BZK
BZK
Wijziging Pensioenovereenkomst
14 december 2005/Nr. 2005-
0000322348
DGMOS/AOS/A&A
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
gelet op artikel 4, zesde lid, van de Wet privatisering ABP;
gezien het verzoek van de Stichting Pensioenfonds ABP van 12 december 2005, gedaan mede namens sociale partners in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, tot plaat- sing in de Staatscourant;
Besluit:
tot bekendmaking van wijziging van
β de Pensioenovereenkomst van 15 maart 1995, laatstelijk gewijzigd inge- volge de publicatie in de Staatscourant van 18 juli 2005, nr.
136:
Artikel I
Artikel 3
Het eerste, zesde, zevende, achtste, negende en tiende lid van artikel 3 worden gewijzigd en komen te luiden als volgt:
1. De overheidswerkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van het ont- werp van de Wet privatisering ABP, verhaalt 30 procent van de door hem aan de Stichting Pensioenfonds ABP verschuldigde pensioenpremies op de bij hem in dienst zijnde werknemer door middel van een inhouding op het salaris, behoudens in de gevallen, bedoeld in het derde tot en met tien- de lid.
6. Van de overheidswerknemer die heeft afgezien van de individuele bij- verzekering, bedoeld in artikel 8.4 van het bij deze overeenkomst beho- rende ontwerp-pensioenreglement, wordt het verhaal inzake de premie voor het invaliditeitspensioen ver- laagd met 0,25 procentpunt. De werknemersbijdrage kan niet negatief worden en wordt in voorkomende gevallen op nihil gesteld.
7. In het geval de overheidswerkne- mer, anders dan voor het vervullen van een politieke functie waarin pen- sioenaanspraken worden verkregen, verzoekt geheel of gedeeltelijk te wor- den ontheven van zijn betrekking, kan de overheidswerkgever als voor- waarde stellen dat de door hem ver- schuldigde pensioenpremies geheel, onderscheidenlijk voor een groter deel dan 30 procent ten laste worden gebracht van de overheidswerknemer.
8. Van het verschuldigde premiedeel in verband met de toeslag ter com- pensatie van het Anw-hiaat, bedoeld in de artikelen 8.8, 8.9, 9.9 en 9.10 van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, ver- haalt de overheidswerkgever 75 pro- cent op het salaris van de bij hem in dienst zijnde werknemer, met dien verstande dat het bepaalde in het derde lid van overeenkomstige toe- passing is.
9. De overheidswerkgever verhaalt 50 procent van de verschuldigde Vut- fondsbijdrage, als bedoeld in artikel 21 van het FPU-reglement op de overheidswerknemer, nadat eerst een deel van die Vut-fondsbijdrage volle- dig op de overheidswerknemer is ver- haald. Het deel dat volledig op de overheidswerknemer wordt verhaald is voor 2006 bepaald op 0,8 procent.
10. In het kader van de aanvullende regeling voortvloeiende uit het Arbeidsvoorwaarden Akkoord sector Politie 2005-2007 vindt premieverhaal van de werkgever op de werknemer plaats volgens het door sociale part- ners in de sector politie bepaalde in de sectorale rechtspositieregeling.
Lid elf van artikel 3 wordt geschrapt.
Artikel II
Artikel 3.1
Na artikel 3 wordt artikel 3.1 opge- nomen luidende:
Artikel 3.1
1. In het kader van de
Pensioenregeling Militairen, bedoeld in hoofdstuk 17 van het pensioenre- glement van de Stichting Pensioenfonds ABP, verhaalt de Minister van Defensie een in het sec- toroverleg Defensie overeengekomen en in overeenstemming met de Pensioenkamer vastgestelde bijdrage in de door hem aan de Stichting Pensioenfonds ABP verschuldigde premies op de beroepsmilitairen en op de gewezen beroepsmilitairen die een ontslaguitkering ontvangen, behoudens in de gevallen, bedoeld in het tweede tot en met zesde lid. De in de vorige zin bedoelde bijdrage is vastgesteld op 30 procent van de aan de Stichting Pensioenfonds ABP ver- schuldigde premies.
2. Geen verhaal vindt plaats inzake
de pensioenpremie die is verschuldigd
a. tijdens het recht op suppletie over de inkomsten van de beroepsmilitair die genoten worden in verband met de dienstverhouding van waaruit het recht op suppletie is ontstaan;
b. tijdens het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet dan wel tijdens het recht op een boven- wettelijke uitkering toegekend ter zake van werkloosheid ontstaan door ontslag uit een dienstverhouding bij de Minister van Defensie.
3. Van de beroepsmilitair die slechts een gedeelte van zijn ambtelijk inko- men geniet omdat hij wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, wordt het in het eerste lid bedoelde verhaal naar evenredigheid vermin- derd.
4. Van de beroepsmilitair die geen of slechts gedeeltelijk inkomen geniet wegens schorsing of omdat hij zonder daartoe verkregen verlof zijn betrek- king niet uitoefent, is het verhaal gelijk aan verschuldigde pensioenpre- mies die geacht kunnen worden betrekking te hebben op de tijd waar- voor de schorsing geldt, onderschei- denlijk de betrekking niet wordt uit- geoefend.
5. In het geval de beroepsmilitair, anders dan voor het vervullen van een politieke functie waarin pensioen- aanspraken worden verkregen, ver- zoekt geheel of gedeeltelijk te worden
ontheven van zijn betrekking, kan de Minister van Defensie als voorwaarde stellen dat de door hem verschuldigde pensioenpremies geheel, onderscheide- nlijk voor een groter deel dan de con- form lid 1 vastgestelde bijdrage ten laste worden gebracht van de beroepsmilitair.
6. Van het verschuldigde premiedeel in verband met de toeslag ter com- pensatie van het Anw-hiaat, bedoeld in de artikelen 17.7.8, 17.7.9. 17.8.10 en 17.8.11 verhaalt de Minister van Defensie 75 procent op het salaris van de bij hem in dienst zijnde beroepsmilitair, met dien verstande dat het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing is.
Artikel III
De wijzigingen bedoeld in artikel I en II treden in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst doch niet eerder dan met ingang van 1 januari 2006.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze,
de directeur Arbeidszaken Openbare Sector,
C.J.A. Maas.