Japan (Overeenkomst van 28.03.1968) Japan (Overeenkomst van 28.03.1968)
Japan (Overeenkomst van 28.03.1968)
Japan (Overeenkomst van 28.03.1968)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Japan tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen.
Goedkeuringswet: 09.03.1970 Overeenkomst ondertekend op 28.03.1968 In werking getreden op 16.04.1970 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 08.04.1970 Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1970 - Andere belastingen: 31.12.1970 Bull. 474
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
Goedkeuringswet: 17.10.1990 Protocol ondertekend op 09.11.1988 In werking getreden op 16.11.1990 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 28.03.1991 Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1991 - Andere belastingen: -- Bull. 705
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
Artikel 1. Personen op wie de overeenkomst van toepassing is.
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten.
Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
§ 1. De belastingen, die het onderwerp van deze Overeenkomst uitmaken, zijn :
(a) in Japan :
(i) de inkomstenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting; en
(iii) de plaatselijke belastingen van inwoners,
(hierna te noemen "Japanse belasting");
(b) in België :
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting der nietverblijfhouders;
(v) de voorheffingen en aanvullende voorheffingen; en
(vi) de opcentiemen op elk van de in (i) tot (v) hierboven vermelde belastingen met inbegrip van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting
(hierna te noemen "Belgische belasting").
§ 2. Deze Overeenkomst zal ook van toepassing zijn op elke andere belasting van in wezen gelijksoortige aard als de in de voorgaande paragraaf vermelde belastingen die in een van beide overeenkomstsluitende Staten na de ondertekening van deze Overeenkomst mocht worden ingevoerd.
§ 3. Met betrekking tot scheep- en luchtvaartuigondernemingen zal deze Overeenkomst ook van toepassing zijn op de in artikel 8, paragraaf 2, vermelde Japanse ondernemingsbelasting.
Artikel 3. Algemene bepalingen.
§1. Indeze Overeenkomst tenzij het zinsverband anders vereist :
(a) betekent het woord "Japan" in aardrijkskundig verband gebruikt het hele grondgebied waarop de wetten met betrekking tot de Japanse belasting van kracht zijn;
(b) betekent het woord "België" in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van het Koninkrijk België;
(c) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat" Japan of België, al naar het zinsverband vereist;
(d) betekent het woord "belasting" de Japanse belasting of de Belgische belasting al naar het zinsverband vereist;
(e) omvat het woord "persoon" elke natuurlijke persoon en elke vennootschap;
(f) betekent het woord "vennootschap" elke rechtspersoon of elk lichaam dat voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
(g) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(h) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit", in België de autoriteit die volgens de Belgische wetgeving bevoegd is en, in Japan, de Minister van Financiën of zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
§ 2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst in een overeenkomstsluitende Staat heeft tenzij het zinsverband anders vereist elke niet anders in deze Overeenkomst omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4. Fiscale woonplaats.
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die voor de toepassing van de belastingen van die overeenkomstsluitende Staat verblijfhouder is van die Staat en die voor de toepassing van de belastingen van de andere overeenkomstsluitende Staat niet als verblijfhouder van die andere Staat wordt beschouwd.
§ 2. Indien een persoon verblijfhouder is van beide overeenkomstsluitende Staten ingevolge de onderscheidenlijke nationale wetgevingen van die Staten zullen de bevoegde autoriteiten in onderlinge overeenstemming bepalen van welke overeenkomstsluitende Staat die persoon voor de toepassing van deze Overeenkomst zal worden geacht verblijfhouder te zijn.
Artikel 5. Vaste inrichting.
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.
§ 2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
(a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
(b) een filiaal;
(c) een kantoor;
(d) een fabriek;
(e) een werkplaats;
(f) een mijn een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;
(g) de uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt.
§ 3. Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht indien :
(a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
(b) een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
(c) een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
(d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
(e) een vaste bedrijfsinrichting ten behoeve van de onderneming wordt aangehouden uitsluitend voor reclamedoeleinden voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
§ 4. Een persoon niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 5 die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is wordt als een in eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd indien hij in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming.
§ 5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
§ 6. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen.
§ 1. Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de goederen zijn gelegen.
