COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN
C.O.B. 20
COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN
ADVIES OP EEN MODELOVEREENKOMST DIENSTVERLENING ADVOCAAT
Brussel, 5 mei 2006
Advies op een modelovereenkomst dienstverlening advocaat
Inleiding
1. Toelichting omtrent de vraag om advies
a. Bij brief van 10 februari 2005 werd de Commissie om advies gevraagd door een individuele advocaat, inzake een voorafgaand contract met betrekking tot de dienstverlening als advocaat, af te sluiten met zijn cliënten.
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen1 heeft de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen er inderdaad de wettelijke opdracht bij gekregen om kennis te nemen van bedingen of voorwaarden in overeenkomsten gesloten tussen titularissen van een vrij beroep en hun cliënten, en dit krachtens artikel 10, § 1, van deze wet.
Op de Commissie kan echter enkel een beroep gedaan worden door de Ministers bevoegd voor Justitie of voor Economische Zaken, of door de Minister bevoegd voor het betrokken vrij beroep, alsmede door de consumenten- of cliëntenorganisaties, door de beroepsregulerende overheden of door de betrokken interprofessionele verenigingen of beroepsverenigingen. De Commissie kan ook van ambtswege optreden. Dit wordt bepaald in artikel 10, § 2, van de genoemde wet.
Aan deze vraag om advies kon dus geen verder gevolg worden gegeven, gezien de vraag niet in overeens temming is met artikel 10, § 2, van de wet vrije beroepen2.
b. Op 4 april 2005 werd de Commissie vervolgens aangeschreven door de Orde van Vlaamse Balies met de vraag om advies te verlenen omtrent een voorafgaand contract dienstverlening als advocaat.
Zoals hoger vermeld, kunnen beroepsregulerende overheden op de Commissie een beroep doen (artikel 10, § 2, wet vrije beroepen), en om advies verzoeken over ontwerpen van bedingen of voorwaarden die in overeenkomsten afgesloten tussen de titularissen van vrije beroepen en hun cliënten voorkomen (artikel 10, § 3, wet vrije beroepen).
De Koning werd, in het kader van de toepassing van deze verruimde bevoegdheid, gemandateerd om de samenstelling en de werkingsmodaliteiten van de Commissie aan te passen (artikel 10, § 6 van de wet vrije beroepen). Een koninklijk besluit is echter nog niet uitgevaardigd.
Naar het oordeel van de Commissie moest dat haar niet ervan weerhouden om de haar door de wet toegewezen taak te verrichten en vragen om advies te behandelen die haar werden voorgelegd vooraleer het genoemde besluit is uitgevaardigd.
1 B.S., 20 november 2002, hierna genoemd de wet vrije beroepen.
2 Antwoordbrief van 23 februari 2002.
De Commissie heeft het "voorafgaand contract dienstverlening als advocaat" dat haar door de Orde werd voorgelegd, bestudeerd, ze heeft een ontwerpadvies voorbereid, en heeft ze dit ontwerpadvies met de vertegenwoordigers van de Orde van Vlaamse Balies besproken in haar vergadering van 16 november 2005.
De Commissie wees de Orde vooral op de volgende onduidelijkheden:
1. Het aan de Commissie voorgelegde "voorafgaand contract dienstverlening advocaat" was niet hetgeen men kent als een overeenkomst die de wederzijdse rechten en plichten van contractpartijen regelt. Het bleek veeleer te gaan om een soort raamwerk voor een verder te sluiten individuele overeenkomst.
2. Het “voorafgaand contract” was niet evenwichtig te noemen: terwijl uitvoerig werd ingegaan op de prijsberekening en de verschillende kostenformules, werd onvoldoende aandacht besteed aan de informatie over het voorwerp van de dienstverlening van de advocaat die daartegenover zou staan.
3. Het “voorafgaand contract” zou worden gesloten met de “cliënt”. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen de cliënt die handelt voor doeleinden die buiten zijn beroepsactiviteit vallen (de cliënt- consument), en de cliënt die handelt binnen het kader van zijn beroepsactiviteit (de cliënt- professioneel). De wet vrije beroepen is van toepassing op contracten met cliënten die “consument” zijn. Het was daarom aangewezen een onderscheid te maken.
4. In het “voorafgaand contract” werd van "derden" gesproken waarop de advocaat een beroep zou kunnen doen. Daaraan werden gevolgen verbonden inzake kostenberekening en inzake aansprakelijkheid van de advocaat. Dat begrip “derden” was mede daarom veel te ruim; het kon ook betrekking hebben op lasthebbers of aangestelden. Met betrekking tot deze derden zouden de gevolgen onverantwoord zijn.
5. Wat de aansprakelijkheid van de advocaat ten aanzien van de cliënt betreft, formuleerde de Commissie bedenkingen bij de omstandigheid dat de beroepsaansprakelijkheid van de advocaat ten aanzien van zijn cliënt verbonden werd aan de clausules van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering, wat vragen deed oproepen inzake de duidelijkheid en begrijpelijkheid, de tegenstelbaarheid, en de rechtmatigheid van de aansprakelijkheidsbeperkingen.
c. Na kennis te hebben genomen van het ontwerpadvies en na de bespreking met de Commissie heeft de Orde van Vlaamse Balies bij brief van 13 maart 2006 een “modelcontract”aan de Commissie voorgelegd met de vraag om daarover advies te geven.
