ENGLISH TRANSLATION
De Collectie Xxxxxxx
>ENGLISH TRANSLATION
Een encyclopedische tekeningenverzameling van formaat
In de jaren twintig van de vorige eeuw bracht de Duitse bankier en zakenman Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx (Kierberg/Brühl 1881-1941 Keulen) een omvangrijke verzameling tekeningen van oude meesters bijeen die wereldvermaard is vanwege de hoge kwaliteit van de kunstwerken. Uit eerbied voor de verzamelaar wordt deze verzameling de ‘Collectie Xxxxxxx' genoemd. De verzamelaar bezat daarnaast ook meer dan 50 schilderijen.
Xxxxxxx, vijfde van zes kinderen van een katholieke Duitse vader en een Luthers- protestantse moeder van Nederlandse afkomst, en sinds 1913 directielid van bank Delbrück Schickler & Co. in Berlijn, was in 1920 mede-oprichter en eigenaar van de Xxxxxxx Xxxxxxx Handel-Maatschappij N.V., die een rol speelde in de kredietverlening aan Duitse bedrijven en derhalve ook als bank werd aangeduid. Dit bedrijf werd in Nederland gevestigd (Keizersgracht 117-121, Amsterdam) om de handelsbeperkingen te kunnen ontlopen die na afloop van de Eerste Wereldoorlog door de geallieerden aan Duitsland waren opgelegd. Vanaf 1921 was Xxxxxxx ook directeur van de bank Delbrück von der Heydt & Co. in Keulen. Hij bekleedde tevens vele commissariaten bij belangrijke bedrijven in binnen- en buitenland, waaronder vanaf 1925 de Hollandsche Buitenland Bank, en beschikte over een wijdvertakt zakennetwerk in de financiële en industriële wereld, met daarnaast familierelaties in de politiek en het leger, in met name Duitsland.
In 1922 kwam ook zijn gezin met vijf jonge kinderen over uit Duitsland (Keulen). Vanaf 1923 woonde de familie Xxxxxxx in een grote villa aan het Florapark (nr. 8) in Haarlem. >BRON
Xxxxx Xxxxxxx, circa 1915-20, geportretteerd door zijn schoonvader Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxxx
Dankzij het gunstige financiële klimaat en de lage belastingen in de twintiger jaren, alsmede door een sterk zakelijk inzicht, slaagde Xxxxxxx erin om in Nederland een fortuin te vergaren. Begin jaren dertig werd echter ook hij door de wereldwijde economische crisis (als gevolg van de ‘Beurskrach' van oktober 1929) getroffen, maar hij wist zijn bedrijf succesvol door de crisisjaren te loodsen.
Naast tekeningen verzamelde Xxxxxxx ook enkele tientallen schilderijen van oude en moderne (vooral impressionistische) meesters. Hoewel hij al voor zijn komst naar Nederland kunstwerken had verworven (de eerste impressionistische schilderijen kocht hij tijdens zijn Parijse jaren 1903-1904) is het merendeel van de tekeningencollectie in de jaren 1921-1931 bijeengebracht.
Een belangrijke inspiratiebron voor het verzamelen is zijn oom Xxxxx Xxxxxxx (1846-1900) geweest. Deze bankier, directeur xxx Xxxxxxxx Xxx & Co. in Berlijn, heeft een vooraan- staande rol in het culturele leven van de Duitse hoofdstad gespeeld; hij bezat een collectie contemporaine kunst, welke na zijn dood deels werd nagelaten aan de Berliner Nationalgalerie, deels aan de familie. Naar hem werden vernoemd de Koenigssee en de Koenigsallee in een toen nieuwe luxe villawijk in Berlijn. Feitelijk zat de culturele belang- stelling Xxxxx Xxxxxxx in het bloed, want ook zijn moeder Xxxxxxx Xxxxx (1851-1934) was begaafd op het gebied van kunst en muziek. Op 26 april 1914 trouwde Xxxxx Xxxxxxx in Eddelsen/Hittfeld (bij Seevetal onder Hamburg) met Xxxx (Xxxxx) xxx Xxxxxxxxxx (1890- 1946), dochter van de Duitse symbolistische kunstenaar Xxxxxxx Xxxx xxx Xxxxxxxxxx (1855-1928). Zij hadden elkaar leren kennen toen Xxx Xxxxxxxxxx in 1910 een portret van xxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx schilderde in haar neogotische kasteeltje in Sinzig-am-Rhein (tussen Bonn en Koblenz).
Het echtpaar Xxxxxxx, Berlijn ca. 1915 Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxxxx 0, Xxxxxxx ca. 1930
“De wensch te verzamelen had hij al op heel jonge leeftijd, toen kocht hij als jonge man in Parijs de Fransche schilderijen en xxxxxx xxx Xxxxxxx. Hij vond het zo naar, dat na zijn altijd drukke werktijd de musea en prentenkabinetten steeds gesloten waren, en zoo wilde hij zelf iets hebben, dat hij ook ter alle tijden kon zien”.
(Xxxx Xxxxxxx-Xxxxxx xxx Xxxxxxxxxx, 1946)
Xxxxxxx was een gretig en besluitvaardig verzamelaar, die zichzelf een helder doel stelde: hij wilde een encyclopedische verzameling opbouwen die een zo breed en compleet mogelijk overzicht zou geven van de ontwikkeling van de tekenkunst in West-Europa. Zijn verzameling zou in dat opzicht de belangrijkste particuliere collectie in de wereld moeten worden.
Hij was een energiek zakenman en daardoor veel onderweg in het buitenland. Zijn Heimatstad Keulen, waar hij bankdirecteur was, was een regelmatig terugkerend reisdoel en het bankkantoor diende tevens als een contactadres en tijdelijke bewaarplaats voor kunstaankopen. Ook na zijn verhuizing naar Haarlem kwam hij zeer regelmatig in Keulen. In maart 1931 bracht hij enige tijd ziek in een Keuls sanatorium door. Hij kwam tijdens bezoeken aan de Europese hoofdsteden, vooral Berlijn, Parijs, Londen, Madrid en Wenen, en ook in New York makkelijk in contact met handelaren, die hem zelfs in zijn hotel hun tekeningenaanbod toonden. Kunsthandelaren uit binnen- en buitenland wisten hem ook op afstand te vinden en boden hem schriftelijk tekeningen en schilderijen te koop aan.
Ondanks de grote aantallen tekeningen die hij kocht, was Koenigs selectief in zijn keuze uit wat hem werd voorgelegd.
Hij kocht vaak grote aantallen tekeningen op de belangrijke veilingen van de jaren twintig. Daarin werd hij bijgestaan door medewerkers van de Amsterdamse kunsthandel Xxxx Xxxxxxxx en door andere kunsthandelaren zoals mr. Xxxxxxxx (Xxx) Xxxxx (1878-1963, kleinzoon van de bekende schrijver en dichter), die voor hem biedingen verrichtten tegen door hem opgegeven limieten. Beets bemiddelde ook bij de bruikleenverstrekking van maar liefst 119 tekeningen (van de 261 geëxposeerde kunstwerken, dus bijna de helft) aan de belangrijke tentoonstelling van Italiaanse kunst in Nederlands bezit in het Stedelijk Museum te Amsterdam in 1934. Ook met de bekende verzamelaar F.J. (Frits) Lugt (1884-1970) in Maartensdijk (later Den Haag) had Xxxxxxx gedurende vele jaren regelmatig contact, ter afstemming voor het bieden op veilingen, en voor onderlinge koop en ruil van tekeningen en schilderijen. In het buitenland kocht hij veel van kunsthandelaar Xxxxxx Xxxxxxx in Leipzig, later in Wenen. Door zijn drukke werkzaamheden woonde Xxxxxxx slechts bij hoge uitzondering, en wanneer de gelegenheid zich voordeed, persoonlijk een veiling bij.
