Inhoud
Algemeen Reglement van de Exploitatie |
Bundel 310 Bedienen en besturen van krachtvoertuigen op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer |
Boek 3 |
Bepalingen voor het veiligheidspersoneel |
Inhoud
1
1.5 De verplichting van de werkgever 6
1.6 Toolboxmeetings en briefing 6
7
2.2 Betrokken veiligheidspersoneel 7
2.3.2 Vakkennis inzake sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer 8
2.5 COMPETENTIEBEHEER VOOR PERSONEEL INFRABEL MET DE SUPPLEMENTAIRE BEVOEGDHEID “BC-TW” 11
2.5.2 Continuïteit in de uitvoering van de veiligheidskritieke taak 11
12
3.2 Betrokken veiligheidspersoneel 12
3.3.2 Vakkennis inzake sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer 13
3.5 Competentiebeheer voor personeel van contractanten met de supplementaire bevoegdheid “BC-TW”. 16
3.5.2 Toelatingsvoorwaarden 16
3.5.4 Register van de certificaten 16
3.5.6 Onderbreking in de uitoefening van de bevoegdheid “BC-TW” 17
3.5.7 Beëindiging van het dienstverband / Verandering van werkgever 17
4. VEREISTEN VAN TOEPASSING OP PERSONEEL VAN INFRABEL EN VAN CONTRACTANTEN MET DE BEVOEGDHEID “OTW”
18
4.2.2 Vakkennis betreffende het certificaat Operator TW 20
4.3 Documenten die de certificering van personeel met de bevoegdheid
4.3.2 Het “Certificaat OTW” 25
4.3.3 Aanvullend attest van kennis van de zone van het werk 26
4.3.4 Aanvullend attest van materieelkennis 29
4.4 Taalvereisten voor personeel met de bevoegdheid “OTW” 31
4.4.2 Personeel van Xxxxxxxx en van zijn contractanten 31
5. MEDISCHE EN PSYCHOLOGISCHE VEREISTEN VOOR PERSONEEL MET DE BEVOEGDHEID “BC-TW” EN “OTW”
32
5.2 Medische en psychologische vereisten voor de bevoegdheid “BC-TW”
5.2.2 Periodiek medisch onderzoek 32
5.3 Medische en psychologische vereisten voor de bevoegdheid “OTW” 32
5.3.2 Periodiek medisch onderzoek 33
5.4 Aanvullende medische onderzoeken en psychologische beoordelingen 33
5.5 Psychologische bijstand 33
34
6.1.1 Verplichtingen van het veiligheidspersoneel 34
6.1.2 Verplichtingen van de werkgever 34
6.1.3 Maximum toegelaten alcoholgehalte 34
6.2 Eisen inzake het personeel van contractanten 34
6.3 Eisen inzake het personeel Infrabel in extenso 34
6.4 Controle van het alcoholgehalte 35
6.5 Onderhoud en kalibratie ademtoestellen ter controle van het alcoholgehalte 35
7. VEILIGHEIDSPERSONEEL DAT EEN RISICO VOOR DE SPOORWEGVEILIGHEID KAN BETEKENEN
36
7.1.1 Verplichting van het veiligheidspersoneel 36
7.1.2 Verplichting van de werkgever 36
7.1.3 Optreden van de veiligheidsinstantie (DVIS) 36
7.3.2 Kennisgeving van een preventieve maatregel 37
7.3.3 Reikwijdte van een preventieve maatregel 37
7.3.4 Legitimatiekaart «Spoorweginspectie» 37
7.3.5 Mededeling aan de veiligheidsinstantie en de werkgever 38
7.5 Bijzondere schikkingen inzake de bevoegdheid “BC-TW” en “OTW” 38
7.5.1 Preventieve maatregelen 38
7.5.2 Herneming van de uitoefening van de bevoegdheden “BC-TW” en “OTW” 38
7.5.3 Classicatie van fouten 39
BIJLAGE 1: FORMULIER PREVENTIEVE MAATREGEL
1
1
BIJLAGE 3: CONTACTPUNT (KANDIDAAT) CONTRACTANTEN
1
Bundel 310
BEDIENEN EN BESTUREN VAN KRACHTVOERTUIGEN OP SPOREN TIJDELIJK GESLOTEN VOOR HET NORMALE VERKEER
1. ALGEMEENHEDEN
De regels en vereisten die in het huidige ARE 310 voorkomen, zijn van toepassing voor al het personeel van Infrabel (IB) en zijn contractant(en),
waarbij we onder contractanten verstaan:
⮚ de infrastructuurgebruikers (IG) en hun contractanten;
⮚ de aannemers (en hun onderaannemers) voor werken uitgevoerd voor Infrabel in het kader van overheidsopdrachten voor werken of diensten.
dat:
⮚ veiligheidskritieke taken uitvoert met betrekking tot het bedienen en besturen van krachtvoertuigen op gedeelten van sporen die tijdelijk gesloten zijn voor het normale verkeer omwille van onderhoud, vernieuwing of herinrichting van het spoorwegsysteem;
⮚ als gevolg van zijn activiteiten, een gevaar vormt voor het spoorverkeer op de aanpalende in dienst zijnde sporen.
Onder "gedeelten van sporen die tijdelijk gesloten zijn voor het normale verkeer omwille van onderhoud, vernieuwing of herinrichting van het spoorwegnetwerk" moet verstaan worden:
⮚ de niet-geëxploiteerde lijnen en sporen, inclusief nieuwe sporen in aanleg;
⮚ de werkaansluitingen;
⮚ de tijdelijk buiten dienst gestelde sporen voor werken;
⮚ de sporen waarop een procedure S 431 of S 432 of S632 voor (niet) detecteerbare voertuigen van toepassing is.
In dit document wordt de uitdrukking "gedeelten van sporen die tijdelijk gesloten zijn voor het normale verkeer omwille van onderhoud, vernieuwing of herinrichting van het spoorwegnetwerk" systematisch vervangen door de kortere uitdrukking "sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer".
Veiligheidskritieke taak (“VKT”)
Taak uitgevoerd door het personeel wanneer het personeel de beweging van een trein stuurt of beïnvloedt, en dat de spoorwegveiligheid in gevaar kan brengen.
Veiligheidspersoneel
Personeel dat, al is het maar sporadisch, één of meerdere veiligheidskritieke taken uitoefent. Contractant
De term “contractant” is gespecificeerd in artikel 94/1 en 94/2 van de Spoorcodex. Onder contractant verstaat men een onderaannemer die belast is met de uitvoering van een veiligheidskritieke taak in opdracht van een spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder.
Xxxxxxxx houdt een lijst bij van al haar contractanten en informeert de veiligheidsinstantie en het toezichthoudend orgaan volgens de bepalingen van artikel 94/1 en 94/2 van de Spoorcodex.
Met betrekking tot de bepalingen van de Spoorcodex, wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 categorieën van contractanten:
1. Artikel 94/1: De contractant beschikt over een veiligheidsbeheersysteem in overeenstemming met de artikelen 89 tot en met 91 van de Spoorcodex (bv. een spoorwegonderneming).
De uitvoering van de veiligheidskritieke taken voorzien in het VBS van deze contractant worden niet opgenomen in het VBS Infrabel en vallen bijgevolg niet onder de veiligheidsvergunning van Infrabel. De bijkomende veiligheidskritieke taken met betrekking tot "sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer" worden opgenomen in het VBS Infrabel en vallen bijgevolg onder de veiligheidsvergunning van Infrabel.
2. Artikel 94/2: De contractant beschikt niet over een veiligheidsbeheersysteem in overeenstemming met de artikelen 89 tot en met 91 van de Spoorcodex. (bv. een aannemer spoorwerken).
De uitvoering van de veiligheidskritieke taken door deze contractant worden opgenomen in het VBS Infrabel en vallen bijgevolg onder de veiligheidsvergunning van Infrabel.
TUC RAIL wordt beschouwd als contractant volgens artikel 94/2, waarbij de veiligheidskritieke taken, die ze onder de veiligheidsvergunning van Infrabel uitvoert en waarvoor haar veiligheidspersoneel gecertificeerd is, onder het veiligheidsbeheer van TUC RAIL ressorteren. De delegatie van bevoegdheden wordt in een overeenkomst Infrabel-TUC RAIL beschreven.
Rollen Infrabel
Het ARE 300 «Bepalingen voor het veiligheidspersoneel» geeft de interne voorschriften weer van Xxxxxxxx die geldig zijn voor het veiligheidspersoneel.
De interne voorschriften in het ARE 300 zijn gebaseerd op:
⮚ Wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex;
⮚ het Koninklijk besluit van 9 augustus 2020 tot vaststelling van de vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel en op het personeel van de met onderhoud belaste entiteiten (afkorting “KB Veiligheidspersoneel 2020”);
⮚ het Koninklijk besluit van 23 mei 2013, inclusief de bijwerkingen van 30 juli 2018 en 9 maart 2021, tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel zonder het gebruik van rijpaden en op het veiligheidspersoneel dat handelingen uitvoert met betrekking tot de bediening van een installatie of van een private spooraansluiting (afkorting “KB Buiten rijpad”);
⮚ de bepalingen van de TSI OPE die van kracht zijn.
In punt 1.5 van het ARE 300 wordt het begrip “rol” binnen het kader van het VBS Infrabel gedefinieerd. In het VBS Infrabel worden de VKT gegroepeerd in verschillende rollen. Een rol binnen het VBS kan 1 of meerdere VKT omvatten.
In hoofdstuk 6 van het ARE 300 worden de medische en psychologische criteria voor het veiligheidspersoneel Infrabel beschreven. Deze criteria zijn eveneens van toepassing op het personeel van contractanten die vallen onder het ARE 310.
Indien de VKT die beschreven zijn in het ARE 310 uitgevoerd worden door personeel dat in dienst is bij Infrabel, dan worden deze als rol binnen het VBS Infrabel beschouwd.
Indien de VKT die beschreven zijn in het ARE 310 uitgevoerd worden door personeel dat niet in dienst is bij Infrabel, dan worden deze in het VBS Infrabel niet als rollen beschouwd, maar als (supplementaire) bevoegdheden. De verantwoordelijkheid voor het competentiebeheer ligt in dat geval bij de werkgever van het betroffen personeel. Daartoe is een systeem van een gespecialiseerde (supplementaire) opleiding en certificatie opgezet, waarbij deze allebei afhankelijk zijn van de reeds verworven vakbekwaamheid of reeds eerder behaalde certificaten van het betroffen personeel.
De VKT “Bedienen en besturen van krachtvoertuigen op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer” behoort tot de categorie C van het Koninklijk besluit van 9 augustus 2020 tot vaststelling van de vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel en op het personeel van de met onderhoud belaste entiteiten (afkorting “KB Veiligheidspersoneel 2020”). Deze VKT wordt in het VBS Infrabel met C9 aangeduid.