Het advies gaat over dit modelcontract, dat in bijlage bij dit advies gevoegd wordt.
2. Toelichting omtrent het wettelijke kader
Het voorgelegde contract dient te worden getoetst aan de bepalingen inzake onrechtmatige bedingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (Hoofdstuk III van deze wet).
Eerst mag kort worden herinnerd aan de essentiële materieelrechtelijke bepalingen van Hoofdstuk III, Onrechtmatige Bedingen, van de wet vrije beroepen.
In dit opzicht kan vooral gewezen worden op de drie volgende bepalingen:
* Artikel 7, § 2, bevat de algemene norm inzake onrechtmatige bedingen. Een onrechtmatig beding is luidens deze bepaling elk beding of elke voorwaarde waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en dat het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen ten nadele van de cliënt aanzienlijk verstoort,…"
In tegenstelling tot het regime der onrechtmatige bedingen van de Wet handelspraktijken en bescherming van de consument valt vooral de beperking op die het alleen toelaat bedingen waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, te toetsen aan de algemene norm. Hiermee wordt de richtlijn oneerlijke bedingen3 letterlijk gevolgd.
* Naast de 'algemene norm', bevat de wet vrije beroepen eveneens een lijst met een opsomming van als onrechtmatig te beschouwen bedingen. De bedingen die in deze bijlage zijn opgesomd, zijn krachtens artikel 7, § 4, verboden en nietig. Ook bedingen waarover wel afzonderlijk was onderhandeld , worden aan aan deze lijst getoetst.
* Tenslotte moet worden gewezen op artikel 9, dat de vereiste van duidelijkheid en begrijpelijkheid van (alle) geschreven bedingen bevat, en dat voorschrijft dat in geval van twijfel over de betekenis van een beding de voor de cliënt meest gunstige interpretatie moet worden gevolgd.
De Commissie merkt ook op dat de lijst van als onrechtmatig aan te merken bedingen in bijlage bij de wet vrije beroepen, minder uitgewerkt is dan de in artikel 32 van de W.H.P.C. opgesomde onrechtmatige bedingen. Bij de beoordeling van het kennelijk onevenwicht op basis van de algemene norm (artikel 7, § 2 wet vrije beroepen), kan de lijst van artikel 32, en de reeds bestaande rechtspraak, haar inziens als een bijkomend beoordelingscriterium in acht genomen worden. Om die reden wordt soms in secundaire orde verwezen naar een in artikel 32 van de W.H.P.C4. opgesomde bepaling.
Wat het haar voorgelegde "modelcontract dienstverlening advocaat" betreft5, formuleert de Commissie de volgende opmerkingen.
3 Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, P.B.E.G., nr. L/95 van 21 april 1993, p. 29-34.
4 De wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de
consument.
5 Zie bijlage.
A. Algemene opmerkingen omtrent het voorgelegde "modelcontract"
Gevolg gevend aan de algemene opmerking van de Commissie met betrekking tot de onduidelijke gevolgen die uit de optie van een "voorafgaand contract dienstverlening als advocaat" voortvloeiden6, legt de Orde thans een "modelcontract" voor, dat beperkt wordt tot de dienstverlening aan een "private cliënt 7". In de brief van de Orde van 13 maart 2006, waarin het advies wordt gevraagd, wordt in dit opzicht verduidelijkt dat “het de bedoeling is dit contract ter beschikking te stellen van de Vlaamse advocaten, zonder verplichting om dit contract te gebruiken.”
In het licht van de regeling van de onrechtmatige bedingen in de contracten tussen consumenten en beoefenaren van een vrij beroep, vallen meteen drie punten te bespreken alvorens over de inhoud van het “modelcontract” advies kan worden gegeven.
1. Toetsing aan alle materieelrechtelijke bepalingen inzake onrechtmatige bedingen (verboden lijst én algemene norm)
Hoger8 werd erop gewezen dat, in tegenstelling tot de regeling in de W.H.P.C., enkel bedingen waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, kunnen getoetst worden aan de "algemene norm" van artikel 7, § 2, van de wet vrije beroepen.
Deze beperking van de toetsing aan de algemene norm, met name: alleen de niet- onderhandelde bedingen en niet diegene waarover wel werd onderhandeld, wordt in de derde paragraaf van artikel 7 evenwel in een drievoudig opzicht genuanceerd:
- Een vermoeden wordt ingesteld dat over een beding niet werd onderhandeld als het gaat om een beding dat “van tevoren is opgesteld”, waarbij als voorbeeld “met name in het kader van een toetredingsovereenkomst” wordt genoemd, en op de inhoud waarvan “de cliënt dientengevolge geen invloed heeft kunnen hebben.” (Art. 7, § 3, eerste lid);
- Is weliswaar over bepaalde onderdelen van een beding of over afzonderlijke bedingen onderhandeld maar leidt “de algehele beoordeling van de overeenkomst tot de conclusie dat het gaat om een toetredingsovereenkomst”, dan wordt de gehele overeenkomst op basis van de algemene norm beoordeeld (Art. 7, § 3, tweede lid);
- In dezelfde paragraaf wordt tenslotte bepaald dat de beoefenaar van het vrij beroep die een “standaardbeding” hanteert en toch wil aanvoeren dat daarover onderhandeld werd, het bewijs daarvan dient te leveren (art. 7, § 3, derde lid).
