STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 18625
11 november
2011
Metalektro
Arbeidsmarkt en Opleiding 2012/2014 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
8 november 2011 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Stichting Raad van Overleg Metalektro namens partijen bij bovenge- noemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) ter ener zijde: Vereniging FME-CWM, ondernemersorganisatie voor de technologische industrie;
Partij(en) ter andere zijde: FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen, De Unie en VHP2.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1 Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. ‘werknemer’: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten, dan wel – anders dan in de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep
– in aangenomen werk persoonlijk arbeid verricht;
2. ‘werkgever’: de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een werknemer als bedoeld in lid 1 arbeid pleegt te verrichten;
3. ‘Stichting’: de Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (A+O) gevestigd te ’s-Gravenhage;
4. ‘Raad van Overleg in de Metalektro’: de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM) gevestigd te ’s-Gravenhage. De Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens deze overeenkomst zijn opgedragen;
5. ‘Loonsom Wfsv’: het totaal van het loon als omschreven in artikel 16 Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv).
Artikel 2 Werkingssfeer
1. De bepalingen betreffende de werkingssfeer zijn opgenomen in bijlage A. Deze bijlage maakt een geïntegreerd onderdeel uit van deze CAO. Een onderneming die activiteiten verricht als beschre- ven in Bijlage A valt volgens die bijlage onder de werkingssfeer als in hoofdzaak Metalektro- activiteiten worden verricht.
2. Of in hoofdzaak activiteiten binnen de Metalektro worden verricht, wordt bepaald aan de hand van het aantal arbeidsuren dat door werknemers van de onderneming aan die activiteiten wordt besteed. Van ‘in hoofdzaak’ is sprake als dat gewoonlijk meer dan 50% is van de in de onderne-
xxxx met de werknemers overeengekomen arbeidsuren.
3. Tot de Metalektro-activiteiten behoren zowel de specifieke activiteiten genoemd in Bijlage A als werkzaamheden van werknemers die, in een al dan niet ondersteunende functie – waartoe mede wordt verstaan werknemers in de ‘overhead’ –, werkzaam zijn ten behoeve van die specifieke activiteiten.
4. Voor zover werknemers al dan niet in een ondersteunende functie – waartoe mede wordt verstaan werknemers in de ‘overhead’ – werkzaam zijn zowel ten behoeve van de Metalektro- activiteiten als ten behoeve van andere ondernemingsactiviteiten, wordt het aantal arbeidsuren van deze werknemers naar evenredigheid toegerekend aan de verschillende activiteiten van de onderneming.
Artikel 3 Uitvoering
1. Er is een ‘Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro’ (A+O), waarvan de statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst. De activiteiten van deze stichting strekken zich uit tot de werkingssfeer van deze CAO.
2. De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt door A+O volgens het bepaalde in de statuten, het Financieringsreglement Opleiding van leerlingen (bijlage B) en het Financieringsreglement Scholing van werkenden (bijlage C).
Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven is het bestuur van deze stichting bevoegd op advies van de Raad van Overleg in de Metalektro van de in de vorige volzin vermelde financieringsreglementen af te wijken.
Artikel 4 Heffing
1. De werkgever is in het jaar 2012 en het jaar 2013 aan de door de Raad van Overleg in de Metalek- tro (ROM) ingestelde Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding (A+O) een bijdrage verschuldigd van 0,4% van de in dat jaar voor zijn onderneming geldende Loonsom Wfsv. De ROM bepaalt de momenten waarop feitelijk geheven wordt.
2. De werkgever is verplicht op de in lid 1 bedoelde bijdragen een door de ROM vast te stellen voorschot te betalen:
– in het jaar 2012 vóór een door de ROM vast te stellen datum, doch uiterlijk op 15 oktober. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Wfsv in het genoemde jaar. De definitieve afrekening zal geschieden op 15 augustus 2013.
– in het jaar 2013 vóór een door de ROM vast te stellen datum, doch uiterlijk op 15 oktober. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Wfsv in het genoemde jaar. De definitieve afrekening zal geschieden op 15 augustus 2014.
3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde (voorschot)bijdragen is rente verschuldigd. Deze rente wordt in rekening gebracht vanaf de dag dat de verschuldigde (voorschot)bijdrage dient te zijn voldaan. Hierbij geldt het op dat moment vastgestelde percentage van de wettelijke rente.
4. De werkgever is verplicht aan A+O gegevens, welke voor de berekening van de in lid 1 en 2 genoemde (voorschot)bijdrage(n) noodzakelijk zijn, te verstrekken.
5. Verzoeken om vergoeding volgens de financieringsreglementen bij deze CAO worden niet ingewilligd indien de werkgever de ingevorderde bijdragen als bedoeld in dit artikel niet heeft betaald.
BIJLAGE A. BEHORENDE BIJ DEZE CAO WERKINGSSFEER
(als bedoeld in artikel 2 van deze cao)
Werkingssfeer
1. Deze overeenkomst is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro.
2. Tot de ‘Metalektro’ behoren – voor zover niet genoemd in lid 3 en 4 – ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel
gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst1, doch met inachtneming van het gestelde onder 5 t/m 14 en 16, werkzaamheden worden verricht en waarin:
a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoe- fend, waaronder onder meer wordt verstaan:
I. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumen- ten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (o.a. voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziek-instrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroe- ven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen;
II. het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwer- pen e.d. die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken;
III. het staalblazen en/of zandstralen;
IV. het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;
V. het reviseren van verbrandingsmotoren en/of onderdelen daarvan in de ruimste zin;
b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;
c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het:
1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf);
2. monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf);
3. demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden, gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatie- bedrijf);
d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschik- king stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderne- ming:
– werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;
– én voor 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7: 691 lid 2 B.W., zoals laatstelijk nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling van de Minister van Sociale Zeken en Werkgele- genheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzeke- ringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005. De onderneming heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling (Belastingdienst), die voor de sociale verzekeringen is belast met het indelen van ondernemingen bij sectoren, als zodanig is vastgesteld;
– én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro;
1 Zie beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 juni 1990 (Stcrt. 1990, 112).
– én geen door werkgevers- en werknemers (organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is;
e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of een of meer van de in lid 3 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.
