PLEIDOOI IN ZAAK COMMENTUYN VS. AEGON SPAARKAS GC-13-00549
PLEIDOOI IN ZAAK COMMENTUYN VS. AEGON SPAARKAS GC-13-00549
Spaarbeleg Koersplan Polisnummer: 1910096760
Aangeslotene:
AEGON Spaarkas N.V. Xxxxx Xxxxxxxxxxx 00 0000XX XXXXXXXXXX
200.000005
Gemachtigde: ALLEN & OVERY
Email : xxxxxxx.xxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xxx
Belanghebbende:
P.F.J.A Crommentuyn Xxx Xxxxxxxxxxxxx X 0000 XX XXX
Gemachtigde tijdens mondelinge behandeling: ADR-expert X. xxx Xxxxxx
Xxxxxxxxxxxx 00
0000 XX XXXXXXXXX
1. INTRODUCTIE
Voorwoord door klager
Hooggeachte voorzitter, commissie,
Voorafgaande aan het pleidooi van gemachtigde, graag een hartig woordje:
Voor u ligt de klacht jegens een eerste en grootste misleider van héél véél kleine spaarders; bevestigd door de Hoge Raad en ontluisterd door onderzoeksjournalist Xxxx Xxxxxx.
Maar Aegon ‘herkent zich niet’… Niet in het boek en evenmin bekent Aegon zich tot de Cassatie… Grossiers en Grootmeesters in denkpuzzels.
‘Consument kon het begrijpen’ stelt Aegon maar zij leverde doelbewust denksport op expert-level 8. Niemand, die het begreep; zelfs haar handlangers amper!
Wij noemen dat… “Directe In-transparantie”!
En haar gemachtigde lepelt een kostelijk bistrosoepje op zonder te letten op de ingrediënten. Het slechte nieuws is dat die soep uit uw bistro giftig was.
Spaarder wantrouwde de aanbieder niet.
Met bijna 1 miljoen Koerplannen schond Aegon zulk vertrouwen.
Ontluisterend en verontrustend om ook bij Prof. A. Boot te lezen, hoe een groot verzekeringsbedrijf met wereldwijde reputatie haar unieke succes baseerde op list en opzettelijke misleiding: En daarin nog steeds in volhardt. Dat élk toezicht faalde.
Bedenke men dat de verantwoordelijke heren, na hun enorme zelfverrijking, NU hoge- zelfs publieke bestuursfuncties bekleden.
Lees het woord, de sluwe taal van deze misleider.
Verdubbel, verbeter uw spaarresultaat met dit unieke Koersplan met lage kosten, aanvaardbaar risico en extra zekerheid.
Begrijp haar brochure:
Na Tig jaar, X gulden per maand, bij Y% rendement, komt Z kapitaal netto in handen (dus na aftrek van alle kosten…) en dat B e l a s t i n g v r ij…
Verlies op inleg werd geheel verzwegen en spaarders schreven massaal in op een stiekem spaarkascontract met extreme kosten/verzekeringspremies en onaanvaardbaar risico. Aegon zegt: “ideaal voor spaarders”… Maar dit was een volstrekt ongeschikt en ondeugdelijk product. Dat alles achten we aangetoond.
Spel tenslotte de Dupliek en bewonder haar semantische puzzel: ‘Denkfouten’.
Van het top-1-kantoor dat 15 jaar iedere klacht frustreerde en nu uitgerekend dát, mijn expert verwijt en diens kosten betwist. Dat heet, voor haar deken, “klachtwaardig”.
Aegon sluit af met een afrekening: dat klager aan háár nog verschuldigd ware vanwege teveel betaalde compensatie… een puzzel die we graag zullen uitleggen.
Xxxxx’x nadenker “eerlijk over later”…
maar dat begon veel vroeger óf die eindigt vandaag.
2. PLEIDOOI
2.1. AEGON (SPAARBELEG) heeft in 1991 een product aan cliënt willen verkopen dat pretendeerde uit te gaan van “oprechte voorlichting over nettorendementen, lage kosten, bewezen resultaten over perioden niet korter dan 15 jaar” (KK-92).
“Als klanten bij AEGON een offerte opvroegen op basis van een prognose, moesten ze ervan kunnen uitgaan dat het beloofde bedrag op de einddatum werkelijk op tafel kwam; het mocht alleen maar meer kunnen worden en beslist niet minder” (KK-92/93).