Het ARE 310 "Bedienen en besturen van krachtvoertuigen op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer" beschrijft de (supplementaire) bevoegdheden eigen aan de werkzaamheden van de infrastructuurbeheerder:
⮚ die verband houden met het besturen van krachtvoertuigen, detecteerbare voertuigen en niet-detecteerbare voertuigen;
⮚ die niet opgenomen zijn in voornoemd “KB Veiligheidspersoneel 2020” en desgevallend niet in het ARE 300 omgezet werden;
⮚ die beschouwd worden als een bijkomende veiligheidskritieke taak (ARE 300 punt 4.3.4), die valt onder type C “Andere veiligheidskritieke taken en kennis verbonden aan de uitvoering van deze veiligheidskritieke taken” volgens bijlage 2 van het “KB Veiligheidspersoneel” (ARE 300 punt 9.4).
Volgende (supplementaire) bevoegdheden zijn in het ARE 310 omschreven:
1. “Bestuurder Conducteur - Travaux Werken” (“BC-TW”):
Personeel van Infrabel of van een contractant met de veiligheidsfunctie van treinbestuurder (personeel dat houder is van een vergunning van treinbestuurder).
De “BC-TW” is bevoegd om:
• tractiematerieel van het type locomotief;
• autonome niet ontspoorbare werktuigen;
te besturen en te bedienen al dan niet gekoppeld met andere spoorvoertuigen.
Het rollend materieel waarmee de treinbestuurder mag rijden, is vermeld op zijn aanvullend bevoegdheidsbewijs (rubriek 7).
Zie verder in hoofdstuk 2 (personeel Infrabel) en hoofdstuk 3 (contractanten).
2. “Operator Travaux Werken - Werk-Trein” (“OTW-WT”): Personeel van Xxxxxxxx of van een contractant.
De “OTW-WT” is bevoegd om:
• tractiematerieel van het type locomotief;
• autonome niet ontspoorbare werktuigen;
• autonome (auto-)ontspoorbare werktuigen uitgerust voor het rangeren van andere spoorvoertuigen;
te besturen en te bedienen al dan niet gekoppeld met andere spoorvoertuigen.
Het gaat hier over de werktuigen:
• ofwel goedgekeurd om autonoom in rijpaden te kunnen rijden;
• ofwel goedgekeurd om autonoom buiten rijpaden te kunnen rijden waarvan het nummer van de “toelating Infrabel” eindigt op de letter D of J.
Zie verder in hoofdstuk 4.
3. “Operator Travaux Werken - Spoor-Wegvoertuig” (“OTW-SW”): Personeel van Xxxxxxxx of van een contractant.
De “OTW-SW” is bevoegd om:
• autonome (auto-)ontspoorbare werktuigen;
• die niet uitgerust zijn voor het rangeren van andere spoorvoertuigen (één laadbak op lorries uitgezonderd);
te besturen en bedienen.
Het gaat hier over de werktuigen die goedgekeurd zijn om autonoom buiten rijpaden te kunnen rijden waarvan het nummer van de “toelating Infrabel” eindigt op de letter K, S of J.
Een “OTW-SW” mag rijden:
• mits de begeleiding door personeel met de rol “Vergezellende bediende van niet- detecteerbare voertuigen” (“VBNDV”) op sporen in dienst voor de ritten van en naar sporen buiten dienst. Deze begeleiding kan nooit worden onderbroken.
• met de begeleiding door personeel met de rol “Vergezellende bediende van niet- detecteerbare voertuigen” (“VBNDV”) op sporen buiten dienst. Deze begeleiding kan worden onderbroken overeenkomstig de geldende voorschriften.
Zie verder in hoofdstuk 4.
De bevoegdheden “OTW-WT” en “OTW-SW” kennen dezelfde voorwaarden inzake toegang, certificatie, medische en psychologische criteria. Indien er verder in het document de term “OTW” vermeld wordt, dan worden beiden daarmee aangeduid.
In het kader van het ARE 310 wordt de term "werkgever" als volgt geëxpliciteerd:
⮚ Infrabel en zijn contractant(en) Voor hun eigen personeel;
⮚ de infrastructuurgebruiker en zijn contractant(en) voor hun eigen personeel;
⮚ de aannemer (of zijn onderaannemers) voor zijn (hun) personeelsleden voor de werken uitgevoerd voor Infrabel in het kader van overheidsopdrachten voor werken of diensten.
1.5 DE VERPLICHTING VAN DE WERKGEVER
In het kader van het toezicht op de contractanten van Infrabel, heeft iedere werkgever van een bediende met de bevoegdheid “BC-TW” of “OTW” de verplichting om op eenvoudige vraag van Xxxxxxxx binnen een termijn van 14 werkdagen een volledige lijst van de bij hem aangestelde bedienden, met alle details inzake de vakbekwaamheid, te bezorgen.
1.6 TOOLBOXMEETINGS EN BRIEFING
In het VBS Infrabel en in de overeenkomsten betreffende het werken met contractanten en derden is er voorzien dat er op periodieke basis toolboxmeetings en briefings georganiseerd worden.
De toolboxmeeting of briefing is een georganiseerde vorm van werkoverleg met als doel het bevorderen van de veiligheid op de werkplek en in de omgeving van de werkplek voor zowel het personeel van Infrabel als al het overige aanwezige personeel. Naast de locatie en de organisatie van de werken en de van toepassing zijnde veiligheidsmaatregelen, dient er ook aandacht besteed te worden aan recente ongevallen. Ook onveilige situaties en bijna ongevallen kunnen aan de orde komen als deze aanwezig zijn of zich voor hebben gedaan.
Personeel met de bevoegdheden “BC-TW” en “OTW” dienen aanwezig te zijn op deze toolboxmeetings en briefings. Indien ze niet in deze mogelijkheid verkeren, dan is hun werkgever gehouden om alle belangrijke informatie betreffende de organisatie en veiligheidsmaatregelen tijdens de werken aan de betrokken personeelsleden door te geven.
De toolboxmeeting of briefing dient traceerbaar te zijn, zodat de inhoud van het werkoverleg kan nagekeken worden in het kader van het onderzoek van voorvallen, controles, documentaire audits, …
2. VEREISTEN VAN TOEPASSING OP PERSONEEL VAN INFRABEL MET EEN VEILIGHEIDSFUNCTIE TREINBESTUURDER EN DE BEVOEGDHEID VAN “BC-TW”
De bestuurders van spoorvoertuigen op het netwerk van Infrabel moeten in het bezit zijn van een vergunning van treinbestuurder conform het Europese communautaire model. In België is het de “Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen” die de vergunning van treinbestuurder Europees model afgeeft.
De bijzondere bepalingen van dit hoofdstuk vervolledigen de vereisten en de bepalingen waaraan een treinbestuurder in alle omstandigheden onderworpen blijft.
De supplementaire bevoegdheid van “BC-TW” is toegankelijk voor personeel van Infrabel dat over een vergunning van treinbestuurder en de passende aanvullende bevoegdheidsbewijzen volgens punt 2.2 beschikt.
2.2 BETROKKEN VEILIGHEIDSPERSONEEL
De vereisten van dit hoofdstuk gelden alleen voor de treinbestuurders van Infrabel die:
⮚ houder zijn van een vergunning van treinbestuurder conform het Europees communautair model;
⮚ en een aanvullend bevoegdheidsbewijs voor minstens één van volgende categorie(ën): B2 of A2 1;
⮚ en die veiligheidskritieke taken met betrekking op het bedienen en het besturen aangaan van krachtvoertuigen (locomotieven of werktuigen, al dan niet gekoppeld met spoorvoertuigen) op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer, uitvoeren.
De treinbestuurders worden geschikt bevonden om te werken en rijden op sporen tijdelijk gesloten voor het normale spoorverkeer mits zij voldoen aan de drie volgende voorwaarden:
1e voorwaarde
Tijdens de fundamentele opleiding het verwerven van de kennis die overeenstemt met de opleiding voor personeel van de aannemer/dienstverlener inzake “Basisveiligheid Spoorwegwerken” (Bundel 63 punt 2.3).
1 In het kader van de harmonisatie van de bevoegdheden van treinbestuurders direct tewerkgesteld bif Infrabel (ARE 300 punt 1.5), wordt deze categorie nog tijdelijk toegelaten.
2e voorwaarde
Een opleiding gevolgd hebben over de vakkennis in verband met het verkeer op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer aan een opleidingscentrum dat erkend is door de veiligheidsinstantie en bekwaam is om deze opleiding te verzekeren.
3e voorwaarde
Slagen voor het examen dat de hiervoor genoemde opleiding bekrachtigt. Dit examen moet georganiseerd worden door het opleidingscentrum dat deze opleiding heeft gegeven.
In geval van het slagen voor het examen, levert het opleidingscentrum een getuigschrift van specifieke vakbekwaamheid voor verkeer op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer af.
2.3.2 VAKKENNIS INZAKE SPOREN TIJDELIJK GESLOTEN VOOR HET NORMALE VERKEER
In het kader van deze reglementering dient een treinbestuurder over volgende vakkennis te beschikken:
⮚ Kennis niet-geëxploiteerde lijnen:
o het verkeer op niet-geëxploiteerde sporen en lijnen.
⮚ Xxxxxx werkaansluiting:
o de definitie werkaansluiting;
o de signalisatie werkaansluiting;
o het verkeer van en naar de werkaansluiting;
o het verkeer op de werkaansluiting.
⮚ Xxxxxx tijdelijk buiten dienst gestelde sporen voor werken:
o de definitie van een tijdelijk buiten dienst gesteld spoor of zone;
o de afbakening van een tijdelijk buiten dienst te stellen spoor of zone;
o de beveiliging van een tijdelijk buiten dienst te stellen spoor of zone;
o de principes in verband met de actiezone van werktreinen op een tijdelijk buiten dienst gesteld spoor / zone;
o de procedures bij de buitendienststelling van een spoor / zone, bezet door een werktrein:
- buitendienststelling van een doorgaand hoofdspoor, een ontvanghoofdspoor een rangeerspoor of een wijkspoor, bezet door een werktrein
- buitendienststelling van een hoofdspoor, bezet door een werktrein. In het bijzonder, de werkinstructie “Trein STOP”
o de procedure voor het vertrek van een werktrein naar een buiten dienst gesteld spoor / zone;
o de procedure voor toegang naar een buiten dienst gestelde spoor / zone:
- inrit langs één van de begrenzingen
- inrit tussen de begrenzingen
o in het kader van verkeer op een buiten dienst gesteld spoor / zone:
- de algemene principes
- de snelheden te respecteren
- de in acht te nemen seinen
o de procedure voor het verlaten van het buiten dienst gesteld spoor:
- verlaten van het buiten dienst gesteld spoor aan zijn uiteinden
- verlaten van het buiten dienst gesteld spoor tussen de uiteinden
o de procedure als het spoor / zone bezet blijft door de werktrein bij de terbeschikkingstelling aan de seinpost (einde werken)
o de volgende formulieren correct te kunnen gebruiken:
- het S 422 (overschrijdingsbevel)
- het S 625 (toelating voor de toegang naar het spoor buiten dienst)
- het S 682 (fiche voor verkeer op een spoor buiten dienst)
o de werkinstructie “TREIN STOP” kennen en kunnen toepassen
De referentiedocumenten m.b.t. de vakkennis inzake sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer zijn:
⮚ ARE 741.1;
⮚ Werkinstructie “TREIN STOP” - Procedure als aanvulling aan ARE 741.1.
