BRIEF VAN DE MINISTER VAN
Zitting 1971 - 11 347 (R 799 )
NA VO-Overeenkomst inzake uitwisseling van technische gegevens voor defensiedoeleinden; Xxxxxxx, 00 oktober 1970
BRIEF VAN DE MINISTER VAN
XXXXXXXXXXXX XXXXX
Xx. 0
'x-Xxxxxxxxxx, 1 juni 1971.
Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen: 14 juni 1971.
De wens, dat deze overeenkomst aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onder- worpen, kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden der Kamer of door de Gevol- machtigde Minister van Suriname onderscheidenlijk van de Nederlandse Antillen te kennen worden gegeven uiterlijk op 14 juli 1971.
Ter voldoening aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 60 en onder verwijzing naar het derde lid van artikel 61 van de Grondwet, alsook naar het eerste lid van artikel 24 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer U Hoogedel- gestrenge hierbij de Franse en Engelse tekst en de vertaling in het Nederlands over te leggen van de op 19 oktober 1970 te Brussel tot stand gekomen NAVO-Overeenkomst inzake uit- wisseling van technische gegevens voor defensiedoeleinden (Trb.. 1971,65).
Een toelichtende nota bij deze overeenkomst gelieve u hier- nevens aan te treffen.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft zal deze over- eenkomst voor het gehele Koninkrijk gelden.
Aan de Gouverneurs van Suriname en van de Nederlandse Antillen is verzocht hogergenoemde stukken op 14 juni 1971 over te leggen aan de Staten van Suriname, onderscheidenlijk van de Nederlandse Antillen.
De Gevolmachtigde Ministers van Suriname en van de Nederlandse Antillen zijn van deze overlegging in kennis ge- steld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.
Aan
de Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Toelichtende nota
Artikel 3 van het op 4 april 1949 te Washington tot stand gekomen Noordatlantisch Verdrag (tekst en vertaling in Stb. J 355; zie ook, laatstelijk Trb. 1955, 106) bepaalt dat, ten einde de doeleinden van het verdrag beter te verwezenlijken, de partijen, ieder voor zich en te zamen, hun individueel en collec- tief vermogen om een gewapende aanval te weerstaan, zullen handhaven en ontwikkelen door voortdurend en op doelmatige wijze zich zelf te versterken en elkander hulp te verlenen.
De onderhavige, op 19 oktober 1970 te Brussel tot stand gekomen overeenkomst geeft aan dit beginsel een nadere uit- werking door de uitwisseling van technische gegevens voor defensiedoeleinden te bevorderen.
Sedert de totstandkoming van het Noordatlantisch Verdrag is de wederzijdse hulpverlening en de bondgenootschappelijke samenwerking, met name op het gebied van de ontwikkeling en produktie van militair materieel, steeds intensiever geworden. Deze tendens wordt in hoge mate versterkt door de snelle ontwikkeling van de techniek en vooral door de sterke stijging van de daaraan verbonden kosten welke door de landen afzon- derlijk moeilijk zijn op te brengen.
Een van de voorwaarden voor een vruchtbare internationale technische samenwerking is de bereidheid tot uitwisseling van ervaring en kennis, in het bijzonder van technische gegevens
11347 (R799) 1
2
die men niet aan de openbaarheid wil prijsgeven. Deze ge- gevens betreffen in het algemeen uitvindingen waarvoor geen octrooi werd verleend, hetzij omdat, om welke redenen dan ook, geen octrooi is aangevraagd, hetzij omdat de desbetref- fende octrooiaanvragen in het belang van de verdediging van het betrokken land onder geheimhouding zijn geplaatst, hetzij omdat de gegevens niet octrooieerbaar zijn.
Het is duidelijk, dat de bereidheid deze gegevens uit te wisselen groter zal zijn naarmate er meer zekerheid bestaat dat van de verstrekte gegevens geen misbruik zal worden gemaakt en dat er aanspraak op schadevergoeding bestaat in geval van gebleken onrechtmatigheden.
Deze zekerheid kan in sterke mate worden bevorderd door een doeltreffende internationale regeling.
Deze materie was tot dusverre alleen onderwerp van bilate- rale regelingen1). De onderhavige overeenkomst beoogt in multilateraal verband de uitwisseling van technische gegevens voor defensiedoeleinden te bevorderen enerzijds door het vastleggen van een procedure die de geheimhouding van deze gegevens zoveel mogelijk waarborgt en anderzijds door het in het leven roepen van een schadevergoedingsregeling voor de gevallen waarin de gegevens worden doorgegeven of gebruikt in strijd met de voorwaarden waaronder zij aan een regering of N.A.V.O.-organisatie ter beschikking zijn gesteld.