Onder ‘vervaardigen’ dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samen- stellen uit van derden betrokken onderdelen.
De werkzaamheden in een onderneming vallen in hoofdzaak onder de Metalektro, indien het aantal overeengekomen arbeidsuren dat de in dienst zijnde werknemers direct en indirect betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals vermeld in dit artikellid onder sub a tot en met e meer dan 50% bedraagt van het totaal aantal met alle in dienst zijnde werknemers overeengekomen arbeidsuren.
3. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemin- gen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudends het bepaalde in lid 2 tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend:
a. het walsen van staal;
b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;
c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;
d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.
Onder ‘vervaardigen’ dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samen- stellen uit van derden betrokken onderdelen.
In ondernemingen wordt in hoofdzaak één van de onder sub a tot en met d vermelde bedrijven uitgeoefend, indien het aantal overeengekomen arbeidsuren dat de in dienst zijnde werknemers direct en indirect betrokken zijn bij de werkzaamheden van dat bedrijf meer dan 50% bedraagt van het totaal aantal met alle in dienst zijnde werknemers overeengekomen arbeidsuren.
4. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van lid 3 vallen, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instantie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van arbeidsvoorwaarden in de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) van toepassing is.
5. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot de Metalektro, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2, of 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1.200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 6 bepaalde, tot het metaalbewerkingsbedrijf.2
6. De in lid 5 bedoelde onderneming behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder lid 5 genoemde perioden.
7. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie (voorheen Bedrijfsver- eniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid (thans de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metalektro.
8. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 5 en 7 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 5 en 7 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
9. Indien een onderneming als bedoeld in lid 7 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Regeling Wfsv (Wet financiering sociale verzekeringen) van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005, overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot het metaalbewerkingsbedrijf.
2 Als bedoeld in artikel 77, eerste lid van het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 december 1983 (Stcrt 1983, 246).
10. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 11 bepaalde, tot de Metalektro.
11. De in lid 10 bedoelde onderneming behoort tot de Metalektro met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 10 genoemde perioden.
12. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Elektrotechnische Industrie (thans de sector Metaalindustrie en de sector Elektrotechnische Industrie) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.
13. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 10 en 12 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 10 en 12 bepaalde aangenomen dat sprake is van een zelfde aansluiting.
14. Indien een onderneming als bedoeld in lid 12 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Regeling Wfsv (Wet financiering sociale verzekeringen) van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005, overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot de Metalektro.
15. De Commissie Werkingssfeer ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 5 t/m 14 gestelde regelen.
16. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:
Holland Repair and Services B.V. te Amsterdam, Vemat B.V. te Cruquius, alsmede Belden Wire and Cable B.V. te Venlo, Nedtrain B.V. te Utrecht, Rollepaal B.V. en Romit B.V. te Dedemsvaart, NXP Semiconductors Netherlands B.V. te Nijmegen en Eindhoven en Philips en de met deze vennootschap in concernverband verbonden ondernemingen. De Raad van Overleg in de Metalektro kan te allen tijde deze overeenkomst wel van toepassing verklaren op de in dit lid genoemde ondernemingen indien de grond voor het uitzonderen van de toepassing vervalt.
Tijdens de looptijd van deze overeenkomst kan de Raad van Overleg in de Metalektro (bepalingen van) deze overeenkomst desgevraagd niet van toepassing verklaren op andere ondernemingen.
BIJLAGE B FINANCIERINGSREGLEMENT OPLEIDING VAN LEERLINGEN
(als bedoeld in artikel 3 van deze cao) Artikel 1 Definities
1. Stichting
De Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (A+O).
2. Wettelijke kaders
a. WEB: Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501; laatste wijziging 25 januari 2010, Stb. 2010, 34).
b. Crebo: Centraal register beroepsonderwijs zoals bedoeld in artikel 6.4.1. van de WEB.
c. Bbl: Beroeps begeleidende leerweg: omvattende een praktijkdeel van 60% of meer van de studieduur, zoals bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder b van de WEB.
3. Werkgever
De werkgever als bedoeld in deze CAO en met wie de leerling-werknemer een leerarbeidsovereen- komst en een beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst heeft gesloten.
4. Leerling-werknemer
Degene die een opleiding volgt waarvoor de stichting financiering verstrekt en die met de werkgever een overeenkomst zoals bedoeld in lid 5 van dit artikel én een overeenkomst zoals bedoeld in lid 6 van dit artikel heeft gesloten.
5. Leerarbeidsovereenkomst
Overeenkomst, te sluiten tussen in ieder geval de werkgever en de leerling-werknemer volgens
model 1 van dit reglement voor vijf dagen per week voor de duur van de beroepspraktijk- vormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst. De leerarbeidsovereenkomst eindigt van rechts- wege als de opleiding eindigt.
6. Beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst
Overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, gesloten tussen de instelling, de leerling-werknemer, de werkgever en het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven.
7. Studiejaar
Een studiejaar loopt vanaf startdatum studie met een maximale looptijd van twaalf maanden.
