behandeld. In vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig zijn.
13. Geldige besluiten worden, tenzij de statuten, (de) pensioenreglement(en) of het uitvoeringsreglement daaromtrent anders bepalen, genomen in vergaderingen, waarin ten minste vier leden van het bestuur aanwezig zijn of vertegenwoordigd worden, met dien verstande, dat ten minste twee werkgeversleden, een werknemerslid en het pensioengerechtigden lid van het bestuur aanwezig zijn of vertegenwoordigd worden. Een bestuurslid van werkgeverszijde kan in een bestuursvergadering uitsluitend door een medebestuurslid van werkgeverszijde worden vertegenwoordigd. Een bestuurslid van werknemerszijde kan in een bestuursvergadering door een medebestuurslid van werknemerszijde worden vertegenwoordigd of door een bestuurslid van pensioengerechtigdenzijde. Een bestuurslid van pensioengerechtigdenzijde kan in een bestuursvergadering uitsluitend door een bestuurslid van werknemerszijde worden vertegenwoordigd. De vertegenwoordigingsbevoegdheid dient te blijken uit een schriftelijke volmacht. Geldige besluiten kunnen ook schriftelijk, buiten de vergadering om worden genomen met inachtneming van hetgeen hieromtrent is bepaald in lid 17 van dit artikel.
14. Indien in een vergadering van het bestuur geen besluiten kunnen worden genomen, omdat niet is voldaan aan het in het voorgaande lid bepaalde, wordt binnen veertien dagen na de eerste een tweede vergadering uitgeschreven, waarin, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, de desbetreffende besluiten worden genomen, mits met ten minste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen.
15. Ieder bestuurslid met uitzondering van de onafhankelijke bestuurder heeft een stem.
16 Besluiten van het bestuur worden, voorzover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebracht beschouwd.
17. Xxxxxxxx over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen vindt plaats met gesloten stembiljetten, die geen ondertekening of ander kenmerk mogen dragen.
Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden. Een besluit van het bestuur kan ook worden genomen door ondertekening door alle leden van een desbetreffend stuk. Tevens kunnen geldige besluiten buiten de vergadering genomen worden zoals bedoeld in lid 13 van dit artikel indien dit schriftelijk gebeurt en indien geen der stemgerechtigde bestuursleden binnen twee dagen na ontvangst van het voorstel tot schriftelijke besluitvorming dan wel besluitvorming per email, zich tegen deze wijze van besluitvorming heeft verzet. Het genomen besluit wordt in de eerstvolgende bestuursvergadering genoemd.
18. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
19. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. Indien er meerdere bestuursleden zijn met een tegenstrijdig belang, zoals bedoeld in de vorige volzin, en er als gevolg daarvan geen bestuursbesluit overeenkomstig het bepaalde in lid 13 van dit artikel kan worden genomen, wordt het betreffende besluit genomen door de raad van toezicht.
20. Het dagelijkse beleid van de stichting wordt bepaald door de agendacommissie. Het dagelijks beleid omvat het uitvoering geven aan het door het bestuur vastgestelde beleid.
21. De personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij de stichting betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden, de aangesloten ondernemingen en overige belanghebbenden en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
22. Het bestuur van de stichting draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen buiten twijfel staat en stelt DNB onverwijld schriftelijk in kennis van een wijziging van de antecedenten van deze personen voor zover deze wijziging van invloed is op hun betrouwbaarheid. Het bestuur brengt elke voorgenomen wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen vooraf ter kennis aan DNB.
23. Een wijziging als bedoeld in lid 22 wordt niet doorgevoerd indien DNB binnen zes weken na ontvangst van de melding of, indien DNB om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
24. Het beleid van de stichting wordt bepaald of mede bepaald door personen die naar het oordeel van DNB geschikt zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van een pensioenfonds. De geschiktheid van deze personen zal voldoende zijn met het oog op de belangen van de bij de stichting betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden. Het bestuur heeft hiertoe een geschiktheidsplan opgesteld.
