addendum
addendum
in het kader van de gezamenlijke aanbesteding van publiek vervoer in Groningen en Drenthe
versie 28 juni 2021
De ondergetekenden:
A. het OV-bureau Groningen-Drenthe, te dezer rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur, de heer
W.F. Mol;
B. De gemeente xxx gevestigd xxx te xxx, te dezer ingevolge artikel 171 van de gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester xxx;
C. De gemeente xxx gevestigd xxx te xxx, te dezer ingevolge artikel 171 van de gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester xxx;
D. De gemeente xxx gevestigd xxx te xxx, te dezer ingevolge artikel 171 van de gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester xxx;
E. De gemeente xxx gevestigd xxx te xxx, te dezer ingevolge artikel 171 van de gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester xxx;
F. De gemeente xxx gevestigd xxx te xxx, te dezer ingevolge artikel 171 van de gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester xxx;
Hierna individueel en gezamenlijk te noemen de “Opdrachtgever(s)” en
xxx gevestigd xxx te xxx, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door xxx; Hierna te noemen: de “Opdrachtnemer”
Individueel en gezamenlijk eveneens “Partij(en)”
Partijen hebben het volgende overwogen.
a. Het vervoer als overeengekomen onder de onderhavige overeenkomst is met ingang van 15 maart 2020 ten gevolge van de COVID-19 pandemie zeer ingrijpend getroffen.
b. Het aantal vervoersbewegingen binnen de verschillende vervoersmodaliteiten WMO-vervoer; Leerlingenvervoer en hubtaxi is naar aanleiding van de daarvoor door de overheid uitgevaardigde maatregelen sterk gedaald, alsook hebben de genomen maatregelen sterk effect op de wijze van uitvoering van het vervoer.
c. Partijen voorzien door benoemde omstandigheden ernstige financiële problemen aan zijde van de Opdrachtnemer indien verlangd zou worden om onder huidige condities de vereiste kwaliteit te blijven leveren.
d. Het Ministerie van VWS en de VNG hebben Opdrachtgevers opgeroepen om de continuïteit van het zorgvervoer te borgen door middel van voorlopige bevoorschotting en uiteindelijk omzetting van de voorlopige bevoorschotting in een definitieve continuïteitsbijdrage ten bate van de opdrachtnemer, als compensatie ter herstel van de schade veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis.
e. Opdrachtgevers zijn overgegaan tot het beschikbaar stellen van voorlopige bevoorschotting van de nog vast te stellen continuïteitsbijdrage.
f. Ten tijde van het opstellen van dit addendum is er reeds ten behoeve van de periode 15 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 en de periode 1 juli 2020 tot en met 13 oktober 2020 heeft er reeds staatssteuntoets plaatsgevonden welke heeft geleid tot de voorwaardelijke goedkeuring vanuit de Europese Commissie om vervoerders met betrekking tot het doelgroepenvervoer te voorzien van een continuïteitsbijdrage.
g. Het Ministerie van VWS en de VNG hebben Opdrachtgevers opgeroepen in elk geval nog tot 1 juli 2021 vervoerders waar nodig te ondersteunen door middel van voorlopige bevoorschotting.
h. Dergelijke omstandigheden is in de overeenkomst tussen Partijen niet voorzien en geeft aanleiding om het contractueel kader middels onderhavige addendum aan te vullen.
Partijen verklaren het volgende te zijn overeengekomen.
Artikel 1. Continuïteitsbijdrage(n) COVID-19
1. Partijen komen overeen dat Opdrachtnemers, in aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 4 van de Vervoerovereenkomst, in aanmerking kunnen komen voor een bijzondere continuïteitsbijdrage als compensatie ter herstel van de schade veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis, zijnde COVID- 19.
2. Partijen maken onderscheid in de afzonderlijke periodes continuïteitsbijdrage daarmee volgend het ritme van de besluitvorming van de Europese Commissie. Voor zover reeds bekend:
• Periode 1: 15 maart 2020 tot en met 31 juni 2020;
• Periode 2: 1 juli 2020 tot en met 13 oktober 2020;
• Periode 3: 14 oktober tot en met een nader door de Europese Commissie te bepalen periode;
• Periode 4: een nader door de Europese Commissie te bepalen periode.
3. Partijen maken na afloop van een bevoorschottingsperiode opnieuw afspraken over eventuele voortzetting van bevoorschotting welke wederom achteraf worden beoordeeld vastgesteld continuïteitsbijdrage. Afspraken worden vastgelegd in collegebesluiten van de afzonderlijke opdrachtgevers.
4. Opdrachtnemers dienen per periode, per opdrachtgever, per vervoersmodaliteit, een onderbouwd verzoek tot vaststelling van de continuïteitsbijdrage in, daarmee rekening houdend de voorwaarden van de Europese Commissie behorende bij de betreffende periode, alsmede de door het Ministerie van VWS gepubliceerde en te publiceren circulaires inzake doorbetaling doelgroepenvervoer en staatssteun.
5. Opdrachtgevers controleren het verzoek tot vaststelling van de continuïteitsbijdrage en stellen per periode de continuïteitsbijdrage vast. De vaststelling vindt plaats onder het voorbehoud van finale goedkeuring van de Europese Commissie.