8. Vergoeding
Het jaarlijks door de stichting vast te stellen bedrag per jaar ten behoeve van het opleiden van leerling-werknemers. De vergoeding wordt toegekend bij de start van de opleiding, per studiejaar voor de duur van de opleiding, berekend over 45 weken per studiejaar.
9. Bewijs van deelname
Een bewijs van deelname: een bewijsstuk van het opleidingsinstituut dat de opleiding daadwerke- lijk gevolgd is.
Artikel 2 Vaststelling vergoeding aan de werkgever
1. De stichting kan aan de werkgever een vergoeding toekennen ten behoeve van de opleiding van de leerling-werknemer.
De stichting stelt jaarlijks het maximale aantal te financieren trajecten vast. Tevens stelt de stichting een staffel voor het maximum aantal trajecten per bedrijfsgrootte per jaar vast.
2. De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de stichting vóór het begin van het nieuwe reguliere studiejaar (1 juli).
De betreffende beroepsopleidingen met de daarbij behorende niveaus en maximale opleidings- duur worden onderscheiden door de WEB en voor deze duur vergoed door de stichting. Indien voor een bbl-niveau II opleiding een beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst van drie jaar wordt afgesloten, wordt een leerarbeidsovereenkomst voor minimaal twee jaar geaccepteerd.
3. Om voor vergoeding in aanmerking te komen, dient de werkgever vóór 31 december van het kalenderjaar waarin het aan te vragen studiejaar aanvangt een aanvraag in, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 van dit reglement, voor het totaal aantal ingestroomde eerstejaars leerling-werknemers dat met hem in dat betreffende studiejaar een leerarbeidsovereenkomst heeft afgesloten én voor wie een beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst op bbl-niveau I, II, III of IV is afgesloten. Indien de werkgever niet een eerstejaars leerling-werknemer op bbl-niveau II, III of IV voor 31 december van het eerste studiejaar aanmeldt, dan komt deze uitsluitend nog in aanmer- king voor vergoeding van het tweede, derde of vierde studiejaar van deze leerling-werknemer. Aanmelding van de tweedejaars leerling-werknemer dient voor 31 december van het tweede studiejaar te geschieden en zo verder.
4. Indien sprake is van loonkostensubsidie van derden voor de leerling-werknemer, dan behoudt het bestuur zich het recht voor de hoogte van de vergoeding aan te passen.
Artikel 3 Verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever dient met de leerling-werknemer en andere relevante partijen de overeenkomsten te sluiten, zoals genoemd in artikel 1 lid 5 en artikel 1 lid 6 van dit reglement.
2. De werkgever dient bij de stichting vóór 31 december van het kalenderjaar waarin het aan te vragen studiejaar aanvangt een aanvraag voor vergoeding in. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een kopie van de overeenkomsten zoals genoemd in artikel 1 lid 5 en artikel 1 lid 6 van dit reglement.
3. a. Bij mutaties van de leerling-werknemer, dient de werkgever dit direct te melden bij de stichting.
b. Bij uitval van de leerling-werknemer, dient de werkgever dit direct te melden bij de stichting via:
• het declaratieformulier van de stichting
• een bewijs van deelname en een bewijs van uitschrijving van het opleidingsinstituut.
4. Na voltooiing van de opleiding is de werkgever verplicht om binnen drie maanden na einddatum van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst/leerarbeidsovereenkomst, een bewijsstuk van de gevolgde opleiding te overleggen. Mocht een dergelijk bewijsstuk niet aan de stichting geleverd worden dan wordt de volledige vergoeding teruggevorderd.
5. De werkgever dient aan de stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.
Artikel 4 Uitbetalen vastgestelde vergoeding aan werkgever
1. De vastgestelde vergoeding als bedoeld in artikel 2 van dit reglement wordt door de stichting als voorlopige vergoeding aan de werkgever uitbetaald.
2. De voorlopige vergoeding wordt uitgekeerd op vaste momenten in het jaar.
3. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoeding vinden plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het opleidingstraject mits is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 3, en zijn gebaseerd op het aantal daadwerkelijk gevolgde weken opleiding zoals vastgelegd in de leerarbeidsovereenkomst, waarbij er een maximaal aantal jaren per niveau wordt gefinancierd zoals beschreven in artikel 2.2. Bij voortijdige uitval van de leerling-werknemer vervalt het recht op vergoeding aan het eind van de week waarin de leerarbeidsovereenkomst is beëindigd.
Artikel 5 Overgangsbepaling 2010/2011
De werkgever komt voor vergoeding volgens het Financieringsreglement Opleiding van Leerlingen 2010/2011 in aanmerking indien:
a. leerling-werknemers met hun opleiding zijn gestart vóór 1 januari 2012 én
b. aan alle voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het Financieringsreglement Opleiding van Leerlingen 2010/2011 is voldaan.
Artikel 6 Aansprakelijkheid
De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 7 Slotbepaling
In alle gevallen waarin de bepalingen in de leerarbeidsovereenkomst redelijkerwijs niet kunnen worden nagekomen kan alleen worden afgeweken na toestemming van de directie dan wel het bestuur van de stichting. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de directie dan wel het bestuur van de stichting.
BIJLAGE C FINANCIERINGSREGLEMENT SCHOLING VAN WERKENDEN
(als bedoeld in artikel 3 van deze cao) Artikel 1 Definities
1. Stichting De Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (A+O).
2. Wettelijke kaders
a. WEB: Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501; laatste wijziging 25 januari 2010, Stb. 2010, 34)
b. WHW: Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593; laatste wijziging 4 februari 2010, Stb. 2010, 119)
c. Crebo: Centraal register beroepsonderwijs zoals bedoeld in artikel 6.4.1. van de WEB.
d. Croho: Centraal register opleidingen hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 6.13 van de WHW.