Wij hebben gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat dit een misleidende voorstelling van zaken is gebleken. Ik verwijs de Commissie hiervoor ten laatste naar de ingediende Pleitnota als bijlage bij dit Pleidooi, maar ook naar alle voordien overlegde stukken en onderzoeksrapporten.
De Commissie wordt gevraagd allereerst vast te stellen dat van misleiding, weshalve dwaling, is gebleken (op de wijze als gedefinieerd in het Rapport Toetsingskader beleggingsverzekeringen 2.1) en zich pas daarna te buigen over de vraag op welke wijze rechtsgevolgen aan deze conclusie moeten worden verbonden.
2.2. Hierbij is vooraf het volgende van belang:
2.2.1. In uw rechtsoverwegingen kunt en moet u uitgaan van het begrijpen van de voorstelling van zaken door de “gemiddeld geïnformeerde consument” (de maatman-belegger); in onderhavige casus hebben we te doen met een bovengemiddeld intelligente consument, welke bijvoorbeeld in staat was geheel op eigen kracht zijn 100% gelijk te halen tegen (een andere) Aangeslotene in de zaak bekend als GCHB-2010-390 (nu CB-2010-11). Maar zelfs deze consument was niet in staat de voorgehouden voorstelling van zaken te doorzien, laat staan de “gemiddeld geïnformeerde consument”.
2.2.2. Het Koersplan staat, met dank aan KPDWK, vooral bekend als een product met een excessieve risicopremie.
Maar de Commissie wordt verzocht zich geheel los te maken van die beeldvorming.
Het verzekeringsaspect speelde in de voorstelling van zaken in 1991 in het geheel geen rol, anders dan een min of meer “gratis” bijproduct, zelfs gepresenteerd als vorm van “extra rendement”.
Als cliënt bij het aangaan van de overeenkomst een levensverzekering had willen afsluiten, dan had hij wel andere keuzes gemaakt. Hij koos voor het Koersplan als vorm van lucratief Sparen & Beleggen. Zo was de voorstelling van zaken in elkaar gestoken. Sterker nog, cliënt heeft in 1999 zich expliciet een levensverzekering aangeschaft, dus hij kent het onderscheid. Dat hij daarbij eveneens werd bedonderd (welke schade met CB-2010-11 dus geheel is gecompenseerd), doet daar niet aan af.
In zijn Aanvraagformulier komt het verzekeringsaspect van het Koersplan zelfs in het geheel niet aan de orde!
De Commissie is zich ongetwijfeld bewust van de analogie tussen
onderhavige zaak en die uit uw recente uitspraak GC-2014-305 inzake het ‘Bonusplan’.
De door u in die uitspraak gehanteerde rechtsoverwegingen zijn zonder meer relevant voor uw oordeel in deze zaak:
Maar anders dan in die zaak was cliënt zich juist wel degelijk bewust van het beleggingsaspect, zij het in de vorm van ‘Sparen & Beleggen zonder de risico’s welke aan gewoon beleggen kleven’. Hij had de productinformatie en de overige contractdocumentatie dan ook goed bestudeerd. Het was in zijn geval juist het ‘verkzekeringsaspect’ welke geen centrale plaats innam in de hem gepresenteerde voorstelling van zaken.
2.3. Was het dus in 1991 zo dat consument zich alleen een voorstelling diende te maken van het nettorendement over zijn gehele inleg, anno 2014 heet het in verweer & dupliek plotseling dat consument zich vooral had dienen te vergewissen van de verschuldigde kosten en risicopremies. Naar de wetten der logica kunnen beide beweringen niet tegelijkertijd waar zijn. De facto geeft Xxxxxxxxxxxx met haar recente beweringen slechts toe dat de precontractuele en contractuele informatie sine qua non misleidend was.
We hebben hier dus te maken met een klassiek staaltje anachronistisch “framen”.
De Commissie wordt verzocht uit te gaan van de voorstelling van zaken, zoals cliënt die op kon maken uit de precontractueel verstrekte informatie (de Brochure) en de gedurende de looptijd van de overeenkomst bevestigende informatie omtrent die voorstelling van zaken.
Dat cliënt er met de hiervoor onmisbare hulp van de ADR-expert inmiddels achter is hoe het product werkelijk werkte, doet hier niet aan af.