25. Leden van het bestuur genieten als zodanig een bezoldiging overeenkomstig het door het bestuur vastgestelde beloningsbeleid van de stichting. Reis- en verblijfkosten, door hen in functie gemaakt, worden vergoed. Deze vergoeding geschiedt overeenkomstig het beloningsbeleid.
26. Ieder der bestuurders is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste twee der bestuursleden zich daarvoor hebben uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
27. De stichting vrijwaart zijn bestuursleden, gewezen bestuursleden, leden van de Raad van Toezicht en gewezen leden van de Raad van Toezicht (alsmede diens wettige echtgenoot/-genote, geregistreerd partner dan wel diens partner waarmee hij of zij een samenlevingsovereenkomst heeft gesloten) tegen vorderingen ter zake van zogeheten interne en externe bestuurdersaansprakelijkheid, tenzij bij kracht van gewijsde gegaan gerechtelijke uitspraak wordt bepaald dat de persoon tegen wie een vordering is ingesteld in strijd heeft gehandeld met artikel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De stichting neemt de kosten voor rechtsbijstand van betrokkene in het kader van het voeren van verweer voor zijn rekening, tot aan het moment dat bij en in kracht van gewijsde gegaan gerechtelijke uitspraak wordt bepaald dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met artikel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Ieder bestuurslid en ieder lid van de Raad van Toezicht ontvangt een persoonlijke vrijwaringsverklaring van het fonds.
28. De stichting behoudt zich het recht voor met degene die een vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid instelt tegen betrokkene een (vaststellings-)overeenkomst aan te gaan ter beëindiging van een geschil.
29. Bij belet of ontstentenis van één of meer bestuursleden, nemen de overblijvende bestuursleden of neemt het overblijvende bestuurslid de volledige taken van het bestuur, waar. Bij belet of ontstentenis van alle bestuursleden treft de raad van toezicht de benodigde voorzieningen om er zorg voor te dragen zodat zo spoedig mogelijk in de volledige taken van het bestuur kan worden voorzien door middel van het aanwijzen van één of meerdere personen om tijdelijk de volledige taken van het bestuur waar te nemen totdat de periode van belet of ontstentenis is beëindigd. Daarbij neemt de raad van toezicht onverminderd alle bepalingen van deze statuten in acht.
30. Onder belet in de zin van dit artikel wordt verstaan de (tijdelijke) onmogelijkheid van een bestuurslid, om zijn functie uit te oefenen, waaronder mede doch niet uitputtend wordt verstaan de situaties van schorsing en ziekte.
31. Onder ontstentenis in de zin van dit artikel wordt verstaan het niet langer in functie zijn van een bestuurslid, waaronder mede doch niet uitputtend wordt verstaan de situaties van overlijden, bedanken en ontslag.
32. Ingeval de raad van toezicht niet in staat is de benodigde voorzieningen te treffen om een nieuw bestuur te vormen, kan de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam, op grond van artikel 173 van de Pensioenwet, op verzoek van DNB een bewindvoerder aanstellen over de stichting.
AANGESLOTEN ONDERNEMINGEN
Artikel 8
1. Aangesloten ondernemingen zijn die ondernemingen, die
a. werkgever zijn van één of meer groepen van personen die krachtens artikel 2 van de Wet tot deelneming in de stichting verplicht zijn, of:
b. door het bestuur op een desbetreffend verzoek als aangesloten onderneming zijn toegelaten, als bedoeld in lid 2.
2. Het bestuur is bevoegd aan ondernemingen die niet verplicht zijn tot deelneming in de stichting of van een ander bedrijfstakpensioenfonds vrijwillige aansluiting toe te staan met inachtneming van het bepaalde in artikel 121 PW en de door het bestuur hierop gebaseerde vast te stellen beleidsuitgangspunten.