3. Werkgever De werkgever als bedoeld in deze CAO en met wie de werknemer een arbeidsovereen- komst heeft gesloten.
4. Werknemer Xxxxxx, die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het B.W. heeft gesloten, dan wel – anders dan in zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep – in aangenomen werk persoonlijk arbeid verricht.
5. Erkenning van verworven competenties (evc) Procedure waarmee tijdens werk of privé verworven competenties worden herkend, gewaardeerd en erkend door een bij het evc-register geregistreerde aanbieder.
6. Beroepsopleidingen Opleidingen in de deeltijd variant als bedoeld in de WEB en de WHW.
7. Persoonlijk ontwikkelingsplan (pop) Een door de werkgever en de werknemer overeengekomen en ondertekend document waarin de activiteiten van belang voor de ontwikkeling van de werknemer en de daaruit voortvloeiende cursussen en opleidingen die de werknemer zal gaan volgen, zijn weerge- geven. Minimale criteria zijn:
• Kerntaken, ambities, ontwikkelde- en te ontwikkelen competenties, voorgenomen opleidingstrajec- ten en overige afspraken tussen werknemer en leidinggevende.
8. Cursus Een opleidingsactiviteit gerelateerd aan de loopbaan van de werkende, met een vooropgezet leerdoel waarbij een afgeronde hoeveelheid kennis, vaardigheid en/of attitudes wordt overgedragen. Het is geen beroepsopleiding in de zin van de Wet Educatie en Beroepsopleiding en/of de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.
9. Bewijs van deelname Een bewijs van deelname: een bewijsstuk van het opleidingsinstituut dat de opleiding daadwerkelijk gevolgd is.
10. Studiejaar Een studiejaar loopt vanaf startdatum studie met een maximale looptijd van twaalf maanden.
Artikel 2 Erkenning van verworven competenties (evc)
1. De stichting stelt jaarlijks het maximale aantal te financieren evc-trajecten vast. Tevens stelt de stichting een staffel voor het maximum aantal evc-trajecten per bedrijfsgrootte per jaar vast.
2. De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de stichting vóór het begin van het nieuwe reguliere studiejaar (1 juli).
3. De werkgever kan in aanmerking komen voor een vergoeding indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. het initiatief voor de inzet van een evc-procedure is door de werkgever en/of de werknemer genomen én
b. de werkgever en de betrokken werknemer zijn de inzet van de evc-procedure in overleg overeengekomen én
c. de werkgever meldt de evc-procedure voor de start aan én
d. de werknemer moet de evc-procedure binnen negen maanden na startdatum doorlopen hebben, zo niet dan vervalt de aanmelding én
e. de werknemer dient vervolgens binnen zes maanden, na aanmelding bij de stichting, te starten met het evc-traject én
f. de evc-procedure moet uitgevoerd worden door een erkend aanbieder.
4. De declaratie dient binnen drie maanden na afloop van de evc-procedure, door de stichting te zijn ontvangen waarbij moet worden overgelegd:
• kopie van de factuur van de evc-procedure;
• bewijs van deelname, dit kan zijn een evc-certificaat op naam of gelijksoortig document;
• het declaratieformulier.
Artikel 3 Cursus volgend uit het persoonlijk ontwikkelingsplan (pop)
1. De stichting stelt jaarlijks het maximale aantal te financieren persoonlijk ontwikkelingsplannen vast. Tevens stelt de stichting een staffel voor het maximum aantal persoonlijk ontwikkelingsplan- nen per bedrijfsgrootte per jaar vast.
2. De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de stichting vóór het begin van het nieuwe reguliere studiejaar (1 juli).
3. De werkgever kan in aanmerking komen voor een vergoeding indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. voorafgaand aan de cursus heeft tussen leidinggevende en werknemer een ontwikkelingsge- sprek plaats gevonden over kerntaken, ambities, ontwikkelde- en te ontwikkelen competenties, voorgenomen opleidingstrajecten en overige afspraken;
b. naar aanleiding van dit gesprek is een persoonlijk ontwikkelingsplan vastgelegd, zoals bedoeld in artikel 1.7, en ondertekend door leidinggevende en werknemer;
c. voorafgaand aan de start van de cursus meldt de werkgever de cursus aan. Hierbij verklaren werkgever en werknemer dat het onder b genoemde gesprek heeft plaatsgevonden. Er is een persoonlijk ontwikkelingsplan vastgelegd waarin staat welke opleiding gevolgd wordt en wat de werknemer wil leren of ontwikkelen;
d. de cursus wordt gegeven en gefactureerd door een opleidingsorganisatie/rechtspersoon, niet zijnde de aanvrager of een aan de aanvrager gelieerde organisatie. Deze rechtspersoon heeft een zelfstandige inschrijving bij de Kamer van Koophandel;
e. de werknemer dient vervolgens binnen zes maanden, na aanmelding bij de stichting, te starten met het opleidingstraject.
4. Verplichte cursussen en scholingen zoals: rijbewijs A en B, BHV, EHBO, VCA, ISO, NEN, en vormen van intern- en collegiaal opleiden, worden niet vergoed.
5. De declaratie dient binnen drie maanden na afloop van de cursus door de stichting te zijn ontvangen waarbij de volgende stukken worden overgelegd:
• kopie van de factuur van de cursus;
• kopie van bewijs van deelname dan wel certificaat;
• declaratieformulier.
