BIJLAGEN Handleiding Schoolpracticum 2 O&O 2017-2018
BIJLAGEN Handleiding Schoolpracticum 2 O&O 2017-2018
BIJLAGE 1: Schoolpracticum overeenkomst 2
BIJLAGE 2: Format Weekjournaal en planning SP2 O&O 5
BIJLAGE 3a: Projectvoorbereidingsformulier O&O 6
BIJLAGE 3b: Lesvoorbereidingsformulier O&O 7
BIJLAGE 4: SBL competentielijst 8
BIJLAGE 5: Formulier voor niveaubepaling aan de hand van de SBL competenties – versie student 22
BIJLAGE 6: Formulier voor niveaubepaling aan de hand van de SBL competenties – versie vakcoach en/of schoolopleider 25
BIJLAGE 7: Rubric voor het stageverslag schoolpracticum 2 O&O 28
BIJLAGE 8: Beoordeling verslag schoolpracticum 2 O&O 30
BIJLAGE 1: Schoolpracticum overeenkomst
Schoolpracticumovereenkomst
UT lerarenopleiding, ELAN
Betreft: Schoolpracticum 2 O&O
De partijen:
De
school
naam
school :
adres :
plaats :
vakcoach
:
schoolopleider :
telefoon :
e-mail :
De
student
naam :
adres :
plaats :
telefoon :
e-mail :
UT
lerarenopleiding, ELAN
vakdidacticus
:
e-mail : …………………….…………………….@xxxxxxx.xx
Zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
De school wijst een vakcoach en/of schoolopleider aan die belast is met de zorg voor en begeleiding van de student alsmede met het onderhouden van de contacten met de vakdidacticus van de UT lerarenopleiding, verzorgd door de vakgroep ELAN.
Artikel 2
De school stelt de student in de gelegenheid in het kader van zijn/haar opleiding een schoolpracticum uit te voeren van …………………………….. tot en met ………………………… in relatie tot het schoolvak …………………………..
Artikel 3
Het schoolpracticum wordt vervuld in het kader van de tussen de school en de UT gemaakte afspraken.
Artikel 4
Het schoolpracticum heeft een omvang van 10 EC (1 EC komt overeen met 28 studielast uren) en bevat tenminste 90 zelf te geven lesuren.
Artikel 5
De vakcoach en/of schoolopleider wordt door de school gefaciliteerd voor de stagebegeleiding op school.
Artikel 6
De student is verplicht kennis te nemen van de gedragsregels van de school, waaronder het privacyreglement, en zich dienovereenkomstig te gedragen.
Artikel 7
Deze overeenkomst kan worden gewijzigd na overleg tussen de drie partijen.
Artikel 8
Bij verschil van mening tussen de drie partijen kan de schoolpracticumcoördinator van de UT lerarenopleiding optreden als intermediair en, in uiterste gevallen als arbiter.
Aldus in tweevoud opgemaakt en getekend
Plaats: ……………………………
Datum: …………………………...
Handtekening vakcoach en/of schoolopleider
|
Handtekening docent in opleiding |
Handtekening vakdidacticus UT lerarenopleiding |
…………………………
………………………… |
………………………… |
………………………… |
Universiteit Twente
UT lerarenopleiding, vakgroep ELAN
Xxxxxxx 000
0000 XX Xxxxxxxx
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxx
Toelichting bij de schoolpracticumovereenkomst
De functie van een schoolpracticumovereenkomst
Studenten van de Universiteit Twente die op stage gaan of anderszins studieactiviteiten ontplooien buiten de campus zijn letterlijk buiten beeld. In geval van calamiteiten zijn zij moeilijk traceerbaar. Faculteiten zijn gehouden om dergelijke studieactiviteiten van hun studenten te registreren. Door een schoolpracticumovereenkomst te archiveren is aan deze registratievoorwaarde voldaan. Daarenboven eisen sommige schoolbesturen een schriftelijke overeenkomst van een stage-uitvoering op hun school.
Een belangrijke functie voor de overeenkomst is weggelegd in het perspectief van de samenwerking. Een kandidaat, die een deel van de studie in een werkomgeving vormgeeft, heeft te maken met verschillende functionarissen die betrokken zijn bij en invloed hebben op het leren en werken. Door in een overeenkomst de elementaire afspraken vast te leggen wordt een succesvolle samenwerking van alle betrokkenen beoogt.
Het protocol
Werkafspraken zijn met name van belang voor het leren van de kandidaat en ze worden gemaakt aan het begin van een samenwerkingsverband. Om die reden is het aan de kandidaat om bij aanvang van het schoolpracticum, doch uiterlijk twee weken later, twee schoolpracticum-overeenkomsten te laten ondertekenen door alle partijen en een exemplaar af te geven bij het secretariaat van de school en van de vakgroep ELAN.
Bij artikel 2
In artikel 2 verplicht de school zich om gedurende een afgebakende periode de uitvoering van een schoolpracticum mogelijk te maken. Hierna geven wij aan wat we verstaan onder ‘mogelijk maken’.
In een schoolpracticum staat werkplekleren centraal. Aan werkplekleren zijn een aantal voorwaarden verbonden die de effectiviteit beïnvloeden. Korthagen en Vasalos (2007) zeggen daarover dat de verbinding van theorie en praktijk centraal staat en Deinum e.a. (2005) vatten samen dat vier elementen van belang zijn voor het leren op de werkplek:
Er moet ruimte zijn voor experimenteren en innovatie.
Er moet sprake zijn van sociale interactie.
Er moet sprake zijn van een leercultuur op de werkplek.
Er moeten opleidingsactiviteiten georganiseerd worden op de werkplek.
In artikel 2 geeft de school aan de werkplek van de kandidaat zodanig in te willen richten dat aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan.
Literatuur
Deinum, J. F., Xxxxxxx, D. W., Xxxxxx, W. H. A., & Xxxxxxx, X. (2005). Aspecten van opleiden in de school – Een vergelijkend internationaal overzicht. Den Haag: Onderwijsraad.
Xxxxxxxxx, X., & Xxxxxxx, X. (2007). Kwaliteit van binnenuit als sleutel voor professionele ontwikkeling. Tijdschrift voor Lerarenopleiders 28, 17-23.