DEELNEMERS
Artikel 9
Deelnemer zijn de werknemers die krachtens artikel 2 van de Wet tot deelneming in de stichting verplicht zijn, of die op een desbetreffend verzoek door het bestuur als zodanig zijn toegelaten onder door het bestuur te stellen voorwaarden.
Tevens wordt als deelnemer beschouwd de persoon wiens dienstverband is beëindigd, maar wiens deelnemerschap op grond van het pensioenreglement wordt voortgezet.
REGLEMENTEN
Artikel 10
1. De gevallen waarin een pensioen wordt verleend, de grootte van dat pensioen, de bijdragen, welke door de aangesloten ondernemingen moeten worden gestort en in het algemeen alles, waarvoor met betrekking tot de pensioenregeling nadere voorzieningen moeten worden getroffen, worden geregeld in één of meerdere pensioenreglementen en een uitvoeringsreglement.
2. Naast het (de) pensioenreglement(en) en het uitvoeringsreglement kan het bestuur andere reglementen vaststellen. Deze mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met de statuten.
3. Het bestuur is bevoegd de reglementen van de stichting te wijzigen.
VERANTWOORDINGSORGAAN
Artikel 11
1. De stichting heeft een verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden, waarvan twee vertegenwoordigers namens de deelnemers, twee vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden en twee werkgeversvertegenwoordigers.
2. De vertegenwoordigers namens de werkgevers, de deelnemers en de pensioengerechtigden worden als volgt benoemd:
a. de werknemersorganisaties zoals bedoeld in artikel 3 sub r benoemen twee vertegenwoordigers namens de deelnemers waarbij geldt dat ieder één vertegenwoordiger benoemt;
b. de werkgeversorganisaties zoals bedoeld in artikel 3 sub p benoemen in onderling overleg twee vertegenwoordigers vanuit de aangesloten ondernemingen in de branche van de betreffende werkgeversorganisaties; en
c. de pensioengerechtigdenleden worden benoemd door het verantwoordingsorgaan nadat verkiezingen hebben plaatsgevonden door de pensioengerechtigden. Het Verkiezingsreglement Pensioengerechtigden in Verantwoordingsorgaan is hierop van toepassing.
3. Benoeming kan slechts plaatsvinden na toetsing aan het functieprofiel van het verantwoordingsorgaan door het bestuur.
4. De leden van het verantwoordingsorgaan kunnen geen lid zijn van het bestuur en/of de raad van toezicht.
5. Elke vertegenwoordiger treedt af na een periode van vier jaar volgens een door het bestuur op te stellen rooster. Een lid van het verantwoordingsorgaan kan maximaal twee keer worden herbenoemd.
6. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt door:
a. het verstrijken van de zittingsduur;
b. het bedanken door het betreffende lid;
c. het aanvaarden van een andere functie binnen de stichting; of
d. overlijden.
7. Een vertegenwoordiger als bedoeld in lid 2 kan te allen tijde worden ontslagen door het verantwoordingsorgaan na het horen van de raad van toezicht en de vertegenwoordiger zelf. In uitzonderlijke situaties kan een vertegenwoordiger als bedoeld in lid 2 worden ontslagen door het bestuur al dan niet op verzoek van de organisatie die hem heeft benoemd en na overleg met de raad van toezicht.
8. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het intern toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen.
9. Het verantwoordingsorgaan overlegt ten minste twee keer per jaar met het voltallige bestuur van de stichting. Het verantwoordingsorgaan kan het bestuur van de stichting vragen frequenter dan jaarlijks te overleggen en andersom.
10. Het bestuur heeft de inrichting, de bezoldiging, de werkwijze en de bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan vastgelegd in het “Reglement verantwoordingsorgaan Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf”.
INTERN TOEZICHT
Artikel 12
1. Het bestuur benoemt een permanente raad van toezicht, bestaande uit drie onafhankelijke leden. Leden van de raad van toezicht hebben verder geen banden met de stichting, de in de statuten genoemde voordragende partijen of aangesloten ondernemingen.
2. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
3. De leden van de raad van toezicht worden door het bestuur benoemd, na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan en ontslagen door het bestuur na bindend advies van het verantwoordingsorgaan.
4. Artikel 7 leden 23, 24 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht.
5. De raad van toezicht overlegt ten minste twee keer per jaar met het voltallige bestuur van de stichting. De raad van toezicht kan het bestuur van de stichting vragen frequenter te overleggen en andersom.
6. De raad van toezicht rapporteert jaarlijks schriftelijk aan het bestuur van de stichting.
7. Indien een geschil is gerezen tussen het bestuur en de raad van toezicht ten aanzien van de wettelijke goedkeuringsrechten, is het bestuur gehouden haar standpunt op verzoek van de raad van toezicht gemotiveerd op schrift te stellen binnen vier weken nadat haar een zodanig verzoek heeft bereikt.
Desgevraagd stelt het bestuur de raad van toezicht in de gelegenheid om tijdens de eerstvolgende reguliere bestuursvergadering of, indien het spoedeisende karakter van het geschil dit vergt, tijdens een extra bestuursvergadering, te overleggen over het ontstane geschil. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na het onderzoek van de feiten, brengt het bestuur de definitieve beslissing schriftelijk ter kennis van de raad van toezicht. Het bestuur doet zijn beslissing vergezeld gaan van een uiteenzetting omtrent de mogelijkheid om het geschil voor te leggen aan een arbitragecommissie.
8. Het bestuur heeft de taken, de bezoldiging, de bevoegdheden, de werkwijze en overige bepalingen inzake de raad van toezicht vastgelegd in het "Reglement raad van toezicht Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf".
9. Bij belet of ontstentenis van één of meer leden van de raad van toezicht, nemen de overblijvende leden of neemt het overblijvende lid van de raad van toezicht de volledige taken van de raad van toezicht, zoals opgenomen in dit artikel, waar.
10. Bij belet of ontstentenis van alle leden van de raad van toezicht treft het verantwoordingsorgaan de nodige voorzieningen, gehoord het bestuur, om er zorg voor te dragen dat zo spoedig mogelijk in de volledige taken van de raad van toezicht kan worden voorzien door middel van het aanwijzen van één of meerdere personen om tijdelijk de toezichtstaak waar te nemen totdat de periode van belet of ontstentenis is beëindigd. Daarbij neemt het verantwoordingsorgaan onverminderd alle bepalingen van deze statuten in acht.
11. Onder belet in de zin van dit artikel wordt verstaan de (tijdelijke) onmogelijkheid van een lid van de raad van toezicht, om zijn functie uit te oefenen, waaronder mede doch niet uitputtend wordt verstaan de situaties van schorsing en ziekte.
12. Onder ontstentenis in de zin van dit artikel wordt verstaan het niet langer in functie zijn van een lid van de raad van toezicht, waaronder mede doch niet uitputtend wordt verstaan de situaties van overlijden, bedanken en ontslag.
13. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. Wanneer hierdoor geen besluit kan worden genomen wordt het besluit genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
ADMINISTRATEUR
Artikel 13
1. Het bestuur benoemt een natuurlijk- of een rechtspersoon tot administrateur der stichting. De administrateur voert tot wederopzegging door het bestuur en onder toezicht van het bestuur het administratief en geldelijk beheer.
2. De opdracht tot het voeren van het administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt door het bestuur schriftelijk verstrekt. Deze opdracht gaat vergezeld van een instructie, welke door het bestuur wordt vastgesteld.
3. De administrateur is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen, indien dit wordt verlangd. Voor de vergaderingen, welke hij moet bijwonen, ontvangt de administrateur een oproeping.
4. Het bestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid de dagelijkse uitvoering van de bestuurstaak, voorzover deze een zuiver administratief karakter draagt, geheel of gedeeltelijk aan een administrateur te delegeren.