De Commissie besluit in dit opzicht dat de bedingen in het haar voorgelegde modelcontract, waarvan de bedoeling verduidelijkt werd door de Orde in haar begeleidende brief9, kunnen gezien worden als bedingen die van tevoren zijn opgesteld, zoals bedoeld in artikel 7 van de wet, en bijgevolg ook aan de algemene norm van de onrechtmatige bedingen kunnen worden getoetst.
6 Zie de eerste opmerking bij de bespreking van het ontwerpadvies "voorafgaand contract dienstverlening als advocaat, weergegeven in de Inleiding, 1. Toelichting omtrent de vraag om advies, punt b.
7 Waarmee bedoeld wordt de cliënt-consument in de zin van artikel 2, 2°, van de wet vrije beroepen.
8 Inleiding, punt 2. Toelichting omtrent het wettelijke kader.
9 Zie hoger op deze pagina, laatste zin van de eerste alinea van punt A. Algemene opmerkingen
In de marge van deze vaststelling valt het op dat dit modelcontract blijkbaar uitgaat van het "departement deontologie" van de Orde. Het werd aan de Commissie door de Voorzitter van het departement voorgelegd. Hoewel niet verplicht, valt aan te nemen dat de advocaat die het gebruikt zich “veilig” zal voelen wat deontologie betreft en dat er dus ruim van het “modelcontract” gebruik zal worden gemaakt.
De Commissie staat trouwens positief tegenover een dergelijk initiatief, dat als voornaamste doelstellingen heeft de advocaten aan te moedigen de contractuele rechten en verplichtingen zoveel mogelijk schriftelijk vast te leggen teneinde onnodige betwistingen te vermijden, en de advocaten aan te moedigen de cliënt (consument) correct en op een begrijpelijke wijze in te lichten over de kenmerken van zijn dienstverlening en de voorwaarden waaronder zijn dienstverlening verstrekt wordt.
2. "Bedingen", "richtlijnen of aanbevelingen", "verklaringen van categorieën"- duidelijkheid en begrijpelijkheid van de overeenkomst
Het modelcontract bevat niet enkel bedingen, maar ook "richtlijnen of aanbevelingen", en "verklaringen van categorieën" die onder de vorm van bedingen zijn opgenomen. Ter wille van de vereiste van een duidelijke en begrijpelijke opstelling van de bedingen, beveelt de Commissie een andere formulering aan, overeenkomstig het hierna bepaalde.
a. Richtlijnen en aanbevelingen
Hier mogen in het bijzonder worden genoemd:
- Art. 2, eerste lid: “De advocaat informeert zijn cliënt stipt over…” en
- Art. 5.1. “De advocaat stort alle bedragen…”
Men zou dit kunnen verstaan als richtlijnen aan de advocaten die het modelcontract gebruiken, als verplichtingen in het contract maar desgevallend ook als “vaststellingen” in een contract.
In het licht van de bepaling van artikel 9 (eis va n duidelijkheid en burgerlijke sanctie van interpretatie ten voordele van de cliënt) van de wet vrije beroepen moet men ervan uitgaan dat dit geen “vaststellingen” of richtlijnen kunnen zijn maar als verplichtingen moeten worden geconstrueerd.
b. Verklaringen van categorieën Hier mag worden genoemd :
- Art. 4 dat gaat over kosten en erelonen en dat voor “de staat van kosten en ereloon” een
onderscheid maakt tussen: a) de kosten van de advocaat, b) gerechtskosten en uitgaven en c) het ereloon dat de vergoeding is voor de door de advocaat geleverde diensten.
Bij de “gerechtskosten en de uitgaven” zijn de kosten vermeld die de advocaat moet voorschieten “aan derden, zoals de gerechtsdeurwaarder, de griffie, vertalers en openbare diensten” (art. 4.3).
Gerechtsdeurwaarders en vertalers vindt men terug in de categorie van derden waarop de advocaat een beroep doet als dat noodzakelijk is (art. 3.2). De keuze van gerechtsdeurwaarder en vertaler worden aan de advocaat gelaten.
Andere derden, zoals notarissen, deskundigen of accountants, zijn genoemd in artikel 3.3. Op hen wordt slechts op uitdrukkelijk verzoek10 van de cliënt een beroep gedaan, zo luidt de bepaling van dit artikel. Over de vergoeding van deze derden is verder geen bepaling opgenomen. De “verklaring” van de categorieën vereist wat dit laatste betreft aanvullende bepalingen over rechten en verplichtingen.
3. Het modelcontract is niet de volledige overeenkomst
3.1. Invulling van het modelcontract- vaststelling van het voorwerp van de dienstverlening en de prij s vs. bedingen omtrent het voorwerp en de prijs
Het “voorwerp van de dienstverlening” (art. 1) en “het ereloon” (art. 4.4.) worden uiteraard per overeenkomst ingevuld.