§ 2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waarin de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbouwbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaat recht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht op exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
§ 3. De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, of het rechtstreeks genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7. Winsten van ondernemingen.
§ 1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de winsten van de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegekend.
§ 2. Indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, worden in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij zou kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.
§ 3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden als aftrek toegelaten, kosten die zijn gemaakt ten behoeve van die vaste inrichting, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, aldus gemaakt hetzij in de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
§ 4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de winsten die aan een vaste inrichting kunnen worden toegerekend te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winsten te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
§ 5. Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
§ 6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de winsten die aan de vaste inrichting kunnen worden toegerekend, ieder jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om anders te handelen.
§ 7. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen geenszins aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8. Zee- en luchtvaartuigondernemingen.
§ 1. Winsten die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat haalt uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
§ 2. Een onderneming gedreven door een verblijfhouder van België is vrijgesteld van de Japanse ondernemingsbelasting ter zake van de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer.
Artikel 9. Onderling afhankelijke ondernemingen.
Indien :
(a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat of
(b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handels of financiële betrekkingen, voorwaarden zijn aanvaard of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen winsten, welke zonder deze voorwaarden door een van de ondernemingen zouden zijn behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10 Dividenden.
§ 1. Dividenden toegekend door een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
§ 2. Die dividenden mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het brutobedrag van de dividenden.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
§ 3. Het woord "dividenden" betekent in dit artikel inkomsten uit aandelen, genotsaandelen of rechten, oprichtersaandelen of andere winstaandelen met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten van andere maatschappelijke delen die volgens de belastingwetgeving van de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de uitkerende vennootschap verblijfhouder is, met inkomsten van aandelen worden gelijkgesteld.
§ 4. De tariefbeperking waarin paragraaf 2 voorziet, is niet van toepassing indien de genieter van de dividenden, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, een vaste inrichting heeft waarmede de participatie die de dividenden oplevert wezenlijk is verbonden.
§ 5. Indien een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere overeenkomstsluitende Staat geen belasting heffen van de dividenden, door die vennootschap buiten die andere Staat toegekend aan personen die geen verblijfhouder van die andere Staat zijn, noch de nietuitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op nietuitgedeelde winst, zelf indien de uitgekeerde dividenden of de nietuitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten herkomstig uit die andere Staat.
Artikel 11 Interest.
§ 1. Interest herkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
§ 2. Die interest mag echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij herkomstig is, volgens de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het brutobedrag van de interest.
§ 3. Het woord "interest" betekent in dit artikel inkomsten van overheidsfondsen, van leningobligaties met of zonder hypothecaire waarborg of recht van deelneming in de winsten, en van schuldvorderingen van allerlei aard alsmede alle andere opbrengsten die volgens de belastingwetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waaruit de inkomsten herkomstig zijn, met inkomsten van geleende gelden worden gelijkgesteld.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de interest, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest herkomstig is, een vaste inrichting heeft waarmede de schuldvordering die de interest oplevert, wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
§ 5. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat herkomstig te zijn als de schuldenaar die overeenkomstsluitende Staat zelf is, een plaatselijke gemeenschap of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de lening die de interest voortbrengt werd aangegaan en die de last van die interest draagt, wordt die interest geacht herkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 6. Indien ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of tussen hen beiden en derden, het bedrag van de toegekende interest, gelet op de schuldevordering waarvoor hij verschuldigd is, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest herkomstig is.
Artikel 12. Royalty's.
§ 1. Xxxxxxx'x herkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
§ 2. Die royalty's mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij herkomstig zijn volgens de wetgeving van die Staat worden belast maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 10 t.h. van het brutobedrag van de royalty's.