ACTUARIS
Artikel 14
1. Het bestuur benoemt tot wederopzegging een waarmerkend actuaris.
De waarmerkend actuaris waarmerkt, met inachtneming van de artikelen 147 en 148 PW, de actuariële staten, waaronder een actuarieel verslag voorzien van zijn verklaring. De waarmerkend actuaris is onafhankelijk van de stichting.
2. De actuaris is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de stichting, waarvan inzage voor de juiste vervulling van zijn taak noodzakelijk is. Het is hem verboden hetgeen hem met betrekking tot de stichting, de aangesloten ondernemingen en de deelnemers blijkt of medegedeeld wordt verder bekend te maken dan zijn opdracht met zich brengt.
ACCOUNTANT
Artikel 15
1. Het bestuur benoemt tot wederopzegging een accountant als bedoeld in artikel 393, lid 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die tot taak heeft de jaarrekening te controleren en jaarlijks aan het bestuur een overzicht te verstrekken van de middelen en uitgaven van de stichting en een verslag op te maken, waarin een volledig beeld van haar financiële toestand wordt gegeven.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de stichting, waarvan de inzage voor de juiste vervulling van zijn taak noodzakelijk is. De waarden van de stichting moeten hem desverlangd worden getoond.
Het is de accountant verboden hetgeen hem met betrekking tot de stichting, de aangesloten ondernemingen en de deelnemers blijkt of medegedeeld wordt verder bekend te maken dan zijn opdracht met zich brengt.
SLEUTELFUNCTIES
Artikel 16
1. Het fonds stelt de volgende sleutelfuncties in: een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie. Het bestuur kan hierbij onderscheid maken tussen de houder en de vervuller(s) van een sleutelfunctie. De invulling van de sleutelfuncties, de taken en verantwoordelijkheden behorende bij de afzonderlijke functies, de escalatielijnen en de wijze waarop de rapportages plaatsvinden zijn voor elke sleutelfunctie vastgelegd in een reglement en een functieprofiel.
2. De houders en vervullers verrichten hun taken op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke manier. Zij dienen te voldoen aan alle deskundigheids- en betrouwbaarheidseisen. Deze eisen zijn opgenomen in een door het bestuur opgestelde profielschets. De houder dan wel de vervuller wordt uit zijn taak ontheven als hij niet meer voldoet aan de gestelde deskundigheids- en betrouwbaarheidseisen.
3. De houder dan wel de vervuller wordt niet uit zijn functie ontheven vanwege de uitvoering van de sleutelfunctie.
4. Indien wettelijk vereist meldt de houder van de sleutelfunctie materiële bevindingen en aanbevelingen rechtstreeks aan DNB.
5. Indien de interne auditfunctie is belegd bij de onafhankelijk voorzitter van de stichting, zal een ander bestuurslid tijdens de bestuursvergaderingen de rol van voorzitter op zich nemen, indien en voor zover de onafhankelijk voorzitter acteert in zijn rol als sleutelfunctiehouder.
BOEKJAAR
Artikel 17
Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
VERSLAG
Artikel 18
1. Het bestuur van de stichting stelt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening en het jaarverslag overeenkomstig titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vast.
2. Het bestuur draagt er zorg voor, dat de deelnemers en de aangesloten ondernemingen van de inhoud van het verslag, eventueel in beknopte vorm, kennis kunnen nemen.
3. De stichting verstrekt periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen staten aan DNB die DNB nodig heeft voor de juiste uitoefening van zijn taak.
4. De staten omvatten onder meer en niet uitsluitend:
a. informatie over de organisatie van de stichting;
b. een bestuursverslag;
c. een balans;
d. informatie over financiële relaties en transacties van de stichting;
e. een rekening van baten en lasten;
f. informatie inzake de dekkingsgraad;
g. informatie inzake het vereist eigen vermogen;
h. actuariële staten, gewaarmerkt door een bevoegde actuaris;
i. informatie over het deelnemersbestand;
j. informatie inzake de uitgevoerde pensioenregeling(en) en eventueel andere door de stichting uitgevoerde regelingen;
k. premiegegevens;
l. informatie inzake herverzekering;
m. informatie inzake verplichtingen van de stichting voor risico van de deelnemers.