Gevolgen voor de toetsing aan de regeling der onrechtmatige bedingen
De “bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst” (art. 1) blijft buiten de beoordeling van de onrechtmatige bedingen. Onder “bepaling” verstaat men (in het Nederlands; in het Frans: “détermination” ) het vaststellen wat de advocaat zal presteren. “Bepalingen” wat dat betreft, in de zin van “bedingen”, blijven evenwel aan de maatstaf van de onrechtmatige bedingen te toetsen. Als voorbeeld mag de “zwarte clausule” van littera k van bijlage 1 worden genoemd die gaat over het eenzijdig wijzigen van de kenmerken va n de geleverde dienst. Zo’n beding is verboden ook al zou het zijn opgenomen in de “bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst”.
De prijs kan niet aan de hand van de regeling van de onrechtmatige bedingen worden getoetst wat betreft de “gelijkwaardigheid” ervan aan de tegenprestatie, d.i. de gepresteerde dienst.
Bepalingen die de vaststelling van de prijs nader regelen, vallen daarentegen wel onder de regeling onrechtmatige bedingen, zoals ten overvloede mag blijken uit de zwarte clausule genoemd in littera l van bijlage 1.
3.2. "Model"-contract
Op de tweede plaats is het “modelcontract” een model dat wordt aangeboden. Niets verhindert dat het door de advocaat die het gebruikt, wordt aangevuld of dat het in onderhandeling tussen advocaat en cliënt wordt aangevuld.
Ook deze aanvullende bepalingen kunnen, op zich of in samenhang met de bedingen van het modelcontract, toetsbaar zijn in het licht van artikel 7, § 3, tweede lid, wet vrije beroepen11.
3.3. Beroep op derden
Op de derde plaats kan de dienstverlening erin bestaan dat voor een belangrijk deel een beroep wordt gedaan op derden waarvan artikel 3.3. bepaalt dat zij slechts op uitdrukkelijk verzoek12 van de cliënt bij de zaak worden betrokken.
10 Zie hierover verder onder punt III.B., bij de bespreking van het artikel 3 " beroep op derden", inzonderheid de voorlaatste alinea, waar de Commissie onder meer de woorden "uitdrukkelijke instemming" in plaats van "uitdrukkelijk verzoek" aanbeveelt.
11 Zie hierna onder "gevolgen van 3.2. en 3.3. voor de toetsing aan de regeling der onrechtmatige bedingen".
Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de opdracht aan de advocaat meebrengt dat een vennootschap moet worden opgericht waarin inbreng in natura zal gebeuren; in de regel is dan de tussenkomst van een notaris en een bedrijfsrevisor c.q. een commissaris vereist.
In dat geval zal, zoals reeds vermeld, het “modelcontract” op aanzienlijke wijze moeten worden aangevuld.
Gevolgen van 3.2 en 3.3. voor de toetsing aan de regeling der onrechtmatige bedingen
In verband met de situaties die op de tweede en op de derde plaats zijn genoemd, valt te herinneren aan de regel van artikel 7, § 3, tweede lid van de wet over de toetsing van de hele overeenkomst wanneer over bepaalde bedingen werd onderhandeld en over andere bedingen niet.
In verband met de drie genoemde situaties valt voorts te herinneren aan artikel 8 van de wet vrije beroepen dat voor de beoordeling van het onrechtmatige karakter van een beding rekening wordt gehouden met (o.m.) alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst en “alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is op het ogenblik waarop de overeenkomst gesloten is”.
4. Voorafgaande actieve informatieverplichting omtrent de kenmerken van de dienstverlening en de algemene voorwaarden
Teneinde tot een werkelijke toestemming van de tegenpartij te komen met de kenmerken van, in casu, de dienstverlening en de voorwaarden waaronder deze dienstverlening verstrekt wordt, vereist gevestigde rechtspraak dat de professioneel, vooral in contractuele relaties ten aanzien van een leek/niet-specialist waar hij in de regel over een nog groter kennisvoordeel ten aanzien van zijn medecontractant beschikt, ertoe gehouden is de tegenpartij actief te informeren over de kenmerken van de dienstverlening, en over de voorwaarden waaronder deze dienstverlening verstrekt wordt. Dit dient te gebeuren rekening houdend met de door de tegenpartij uitgedrukte behoefte aan voorlichting, of de redelijkerwijze voorzienbare behoefte aan voorlichting13.
Een dergelijke actieve informatieverplichting14 stelt zich des te meer bij ove reenkomsten, die hier zijn beoogd en met name m.b.t. de “juridische” regelingen van de overeenkomst. De advocaat is niet alleen een professioneel. Hij is een professioneel in het recht.
De Commissie stelt in dat opzicht vast dat aan de advocaat wél opgele gd wordt zijn cliënt stipt te informeren over de uitvoering van zijn opdracht en over het "verloop van de procedure", maar dat er niets gelijkaardigs is bepaald met betrekking tot de precontractuele fase.