De overeenkomst beperkt zich tot de uitwisseling van tech- nische gegevens tussen regeringen onderling, tussen N.A.V.O.- organisaties onderling en tussen regeringen en N.A.V.O.-orga- nisaties, waarbij overigens de gegevens zelf zeer wel ook ver- kregen kunnen zijn uit de particuliere sfeer. Op de uitwisseling van technische gegevens tussen particulieren is de overeenkomst niet van toepassing.
Het zwaartepunt van de overeenkomst ligt in artikel III, ingevolge welke bepaling de regeringen of N.A.V.O.-organi- saties aan wie door tussenkomst van een andere regering of N.A.V.O.-organisatie technische gegevens ter beschikking zijn gesteld tot schadevergoeding aan de benadeelde gehouden zijn wanneer zij aan hen toevertrouwde gegevens zonder toestem- ming van de rechthebbende openbaar maken, gebruiken of doorgeven.
Schadevergoeding vindt plaats overeenkomstig het nationale recht van de regering die schadevergoedingsplichtig is; wanneer een N.A.V.O.-organisatie tot schadevergoeding gehouden is, wordt, tenzij anders is overeengekomen, deze vastgesteld over- eenkomstig het nationale recht van het land op welk grondge- bied de desbetreffende organisatie is gevestigd. De overeen- komst voorziet voorts, eveneens in artikel III, in de mogelijk- heid tot instelling op verzoek van de meest gerede regering of N.A.V.O.-organisatie van een adviescommissie die zal worden belast met het onderzoek van feiten en het aanwezige bewijs-
i) In dit verband moge worden genoemd de door het Koninkrijk der Nederlanden op 29 april 1955, 3 oktober 1960, 6 juli 1964 en 19 mei 1965 met onderscheidenlijk de Verenigde Xxxxxx xxx Xxxxxxx, Xxxxxx, Xxxxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx gesloten overeenkomsten (laatstelijk Trb. 1962, 36; Bijl. Hand. II 1960/61 - 6146; Bijl. Hand. Il 1963/64 - 7720; Bijl. Hand. II 1964/65 - 7800, nr. 23).
materiaal en die vervolgens rapport zal uitbrengen. Deze voor- ziening beoogt in voorkomende gevallen een minnelijke schik- king tussen partijen te bevorderen.
Artikel VII zondert de uitwisseling van gegevens op het ge- bied van de kernenergie van de werking van de overeenkomst uit, mede gezien de op dit gebied bestaande bijzondere rege- lingen1).
Bij de ondertekening is zijdens Frankrijk een verklaring af- gelegd, dat de instemming van Frankrijk met de onderhavige overeenkomst niet beschouwd diende te worden als een wijzi- ging in het sinds 1966 door dit land ingenomen standpunt met betrekking tot de geïntegreerde militaire organisatie van de N.A.V.O.
In maart 1966 stelde de Franse regering alle N.A.V.O.- bondgenoten door middel van een Aide Mémoire in kennis van haar voornemen uit het geïntegreerde militaire N.A.V.O.- opperbevel te treden. Daarnaast gaf de Franse regering aan, dat zij wel lid wenste te blijven van de N.A.V.O. als zodanig en het Noord-Atlantisch Verdrag niet wenste op te zeggen.
Op bovengenoemde basis is Frankrijk volledig blijven deel- ncmen aan de N.A.V.O.-activiteiten op het gebied van research, ontwikkeling en produktie van militair materieel in welk kader de onderhavige overeenkomst tot stand is gebracht.
De door Frankrijk afgelegde verklaring staat dan ook niet rechtstreeks in verband met dit onderwerp maar lijkt veeleer ingegeven door overwegingen van algemeen politieke aard.
Ten slotte moge nog worden opgemerkt, dat de onderhavige overeenkomst onverlet laat de voorzieningen die zijn getroffen in de mede voor het Koninkrijk der Nederlanden ondertekende N.A.V.O.-overeenkomst van Parijs van 21 september 1960 be- treffende de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn en onderwerp van octrooi- aanvragen vormen (laatstelijk Trb. 1964, 161). Deze overeen- komst wordt te zamen met de onderhavige overeenkomst ter goedkeuring aan de Staten-Generaal aangeboden.
De onderhavige overeenkomst zal voor het gehele Konink- rijk gelden.
De Minister van Defensie,
W. DEN TOOM.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
L. J. M. VAN SON.
i) Daarbij kan gedacht worden aan de op 18 juni 1964 te Parijs tot stand gekomen N.A.V.O.-overeenkomst tot samenwerking inzake atoomgegevens (laatstelijk Trb. 1965, 48).