‘Jetzt weiβ ich warum Sie neulich in Berlin waren! Besten Xxxx Xxxxxxxxxxxx'. Xxxxx Xxxxxxx zit midden in de zaal (tweede rij, rechts achter de man met bril) tijdens de veiling Xxxxxxxxxxxx bij Cassirer & Helbing in Berlijn op 10 en 11 mei 1928 (krantenknipsel met onderschrift van de verzamelaar Xxxxx Xxxxxxxxxxxx)
Daarnaast maakte Xxxxxxx gebruik van de gunstige omstandigheden in de kunsthandel en het verzamelaarswezen, waarbij hij zijn goede contacten in met name Duitsland optimaal benutte. Bij het uiteenvallen van de groothertogelijke verzamelingen te Weimar (1923) verwierf hij de belangrijkste tekeningen en de twee beroemde Gabburri-albums met 401 tekeningen van Xxx Xxxxxxxxxxx. In 1929 kocht hij en bloc de privéverzameling van Xxxxxx Xxxxxx in Luzern, een Duitse kunsthandelaar waarmee hij al vanaf het begin van de jaren twintig zaken deed. Tot die groep van 238 tekeningen behoorden verschillende bladen van Xxxxxxxxx en Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxx. Voor deze kunstenaars had Xxxxxxx een voorkeur.
Interieur Xxxxxxxxx 0, Xxxxxxx. In de kasten werden de tekeningendozen bewaard
Xxxxx Xxxxxxx zorgde goed voor zijn verzameling. Zijn kapitale woning in Haarlem liet hij in 1926 uitbreiden met een vleugel om de gestaag groeiende collectie in onder te brengen.
Ook werd veel zorg besteed aan het verantwoord bewaren van de tekeningen. Zijn vrouw zorgde voor de passepartouts en de dozen [ill.]. >BRON De laatste werden opgeborgen in houten kasten [ill.]. Regelmatig kwam er bezoek aan huis om de collectie te bezichtigen; bij zijn afwezigheid werden bezoekers ontvangen door zijn vrouw en zijn oudste dochter.
Originele zwarte tekeningendozen van Xxxxx Xxxxxxx met rode naamlabels
De tekeningen werden gerangschikt op scholen (Nederlands, Hollands, Vlaams, Duits I en Duits II, Frans I en Frans II, Italiaans, Engels, Spaans) en daarbinnen alfabetisch op kunstenaar. De Duitse en Franse tekeningen werden onderverdeeld in eeuwen, respectievelijk voor/na 1600 en voor/na 1800. Voor tekeningen van Xxxxxxxxx en diens leerlingen werd een aparte rubriek gecreëerd. Binnen elke rubriek werden de tekeningen doorgenummerd en summier beschreven in een inventaris. Xxxxxxx zelf hield zich hiermee niet bezig; dat werk werd gedaan door zijn adviseurs van kunsthandel Xxxxxxxx, xx. Xxxxxxx Xxxxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx. De eerste verwijzing naar dergelijke inventarisnummers (D I 11, 18 en 41) dateert uit 1927.
Een selectie van hoogtepunten uit de Collectie Xxxxxxx
Xxxxxxxx Xxxxx, inv. D I 19 Xxxxxxxx xx Xxxxx, inv. I 466 Xxxxxxxxx, inv. R 10
Xxxxx xxx Xxxxxx, inv. N 13 Xxxxxx Xxxxxxx, inv. F I 120 Cézanne, inv. F II 149
Xxxxxx, inv. V 81 Gainsborough, inv. E 5 Goya, inv. S 16
De Collectie Xxxxxxx was al snel internationaal vermaard. De verzamelaar Xxxxx Xxxx, met wie Xxxxxxx regelmatig contact had, schreef hierover: “rarement une réunion aussi choisie a été constituée en si peu de temps, une dizaine d'années”. >BRON In 1930 en 1933 verschenen onder redactie van de bekende Duitse kunsthistoricus Xxxx.xx. Xxx X. Xxxxxxxxxxx, directeur van het Kupferstich-Kabinett in Berlin, twee grote luxueuze facsimile- delen ‘Meisterzeichnungen aus der Sammlung Xxxxx Xxxxxxx, Haarlem', met elk 21 hoogwaardige reproducties van respectievelijk Franse en Venetiaanse tekeningen, uitgegeven bij Prestel-Verlag in Frankfurt.
De Collectie Xxxxxxx als zekerstelling voor een banklening (1931-1940)
Op 9 september 1931 droeg Xxxxxxx het grootste deel van zijn tekeningencollectie, ongeveer 2.500 bladen, in fiduciair eigendom (tussen 1929 en 1992 een zakelijk zekerheidsrecht, naast pand en hypotheek) over aan de N.V. Bankierskantoor Lisser & Rosenkranz in Amsterdam, een bank met overwegend joodse grootaandeelhouders, waarvan hij overigens zelf voor ongeveer 2,4% een kleinaandeelhouder was. >BRON Dit tot zekerheid van terugbetaling van een geldlening van 1.500.000 gulden die diende tot verhoging van het kapitaal van zijn bedrijf. Deze overeenkomst werd vastgelegd in een onderhandse akte van 2 oktober 1931 met een (lagere) leensom van 1.150.000 gulden.
Deze groep tekeningen wordt de Collectie Xxxxxxx genoemd. De verzamelaar droeg niet zijn gehele collectie over aan de bank. Hij behield de schilderijen en een onbekend aantal tekeningen, dat de basis vormde van een volgende verzameling, die hij in stilte aanlegde, de zogenaamde ‘Tweede Collectie Xxxxxxx' (zie hierna).
Xxxxxxx voelde zich genoodzaakt deze substantiële lening aan te gaan omdat door de mondiaal verslechterde economische omstandigheden zijn zakelijke belangen werden geschaad en zijn bedrijf in financiële problemen was geraakt. De situatie werd acuut in de zomer van 1931 toen de bankencrisis escaleerde, waardoor Duitse banken en bedrijven in de problemen kwamen. Vanaf 1 september 1931 werd het betalingsverkeer bevroren door de Stillhalteabkommen, een overeenkomst tussen internationale banken enerzijds en Duitse anderzijds, waarbij voor een periode van zes maanden (een daarna herhaaldelijk verlengde termijn) uitstel van betaling werd verleend aan Duitse banken en industriële en commerciële firma's voor wat betreft hun schulden op korte termijn aan buitenlandse banken. >BRON Tot die buitenlandse banken behoorde ook Xxxxxxx' bedrijf, terwijl hij juist in Duitsland zijn meeste zakelijke belangen (geldnemers) had. Tegelijkertijd werd Xxxxxxx, omdat hij Duitser was, in zijn eigen betalingsverplichtingen aan buitenlandse banken beschermd door de Stillehalte (Xxxxxxx' bank leende zelf van buitenlandse banken voor de kredietverlening aan Duitse bedrijven). Daaraan kwam een eind toen hij in 1939 tot Nederlander werd genaturaliseerd en daarna door Engelse banken tot betaling werd opgeroepen. De situatie waarin Xxxxxxx belandde verdient nader onderzoek door een economisch historicus, als onderdeel van een groter onderzoek naar de handel en wandel van Xxxxxxx en zijn bedrijven in de twee decennia tussen de wereldoorlogen.
Aangezien de wereldeconomie zich niet herstelde, werden de voorwaarden voor de lening strenger. De in 1931 aangegane geldlening en schuldverbintenis (de in fiduciair eigendom overgedragen Collectie Xxxxxxx) werd op 1 juni 1935 in een geregistreerde onderhandse akte herbevestigd en bestendigd, voor de duur van vijf jaar, tenzij de geldgever eerder in liquidatie zou gaan, een uitdrukkelijk gestipuleerde clausule. Het geleende bedrag was door een overgenomen schuld en een valutaomzetting veranderd in 1.375.000 gulden en 17.000 pond sterling. >BRON Behalve de tekeningencollectie werden nu ook 47 schilderijen door Xxxxxxx in fiduciair eigendom overgedragen aan de bank Lisser & Rosenkranz.
Deze akte werd bijgesteld op 15 juli 1935. >BRON Bij aflossing van de schuld zou de bank ten behoeve van Xxxxxxx weer afstand doen van het (fiduciaire) eigendomsrecht, dat daarmee weer bij de verzamelaar zou terugkeren. Tenzij hij de vordering van de bank binnen de gestelde termijn van vijf jaar zou inlossen, kon Xxxxxxx dus geen eigendomsrechten meer doen gelden op de Collectie Xxxxxxx. Voor de buitenwereld was deze constructie niet bekend (een kenmerk van fiduciair eigendom) en leek het naar buiten toe alsof Xxxxxxx de eigenaar was. Daar de Collectie Xxxxxxx niet langer bij de verzamelaar thuis in Haarlem bewaard kon worden, werd een geschikte locatie elders gezocht en gevonden. Dit was Museum Boymans in Rotterdam (sinds 1958 Museum Boymans-van Beuningen, sinds 1996 Museum Boijmans Van Beuningen, kortweg Museum Boijmans). In bruikleen bij Museum Boijmans zou de collectie toegankelijk zijn voor het publiek en zou deze ontsloten kunnen worden. Dat was de wens van de verzamelaar, die het museum al langer kende en onder andere financieel had bijgedragen, samen met X.X. xxx Xxxxxxxxx en anderen, aan de aankoop van het beroemde schilderij De verloren zoon van Xxxxxxxxxx Xxxxx in 1931, dat sindsdien een van de ‘ikonen' van het museum is.