BIJLAGE 2: Format Weekjournaal en planning SP2 O&O
Naam: |
|
Stageschool: |
|
Week: |
Datum: |
1. Wat heb je gedaan
Beschrijf in een aantal zinnen hoe je stagedagen eruitzagen. Wat wil je melden over de voortgang van de leerwerktaken.
|
|||
2. Belangrijkste ervaringen
Beschrijf maximaal drie situaties. Een situatie die je ervaart als juichen en een situatie die je ervaart als huilen. Wat gebeurde er, wat deed jij, wat ging goed of minder goed, wat deden de leerlingen?
|
|||
3. Reflectie op jouw juich- en huilervaringen
Wat ging goed, waaraan merkte je dat en wat was jouw aandeel in die situatie? Hoe zouden je leerlingen dit ervaren hebben?
Wat ging nog niet goed, waaraan merkte je dat en wat was jouw aandeel in de situatie? Hoe zouden je leerlingen dit ervaren hebben?
Wat zeggen deze ervaringen over: - de context - jezelf
|
|||
4. Wat heb je deze stageweek geleerd
Geef een korte samenvatting waarin je verband legt tussen jouw stage-ervaringen en de theoretische modellen (interpersoonlijk leraarsgedrag, professionele rollen leraar, cyclisch proces Xxxxxxxxx, leertheorieën, instructie ontwerpmodellen, …)
|
|||
5. Planning
Beschrijf kort wat je de komende stageweek gaat doen.
|
|||
Week |
Activiteiten |
Rol opleiders |
Huiswerk/voorbereiding |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
BIJLAGE 3a: Projectvoorbereidingsformulier O&O
Docent: |
|
Opdrachtgever: |
|
Klas: |
|
Opdracht: |
|
Periode: |
|
Link naar de opdracht: |
|
School: |
|
Bètawereld(en): |
|
|
|
Link met andere vakken: |
|
Focus competenties:
|
|
Focus vaardigheden:
|
|
Hoe ziet de projectplanning eruit (start, excursie, workshops, presentatie, evaluatie, etc.)?
Welke afspraken heb je gemaakt met de opdrachtgever?
Waar moeten de leerlingen bij de verschillende deelopdrachten volgens jou op letten en welke bijdrage kan jij leveren als docent?
Is er kennis / zijn er vaardigheden die je dit project klassikaal aan wilt bieden? Wie biedt deze kennis aan en in welke vorm (workshop, bij een ander vak, externe persoon met kennis van zaken)?
Op welke manier gaan de leerlingen hun opdracht presenteren en hoe wordt de presentatie georganiseerd?
Hoe vindt de beoordeling / evaluatie dit project plaats? Zijn er bijzonderheden met betrekking tot de beoordeling / evaluatie (tussenopdrachten, tussenevaluaties, etc) Welke materialen hebben jij en de leerlingen nodig mbt tot de beoordeling?
Hoe ziet de groepsindeling eruit en waar heb je op gelet bij de groepsindeling?
Welk materialen verwacht je dit project veel nodig te hebben en zijn deze materialen (nog) aanwezig en / of welke actie moet je ondernemen om aan de materialen te komen?
Welke overige organisatorische zaken moet je regelen en hoe doe je dat (denk aan: informatie beschikbaar maken / online zetten, kopieën regelen, formulieren printen)?
Reflectie na het project:
Voornemens (wat wilde ik leren, bereiken, uitproberen, …)
Terugblikken (wat deed, dacht, voelde ik; wat deden de leerlingen, …)
Bewustwording (wat heb ik ontdekt, wat vond ik hierin belangrijk, …)
Alternatieven (welke, voor- en nadelen, …)
Uitproberen (hoe en wanneer)
BIJLAGE 3b: Lesvoorbereidingsformulier O&O
Docent: |
|
Opdracht: |
|
Klas: |
|
|
|
Periode: |
|
|
|
Datum: |
|
|
|
|
|
|
|
Speciale activiteiten: (start, workshop, beoordeling, etc):
|
|
Eventuele klassikale zaken:
|
|
Wat is je lange termijn doel bij dit project / deze klas en wat ga je deze les doen om een stap dichter bij het doel te komen?
Zijn er zaken/punten/vaardigheden etc die je deze les aan de hele klas wilt meegeven? Zo ja, hoe ga je dat doen? Hoeveel tijd kost dit?
Van welke groepjes ben je goed op de hoogte en waar moet je bij deze groepjes vandaag op letten?
Van welke groepjes ben je niet goed op de hoogte en wat je vandaag met hen doen?
Zijn er andere groepjes die deze les speciale aandacht verdienen / moeten krijgen?
Welke leerlingen wil je persoonlijk spreken? Waarover / aanpak / etc.
Vindt er terugkoppeling plaats naar de vorige les? Op welke manier?
Wat wil jij deze les zelf bereiken en welke acties ga je daarvoor ondernemen?
Reflectie na de les:
Voornemens (wat wilde ik leren, bereiken, uitproberen, …)
Terugblikken (wat deed, dacht, voelde ik; wat deden de leerlingen, …)
Bewustwording (wat heb ik ontdekt, wat vond ik hierin belangrijk, …)
Alternatieven (welke, voor- en nadelen, …)
Uitproberen (hoe en wanneer)
BIJLAGE 4: SBL competentielijst
O&O-specifieke invulling
In dit beoordelingsinstrument zijn de zeven SBL competenties beschreven. De SBL competenties brengen alle wezenlijke aspecten van de bekwaamheid van een docent in het voortgezet onderwijs goed in kaart. De zeven SBL competenties zijn aangevuld met een achtste competentie, de Dublin descriptoren universitaire master. Daarnaast is een aantal competenties uitgebreid en/of aangepast met een O&O specifieke invulling. De O&O specifieke invulling is afgeleid van de ‘competentiekaarten docent’ van de Stichting Technasium. Deze kaarten vind je op xxxx://xxxxxxxxxxxxxx.xx.
Niveaus
Er zijn vier niveaus onderscheiden in dit beoordelingsinstrument waar ook met de term rubrics naar wordt verwezen. Zelfs ervaren docenten zullen niet op alle punten niveau 4 hebben. In het formulier is met kleur één van de niveaus per subcompetentie aangegeven; dit is een richtlijn waarmee wij denken dat de student startbekwaam aan de slag kan.
In de rubrics is aangegeven hoe de niveaus eruit zien bij de verschillende competenties. Het is ook mogelijk dat de student ook niveau 1 nog niet bereikt heeft. Er kan in dat geval niet gescoord worden.