§ 3. Het woord "royalty's" betekent in dit artikel betalingen van elke aard als vergoeding voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, films daaronder begrepen, van een octrooi, van een fabrieks- of handelsmerk, van een ontwerp of model, van een plan, van een geheim recept of werkwijze, dan wel voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap, alsmede inkomen uit verhuring van onbemande schepen of luchtvaartuigen.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de royalty's verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's herkomstig zijn een vaste inrichting heeft waarmede het recht of het goed, die de royalty's opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
§ 5. Xxxxxxx'x worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat herkomstig te zijn als de schuldenaar die overeenkomstsluitende Staat zelf is, een plaatselijke gemeenschap of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de overeenkomst welke tot de betaling van de royalty's aanleiding geeft werd aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht herkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 6. Indien ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de genieter of tussen hen beiden en derden het bedrag van de toegekende royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden gestort, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de genieter zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's herkomstig zijn.
Artikel 13. Vermogenswinsten.
§ 1. Winsten verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
§ 2. Winsten verkregen uit de vervreemding van goederen (andere dan onroerende goederen) deel uitmakende van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van goederen (andere dan onroerende goederen) behorende tot een vaste basis die een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat voor de uitoefening van een vrij beroep tot zijn beschikking heeft, daaronder begrepen winsten verkregen uit de vervreemding van zulke vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van zulke vaste basis, zijn in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar. Winsten door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat verkregen uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen geëxploiteerd in internationaal verkeer, alsmede van goederen (andere dan onroerende goederen) die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn echter in de andere overeenkomstsluitende Staat van belastingen vrijgesteld.
§ 3. Winsten door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat verkregen uit de vervreemding van andere goederen dan die welke vermeld zijn in de bepalingen van paragrafen 1 en 2 van dit artikel zijn in de andere overeenkomstsluitende Staat vrijgesteld van belastingen.
Artikel 14. Vrije beroepen.
§ 1. Inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die verblijfhouder in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, zijn de inkomsten in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend.
§ 2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15. Niet-zelfstandige beroepen.
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, zijn de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
§ 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
(a) de genieter in die andere overeenkomstsluitende Staat aanwezig is gedurende een tijdvak of tijdvakken welke in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
(b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen verblijfhouder van die andere overeenkomstsluitende Staat is, en
(c) de last van de beloningen niet wordt gedragen door een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in die andere overeenkomstsluitende Staat heeft.
§ 3. Niettegenstaande de bepalingen van paragrafen 1 en 2, zijn beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer, geëxploiteerd door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
Artikel 16. Beheerders en commissarissen van vennootschappen.
Tantièmes, presentiegelden en andere beloningen, door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars.
§ 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 zijn inkomsten die beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film-, radio- of televisieartiesten en musici, alsmede sportbeoefenaars, als zodanig verkrijgen uit hun persoonlijke werkzaamheden, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die werkzaamheden worden verricht.
§ 2. Indien de werkzaamheden van een in paragraaf 1 vermelde beroepsartiest of sportbeoefenaar in een overeenkomstsluitende Staat worden verricht door een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn de inkomsten door de onderneming verkregen uit het verrichten van die werkzaamheden belastbaar in de eerstbedoelde Staat, niettegenstaande enige andere bepaling van deze Overeenkomst.
Artikel 18. Pensioenen.
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 1, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19. Openbare beloningen en pensioenen.
§ 1. Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat of door een plaatselijke gemeenschap daarvan, ofwel rechtstreeks ofwel uit door hen gestijfde fondsen betaald aan een onderdaan van die overeenkomstsluitende Staat, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan die plaatselijke gemeenschap in de uitoefening van overheidsfuncties, zijn slechts in die Staat belastbaar.
§ 2. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 zijn van toepassing op beloningen of pensioenen ter zake van diensten verricht in verband met een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20. Leraren.
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 15, is een hoogleraar of een ander lid van het onderwijzend personeel, die tijdelijk in een overeenkomstsluitende Staat verblijft om aldaar gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar onderwijs te geven aan een universiteit, college, school of andere onderwijsinrichting, en die verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is of onmiddellijk vóór zijn verblijf was, ter zake van de beloningen voor dit onderwijs slechts in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
Artikel 21. Studenten.
Betalingen ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding ontvangen door een student of een voor een beroep of bedrijf opgeleid wordende persoon, die in een overeenkomstsluitende Staat verblijft uitsluitend voor zijn studie of opleiding en die verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is of onmiddellijk vóór zijn verblijf was, zijn in de eerstbedoelde Staat vrijgesteld van belastingen, op voorwaarde dat die betalingen herkomstig zijn uit bronnen buiten die eerstbedoelde Staat.
