Toekomst Pensioenstelsel
VAN DE COMMISSIE PENSIOENEN
Toekomst Pensioenstelsel
voor de deelnemer en een eventuele compensatiemethode voor nadelige consequenties. Het CPB voert de berekeningen uit, vooral vanuit macro optiek. In dit kader is door het CPB een te compenseren bedrag van 100 miljard euro genoemd als nadeel ten aanzien van de toekomstige opbouw van huidige premiebetalende deelnemers. Daartegenover staat dat het CPB heeft becijferd dat de premies naar verwachting met 8% kunnen dalen.
In de afgelopen editie van De Actuaris stond de toekomst van het pensioenstelsel centraal. Mevrouw Xxxxx xxx xxx Xxxx ging hierbij onder meer in op de werkzaamheden van de SER-Commissie Toekomst Pensioenstelsel. Het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) heeft in de werkgroepen die onder verantwoording van deze commissie werken ook een nadrukkelijke rol.
ACHTERGROND
Zoals bekend is het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (het Ministerie), onder leiding van Staatssecretaris Xxxxx Xxxxxxxx, bezig met een onderzoek naar de toekomst van het pensioenstelsel in Nederland. De Sociaal Economische Raad (SER) is, als belangrijke adviseur van het Ministerie, gevraagd om input hiervoor te leveren.
Op verzoek van het Ministerie heeft de SER-Commissie Toekomst Pensioenstelsel onder voorzitterschap van Xxxx Xxxxxxxxxx, begin dit jaar een rapport uitgebracht over de toekomst van het Nederlandse pensioen- stelsel1. In dit rapport concludeert de SER dat de variant ‘persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling’ een interessante variant kan zijn voor de toekomst. Als vervolg op het advies verkent de SER daarom deze variant en zal daarnaast worden ingegaan op de mogelijke omzetting van oude rechten in pensioenvermogen en de mogelijke afschaffing van de doorsneesystematiek. Vanuit de Commissie Toekomst Pensioenstelsel zijn daartoe twee werkgroepen ingericht:
• SER Werkgroep Nadere invulling variant IV (NIV)
- voorzitter Xxxxx xxx xxx Xxxx;
• SER Werkgroep Doorsneesystematiek (WGD)
- voorzitter Xxxxxx xxx Xxxxx.
De werkgroep NIV buigt zich over een bijzondere vorm van het pensioen- contract, waarbij de aandacht gevestigd is op het onderzoeken van de mogelijkheden over vormgeving van persoonlijk pensioenvermogen, met elementen van collectieve risicodeling met toekomstige opbouw (de variant IVC uit eerder genoemde rapport).
De werkgroep WGD richt zich op het vraagstuk hoe omgegaan moet worden met de doorsneesystematiek (doorsneepremie én doorsneeopbouw) en de consequenties van eventuele afschaffing.
Bij beide onderwerpen dient zich een transitieprobleem aan:
• overgang van huidig collectief pensioenvermogen naar individueel persoonlijk pensioenvermogen (verdelingsvraagstuk);
• nadelige impact op toekomstige pensioenopbouw en/of pensioen- premie door het afstappen van de huidige doorsneesystematiek (compensatievraagstuk).
36
de actuaris november 2015 professie en praktijk
AG DEELNAME AAN DE SER WERKGROEPEN
Het AG hecht er belang aan om vanuit haar maatschappelijke rol een bijdrage te leveren aan de discussie rondom de toekomst van het pensioenstelsel. Vanuit die hoedanig participeert het AG, mede op verzoek van de SER, in beide werkgroepen. Het AG treedt hierbij primair op als deskundige en biedt technische ondersteuning aan in brede zin.
AG WERKGROEPEN
Ook binnen het AG zijn twee werkgroepen ingericht aangaande de toekomst van het pensioenstelsel. Deze werkgroepen leveren (onder andere) de input voor de inbreng van het AG in de SER-werkgroepen. De werkgroepen vallen onder de AG-Commissie Pensioenen en bestaan uit diverse ervaren actuarissen werkzaam bij adviesbureaus, uitvoerders of pensioenfondsen.