Werkwijze
Per competentie is een aantal aspecten uitgewerkt die betrekking hebben op de vaardigheden en handelingen (de waarneembare praktijk). Deze zijn niet specifiek op de indicatoren toegespitst. Per aspect is onderscheid gemaakt tussen vier niveaus. De student toont aan met bewijsstukken dat hij een bepaald niveau heeft bereikt. Hij kan hiervoor gebruik maken van de indicatoren. Aan de hand van de bewijsstukken zal de student zelf moeten aangeven hoe hij de theorie heeft gekoppeld aan de praktijk. Ook door lesobservaties kan worden bepaald op welk niveau de student zich bevindt.
Bewijsstukken
Per competentie worden suggesties gedaan voor de soorten bewijsstukken die studenten kunnen aandragen bij de competentie. Deze lijst is niet compleet, andere bewijsstukken kunnen worden gebruikt indien de student dat relevant vindt en kan beargumenteren.
Meer informatie
Meer informatie over de SBL competenties vind je hier: xxxx://xxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx-xxxxxxxxx/xxx-xxxxxxxxxxxx/
Meer informatie over de Dublin descriptoren vind je hier: xxxxx://xxx.xxxx.xxx/xxxxxx/xxxxx/xxx/Xxxxxx%00Xxxxxxxxxxxx.xxx
1. Interpersoonlijk competent
|
||||
Een docent die interpersoonlijk competent is, zorgt ervoor dat er in zijn klas of lessen een goede sfeer heerst van samenwerken met de leerlingen en samenwerking onderling. |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Contact maken |
Observeert hoe ervaren docenten contact met de klas en leerlingen maken. |
Reageert op aanwijzingen van docent om meer communicatie met de klas (als groep) tot stand te brengen. |
Luistert naar de leerlingen en reageert op hen. |
Xxxxxxxx naar en reageert op leerlingen. Xxxxx een band met ze op en kan leerlingen aanzetten tot acties. Er is sprake van effectieve communicatie. |
|
|
|
|
|
Stimuleren om op een eigen manier te leren |
Observeert hoe verschillende docenten de verschillen tussen individuele leerlingen gebruiken in hun les. |
Ziet dat leerlingen op verschillende manieren leren (verschillende leerstijlen hebben). |
Signaleert verschillen tussen leerlingen in leerstijl en reageert daarop. |
Signaleert verschillen tussen leerlingen in leerstijl en helpt en begeleidt leerlingen om hun eigen leerproces vorm te geven. |
O&O-specifiek |
|
|
|
|
Coachen op samenwerken |
Gaat in gesprek met een team wanneer zich iets voordoet. |
Xxxx in gesprek met een team wanneer zich iets voordoet en lost zaken zo goed mogelijk op in overleg met het team. |
Taxeert de situatie wanneer zich iets voordoet en beoordeelt wat een team nodig heeft om verder te kunnen. |
Wil teams zoveel mogelijk laten ervaren en leren tijdens het samenwerkingsproces en pleegt interventies die het team scherp houden. |
Bewijsstukken
Om te bewijzen dat je de onderdelen van competentie 1 voldoende beheerst kun je één of meer van de volgende bewijsstukken gebruiken:
- video opname van een les feedback van begeleider
- feedback van leerlingen (bijvoorbeeld Xxxx xxx Xxxxx)
- observatieverslagen (bijvoorbeeld uit de opdrachten)
2. Pedagogisch competent
|
||||
Een docent die pedagogisch competent is, zorgt voor een veilige leeromgeving in zijn klas of lessen. Hij bevordert de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de leerlingen. Hij helpt hen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden. |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Begeleiding van leerlingen op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling |
Ziet en analyseert hoe docenten op eigen wijze hiermee omgaan. |
Kan de sociaal-emotionele ontwikkeling (of de belemmering daarin) nog niet zelf signaleren, maar hier wel mee omgaan als erop gewezen wordt. |
Ziet waar individuele leerlingen zijn in hun sociaalemotionele ontwikkeling en waar ze afwijken of achterblijven. |
Signaleert individuele verschillen in sociaal-emotionele ontwikkeling, en kan actie ondernemen om de leerlingen te begeleiden. |
|
|
|
|
|
Begeleiding van leerlingen op het gebied van zelfstandig en verantwoordelijk worden |
Kan de ontwikkeling van individuele leerlingen nog niet zelf signaleren, maar wel helpen bij de begeleiding als daarop gewezen wordt. |
Signaleert de ontwikkeling van individuele leerlingen en kan helpen bij de begeleiding als daarop gewezen wordt. |
Ziet hoe leerlingen zich ontwikkelen in zelfstandigheid en verantwoordelijkheid en welke individuele leerlingen achterblijven daarin en kan daarbij begeleiden. |
Signaleert individuele verschillen tussen leerlingen in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, en ziet het als zijn pedagogische opdracht om aan deze ontwikkeling bij te dragen. |
|
|
|
|
|
Begeleiding van leerlingen met het ontwikkelen van talent/capaciteiten |
Ziet hoe docenten leerlingen kunnen begeleiden in het ontwikkelen van hun talent. |
Kan de talenten en capaciteiten van individuele leerlingen nog niet benoemen, maar als erop gewezen wordt wel mee omgaan. |
Ziet welke talenten en capaciteiten leerlingen hebben en houdt rekening met verschillen. |
Helpt en begeleidt leerlingen bij het ontwikkelen van individuele talenten en capaciteiten en kan adviseren over de (school)loopbaan. Xxxxx leerlingen wat hun rol en verantwoordelijkheid in de samenleving is, door een voorbeeld te zijn in gedrag. |
|
|
|
|
|
Verplaatsen in leefwereld van leerlingen. |
Kan onder woorden brengen wat leerlingen belangrijk vinden. |
Kan onder woorden brengen wat leerlingen belangrijk vinden en sluit zo nu en dan aan bij hun leefwereld. |
Houdt rekening met de leefwereld van leerlingen en vindt daar aansluiting bij. |
Houdt rekening met de leefwereld van leerlingen, vindt daar aansluiting bij en geeft dit een plaats in het onderwijs. |
O&O-specifiek |
|
|
|
|
Coachen op individuele ontwikkeling |
Ziet hoe docenten omgaan met verschillen tussen leerlingen. |
Herkent, benoemt en waardeert de verschillen tussen leerlingen. |
Xxxxxxxxxx, door het stellen van vragen, de leerling om eigen kwaliteiten in te zetten en te werken aan verbeterpunten. |
Nodigt de leerling uit zijn persoonlijke frustraties en uitdagingen te onderzoeken. |
Bewijsstukken
Om te bewijzen dat je de onderdelen van competentie 2 voldoende beheerst kun je een of meer van de volgende bewijsstukken gebruiken:
- video opname van een les - beschrijving van een les - lesobservatie |
- beschrijving van een situatie buiten de les - analyse van een klas/leerlingen - feedback van begeleider |
3. Vakinhoudelijk en didactisch competent
|
||||
De docent die vakinhoudelijk en didactische competent is, zorgt voor een krachtige leeromgeving in zijn klas en lessen. Hij helpt leerlingen zich de vakinhoud eigen te maken. |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Vakinhoudelijke kennis |
De docent heeft onvoldoende kennis van de ontwerpcyclus en onderzoeksaanpak.