Bij de vraag of er sprake is van misleiding, weshalve dwaling, dient de Commissie dus uit te gaan van de voorstelling van zaken in 1991 en gedurende de looptijd en niet van de door KPDWK ontstane beeldvorming of de “framing” van Aangeslotene op basis van ‘hindsight’. Dus wie maakt er nu “denkfouten”?
2.4. De door cliënt in 1991 begrepen voorstelling van zaken laat zich enerzijds visualiseren en anderzijds samenvatten in één zin:
Die begrepen voorstelling van zaken ligt ook rechtsgeldig vast in de overeenkomst van cliënt:
Als spaarkas certificaathouder is in 1991 een overeenkomst met SpaarBeleg/ AEGON gesloten waarin op geïndividualiseerde wijze was vastgelegd dat het eindkapitaal werd berekend als het gemiddeld netto rendement per jaar over de hele spaarperiode, berekend over (de som van) de volle (maandelijkse) inleg, waarbij dit rendement overeenkwam met het voortschrijdende gemiddeld rendement per jaar over de hele spaarperiode, naar de stand op afloopdatum en waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen “gerealiseerd” (beleggings~)rendement, rendement beleggingspool en netto fondsrendement. Het:
2.5. Wij hebben aangetoond dat deze voorstelling van zaken de enige logische interpretatie was en is van de precontractueel verstrekte informatie, bevestigd in het certificaat, en dat de bouwende elementen van deze voorstelling ook gedurende de looptijd van de overeenkomst door Aangeslotene in verstrekte overzichten en gevoerde correspondentie werden herbevestigd (!).
Het betrof dus de volgende componenten:
• geen onderscheid tussen “gerealiseerd” (beleggings~)rendement rendement beleggingspool en netto fondsrendement
• op geïndividualiseerde wijze vastgelegd
• gemiddeld netto rendement per jaar over hele spaarperiode
• berekend over (de som van) volle (maandelijkse) inleg
• voortschrijdende gemiddeld rendement per jaar over de hele spaarperiode, op afloopdatum
2.6. Van alle componenten hebben wij in de Pleitnota de bewijzen getoond, ontleend aan alle contractdocumentatie.
Ten overvloede wijzen we er nogmaals op dat ook gedurende de looptijd prognoses werden verstrekt, die zijn berekend over de volle inleg, met als rekenrendement het op dat moment bij het voortschrijdend gemiddelde passende (fonds)rendement! Men neme het jaaroverzicht na 6 jaar looptijd (dus halverwege de afgesproken 12 jaar).
(bron: 1998-01-01 KoersPlan-overzicht; opgenomen in dossier)
Het feit dat Aangeslotene inmiddels beliefde van ‘productrendement’ te spreken doet daar niet aan af.
(bron: 1997-1998 Spaarbeleg Jaareffect 1997-1998; opgenomen in dossier)
Xxxxxxxxx mocht cliënt op dat moment rekenen met (afgerond) tussen de 10% en 14%, waarbij het getoonde kapitalen van 13.500 NLG, 15.400 NLG en 17.600 NLG over zijn volle inleg waren berekend (ook al eens overlegd als 0000-0003 PRODUCTIE 4, 5 en 6Rapport SpaarBeleg KoersPlanpolis generatie 1992 - 2003!). Dat vooruitzicht van 10% en 13.500 NLG werd overigens ook in persoonlijke, dus geïndividualiseerde brieven aan cliënt herhaald (alle opgenomen in dossier).
(bron: 1997-02-04 AEGON XxxxxXxxxx 0 februari 1997; opgenomen in dossier)
2.7. Dat geldt ook voor het voortschrijdende jaarlijkse gemiddelde of afloopdatum, waarover Aangeslotene in een laat stadium nog probeerde een mystificatie in de wereld te brengen, waarin beweerdelijk wordt gesteld dat niet het voortschrijdend gemiddelde maar juist de jaarlijkse fluctuaties bepalend zouden zijn voor de eindwaarde.