2.4 DOCUMENTEN DIE DE CERTIFICERING VAN PERSONEEL INFRABEL VOOR DE SUPPLEMENTAIRE BEVOEGDHEID “BC-TW” AANTONEN
De vakbekwaamheid om te werken en te rijden op sporen1 tijdelijk gesloten voor het normale verkeer wordt gematerialiseerd door de inschrijving “SPBD - BC-TW”, wat staat voor “Sporen buiten dienst - Bestuurder Conducteur - Travaux Werken”.
Deze inschrijving gebeurt in rubriek 4 "Aanvullende informatie" van het aanvullend bevoegdheidsbewijs voor een bediende die over een vergunning van treinbestuurder beschikt.
1 Deze sporen moeten in elk geval deel uitmaken van de gekende infrastructuur die in de rubriek 8 "Infrastructuur waarop de bestuurder mag rijden" (of in de rubriek 4 "Aanvullende informatie" waar de HSL-lijnen vermeld worden die niet in de rubriek 8 voorkomen) van het aanvullend bevoegdheidsbewijs voor treinbestuurder van de betreffende vergunning van treinbestuurder vermeld staan. Voor niet HSL-lijnen is het alternatief toegelaten om een tijdelijk attest van kennis van de zone van het werk aan een treinbestuurder af te leveren, op voorwaarde dat er een plaatselijke opleiding over de betrokken infrastructuur succesvol verstrekt werd. Dit attest blijft enkel geldig tot het einde van de werken.
2.5 COMPETENTIEBEHEER VOOR PERSONEEL INFRABEL MET DE SUPPLEMENTAIRE BEVOEGDHEID
“BC-TW”
Tijdens de uitvoering van zijn prestatie moet het personeel altijd in het bezit zijn van onderstaande documenten die op het moment van de prestatie actueel zijn:
⮚ een vergunning van treinbestuurder conform het Europese communautaire model;
⮚ een aanvullend bevoegdheidsbewijs inzake kennis van het materieel;
⮚ een aanvullend bevoegdheidsbewijs inzake lijnkennis;
⮚ de vermelding “BC-TW” in rubriek 4 van het aanvullend bevoegdheidsbewijs.
2.5.2 CONTINUÏTEIT IN DE UITVOERING VAN DE VEILIGHEIDSKRITIEKE TAAK
Het personeel Infrabel met de supplementaire bevoegdheid “BC-TW” wordt beheerd in het VBS Infrabel, waarmee de opvolging van de continuïteit gegarandeerd is.
3. VEREISTEN VAN TOEPASSING OP PERSONEEL VAN CONTRACTANTEN MET EEN VEILIGHEIDSFUNCTIE TREINBESTUURDER EN DE BEVOEGDHEID “BC-TW”
De bestuurders van spoorvoertuigen op het netwerk van Infrabel moeten in het bezit zijn van een vergunning van treinbestuurder conform het Europese communautaire model. In België is het de “Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen” die de vergunning van treinbestuurder Europees model afgeeft.
De bijzondere bepalingen van dit hoofdstuk vervolledigen de vereisten en de bepalingen waaraan een treinbestuurder in alle omstandigheden onderworpen blijft.
De bevoegdheid “BC-TW” kan toegekend worden aan personeel van contractanten dat over een vergunning van treinbestuurder en de passende aanvullende bevoegdheidsbewijzen volgens punt 3.2 beschikt.
Enkel treinbestuurders die direct tewerkgesteld worden bij een contractant komen in aanmerking voor een opleiding en bevoegdheid “BC-TW”.
Een onderneming die treinbestuurders met de bevoegdheid “BC-TW” wil laten opleiden en vervolgens leveren aan Infrabel, dient zich eerst kandidaat te stellen als contractant. Deze kandidaatstelling verloopt via een contactpunt, zoals vermeld in bijlage 3. Na de bevestiging van de goede ontvangst en de ontvankelijkheid, krijgt de onderneming het statuut van “kandidaat-contractant”. Vervolgens wordt er een screening van de “kandidaat-contractant” door Infrabel uitgevoerd en bij positieve evaluatie wordt een contractvoorstel overgemaakt. Na ondertekening van het contract kan de contractant zijn treinbestuurders voor een opleiding “BC-TW” inschrijven.
3.2 BETROKKEN VEILIGHEIDSPERSONEEL
De vereisten van dit hoofdstuk gelden alleen voor de treinbestuurders van contractanten die:
⮚ houder zijn van een vergunning van treinbestuurder conform het Europees communautair model;
⮚ en een aanvullend bevoegdheidsbewijs voor de categorie(ën) B2;
⮚ en die veiligheidskritieke taken met betrekking op het bedienen en het besturen aangaan van krachtvoertuigen (locomotieven of werktuigen, al dan niet gekoppeld met spoorvoertuigen) op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer, uitvoeren.
De treinbestuurders worden geschikt bevonden om te werken en rijden op sporen tijdelijk gesloten voor het normale spoorverkeer mits zij voldoen aan de twee volgende voorwaarden:
1e voorwaarde
Het volgen van de opleiding voor personeel van de aannemer/dienstverlener inzake “Basisveiligheid Spoorwegwerken” en het vervolgens behalen van het desbetreffende certificaat. (Bundel 63 punt 2.3).
2e voorwaarde
Een opleiding gevolgd hebben over de vakkennis in verband met het verkeer op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer aan een opleidingscentrum die erkend is door de veiligheidsinstantie en bekwaam is om deze opleiding toe te verzekeren.
3e voorwaarde
Slagen voor het examen dat de hiervoor genoemde opleiding bekrachtigt. Dit examen moet georganiseerd worden door het opleidingscentrum dat deze opleiding heeft gegeven.
In geval van het slagen voor het examen, levert het opleidingscentrum een getuigschrift van specifieke vakbekwaamheid voor verkeer op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer af.
3.3.2 VAKKENNIS INZAKE SPOREN TIJDELIJK GESLOTEN VOOR HET NORMALE VERKEER
In het kader van deze reglementering dient een treinbestuurder over volgende vakkennis te beschikken:
⮚ Kennis niet-geëxploiteerde lijnen:
o het verkeer op niet-geëxploiteerde sporen en lijnen.
⮚ Xxxxxx werkaansluiting:
o de definitie werkaansluiting;
o de signalisatie werkaansluiting;
o het verkeer van en naar de werkaansluiting;
o het verkeer op de werkaansluiting.
⮚ Xxxxxx tijdelijk buiten dienst gestelde sporen voor werken:
o de definitie van een tijdelijk buiten dienst gesteld spoor of zone;
o de afbakening van een tijdelijk buiten dienst te stellen spoor of zone;
o de beveiliging van een tijdelijk buiten dienst te stellen spoor of zone;
o de principes in verband met de actiezone van werktreinen op een tijdelijk buiten dienst gesteld spoor / zone;
o de procedures bij de buitendienststelling van een spoor / zone, bezet door een werktrein:
- buitendienststelling van een doorgaand hoofdspoor, een ontvanghoofdspoor een rangeerspoor of een wijkspoor, bezet door een werktrein
- buitendienststelling van een hoofdspoor, bezet door een werktrein. In het bijzonder, de werkinstructie “Trein STOP”
o de procedure voor het vertrek van een werktrein naar een buiten dienst gesteld spoor / zone;
o de procedure voor toegang naar een buiten dienst gestelde spoor / zone:
- inrit langs één van de begrenzingen
- inrit tussen de begrenzingen
o in het kader van verkeer op een buiten dienst gesteld spoor / zone:
- de algemene principes
- de snelheden te respecteren
- de in acht te nemen seinen
o de procedure voor het verlaten van het buiten dienst gesteld spoor:
- verlaten van het buiten dienst gesteld spoor aan zijn uiteinden
- verlaten van het buiten dienst gesteld spoor tussen de uiteinden
o de procedure als het spoor / zone bezet blijft door de werktrein bij de terbeschikkingstelling aan de seinpost (einde werken)
⮚ Aldus moet de treinbestuurder bekwaam zijn:
o om volgende formulieren correct te kunnen gebruiken:
- het S 422 (overschrijdingsbevel)
- het S 625 (toelating voor de toegang naar het spoor buiten dienst)
- het S 682 (fiche voor verkeer op een spoor buiten dienst)
o om de volgende werkinstructie te kennen en te kunnen toepassen: werkinstructie “TREIN STOP”
De referentiedocumenten m.b.t. de vakkennis inzake sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer zijn:
⮚ ARE 741.1;
⮚ Werkinstructie “TREIN STOP” - Procedure als aanvulling aan ARE 741.1.
3.4 DOCUMENTEN DIE DE CERTIFICERING VAN PERSONEEL VAN CONTRACTANTEN VOOR DE SUPPLEMENTAIRE BEVOEGDHEID “BC-TW” AANTONEN
De vakbekwaamheid om te werken en te rijden op sporen1 tijdelijk gesloten voor het normale verkeer wordt gematerialiseerd door het “Aanvullend attest BC-TW” dat door Infrabel afgeleverd wordt. Dit na het volgen van de verplichte vakopleiding en het slagen in de evaluatie.
Het “Aanvullend attest BC-TW” geldt als bewijs voor de supplementaire bevoegdheid voor een bediende die over een vergunning van treinbestuurder beschikt. Hiermee is de kennis van de toepasselijke reglementering en procedures bewezen.
De vakbekwaamheid inzake het materieel dat bestuurd en bediend moet worden, wordt gematerialiseerd door de inschrijving op het ABBAC (Aanvullend Bevoegdheidsbewijs) van de werkgever. De werkgever is bijgevolg juridisch aansprakelijk voor de volledigheid en juistheid van de gegevens inzake materieelkennis. Deze materieelkennis kan te allen tijde gecontroleerd worden door bevoegd personeel van Infrabel (bv. de leider van het werk, controleurs, onderzoekers, …).
De kennis van de zone van het werk, als onderdeel van de lijnkennis van een bediende die over een vergunning van treinbestuurder beschikt, wordt als volgt gematerialiseerd:
⮚ Voor ritten op sporen in dienst: het ABBAC beheerd door de werkgever, waarbij deze juridisch aansprakelijk is voor de volledigheid en de juistheid van de gegevens.
⮚ Voor ritten op sporen buiten dienst wordt de kennis over de reële situatie tijdens het werken, verkregen door de toolbox meetings, briefings of via informatie en schetsen die de werkgever aan zijn personeel ter beschikking stelt en resulteert in een tijdelijk attest van kennis van de zone van het werk dat enkel geldig blijft tot het einde van de werken.