|
De docent heeft voldoende kennis van de ontwerpcyclus en onderzoeksaanpak. Kan in overleg met de begeleider signaleren of leerlingen de juiste fases in het proces doorlopen en juiste verbindingen maken tussen de fases.
Heeft soms nog moeite om te gaan met leerlingen die stapjes zetten ‘buiten de projectomschrijving’. |
De docent heeft voldoende kennis van de ontwerpcyclus en onderzoeksaanpak om te signaleren of leerlingen de juiste fases in het proces doorlopen en juiste verbindingen maken tussen de fases.
|
De docent heeft grondige kennis van de ontwerpcyclus en onderzoeksaanpak en heeft voldoende arsenaal om leerlingen de juiste feedback te geven op de ontwerp- of onderzoeksaanpak.
|
|
|
|
|
|
Leerproblemen signaleren |
Observeert hoe docenten met leerlingen met leerproblemen omgaan. |
Signaleert dat leerlingen leerproblemen hebben. |
Signaleert dat leerlingen leerproblemen hebben en houdt rekening met de verschillen tussen leerlingen ten gevolge daarvan. |
Signaleert dat leerlingen leerproblemen hebben en onderneemt actie, helpt leerlingen of verwijst hen door. |
|
|
|
|
|
Feedback geven |
Xxxxxxx hoe docenten feedback geven aan leerlingen. |
Geeft leerlingen tussentijds en na afloop van het project feedback, gericht op het proces en het resultaat.
|
Geeft op meerdere momenten tijdens het project feedback en gaat in gesprek met de leerling bij de tussentijdse evaluatie.
|
Weegt af op welke momenten de leerling feedback nodig heeft en ondersteunt de leerling in zijn eigen evaluatieproces.
|
O&O-specifiek |
|
|
|
|
Coachen op proces |
Observeert hoe docenten projecten organiseren en faciliteren en leerlingen ondersteunen bij planmatig werken. |
Heeft grip op projectmatig werken door de uitvoering van het project te organiseren en te faciliteren en leerlingen te ondersteunen bij planmatig werken. |
Stimuleert leerlingen projectmatig te werken en hierbij een goede aanpak te kiezen. Geeft ruimte aan eigen initiatief van leerlingen. |
Maakt, op basis van het verloop van het proces, een bewuste keuze voor de wijze van begeleiding. |
|
|
|
|
|
Coachen op resultaat |
Herkent hoe docenten feedback geven aan leerlingen. |
Geeft de leerling feedback met de focus op het behalen van het gevraagde eindresultaat. |
Xxxxxx, op basis van observatie, leerlingen vanuit wisselend perspectief: docent/coach of opdrachtgever/professional. |
Geeft vanuit het oogpunt van de betreffende beroepsbeoefenaar verantwoord en onderbouwd feedback, rekening houdend met de ontwikkeling van de leerling. |
|
|
|
|
|
Beoordelen van proces |
Beoordeelt de individuele leerling op zijn competenties en neemt zelf- en peerreflectie mee in de beoordeling |
Beoordeelt de individuele leerling op zijn leerproces en neemt zelf- en peerreflectie mee in de beoordeling |
Differentieert bij de beoordeling tussen het leerproces van individu en de groep. |
Beoordeelt het functioneren en het leerproces van het individu in relatie tot het team. |
|
|
|
|
|
Beoordelen van product |
Beoordeelt het eindproduct vanuit eigen kennis en kunde |
Licht oordeel toe op basis van specificaties of checklist. |
Beoordeelt het eindproduct en geeft een onderbouwing vanuit de rol als docent/coach en opdrachtgever /professional |
Beoordeelt het eindproduct en geeft een onderbouwing waarbij verschillende referentiekaders worden geïntegreerd. |
|
|
|
|
|
Bepalen van niveau |
Overlegt met de begeleider wat het niveau van de prestatie van de leerling is. |
Schat het niveau van de prestatie van de leerling in op basis van zijn eigen referentiekader en de criteria van de opdracht. |
Bepaalt het niveau van de prestatie van de leerling op basis van meerdere referentiekaders. |
Bepaalt het niveau van de prestatie van de leerling door middel van een (intuïtief) kwaliteitsgevoel en kan dit onder woorden brengen. |
|
|
|
|
|
Onderwijs realistisch maken |
Xxxxxxxx als coauteur een realistisch O&O-project dat aansluit bijeen van de zeven werelden van bètatechniek. |
Schrijft als initiator een aansprekend O&O-project met een interessante opdrachtgever, waarbij de inhoud aansluit bij het niveau van het leerjaar… |
…en schrijft een O&O-project dat de leerling stimuleert zelfstandig de onderzoeks-/ontwerpcyclus aan te gaan… |
…en schrijft een O&O-project waarbij er een sterk verband tussen leerproces en beroepspraktijk ontstaat. |
|
|
|
|
|
Beroepsgericht schrijven |
Observeert hoe anderen een O&O-project schrijven. |
Schrijft een O&O-project waarin de opdracht, het beroep en het gevraagde resultaat op elkaar aansluiten. Formuleert de opdracht vanuit de opdrachtgever. |
Schrijft een O&O-project waarin deelopdrachten en activiteiten overeenkomen met het werkproces van de beroepsbeoefenaar. |
Schrijft een O&O-project waarin de kennisknooppunten* zichtbaar zijn. |
|
|
|
|
|
Werken in perspectief van het curriculum |
Varieert in aanbod (onderzoeks-/ontwerpproject) van projecten in hetzelfde leerjaar. |
Legt een relatie tussen het O&O-project en de kennis vanuit zijn of haar vakgebied. Varieert in aanbod (onderzoeks-/ontwerpproject) van projecten binnen meerdere leerjaren. |
Legt een relatie tussen het O&O-project en de inhoud van andere vakken. Varieert in aanbod (onderzoeks-/ontwerpproject) van projecten binnen meerdere leerjaren. |
Ontwikkelt met het docententeam de leerlijn O&O over alle leerjaren en de zeven werelden van bètatechniek, en maakt verbinding met de leerlijnen van andere vakken. |
* xx Xxxxxx, X. (2014). Leren van professionele projecten. Groningen: Uitgave van Stichting Technasium.