6. Indien na vaststelling is gebleken dat de bevoorschotting hoger was dan toegestaan door de Europese Commissie zal dit bedrag teruggevorderd dan wel verrekend worden.
Artikel 2. Meerkosten COVID-19
1. Naar aanleiding van de COVID-19 problematiek heeft de Rijksoverheid maatregelen uitgevaardigd. Deze maatregelen zijn geïmplementeerd middels het door KNV opgestelde en met de betrokken Ministeries afgestemde Protocollen Zorgvervoer. De maatregelen volgend uit de Protocollen Zorgvervoer zijn kostenverhogend voor de opdrachtnemer.
2. Deze omstandigheden zijn door Partijen niet voorzien en de Vervoerovereenkomst bevat geen contractueel kader voor verrekening van dergelijke kostenverhogende maatregelen.
3. Vanuit het VNG is opdrachtgever opgeroepen om de direct met COVID-19 verband houdende directe meerkosten bij vervoer dat doorgaat betaalbaar te stellen. Dit betreffen meerkosten als gevolg van het volgen van de protocollen voor veilig en verantwoord zorg- en taxivervoer die op basis van de maatregelen van het Rijk en RIVM zijn opgesteld. Bijvoorbeeld spatschermen, mondkapjes en reinigingsmiddelen, of extra ritten omdat minder mensen per voertuig zijn toegestaan, of inhuur van een extra medewerker omdat een andere werknemer thuis zit in verband met quarantaine/testen.
4. In aanvulling op het huidige artikel 4 Vervoerovereenkomst wensen Partijen overeen te komen dat Opdrachtnemer de direct met COVID-19 verband houdende directe meerkosten bij Opdrachtgever in rekening kan brengen. Van Opdrachtnemer wordt verlangd dat zij deze meerkosten op een eenvoudige en transparante manier in beeld te brengen en ter vaststelling indienen bij de Opdrachtgever.
5. Na goedkeuring van de meerkosten door Opdrachtgever zal Opdrachtgever overgaan tot vergoeding van de betreffende meerkosten.
Artikel 3. Bonus/malus/boeteregeling COVID-19
1. Partijen constateren dat er sinds 15 maart 2020 geen sprake meer is van een normale situatie op basis waarvan de dienstverlening van de Opdrachtnemer op reguliere wijze redelijkerwijs zou kunnen worden beoordeeld.
2. Partijen constateren dat gedurende het voortduren van de onderhavige crisis een continuïteitsbijdrage noodzakelijk om de continuïteit van het vervoer te kunnen borgen, waarbij toepassing van een mogelijke malusregeling leidt tot een averechts effect.
3. Gelet op deze bijzondere omstandigheden is door Opdrachtgevers besloten om het opleggen van eventuele boetes en/of malussen, zoals bedoeld in artikel 22 Vervoerovereenkomst, gedurende de noodzaak tot verlenen van een continuïteitsbijdrage wegens COVID-19 op te schorten.
4. Vorenstaande laat onverlet dat Opdrachtgever(s) de kwaliteit van de dienstverlening in deze bijzondere periode zal blijven monitoren en Opdrachtnemer kan verzoeken alles te doen wat zij in deze situatie redelijkerwijs zou kunnen ten einde de dienstverlening te verbeteren mocht de kwaliteit te wensen overlaten.
Artikel 4. Herijking artikel 22 Vervoerovereenkomst
1. Partijen hebben geconstateerd dat enkele bepalingen opgenomen in Bijlage II “bonus/malus/boeteregeling”, behorende bij artikel 22 Vervoerovereenkomst onduidelijkheden bevatten alsook dat enkele elementen niet beoogde neveneffecten met zich meebrachten welke correcte uitvoering en de door Partijen beoogde doorontwikkeling van het vervoer in de weg staan.
2. De constatering heeft geleid tot behoefte bij Partijen om op basis van artikel 5 Vervoerovereenkomst de betreffende regeling te herijken. Na uitgebreide consultatie tussen opdrachtgevers en opdrachtnemer, alsook opdrachtgevers onderling is gekomen tot een consensus over de herijking per perceel van enkele bepalingen. De overeengekomen herzieningen zijn als Bijlage 1 aan dit addendum gehecht.
3. De herijking treedt in werking met ingang van 1 september 2021.
Artikel 5. Slotbepaling
1. Partijen hebben geconstateerd dat voornoemde wijzigingen verder gaan dan oorspronkelijk voorzien in de Vervoerovereenkomst.
2. Opdrachtgevers zullen conform artikel 2.163e Aanbestedingswet 2012 onderhavige wijzigingen openbaar publiceren op TenderNed en Tenders Electronic Daily (TED).
3. Opdrachtgevers behouden zich het recht voor één of meerdere bepalingen uit dit addendum te herroepen indien een voorzieningenrechter de opdrachtgevers hiertoe in haar voorlopige voorziening een aanwijzing toe geeft.
4. Mocht een situatie als bedoeld in lid 3 van dit artikel zich voordoen treden Partijen met elkaar in gesprek om de (eventuele) gevolgen in kaart te brengen en indien nodig zullen Partijen zich inspannen om een oplossing te vinden die recht doet aan de belangen van betrokkenen.
Aldus overeengekomen en in x-voud ondertekend,