Deze kennis van de zone van het werk en de lijnkennis kunnen te allen tijde gecontroleerd worden door bevoegd personeel van Infrabel (bv. de leider van het werk, controleurs, onderzoekers, …).
1 Deze sporen moeten in elk geval deel uitmaken van de gekende infrastructuren die in de rubriek 8 "Infrastructuur waarop de bestuurder mag rijden" (of in de rubriek 4 "Aanvullende informatie" waar de HSL-lijnen vermeld worden die niet in de rubriek 8 voorkomen) van het aanvullend bevoegdheidsbewijs voor treinbestuurder van de betreffende vergunning van treinbestuurder vermeld staan.
3.5 COMPETENTIEBEHEER VOOR PERSONEEL VAN CONTRACTANTEN MET DE SUPPLEMENTAIRE BEVOEGDHEID “BC-TW”.
De contractant van Infrabel moet over een veiligheidsbeheersysteem in overeenstemming met de artikelen 89 tot en met 91 van de Spoorcodex beschikken.
De werkgever staat in eerste lijn volledig in voor het competentiebeheer van het betrokken personeel. Zodoende is deze juridisch aansprakelijk voor het waarborgen van de continuïteit van de prestaties met het oog op het behouden van de vakkennis inzake lijn- en materieelkennis. Insgelijks voor het waarborgen van de aanwezigheid op de permanente opleiding en de controle op de resultaten van de evaluatie.
In tweede lijn houdt Infrabel een register bij van alle uitgereikte aanvullende attesten voor de bevoegdheid “BC-TW”.
De werkgever van het betrokken personeel is verplicht om bij elke significante wijziging, bv. inzake vergunning, bevoegdheidsbewijzen lijn- en materieelkennis, certificaten, medische en psychologische keuring, …, Infrabel te informeren.
Tijdens de uitvoering van zijn bevoegdheid moet personeel met de bevoegdheid “BC-TW” altijd in het bezit zijn van:
⮚ een “Basiscertificaat Spoorwegwerken”;
⮚ een vergunning als treinbestuurder;
⮚ een specifiek aanvullend attest “BC-TW”.
De minimumleeftijd om de bevoegdheid “BC-TW” te verkrijgen is achttien jaar.
Er wordt verwezen naar punt 3.4.
3.5.4 REGISTER VAN DE CERTIFICATEN
Infrabel houdt een register bij met alle afgeleverde, vervallen en ingetrokken certificaten.
De werkgever moet waarborgen dat het personeel dat hij tewerkstelt de nodige vakkennis verwerft en behoudt. Daartoe stelt hij per persoon een individueel dossier samen.
3.5.6 ONDERBREKING IN DE UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEID “BC-TW”
Als de uitoefening van de bevoegdheid “BC-TW” onderbroken werd voor een periode van meer dan 6 maanden, moet de werkgever:
⮚ de nodige maatregelen treffen om de vakkennis van het betrokken personeelslid te behouden;
⮚ overgaan tot een verificatie van de vakkennis van het betrokken personeelslid vooraleer hem de bevoegdheid “BC-TW” opnieuw te laten uitoefenen.
Het geval van een onderbreking in de uitoefening van de bevoegdheid “BC-TW” als gevolg van een preventieve maatregel overeenkomstig artikel 70 §3 van de Spoorcodex wordt in hoofdstuk 5 besproken.
3.5.7 BEËINDIGING VAN HET DIENSTVERBAND / VERANDERING VAN WERKGEVER
Een treinbestuurder met de bevoegdheid “BC-TW” die verandert van werkgever behoudt het “Aanvullend attest BC-TW”.
Indien de treinbestuurder bij de nieuwe werkgever verder zal ingezet worden als “BC-TW”, dan is de nieuwe werkgever verplicht om na te gaan of er voldoende continuïteit is in de uitoefening van de taken volgens het “Aanvullend attest BC-TW”.
De nieuwe werkgever controleert eveneens of de treinbestuurder met de bevoegdheid “BC- TW” nog in orde is met zijn verplichting tot het volgen van een jaarlijkse permanente opleiding BC-TW aan de hand van de aanwezigheidsattesten die worden afgeleverd na het volgen van een VPO.
4. VEREISTEN VAN TOEPASSING OP PERSONEEL VAN INFRABEL EN VAN CONTRACTANTEN MET DE BEVOEGDHEID “OTW”
De vereisten van dit hoofdstuk gelden alleen voor het personeel dat houder is van:
⮚ een certificaat “OTW”;
⮚ de erbij horende aanvullende attesten;
⮚ en dat veiligheidskritieke taken uitvoert die het bedienen en besturen aangaan van krachtvoertuigen (locomotieven of werktuigen, al dan niet gekoppeld met spoorvoertuigen) op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer.
4.2 Vakbekwaamheden
De “OTW” krijgt een vakopleiding (fundamenteel en permanent) aangepast aan de taken en risico’ s eigen aan de opdracht. Deze wordt hem gegeven voorafgaand aan de uitoefening van deze taken en gedurende de ganse duur van de uitoefening ervan.
De opleiding van de “OTW” bestaat uit:
⮚ een gedeelte in verband met de specifieke vakkennis (zie 4.2.2);
⮚ een gedeelte in verband met de aanvullende attesten handelend over:
• de kennis van de zone van het werk;
• de materieelkennis.
4.2.1.1 OPLEIDING BETREFFENDE HET CERTIFICAAT “OTW”
4.2.1.1.1 VERPLICHTE FUNDAMENTELE OPLEIDING
De verplichte fundamentele opleiding heeft als doel het verwerven van de specifieke vakkennis.
Het opleidingsplan om een certificaat “OTW” te verkrijgen bepaalt, onder andere:
• de leseenheden van de opleiding en de leerdoelstellingen;
• de minimale duur van de verplichte fundamentele opleiding;
• de modaliteiten voor het examen dat de opleiding afsluit.
Het lukken in het voorziene examen op het einde van de opleiding is een voorafgaande vereiste om een bediende te certificeren als “OTW”. Na het lukken in dit examen levert het opleidingscentrum een getuigschrift van specifieke vakbekwaamheid “OTW” af op naam van de laureaat. Dit getuigschrift vermeldt de categorie(ën) van besturing (zie 4.2.2.1) en de taalkennis van de laureaat.
4.2.1.1.2 VERPLICHTE PERMANENTE OPLEIDING
De verplichte permanente opleiding heeft als doel het behouden van de specifieke vakkennis voor “OTW”.
De verplichte permanente opleiding wordt georganiseerd op basis van een cyclus van 3 jaar, met elk jaar minstens 1 dag opleiding. Het doel ervan is om de leseenheden van het opleidingsplan op te frissen alsook eventuele aanpassingen te onderrichten.
Op het einde van de opleiding wordt een examen ingericht. Het lukken in dat examen is een voorafgaande vereiste om een bediende te hercertificeren.
Na het lukken in dit examen levert het opleidingscentrum op naam van de laureaat een getuigschrift van specifieke vakbekwaamheid “OTW”. Dit getuigschrift vermeldt de categorie(ën) van besturing (zie 4.2.2.1) en de taalkennis van de laureaat.
4.2.1.2 OPLEIDING BETREFFENDE DE AANVULLENDE ATTESTEN
4.2.1.2.1 FUNDAMENTELE OPLEIDING – "KENNIS VAN DE ZONE VAN HET WERK"
De fundamentele opleiding heeft als doel het verwerven van de vakkennis betreffende de zone van het werk in dewelke de “OTW” geacht wordt één of meer krachtvoertuigen te besturen en bedienen.
De werkgever verzekert de fundamentele opleiding van zijn personeel met inachtname en toepassing van de wettelijke verplichtingen aangaande het informeren en opleiden van de werknemers.
Aan het einde van het opleidingsprogramma levert de werkgever een attest van vakkennis af genaamd “Aanvullend attest van kennis van de zone van het werk” (zie 4.3.3).
4.2.1.2.2 PERMANENTE OPLEIDING – "KENNIS VAN DE ZONE VAN HET WERK"
De permanente opleiding heeft als doel het behouden van de vakkennis betreffende de zone van het werk in dewelke de “OTW” geacht wordt één of meer krachtvoertuigen te besturen en bedienen.
De werkgever verzekert de permanente opleiding van zijn personeel met inachtname en toepassing van de wettelijke verplichtingen aangaande het informeren en opleiden van de werknemers.
Aan het einde van het opleidingsprogramma hernieuwt de werkgever naargelang de noodzaak het aanvullend attest van kennis van de zone van het werk.
Het attest moet iedere keer hernieuwd worden wanneer de in aanmerking te nemen zone van het werk gewijzigd wordt.
4.2.1.2.3 FUNDAMENTELE OPLEIDING – "MATERIEELKENNIS"
De fundamentele opleiding heeft als doel het verwerven van de vakkennis noodzakelijk voor het besturen en bedienen van één of meer krachtvoertuigen in de werkomstandigheden eigen aan de uitoefening van de taken “OTW”.
De werkgever verzekert de fundamentele opleiding van zijn personeel met inachtname en toepassing van de wettelijke verplichtingen aangaande het informeren en opleiden van de werknemers.
Aan het einde van het opleidingsprogramma levert de werkgever een attest van vakkennis af genaamd “Aanvullend attest van materieelkennis” (zie 4.3.4).
De fundamentele opleiding “OTW“ besteedt bijzondere aandacht aan de kennis:
• het activeren van de zwenk- en hoogte-begrenzingen van het voertuig;
• het toepassen van het noodsysteem voor het opplooien van werkorganen en het evacueren van het voertuig in geval van pannes;
• de bijzonderheden bij het in- en uitsporen van het voertuig;
• de immobilisatie van het voertuig en de gesleepte lasten;
• het slepen van voertuigen (één laadbak op lorries, wagens, …)
4.2.1.2.4 PERMANENTE OPLEIDING – "MATERIEELKENNIS"
De permanente opleiding heeft als doel het behouden van de vakkennis noodzakelijk voor het besturen en bedienen van een of meer krachtvoertuigen in de werkomstandigheden eigen aan de uitoefening van de taken “OTW”.
De werkgever verzekert de permanente opleiding van zijn personeel met inachtname en toepassing van de wettelijke verplichtingen aangaande het informeren en opleiden van de werknemers.
Aan het einde van het opleidingsprogramma hernieuwt de werkgever, indien nodig, het aanvullend attest van materieelkennis.
4.2.2 VAKKENNIS BETREFFENDE HET CERTIFICAAT OPERATOR TW
4.2.2.1 DE CATEGORIEËN VAN BESTURING
Er bestaan 2 categorieën van besturing waarvoor een “OTW” kan gecertificeerd worden:
⮚ De categorie “Spoor-Wegvoertuig of gelijkgesteld" (SW)
De “OTW - Spoor-Wegvoertuig” (“OTW-SW”) is bevoegd om:
• autonome (auto-)ontspoorbare werktuigen;
• die niet uitgerust zijn voor het rangeren van andere spoorvoertuigen (één laadbak op lorries uitgezonderd);
te besturen en bedienen.