6. Indien in het persoonlijk ontwikkelingsplan een beroepsopleiding is opgenomen dan komt deze uitsluitend voor vergoeding in aanmerking conform artikel 4 van dit reglement.
Artikel 4 Beroepsopleidingen
1. De stichting stelt jaarlijks het maximale aantal te financieren beroepsopleidingen vast. Tevens stelt de stichting een staffel voor het maximum aantal beroepsopleidingen per bedrijfsgrootte per jaar vast.
2. De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de stichting vóór het begin van het nieuwe reguliere studiejaar (1 juli).
3. De werkgever kan in aanmerking komen voor een vergoeding tot een maximum van twee studiejaren ten behoeve van de beroepsopleiding van een werknemer.
De niveau’s X, XX, XXX, XX, XXX associate degree, bachelor en/of master beroepsopleidingen met de daarbij behorende niveaus en maximale opleidingsduur worden onderscheiden door de WEB en de WHW en voor deze duur vergoed door de stichting.
Vergoeding vindt plaats indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de werkgever en de betrokken werknemer verklaren dat er sprake is van een arbeidsovereen- komst. Dit kunnen twee of meer opeenvolgende arbeidsovereenkomsten zijn of een arbeids- overeenkomst voor onbepaalde tijd;
b. het initiatief tot het volgen van een beroepsopleiding is door werkgever en/of werknemer genomen;
c. de afspraak tot het volgen van de beroepsopleiding is tot stand gekomen in overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemer;
d. de werkgever xxxxx gedurende het studiejaar de beroepsopleiding. Tevens verklaart de werkgever dat er een intentie is om de arbeidsrelatie tussen hem en de werknemer in stand te houden voor de duur van de beroepsopleiding. De werkgever stuurt een kopie onderwijsover- eenkomst (mbo) of een bewijs van inschrijving (hbo/wo) mee;
e. de werknemer dient vervolgens binnen zes maanden, na aanmelding bij de stichting, te starten met de beroepsopleiding;
f. de betrokken werknemer ontvangt gedurende de opleiding ten minste het salaris zoals overeengekomen in de eerdergenoemde arbeidsovereenkomst;
g. de kosten van de opleiding en de daaraan gerelateerde kosten worden door de werkgever vergoed;
h. indien de werkgever xxxxxxxx heeft het eerste studiejaar aan te melden, dan komt hij uitsluitend nog in aanmerking voor vergoeding van het tweede, derde of vierde studiejaar van deze werknemer. Aanmelding van het tweede studiejaar van de werknemer dient dan vóór afloop van het tweede studiejaar te geschieden.
4. De declaratie dient binnen drie maanden na afloop van uiterlijk twee studiejaren door de stichting te zijn ontvangen waarbij de volgende stukken worden overgelegd:
• een bewijs van deelname: dit is een bewijsstuk van het opleidingsinstituut dat de opleiding gevolgd is;
• het arbeidscontract waaruit blijkt dat de werknemer in dienst is bij de werkgever gedurende de duur van de beroepsopleiding;
• het declaratieformulier.
Artikel 5 Overgangsbepaling 2010/2011
De werkgever komt voor vergoeding volgens het Financieringsreglement Scholing van Werkenden 2010/2011 in aanmerking indien:
a. werknemers met hun opleiding zijn gestart vóór 1 januari 2012 én
b. aan alle voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het Financieringsreglement Scholing van Werkenden 2010/2011 is voldaan.
Artikel 6 Uitsluiting
1. De werkgever komt, ten behoeve van de betreffende werknemer, niet in aanmerking voor vergoeding volgens artikel 4 van dit reglement indien voor de betreffende beroepsopleiding het maximum van twee studiejaren reeds is verkregen op basis van voorgaande cao-reglementen.
2. De werkgever komt, ten behoeve van de betreffende werknemer, voor maximaal één studiejaar voor vergoeding volgens artikel 4 van dit reglement in aanmerking indien voor de betreffende beroepsopleiding één studiejaar reeds is verkregen op basis van voorgaande cao-reglementen.
Artikel 7 Informatieplicht
De werkgever dient aan de stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.
Artikel 8 Aansprakelijkheid
De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 9 Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de directie dan wel het bestuur van de stichting.
STATUTEN DOORLOPENDE TEKST VAN STATUTEN VAN STICHTING ARBEIDSMARKT EN OPLEIDING IN DE METALEKTRO
Artikel 1 Naam en zetel
De stichting draagt de naam: Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro en is gevestigd te ’s-Gravenhage.
Artikel 2 Doel
De stichting heeft ten doel:
1. het bevorderen van de deelneming aan opleidingen en cursussen, alsmede het bevorderen van de kwaliteiten ervan;
2. het bevorderen van de plaatsing van jongeren in de Metalektro;
3. het egaliseren van de opleidingskosten;
4. het bevorderen van de employability van de werknemer, her-, om- en bijscholing;
5. de daarvoor bij financieringsreglement bepaalde uitkeringen te doen inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB, niveau IV en V en WHW), employability, studie-baancontract, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro;
6. het bevorderen van werkgelegenheid;
7. het bevorderen van de arbeidsdeelname van werknemers in de Metalektro;
8. het coördineren van beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende taken van bedrijfstakorganen voorzover het arbeidsmarkt en opleiding betreft; en
9. het beheren van activa nodig voor de uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro betreffende arbeidsmarkt en opleiding, één en ander ten behoeve van ondernemingen en (toekomstige) werknemers in de Metalektro en op basis van de collectieve arbeidsovereen- komst inzake Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro.