De beide AG-werkgroepen zijn overigens niet exclusief voor de SER ingericht. De werkgroep Doorsneesystematiek heeft bijvoorbeeld
20 november 2014 reeds een uitgebreide rapportage (‘Doorsneesystematiek
– veranderen of behouden?’) gepubliceerd. Daarnaast geldt dat beide onderwerpen belangrijke raakvlakken hebben en dus niet los van elkaar gezien worden. De link tussen beide AG-werkgroepen is de AG-Commissie Pensioenen.
STATUS ONDERWERPEN
Nadere invulling variant IV / Risicodeling
In de eerste fase zijn eigenschappen vastgesteld waar varianten van een contract (persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling) op beoordeeld kunnen worden. Vervolgens kunnen mogelijke varianten worden geëvalueerd op deze eigenschappen. Tevens is een aantal aangedragen varianten, die voldoen aan een ‘IV-c’ contract, nader uitgewerkt.
Zowel de Werkgroep NIV als de Commissie Toekomst Pensioenstelsel (CTP) concludeerden vóór de zomer dat nog geen uitspraak kon worden gedaan welke subvariant(en) de voorkeur heeft (hebben). Daarbij werd aangegeven dat de verschillende subvarianten nog verder uitgewerkt dienen te worden en dat, om tot een keuze te komen, een kwantitatieve analyse met betrekking tot de impact op het pensioenresultaat noodzakelijk is. Daarbij gaven diverse werkgroepleden aan dat het van belang is om eerst tot een zorgvuldige omschrijving te komen, voordat de verschillende subvarianten kunnen worden doorgerekend. In de zomer is daarom vanuit de werkgroep NIV een voorstel gekomen voor een eenduidige onderzoeksmethodiek en een beschrijving van de varianten.
Op dit moment worden mogelijke varianten doorgerekend door het CPB om tot een voorselectie te kunnen komen van kansrijke varianten. Hierbij treedt de AG-Werkgroep Risicodeling mede op als sparringpartner van het CPB, dat in principe alle berekeningen maakt. Daarnaast worden door de AG-werkgroep ook eigen berekeningen gemaakt met betrekking tot aspecten waarvan zij toegevoegde waarde ziet.
Doorsneesystematiek
In de hoofdlijnen nota van 6 juli jongstleden heeft de Staatssecretaris aangegeven dat het kabinet afschaffing van de doorsneesystematiek als een belangrijke stap ziet op weg naar een toekomstbestendig pensioen- stelsel. Hierbij is de voorlopige keuze gevallen op een overgang op degressieve opbouw. De SER werkgroep (WGD) kijkt naar de effecten hiervan
De AG-werkgroep Doorsneesystematiek draagt momenteel bij aan het onderzoek door de vertaalslag te maken op microniveau. Zo wordt de doorsneesystematiek bezien naar kenmerken van diverse typen uitvoerders en de samenstelling van deelnemersbestanden qua leeftijd. Tevens bekijkt het AG de gevoeligheid van de diverse aannames in de berekeningen.
Reeds eerder heeft het AG aangegeven dat de € 100 mld. lager uitvalt als rekening wordt gehouden met de potentieel 8% lagere premie, namelijk op € 25 mld. Daarnaast worden ook eigen berekeningen gemaakt met betrekking tot aspecten waarvan de werkgroep de toegevoegde waarde ziet. Een voorbeeld hiervan is voor iedere leeftijd in kaart brengen wat de ‘pensioenschade’ is, indien er niet wordt gecompenseerd bij overgang naar een nieuw pensioensysteem. Verder becommentarieert de AG-werkgroep de in de SER werkgroep besproken oplossingsrichtingen.
COMMUNICATIE
Het AG acht het van belang dat de leden op de hoogte zijn van de ontwikkelingen op dit gebied. In dat kader is een (communicatie)plan opgesteld, waarin wordt aangegeven op welke wijze de vereniging het beste kan worden geïnformeerd over wat er gebeurt in de twee SER werkgroepen, wat de betrokkenheid van het AG in de twee werkgroepen is, welke communicatiemiddelen kunnen worden ingezet en wat de beste communicatiemomenten zijn. De Commissie Pensioenen zal dat plan samen met het Bureau uitwerken.
1 – xxxx://xxx.xxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx/0000-0000/0000/xxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxx.xxxx