12 Zie verder onder III.B., bespreking van artikel 3: aanbeveling tot het gebruik van het woord "instemming" in plaats van "verzoek", zie ook hoger, voetnoot 10.
13 Het artikel 30 van de WHPC is trouwens een wettelijke bevestiging van dit beginsel, zoals uitgewerkt door de rechtspraak.
14 Die ofwel op de artikelen 1382-1383 van het Burgerlijk Wetboek (precontractuele fout) ofwel op artikel 1134, derde lid, B.W. (uitvoering ter goede trouw van de overeenkomst) geënt wordt.
B. Artikelsgewijze bespreking van het voorgelegde "modelcontract" tussen advocaat en private cliënt 15
1. Voorwerp van de dienstverlening en taak van de advocaat
De Commissie stelt vast dat is tegemoetgekomen aan haar aanbeveling om in het "modelcontract" uitdrukkelijk te voorzien dat de taakomschrijving van de dienstverlening van de advocaat xxxxx wordt omschreven.
Zij suggereert dat deze taakomschrijving in een voor de cliënt begrijpelijke taal zou gebeuren. De Commissie verwijst ook naar de mondeling gegeven toelichting16 van de vertegenwoordigers van de Orde: teneinde de advocaat te helpen bij een nauwkeurige omschrijving van zijn taken, zouden er in bijlage bij het contract een aantal instructies worden opgenomen. Een eerste verduidelijking hieromtrent wordt reeds gegeven in voetnoot 3 van de modelovereenkomst17.
Het is volgens de Commissie eveneens aangewezen om te verduidelijken hoever het mandaat van de advocaat desgevallend reikt18.
De Commissie verwijst tenslotte naar haar opmerking omtrent het onderscheid tussen clausules tot vaststelling van het voorwerp en de prijs en de bedingen die de modaliteiten daarvan vaststellen19.
2. Informatie.
De Commissie verwijst vooreerst naar haar vierde algemene opmerking20. De overeenkomst tussen een advocaat en zijn cliënt is specifiek. Zij vergt een zekere samenwerking wat het verstrekken van informatie betreft, zij evolueert21, maar in ieder geval berust zij op het vertrouwen dat de cliënt stelt in de advocaat. Dat maakt een correcte voorlichting van de cliënt tijdens de uitvoering van de dienstverstrekking tot een wezenlijk bestanddeel van de opdracht van de advocaat.
Teneinde tot een adequate toestemming tot de overeenkomst te kunnen komen en ook verderop bij ingrijpende ontwikkeling van de overeenkomst die toestemming te behouden, is
15 In het oorspronkelijke "voorafgaand contract" werd gesteld dat de identiteitsgegevens van de cliënt bewijs opleverden van wie de cliënt en de lasthebber van de cliënt is. De Commissie was van oordeel dat dit onrechtmatig zou kunnen zijn in de mate een kopie van de documenten met de identiteitsgegevens aan de advocaat een onomstotelijk bewijs zou opleveren van het feit dat het omdie cliënt gaat. Er werd tijdens de vergadering met de Orde door de Orde verduidelijkt dat dit enkel een verplichting betreft die als beding opgenomen is in het kader van de witwaswetgeving van 11 januari 1993.
Op het voorstel van de Commissie om dit uitdrukkelijk toe te voegen in de betrokken clausule is de Orde van Vlaamse Balies ingegaan (voetnoot 2 van het modelcontract).
16 Op de algemene vergadering van de Commissie op 16 november 2005, waar de vertegenwoordigers van de
Orde werden gehoord.
17 Zoals werd hernomen uit het ontwerpadvies van de Commissie.
18 Het zogenaamde mandaat ad litem, zie artikel 440 Gerechtelijk Wetboek. Kan de advocaat krachtens de overeenkomst bijvoorbeeld een dading afsluiten in naam van de consument?
19 Zie A.3.1.
20 Zie A.4.
21 Een té gedetailleerde omschrijving van het voorwerp van de dienstverlening is in veel omstandigheden dan ook onmogelijk en niet wenselijk.
een correcte voorlichting in de daaraan voorafgaande fase, namelijk ten laatste op het ogenblik van de contractssluiting, van even groot belang.
Voorstel tot herformulering:
Eerste lid (informatieverplichting van de advocaat):
De Commissie beveelt aan om in de eerste zin het woord "desgevallend" weg te laten, en de woorden "over het verloop van de procedure" te vervangen door "over het verloop van de behandeling van de zaak." De Commissie stelt voor om de tweede zin weg te laten.
De voorgestelde tekst wordt dus:
"De advocaat informeert de cliënt stipt over de uitvoering van zijn opdracht en over het verloop van de behandeling van de zaak."
Verklaring:
De informatieverplichting van de advocaat dient gelieerd te worden aan de omschrijving van het voorwerp van de overeenkomst (zie in dit verband de verduidelijking gegeven in voetnoot
3 van de modelovereenkomst)22. In geval van een (gerechtelijke) procedure omvat een dergelijke informatieverplichting meer dan een loutere voorlichting omtrent het verloop van de procedure.
Tweede lid
De Commissie beveelt aan om de woorden "correcte informatie" te vervangen door "desgevallend op verzoek van de advocaat, nuttige informatie". Ze stelt voor om de tweede zin weg te laten.