Artikel 3 Middelen om het doel te bereiken
De stichting tracht haar doel te bereiken door gelden te verkrijgen bij ondernemingen in de bedrijfstak en deze gelden naast andere baten van de stichting aan te wenden voor financiering dan wel subsidieringen van:
a. de ten laste van de werkgever komende opleidingskosten van in opleiding zijn de jongeren, die een opleiding volgen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), alsmede de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) zulks door het verstrekken van
vergoedingen aan werkgevers bij wie bedoelde jeugdigen hun opleiding ontvangen;
b. vakopleidingen en opleidingsprojecten met betrekking tot om-, her- en bijscholing ten behoeve van het op peil houden van het vakmanschap in de Metalektro;
c. projecten en activiteiten, gericht op het stimuleren van de persoonlijke ontwikkeling met betrek- king tot de arbeid van de individuele werknemer in de Metalektro in overleg met de betrokken werkgever in de Metalektro;
d. projecten betreffende de verbetering van het beroepsonderwijs ten behoeve van de Metalektro, dan wel de aansluiting van beroepsonderwijs en het bedrijfsleven in de Metalektro;
e. projecten ten behoeve van de instroom van personen uit de ‘arbeidsreserve’ in de Metalektro;
f. het verrichten van onderzoekingen naar de verwachte behoefte in de toekomst aan werknemers met bepaalde scholing in de bedrijfstak alsmede het publiceren van de uitkomsten van deze onderzoekingen;
g. het onderzoek van de invloed van de technische ontwikkeling op de vakopleidingen en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe vakopleidingen alsmede het publiceren van de uitkomsten van het onderzoek;
x. het onderzoek ten behoeve van de vakopleidingen van nieuwe werkmethoden en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe vakopleidingen alsmede het publiceren van de uitkomsten van het onderzoek;
i. promotionele activiteiten ter verbetering van het imago van de bedrijfstak, gericht op de instroom van nieuwe medewerkers in de bedrijfstak;
j. het geven van voorlichting over de wijze, waarop (de financiering van) opleidingen in de bedrijfs- tak Metalektro zijn geregeld;
k. het geheel of gedeeltelijk financieren of subsidiëren van door sociale partners overeen te komen of overeengekomen projecten in de sfeer van arbeidsmarkt- en opleiding en die gericht zijn op het aantrekkelijk maken van de bedrijfstak voor (aankomend) technisch personeel teneinde in vacatures te kunnen voorzien en technisch geschoold personeel te kunnen behouden; en
l. het doen bevorderen van het gebruik van kinderopvang door werknemers in de metalektro en het geven van voorlichting over kinderopvang in het algemeen.
Artikel 4 Financiële middelen
1. De financiële middelen van de stichting bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. bijdragen, die door de ondernemingen in de Metalektro worden verstrekt en zijn geïnd door Stichting Raad van Overleg in de Metalektro, gevestigd te ’s-Gravenhage, ingevolge het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro;
c. inkomsten uit het vermogen van de stichting;
d. eventuele andere baten.
2. De beschikbare gelden van het fonds van de stichting worden belegd met inachtneming van redelijke eisen van liquiditeit en rendement en van een zo juist mogelijke risicoverdeling, onder- meer door kortlopende depositorekeningen bij solide Nederlandse bankinstellingen.
Artikel 5 Directie en administratie
1. Het bestuur draagt alle secretariële werkzaamheden, waaronder het voorbereiden van werkplan- nen met bijbehorende begroting, de uitvoering van bestuursbesluiten, de financiële administratie en het beleggen van de financiële middelen op aan een door hem te benoemen directie, bestaande uit een lid, de directeur.
Het bestuur is belast met het beheer van het fondsvermogen.
2. Aan de goedkeuring van het bestuur zijn, onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, onderworpen de besluiten van de directie die in het directiestatuut zijn genoemd.
Artikel 6 Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit maximaal zes leden, te weten: maximaal drie werkgevers- leden en maximaal drie werknemersleden.
2. De leden van het bestuur worden benoemd door Stichting Raad van Overleg in de Metalektro, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: de ‘ROM’.
De benoeming van bestuursleden geschiedt uit een bindende voordracht, op te maken voor elke te vervullen plaats.
De navolgende verenigingen maken voor de benoeming van een of meer bestuursleden de voordracht op, te weten:
– maximaal drie leden door Vereniging FME-CWM, een vereniging met volledige rechtsbevoegd- heid, statutair gevestigd te Zoetermeer;
– één lid door FNV Bondgenoten, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en statutair gevestigd te Utrecht;
– één lid door CNV Vakmensen, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en statutair gevestigd te Utrecht;
– één lid door De Unie, Vakbond voor industrie en dienstverlening, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en statutair gevestigd te Culemborg, tezamen met VHP2, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en statutair gevestigd te Eindhoven.
De betreffende vereniging(en) zal (zullen) de voordracht als bedoeld in dit lid opmaken binnen drie maanden nadat deze vereniging hiertoe schriftelijk door de ROM is uitgenodigd.
3. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De ROM stelt een rooster van aftreden op. Een aftredend bestuurslid is terstond eenmalig herbenoembaar.
4. De ROM kan een bestuurslid schorsen of ontslaan al dan niet op verzoek van de vereniging die overeenkomstig lid 2 bevoegd is een voordracht voor de betreffende bestuurszetel op te maken.
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:
a. overlijden;
b. het nemen van ontslag;
c. onder curatelestelling of faillissement;
d. ontslag als bedoeld in lid 4.
Indien er in het bestuur één of meer vacatures bestaan blijven de overige bestuursleden een bevoegd college vormen. Het bestuur is verplicht zo spoedig mogelijk in de vacature(s) te doen voorzien.