5. Met de verklaring bedoeld in het vierde lid, onderdeel h, bevestigt de actuaris dat hij zich ervan heeft overtuigd dat voldaan is aan de artikelen 126 tot en met 140 PW. De actuaris is bevoegd zijn verklaring nader toe te lichten of op enig punt een voorbehoud te maken.
6. De staten zijn periodiek voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant. Ten bewijze dat de staten door hem zijn onderzocht, waarmerkt de accountant de staten.
WIJZIGINGEN STATUTEN
Artikel 19
Een door het bestuur genomen besluit tot wijziging van de statuten treedt in werking op een door het bestuur vast te stellen tijdstip, doch niet eerder dan nadat de wijziging notarieel is geconstateerd.
KLACHTEN- EN GESCHILLENREGELING
Artikel 20
1. Het bestuur heeft een klachten- en geschillenregeling vastgelegd in een reglement.
2. Alle geschillen die ontstaan tussen enerzijds de stichting en anderzijds deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of personen die het recht hebben of aanspraak maken op enige uitkering van de stichting worden behandeld volgende de procedure zoals vastgelegd in het klachten- en geschillenreglement.
ONTBINDING EN VEREFFENING
Artikel 21
1. De stichting kan worden ontbonden door een besluit van het bestuur, nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de werkgevers- en werknemersorganisaties.
2. Als vereffenaars treden op de bestuursleden, die in functie zijn op het tijdstip van het bestuursbesluit tot ontbinding. In eventuele vacatures voorzien zij desgewenst zelf.
3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten en van de reglementen zoveel mogelijk van kracht.
4. De vereffenaars dragen er zorg voor dat de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden geïnformeerd over de liquidatiegevolgen, onder meer door de uitreiking van een bewijs, waaruit hun – al dan niet gewijzigde – rechten blijken en waaruit blijkt jegens wie deze rechten geldend gemaakt kunnen worden.
5. Bij liquidatie van de stichting worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioenrechten van de pensioengerechtigden met inachtneming van het bepaalde in artikel 84 PW, overgedragen aan een pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 PW.
6. Een eventueel batig liquidatiesaldo zal zoveel mogelijk worden besteed in overeenstemming met het doel van de stichting. Bij een eventueel nadelig liquidatiesaldo worden alle pensioenaanspraken en - rechten naar evenredigheid verminderd.
7. De slotrekening van de vereffenaars behoeft de goedkeuring van de werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties, welke belast zijn met de voordracht van de leden van het bestuur.
OVEREENKOMSTEN MET ANDERE STICHTINGEN VAN GELIJKE AARD
Artikel 22
1. Het bestuur is bevoegd met andere stichtingen met een gelijksoortig doel overeenkomsten aan te gaan, ten doel hebbende de aanspraken, door de deelnemers verkregen, na hun overgang van de ene naar de andere stichting, op hun verzoek, met de na die overgang te verkrijgen aanspraken te verenigen.
2. Het bestuur kan daartoe ten aanzien van de betrokken deelnemers van de bepalingen van de statuten of van het pensioenreglement afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
BEKENDMAKING VAN STATUTEN EN REGLEMENTEN
Artikel 23
Het bestuur draagt er zorg voor, dat belanghebbenden op gemakkelijke wijze van de geldende statuten, het geldende pensioenreglement en andere reglementen van de stichting kennis kunnen nemen.
ONVOORZIENE GEVALLEN
Artikel 24
In alle gevallen waarin niet door deze statuten, andere fondsdocumenten of de wet is voorzien, beslist het bestuur in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7 van deze statuten.
AANVANG
Artikel 25
De stichting is opgericht op zes april negentienhonderd negenenvijftig.