De voorgestelde tekst wordt dus:
"De cliënt geeft stipt en gedurende de gehele duur van de opdracht, desgevallend op verzoek van de advocaat, alle nuttige informatie aan de advocaat."
Verklaring:
Ook de cliënt heeft in het kader van de overeenkomst de verplichting om alle nodige en nuttige informatie mee te delen. Het behoort evenwel aan de advocaat, als de professionele dienstverlener, om hem te wijzen op het essentieel karakter van bepaalde stukken.
3. Beroep op derden
Zoals werd aangegeven in de inleiding23, betrof één van de voornaamste opmerkingen van de Commissie op het "voorafgaand contract dienstverlening als advocaat", een te ruime opvatting van het begrip "derden", wat belangrijke consequenties had op het gebied van de vaststelling van het tarief en/of de kosten(toe- of)berekening, en op het gebied van de aansprakelijkheid.
22 Zoals uit deze voetnoot blijkt, kan het voorwerp van de prestatie van de advocaat zowel in het voeren van een gerechtelijke procedure in naam van de cliënt als in andere prestaties bestaan. De termen "het verloop van de procedure", "procedurestukken" - er wordt trouwens voorgesteld de tweede zin weg te laten-, zijn in dit verband te beperkend.
23 Zie punt 1 van de inleiding, bij de bespreking van de voornaamste onduidelijkheden vastgesteld in het ontwerpadvies, punt 4 van de opsomming.
De Commissie beval in haar ontwerpadvies op het "voorafgaand contract" aan om een onderscheid te maken tussen derden door de rechtbank aangesteld ("niet-beopdrachte derden"), en derden die met instemming van de cliënt door de advocaat worden aangesteld, zoals gerechtsdeurwaarders, tolken, deskundigen ("beopdrachte derden"). Het kan ook zijn dat een derde, bijvoorbeeld een tolk, zowel door de rechtbank als op verzoek van de cliënt door de advocaat wordt aangesteld.
Wordt een derde (gerechtsdeurwaarder, tolk, deskundige) door de advocaat aangesteld, dan handelt hij immers als lasthebber of onderaannemer van de advocaat, en dient de advocaat in principe in te staan, is hij in beginsel aansprakelijk, voor de prestaties die deze lasthebber of onderaanneme r voor hem verricht en verrekent hij in principe de kostenvergoeding die deze lasthebber of onderaannemer aanrekent.
In antwoord hierop wordt in dit artikel door de Orde een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten derden:
1. andere advocaten
De Commissie stelt de volgende toevoegingen voor (in cursief):
"Onverminderd de gebruikelijke taken die in een advocatenkantoor worden vervuld, gaat de cliënt akkoord dat de advocaat, onder de verantwoordelijkheid van de advocaat, voor specifieke opdrachten een beroep kan doen op andere advocaten voor de uitvoering van zijn opdracht."
Het uitgangspunt hierbij blijft het intuitu personae-karakter van de dienstverlening door de advocaat.
2. gerechtsdeurwaarder of vertaler
De Commissie heeft hierop geen opmerkinge n, gezien het gereglementeerde karakter van beide dienstverleningen.
3. "andere derden, zoals notarissen, deskundigen of accountants"
De Commissie beveelt aan om de woorden "op uitdrukkelijk verzoek van de cliënt", te vervangen door "met uitdrukkelijke instemming van de cliënt".
De Commissie stelt vast dat dit gemaakte onderscheid niet overeenstemt met het onderscheid tussen beopdrachte en niet-beopdrachte derden. De hoger genoemde "beopdrachte derden" worden immers aangesteld door de advocaat en zijn als lasthebber, zoals ook andere aangestelden en uitvoeringsagenten, niet te beschouwen als derden.
4. Kosten en erelonen
Berekening van de Kosten en erelonen (artikel 4.1. tot 4.4.)
Het onderscheid tussen al dan niet "beopdrachte" derden is onder meer van belang voor de berekening van de kostenvergoedingsformules. De Commissie wijst vooreerst op de net
besproken vaststelling dat de door de Orde gemaakte classificatie van "derden" hier niet mee overeenstemt.
Daarnaast stelt de Commissie vast dat artikel 4 niet aansluit bij het in artikel 3 door de Orde gemaakte onderscheid:
Artikel 4.1. bepaalt dat "de staat van kosten en ereloon" van een advocaat drie elementen kan bevatten: de kosten van de advocaat (artikel 4.2.), de gerechtskosten en de uitgaven (artikel 4.3.), en het ereloon (artikel 4.4.).
De gerechtskosten en de uitgaven (4.2.) worden gedefinieerd als "de kosten die de advocaat in het kader van een procedure heeft moeten voorschieten aan derden, zoals de gerechtsdeurwaarder, de griffie, vertalers en openbare instanties." Uit de nadere omschrijving van deze "derden" zou kunnen afgeleid worden dat het gaat om de derden bedoeld in artikel
3.2. Bijgevolg is er geen enkele regeling voorzien in geval een beroep gedaan wordt op andere derden zoals bedoeld in artikel 3.3.