Hoe anders luidt nog de toelichting die cliënt tijdens de looptijd mocht ontvangen, waarin met grote regelmaat en stelligheid werd beweerd:
(bron: 2000-2001 Spaarbeleg Jaareffect 2000 – 2001, in dossier)
En zelfs nog vlak voor expiratiedatum:
(bron: 2002 Spaarbeleg Jaareffect 2002, in dossier)
En dus in de persoonlijke, geïndividualiseerde brief:
(bron: 1997-02-04 AEGON XxxxxXxxxx 0 februari 1997; opgenomen in dossier)
2.8. Over de rol die de risicoverzekeringspremie in dit geheel speelt, is genoeg gezegd in de Pleitnota: de “spaarkas”-constructie zou zorgen voor “extra rendement”, resp. de risicoverzekeringspremie zou gecompenseerd worden door de overlevingswinst. Daarom was het voor cliënt logisch dat voor de berekening van de eindwaarde over zijn hele inleg zowel het een als het ander buiten beschouwing werd gelaten.
Met enig hoofdrekenen lijkt dat immers te kloppen. Een dekking voor een met 4% opgerente som van verschenen inleg moest de verzekeraar toch ongeveer evenveel kosten (dus aan premie geïnd) als er aan beleggingswinst (ver boven die 4%!) in de beleggingspool voor de overlevenden achterbleef? Kortom, premie en overlevingswinst moesten wel een soort van equilibrium vormen. Dat deze aanname niet bleek te kloppen, omdat Aangeslotene hier een exorbitant verdienmodel voor de verzekeraar in had verstopt, kon cliënt uiteraard met zijn
ontbrekende assurantiekennis niet bevroeden.
2.9. Hetzelfde geldt voor de over de “eerste kosten” (aangeduid als “administratiekosten”) verstrekte geruststellende mededeling:
(bron: 1999-05-18 AEGON Xxxxxxxxxx 00 mei 1999; opgenomen in dossier)
2.10. Onverlet alles wat door cliënt is opgemerkt omtrent de (ontbrekende) kenbaarheid en wilsovereenstemming, heeft dus te gelden dat cliënt weliswaar in de loop der tijd kennis kon nemen van de kosten- en risicopremie-structuur, zoals die hem, stukje bij beetje (lees daarvoor het onderzoeksrapport van de ADR-experts Graafsma & Xxx Xxxxxx), is uitgelegd, maar deze kosten- en premiestructuur was voor het nakomen van zijn overeenkomt irrelevant.
2.11. De apen kwamen pas achteraf uit de mouw, eentje zelfs pas in de Dupliek(!):
(bron: 2004‐02‐06 AEGON XxxxxXxxxx 0 februari 2004, in dossier)
(bron: Dupliek Aangeslotene)
Maar ook daarvoor heeft in hoge mate te gelden: "Je gaat het pas zien als je het door hebt."
Client doorzag het in ieder geval niet. Pas de ADR-experts konden hem de ogen openen voor het ware bedrog.
2.12. En dankzij onderzoeksjournalist Xxxx Xxxxxx weten we nu dat dit voortoveren van informatiepuzzels boos opzet was van de AEGON bestuurders, waarbij intern verzet rücksichtslos werd weggemaaid.
2.13. Nu als niet-betwist feit vaststaat dat Aangeslotene zich niet gehouden heeft aan de gestanddoening van de geschetste voorstelling van zaken heeft sine qua non te gelden dat cliënt is misleid, weshalve heeft gedwaald..
3. DE KOERSPLAN OVEREENKOMST IS TOT STAND GEKOMEN ONDER INVLOED VAN XXXXXXX EN ZOU BIJ EEN JUISTE VOORSTELLING VAN ZAKEN NIET ZIJN GESLOTEN (6:228 BW).
4. DE KOERSPLAN OVEREENKOMST IS VERNIETIGBAAR: MEEST WENSELIJKE ROUTE VOOR VASTSTELLING SCHADEVERGOEDING
4.1. Nu vaststaat dat cliënt is misleid, weshalve heeft gedwaald, en de overeenkomst derhalve op grond van artikel 6:228 BW vernietigbaar is, is aan de orde op welke wijze de schadevergoeding dient te worden vastgesteld in overeenstemming met artikel 6:230 BW:
4.2. De voorkeur gaat er naar uit de vernietiging te voorkomen door de overeenkomst alsnog zo te wijzigen dat het door cliënt ondervonden nadeel op afdoende wijze wordt opgeheven.
4.3. De beste wijze van “op afdoende wijze opheffen” is gestanddoening van de door cliënt begrepen voorstelling van zaken.