Van het Haarlemse Florapark naar het Rotterdamse Museumpark (1935)
Op 6 juli 1935, bij de opening van de nieuwbouw van Museum Boijmans, werd de verwerving in bruikleen van de Collectie Xxxxxxx, in het bijzijn van de verzamelaar en zijn echtgenote, officieel bekend gemaakt. >BRON In zijn voorwoord van de bij die gelegenheid uitgebrachte catalogus ‘Museum Boijmans Rotterdam. Verzameling X. Xxxxxxx schilderijen' schrijft directeur xx. Xxxx Xxxxxxx: “Wat een dergelijke verrijking voor een museum beteekent kunnen slechts zij beoordelen, die deze wereldvermaarde verzameling, die met een zeldzaam begrip voor de aesthetische waarde in den loop der jaren bijeengebracht werd, door en door kennen”. En: “Met wat Boijmans van deze meesters bezit, overtreft het Rotterdamsche Museum alle Nederlandse verzamelingen en kan het wedijveren met de grootste Europeesche collecties”.
De collectie werd in 1935 tegen brandschade en transportschade verzekerd voor in totaal
2.500.000 gulden, waaronder de tekeningen voor 1.800.000 gulden. Deze verzekering werd bijgeschreven op de doorlopende verzekeringspolis voor de museumcollectie. >BRON
De bruikleenverstrekking zat waarschijnlijk al enige tijd ‘in de pen'. Begin 1933 had het museum al het schilderij ‘Les deux Amies' van Xxxxxxxx-Xxxxxxx in bruikleen ontvangen.
>BRON In de maanden december 1934-januari 1935, voorafgaand aan de sluiting van de oude locatie van het museum op 31 maart, waren in het Schielandhuis twee exposities te zien: ‘Nederlandsche teekeningen uit de 15de, 16de en 17de eeuw. Verzameling X. Xxxxxxx' en ‘Honderd oude Fransche teekeningen uit de verzameling X. Xxxxxxx'.
Het oude Museum Boijmans, 1890 Het nieuwe Museum Boijmans en het Museumpark, 1935
Het nieuwe museum werd gevestigd op het landgoed Dijkzigt, in een kleine polder grenzend aan de Westzeedijk, Westersingel en de Mathenesserlaan. Het gebouw was ontworpen door architect ir. X.X. xxx xxx Xxxxx in nauw overleg met directeur Xxxxxxx. Beide hadden zich goed georiënteerd en in Europa en de Verenigde Staten nieuwe musea bezocht om in Rotterdam een museum te bouwen dat aan alle moderne eisen voldeed.
Er was al rekening gehouden met de komst van de bruikleen van 47 schilderijen en meer dan tweeduizend tekeningen uit de collectie van Xxxxxxx. Het nieuwe museum beschikte over een goed geoutilleerd prentenkabinet, gesitueerd in diverse ruimtes op de begane grond: een depotruimte, een studiezaal (in de bibliotheek) en drie aaneengesloten expositiezalen. Conservator was de kunsthistoricus dr. X.X. xxx Xxxxxx (zie voorlaatste alinea). Het schilderij De heilige Xxxxxxxxxxxx van Xxxxxxxxxx Xxxxx, een van de bruiklenen van Xxxxxxx, markeerde bij de opening het begin van de chronologische opstelling en ook de Rubenszaal bevatte verschillende werken uit de bruikleen ‘Xxxxxxx'.
In 1935 en 1936 waren er wederom tentoonstellingen van werken uit de Collectie Xxxxxxx in het nieuwe museum. Franse negentiende-eeuwse tekeningen waren van december 1935 tot januari 1936 te zien in de tentoonstelling ‘Teekeningen van Xxxxxx, Xxxxxxxxx, Gericault, Xxxxxxx uit de verzameling Xxxxxxx'. Schilderijen uit het bruikleen maakten deel uit van de grote zomertentoonstelling ‘Xxxxxx Xxxxx en de Noord-Nederlandsche Primitieven' van 1936. Tevens werden verschillende bladen uitgeleend voor exposities in andere musea in binnen- en buitenland. >BRON Twee belangrijke tekeningen van Xxxxx en Xxxxxxxxx verbleven zodoende in New York toen de wereldoorlog uitbrak en kwamen pas in 1947 weer terug. >BRON / >BRON
Het prentenkabinet van Museum Boijmans, de expositieruimte (1935-1971), 1947
Xxxxxxx' jarenlange adviseur xx. Xxxxxxx Xxxxxxx, sinds 12 juni 1923 directeur van de Amsterdamse kunsthandel Xxxx Xxxxxxxx en net als Xxxxxxx van oorsprong Duitser (naturalisatie in 1939), had bij de overdracht in bruikleen een typescript inventarisboek aangeleverd [ill.]. De Duitse kunsthistoricus xx. Xxxxx Xxxxxxx had voor zijn emigratie naar de VS in 1935 een typescript als aanzet voor een catalogus van de 17de-eeuwse Hollandse tekeningen gemaakt. Deze vormden de basis voor de registratie van de collectie en, samen met de tentoonstellingscatalogi, de inhoudelijke ontsluiting ervan. In jaren 1935-1940 werd door het museum het fotograferen van de collectie op glasnegatieven voortgezet.
Inventarisboek door xx. Xxxxxxx Xxxxxxx, circa 1931-35 Typescript catalogus door xx. Xxxxx Xxxxxxx, 1935 Zie voorbeeld (Spaanse tekeningen) Zie voorbeeld
Vanwege de overdracht van de collectie aan het museum werden de tekeningen voorzien van een verzamelaarsmerk: ‘FK' in een liggend ovaal (zie ill. volgende pagina). >MEER Dit merk werd onopvallend op elke tekening aangebracht, meestal in de linker onderhoek van de achterzijde. De stempel en het blik met bruine stempelinkt werden in 1973 door een zoon van de verzamelaar aan het museum geschonken [ill.]. De tekeningen en prenten uit de Tweede Collectie Xxxxxxx (zie hierna) zijn niet gestempeld.
Blik bruine stempelinkt en het verzamelaarsstempel van Xxxxxxx Xxxxxxx' verzamelaarsmerk (L. 1023a)
Uit de correspondentie tussen directeur Xxxxxxx en de heer en xxxxxxx Xxxxxxx, die in het museumarchief is bewaard, komt wederzijds respect en vertrouwen naar voren. De contacten hadden soms ook een meer persoonlijk karakter. Eind 1937 verzocht xxxxxxx Xxxxxxx om Xxxxxxx'x ondersteuning bij de aanvraag voor naturalisatie van het echtpaar Xxxxxxx. >BRON Dat moest snel worden geregeld in verband met het naderen van de volwassen leeftijd van zoon F.F.R. Xxxxxxx (1918-2000), die het risico liep om voor militaire dienst in Duitsland te worden opgeroepen (minderjarige kinderen werden automatisch mee genaturaliseerd). Op 9 februari 1939 verkregen zij het Nederlandse staatsburgerschap en kwam de Duitse dienstplicht van de zoon te vervallen.
De Collectie Xxxxxxx komt in eigendom van de liquiderende bank (1940) Kenmerkend voor fiduciair eigendomsrecht is dat het niet zichtbaar is voor derden. De correspondentie over de bruikleen van de Collectie Xxxxxxx in de periode 1935-1939 ging tussen het museum (in de persoon van de museumdirecteur Xxxxxxx) en de verzamelaar en liep dus niet via de bank. >BRON / >BRON Het is goed mogelijk dat het museum pas in 1939 heeft vernomen hoe de eigendomssituatie precies in elkaar stak en tot dat moment verondersteld heeft een bruikleen rechtstreeks van de verzamelaar te hebben. In ieder geval werden het museum en het bestuur van de net opgerichte museumstichting overvallen door de aankondiging in de zomer van 1939 - correspondentie hierover is niet bekend - dat de Collectie Xxxxxxx als geheel te koop werd aangeboden. Men stelde direct alles in het werk om geldschieters te vinden teneinde de Collectie Xxxxxxx voor Nederland te behouden, in Museum Boijmans.
Uit het handgeschreven Notulenboek van de op 17 juli 1939 opgerichte Stichting Museum Boijmans, (eerste) vergadering van het curatorium van 26 oktober 1939: “Voorts doet de Voorzitter mededeeling dat de verzameling schilderijen en teekeningen van den xxxx X. Xxxxxxx, welke sinds 1935 in het Museum in bruikleen was het volgend jaar zal weggaan. Dit beteekent voor het Museum een buitengewoon groot verlies. Het bedrag dat met een eventueelen aankoop is gemoeid, is dermate groot dat het niet gemakkelijk zal zijn deze verzameling voor Rotterdam te behouden. De groote vraag is wat gedaan zou kunnen worden om dit verlies alsnog te voorkomen. De heer Xxxxxxx geeft een beknopt overzicht van de vele belangrijke zaken, die deze collectie bevat. Behalve de schilderijen, waaronder Xxxxxx Xxxxx en Xxxxxx domineeren, is een unieke en uitgelezen verzameling oude teekeningen aanwezig. De Nederlandsche, Duitsche Fransche en Italiaansche scholen zijn rijkelijk vertegenwoordigd. In het bijzonder roemt spreker de reeks teekeningen van den Boeren Bruegel, xxx Xxxxxxx, Xxxxxx en de vijftig bladen van Xxxxxxxxx. Het Museum heeft talrijke tentoonstellingen in de laatste jaren van deze grootscheepsch aangelegde verzameling kunnen houden. Het verlies hiervan zou voor Rotterdam een ramp beteekenen. De heer Heldring vraagt wat er met de collectie zal gebeuren. De heer van der Vorm deelt mede dat de Amerikaansche Musea belangstelling ervoor hebben. Het geheel is verpand voor + 2 millioen
gulden waarbij dan nog de rente komt. Hij vraagt of de Regering in dit bijzondere geval niet iets doen kan. Xx. Xxxxxxxxx vindt het een landsbelang wanneer de collectie hier blijft. Hij zal bij het Departement van O.K. en W. informeeren of steun mogelijk is. De heer van Beuningen vraagt zich af of het niet mogelijk zou zijn een syndicaat te vormen. Men zou dan eventueel kunnen verkoopen wat voor het Museum niet zoo belangrijk is. Ten slotte wordt besloten dat het Dagelijksch Bestuur deze zaak verder zal bestudeeren”. >BRON#1
Op dat moment werd er al meer dan twee maanden onderhandeld over de verwerving van de Collectie Xxxxxxx voor het Museum Boijmans. De vraagprijs was 2.200.000 gulden.
Kunsthandelaar Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx was door de bank en de verzamelaar als makelaar aangewezen. Hij benaderde meteen de verzamelaar X.X. xxx Xxxxxxxxx, een jarenlange vaste klant van hem en tevens de voornaamste begunstiger van het museum. In een brief aan Van Beuningen van 29 augustus 1939, waarin hij de aankoop door Xxx Xxxxxxxxx van een schilderij van Xxxxxx Xxxxx bevestigt, schrijft Xxxxxxxxxxx onder andere:
“Door Xxx xxxxxxxx van den laatsten tijd heeft U naar mijne meening Xxx verzameling tot verreweg de beste Nederlandsche collectie gemaakt en het geheele land mag er, naar het mij voorkomt, trotsch op zijn dat zooiets binnen zijn grenzen mogelijk is. Het zal mij zeer verheugen als ik dezer dagen nog verder met U en Dr. Hannema mag onderhandelen over de collectie K. Het is een aangelegenheid die volgens mijn inzicht het Museum Boymans niet mag laten voorbijgaan, waartoe alle kans is indien men op dit precaire moment de knoop niet doorhakt”. >BRON
De kapitaalkrachtige Rotterdamse zakenman X.X. xxx Xxxxxxxxx (1877- 1955) was directeur van de Steenkolen Handelsvereniging (SHV). >MEER Hij was een vooraanstaand verzamelaar van schilderijen en belangrijkste mecenas van Museum Boijmans. >MEER Sinds de oprichting in 1939 was hij lid van het curatorium van de Stichting Museum Boijmans, dat ten doel had (en nog steeds heeft) “Het bevorderen van den bloei van het Museum Boymans te Rotterdam”. >BRON Xxx Xxxxxxxxx was vooral een schilderijen- verzamelaar; voor tekeningen had hij minder interesse omdat deze vanwege de lichtgevoelig- heid in dozen opgeborgen worden en niet langdurig opgehangen. Hoewel hij op dat moment meer ijzers in het verzamelvuur had, steunde hij actief de pogingen om de Collectie Xxxxxxx te behouden voor het museum. Door zijn doortastende optreden gelukte dit, op de valreep.
De vertegenwoordiger van de bank bij de verkoop van Collectie Xxxxxxx was de joodse Amsterdamse kunsthandelaar Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx (1897-1940), wiens voornaamste klant Xxx Xxxxxxxxx was, al sinds 1916. >MEER Goudstikker had hem ook geadviseerd bij de aankoop van een groot deel van de schilderijen en bronzen van de failliete Oostenrijkse bankier Xxxxxxx xxx Xxxxxxx in 1929. Deze kunstwerken zijn later (1958), met de verzameling van Xxx Xxxxxxxxx, in Museum Boijmans gekomen en vormen sindsdien de kern van de verzameling Italiaanse schilderkunst.
Er was in 1939 sprake van “veel belangstelling van meerdere zijden”, waarmee Amerikaanse geïnteresseerden werden bedoeld, hoewel dat kennelijk geen concrete vorm heeft aangenomen. Door de gespannen situatie in Europa en het begin van de Tweede Wereldoorlog (in september 1939, na de Duitse inval in Polen) en de afwezigheid buitenslands van enkele betrokkenen vlotten de onderhandelingen niet. Het museum trachtte uiteindelijk ook een andere Rotterdamse industrieel en begunstiger van het museum, Xxxxxx xxx xxx Xxxx (1873-1957, >MEER) te bewegen om de Collectie Xxxxxxx ten behoeve van het museum aan te kopen; Hannema zond Xxx xxx Xxxx op 13 maart
1940 een brandbrief met een bijgevoegde taxatie, waarom Xxx xxx Xxxx had gevraagd, met de mededeling dat Xxxxxxx hem had gebeld dat de collectie binnen twee weken naar Lissabon (waar grootaandeelhouder en bankdirecteur Xxxxxxxxx sinds eind 1939 verbleef) zou worden getransporteerd en dat Xxxxxxx “al het mogelijke zou willen doen om de zaak hier te houden”. >BRON Hannema zond Van Beuningen acht dagen later dezelfde stukken.
Toen de bank Lisser & Rosenkranz op 2 april 1940 officieel in liquidatie trad (waarschijnlijk om als joodse onderneming gevrijwaard te blijven van Duitse inmenging in geval van bezetting van Nederland), was de verkoop van de Collectie Xxxxxxx nog niet rond. Xxxxxxx had te kennen gegeven zijn door de bank opgeëiste lening niet terug te betalen en de bank werd derhalve op 2 april 1940 vol eigenaar van de Collectie Xxxxxxx, waarvan het museum door Xxxxxxx direct schriftelijk in kennis werd gesteld. >BRON De bank was op basis van de overeenkomsten (zie p. 6) >BRON bevoegd om de collectie als geheel door te verkopen en het verschil te verrekenen (uitwinning van het zekerheidsrecht). De bank zegde derhalve op diezelfde dag de bruikleenovereenkomst bij het museum schriftelijk op en verzocht de museumdirectie om de Collectie Xxxxxxx te verpakken en voor transport gereed te maken.
>BRON Het museum gaf aan bezig te zijn de tekeningen op een verantwoorde manier in te pakken en dat deze op 16 april door een expediteur zouden kunnen worden afgehaald.
>BRON De bestemming was vooralsnog Lissabon, waarnaar de grootste aandeelhouder (een der twee bankdirecteuren) al in 1939 was vertrokken, op weg naar de Verenigde Staten.