Bewijsstukken
Om te bewijzen dat je de onderdelen van competentie 3 voldoende beheerst kun je een of meer van de volgende bewijsstukken gebruiken:
- lesobservatie
- video opname van een les
- lesplannen
- eigen lesmateriaal
- gebruikte presentaties
- zelfgemaakte toetsen (incl. toetsmatrijzen en correctiemodel)
- leerlingenwerk met feedback daarop
- feedback van begeleider
- beschrijving van een les
- verslag van xxxxxxx met een leerling
- stageopdrachten
|
||||
Een docent die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas en lessen. |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Organisatie (leer)proces |
Weet hoe je het leerproces kunt vormgeven. |
Heeft nog structuur nodig van begeleidend docent. Ziet het verschil tussen orde en wanorde nog niet scherp genoeg. |
Laat les ordelijk verlopen. |
Laat les ordelijk en gestructureerd verlopen. Ondersteunt leeractiviteiten daarmee. |
|
|
|
|
|
Planning /timemanagement |
Observeert hoe docenten met tijd omgaan in hun lessen |
Gaat nog te rigide om met eigen planning. Verliest planning uit het oog. |
Is zich bewust van het belang van een goede planning en handelt daarnaar. Komt incidenteel in de problemen. |
Kan een realistische tijdsplanning maken, informeert leerlingen daarover en kan er ook flexibel mee omgaan. |
O&O-specifiek |
|
|
|
|
Coachen van leerlingenteams |
Kent de regels en grijpt zo nu en dan in. |
Maakt afspraken met het leerlingenteam en komt daarop terug. |
Observeert het functioneren van het leerlingenteam en maakt dit bespreekbaar. |
Maakt, op basis van de situatie in een leerlingenteam, een bewuste keuze voor een interventie. |
|
|
|
|
|
Begeleiden teamfunctioneren |
Geeft achteraf een oordeel over het functioneren van het team. |
Geeft tussentijds signalen aan het team. |
Geeft tussentijds signalen aan het team en zet oordeel een enkele keer in als begeleidings-instrument. |
Zet oordeel continu in als begeleidingsinstrument. |
|
|
|
|
|
Plan van aanpak |
Xxxxxx of een plan van aanpak haalbaar is. |
Toetst of een plan van aanpak voldoende deelresultaten oplevert. |
Toetst het plan van aanpak in het perspectief van het eindresultaat. |
Kan de leerling het plan van aanpak in het perspectief van het eindresultaat laten toetsen. |
|
|
|
|
|
Projectplanning |
Xxxxxxx een project voor en maakt afspraken tijdens het project. Zorgt tijdens het project voor de juiste materialen. |
Xxxxxxx een project goed voor door te zorgen dat afspraken op tijd zijn vastgelegd en materialen tijdig geregeld zijn. |
Maakt met collega O&O-docenten goede afspraken over taakverdeling en draagt bij aan overzicht en routine in de organisatie van projecten. |
Kan op basis van ervaring en inschattingsvermogen flexibel inspelen op situaties en heeft ruimte voor eigen initiatief van leerlingen. |
Bewijsstukken
Om te bewijzen dat je de onderdelen van competentie 4 voldoende beheerst kun je een of meer van de volgende bewijsstukken gebruiken:
- lesplannen
- planningen
- video opname van een les
- lesbeschrijving
- feedback van begeleider
- feedback van leerlingen
- uitwerking Roos van Leary
- uitwerkingen van stageopdrachten
5. Competent in het samenwerken met collega’s
|
||||
Een docent die competent is in het samenwerken met collega’s, zorgt ervoor dat zijn werk en dat van zijn collega’s op school goed op elkaar afgestemd is. Hij draagt ook bij aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Informatie delen met collega’s, overleg en samenwerken. |
Wacht af of collega’s informatie delen. |
Deelt informatie met collega’s en maakt gebruik van informatie van collega’s. |
Deelt belangrijke informatie, en maakt gebruik van informatie van collega’s. Xxxxx werkzaamheden af en neemt deel aan overleg. |
Deelt systematisch informatie met collega’s en vraagt ook om informatie. Xxxxx werkzaamheden met collega’s af, neemt actief deel aan overleg. |
|
|
|
|
|
Intervisie |
Heeft alleen contact met begeleider. |
Hoort commentaar van collega’s aan, maar heeft moeite om dit toe te passen. |
Verwerkt adviezen van collega’s in de lespraktijk. |
Verwerkt adviezen van collega’s in de lespraktijk. Overlegt en kan in dialoog ook adviezen geven aan collega’s. |
|
|
|
|
|
Ontwikkelen en verbeteren van de school |
Weet van de ontwikkelingen binnen de school. |
Weet van ontwikkelingen binnen de school en houdt deze actief in de gaten. |
Is op de hoogte van ontwikkelingen en projecten en past de bevindingen daaruit toe in de lespraktijk. |
Werkt samen met collega’s aan ontwikkelingen en levert een bijdrage aan verbeteringen in de school. |
O&O-specifiek |
|
|
|
|
Ontwikkeling O&O binnen de school |
Ziet mogelijkheden om het O&O-project te verbinden met andere vakken. |
Organiseert dat een vakdocenten in een les inhoudelijk aansluit bij het O&O-project.
|
Organiseert dat vakdocenten in verschillende lessen inhoudelijk aansluiten bij O&O-projecten.