Artikel 7
1. Het bestuur wijst telkenjare uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande dat indien het voorzitterschap wordt bekleed door een van de leden benoemd op voordracht van de Vereniging FME-CWM, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden benoemd op voordracht van een der werknemersorganisaties en zo telkenjare afwisselend.
2. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. De stichting kan voorts vertegenwoordigd worden door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, te weten een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid. Het bestuur verleent aan de directeur volmacht om in het kader van de aan de directie opgedragen taken de stichting te vertegenwoordigen.
3. In alle gevallen waarin de stichting een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuursleden, wordt de stichting vertegenwoordigd door twee of meer personen door het bestuur daartoe aan te wijzen. Deze personen kunnen geen lid zijn van het bestuur.
Artikel 8 Vergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste de helft van het aantal bestuursleden dit gewenst achten.
2. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten daaromtrent anders bepalen, slechts worden genomen in vergaderingen, waarin tenminste twee bestuursleden vertegenwoordigend de werkgeversorganisaties en twee bestuursleden vertegenwoordigend de werknemersorganisaties, zoals vermeld in artikel 6 lid 2, aanwezig zijn.
3. Xxxxxxxx geschiedt per delegatie:
a. De delegatie aangewezen door Vereniging FME-CWM brengt achtenvijftig stemmen uit;
b. De delegatie aangewezen door FNV Bondgenoten, brengt vierenveertig stemmen uit;
c. De delegatie aangewezen door XXX Xxxxxxxxx brengt acht stemmen uit;
d. De delegatie aangewezen door De Unie, vakbond van industrie en dienstverlening tezamen met VHP2 brengt zes stemmen uit.
4. Stemmen bij volmacht is niet toegestaan.
5. Besluiten worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebracht beschouwd.
6. Over zaken wordt mondeling gestemd, over personen schriftelijk. Blanco stemmen zijn van onwaarde.
7. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan weer, dan wordt het betreffende voorstel voorgelegd aan – en beslist door – de ROM.
8. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits alle leden hun stem schriftelijk – daaronder mede begrepen per fax of electronische post (e-mail) – uitbrengen en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Een besluit is alsdan genomen, indien de volstrekte dan wel de vereiste grotere meerderheid van het aantal leden zich voor het voorstel heeft verklaard.
Artikel 9 Bestuursbevoegdheid
Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreem- ding of bezwaring van registergoederen, mits een dergelijk besluit is genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin tenminste twee/derde van het aantal in functie zijnde bestuursle- den aanwezig is. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, zonder dat voor een dergelijk besluit het quorum en het aantal stemmen als bedoeld in de eerste zin van dit artikel vereist is.
Artikel 10 Vrijtekening en vrijwaring
1. De stichting zal een bestuurslid niet aansprakelijk stellen ter zake van schade die de stichting lijdt als gevolg van enig handelen of nalaten van een bestuurslid in diens hoedanigheid van bestuurder van de stichting.
2. De stichting zal een bestuurslid schadeloos stellen ter zake van de schade die derden lijden als gevolg van enig handelen en/of nalaten van een bestuurslid in diens hoedanigheid van bestuurder van de stichting en tot vergoeding waarvan een bestuurslid gehouden is op grond van een in kracht van gewijsde gegaan rechtelijk of arbitraal vonnis of van een met die derde(n) overeengeko- men vaststellingsovereenkomst, mits is voldaan aan de in lid 3 van dit artikel genoemde voorwaar- den.
3. De verdediging in de procedure bedoeld in lid 2 wordt met instemming van de stichting gevoerd. De vaststellingsovereenkomst bedoeld in lid 2 kan uitsluitend worden gesloten met de uitdrukke- lijke schriftelijke goedkeuring van de stichting. Het betreffende bestuurslid dient volledige medewerking aan de stichting te geven bij het voeren van de verdediging respectievelijk bij de desbetreffende schikkingsonderhandelingen.
4. Aan de in lid 1 omschreven vrijtekening en de in lid 2 omschreven vrijwaring kan een bestuurslid geen rechten ontlenen indien:
– de schade het gevolg is van opzettelijk of bewust roekeloos gedrag van het betreffende bestuurslid;
– het betreffende bestuurslid in redelijkheid niet kon menen in het belang van de stichting te handelen, waaronder mede begrepen de situatie dat het verweten handelen of nalaten als feitelijk of beoogd gevolg heeft dat het betreffende bestuurslid of anderen in welk opzicht dan ook onrechtmatig worden bevoordeeld.
5. Aan de in lid 1 omschreven vrijtekening en de in lid 2 omschreven vrijwaring kan een bestuurslid geen rechten ontlenen voor zover de schade als bedoeld in dit artikel is verzekerd en wordt vergoed door een verzekeraar.
6. Onder schade in de zin van dit artikel wordt mede verstaan de over enig te vergoeden bedrag verschuldigde wettelijke rente, de proceskosten welke een bestuurslid is gehouden te voldoen en/of de ten behoeve van de verdediging van een bestuurslid gemaakte rechtsbijstandkosten, inclusief de kosten van rechtsbijstand bij een onderzoek waaraan het bestuurslid zijn medewerking moet verlenen, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en in redelijke verhouding staan tot de omvang van de schade.
7. Onder schade in de zin van dit artikel worden eveneens aan het betreffende bestuurslid terzake van enig handelen en/of nalaten in diens hoedanigheid van bestuurslid van de stichting door autoritei- ten opgelegde boetes begrepen, voor zover vergoeding daarvan rechtens is toegestaan.