Volgens het jongste kind van de verzamelaar, mr X.X. Xxxxxxx (oud-bankier, oud-voorzitter van de Vereniging Rembrandt en oud-bestuurslid van de Stichting Museum Boijmans Xxx Xxxxxxxxx), was het niet de bedoeling van zijn vader het eigendomsrecht weer terug te kopen omdat hij niet over voldoende middelen beschikte door de aanleg van een nieuwe collectie. Hij beschouwde de eerste collectie (de Collectie Xxxxxxx) als afgerond en deze bevond zich reeds op de plek waar de verzamelaar deze wenste: Museum Boijmans.
Verkoop van de Collectie Xxxxxxx door de bank aan X.X. xxx Xxxxxxxxx (1940)
Op 2 april 1940 werd de tekeningencollectie samen met 47 schilderijen door de bank in betaling aangenomen ter voldoening van Xxxxxxx' schuld >BRON / >BRON en vervolgens een week later, op 9 april 1940 met 12 van de schilderijen (acht van Xxxxxx en vier van Bosch) door de bank verkocht aan Xxx Xxxxxxxxx >BRON, waarmee het transport naar het buitenland werd voorkomen en de collectie in het museum bleef.
Uit het handgeschreven Notulenboek van de Stichting Museum Boijmans, vergadering curatorium van 18 april 1940: “De notulen van de vorige vergadering worden voorgelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt vervolgens mede dat de verzameling Xxxxxxx, welke sinds 1935 in het Museum in bruikleen was en waarover meermalen beraadslagingen gehouden zijn in het Curatorium van de Stichting Museum Boymans thans voor Rotterdam behouden is. De heer Xxxxxxx vertelt dat op 2 April het verzoek binnenkwam om praeparatieven te maken voor de verzending van de geheele collectie naar Lissabon. Het Museum aldaar had reeds toegezegd de verzameling te zullen bewaren. Op 5 April had des morgens half negen een bespreking op het Museum plaats tusschen de heeren Xxxxxxx, van der Vorm en van Beuningen. Dien middag ging de heer van Beuningen naar Amsterdam om de zaak te behandelen met de Bankiersfirma Lisser en Rosenkranz die eigenaresse geworden was van de geheele collectie. De heer van B. deed toen een bod dat echter niet aanvaard werd. Op 8 April kwam een tweede brandbrief. Alles zou over eenige dagen opgehaald worden. Op 9 April had des morgens ten kantore van den heer van Beuningen een bespreking plaats met den heer Xxxxxxxxxxx, die optrad als vertegenwoordiger van de firma Lisser en Rosenkranz. Het resultaat was dat dien middag de transactie tot stand kwam. Deze aankoop omvat de geheele verzameling teekeningen zonder uitzondering, de 4 schilderijen van Xxxxxx Xxxxx benevens acht schilderijen van Xxxxxx x.x. het prachtige landschap uit de voormalige verzameling Northbrook. De heer Xxx Xxxxxxx wenscht het museum Boymans en de initiatiefnemers namens de Vereeniging Xxxxxxxxx geluk. Het is een daad die ver uitgaat boven het locale belang”. >BRON#2
Door de ingestorte kunstmarkt was de aankoopprijs lager dan de 2.500.000 gulden verzekeringswaarde van 1935 en de getaxeerde waarde van 2.250.000 gulden van maart 1940. >BRON De gestipuleerde verkoop ‘en bloc' had uiteraard ook een prijsdrukkende werking. Xxx Xxxxxxxxx stelde zich zakelijk op en bood minder dan de helft van de vraagprijs van 2.200.000 gulden. Met de verkoop voor 1.000.000 gulden door de bank aan Xxx Xxxxxxxxx werd derhalve niet de volledige vordering op Xxxxxxx van ongeveer
1.800.000 gulden afgelost. Er restte nog een schuld van 844.557 gulden; om deze te voldoen, droeg Xxxxxxx op 2 april 1940 ook 35 van de 47 schilderijen uit het bruikleen aan Museum Boijmans in volle eigendom over aan de bank. >BRON / >BRON Deze werden vervolgens door de bank verkocht aan de kunsthandel Goudstikker. De schilderijen werden op 19 april 1940 bij het museum opgehaald. >BRON
Xxxxx Xxxxxxx was tevreden over de verkoop van zijn collectie door de bank aan Xxx Xxxxxxxxx, omdat deze zo integraal behouden bleef voor Nederland en nog wel in het museum van zijn eigen keuze, waar de collectie al sinds 1935 voor onbepaalde tijd werd bewaard. Dit blijkt uit zijn brief van 17 april 1940: “[...] Ook ons verheugt het, dat de collectie in Holland is gebleven en wij zien haar natuurlijk het liefst in Museum Boymans. Om aan deze gevoelens uiting te geven, heb ik U door bemiddeling van den Xxxx Xxxxxxx twee tekeningen van Carpaccio uit de collectie Xxxxxxxxxxx, voor het Boymans Museum toegezonden. Zij kunnen wellicht eene steeds door mij gevoelde leemte in de opeenvolging der Venetiaansche teekeningen eenigszins aanvullen”. >XXXX Xxxxxxx had deze tekeningen op 10 juli 1936 aangekocht op een veiling bij Christie's in Londen. >BRON#4
Bij de verkoop van de Collectie Xxxxxxx aan Van Beuningen heeft de verkoper (de bank) niet bedongen dat er niet doorverkocht mocht worden of dat de verzameling als geheel geschonken moest worden aan het museum. De koper deed wel de toezegging dat de verzameling voorlopig als ‘Collectie X. Xxxxxxx' gepresenteerd zou blijven. Dit laatste blijkt uit de brief van de bank aan Xxx Xxxxxxxxx van 9 april 1940: “Uit Uw desbetreffende toezegging hebben wy met dank genoteerd, dat bovengenoemde verzameling teekeningen en schilderyen, zoolang deeze in het museum zullen zijn tentoongesteld, aldaar zullen verblyven onder de tot nu toe bestaande benaming van ‘Collectie X. Xxxxxxx' ”. >BRON Aan de museumdirectie schreef de bank diezelfde dag een brief met een ongeveer gelijk- luidende passage, zonder de beperking tot de verblijfsduur in het museum: “Door de toezegging, welke de heer X.X. xxx Xxxxxxxxx ons heeft gedaan, namelyk dat de bestaande benaming voor de verzameling teekeningen en schilderyen gehandhaaft blyft, is tevens de wensch van den xxxx Xxxxxxx vervuld”. >BRON De toezegging van het naamsbehoud werd bevestigd aan Xxxxxxx in de brief van directeur Xxxxxxx van 12 april 1940: “Ik wil u echter de verzekering geven, dat ook in de toekomst de verzameling, waaraan steeds uw naam verbonden zal blijven, met de meeste zorg beheerd zal worden. Ik hoop daarom ook van harte, dat de band tusschen het Museum Boymans, de verzameling Xxxxxxx en U beiden zal blijven bestaan”. >BRON In 1942, een jaar na het overlijden van de verzamelaar, schreef zijn weduwe Xxxx Xxxxxxx-xxx Xxxxxxxxxx (1890- 1946) aan directeur Xxxxxxx: “[...] Ik ben blij om alles, wat in het Museum Boymans en in Nederland is gebleven, want het was altijd de wensch van mijn man, dat zijn verzameling in ons land zou blijven. De regels, die u over mijn man als verzamelaar hebt geschreven, vond ik bijzonder kenschetsend voor hem en zijn manier van verzamelen [...]”. >BRON
Helaas kwam Xxxxx Xxxxxxx op 6 mei 1941, op weg naar een van zijn zusters die woonde in het ouderlijk huis in Sinzig-am-Rhein, door een ongeluk op het station van Keulen om het leven. In een poging om op een wegrijdende trein te springen kwam hij onfortuinlijk ten val en brak zijn ruggengraat. Op weg naar het ziekenhuis overleed hij aan zijn verwondingen.
Xxx Xxxxxxxxx verkoopt 20% van de Collectie Xxxxxxx aan de Duitsers en schenkt 80% aan de museumstichting (1940)
In december 1940 schonk X.X. xxx Xxxxxxxxx de Collectie Xxxxxxx met vier schilderijen van Bosch en vijf olieverfschetsen van Xxxxxx aan de Stichting Museum Boijmans. Hij deed dit pas nadat hij eerst aan xx. Xxxx Xxxxx, Xxxxxxx ‘Sonderbeauftragter Linz', op 3 december 1940 een deel daarvan (528 tekeningen, ongeveer 20% van het geheel, inclusief op twee na alle Duitse tekeningen) voor 1.400.000 gulden had doorverkocht. Drie schilderijen van Xxxxxx behield Xxx Xxxxxxxxx zelf en liet ze daartoe ophalen bij het museum op 27 juni 1940; in 1958 werden zij met de verzameling Van Beuningen verworven door de stad Rotterdam en keerden ze terug in het museum.
Xxxx Xxxxx (1879-1942) was directeur van de Staatliche Gemäldegalerie Dresden van 1913 tot 1942 >MEER en had de geheime missie om kunstwerken te verwerven voor het geplande Führer-Museum in Linz. >MEER Xxx Xxxxxxxxx was niet persoonlijk betrokken bij de onderhandelingen in de zomer en het najaar van 1940, maar liet dit over aan zijn van oorsprong Duitse schoonzoon Xxxxx Xxxxxxxx. De prijsbepaling geschiedde op basis van taxaties van Xxxx. Xxx X. Xxxxxxxxxxx. >BRON Xxxxx Xxxx schreef hierover in 1956: “Il faut connaître que les experts convoqués par les Allemands ont su protéger les intérets hollandais par leurs appréciations et leurs estimations tres élevées”. >BRON
Deze verkoop van een deel van de tekeningen aan de Duitse bezetter was verboden op basis van nationale wetgeving (wetten A 1 en A 6, E 133 en H 251) en derhalve nietig.
>MEER / >MEER De transactie was klaarblijkelijk vrijwillig maar op termijn onafwendbaar, omdat de nazi's de tekeningen, met name die van Duitse meesters, min of meer dwingend wensten voor het Führer-Museum en Xxx Xxxxxxxxx het risico liep dat de tekeningen als privé-eigendom zouden worden geconfisceerd zonder financiële vergoeding. Als zakenman koos hij ‘eieren voor zijn geld'. Daar komt bij dat Van Beuningen meer ijzers in het vuur had. Zo had hij een aantal zeer kostbare ‘Vermeers' (later bleken het vervalsingen van Xxx Xxxxxxxx te zijn) op het oog en hij had vrijwel gelijktijdig met de Collectie Xxxxxxx voor
2.200.000 gulden het schilderij ‘De drie Maria's aan het graf' van Xxx en Xxxxxxxx xxx Xxxx uit de Cook Collectie in Londen aangekocht. >MEER Het schilderij, aangekocht op 30 april 1940, arriveerde vlak voor de Duitse inval in Rotterdam en overleefde het bombardement. Het werd eveneens in 1958 met de Collectie Van Beuningen voor Museum Boijmans verworven.
In het voorjaar van 1941 vond het transport naar Dresden plaats van de door Xxx Xxxxxxxxx aan de Duitsers verkochte 528 tekeningen uit de Collectie Xxxxxxx. De vier kisten werden op 5 maart 1941 afgehaald bij Museum Boijmans. >BRON Op 26 mei 1941 zond Xxxx Xxxxx een ontvangstbericht vanuit Dresden. >BRON Na de bezetting door de Sovjet-Russische troepen in 1945 zijn deze kisten met tekeningen samen met de Dresdener museumcollecties als oorlogsbuit naar Moskou getransporteerd. >BRON#6+7
Recuperatie door de Staat van op onwettige wijze verkochte tekeningen (1945-)
De Collectie Xxxxxxx, althans het merendeel daarvan (circa 80%), bevindt zich sinds 1935 ononderbroken in Museum Boijmans. Na afloop van de oorlog zijn op basis van internationale afspraken, waaronder de ‘Joint Declaration' (Inter-Allied Declaration against Acts of Dispossession committed in Territories under Enemy Occupation and Control) van 1943 >MEER, 178 vermiste tekeningen langs verschillende wegen teruggekeerd en weer aan de collectie teruggevoegd, steeds als rijksbruikleen, omdat het museum zelf geen eigenaar is. De Nederlandse Staat is vanwege de onwettige verkoop door Xxx Xxxxxxxxx ingevolge de zojuist genoemde wetgeving eigenaar van alle gerecupereerde vermiste
tekeningen geworden. Zij geeft de teruggekeerde tekeningen in langdurig bruikleen aan het museum via de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (voorheen Instituut Collectie Nederland), die de rijkscollecties beheert. De restitutie van 33 vermiste tekeningen (uit Dresden en Leipzig) door de regering van de voormalige Duitse Democratische Republiek (DDR) in januari 1987 bracht de toen vrijwel onbekende Collectie Xxxxxxx weer onder de aandacht. De Staat heeft toen besloten om de oude aanspraken op de vermiste tekeningen van de Collectie Xxxxxxx te hernieuwen en bracht daartoe in 1989 een recherchecatalogus uit: Missing Old Master Drawings from the Xxxxx Xxxxxxx Collection claimed by the State of The Netherlands. >MEER Deze publicatie [ill.] werd wereldwijd verspreid over diplomatieke posten, musea, kunsthandels, veilinghuizen en kunsthistorische bibliotheken en documentatiecentra. Tegelijk verscheen een artikel getiteld ‘Lost Treasures' in het tijdschrift ARTnews [ill.] waarin xxxxx werd ingegaan op de claim en de aanwijzingen dat het grootste deel van de vermiste tekeningen zich in Moskou zou bevinden. >MEER
De ‘Xxxxxxx-catalogus' van 1989 Artikel in het tijdschrift ARTnews, February 1990
In 1992 werd door de Russische Minister van Cultuur officieel bekend gemaakt dat een groot aantal vermiste Xxxxxxx-tekeningen was teruggevonden in het Pushkin Museum in Moskou. Een Nederlands-Russische bilaterale werkgroep inzake de teruggave van de Collectie Xxxxxxx werd ingesteld door beide regeringen en in november 1993 werd door Nederlandse deskundigen tijdens een officieel bezoek aan Moskou een inspectie gedaan, waardoor de omvang van de groep teruggevonden tekeningen bekend werd: 307 bladen van de 528. In 1995 werden de tekeningen als eigen bezit in het Pushkin Museum tentoongesteld met de geïllustreerde catalogus Five Centuries of European Drawings. The Former Collection of Xxxxx Xxxxxxx [ill.]. De Nederlandse regering organiseerde gelijktijdig een eigen expositie getiteld Counterparts van Xxxxxxx-tekeningen uit Museum Boijmans, op een locatie elders in Moskou, om de aandacht te vestigen op de Nederlandse eigendomsclaim [ill.]. Sindsdien is de door de Nederlandse regering geëiste restitutie van deze tekeningen onderwerp van voortdurend diplomatiek overleg.
Tentoonstellingscat. Pushkin Museum, 1995 Xxxx.xxx. Counterparts, Moskou 1995
In 2004 werden door de regering van Oekraïne 139 vermiste tekeningen (en 3 prenten) uit de Collectie Xxxxxxx aan de Nederlandse regering gerestitueerd, op basis van erkenning van de Nederlandse aanspraken [ill.]. >MEER Zij werden in de zomer van dat jaar officieel overgedragen bij de opening van de tentoonstelling ‘German Master Drawings from xxx Xxxxxxx Collection. Return of a Lost Treasure' in Museum Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx [ill.], in het bijzijn van het kroonprinselijk paar, de minister-president en de staatssecretaris voor Cultuur, de Oekraïense president en mr. W.O. Xxxxxxx, een zoon van de verzamelaar [ill.].
>MEER De tekeningen (en prenten) zijn vervolgens als langdurige bruikleen van de Nederlandse Staat aan het museum herenigd met de Collectie Xxxxxxx. Buiten de 307 nog niet gerecupereerde tekeningen in Moskou zijn er nog 44 tekeningen vermist. Deze zijn beschreven in de catalogus van 2004 (pp. 149-155). >MEER
Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx-tekeningen, Kiev 2004 Tentoonstellingscatalogus Rotterdam 2004
Mr. W.O. Xxxxxxx (links) bij de opening van de tentoonstelling ‘Return of a Lost Treasure' Met minister-president dr. J.P. Xxxxxxxxxx, prinses Xxxxxx en kroonprins Xxxxxx-Xxxxxxxxx (Museum Boijmans Xxx Xxxxxxxxx, 9 juli 2004)
De Tweede Collectie Xxxxxxx in eigendom van de nazaten
Na de fiduciaire eigendomsoverdracht van zijn collectie in 1931, bestendigd in 1935, is Xxxxxxx doorgegaan met verzamelen, zij het op een beperktere schaal en in stilte. De eerste collectie, die zich sinds 1935 in bruikleen in Museum Boijmans bevond, beschouwde hij als een afgerond geheel. Xxxxxxx legde een nieuwe verzameling tekeningen en nu ook prenten (van vooral Xxxxxxxxx) aan. Zo verwierf hij in 1937 tientallen werken van Xxxxx Xxxx. Hij bewaarde zijn nieuwe collectie deels bij kunsthandel Cassirer in Amsterdam (de betere bladen), deels in zijn appartement in Berlijn (de mindere), waar deze na afloop van
de oorlog werden aangetroffen en geïnventariseerd door xx. Xxxxxxx Xxxxxxx. Na het overlijden van Xxxxxxx' weduwe in 1946 zijn de ongeveer 200 tekeningen en de prenten, samen met een aantal schilderijen, verdeeld onder de vijf toen nog levende kinderen. Deze tekeningen en prenten dragen niet het verzamelaarsmerk van Xxxxx Xxxxxxx.
Delen van de verdeelde tweede collectie zijn nadien afgestoten door de verschillende erfgenamen. Van 1976/1982 tot 2000 had Museum Boijmans Van Beuningen het erfdeel van mw. X xxx xxx Xxxxx-Xxxxxxx (1915-1995), oudste dochter van de verzamelaar, in bruikleen. Dit omvatte 3 schilderijen van Xxxxx xx Xxxxxxxx-Xxxxxxx, 41 tekeningen van diverse kunstenaars en 46 prenten, merendeels litho's van Xxxxxxxx-Xxxxxxx. Eind 2000 is door haar erven de bruikleen beëindigd. Op 23 januari 2001 zijn deze kunstwerken bij Sotheby's in New York geveild. >MEER Museum Boijmans Xxx Xxxxxxxxx was niet succesvol op de veiling zelf >MEER, maar wist nadien voor 2.100.000 euro de tekeningen- serie ‘De twaalf maanden' van Xxxx Xxx uit 1580-81 te verwerven. >MEER In 2001 schonk een andere dochter 21 tekeningen uit haar erfdeel aan Xxxxxxx Museum in Haarlem. >MEER Op 25 januari 2007 zijn zes tekeningen van oude meesters uit de nalatenschap van Xxxxx Xxxxxxx, zoon van de verzamelaar, bij Christie's in New York geveild. In veilingen bij Christie's in Londen op 6-7 februari en 28 maart 2007 werd daaruit vervolgens nog een aantal tekeningen en prenten verkocht, waaronder aquarellen van Cézanne en Manet.
Eerder al, in 1994, was de olieverfschets van Xxxxxxx Xxxxx voor zijn beroemde schilderij Bar aux Folies-Bergères, die al sinds 1938 in bruikleen verbleef in het Stedelijk Museum in Amsterdam, daar opgehaald en vervolgens in Londen geveild. Zo ook de tiendelige prentserie ‘Elles' van Xxxxxxxx-Xxxxxxx. Een belangrijk schilderij van Xxxxxxx uit het erfdeel van mevrouw A.K.M. Boerlage-Xxxxxxx, voorkomend op de lijst van beschermde kunstwerken behorende bij de Wet Behoud Cultuurbezit, dat dreigde te worden geëxporteerd om in New York te worden geveild kon voor Nederland (en als bruikleen voor het museum) bewaard blijven doordat een anonieme particulier het in 1998 op de valreep aankocht en onderbracht in de Stichting Xxxxxx xxx xxx Xxxx, die de langdurige bruikleen aan Museum Boijmans Xxx Xxxxxxxxx continueerde. >MEER
Eigendomsclaim van een kleindochter van de verzamelaar
Sinds 1997 wordt de gehele Collectie Xxxxxxx geclaimd door mw. C.F. (Xxxxxxxxx) Xxxxxxx (1952), een van de kleinkinderen van de verzamelaar, die verklaart mede op te treden namens ‘de Xxxxx Xxxxxxx' (zie o.a. interview met haar in Vrij Nederland 05.11.2005). Zij heeft inmiddels bij de Staat der Nederlanden, de stad Rotterdam, de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen en enkele buitenlandse musea claims ingediend op onderdelen van de Collectie Xxxxxxx en de in 1940 verkochte schilderijen (zie lijst claims). Meer informatie wordt door haar gepresenteerd op The Xxxxx Xxxxxxx Official Site en op een weblog.
Naar aanleiding van de terugkeer van Xxxxxxx-tekeningen uit de voormalige DDR en Oekraïne (1987, 2004) heeft mw. C.F. Xxxxxxx in 1997 en 2004 claims ingediend bij het Ministerie van OCW ten aanzien van 28 schilderijen en 37 tekeningen, respectievelijk 139 tekeningen en 3 prenten. >MEER Ook claimt zij de nog niet gerecupereerde 307 tekeningen in Moskou, die de Nederlandse staat claimt.
Het Ministerie van OCW heeft de twee eerstgenoemde claims ter advisering voorgelegd aan de in januari 2002 ingestelde Adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (beter bekend als de Restitutiecommissie). Deze onafhankelijke commissie onderzoekt en beoordeelt, op basis van het sinds 2000 versoepelde teruggave- beleid van de rijksoverheid, individuele verzoeken tot teruggave van cultuurgoederen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn verdwenen. >MEER Het gaat daarbij om claims op kunstwerken waarvan de toenmalige eigenaar onvrijwillig het bezit heeft verloren als gevolg van omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. Hoewel de opdracht van de Restitutiecommissie ziet op kunstwerken in rijksbezit, is het op grond van artikel 2 lid 2 van het instellingsbesluit ook mogelijk voor particulieren en niet-rijksinstellingen om
gezamenlijk geschillen ten aanzien van kunstwerken die niet rijkseigendom zijn via de Minister van OCW aan de Restitutiecommissie voor te leggen voor een (bindend) advies.
De Restitutiecommissie adviseerde de Staatssecretaris van OCW op 3 november 2003
om de voorgelegde restitutieverzoeken van mw. C.F. Xxxxxxx (dossier RC 1.6) af te wijzen. De commissie oordeelt (p. 5, punt 15) “dat het bezitsverlies van Xxxxxxx geen gevolg was van omstandigheden die in directe relatie stonden met het nazi-regime doch uitsluitend verband hield met de economische omstandigheden in Duitsland” en merkt in dat verband op “Dat er ten tijde van de onderhandelingen over en de verkoop van de collectie sprake was van een alom aanwezige oorlogsdreiging kan aan het voorgaande geen afbreuk doen. >BRON
De claim is op basis van het uitvoerig beargumenteerde negatieve advies van de Restitutie- commissie door de Staatssecretaris van OCW afgewezen. >MEER De Raad van State deed in januari 2007 in hoger beroep de uitspraak dat tegen dit besluit voor mw. C.F. Xxxxxxx geen bestuursrechtelijke procedure openstond, daarmee een eerdere uitspraak van de Amsterdamse rechtbank vernietigend. Consequentie hiervan is dat degenen die het niet eens zijn met besluiten inzake restitutieverzoeken zich tot de burgerlijke rechter moeten wenden. >MEER Een verzoek om heropening van de behandeling van de eerdere claim op basis van vermeende nieuwe feiten (‘nova', dossier RC 4.123) is na het negatieve advies van de Restitutiecommissie van 12 november 2013 afgewezen. >BRON Ook de nadien door mw. C.F. Xxxxxxx ingediende claim op de tekeningen en prenten die de Nederlandse Staat in 2004 van Oekraïne heeft teruggekregen (dossier RC 1.35), is na negatief advies van de Restitutiecommissie van 14 april 2014 afgewezen. >BRON
De claim van mw. C.F. Xxxxxxx op de tekeningen en schilderijen in eigendom van de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen (het grootste deel van de Collectie Xxxxxxx: ongeveer 2.000 tekeningen en 8 schilderijen) is reeds in 1997 door het bestuur van de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen afgewezen. Een voorstel van mw. C.F. Xxxxxxx van december 2006 om gezamenlijk een verzoek om (bindend) advies voor te leggen aan de Restitutiecommissie is in 2007 door het stichtingsbestuur afgewezen.
In december 2006 diende mw. C.F. Xxxxxxx een restitutieverzoek in bij de Gemeente Rotterdam ten aanzien van de vier tekeningen en vier schilderijen uit de Collectie Xxxxxxx die in 1958 met de collectie van X.X. xxx Xxxxxxxxx van diens erven zijn verworven ten behoeve van het museum. Zij stelde daarbij voor om de Minister van OCW te verzoeken deze kwestie gezamenlijk voor (bindend) advies voor te leggen aan de Restitutiecommis- sie, hetgeen door het College van B&W in 2007 is afgewezen, verwijzend naar het advies van de Restitutiecommissie van 2003.
In 2013 verzocht mw. C.F. Xxxxxxx met vijf van de dertien andere erfgenamen de rechtbank Rotterdam om deskundigen te benoemen die onderzoek zouden moeten doen naar, onder meer, diverse feiten en omstandigheden met betrekking tot de Collectie Xxxxxxx in de periode 1935-1940. Dit verzoek is door de rechtbank Rotterdam, en vervolgens in hoger beroep door het gerechtshof Den Haag, afgewezen. >BRON In het kader van deze procedure is door mw. C.F. Xxxxxxx c.s. voor het eerst betoogd dat F.W. Xxxxxxx de eigendom van een deel van de collectie nooit verloren zou hebben en dat dit deel van de collectie nog steeds in bruikleen zou zijn. Op grond van ditzelfde betoog hebben mw. C.F. Xxxxxxx c.s. in 2016 een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen de Gemeente Rotterdam en het Museum Boijmans van Beuningen. Deze procedure loopt nog.
De claim van mw. C.F. Xxxxxxx, in 2000 ingediend bij Xxx Xxxxxxxxx Institute of Art in Londen, betreffende drie Rubens-schilderijen uit de collectie van F.W. Xxxxxxx is in 2007 afgewezen door de Britse Spoliation Advisory Panel, met onder meer de volgende overweging:
“35. […] it must be borne in mind that it is an intrinsic part of the claimant's case, (see paragraph 9 above), that it was Xxxxxxx' intention in 1939 and 1940 that about two-thirds of his collection would remain in the Museum, where it was then on loan; and that the smaller part would be sold to discharge the loan owed to the Bank, which she legitimately points out was about a third of the then estimated value of the collection. Consequently, it is hard to see
why she or any other descendants of Xxxxxxx have any moral claim at all. There is no evidence that he ever intended to leave these drawings and paintings to his heirs. If anyone suffered here it was one of two other parties. Either the Bank suffered because Goudstikker did not pay it the money that it was owed and, therefore, its assets were reduced; or the Museum suffered because otherwise it would have acquired more of Xxxxxxx' art collection. In these circumstances the Panel cannot see what moral claim the claimant has to the paintings”.>BRON
Binnen de familie Xxxxxxx wordt over de hierboven beschreven acties van mw. C.F. Xxxxxxx, gericht op restitutie van delen van de collectie, verschillend gedacht. In juli 1997 hebben de heer mr. W.O. Xxxxxxx (1926-2009) en zijn zuster A.K.M. Xxxxxxxx-Xxxxxxx (1922-2004), kinderen van de verzamelaar, zich van de acties van hun nicht (dochter van hun oudere broer F.F.R. Xxxxxxx) gedistantieerd en haar het recht ontzegd namens de familie Xxxxxxx op te treden. >BRON / >BRON In de claimprocedure bij de Nederlandse Staat in 2003 (dossier RC 1.6) trad zij alleen op voor zichzelf en haar moeder mw. A.C. Xxxxxxx- Hers. De heer mr. W.O. Xxxxxxx verzocht op 24 maart 2003 de Restitutiecommissie het verzoek tot teruggave van de Collectie Xxxxxxx af te wijzen. >BRON
Tot zijn overlijden in december 2009 heeft de heer mr. W.O. Xxxxxxx altijd actief de claim van de Nederlandse Staat op de nog vermiste tekeningen in Moskou (en elders) ondersteund en was tegelijkertijd van mening dat nazaten van Xxxxx Xxxxxxx geen aanspraak kunnen maken op de collectie omdat zijn vader daarvan vrijwillig en vanwege de vooroorlogse economische omstandigheden afstand heeft gedaan. In het najaar van 2006 heeft de heer mr. W.O. Xxxxxxx in een interview met Xxxxx Xxxxxxxxxxxxx in NRC Handelsblad >BRON alsmede in een brief aan de directie van Museum Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx en aan de ministeries van OCW en Buitenlandse Zaken zijn standpunt herhaald en nader toegelicht >BRON:
“Mijn vader was een zakenman. Zijn aanvankelijk succes heeft hem gefortuneerd gemaakt, waardoor hij financieel in staat was een verzameling op te bouwen. Aan zakendoen kleven echter ook risico's, die hij bewust heeft genomen. Daarbij heeft hij gegokt, en deels verloren. Hij heeft evenwel gewonnen omdat zijn wereldvermaarde, samenhangende collectie ondanks alle financiële en politieke perikelen grotendeels bij elkaar is gebleven en nog bij zijn leven een plaats
heeft gevonden in het museum waar hij dat wenste”. [...]
“Er is geen sprake van een claim van de familie Xxxxxxx, hooguit van de persoon Xxxxxxxxx Xxxxxxx, een van de veertien kleinkinderen van mijn vader en slechts voor een zeer klein percentage erfgerechtigd” [...] “De handelwijze van mijn nicht Xxxxxxxxx en de misinformatie die de laatste jaren in verband daarmee in de media circuleert, is uitsluitend ten detrimente van F.W. Xxxxxxx, verzamelaar van een samenhangende collectie. Die samenhang juist was voor hem essentieel. Als rasechte verzamelaar was zijn streven niet zozeer het bevredigen van eigen smaak maar compleetheid”. >BRON
Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx (1881-1941)
Tot slot
Op 28 maart 1941, wanneer de transacties ten aanzien van de eigendom van de collectie en zijn onderdelen achter de rug zijn, en niet lang voor de plotselinge dood van de verzamelaar, schrijft dr. Xxx X. xxx Xxxxxx (1903-1980), die van 1924 tot 1940 conservator van het prentenkabinet van Museum Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx was, en sinds 1 december
1940 waarnemend directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag, in zijn nieuwe hoedanigheid aan de verzamelaar Xxxxx Xxxxxxx:
“Zeer geachte Xxxx Xxxxxxx, Van Xx. Xxxxxxx mochten wij heden den catalogus van Xxx Xxxxxxxxx in ontvangst nemen. Voor dit welkome geschenk, dat ook latere geslachten nog zullen bewonderen als belangrijk document voor het verzamelwezen in ons land, zeg ik u hartelijk dank. Wij zijn blij deze herinnering aan die prachtige periode, die nu achter ons ligt, te mogen bewaren”. >BRON
Bijna zeventig jaar later, op 17 januari 2009, tijdens de ‘Dag van de verzamelaar' in Museum Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx sloot Xxxxxxx' zoon mr. W.O. Xxxxxxx zijn lezing ‘Wat dreef een particulier om tekeningen te verzamelen?' af met de woorden:
“Ons rest de hoop en verwachting, dat de collectie ooit weer compleet in het Museum Boijmans te zien zal zijn, zoals mijn vader dat xxxxxx. Te weten dat zijn verzameling, door hem gekoesterd en met zoveel hartstocht bijeen gebracht, nu met zorg en toewijding is ondergebracht in het nieuwe klimatologisch beveiligde prentenkabinet, met de mogelijkheid dat velen, zoals vroeger in Haarlem gebruikelijk was, van het grootste deel van zijn unieke tekeningenverzameling kunnen genieten, daarover in het bijzonder zou mijn vader verheugd zijn geweest. Ik spreek de hoop uit dat U allen liefhebbers die de kunst een warm hart toedragen, van de tekeningen al dan niet in combinatie met de schilderijen rustig kunnen genieten”. >BRON
Rotterdam, december 2010, bijgesteld maart 2017 (i.h.b. pp. 8, 16-19)
Deze tekst en de in dit document opgenomen hyperlinks (bronnen en verdere informatie in de literatuur en op het internet) zullen waar nodig worden bijgesteld of uitgebreid.
Auteur: Xxxxxx Xxxx
Engelse vertaling: Xxxxxxx Xxxxx
Zie verder:
Collectie Xxxxxxx / Claims Collectie Xxxxxxx / Archivalia Collectie Xxxxxxx / Publicaties Disclaimer