|
Maakt samen met vakdocenten vaste afspraken over de wisselwerking tussen O&O-projecten en vaklessen. |
Bewijsstukken
Om te bewijzen dat je de onderdelen van competentie 5 voldoende beheerst kun je een of meer van de volgende bewijsstukken gebruiken:
- feedback van begeleider
- feedback van collega’s
- beschrijvingen van activiteiten
- beschrijving van ontvangen adviezen en aanpak
- mailwisselingen met collega’s
- uitwerkingen van stageopdrachten
6. Competent in het samenwerken met de omgeving
|
||||
Een docent die competent is in het samenwerken met de omgeving, zorgt ervoor dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school (ouders, instanties) goed op elkaar afgestemd is. |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Informatie uitwisselen met ouders |
Xxxx hoe het contact met ouders verloopt. |
Is aanwezig bij contact met ouders (ouderavond). |
Xxxxxx een bijdrage aan ouderavonden en neemt zonodig contact op met ouders. |
Bespreekt indien nodig met ouders gedrag en/of prestaties van een leerling en kan adviseren. |
|
|
|
|
|
Binnen- en buitenschools leren afstemmen (bijvoorbeeld opdrachten, excursies, stages) |
Weet welk leren ook buiten de les kan plaatsvinden. |
Begeleidt bij activiteiten. |
Helpt bij het organiseren van leeractiviteiten buiten de les en buitenschools. |
Helpt bij het organiseren van activiteiten buitenschools en past dit ook actief toe in het onderwijs. |
O&O-specifiek |
|
|
|
|
Netwerk opbouwen |
Xxxxx interesse en kennis zijn leidend bij het zoeken naar een opdracht(gever). |
Stelt zich avontuurlijk op bij het zoeken naar een nieuwe opdracht(gever). |
Zoekt en legt contact namens het Technasiumnetwerk en gebruikt bewust het gezamenlijke professionele netwerk. |
Xxxxxx op als gelijkwaardige partner en onderhandelt over de opdracht met de opdrachtgever. |
|
|
|
|
|
Contact leggen |
Gebruikt alleen de informatie die je al kent van het bedrijf vóór het eerste contact. |
Bestudeert de website van het bedrijf vóór het eerste contact. |
Kent de organisatiestructuur en de primaire en de ondersteunende processen van een bedrijf bij een eerste contact. |
Is op de hoogte van arbeidsmarkt en ontwikkelingen in de branche bij een eerste contact.
|
|
|
|
|
|
Managen van verwachtingen |
Gaat in gesprek zonder vooropgezet idee en verkent diverse mogelijkheden. |
Beschrijft wat de externe partij kan verwachten van de school en vice versa. |
Kan beoordelen of een idee kansrijk is voor een goede opdracht en verkent alle ins en outs rond dat idee. Onderst de opdrachtgever en/of expert in zijn rol op school. |
Xxx een idee met de opdrachtgever concretiseren en maakt afspraken over activiteiten. Stemt op zorgvuldige wijze de verwachtingen van beide partijen af (school en externe partij). |
|
|
|
|
|
Werken aan duurzame relaties |
Maakt duidelijke afspraken, komt deze na en is zorgvuldig in het afwikkelen van het contact met een bedrijf. |
Evalueert na afloop van een project samen met het externe contact en maakt vervolgafspraken. |
Zet verrassende resultaten van leerlingen in om vervolg-afspraken te maken met het bedrijf. |
Ziet door middel van afstemming en evaluatie met het externe contact win-win-situaties en benut deze. |
|
|
|
|
|
Junior professionals kweken |
Verlangt goede voorbereiding en representatief gedrag van leerlingen in contact met opdrachtgevers. |
Traint de leerlingen vaardigheden op het gebied van omgang met externe contacten |
Xxxxx aan wanneer leerlingen hulp nodig hebben bij het aangaan en/of onderhouden van externe contacten en grijpt in waar nodig. |
Kan leerlingen helpen bij het verwerven van inzicht over bedrijfsstructuren en bedrijfsprocessen. |
Bewijsstukken
Om te bewijzen dat je de onderdelen van competentie 6 voldoende beheerst kun je een of meer van de volgende bewijsstukken gebruiken:
- feedback van begeleider
- verslag van xxxxxxxxxx
- verslag van een leeractiviteit buiten de les
- lessenplan met activiteit
- stageopdracht
7. Competent in reflectie en ontwikkeling
|
||||
Een docent die competent is in reflectie en ontwikkeling denkt na over zijn beroepsopvattingen en bekwaamheid en is voortdurend bezig zich verder te ontwikkelen en te professionaliseren. |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Werken aan ontwikkeling |
Kent competenties 1-7 |
Reflecteert desgevraagd op eigen handelen. |
Reflecteert op eigen handelen en realiseert zich waar verbetering nodig is. |
Reflecteert systematisch op eigen handelen en is voortdurend in ontwikkeling. Kan hier acties aan koppelen. |
|
|
|
|
|
Gedrag aanpassen aan team en school |
Is zich ervan bewust dat op verschillende scholen verschillende regels gelden. |
Herkent de regels van de school. |
Kent de regels van de school en handelt daar ook naar. |
Reflecteert op eigen handelen binnen de regels van de school en past zich aan aan het beleid van het team en de school. |
|
|
|
|
|
Feedback vragen en gebruiken |
Gebruikt feedback onvoldoende. |
Hoort feedback aan en stelt gedrag op onderdelen bij. |
Herkent en staat open voor commentaar van leerlingen collega’s en gebruikt het commentaar. |
Vraagt regelmatig om feedback en gebruikt dat voor het ontwikkelen van het eigen handelen. |
|
|
|
|
|
Professioneel handelen |
Bekijkt en herkent handelen dat past bij het beroep van leraar. |
Gedraagt zich nog niet altijd conform de verantwoordelijkheden die bij de rol van docent horen. |
Gedraagt zich als een professional ten opzichte van de leerlingen. |
Xxxxxxx als een professional in omgang met leerlingen, ouders, collega’s en omgeving. |
O&O-specifiek |
|
|
|
|
Kwaliteit realiseren door co-creatie |
Doorloopt een cyclisch schrijfproces van een project in samenwerking met een collega en een redactielid van het expertisecentrum |
Heeft een zelfkritische houding ten opzichte van het schrijven en uitvoeren van een project. Verwerkt eigen verbeterpunten in het project. |
Xxxxx een zelfkritische houding ten opzichte van het schrijven en uitvoeren van een project. Wisselt verbeterpunten uit met collega’s en verwerkt die in het project. |
Past verbeterpunten toe in volgende projecten. Ondersteunt beginnen collega’s bij het schrijven van projecten. |
Bewijsstukken
Om te bewijzen dat je de onderdelen van competentie 7 voldoende beheerst kun je een of meer van de volgende bewijsstukken gebruiken:
- feedback van begeleider
- feedback van leerlingen
- feedback van medestudenten
- uitgewerkte opdrachten
8. Competent in initiatief nemen en zelf ontwikkelen van ideeën, materialen en oplossingen (Dublin descriptoren universitaire master)
|
||||
Een docent die competent is in het initiatief nemen om (school-)problemen te signaleren, analyseren en zelf uitwerken van oplossingen kan zelf het initiatief nemen om problemen in de les- en schoolpraktijk te analyseren en hierop actie nemen. |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Oordeelsvorming |
Kan een probleem eenzijdig analyseren. |
Kan een probleem analyseren vanuit de volgende invalshoeken:
|
Kan een probleem evenwichtig analyseren vanuit de volgende invalshoeken:
|
Kan problemen op eigen initiatief in de eigen en school situatie evenwichtig analyseren vanuit de volgende invalshoeken:
|
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Problemen oplossen en ontwerpen |
Kan eenzijdige oplossingen en/of ontwerpen aandragen voor problemen in de eigen en schoolsituatie. |
Kan voor problemen in de eigen en schoolsituatie oplossingen aandragen en/of ontwerpen die gebaseerd zijn op bovenstaande invalshoeken. |
Kan voor problemen in de eigen en schoolsituatie evenwichtige oplossingen aandragen en/of ontwerpen die gebaseerd zijn op bovenstaande invalshoeken. |
Kan voor problemen in de eigen en schoolsituatie op eigen initiatief evenwichtige oplossingen aandragen en/of ontwerpen die gebaseerd zijn op bovenstaande invalshoeken. |
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Communicatie |
Kan een beeld geven van het werk dat is verricht. |
Kan probleem-, doel- vraagstellingen en oplossingen, formuleren. |
Kan probleem-, doel- vraagstellingen en oplossingen, en hun samenhang en relevantie formuleren. |
Kan probleem-, doel- vraagstellingen en oplossingen, en hun samenhang en relevantie helder formuleren. |
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Leervaardigheden |
Kan gestuurd onderwijs evalueren en een oplossing ontwikkelen. |
Xxx met hulp onderwijs evalueren en een oplossing ontwikkelen. |
Vaardig in het leren evalueren van onderwijs en het ontwikkelen van oplossingen. |
Zelfsturend als het gaat om het leren van vaardigheden als het evalueren van onderwijs en het ontwikkelen van oplossingen. |
BIJLAGE 5: Formulier voor niveaubepaling aan de hand van de SBL competenties – versie student
Naam docent in opleiding: |
|
Stage: |
Schoolpracticum 2 O&O |
Naam vakcoach: |
|
Schoolvak: |
|
Naam schoolopleider: |
|
Datum: |
|
|
1 |
2 |
3 |
4 |
onderbouwing |
1. Interpersoonlijk competent |
|||||
Contact maken |
|
|
|
|
|
Stimuleren om op een eigen manier te leren |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen op samenwerken |
|
|
|
|
|
2. Pedagogisch competent |
|||||
Begeleiding op weg naar sociaal emotionele ontwikkeling |
|
|
|
|
|
Begeleiding op weg naar zelfstandig en verantwoordelijk worden |
|
|
|
|
|
Begeleiding op weg naar het ontwikkelen van talent/ capaciteiten |
|
|
|
|
|
Verplaatsen in leefwereld leerlingen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen op individuele ontwikkeling |
|
|
|
|
|
3. Vakinhoudelijk en didactisch competent |
|||||
Vakinhoudelijke kennis |
|
|
|
|
|
Leerproblemen signaleren |
|
|
|
|
|
Feedback geven |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen op proces |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen op resultaat |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Boordelen van proces |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Beoordelen van product |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Bepalen van niveau |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Onderwijs realisch maken |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Beroepsgericht schrijven |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Werken in perspectief van het curriculum |
|
|
|
|
|
4. Organisatorisch competent |
|||||
Organisatie (leer)proces |
|
|
|
|
|
Planning/ timemanagement |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen van leerlingenteams |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Begeleiden teamfunctioneren |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Plan van aanpak |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Projectplanning |
|
|
|
|
|
5. Competent in het samenwerken met collega’s |
|||||
Informatie delen met collega’s, overleggen en samenwerken |
|
|
|
|
|
Intervisie |
|
|
|
|
|
Ontwikkelen en verbeteren van de school |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Ontwikkeling O&O binnen de school |
|
|
|
|
|
6. Competent in het samenwerken met de omgeving |
|||||
Informatie uitwisselen met ouders |
|
|
|
|
|
Binnen- en buitenschools leren afstemmen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Netwerk opbouwen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Contact leggen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Managen van verwachtingen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Werken aan duurzame relaties |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Junior professionals kweken |
|
|
|
|
|
7. Competent in reflectie en ontwikkeling |
|||||
Werken aan ontwikkeling |
|
|
|
|
|
Gedrag aanpassen aan team en school |
|
|
|
|
|
Feedback vragen en gebruiken |
|
|
|
|
|
Professioneel handelen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Kwaliteit creeëren door co-creatie |
|
|
|
|
|
8. Competent in initiatief nemen en zelf ontwikkelen van ideeën, materialen en oplossingen (Dublin descriptoren universitaire master) |
|||||
Oordeelsvorming |
|
|
|
|
|
Problemen oplossen en ontwerpen |
|
|
|
|
|
Communicatie |
|
|
|
|
|
Leervaardigheden |
|
|
|
|
|
Ruimte voor opmerkingen:
BIJLAGE 6: Formulier voor niveaubepaling aan de hand van de SBL competenties – versie vakcoach en/of schoolopleider
Naam docent in opleiding: |
|
Stage: |
Schoolpracticum 2 O&O |
Naam vakcoach: |
|
Schoolvak: |
|
Naam schoolopleider: |
|
Datum: |
|
|
1 |
2 |
3 |
4 |
onderbouwing |
1. Interpersoonlijk competent |
|||||
Contact maken |
|
|
|
|
|
Stimuleren om op een eigen manier te leren |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen op samenwerken |
|
|
|
|
|
2. Pedagogisch competent |
|||||
Begeleiding op weg naar sociaal emotionele ontwikkeling |
|
|
|
|
|
Begeleiding op weg naar zelfstandig en verantwoordelijk worden |
|
|
|
|
|
Begeleiding op weg naar het ontwikkelen van talent/ capaciteiten |
|
|
|
|
|
Verplaatsen in leefwereld leerlingen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen op individuele ontwikkeling |
|
|
|
|
|
3. Vakinhoudelijk en didactisch competent |
|||||
Vakinhoudelijke kennis |
|
|
|
|
|
Leerproblemen signaleren |
|
|
|
|
|
Feedback geven |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen op proces |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen op resultaat |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Boordelen van proces |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Beoordelen van product |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Bepalen van niveau |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Onderwijs realisch maken |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Beroepsgericht schrijven |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Werken in perspectief van het curriculum |
|
|
|
|
|
4. Organisatorisch competent |
|||||
Organisatie (leer)proces |
|
|
|
|
|
Planning/ timemanagement |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Coachen van leerlingenteams |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Begeleiden teamfunctioneren |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Plan van aanpak |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Projectplanning |
|
|
|
|
|
5. Competent in het samenwerken met collega’s |
|||||
Informatie delen met collega’s, overleggen en samenwerken |
|
|
|
|
|
Intervisie |
|
|
|
|
|
Ontwikkelen en verbeteren van de school |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Ontwikkeling O&O binnen de school |
|
|
|
|
|
6. Competent in het samenwerken met de omgeving |
|||||
Informatie uitwisselen met ouders |
|
|
|
|
|
Binnen- en buitenschools leren afstemmen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Netwerk opbouwen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Contact leggen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Managen van verwachtingen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Werken aan duurzame relaties |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Junior professionals kweken |
|
|
|
|
|
7. Competent in reflectie en ontwikkeling |
|||||
Werken aan ontwikkeling |
|
|
|
|
|
Gedrag aanpassen aan team en school |
|
|
|
|
|
Feedback vragen en gebruiken |
|
|
|
|
|
Professioneel handelen |
|
|
|
|
|
O&O specifiek: Kwaliteit creeëren door co-creatie |
|
|
|
|
|
8. Competent in initiatief nemen en zelf ontwikkelen van ideeën, materialen en oplossingen (Dublin descriptoren universitaire master) |
|||||
Oordeelsvorming |
|
|
|
|
|
Problemen oplossen en ontwerpen |
|
|
|
|
|
Communicatie |
|
|
|
|
|
Leervaardigheden |
|
|
|
|
|
Ruimte voor opmerkingen:
Cijfervoorstel: ____
BIJLAGE 7: Rubric voor het stageverslag schoolpracticum 2 O&O
Voor de beoordeling van het stageverslag moeten alle (met de vakdidacticus afgesproken) opdrachten zijn gedaan. Als er opdrachten ontbreken wordt het verslag niet beoordeeld. Het cijfer van het stageverslag wordt beoordeeld aan de hand van onderstaande rubric.
Aspect |
Zwak |
Voldoende |
Goed |
Verzorgen van lessen
|
Onvoldoende concrete en niet volledige uitwerking |
Voldoende uitwerking, maar het kan concreter en vollediger. Er is enige ontwikkeling te zien. |
Concrete en volledige uitwerking met zichtbare ontwikkeling. |
Verzorgen van lessen
|
Onvoldoende concrete en niet volledige uitwerking |
Voldoende uitwerking, maar het kan concreter en vollediger. Er is enige ontwikkeling te zien. |
Concrete en volledige uitwerking met zichtbare ontwikkeling |
Verzorgen van lessen
|
Onvoldoende koppeling met theorie |
Voldoende koppeling met theorie en/of goed APA-gebruik*. Literatuur wordt incidenteel en/of niet consistent gebruikt voor lesvoorbereiding en/of reflectie. |
Concrete koppeling met theorie en goed APA-gebruik*. Voor lesopzet en reflectie wordt (ook) structureel, consequent en consistent gebruik gemaakt van kennis uit literatuur. |
Overige stageopdrachten |
Onvoldoende concrete en niet volledige uitwerking van de opdrachten |
Voldoende uitwerking, maar het kan vollediger en meer worden toegespitst op de eigen ontwikkeling. |
Concrete en volledige uitwerking, waarbij de student duidelijk een relatie legt naar zijn eigen ontwikkeling. |
Evaluatie en visie
|
Onvoldoende concrete en niet volledige uitwerking |
Voldoende uitwerking, maar het kan concreter en vollediger. De student beschrijft over de lessen heen leerdoelen die hij heeft ondervonden in de stage. De relatie van visie naar leerdoelen en van leerdoelen naar visie is onvoldoende uitgewerkt. |
Concrete en volledige uitwerking. De student beschrijft en analyseert over de lessen heen leerdoelen die hij heeft ondervonden in de stage. De relatie van visie naar leerdoelen en visa versa is goed uitgewerkt. |
Evaluatie en visie
|
Onvoldoende koppeling met theorie en/of gebruik van literatuurverwijzingen volgens APA* |
Voldoende koppeling met theorie en/of gebruik van literatuurverwijzingen volgens APA* |
Concrete koppeling met theorie en gebruik van literatuurverwijzingen volgens APA* |
* In overleg met de vakdidacticus mag dit ook een andere referentiestijl zijn
BIJLAGE 8: Beoordeling verslag schoolpracticum 2 O&O
Naam docent in opleiding: |
|
Stage: |
Schoolpracticum 2 O&O |
Naam vakdidacticus: |
|
Schoolvak: |
|
|
|
Datum: |
|
Cijfer: ____
Aspect |
Z |
V |
G |
Toelichting |
Verzorgen van lessen
|
|
|
|
|
Verzorgen van lessen
|
|
|
|
|
Verzorgen van lessen
|
|
|
|
|
Overige stageopdrachten |
|
|
|
|
Evaluatie en visie
|
|
|
|
|
Evaluatie en visie
|
|
|
|
|
Indien 2 of meer aspecten ‘zwak’ scoren wordt het cijfer 5 of lager toegekend.
Indien het merendeel van de aspecten voldoende scoort, wordt het cijfer 6 toegekend.
Indien de aspecten gevarieerd voldoende en goed zijn, wordt het cijfer 7 toegekend.
Indien de meeste (maar niet alle) aspecten goed scoren, wordt het cijfer 8 toegekend.
Indien alle aspecten goed scoren, wordt het cijfer 9 toegekend.
Indien alle aspecten goed scoren, uitstekend onderbouwd en zeer gedetailleerd zijn uitgewerkt wordt een 10 toegekend
1