In de optiek van de Commissie wordt de vergoeding van deze "andere derden" het best geregeld bij de bepaling van het voorwerp van de overeenkomst.
Berekening van het ereloon- Aanpassing van het ereloon in functie van het bereikte resultaat
Artikel 4.4. handelt over de berekening van het ereloon.
Er wordt in een algemene verplichting voor de advocaat voorzien om een tarief mede te delen "waarbij hij zoveel als mogelijk rekening dient te houden met alle omstandigheden van de zaak, en alle mogelijke risico's bij het vaststellen van zijn ereloon." (verduidelijkende voetnoot bij deze bepaling24).
In de verduidelijkende voetnoot hieromtrent wordt eveneens gesteld dat de partijen kunnen overeenkomen om het verschuldigde ereloon gedeeltelijk, maar niet uitsluitend, te laten afhangen van het bereikte resultaat.
De Commissie herinnert er in dit opzicht aan dat de aanpassing van de erelonen in elk geval dient te gebeuren in functie van objectieve criteria, die duidelijk in het contract vastgelegd zijn en voorafgaandelijk bediscussieerd werden. De Commissie herinnert in dit opzicht eveneens aan de uiteenlopende interpretatie die op dit ogenblik gegeven worden aan de draagwijdte van het verbod van bedingen die het ereloon van de advocaat verbinden aan de uitslag van het geschil, zoals gesteld in artikel 459, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
Betaling van voorschotten (artikel 4.5.)
De Commissie stelt vast dat aan haar concreet voorstel van tekst, erin bestaande de notie "voorschot" te definiëren, gevolg werd gegeven. Dit werd nodig geacht omwille van de duidelijkheid en de begrijpelijkheid (zie artikel 9, eerste lid, wet vrije beroepen).
5. Derdengelden
Artikel 5.2. kent de advocaat het recht toe op de bedragen die hij ontvangt voor rekening van de cliënt sommen in te houden tot dekking van de openstaande voorschotten of staten van
24 In navolging van het ontwerpadvies op het voorafgaand contract dienstverlening van de Commissie.
kosten en ereloon, mits hij de cliënt hiervan schriftelijk op de hoogte stelt. Dit zou geen afbreuk doen aan het recht van de cliënt om de ereloonstaten van de advocaat te betwisten en betaling van deze ingehouden bedragen te vorderen.
De Commissie is van oordeel dat de betekenis en de draagwijdte van deze bepaling onduidelijk zijn, en verwijst naar het principe van de voor de cliënt gunstigste interpretatie.
De betekenis die aan de bewoording "sommen inhouden tot dekking" kan gegeven worden kan geenszins in die zin begrepen worden dat sommen die op de derdenrekening, die aan de cliënt toekomen, door de advocaat eigenhandig op zijn individuele rekening zouden mogen worden overgemaakt.
De Commissie beveelt aan dat deze sommen op een derdenrekening blijven, en dat ze identificeerbaar blijven als "gemarkeerde som".
6. Aansprakelijkheid
1. Beperking aansprakelijkheid in gevolge beroepsfout tot het bedrag waarvoor de advocaat is verzekerd (buiten opzet of grove fout)
In de artikelen 6.1. en 6.2. van het modelcontract wordt bepaald dat "de vergoeding van de schade die de cliënt lijdt tengevolge van een beroepsfout van de advocaat in principe beperkt wordt tot het bedrag waarvoor de advocaat is verzekerd." Dat bedrag is vermeld; het bedraagt (thans) 1.250.000 euro. De Commissie heeft op de hoogte van dat bedrag gelet, mede in het licht van o.m. het bedrag dat in de Duitse wettelijke regeling ter zake is bepaald 25.
De Commissie is van oordeel dat een dergelijke aansprakelijkheidsbeperking ten aanzien van de cliënt maar kan worden ingeroepen in de mate de advocaat zijn cliënt uitdrukkelijk gewezen heeft op de essentiële elementen van deze beroepsaansprakelijkheidspolis. Die essentiële elementen zijn in het algemeen: de verzekerde risico’s, het maximumbedrag van de schadevergoeding en de belangrijkste uitzonderingen26. De advocaat wijst ook op de risico’s en de uitzonderingen die specifiek voor de te behandelen zaak van belang zijn. 27
Als de cliënt niet uitdrukkelijk en op een voor de cliënt begrijpelijke wijze werd gewezen op de voor hem van belang zijnde punten, zijn de artikelen 6.1. en 6.2. zoals deze nu in het modelcontract voorkomen, naar het oordeel van de Commissie in strijd met de algemene norm van artikel 7, § 2, wet vrije beroepen28.
De Commissie beveelt bijgevolg aan dat in de plaats van de huidige artikelen 6.1. tot 6.2. een nieuw artikel 6.1.wordt opgesteld. Daarin dient de actieve informatieverplichting van de advocaat te worden geregeld: zij moet bestaan uit de verplichting de cliënt op een
25 Zie in dit verband ook punt 3.1.van dit stuk over aansprakelijkheid.
26 Vooral hier kunnen zich problemen stellen: de omvang van de informatieverplichting hangt onder meer af van de 'normale verwachtingen' van de cliënt-consument, en sommige uitsluitingen vallen niet onder wat de cliënt redelijkerwijze zou mogen verwachten als zijnde gedekt door de verzekeringspolis.