Het gaat hier over de werktuigen die goedgekeurd zijn om autonoom buiten rijpaden te kunnen rijden waarvan het nummer van de “toelating Infrabel” eindigt op de letter K, S of J. 1
1 Werktuigen met de letter J mogen enkel door een OTW-SW bestuurd worden op voorwaarde dat er geen voertuigen categorie G gesleept worden.
⮚ De categorie “WerkTrein of gelijkgesteld” (WT)
De “OTW - WerkTrein” (“OTW-WT”) is bevoegd om:
• tractiematerieel van het type locomotief;
• autonome niet ontspoorbare werktuigen;
• autonome (auto-)ontspoorbare werktuigen uitgerust voor het rangeren van andere spoorvoertuigen;
te besturen en te bedienen al dan niet gekoppeld met andere spoorvoertuigen. Het gaat hier over de werktuigen:
• ofwel gekeurde om autonoom in rijpaden te kunnen rijden;
• ofwel gekeurde om autonoom “buiten” rijpad te kunnen rijden waarvan het nummer van de “toelating Infrabel” eindigt op de letter D of J.
4.2.2.2 VAKKENNIS GEMEENSCHAPPELIJK VOOR BEIDE CATEGORIEËN “OTW”
In het kader van de uitvoering van veiligheidskritieke taken die het besturen en het bedienen aangaan van krachtvoertuigen (locomotieven en werktuigen, al dan niet gekoppeld met andere spoorvoertuigen) op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer, heeft de vakopleiding als doel het verwerven en behouden van de kennis van:
⮚ de risico's van spoorvoertuigen in beweging en de veiligheidsmaatregelen die hiermee verband houden;
⮚ de reglementering die deze veiligheidsmaatregelen omkadert;
⮚ de procedures die hiermee verband houden.
Een “OTW” moet in het bijzonder:
⮚ in het kader van het verkeer op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer en volgens de regels van toepassing op tijdelijk buiten dienst gestelde sporen voor werken:
• de vaste seininrichting kennen en respecteren (lichtseinen, snelheidsseinen en -borden en andere borden);
• stopseinen kunnen identificeren en herkennen;
• de optische en akoestische mobiele seinen die de werkzone afbakenen en/of een werf beschermen en/of een gevaarlijk punt aanduiden kennen en respecteren en zijn manier van besturen aanpassen aan de situatie;
• de seinen van de voertuigen kennen, ze zowel in een normale als in een verstoorde situatie kunnen gebruiken en zich er naar schikken;
• de voorwaarden voor de overschrijding van overwegen kennen en respecteren.
⮚ op het gebied van verkeer van niet-detecteerbare voertuigen:
• voor personeel Infrabel, de praktische werkwijze en procedures (S431 en S432) voor het op het spoor plaatsen en uit het spoor lichten kennen en respecteren;
• voor personeel van contractanten, de praktische werkwijze voor het op het spoor plaatsen en uit het spoor lichten kennen en respecteren;
• de procedures bij verkeer met of zonder vergezellende bediende kennen en respecteren.
⮚ op het gebied van werken in de nabijheid van een spoor in dienst met mogelijke indringing in het vrije-ruimteprofiel, bekwaam zijn te oordelen of zijn activiteiten de toepassing noodzaken van maatregelen voor de bescherming van het spoorverkeer en de zwenk- begrenzing van het voertuig kunnen activeren.
⮚ op het gebied van werken in de nabijheid van elektrische installaties voor de tractie, de “Veiligheidsafstand - Bovenleiding” kennen die in acht moet genomen worden tussen:
• enerzijds een gedeelte onder spanning (zonder beveiliging);
• anderzijds een persoon en/of een krachtvoertuig in werking.
dit rekening houdend met de voorschriften die in aanmerking komen om deze veiligheidsafstand te bepalen en het activeren van de hoogte-begrenzing.
⮚ indien nodig, bekwaam zijn om:
• het formulier te gebruiken voor de buitendienststelling van het spoor en/of voor de buitenspanningstelling van de bovenleiding voor werken in aanneming;
• het formulier te gebruiken voor de buitenspanningstelling van de bovenleiding met eventuele buitendienststelling van het spoor voor werken aan de bovenleiding in aanneming.
⮚ in alle omstandigheden:
• de bevelen van de leider van het werk of zijn afgevaardigde naleven;
• de communicatieregels kennen en respecteren (mondeling en schriftelijk);
• bekwaam zijn om de op de infrastructuur beschikbare communicatiemiddelen te vinden en te gebruiken;
• zijn eventuele vervanger op de hoogte stellen van de veiligheidsmaatregelen die toegepast zijn en noodzakelijk voor de verdere uitvoering van de werken.
4.2.2.3 SPECIFIEKE VAKKENNIS VOOR DE CATEGORIE VAN “OTW - SW”
De vakopleiding voor de “OTW - SW” heeft als doel kennis te verwerven en te behouden van:
⮚ de technische voorschriften;
⮚ de verkeersvoorschriften;
⮚ de procedures;
specifiek aan de spoor-wegvoertuigen.
4.2.2.4 SPECIFIEKE VAKKENNIS VOOR DE CATEGORIE VAN BESTURING “OTW - WT”
De vakopleiding voor de “OTW - WT” heeft als doel kennis te verwerven en te behouden van:
⮚ de technische voorschriften;
⮚ de verkeersvoorschriften;
⮚ de procedures.
specifiek aan de krachtvoertuigen uitgerust voor het rangeren van andere spoorvoertuigen en aan de gesleepte spoorvoertuigen in het kader van werktreinen.
De “OTW - WT” moet, in het bijzonder:
⮚ bekwaam zijn om het materieel dat hij moet slepen te identificeren;
⮚ de procedures voor de begeleiding van werktreinen kennen en bekwaam zijn om ze toe te passen;
⮚ bekwaam zijn om gewone rangeringen uit te voeren op bevel van een bevoegde bediende;
⮚ bekwaam zijn om de noodzakelijke maatregelen te nemen om het krachtvoertuig en de gesleepte voertuigen te immobiliseren zodat ze niet onverwachts in beweging komen, zelfs in de minst gunstige omstandigheden, en zelfs na een ontkoppeling;
⮚ de remuitrusting en de werkingsprincipes van de rem kennen;
⮚ de gebruiksprincipes van de rem in normale en gedegradeerde situatie kennen;
⮚ bekwaam zijn om adequaat te reageren bij remincidenten;
⮚ bekwaam zijn om deel te nemen aan de uitvoering van een remproef.
4.3 DOCUMENTEN DIE DE CERTIFICERING VAN PERSONEEL MET DE BEVOEGDHEID “OTW”
AANTONEN
4.3.1.1 PRINCIPE
Tijdens de uitvoering van zijn bevoegdheid moet de “OTW” altijd in het bezit zijn van:
⮚ een “Certificaat OTW”, afgeleverd door Xxxxxxxx, zie verder punt 4.3.1.3;
⮚ een aanvullend attest van kennis van de zone van het werk waarop de titularis geschikt is bevonden om te werken, zie verder punt 4.3.1.5;
4.3.1.2 Toelatingsvoorwaarden
De minimumleeftijd om de bevoegdheid “OTW” te mogen uitoefenen is achttien jaar.
4.3.1.3 HET CERTIFICAAT AFGELEVERD DOOR INFRABEL
Het document ter staving van de certificering wordt aangeduid met de benaming “Certificaat OTW”.
Het bewijst dat de titularis beschikt over:
⮚ een “Basiscertificaat Spoorwegwerken”;
⮚ een getuigschrift van specifieke vakbekwaamheid “OTW”;
⮚ een psychologisch attest voor de functie van “OTW”;
⮚ een medisch attest voor de functie van “OTW”.
4.3.1.4 REGISTER VAN DE CERTIFICATEN
Infrabel houdt een register bij met alle afgeleverde, vervallen en ingetrokken certificaten.
4.3.1.5 AANVULLENDE ATTESTEN
De aanvullende attesten:
⮚ worden voor het personeel dat in dienst is bij Infrabel door Infrabel afgeleverd;
⮚ worden voor het personeel dat niet in dienst is bij Infrabel door de werkgever, opdrachtgever, aannemer of elke andere tussenpersoon die de noodzakelijke informatie afkomstig van Xxxxxxxx op de aanvullende attesten overneemt, afgeleverd;
⮚ worden alleen aan de titularis van een geldig “Certificaat Xxxxxxxx-OTW” afgeleverd;
⮚ zijn op naam;
⮚ zijn eigendom van de werkgever die ze uitgeeft.
De werkgever die de aanvullende attesten heeft afgeleverd:
⮚ is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens vermeld op de attesten waarvan hij het beheer aanvaardt;
⮚ moet de nodige rechtvaardigende documenten betreffende deze gegevens in zijn bezit hebben;
⮚ zorgt ervoor dat de aanvullende attesten onmiddellijk bijgewerkt worden als dat nodig mocht zijn.
4.3.1.6 Register van de aanvullende attesten
De werkgever houdt een register bij van de aanvullende attesten die uitgereikt worden aan de “OTW”.
Dit register moet zodanig opgesteld zijn dat van elk uitgereikt aanvullend attest kan nagegaan worden aan welke titularis van een “Certificaat OTW” het werd uitgereikt.
Het register maakt het mogelijk om na te gaan welke aanvullende attesten er aan een “OTW” werden uitgereikt.
4.3.1.7 INDIVIDUEEL DOSSIER
De werkgever moet waarborgen dat het personeel dat hij tewerkstelt de nodige vakkennis verwerft en behoudt. Daartoe stelt hij per persoon een individueel dossier samen.
4.3.1.8 ONDERBREKING IN DE UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEID “OTW”
Als de uitoefening van de bevoegdheid “OTW” onderbroken werd voor een periode van meer dan 6 maanden, moet de werkgever:
⮚ de nodige maatregelen treffen om de vakkennis van het betrokken personeelslid te behouden;
⮚ overgaan tot een verificatie van de vakkennis van het betrokken personeelslid vooraleer hem de bevoegdheid “OTW” opnieuw te laten uitoefenen.
Het geval van een onderbreking in de uitoefening van de bevoegdheid “OTW” als gevolg van een preventieve maatregel overeenkomstig artikel 70 §3 van de Spoorcodex wordt in hoofdstuk 5 besproken.
4.3.1.9 BEËINDIGING VAN HET DIENSTVERBAND / VERANDERING VAN WERKGEVER
Een bediende met de bevoegdheid “OTW” die verandert van werkgever verliest de aanvullende attesten omdat die eigendom zijn van zijn vorige werkgever.
De nieuwe werkgever moet nieuwe aanvullende attesten aan de “OTW” afleveren.