5. GESTANDDOENING VAN DE OVEREENKOMST ZOALS DOOR CONSUMENT BEGREPEN OP BASIS VAN CONTRACTUELE VOORSTELLING VAN ZAKEN
5.1. Jaar op jaar werd deze uitleg ook door Aangeslotene gegeven1:
Dat de 11,3% uit 1992 niet was gegarandeerd, was cliënt duidelijk. Hij diende af te gaan op wat dat voortschrijdende rendement op zijn eigen afloopdatum zou zijn geworden.
Maar dat hij kon rekenen op een stabiel gemiddeld rendement werd hem keer op keer verzekerd, zodra hij vragen ging stellen2:
Let op: ook hier werd gerekend over de hele inleg, niet uitsluitend over de spaarstorting!
5.2. Het verwijt van Aangeslotene (Xxxxxxx, alinea 4.3), dat het netto rendement van 11% op afloopdatum niet zijn toegelicht, treft geen doel, nu deze toelichting expliciet op blz. 13 van het Rapport van de ADR-experts Graafsma & Xxx Xxxxxx is te vinden.
5.3. Op basis van de gestanddoening dient op afloopdatum een schadevergoeding aan de eindwaarde te worden toegevoegd van (omgerekend) 3.121 EUR. Xxxxxxxxxxx met wettelijke rente sindsdien komt deze vergoeding ultimo 2014 uit op 4.851,91 EUR. Eventueel nog door Aangeslotene onverschuldigde uitkeringen kunnen in dat geval achterwege blijven.
6. VERNIETIGING KAN NIET WORDEN ONTLOPEN
6.1. In het geval dat de Commissie de benadering op basis van de geformuleerde “gestanddoening” niet wil volgen, resteert het ultimum remedium van vernietiging
0 0000-0000 Spaarbeleg Jaareffect 1992-1993 en de vele daaropvolgende publicaties, zie Rapport ADR- experts Xxxxxxxx & Xxx Xxxxxx, in het bijzonder Hoofdstuk 4.2, dat geheel aan deze gerapporteerde rendementen is gewijd (reeds opgenomen in dossier).
2 1997-02-04 AEGON XxxxxXxxxx 0 februari 1997, reeds opgenomen in dossier.
van de overeenkomst op grond van dwaling.
6.2. In het geval van vernietiging van de overeenkomst zou niets anders resteren dan restitutie van alle inleg, vermeerderd met wettelijke rente.
7. DOOR AANGESLOTENE GETROFFEN MAATREGELEN HEFFEN ONDERVONDEN NADEEL NIET AFDOENDE OP
7.1. Stichtingsakkoorden noch “Regeling Spaarbeleg kwalificeren als “afdoende opheffen ondervonden nadeel. Aangeslotene verzuimt berekeningen van een “redelijke overlijdensrisicopremie” te overleggen en overlegt zelfs geen premietabellen (en voldoet daarmee nog immer niet aan het Prospectus Spaarkasbedrijf 1985). Maar hoe dat ook zij, overlegde berekeningen van levensverzekeringwiskundigen tonen aan dat ook in die Regeling de overlijdensrisicopremie nog steeds excessief hoog moet zijn vastgesteld en alleen al daardoor het ondervonden nadeel niet opheft.
8. VERGOEDING OP VOET VAN ARTIKEL 40 LID 9 REGLEMENT
8.1. Voor de vergoeding van de advieskosten is een stelpost van 5.000 EUR opgenomen, het maximum ex. artikel 40 lid 9 Reglement.
8.2. Het is ons bekend dat op grond van het Liquidatietarief slechts een vergoeding van 5 punten ad 384 EUR mogelijk is, maar wij willen de Commissie er op wijzen dat de misleidende informatie van Aangeslotene dermate moeilijk was te ontrafelen, dat genoemde experts er veel meer onderzoek naar hebben moeten doen dan voor standaard zaken. Verzoek aan de Commissie is een vergoeding toe te kennen die hieraan recht doet en die uitgaat van het in het Reglement vastgelegde maximum.
9. CONCLUSIES
9.1. De gemotiveerde vorderingen liggen voor toekenning gereed.
9.2. Al datgene wat door of namens Xxxxxxxxxxxx naar voren is gebracht wordt door ons betwist, tenzij door ons expliciet erkend in overlegde stukken.