Artikel 22. Niet uitdrukkelijk vermelde inkomsten.
Bestanddelen van het inkomen van een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat die niet uitdrukkelijk in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn vermeld zijn slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 23. Bepalingen tot voorkoming van dubbele belasting.
§ 1. Met inachtneming van de bestaande bepalingen van de Japanse wetgeving betreffende de verrekening van de in een ander land dan Japan verschuldigde belasting met de Japanse belasting en met inachtneming van elke latere wijziging aan die bepalingen die geen afbreuk doet aan het principe daarvan, wordt de Belgische belasting, die rechtstreeks of door inhouding verschuldigd is in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst, met de Japanse belasting verrekend; indien het inkomen een dividend is, betaald door een vennootschap die verblijfhouder is van België aan een vennootschap die verblijfhouder is van Japan en ten minste 25 t.h. van de aandelen of van het kapitaal van de uitkerende vennootschap bezit, wordt bij de verrekening ook rekening gehouden met de Belgische belasting die door de uitkerende vennootschap verschuldigd is met betrekking tot haar winsten.
§ 2. Met betrekking tot inkomsten uit bronnen in Japan die volgens deze Overeenkomst rechtstreeks of door inhouding aan de Japanse belasting werden onderworpen en die in België belastbaar zijn volgens de Belgische wetgeving :
(a) (i) indien een vennootschap die verblijfhouder is van België aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap die verblijfhouder is van Japan, worden de dividenden die ter zake van die aandelen aan de eerste vennootschap worden toegekend en die niet onderworpen zijn aan de in artikel 10, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxxxx regeling, in België vrijgesteld van de in artikel 2, xxxxxxxxx 0 (x) (xx) xxxxxxxx belasting, voor zover vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen verblijfhouder van België waren geweest.
Een vennootschap die verblijfhouder is van België en die gedurende het volledige boekjaar van een vennootschap verblijfhouder van Japan, aandelen of delen van deze laatste vennootschap in uitsluitende eigendom heeft bezeten, is ook vrijgesteld of verkrijgt ontheffing van de roerende voorheffing die volgens de Belgische wetgeving verschuldigd is op het nettobedrag van de vorenvermelde dividenden welke haar zijn toegekend door de bedoelde vennootschap, die verblijfhouder is van Japan en onderworpen is aan de in artikel 2, paragraaf 1 (a) (ii) bedoelde belasting; op voorwaarde dat zij zulks schriftelijk aanvraagt binnen de termijn waarin haar jaarlijkse aangifte moet worden ingediend; maar bij de wederuitkering van de niet aan de roerende voorheffing onderworpen dividenden aan haar eigen aandeelhouders, mogen deze dividenden in afwijking van de Belgische wetgeving niet in mindering worden gebracht van de aan de roerende voorheffing te onderwerpen uitgekeerde dividenden. Deze vrijstelling geldt niet indien de eerstbedoelde vennootschap de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen.
De toepassing van deze bepaling zal evenwel worden beperkt tot dividenden toegekend door een vennootschap die verblijfhouder is van Japan aan een vennootschap die verblijfhouder is van België en onmiddellijk en middellijk ten minste 25 t.h. van het stemrecht in de eerste vennootschap beheerst, ingeval inzake vrijstelling van de in artikel 2, xxxxxxxxx 0 (x) (xx) xxxxxxxx belasting een dergelijke beperking in de Belgische wetgeving wordt neergelegd met betrekking tot dividenden, uitgekeerd door vennootschappen die geen verblijfhouders van België zijn.
(ii) indien, buiten de in subparagraaf (a) (i) bedoelde gevallen, een verblijfhouder van België inkomsten ontvangt die onderworpen zijn aan de in artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragrafen 2 en 6, en artikel 12, paragrafen 2 en 6, omschreven regeling, verleent België op de Belgische belasting in verband met die inkomsten een vermindering rekening houdend met de in Japan geheven belasting. De vermindering wordt verleend op de belasting die verband houdt met het nettobedrag van de dividenden van vennootschappen die verblijfhouder zijn van Japan alsmede van interesten en royalty's die uit Japan herkomstig zijn en aldaar werden belast; de vermindering stemt overeen met het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting, bepaald volgens de thans van kracht zijnde Belgische wetgeving en met inachtneming van elke latere wijziging die geen afbreuk doet aan het principe daarvan;
(b) (i) indien een verblijfhouder van België inkomsten ontvangt die niet vermeld zijn in subparagraaf (a) hierboven en die volgens de bepalingen van deze Overeenkomst in Japan belastbaar zijn, stelt België die inkomsten vrij van belasting, maar mag het voor de berekening van de belasting over het overige inkomen van die verblijfhouder hetzelfde tarief toepassen alsof die inkomsten niet waren vrijgesteld;
(ii) inkomsten die volgens de Belgische wetgeving als bedrijfwinsten belastbaar zijn ten name van de vennoten of leden van personenvennootschappen en verenigingen van personen worden behandeld alsof het winsten waren uit een door de vennoten of leden zelf voor eigen rekening gedreven onderneming;
(iii) in afwijking van subparagrafen (b) (i) hierboven, mag de Belgische belasting worden geheven van inkomsten die in Japan belastbaar zijn in zover die inkomsten in Japan niet werden belast doordat zij er werden gecompenseerd met verliezen die, voor enig belastbaar tijdperk, ook van in België belastbare inkomsten werden afgetrokken.
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel betekent de uitdrukking "verblijfhouder van Japan" elke persoon die voor de toepassing van de Japanse belasting als verblijfhouder van Japan wordt beschouwd en betekent de uitdrukking "verblijfhouder van België" elke persoon die voor de toepassing van de Belgische belasting als verblijfhouder van België wordt beschouwd.
Artikel 24. Non-discriminatie.
§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere overeenkomstsluitende Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 2. De uitdrukking "onderdanen" betekent :
(a) met betrekking tot Japan : alle natuurlijke personen die de Japanse nationaliteit bezitten en alle rechtspersonen in het leven geroepen of gesticht overeenkomstig de wetgeving van Japan alsmede alle instellingen zonder rechtspersoonlijkheid die voor de toepassing van de Japanse belasting worden beschouwd als rechtspersonen in het leven geroepen of gesticht overeenkomstig de wetgeving van Japan;
(b) met betrekking tot België : alle natuurlijke personen die de Belgische nationaliteit bezitten en alle rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen opgericht overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in België.
§3. De belastingheffing van een vaste inrichting, die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Deze bepaling mag niet dusdanig worden uitgelegd dat een overeenkomstsluitende Staat verplicht zou zijn aan de verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing enige persoonlijke aftrek, tegemoetkoming of vermindering uit hoofde van gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen verblijfhouders verleent.
§ 4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele onmiddellijk of middellijk in het bezit is van of wordt beheerst door één of meer verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
§5. Indit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" belastingen van alle aard of benaming.
Artikel 25. Regeling voor onderling overleg.
§ 1. Indien een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst kan hij onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij verblijfhouder is.
§ 2. De bevoegde autoriteit tracht indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet in staat is tot een bevredigende oplossing te komen de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst te vermijden.
§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van deze Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
§ 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen ten einde de bepalingen van deze Overeenkomst ten uitvoer te leggen.
Artikel 26. Uitwisseling van inlichtingen.
§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst en van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de in deze Overeenkomst bedoelde belastingen voor zover de belastingheffing waarin deze voorzien in overeenstemming is met deze Overeenkomst. Elke aldus uitgewisselde inlichting moet geheim worden gehouden en mag niet worden medegedeeld aan andere personen of autoriteiten dan die welke belast zijn met de vestiging of de invordering van de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is.
§2. Ingeen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd, dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichtingen opleggen :
(a) administratieve maatregelen te nemen, welke afwijken van zijn eigen wetgeving of van zijn administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(b) bijzonderheden te verstrekken, die niet verkrijgbaar zijn volgens zijn eigen wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(c) inlichtingen te verstrekken die een handels bedrijfs, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27. Diplomatieke en consulaire ambtenaren.
De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere akkoorden.
Artikel 28. Inwerkingtreding.
§ 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk te Brussel worden uitgewisseld.
§ 2. Deze Overeenkomst zal in werking treden op de dertigste dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden en zij zal van toepassing zijn :
In Japan : op inkomsten verkregen tijdens belastingjaren beginnende op of na de 1ste januari van het kalenderjaar waarin deze Overeenkomst in werking treedt;
In België :
(a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na de 1ste januari van het kalenderjaar waarin deze Overeenkomst in werking treedt;
(b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na de 31ste december van het kalenderjaar waarin deze Overeenkomst in werking treedt.
Artikel 29. Opzegging.
Elke overeenkomstsluitende Staat kan deze Overeenkomst beëindigen na een tijdperk van vijf jaren met ingang van de datum van bekrachtiging van deze Overeenkomst door een de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging te doen toekomen mits deze opzegging op of voor de 30ste juni van een kalenderjaar wordt gedaan; in zulk geval houdt deze Overeenkomst op van toepassing te zijn :
In Japan : op inkomsten verkregen tijdens belastingjaren beginnende op of na de 1ste januari van het jaar na het kalenderjaar waarin de opzegging is gedaan;
In België :
(a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na de 1ste januari van het jaar na het kalenderjaar waarin de opzegging is gedaan;
(b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na de 31ste december van het jaar na het kalenderjaar waarin de opzegging is gedaan.
Ten blijke waarvan de ondergetekende, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Tokio op 28 maart1968 intweevoud in de Engelse taal.
Voor de Regering van het Koninkrijk België :
Xxxxxx Xxxxxxxx.
Voor de Regering van Japan :
Xxxxx Xxxx.
Protocol .
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen Japan en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst zullen uitmaken.
1. Voor de toepassing van artikel 5 zal een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat worden geacht in de andere overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting te hebben indien zij in die andere overeenkomstsluitende Staat werkzaamheden van toezicht uitoefent waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt in verband met de uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden in die andere overeenkomstsluitende Staat.
2. Voor de toepassing van artikel 10 paragraaf 3 betekent het woord "dividenden" in een andere Belgische vennootschap dan een vennootschap op aandelen ook toekenningen aan vennoten of leden van de vennootschap als inkomsten van belegde kapitalen.
3. Met betrekking tot artikel 16 zijn op de beloningen die een lid van de raad van beheer of van toezicht van de vennootschap ontvangt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van beheer of van technische aard de bepalingen van artikel 15 van toepassing alsof het ging om beloningen van een werknemer ter zake van een dienstbetrekking en alsof de werkgever de vennootschap was.
4. De bepalingen van deze Overeenkomst beletten België niet de bijzondere aanslag te heffen die volgens de Belgische wetgeving verschuldigd is :
(a) op het geheel of een deel van de sommen uitgekeerd in geval van verdeling van het vermogen van een vennootschap die verblijfhouder van België is;
(b) ingeval zulke vennootschap haar eigen aandelen of delen inkoopt.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden daartoe behoorlijk gevolmachtigd dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan te Tokio, op 28 maart1968 intweevoud in de Engelse taal.
Voor de Regering van het Koninkrijk België :
Xxxxxx Xxxxxxxx.
Voor de Regering van Japan :
Xxxxx Xxxx.
De bekrachtigingsoorkonden werden uitgewisseld te Brussel op 17 maart 1970.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 28, § 2, van de Overeenkomst treden deze akten in werking op 16 april 1970.
Wet van 17 oktober 1990 houdende goedkeuring van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst, ondertekend te Tokio op 28 maart 1968, tussen het Koninkrijk België en Japan tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 9 november 1988 (Belgisch Staatsblad van 28 maart 1991).
XXXXXXXXX, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij, bekrachtigen hetgeen volgt :
Enig artikel. Het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst, ondertekend te Tokio op 28 maart 1968, tussen het Koninkrijk België en Japan tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 9 november 1988, zal volkomen uitwerking hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Xxxxxxx, 00 oktober 1990.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXXXXX
De Minister van Financiën,
Ph. MAYSTADT
De Minister van Buitenlandse Handel,
X. XXXXXX
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,