4.3.2.1 KENMERKEN VAN HET CERTIFICAAT
Het “Certificaat OTW”:
⮚ wordt afgeleverd door Infrabel in de taal die gebruikt werd om het getuigschrift van specifieke vakbekwaamheid “OTW” op te stellen;
⮚ is op naam en behoort toe aan de titularis;
⮚ is geldig tot en met de vervaldatum die op het certificaat vermeld staat. Het “Certificaat OTW” is conform met het onderstaande model.
Recto Verso
Het VBS Infrabel laat toe om de certificaten bij Infrabel te beheren en te genereren via (een) softwaretoepassing(en).
4.3.2.2 CATEGORIE(ËN) VAN BESTURING VAN HET CERTIFICAAT
De categorie(ën) van besturing van het certificaat (SW en/of WT) hangen af van de door de “OTW” gevolgde verplichte fundamentele en aanvullende opleidingen.
De bekwaamheden van de titularis van het “Certificaat OTW” specifiek voor elke categorie van besturing worden bevestigd op de verso door de stempel in de laatste kolom van het kader "Categorie(ën) van besturing".
4.3.2.3 BIJKOMENDE TAAL (TALEN)
De bijkomende taalkennis van de titularis van het certificaat OTW (in het geval dat het gaat om een andere taal dan de taalrol zoals aangeduid op de recto-zijde van het certificaat) wordt bevestigd op de verso-zijde door de aanwezigheid van de stempel in de laatste kolom van het kader "Bijkomende taal (talen)".
De taalkennis kan te allen tijde door bevoegd personeel van Infrabel gecontroleerd worden.
4.3.2.4 VERNIEUWING VAN HET CERTIFICAAT
De hercertificering van een bediende voor de bevoegdheid “OTW” wordt gematerialiseerd door de vernieuwing van het “Certificaat OTW”.
Een bediende wordt voor de bevoegdheid “OTW” gehercertificeerd indien hij:
⮚ zijn specifieke vakkennis door te slagen voor het examen dat de cyclus van de permanente opleiding afsluit;
⮚ zijn talenkennis voor de talen die beschouwd worden als bijkomende taal;
⮚ zijn fysieke geschiktheid bewijst door te voldoen aan het medische onderzoek.
4.3.2.5 GELDIGHEID VAN HET CERTIFICAAT
Het initieel certificaat dat naar aanleiding van een fundamentele opleiding wordt uitgegeven is geldig voor een periode van 3 jaar vanaf de datum van de evaluatie van de specifieke vakbekwaamheid van “OTW” die de betreffende opleiding afsluit.
Het vernieuwde certificaat ingevolge een hercertificering is geldig voor een periode van 3 jaar en dit vanaf de vervaldatum van het te vernieuwen certificaat. De evaluatie ter hercertificering van de specifieke vakbekwaamheid “OTW” dient voor de hogergenoemde vervaldatum te gebeuren.
4.3.3 AANVULLEND ATTEST VAN KENNIS VAN DE ZONE VAN HET WERK
Het aanvullend attest van kennis van de zone van het werk wordt afgeleverd door de werkgever die daarmee bevestigt dat de “OTW” een opleiding heeft gevolgd met het oog op het verwerven en behouden van de noodzakelijke kennis om zijn functie uit te oefenen in de zone van het werk.
Onder zone van het werk moet verstaan worden:
⮚ alle werfzones, en
⮚ de zones buiten de werfzones waar volgende werkzaamheden worden uitgevoerd;
• op het spoor plaatsen;
• uit het spoor lichten;
• het uitvoeren van ritten.
Het aanvullend attest van kennis van de zone van het werk:
⮚ is conform met één van onderstaande modellen naargelang de titularis een bediende van de infrastructuurbeheerder (of van zijn contractanten) is of niet;
⮚ kan worden aangevuld met diverse werkdocumenten (schema’s, draaiboeken, uitvoeringsplannen, enz.).
Het aanvullend attest van kennis van de zone van het werk voor het personeel vreemd aan de infrastructuurbeheerder (of aan zijn contractanten) is specifiek voor een bepaald werk als gevolg van een contract. Bij het aflopen van het contract vervalt ook het aanvullend attest.
4.3.3.1 MODEL VAN ATTEST VOORBEHOUDEN VOOR HET PERSONEEL VAN DE INFRASTRUCTUUR- BEHEERDER (OF VAN ZIJN CONTRACTANTEN)
VERSIE VOORBEHOUDEN VOOR HET PERSONEEL VAN DE INFRASTRUCTUURBEHEERDER OF VAN ZIJN CONTRACTANTEN
4.3.3.2 MODEL VAN ATTEST VOORBEHOUDEN VOOR HET PERSONEEL VREEMD AAN DE INFRASTRUCTUURBEHEERDER (OF AAN ZIJN CONTRACTANTEN)
VERSIE VOORBEHOUDEN VOOR HET PERSONEEL VREEMD AAN DE INFRASTRUCTUURBEHEERDER OF AAN ZIJN CONTRACTANTEN
4.3.4 AANVULLEND ATTEST VAN MATERIEELKENNIS
Het aanvullend attest van materieelkennis wordt afgeleverd door de werkgever die daarmee bevestigt dat de “OTW” een opleiding heeft gevolgd met het oog op het verwerven en behouden van de noodzakelijke kennis voor de besturing en de bediening van de krachtvoertuigen die op zijn attest vermeld zijn.
Dit attest is uniek en moet bij iedere wijziging vernieuwd worden. De niet gebruikte vakken moeten doorstreept worden.
Het aanvullend attest van materieelkennis is conform met één van de onderstaande modellen naargelang de titularis een bediende van de infrastructuurbeheerder (of van zijn contractanten) is of niet.
4.3.4.1 MODEL VAN ATTEST VOORBEHOUDEN VOOR HET PERSONEEL VAN DE INFRASTRUCTUUR- BEHEERDER (OF VAN ZIJN CONTRACTANTEN)
VERSIE VOORBEHOUDEN VOOR HET PERSONEEL VAN DE INFRASTRUCTUURBEHEERDER OF VAN ZIJN CONTRACTANTEN
4.3.4.2 MODEL VAN ATTEST VOORBEHOUDEN VOOR HET PERSONEEL VREEMD AAN DE INFRASTRUCTUURBEHEERDER (OF AAN ZIJN CONTRACTANTEN)
VERSIE VOORBEHOUDEN VOOR HET PERSONEEL VREEMD AAN DE INFRASTRUCTUURBEHEERDER OF AAN ZIJN CONTRACTANTEN
4.4 TAALVEREISTEN VOOR PERSONEEL MET DE BEVOEGDHEID “OTW”
Wanneer de kennis van de andere landstaal of van één van de 2 landstalen wordt vereist, moet de taalkennis van de “OTW” hem ten minste toelaten om:
⮚ mondelinge mededelingen uit te wisselen over de veiligheid en de organisatie van het werk met het personeel van Infrabel;
⮚ veiligheidscommunicaties uit te wisselen die gebaseerd zijn op geformaliseerde procedures, die gebruik maken van schriftelijke berichten en formulieren en/of boekjes, die door Infrabel zijn opgelegd.
Het niveau van taalkennis voor personeel met de bevoegdheid “OTW” werd in functie van de taken en de beperkte risico’s op "sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer" bepaald op niveau A2.
De taalkennis wordt:
⮚ geëvalueerd tijdens het examen georganiseerd volgens de bepalingen die van toepassing zijn voor de certificering van de “OTW”;
⮚ geëvalueerd door een examinator met een taalniveau van minstens 1 niveau hoger;
⮚ vermeld op het “Certificaat OTW” afgeleverd door Infrabel als bewijs van de certificering van de houder in de hoedanigheid van “OTW”.
4.4.2 PERSONEEL VAN INFRABEL EN VAN ZIJN CONTRACTANTEN
De erkenning van de taalkennis van de “OTW” van Infrabel en van zijn contractanten moet aan dezelfde voorwaarden voldoen als die beschreven in punt 4.4.1, onder voorbehoud dat:
⮚ de “OTW” niet aan de voorschriften van de ARE 300 "Bepalingen voor het veiligheidspersoneel" voor de uitoefening van een andere veiligheidsfunctie onderworpen is;
⮚ er geen bijzondere nood in verband met de taalkennis geïdentificeerd wordt.
5. MEDISCHE EN PSYCHOLOGISCHE VEREISTEN VOOR PERSONEEL MET DE BEVOEGDHEID “BC-TW” EN “OTW”
Personeel met de bevoegdheid “BC-TW” en “OTW” moet voldoen aan de medische en psychologische vereisten beschreven in dit hoofdstuk, dit vooraleer hij zijn bevoegdheid mag uitvoeren en dat voor de ganse duur van uitoefening ervan.
De werkgever bewaart een individueel medisch dossier dat alle gegevens bevat over de medische en psychologische onderzoeken (benaming van het medisch organisme, naam en stempel van de arbeidsgeneesheer, data van de onderzoeken en de beslissingen over het al dan niet fysisch en/of psychologisch geschikt zijn).
5.2 MEDISCHE EN PSYCHOLOGISCHE VEREISTEN VOOR DE BEVOEGDHEID “BC-TW”
Aangezien de bevoegdheid “BC-TW” enkel kan toegekend worden aan personeel dat reeds over vergunning van treinbestuurder conform het Europese communautaire model beschikt, zijn de bepalingen van het ARE 300 punt 6.2 integraal van toepassing. Dit vooraleer hij zijn bevoegdheid mag uitvoeren en dat voor de ganse duur van uitoefening ervan.
De werkgever bewaart een individueel medisch dossier dat alle gegevens bevat over de medische en psychologische onderzoeken (benaming van het medisch organisme, naam en stempel van de arbeidsgeneesheer, data van de onderzoeken en de beslissingen over het al dan niet fysisch en/of psychologisch geschikt zijn).
5.2.2 PERIODIEK MEDISCH ONDERZOEK
Er wordt verwezen naar de bepalingen van ARE 300 punt 6.2.6.
In bijlage 3 is hoofdstuk 6 “Medische en psychologische criteria” van het ARE 300 integraal opgenomen.
5.3 MEDISCHE EN PSYCHOLOGISCHE VEREISTEN VOOR DE BEVOEGDHEID “OTW”
Aangezien de VKT ““Bedienen en besturen van krachtvoertuigen op sporen tijdelijk gesloten voor het normale verkeer”:
⮚ niet als het besturen of begeleiden van een trein beschouwd wordt;
⮚ een sterke verwantschap vertoont met de taakomschrijving en risico’ s van andere VKT behorende bij categorie C;
⮚ mag uitgevoerd worden onder begeleiding van veiligheidspersoneel dat als VKT categorie C gecertificeerd is;
dient het personeel met de bevoegdheid “OTW” te voldoen aan de medische en psychologische vereisten volgens de bepalingen van het ARE 300 punt 6.3. Dit vooraleer hij zijn bevoegdheid mag uitvoeren en dat voor de ganse duur van uitoefening ervan.
De werkgever bewaart een individueel medisch dossier dat alle gegevens bevat over de medische en psychologische onderzoeken (benaming van het medisch organisme, naam en stempel van de arbeidsgeneesheer, data van de onderzoeken en de beslissingen over het al dan niet fysisch en/of psychologisch geschikt zijn).
5.3.2 PERIODIEK MEDISCH ONDERZOEK
Er wordt verwezen naar de bepalingen van ARE 300 punt 6.3.4.
In bijlage 3 is hoofdstuk 6 “Medische en psychologische criteria” van het ARE 300 integraal opgenomen.
5.4 AANVULLENDE MEDISCHE ONDERZOEKEN EN PSYCHOLOGISCHE BEOORDELINGEN
Naast de periodieke medische onderzoeken moet een aanvullend specifiek medisch onderzoek en/of een aanvullende psychologische beoordeling worden uitgevoerd wanneer er aannemelijke redenen zijn om aan de medische of psychologische geschiktheid van een personeelslid te twijfelen of wanneer er redelijke vermoedens van drugsgebruik of alcoholmisbruik bestaan. Dat kan in het bijzonder nodig zijn na een incident of ongeval dat aan menselijk falen te wijten is;
De werkgever moet een medisch onderzoek aanvragen na ziekteverlof van langer dan 30 dagen. Waar de beschikbare medische gegevens erop wijzen dat de werknemer zijn taak normaal kan vervullen, volstaat een beoordeling door de arbeidsgeneesheer op basis van beschikbare medische informatie.
Van zodra de werkgever op de hoogte gesteld wordt dat er niet meer voldaan is aan de medische en/of psychologische vereisten die nodig waren om het medisch en/of psychologisch attest specifiek voor de bevoegdheid “BC-TW” of “OTW” af te leveren, handelt de werkgever als volgt:
⮚ verbiedt onmiddellijk aan de betrokken bediende om bevoegdheid “BC-TW” of “OTW” uit te oefenen; en
⮚ verwijdert hem van de lijst van de bedienden bevoegd om deze bevoegdheid te verzekeren; en
⮚ houdt het betroffen certificaat in en stuurt dat naar de dienst van Xxxxxxxx die het heeft uitgereikt, vergezeld van een omstandig verslag die de beslissing motiveert.
De werkgever moet passende zorg verstrekken aan het getraumatiseerd personeelslid dat bij het uitvoeren van zijn taak in een ongeval met zwaargewonden of doden betrokken geraakt is.
6. BEPALINGEN VOOR VEILIGHEIDSPERSONEEL BETREFFENDE HET GEBRUIK VAN ALCOHOL, DRUGS OF PSYCHOTROPE GENEESMIDDELEN
6.1.1 VERPLICHTINGEN VAN HET VEILIGHEIDSPERSONEEL
Het veiligheidspersoneel mag op geen enkel moment tijdens zijn dienst, onder invloed zijn van stoffen die de waakzaamheid, de concentratie of het gedrag beïnvloeden, zoals alcohol, drugs of psychotrope geneesmiddelen.
6.1.2 VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
Het is verboden veiligheidspersoneel toe te laten zijn taken uit te voeren onder invloed van stoffen die de waakzaamheid, de concentratie of het gedrag beïnvloeden, zoals alcohol, drugs of psychotrope geneesmiddelen.
De werkgever moet controle- en preventieve maatregelen voorzien met betrekking tot het gebruik van de vermelde stoffen.
6.1.3 MAXIMUM TOEGELATEN ALCOHOLGEHALTE
Het veiligheidspersoneel mag niet onder invloed zijn van alcohol, wat blijkt uit de aanwezigheid in het bloed van een alcoholgehalte gelijk aan of groter dan 0,20 gram op 1000 of uit de aanwezigheid van een alcoholconcentratie gelijk aan of groter dan 0,09 milligram per liter in de uitgeademde lucht.
6.2 EISEN INZAKE HET PERSONEEL VAN CONTRACTANTEN
Het personeel van contractanten stelt zeker dat het tijdens de prestatie niet onder invloed is van alcohol, drugs of psychotrope geneesmiddelen.
Infrabel is enkel bevoegd om ten opzichte van personeel van contractanten op te treden bij:
⮚ een voorval waarbij een onderzoek ingesteld wordt en mogelijks een preventieve maatregel aan het betrokken personeel opgelegd wordt;
⮚ een vermoeden van alcoholintoxicatie bij het betrokken personeel;
⮚ op vraag van de hiërarchische lijn van het betrokken personeel.
6.3 Eisen inzake het personeel Infrabel in extenso
Onder personeel Infrabel in extenso wordt verstaan elk personeelslid van Infrabel of van een andere eenheid die voor rekening van Xxxxxxxx werkt. Het veiligheidspersoneel stelt zeker dat het tijdens de prestatie niet onder invloed is van de vermelde stoffen.
Het veiligheidspersoneel mag geen alcoholische dranken nuttigen op het werk, noch tijdens de middagpauze die eventueel deel uitmaakt van de prestatie.
Het veiligheidspersoneel moet zich verzetten tegen het bezit, het gebruik of het doorgeven van alcohol, drugs en andere psychoactieve middelen.
6.4 CONTROLE VAN HET ALCOHOLGEHALTE
Teneinde een gevaarlijke spoorwegveiligheidssituatie te voorkomen of te stoppen, kan het bevoegd personeel van Infrabel vragen aan het veiligheidspersoneel van Infrabel of van elke andere infrastructuurgebruiker om zich te onderwerpen aan een alcoholtest.
Bij een positief resultaat of bij weigering van een alcoholtest moet het bevoegd personeel van Infrabel onmiddellijk overgaan tot de preventieve maatregel:
⮚ indien het veiligheidspersoneel van Infrabel betreft, door toepassing van de voorschriften in punt 3.2 “Veiligheidspersoneel van Infrabel dat een risico voor de spoorwegveiligheid kan betekenen” van het ARE 300.
⮚ indien het veiligheidspersoneel van een IG andere dan Infrabel betreft, door toepassing van de voorschriften in punt 3.3 “Optreden van Infrabel wanneer veiligheidspersoneel van een Infrastructuurgebruiker de veiligheid van het spoorwegverkeer in het gedrang brengt” van het ARE 300.
6.5 Onderhoud en kalibratie ademtoestellen ter controle van het alcoholgehalte
Infrabel staat in voor het oonderhout en kalibratie van de toestellen die in het raam van de controle op het alcoholgehalte gebruikt worden, dit overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant.
Hierna is de procedure Infrabel weergegeven:
⮚ De ademtoestellen worden jaarlijks onderhouden en gekalibreerd door de fabrikant.
⮚ I-HRO.330 legt, in samenspraak met de fabrikant van de ademtoestellen, de data vast waarop de toestellen onderhouden en gekalibreerd worden. Na vastlegging van voornoemde data organiseert I-HRO.330 Occupational Health & Safety in 2 fases een inzameling van de ademtoestellen. De communicatie hiervoor gebeurt 1 maand op voorhand via mail naar de betrokken diensten.
⮚ Op dag x-1 worden de ademtoestellen afgeleverd bij I-HRO.333, op dag x gebeurt het onderhoud en de kalibratie door een technieker van de fabrikant en op dag x + 1 worden de ademtoestellen opnieuw afgehaald door de betrokken diensten.
⮚ De fabrikant van de ademtoestellen levert aan I-HRO.330 een document af met de resultaten per ademtoestel van het onderhoud en de kalibratie.
7. VEILIGHEIDSPERSONEEL DAT EEN RISICO VOOR DE SPOORWEGVEILIGHEID KAN BETEKENEN
7.1.1 VERPLICHTING VAN HET VEILIGHEIDSPERSONEEL
Zodra een lid van het veiligheidspersoneel vaststelt of ervan op de hoogte wordt gebracht dat hij persoonlijk en individueel een risico inhoudt voor de spoorwegveiligheid, staakt hij de uitoefening van zijn veiligheidskritieke taken en verwittigt hij onmiddellijk de werkgever(s) die hem tewerkstelt (tewerkstellen).
Het betrokken veiligheidspersoneel of de werkgever dient vervolgens onmiddellijk Infrabel daarvan op de hoogte brengen.
7.1.2 VERPLICHTING VAN DE WERKGEVER
Wanneer de werkgever op de hoogte wordt gebracht dat een lid van het veiligheidspersoneel dat hij tewerkstelt of dat voor zijn rekening werkt een risico inhoudt voor de spoorwegveiligheid, dan neemt hij onmiddellijk de nodige maatregelen om aan dit risico een einde te stellen en om de herhaling van dit risico te voorkomen.
7.1.3 OPTREDEN VAN DE VEILIGHEIDSINSTANTIE (DVIS)
In het kader van hun verplichtingen maakt Infrabel (IB) en/of zijn contractant(en) een schriftelijk verslag op van de maatregelen die genomen werden om een einde aan het risico te maken en te voorkomen dat het zich opnieuw voordoet.
Indien de veiligheidsinstantie het nodig acht, kan ze meedelen dat de maatregelen onvoldoende zijn en kan ze eventueel eisen dat de vakbekwaamheid van het betrokken lid wordt gecontroleerd.
7.2 VEILIGHEIDSPERSONEEL VAN INFRABEL EN ZIJN CONTRACTANTEN DAT EEN RISICO VOOR DE SPOORWEGVEILIGHEID KAN BETEKENEN
De bepalingen van het ARE 300 punt 3.2 zijn integraal van toepassing.
7.3 OPTREDEN VAN INFRABEL WANNEER VEILIGHEIDSPERSONEEL VAN DE INFRASTRUCTUURGEBRUIKERS, HUN CONTRACTANTEN, AANNEMERS EN HUN ONDERAANNEMERS DE VEILIGHEID VAN HET SPOORWEGVERKEER IN HET GEDRANG BRENGT
Wanneer Xxxxxxxx vaststelt dat veiligheidspersoneel de veiligheid van het spoorwegverkeer in gevaar brengt, kan zij overeenkomstig artikel 70, §3 van de Spoorcodex, de nodige maatregelen treffen en indien nodig een preventieve maatregel aan het betrokken personeel op leggen.
7.3.2 KENNISGEVING VAN EEN PREVENTIEVE MAATREGEL
De verantwoordelijkheid voor het melden van een preventieve maatregel aan het betrokken veiligheidspersoneel behoort tot de bevoegdheid van de onderzoeker Infrabel.
Het opleggen van een preventieve maatregel wordt betekend aan het betrokken veiligheidspersoneel door overhandiging van het document “Preventieve maatregel overeenkomstig artikel 70, §3 van de Spoorcodex in bijlage 1”.
De onderzoeker Infrabel kan een bevoegde bediende van de betrokken Area I-TO.1 opdragen om dit document aan het betrokken veiligheidspersoneel te bezorgen.
7.3.3 REIKWIJDTE VAN EEN PREVENTIEVE MAATREGEL
Voor een “OTW-SW” en een “OTW-WT” geldt de preventieve maatregel voor alle veiligheidskritieke taken en bevoegdheden waarvoor het betrokken personeel gecertificeerd is, zelfs indien deze bevoegdheden bij meerdere werkgevers uitgeoefend worden.
Voor een “BC-TW” wordt enkel het “Aanvullend attest BC-TW” voor personeel dat over een vergunning van treinbestuurder beschikt ingetrokken. De werkgever van het betrokken personeel dient op basis van de gegevens die Infrabel aangaande het voorval overmaakt, zelf op te treden om de geschiktheid als treinbestuurder na te gaan en desnoods de gepaste maatregelen te treffen.
Het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een preventieve maatregel wordt steeds aan een alcoholtest onderworpen.
Voor de specifieke schikkingen betreffende de bevoegdheid “BC-TW” en “OTW” wordt er verwezen naar punt 7.4.
7.3.4 LEGITIMATIEKAART «SPOORWEGINSPECTIE»
De bediende Infrabel, belast met het vaststellen en/of de kennisgeving van de preventieve maatregel, moet in het bezit zijn van een legitimatiekaart «Spoorweginspectie».
Deze kaart wordt afgeleverd door de FOD Mobiliteit en Vervoer - Spoorvervoer, zie voorbeeld in bijlage 2.
7.3.5 MEDEDELING AAN DE VEILIGHEIDSINSTANTIE EN DE WERKGEVER
Infrabel meldt dit onmiddellijk en uiterlijk de volgende werkdag aan de veiligheidsinstantie. Zij licht ook de betrokken werkgever(s) in.
De werkgever waaronder het veiligheidspersoneel ressorteert bij een incident dat leidt tot een preventieve maatregel is verantwoordelijk voor het treffen van de nodige maatregelen om te voorkomen dat een dergelijk risico zich opnieuw voordoet.
Bovenstaande bepalingen zijn ook van toepassing op het veiligheidspersoneel waarvan het gedrag doet vermoeden dat de betrokkene medisch of psychologisch ongeschikt zou kunnen zijn.
7.5 BIJZONDERE SCHIKKINGEN INZAKE DE BEVOEGDHEID “BC-TW” EN “OTW”
Naast de algemene schikkingen in punt 7.3 gelden er voor bedienden met de bevoegdheden “BC-TW” en “OTW” bijzondere schikkingen, dit zowel bij het toepassen van preventieve maatregelen bij deze bedienden, als bij het hernemen van de uitoefening van de bevoegdheden door dezelfde bediende.
7.5.1 PREVENTIEVE MAATREGELEN
De onderzoeker Infrabel, of zijn gevolmachtigde, houdt het “Aanvullend attest BC-TW” of het “Certificaat OTW” in en stuurt dat naar de dienst van Xxxxxxxx die het heeft uitgereikt, dit vergezeld van een verslag met de eerste vaststellingen die de beslissing motiveren.
Onder “gevolmachtigde” wordt verstaan: Permanentie Area I-TO, leidend ambtenaar of zijn afgevaardigd toezichtspersoneel (vanaf minimum rang 4+) die voldoende kennis heeft van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Een “gevolmachtigde” treedt op onder supervisie van de bediende met de legitimatiekaart “Spoorweginspectie”, zie punt 7.3.4.
Na de toepassing van de preventieve maatregelen ligt de verantwoordelijkheid voor de verdere analyse van het voorval en de te ondernemen stappen bij de werkgever zodat het betrokken personeel de bevoegdheden “BC-TW” en “OTW kan hernemen.
7.5.2 HERNEMING VAN DE UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEDEN “BC-TW” EN “OTW”
Een verslag met de analyse van het voorval en de genomen maatregelen moet door de werkgever binnen 14 dagen worden toegezonden aan het bureau dat het “Aanvullend attest BC-TW” en het “Certificaat OTW” afgeeft.
7.5.2.1 VOORAFGAANDE VOORWAARDEN
Een bediende mag de uitoefening van de VKT hernemen, indien er zekerheid is dat hij:
⮚ over de specifieke vakkennis beschikt;
⮚ over de kennis van de taalrol en de bijkomende taal beschikt;
⮚ over de benodigde medische geschiktheid beschikt;
⮚ over de benodigde psychologische geschiktheid beschikt.
7.5.3 CLASSIFICATIE VAN XXXXXXx
Om de beoordeling van de xxxxx xxx xx xxxx, de inschatting van de impact op de veiligheid en het bepalen van de noodzakelijke maatregelen te standaardiseren, werden er 3 gradaties van fouten gedefinieerd. Aangezien het onmogelijk is om een volledige lijst van alle mogelijke voorvallen volgens deze classificatie op te sommen, zijn de gradaties hierna aan de hand van realistische voorbeelden geïllustreerd.
De toewijzing van een gradatie gebeurt na een afdoend onderzoek door de onderzoeker Infrabel in samenspraak met een vertegenwoordiger van de werkgever (hiërarchische lijn van het personeelslid). De uiteindelijke beslissing over de gradatie is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de onderzoeker Infrabel.
Na een fout van de 1e graad wordt de bevoegdheid van “BC-TW / OTW” hersteld indien:
⮚ de bediende voldoet aan een beoordeling van zijn vaardigheden en kennis die ter plaatse wordt uitgevoerd in overleg met onderzoeker I-CBE en de leider van het werk Infrabel of TUC Rail;
⮚ een vertegenwoordiger van de werkgever (hiërarchische lijn van het personeelslid) bevestigt dat de bediende geschikt is om zijn werk als “BC-TW / OTW” te hervatten.
Voorbeeld fout 1° Graad:
Vergissing bij de toepassing van een veiligheidsmaatregel door verlies van aandacht, die niet tot een risico voor de operationele veiligheid heeft geleid.
Na een fout van de 2e graad wordt de bevoegdheid van “BC-TW / OTW” hersteld indien:
⮚ er maatregelen getroffen worden die tegemoetkomen aan de conclusies van het onderzoek en geïdentificeerde oorzaken;
⮚ de bediende vervolgens zijn specifieke vakkennis en zijn kennis van de taalrol en de kennis van de bijkomende taal bewijst door te slagen voor een hercertificatie-examen dat door het opleidingscentrum wordt georganiseerd;
⮚ de werkgever (hiërarchische lijn van het personeelslid) bevestigt dat de bediende geschikt is om zijn werk als “BC-TW / OTW” te hervatten.
Infrabel levert een nieuw “Aanvullend attest BC-TW” of het “Certificaat OTW” af wanneer de uitreikende eenheid, voor het betrokken personeel, beschikt over:
⮚ een getuigschrift van specifieke vakbekwaamheid “BC-TW / OTW”, afgeleverd in het kader van examens die afgenomen werden met het oog op het herstellen in de bevoegdheid van “BC-TW / OTW” na een preventieve maatregel;
⮚ een verklaring van de werkgever waarin de werknemer geschikt wordt verklaard om de bevoegdheid “BC-TW / OTW” te hervatten;
⮚ een verklaring van de werkgever met de maatregelen die op zijn niveau zijn genomen om herhaling te voorkomen.
De onderzoeker Infrabel dient bij een fout van de 2e graad de gradatie van de fout via het formulier in bijlage 1 schriftelijk aan de betrokkene mee te delen.
Voorbeeld fout 2° Graad:
Fout bij de toepassing van een veiligheidsmaatregel als gevolg van een gebrek aan kennis van de te volgen veiligheidsprocedure, die niet tot een hoog risico voor de operationele veiligheid heeft geleid.
Na een fout van de 3e graad wordt de bevoegdheid van “BC-TW / OTW” hersteld indien:
⮚ er maatregelen getroffen worden die tegemoetkomen aan de conclusies van het onderzoek en geïdentificeerde oorzaken;
⮚ de bediende zijn specifieke vakkennis en zijn kennis van de taalrol en de bijkomende taal bewijst door te slagen voor een examen in het kader van de fundamentele opleiding dat door het opleidingscentrum wordt georganiseerd;
⮚ zijn fysieke geschiktheid bewijst door te voldoen aan het medisch onderzoek;
⮚ zijn psychologische geschiktheid bewijst door te voldoen aan het psychologisch onderzoek.
Infrabel levert een nieuw “Aanvullend attest BC-TW” of het “Certificaat OTW” af wanneer de uitreikende eenheid, voor het betrokken personeel, beschikt over:
⮚ een getuigschrift van specifieke vakbekwaamheid “BC-TW / OTW” en kennis van de taalrol en bijkomende taal, afgeleverd in het kader van examens die afgenomen werden in het kader van een fundamentele opleiding met het oog op het herstellen in de bevoegdheid van “BC-TW / OTW” na een preventieve maatregel;
⮚ een medisch attest specifiek voor de bevoegdheid van “BC-TW / OTW”;
⮚ een psychologisch attest specifiek voor de bevoegdheid van “BC-TW / OTW”;
⮚ een verklaring van de werkgever waarin de werknemer geschikt wordt verklaard om de bevoegdheid “BC-TW / OTW” te hervatten;
⮚ een verklaring van de werkgever met de maatregelen die op zijn niveau zijn genomen om herhaling te voorkomen.
De onderzoeker Infrabel dient bij een fout van de 3e graad de gradatie van de fout via het formulier in bijlage 1 schriftelijk aan de betrokkene mee te delen.
Voorbeelden fout 3 Graad:
Onder invloed zijn van stoffen die de waakzaamheid, de concentratie of het gedrag beïnvloeden, zoals alcohol, drugs of psychotrope geneesmiddelen.
Fout bij de toepassing van een veiligheidsmaatregel die tot een hoog risico voor de operationele veiligheid heeft geleid.
BIJLAGE 1: FORMULIER PREVENTIEVE MAATREGEL
Exemplaar, ondertekend door de vertegenwoordiger van de infrastructuurbeheerder, te overhandigen aan de betrokken bediende
Exemplaar, ondertekend door de betrokken bediende,
te bewaren door de vertegenwoordiger van de infrastructuurbeheerder
BIJLAGE 2: MODEL VAN LEGITIMATIEKAART VOOR HET GEBRUIK VAN PERSONEELSLEDEN VAN DE IB BELAST MET DE VASTSTELLINGEN BEDOELD IN ART. 70 VAN DE SPOORCODEX.
Voorzijde
Achterzijde
BIJLAGE 3: CONTACTPUNT (KANDIDAAT) CONTRACTANTEN
Aanvragen voor het statuut “kandidaat-contractant” en andere vragen mogen gericht worden aan:
00000.XxxxxxxXxxxxxxXxxxxxxxxx@xxxxxxxx.xx
t.a.v. Xxxx Xxxxx Met kopie aan:
00000.xxxxxxxxxxx_X-XXX.0@xxxxxxxx.xx
t.a.v. Xxxxx Xxx xx Xxxx, Safety Manager Infrabel