27 Zie ook A.4.: "De advocaat is een professioneel in het recht." Zijn plicht tot informatie omtrent de betekenis en de draagwijdte van contractuele clausules is dus essentieel, gezien dit nu juist zijn competentie is.
28 Het modelcontract is immers, in de betekenis van de wet vrije beroepen, een niet onderhandeld contract dat
aan de hand van de algemene regeling van de onrechtmatige bedingen (art. 7, § 2, wet vrije beroepen), zie hoger A.3.2., met de daaraan verbonden gevolgen.
begrijpelijke manier te informeren over de voor hem van belang zijnde elementen van de beroepsaansprakelijkheidspolis.
De Commissie wijst erop dat een stijlclausule waarin wordt vastgesteld dat de advocaat de nodige informatie heeft gegeven en dat de cliënt daarvan kennis heeft genomen, terzake onvoldoende is om de strijdigheid met de algemene norm van artikel 7, § 2 van de wet vrije beroepen te ontwijken.
Op grond van de informatie die aan de cliënt is gegeven kan dan worden overeengekomen dat
(a) de cliënt de gewone verzekering van de advocaat voldoende vindt en aanvaardt dat de vergoede schade maximaal …euro bedraagt.
(b) een afzonderlijke of bijkomende verzekering wordt gesloten volgens hetgeen is overeengekomen (zie punt 2).
2. Aanvullende of afzonderlijke verzekering
Zoals in punt 1 werd uiteengezet dient de cliënt uitdrukkelijk op de voor hem van belang zijnde elementen van die polis te worden gewezen. De cliënt kan met die regeling hebben ingestemd.
Het artikel 6.4. van het modelcontract voorziet in de mogelijkheid om een afzonderlijke of bijkomende verzekering (een 'hogere' verzekering) af te sluiten mits het betalen van een bijkomende premie.
De Commissie beveelt aan om het huidige artikel 6.4. in een nieuw 6.2. onder te brengen, dat zou bepalen dat "de advocaat de cliënt informeert dat voor de behandeling van zijn zaak een verzekering kan worden gesloten die andere risico’s dekt of een hogere schadevergoeding bepaalt."
De advocaat en zijn cliënt kunnen dan daaromtrent verder overeenkomen.
3. conventionele beperking van het bedrag van de schade bij een niet gedekt schadegeval.
Het artikel 6.3. van het modelcontract bepaalt:
"Indien de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, buiten de wil van de advocaat de schade niet dekt, wordt de schadevergoeding op grond van een beroepsfout van de advocaat beperkt in hoofdsom, kosten en intrest tot een bedrag van …euro."
3.1. De Commissie merkt vooreerst op dat dit in te vullen bedrag er niet toe mag strekken dat de aansprakelijkheid voor de essentiële verbintenissen zoals die voortvloeien uit de overeenkomst op die manier zou worden uitgehold, en verwijst naar het punt 1.b) van de bijlage bij de wet vrije beroepen (in uitvoering van artikel 7, § 4).
3.2. Het criterium voor de beperking van de aansprakelijkheid, met name indien buiten de wil van de advocaat de aansprakelijkheid niet wordt gedekt, is naar het oordeel van de Commissie onduidelijk en onbegrijpelijk voor de gemiddelde consument-cliënt. Die clausule valt onder de toepassing van artikel 9, eerste lid, van de wet vrije beroepen.
De Commissie wijst in dit opzicht weerom op de informatieverplichting. De advocaat zal moeten wijzen op de omstandigheden, in het algemeen, die tot de toepassing van deze clausule zouden leiden en op hetgeen in dat verband van belang is voor de behandelde zaak.
De Commissie wijst er eveneens weer op dat een aansprakelijkheidsbeperking die iedere zin zou ontnemen aan één van de voornaamste prestaties van de overeenkomst, valt onder punt 1.b) van de bijlage bij de wet vrije beroepen. Zulke beperking is nietig, ook als daarover afzonderlijk werd onderhandeld..
7. Beëindiging van de overeenkomst
De Commissie stelt voor om in artikel 7.3., dat handelt over het beëindigen van de overeenkomst door de advocaat, het volgende toe te voegen. (tweede zin):
"Voor de bepaling van het ogenblik waarop hij zijn prestaties staakt, dient de advocaat rekening te houden met de mogelijkheid voor de cliënt om tijdig de nodige bijstand te verkrijgen van een andere advocaat."
8. Toepasselijk recht en geschillen
In de mate de cliënt verplicht wordt29 om voorafgaand aan elke procedure zijn geschil minnelijk te regelen voor de rechtbank of voor een daartoe bevoegde instantie bij de Orde van Advocaten, is die ve rplichting naar het oordeel van de Commissie een clausule die valt onder punt 1.q) van de bijlage bij de wet vrije beroepen; zij is nietig, ook als daarover afzonderlijk werd onderhandeld.
29 In de mate hem die mogelijkheid wordt gelaten stelt zich geen probleem.