8. Kosten door een bestuurslid gemaakt voor het voeren van verweer zullen door de stichting worden voorgeschoten tijdens een actie of procedure, mits het betreffende bestuurslid zich schriftelijk en onherroepelijk jegens de stichting heeft verbonden tot terugbetaling daarvan indien uit een in kracht van gewijsde gegaan vonnis volgt dat hij geen aanspraak kan maken op vrijwaring door de stichting. De stichting kan nadere voorwaarden aan de uitbetaling verbinden, zoals het stellen van zekerheid.
9. De vrijtekening en vrijwaring voorzien in dit artikel blijven gelden voor een persoon die geen bestuurslid meer is en komen ook ten goede aan de erfgenamen of legatarissen van het bestuurs- lid.
10. Dit artikel kan zonder toestemming van de personen die aanspraak op vrijtekening en vrijwaring maken gewijzigd worden. Deze personen kunnen echter aanspraak blijven maken op de bescher- ming als geboden door dit artikel voor schade als gevolg van handelen of nalaten tijdens de periode dat dit artikel van kracht is.
Artikel 11 Subsidieverlening
1. Het bestuur stelt de wijze waarop en de voorwaarden waaronder er recht op een verstrekking uit het fonds bestaat, vast, voorzover dit in de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro betreffende arbeidsmarkt en opleiding niet is vastgelegd.
2. Subsidie verzoekende instellingen dienen bij het verzoek een begroting in welke moet zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen/activiteiten bedoeld in artikel 3 van de statuten.
3. Subsidie ontvangende instellingen zullen worden verplicht jaarlijks een door een onafhankelijke externe registeraccountant of accountant-administratie consulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring over te leggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (ten minste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 van deze statuten bedoelde bestedingsdoelen/activiteiten. Deze verklaring maakt een geïntegreerd onderdeel uit van het(finan- cieel)jaarverslag.
Artikel 12 Financiën
1. Het boekjaar van de stichting loopt van één januari tot en met éénendertig december daaropvol- gend.
2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een jaarverslag op dat volgens de in artikel 3 van deze statuten bedoelde bestedingsdoelen/activiteiten moet zijn gespecificeerd. In dit jaarverslag wordt een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgenomen, alsmede een verklaring over de besteding van de gelden. De directie laat dit jaarverslag controleren door een onafhankelijke externe accountant of accountant administratieconsulent met certificerende bevoegdheid en legt dit jaarverslag aan het bestuur ter vaststelling voor. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
3. Het bestuur verleent de opdracht tot controle van het jaarverslag aan de in lid 2 bedoelde accountant.
4. Jaarlijks binnen één maand na vaststelling door het bestuur van de jaarstukken brengt het bestuur omtrent het gevoerde beleid verslag uit aan de ROM, zulks onder overlegging van de jaarstukken en het verslag van de in lid 2 bedoelde accountant.
5. De vastgestelde jaarstukken met het verslag van de in lid 2 bedoelde accountant en het verslag van het bestuur omtrent het gevoerde beleid zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metalektro ten kantore van de Stichting en op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 13 Begroting en werkplan
1. Het bestuur van de stichting zal jaarlijks voor het komende boekjaar een werkplan met bijbeho- rende begroting vaststellen. Het bestuur gaat niet tot die vaststelling over voordat de ROM het plan en de begroting heeft goedgekeurd.
2. Deze begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 van deze statuten bedoelde bestedingsdoelen/activiteiten.
3. De vastgestelde begroting zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metalektro ten kantore van de Stichting ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
4. Het goedgekeurde en vastgestelde werkplan en de bijbehorende begroting vormen de basis voor het door het bestuur voor de betreffende periode te voeren beleid. Het bestuur kan alleen daarvan afwijken na verkregen goedkeuring van de ROM. Terzake van de uitvoering van het werkplan brengt het bestuur na afloop van ieder boekjaar verslag uit aan de ROM.
Artikel 14 Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
2. Een besluit als in lid 1 bedoeld, kan slechts worden genomen in een vergadering, waarin tenminste twee/derde van het aantal bestuursleden tegenwoordig is en na verkregen goedkeuring van de ROM.
3. Is niet twee/derde van het aantal bestuursleden tegenwoordig, dan wordt het voorstel opnieuw aan de orde gesteld in de eerstvolgende vergadering van het bestuur, waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest kan worden besloten mits tenminste twee werkgeversleden en twee werknemersleden tegenwoordig zijn.
4. De statutenwijziging komt bij notariële akte tot stand.
5. Tot het doen verlijden van de notariële akte van statutenwijziging is ieder bestuurslid bevoegd.
Artikel 15 Ontbinding
1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding der stichting over te gaan, zulks echter uitsluitend na het expireren van de algemeen verbindend verklaring van de overeenkomst betreffende het in deze statuten geregelde Fonds. De bepaling van artikel 14 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
2. Na ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur. Aan een eventueel batig saldo na vereffening zal door het bestuur een bestemming moeten worden gegeven, welke zoveel mogelijk overeenkomt met het doel en karakter der stichting.
Artikel 16 Reglementen
1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak een of meer reglementen vaststellen en een vastgesteld reglement of vastgestelde reglementen wijzigen.
2. De in lid 1 genoemde reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 17 Slotbepaling
In alle gevallen waarin de wet, deze statuten of vastgestelde reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2013 en voor zover het betreft artikel 2 en artikel 4 tot en met 31 augustus 2014.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
Dictum IV
Het besluit van 28 juli 2010 (Stcrt. 2010, nr. 12244) tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro wordt ingetrokken.
Dictum V
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 en vervalt met ingang van 1 september 2014 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 8 november 2011
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze:
de directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx.