MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 23 FEBRUARI 2005 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET GOEDERENVERVOER OVER HET SPOOR
XXX Xx. 00000
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 25-02-2005, nr. 40
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van FNV Bondgenoten mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) te ener zijde: Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV); Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovenge- noemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1
Algemeen
1. Werkingssfeer
Deze overeenkomst is van toepassing op alle werkgevers en werk- nemers van in Nederland gevestigde ondernemingen, die tegen ver- goeding geheel of ten dele vervoer over het spoor verrichten, anders dan van personen.
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2005 CAO102992005 CAO2753 1
2. Begripsbepalingen
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
2. Werkgever:
iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens onderneming valt onder de werkingssfeer van deze overeenkomst;
3. Werknemer(s):
ieder die door een werkgever in dienst is genomen voor onbe- paalde tijd, voor een periode langer dan zes maanden of voor de tweede achtereenvolgende keer voor een periode korter dan zes maanden;
5. Medezeggenschaporgaan:
de volgens de wettelijke voorschriften gekozen Ondernemings- raad of personeelsvertegenwoordiging bij werkgever;
6. Arbeidstijd:
de tijd gedurende welke de werknemers hun taak verrichten;
7. Dienst:
de tijd gedurende welke de werknemer bemoeienis heeft met de spoorwegdienst;
8. Nachtdienst:
dienst, die geheel of gedeeltelijk tussen 00:00 en 06:00 is gele- gen;
9. Dagdienst:
elke dienst, die geen nachtdienst is;
10. Dagelijkse rusttijd:
de tijd tussen twee diensten;
11. Pauze:
een vooraf vastgelegde onderbreking van de dagelijkse arbeids- tijd van 30 minuten;
12. Week:
de periode van zondag 00:00 uur tot en met de daarop volgende zondag 24:00 uur;
13. Basisrooster:
een na instemming van het medezeggenschapsorgaan vastgesteld rooster, met een vooraf vastgestelde geldigheid, waarin het arbeids- en rusttijdenpatroon wordt vastgelegd;
14. Dienstrooster:
het basisrooster met hieraan gekoppeld de werknemer op een roosterregel;
15. Amplitudediensten:
diensten waarvoor in het basisrooster slechts vastgelegd wordt tussen welke twee tijdstippen de werkzaamheden kunnen plaats- vinden;
16. Rouleringsperiode:
periode waarbinnen diensten in een vast roosterpatroon rouleren;
17. Standplaats:
een door de werkgever schriftelijk vastgestelde locatie, waar een werknemer volgens basisrooster is ingedeeld;
2
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
18. Opstapplaats:
plaats anders dan de standplaats waarop de dienst kan aanvangen en eindigen, gelegen op maximaal de afstand woonplaats stand- plaats plus 60 kilometer dan wel indien deze per trein bereikbaar is: de reistijd per trein woonplaats – standplaats plus 60 minuten;
19. Productie personeel buiten:
de werknemers, die betrokken zijn bij het transport- en rangeer- proces, en de taak grotendeels buiten verrichten;
20. Niet roostergebonden personeel:
werknemer(s) die niet in een roulering zijn opgenomen, zoals managers, leidinggevenden, teamleiders, reserves en kantoorper- soneel;
21. Productie personeel binnen:
alle werknemers die betrokken zijn bij de uitvoering van het goederen-volg proces, zowel coördinerend, plannend als admini- stratief;
22. Kantoor- en leidinggevend personeel:
alle werknemers die niet onder de categorieën productiepersoneel buiten en binnen vallen;
23. Partner:
1. echtgeno(o)t(e) van de werknemer
2. geregistreerd partner van de werknemer
3. een persoon die met een werknemer samenleeft in door werk- gever erkend samenlevingsverband als bedoeld in artikel 5.6
24. XXX-xxxx:
één van de bedragen per contractuur vermeld in bijlage 1;
25. Contractuur:
de eenheid van arbeidstijd per week zoals die vermeld staat in de arbeidsovereenkomst;
26. Toelagen:
de aan het CAO-loon gelijkgestelde maandelijks te betalen toe- lagen te weten:
– Persoonlijke toelagen;
– Arbeidsmarkttoeslag;
27. Maandbezoldiging:
het totaal van maandelijks te ontvangen:
– XXX-xxxx, vermenigvuldigd met het aantal contracturen,
– Toelagen;
28. Pensioengevend inkomen:
maandbezoldiging, vakantiebijslag, decemberuitkering en hetgeen partijen als pensioengevend inkomen benoemen.
3
8. Incidenteel afwijken
Werkgever kan in individuele gevallen in voor de werknemer posi- tieve zin van deze CAO afwijken.
9. Toepassen CAO bij uitlenen werknemers
Uitlenen van een werknemer aan een andere onderneming is moge- lijk als de werknemer daarmee instemt.
Deze CAO blijft hierbij voor de werknemer geldig.
Artikel 2
Arbeidsverhouding
1. Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
1. Aan degene, die in een blijvende behoefte voorziet en geschikt is bevonden voor indiensttreden bij werkgever, wordt een arbeids- overeenkomst aangeboden voor onbepaalde tijd.
2. De eerste twee maanden van de in het eerste lid genoemde arbeidsovereenkomst gelden als proeftijd.
2. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
1. Aan degene, die in een tijdelijke behoefte voorziet en geschikt is bevonden voor inidensttreden bij werkgever, wordt een arbeids- overeenkomst aangeboden voor bepaalde tijd,
2. Indien de arbeidsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid voor twee jaar of meer wordt aangegaan, gelden de eerste twee maan- den als proeftijd.
Indien de arbeidsovereenkomst voor een kortere periode wordt aangegaan geldt de eerste maand als proeftijd.
3. Opzegtermijnen
1. Voor werknemer en werkgever geldt een gelijke opzegtermijn variërend van 1 tot 3 maanden.
De opzegtermijn is 1 maand, tenzij in de arbeidsovereenkomst een andere termijn is vastgelegd.
2. Bij opzegging kan de overeenkomst voor onbepaalde tijd slechts worden beëindigd tegen de eerste dag van een kalendermaand en met inachtnemen van de overeengekomen opzegtermijn, tenzij de werkgever op verzoek van de werknemer van deze termijn af- stand doet.
4. Werkzaamheden verrichten op aangewezen plaats
1. De werknemer is verplicht desverlangd zijn werkzaamheden te verrichten op elke plaats waar werkgever zijn bedrijf uitoefent.
2. De werknemer heeft eenzelfde verplichting om zijn werkzaam- heden te verrichten bij ondernemingen of instellingen die de werkgever hiertoe, in overleg met partijen, aanwijst.
3. Ten einde zo snel mogelijk te kunnen ingrijpen bij storing, ont-
4
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
wrichting van de spoorwegdienst of andere calamiteiten, kan werkgever voorschrijven dat bepaalde categorieën werknemers buiten de voor hen vastgestelde arbeidstijden bereikbaar moeten zijn. Het verplicht bereikbaar zijn in vrije tijd vindt plaats in overeenstemming met de bepalingen van de Arbeidstijdenwet en mag (in het geval van een gehele week bereikbaarheid) maximaal om de andere week worden opgelegd. Zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat een werknemer op zijn verlofdag bereik- baar moet zijn. Een werknemer die geen bereikbaarheidsdienst heeft mag ten hoogste éénmaal per dag worden opgeroepen.
5. Verrichten van andere dan de eigen functie
1. Hoewel iedere werknemer een bepaalde functie heeft, moet de werknemer, als de werkgever hem dit opdraagt of het belang van werkgever dit in onvoorziene situaties vraagt, tijdelijk ook andere werkzaamheden verrichten.
2. Indien werknemer wordt opgedragen tijdelijk werkzaamheden te verrichten waardoor bij structurele verrichting een hogere salaris- groep van toepassing zou zijn, vindt dit voor maximaal 6 maan- den plaats.
Na verloop van deze termijn wordt werknemer bevorderd, met inachtneming van artikel 3.2.6 en ingedeeld in de desbetreffende salarisgroep dan wel eindigen deze opgedragen werkzaamheden.
3. De werknemer kan niet worden verplicht werkzaamheden van stakers over te nemen.
6. Werkzaamheden verrichten op elk tijdstip
De werknemer is verplicht, indien de dienstuitvoering dit naar het oordeel van werkgever vereist, op elke dag en buiten vastgestelde arbeidstijden, zijn werkzaamheden te verrichten.
7. Woonplaats
1. De daartoe door werkgever aangewezen werknemer is verplicht te wonen binnen een door werkgever te bepalen afstand van de standplaats.
2. Van de in lid 1 bedoelde verplichting kan door werkgever tijde- lijk ontheffing worden verleend. Deze ontheffing vervalt bij ver- plaatsing en kan bij wijziging in de omstandigheden worden ingetrokken.
3. De werknemer voor wie geen verplichting krachtens lid 1 geldt, met er voor zorgen, dat de dienstuitvoering niet in het gedrang komt door te wonen op een (te) grote afstand van het werk Werk- gever kan, met instemming en eventueel op initiatief van het des-
5
betreffende overlegorgaan, hiervoor nadere regels vaststellen. Een werknemer die van plan is zich op een plaats te gaan vestigen die een lange reistijd vergt, moet hierover vooraf overleg plegen met zijn werkgever.
4. Van iedere adreswijziging van een werknemer en, indien dit van belang is, van zijn gezin moet de werknemer onmiddellijk mede- deling doen aan zijn werkgever.
8. Einde arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de eerste van de maand waarin de werknemer de voor hem geldende pensioen- richtleeftijd, zoals opgenomen in de pensioenregeling, bereikt.
2. Werknemer kan tot uiterlijk 3 maanden voor het bereiken van de voor hem geldende pensioenrichtleeftijd werkgever verzoeken de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Werkgever willigt dat ver- zoek in. De door het pensioenfonds gestelde regels zijn van toe- passing.
3. De voortzetting uit lid 2 heeft een tijdelijk karakter en loopt uiter- lijk tot:
– het moment dat de pensioenuitkering van werknemer (inclu- sief Tijdelijk Overbruggingspensioen) door actuariële op- hoging een niveau heeft bereikt van 90% van het laatst ver- diende bruto inkomen.
– De eerste van de maand waarin werknemer 66 jaar wordt.
Artikel 3
Beloningen en inhoudingen
1. Beloningen Loon
1. CAO-lonen
De lonen per contractuur en voor 36-uurscontract vermeld in bijlage 1.
2. Uurloon en dagloon
Het uurloon is gelijk aan 0,23 maal het CAO-loon per contractuur zoals vermeld in bijlage 1, eventueel verhoogd met de aan de werk- nemer toegekende toelage(-n) per uur, die aan het CAO-loon is gelijkgesteld.
3. Vakantiebijslag
1. De werknemer heeft jaarlijks aanspraak op een vakantiebijslag, die in de maand mei wordt uitbetaald.
De vakantiebijslag wordt gedurende de periode mei tot en met
6
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
april per maand opgebouwd door reserveren van 8 procent van de maand bezoldiging.
2. Het minimum van de vakantiebijslag bedraagt per 1 januari 2004
€ 3,54 per maand per contractuur.
De vakantiebijslag die volgens de in lid 1 bedoelde berekenings- methode minder bedraagt dan de minimum vakantiebijslag, wordt verhoogt tot de minimum vakantiebijslag indien:
– de werknemer 23 jaar of ouder is, of
– de werknemer xxxxxx dan 23 jaar is en een partner heeft, of recht heeft op kinderbijslag.
4. Decemberuitkering
1. De werknemer heeft jaarlijks aanspraak op een december- uitkering, die in de maand december wordt uitbetaald. De decemberuitkering wordt gedurende het kalenderjaar per maand opgebouwd door reserveren van 2,75 procent van de maand- bezoldiging.
2. De minimum decemberuitkering bedraagt per 1 januari 2004
€ 1,35 per maand per contractuur.
De decemberuitkering die volgens de in lid 1 bedoelde berekeningsmethode minder bedraagt dan de minimum december- uitkering, wordt verhoogt tot de minimum decemberuitkering, indien;
– de werknemer 23 jaar of ouder is, of
– de werknemer xxxxxx dan 23 jaar is en een partner heeft, of recht heeft op kinderbijslag.
7. Aanvullen militair inkomen
1. De werknemer aan wie onbetaald verlof is verleend voor het ver- vullen van door één van de landen van de EU opgelegde mili- taire verplichtingen, ontvangt voor de duur van dit verlof een uit- kering, mits de werknemer een eigen huishouding voert. De uitkering bedraagt het verschil tussen de netto maandbezoldiging en de uit hoofde van de militaire dienst verkregen netto inkom- sten.
2. Onder het voeren van een eigen huishouding wordt verstaan het zelfstandig bewonen van een woonruimte bestaande uit ten min- ste 2 vertrekken voorzien van eigen stoffering en meubilair.
7
2. Salarissysteem
Inschalen salarisgroep en vaststellen CAO-loon
1. Indelen in salarisgroep
1. De functies bij werkgever zijn naar zwaarte gerangschikt over 11 functiegroepen (1 tot en met 11). De functiebeschrijvingen zijn in bijlage 2 opgenomen.
2. Het indelen van de werknemer in één van de salarisgroepen vindt plaats op basis van de functie waarin hij is benoemd. Benoemin- gen geschieden conform lid 1.
3. De werknemer die zijn functie nog niet volledig uitoefent kan tij- delijk in een lagere salarisgroep worden ingedeeld.
2. Vaststellen CAO-loon bij indiensttreden
1. De salarisgroepen 1 tot en met 7 zijn onderverdeeld in treden. Bij indiensttreden wordt aan de werknemer een trede toegekend. Voor werknemers van 20 jaar of jonger wordt het toekennen van deze trede bepaald door de leeftijd die in het desbetreffende jaar is of wordt bereikt. Voor de overige werknemers wordt de trede toegekend die volgt op de trede van een 20 jarige. Kent de salarisgroep geen leeftijdstreden dan wordt de laagste trede in de salarisgroep toegekend. Het toekennen van een hogere trede kan plaatsvinden op basis van relevante werkervaring en/of oplei- ding.
2. De salarisgroepen 8 tot en met 11 kennen een begin- en eindbe- drag. Het CAO-loonkan ieder bedrag zijn van het beginbedrag tot en met 110 procent van het eindbedrag van de desbetreffende salarisgroep. Bij indiensttreden wordt afhankelijk van de rele- vante werkervaring en/of opleiding een CAO-loon vastgesteld.
Verhogen loon
3. Toekennen tredeverhoging salarisgroep 1 tot en met 7
1. Aan de werknemer, ingedeeld in één van de salarisgroepen 1 tot en met 7, wordt op 1 januari van elk jaar de naast-hogere trede toegekend.
2. Aan de werknemer kan een extra trede worden toegekend. De functievervulling moet daartoe aanleiding geven.
3. De salarisgroepen 1 tot en met 7 kennen een E-trede. Werknemers komen onder de volgende voorwaarden voor deze E-trede in aanmerking:
– Minimaal 5 jaar op het maximum van de salarisgroep en
– een positieve beoordeling.
In het kader geldt als maximum van een salarisgroep de hoogste trede, niet de E-trede zijnde.
8
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Niet toekennen tredeverhoging salarisgroep 1 tot en met 7
Er worden geen hogere trede in de salarisgroep toegekend indien:
a. de werknemer afwezig is. De hogere trede wordt wel toegekend indien de afwezigheid, wordt veroorzaakt door ziekte (1e ziekte- jaar), dan wel betaald of onbetaald verlof.
b. De werknemer is geschorst. Hervat de werknemer zijn werk- zaamheden in de functie die hij verrichte op het moment dat hij werd geschorst, dan kan de tredeverhoging alsnog, per oorspron- kelijke datum, plaatsvinden.
c. De werknemer een WAO-uitkering geniet, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
d. De werknemer niet voldoet aan eisen van geschiktheid en/of gedrag. Het besluit tot uitsluiten moet zijn gebaseerd op twee functievervullingsgesprekken. Tussen het eerste en het tweede gesprek moet tenminste zes maanden verstreken zijn. Het tweede gesprek zal niet eerder plaatsvinden dan 3 maanden voor de datum van tredeverhoging. Indien werknemer van mening is dat werkgever de procedure niet juist heeft toegepast, kan hij in beroep gaan bij de Paritaire Commissie als bedoeld in artikel 7.
e. Er twijfel bestaat of de werknemer voldoet aan de eisen van geschiktheid en/of gedrag. De tredeverhoging kan dan tijdelijk worden opgeschort. Het opschortingbesluit wordt aan de werkne- mer tijdig bekend gemaakt. Binnen 6 maanden na de oorspron- kelijke voor tredeverhoging aangewezen datum moet een defini- tief besluit worden genomen, op basis van een nieuw functievervullingsgesprek, of de opschorting wordt omgezet in een uitsluiting. Als niet tijdig een besluit wordt genomen, dan vindt alsnog per oorspronkelijke datum de tredeverhoging plaats.
f. De werknemer wel beschikbaar is, maar de functie waarin hij laatstelijk is benoemd niet, (meer) uitoefent, tenzij werkgever de veroorzaker hiervan is. Hervat de werknemer zijn werkzaamhe- den in de hiervoor vermelde functie dan kan de tredeverhoging alsnog per oorspronkelijke datum plaatsvinden.
5. Toekennen jaarlijkse verhoging CAO-loon salarisgroep 8 tot en met 11
1. Aan de werknemer ingedeeld in salarisgroep 8 tot en met 11 wordt niet eerder een jaarlijkse verhoging toegekend, dan nadat het functioneren van de werknemer is beoordeeld. Bij mate van verhoging wordt rekening gehouden met het oordeel over het functioneren. De verhoging gaat in per 1 januari.
2. De verhoging kan variëren van nul tot en met zes procent van het eindbedrag van de desbetreffende salarisgroep. Het maximaal te
9
bereiken CAO-loon bedraagt gewoonlijk 100 procent van het eindbedrag van de salarisgroep. In bijzondere gevallen kan het CAO-loon tot maximaal 110 procent van het eindbedrag van de salarisgroep oplopen.
3. Er wordt geen verhoging toegekend indien:
a. de werknemer afwezig is. De verhoging wordt wel toegekend indien de afwezigheid wordt veroorzaakt door ziekte (in het 1e ziektejaar), dan wel betaald of onbetaald verlof.
b. de werknemer is geschorst. Hervat het werknemer zijn werk- zaamheden in de functie die hij verrichtte op het moment dat hij werd geschorst dan kan de verhoging alsnog, per oor- spronkelijke datum, plaatsvinden.
c. de werknemer een WAO-uitkering geniet, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
d. de werknemer wel beschikbaar is, maar de functie waarin hij laatstelijk is benoemd niet (meer) uitoefent, tenzij werkgever de veroorzaker hiervan is. Hervat de werknemer zijn werk- zaamheden in de hiervoor vermelde functie dan kan de ver- hoging alsnog per oorspronkelijke datum plaatsvinden.
6. Bevorderen
1. De overgang naar een hogere salarisgroep vindt voor de salaris- groepen 1 tot en met 6 plaats volgens het overgangsschema opge- nomen in bijlage 1. Als geen overgang is aangegeven, dan vindt de overgang horizontaal plaats.
2. Overgang naar een hogere salarisgroep voor de salarisgroepen 7 tot en met 10 vindt plaats door het oude CAO-loon te verhogen met de helft van het verschil van de beginbedragen van de oude en de nieuwe salarisgroep.
3. Bevorderen kan pas plaatsvinden als de werknemer de hem opge- dragen werkzaamheden volledig uitvoert.
4. Werkgever kan in overleg met partijen of het medezeggenschaps- orgaan nadere regels vaststellen over het bevorderen.
7. Samenloop bevorderen en (trede)verhoging
Bij bevorderen per 1 januari wordt eerst een (trede)verhoging in de oude salarisgroep toegekend. Vervolgens vindt de overgang naar de hogere salarisgroep plaats.
8. Niet toekennen maandbezoldiging bij afwezigheid werknemer
1. Een werknemer heeft geen aanspraak op een maandbezoldiging over de periode waarin hij afwezig is.
2. De werknemer heeft wanneer hij afwezig is, toch aanspraak op de maandbezoldiging:
– ingeval hij voorlopig is geschorst;
– indien werkgever besluit de maandbezoldiging wel toe te kennen.
10
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Uitbetalen
1. Uitbetalen maandbezoldiging
1. De maandbezoldiging en vergoedingen in geld waarop de werk- nemer daarnaast aanspraak heeft, wordt uiterlijk de 15e van de kalendermaand overgeschreven op een door de werknemer aan te wijzen bank- of girorekening.
2. Betalingen buiten Nederland geschieden in de muntsoort van het desbetreffende land tegen de voor een half jaar geldende wissel- koers per 1 januari dan wel 1 juli van enig jaar.
5. Eenmalige uitkeringen
1. Jubileumgratificatie
1. Aan de werknemer die, na 31 maart 1991, sedert indiensttreden twaalf en een half jaar in dienst van de werkgever is geweest, wordt een gratificatie verleend ten bedrage van een kwart van zijn maandbezoldiging. De diensttijd moet onafgebroken zijn en aaneensluiten, tenzij er naar het oordeel van werkgever aanlei- ding bestaat hiervan af te wijken.
Indien er sprake is van een reïntegratie in een lagere salarisgroep wordt er voor de berekening van de hoogte van de uitkering uit- gegaan van het op niveau gebrachte CAO-loon, dat de werkne- mer op de dag voor reïntegratie genoot.
2. aan de werknemer die sedert indiensttreden gedurende 25 respec- tievelijk 40 jaren in dienst van werkgever is geweest, wordt een gratificatie verleend van eenmaal zijn maandbezoldiging. De diensttijd moet onafgebroken zijn en aaneensluiten, tenzij er naar het oordeel van werkgever aanleiding bestaat hiervan af te wij- ken.
Indien er sprake is van een reïntegratie in een lagere salarisgroep op of na 1 januari 1996 wordt er voor de berekening van de hoogte van de uitkering uitgegaan van het op niveau gebrachte CAO-loon, dat de werknemer op de dag voor reïntegratie genoot.
3. De jubileumgratificatie wordt naar evenredigheid vastgesteld op basis van het aantal contracturen per periode. De evenredigheid voor perioden die liggen voor 1997 geschied op basis van de deelfactor.
4. Werkgever kan om bijzondere, aan betrokkene mede te delen redenen, een gratificatie als in lid 1 of 2 bedoeld niet toekennen. Wanneer de redenen, die tot het onthouden van de gratificatie aan de werknemer hebben geleid, niet meer aanwezig zijn, zal deze alsnog worden toegekend.
11
2. Afscheidsuitkering
Een werknemer die voor de eerste van de maand waarin hij of zij de leeftijd bereikt van 65 jaar, een 25- of 40-jarig dienstjubileum zou hebben gevierd, ontvangt bij eerder ontslag wegens volledige arbeids- ongeschiktheid, Vut, pensioen of een regeling voor vervroegde uit- treding die in overleg tussen werkgever en vakorganisaties als onder- deel van een bedrijfseigen regeling tot stand is gekomen, een afscheidsuitkering, indien het dienstjubileum zou worden bereikt binnen 5 jaar na de datum van ontslag.
Deze afscheidsuitkering is een pro rata jubileumgratificatie.
3. Uitkering bij overlijden
De wettelijke overlijdenuitkering wordt, indien betrokkene meer ver- diende dan het maximum dagloon als bedoeld in artikel 9 van de coördinatiewet, door werkgever aangevuld tot 100% van het laatst- verdiende pensioengevend inkomen. Betaling van de uitkering ge- schiedt voorzover mogelijk in een bedrag ineens.
4. Uitkering bij opzegging
1. Werkgever zal in geval van een opzegging zijnerzijds een uitke- ring naar billijkheid toekennen aan de werknemer.
2. Desgewenst wordt de hoogte van de uitkering gemotiveerd.
3. De uitkering ex lid 1 is maximaal 1/5 deel van het laatstverdiende pensioengevend inkomen op maandbasis, over de periode sinds de indiensttreding van de werknemer bij werkgever. Indien werk- nemer niet onafgebroken bij werkgever in dienst is geweest, wordt de uitkering berekend over de periode sinds zijn laatste indiensttreding.
5. Opzeggingen waarbij geen uitkering wordt gegeven
Een uitkering als bedoeld in art. 3.5.4 wordt niet gegeven wanneer:
a. de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd en de werknemer recht heeft op een WAO-uitkering gebaseerd op de arbeidsongeschikt- heidspercentage van 80-100%.
b. de werknemer aanspraak heeft op:
1. of een dadelijk ingaand pensioen of de uitkering ineens die voor dat pensioen in de plaats treed;
2. of een bedrijfeigen regeling;
c. de arbeidsovereenkomst is opgezegd wegens:
1. beëindigen van de exploitatie van werkgevers onderneming of enig onderdeel daarvan en de werknemer in de gelegen- heid is geweest in dienst van de opvolger in de exploitatie over te gaan.
2. ongeschiktheid tot dienstuitvoering die een gevolg is van wangedrag dan wel opzettelijk is teweeggebracht;
3. het zich schuldig maken aan wangedrag, of een strafbaar feit waarop als maximum een gevangenisstraf van 3 jaren of meer
12
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
is gesteld, of aan medeplichtigheid aan of poging tot een der- gelijk feit;
4. het zich bij herhaling schuldig maken aan oneerlijkheid;
5. het zich niet op elke dag van de week beschikbaar stellen voor de dienst;
6. het in belangrijke mate veroorzaken van administratieve over- last door het bij herhaling niet nakomen van geldelijke ver- plichtingen, waardoor werkgever krachtens artikel 7:633 van het Burgerlijk Wetboek genoodzaakt werd tot inhouding van loon ten behoeve van derden.
6. Vergoedingen
1. Vergoedingen
1. werkgever kent:
a. vergoeding voor werken onder bijzondere omstandigheden,
b. vergoeding van reis- en verblijfkosten,
c. vergoeding van verhuis- en transportkosten,
d. andere vergoedingen in geld en compensaties in tijd,
e. een bijdrage in de premie collectieve ziektekostenverzeke- ring;
2. voor een volledig overzicht van de vergoedingen wordt verwe- zen naar Bijlage 4;
3. omtrent de bijdrage genoemd in lid 1 sub e zijn nadere regels opgenomen in artikel 5.2.
7. Functietoeslag machinisten Internationaal
De werknemer die is benoemd in de functie machinist Internationaal ontvangt een vaste maandelijkse toeslag van € 146,88.
8. Functie toeslag procescoördinator/machinist
De werknemer die is benoemd in de functie Procescoördinator/machinist ontvangt een vaste maandelijkse toeslag van € 75,00.
Artikel 4
Arbeidsduur, arbeids- en rusttijden, afwezigheidvorm
1. Arbeidsduur
1. Contractuele arbeidsduur
1. De contractuele arbeidsduur is gelijk aan het aantal uren in de arbeidsovereenkomst met de werknemer en bedraagt maximaal gemiddeld 36 uur per week.
13
2. Indien in een arbeidsovereenkomst geen aantal uren worden genoemd, dan wordt deze arbeidsovereenkomst geacht te zijn aangegaan voor gemiddeld 36 uur per week
3. Werkgever kan voor individuele functies, in overleg met de betrokken werknemer, bepalen dat in lid 1 genoemde contrac- tuele arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week wordt over- schreden. De overschrijding bedraagt maximaal gemiddeld 4 uren per week. Omvang en duur van de overschrijding, aange- duid met de term functie-uren, worden schriftelijk vastgelegd.
4. Per kalenderjaar kunnen, op verzoek van de werknemer, maxi- maal 16 functie-uren worden uitbetaald tegen uurloon.
5. Functie-uren worden, onder aftrek van de eventueel conform lid 4 uitbetaalde functie-uren, naar keuze van de werknemer aange- wend in de pensioenregeling of de Regeling Opfrisverlof (bijlage 5 bij deze CAO).
6. De werknemer ontvangt jaarlijks een overzicht van de opge- bouwde functie-uren in tijd en geld.
2. Extra inzetten
1. Om knelpunten in de personeelsbezetting als gevolg van fluctua- ties in de vervoersomvang en/of de afwezigheid van werknemers in verband met ziekte, cursussen en andere afwezigheid anders dan verlof op te lossen, kan werkgever onder de hierna te noe- men voorwaarden werknemers verzoeken een extra inzet te ver- richten op een dag waarop hij volgens de donderdagse week- indeling vrij zou zijn.
2. Deze regeling is van toepassing op werknemers in salarisgroepen 1 tot en met 8 en in de salarisgroepen 9 tot en met 11 voorzover deze in een rooster met onregelmatige diensten zijn opgenomen.
3. Werkgever inventariseert onder de betreffende werknemers wie in voorkomende gevallen benaderd wil worden voor het verrich- ten van een extra inzet. Werkgever zal voor een ieder inzichtelijk publiceren wie beschikbaar is voor extra inzetten en wie in de afgelopen periode extra inzetten heeft verricht.
4. Indien de werkgever een extra dienst moet stellen, gaat hij na of onder zijn eigen groep vrijwilligers iemand in staat en bereid is de inzet te verrichten. Indien dit niet het geval is, gaat hij na of in een naburige locatie/afdeling een vrijwilliger in staat en bereid is de extra dienst te doen. Indien ook dit niet het geval is, kan de werkgever als uiterste maatregel een vrijetijdsaanspraak intrek- ken. Voor de beoordeling of een medewerker in staat is een extra inzet te verrichten gelden wat betreft de arbeids- en rusttijden slecht de harde kaders van de Arbeidstijdenwet en de bijbeho- rende uitvoeringsbesluiten.
5. De financiële en andere compensaties voor het verrichten van een extra inzet resp. het intrekken van een vrijetijdsaanspraak zijn opgenomen in het Overzicht Voorzieningen (Bijlage 4).
14
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Vrij op erkende feestdagen
1. indien het dienstbelang dit toestaat heeft de werknemer op er- kende feestdagen vrij met behoud van maandbezoldiging. De werkgever zal conform de inspanning die zij bij christelijke werknemers verricht om hen op de voor hen belangrijke feestda- gen verlof toe te kennen, deze inspanning ook bij niet-christelijke werknemers verrichten.
2. Onder erkende feestdagen wordt verstaan; Paasmaandag, Hemel- vaartsdag, Pinkstermaandag, alsmede – tenzij deze op zaterdag of zondag vallen – Nieuwjaarsdag, Koninginnedag, 5 mei en 1e en 2e Kerstdag.
2. Arbeids- en rusttijden
Hoofdstuk 4.2 is niet van toepassing op werknemers ingedeeld in salaris- groep 9 en hoger.
De arbeidstijdenwet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten zijn voor werkgever van toepassing. Voor een aantal onderwerpen wordt een beroep gedaan op de Overlegregeling van de Arbeidstijdenwet. In aan- vulling op dit wettelijk kader zijn afspraken gemaakt over een aantal specifieke onderwerpen. Het geheel van toepasselijke regels is opgeno- men in bijlage 3. Van aanvullende CAO-afspraken mag in overleg tus- sen lokaal management en werknemers worden afgeweken indien dit door betrokken werknemers en management algemeen wordt gedragen. Met het Medezeggenschapsorgaan worden afspraken gemaakt die waar- borgen geven voor de procedure waarlangs dergelijke afwijkingen tot stand komen. Het Medezeggenschapsorgaan houdt toezicht op de juiste toepassing van deze procedure-afspraken.
3. Betaald verlof
1. Aantal verlofuren
Een werknemer die ingedeeld is in één van de salarisgroepen 1 tot en met 11 heeft per contractuur per kalenderjaar recht op 4 verlof- uren met behoud van bezoldiging.
2. Vrije uren
1. Een werknemer die is ingedeeld in één van de salarisgroepen 1 tot en met 7, heeft per contractuur per kalenderjaar recht op een aantal vrije uren met behoud van bezoldiging zoals in onder- staand schema weergegeven.
15
Ingaande het jaar waarin de leeftijd wordt bereikt van:
– | t/m | 18 1,25 uren maal de contracturen van de werknemer |
19 | t/m | 29 1,05 uren maal de contracturen van de werknemer |
30 | t/m | 39 1,25 uren maal de contracturen van de werknemer |
40 | t/m | 44 1,45 uren maal de contracturen van de werknemer |
45 | t/m | 49 1,65 uren maal de contracturen van de werknemer |
50 | t/m | 54 2,45 uren maal de contracturen van de werknemer |
55 | t/m | 59 2,85 uren maal de contracturen van de werknemer |
60 en ouder 3,05 uren maal de contracturen van de werknemer
2. Een werknemer die is of in de loop van een kalenderjaar wordt inge- deeld in één van de salarisgroepen 8 tot en met 11, heeft per con- tractuur per kalenderjaar recht op een aantal vrije uren met behoud van bezoldiging zoals in onderstaand schema weergegeven. Ingaande het jaar waarin de leeftijd wordt bereikt van:
– | t/m | 29 1,25 uren maal de contracturen van de werknemer |
30 | t/m | 39 1,45 uren maal de contracturen van de werknemer |
40 | t/m | 44 1,65 uren maal de contracturen van de werknemer |
45 | t/m | 49 1,85 uren maal de contracturen van de werknemer |
50 | t/m | 54 2,65 uren maal de contracturen van de werknemer |
55 | t/m | 59 2,85 uren maal de contracturen van de werknemer |
60 en ouder 3,05 uren maal de contracturen van de werknemer
3. Aanwending vrije uren
Om te voldoen aan het gestelde in artikel 7:633 lid 1 BW betreffende de minimum aanspraak op vakantie moeten vrije uren in voorko- mende gevallen gebruikt worden ter aanvulling van de verlofuren, genoemd in artikel
1. Vrije uren kunnen worden genoten op eenzelfde wijze als verlof- uren.
Mits werkgever er mee instemt:
– kunnen vrije uren worden toegevoegd aan het spaarverlof (zie artikel 4.3.15) of opfrisverlof als bedoeld in bijlage 5;
– kan de tegenwaarde van vrije uren met een nader vast te stel- len minimum worden aangewend voor verbetering van de pensioenpositie;
– kan voor de salarisgroepen 9 tot en met 11 de tegenwaarde van de vrije uren worden uitbetaald, voorzover de werknemer daar recht op heeft en hij dit voor de aanvang van het kalen- derjaar aan werkgever heeft medegedeeld. De uitbetaling vindt plaats in de maand mei.
4. Regeling werktijdverkorting 55-jarigen en ouder
1. Een werknemer met een contractuele arbeidsduur van 36 uur, die 55 jaar wordt, kan aanspraak maken op het recht om maximaal 4 dagen per week met een gemiddelde arbeidstijd van 8 uur per dag
16
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
te werken met behoud van bezoldiging. Dit recht ontstaat per 1 juni van het jaar, waarin deze leeftijd wordt bereikt.
3. Deze beperking van het aantal inzetten wordt mogelijk gemaakt door de combinatie van:
– de reeds in het rooster van de werknemer vastgelegde rooster- vrije dagen
– feestdagen waarop de werknemer recht heeft.
– De voor het jaar resterende vrije dagen die nodig zijn om op vier inzetten per week te komen, worden bereikt door het toe- kennen van extra vrije uren door werkgever en vervolgens het afboeken van verlof-/vrije uren
4. Werkgever kent de volgende extra vrije uren toe
– 4 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 90 extra uren
– 5 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 85 extra uren
– 6 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 80 extra uren
– 7 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 75 extra uren
– 8 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 70 extra uren
Werknemer boekt de volgende verlof/vrije uren af:
– 4 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 46 uren
– 5 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 43 uren
– 6 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 40 uren
– 7 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 37 uren
– 8 doordeweekse feestdagen in enig jaar: 34 uren
5. Voor werknemers die op 1 juni voor het eerst gebruik maken van de regeling geldt een berekening na rato, op basis van lid 3.
6. In plaats van het inzetten van verlof-/vrije uren kan werknemer ook kiezen voor opnemen van onbetaald verlof.
7. In geval van ziekte zullen de dagen niet worden gecompenseerd.
8. Deze regeling geldt niet voor medewerkers in lange diensten- roosters.
5. Vrijstelling nachtdiensten 57-jarigen en ouder
Een werknemer die op 1 april 2004 57 jaar of ouder is geworden kan per het eerstvolgende wijzigingsblad van de treindienst na zijn verjaarsdatum aanspraak maken op de vrijstelling van nachtdiensten die eindigen na 01.00 uur of beginnen voor 05.00 uur.
De werkgever kan de werknemer vragen om vrijwillige basis tijdens calamiteiten toch arbeid te verrichten tussen 01.00 uur en 05.00 uur.
6. Regeling werktijdverkorting 60-jarigen en ouder
1. Al dan niet in aanvulling op gebruikmaking van de faciliteit die
17
in artikel 4.3.4 wordt geboden, kan een werknemer, met ingang van de kalenderweek waarin hij 60 wordt, verzoeken om een werktijdverkorting per gewerkte dag.
2. Deze werktijdverkorting bedraagt maximaal 30 minuten per dag. Bij niet volgebouwde roosters kan dit maximum lager zijn.
3. De werknemer kan kiezen tussen:
– een dagelijkse verkorting van de werktijd (als dit in het patroon past).
– Opsparen van de werktijdverkorting tot een hele of halve vrije dienst.
4. De werktijdverkorting wordt als verleend beschouwd bij afwe- zigheid wegens: verlof, ziekte, arbeidsongeschiktheid of feest- dag.
5. Bij cursus, activiteiten in het kader ven het Medezeggenschaps- orgaan e.d. bepaald de feitelijke duur hiervan of de werktijd- verkorting is verleend.
6. In alle andere gevallen van afwezigheid blijft de aanspraak be- staan.
7. Verlofregeling
1. De werknemer heft recht op een aaneengesloten afwezigheids- periode van 21 kalenderdagen, desgewenst gelegen in de maan- den mei tot en met september.
2. Werkgever zal bevorderen dat werknemers met schoolgaande kinderen desgewenst tijdens de zomerschoolvakanties verlof kun- nen krijgen. Indien de voortgang van de bedrijfsprocessen hier- toe noodzaakt, zal (met instemming van het Medezeggenschaps- orgaan) in een meerjarenrooster een roulatie worden vastgesteld.
3. Werknemers die in enig jaar niet in de zomervakantie het door hen gewenste verlof van maximaal 21 kalenderdagen kunnen genieten, krijgen voorrang bij de verlening van verlof tijdens de schoolvakanties in voor- en najaar.
4. Per bedrijfsonderdeel/rooster kan, met instemming van het Medezeggenschapsorgaan, van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.
5. Werkgever zal het gegarandeerde verlof voor 1 januari van enig jaar zoveel mogelijk inplannen en bij ruimte boven de rode streep zal het principe gelden wie het eerst komt die het eerst maalt. De rode streep zal worden vastgesteld in het lokale overleg tussen management en de verlofcommissie. Dit betekent dat snipper- verlof ingeschreven boven de rode streep status van gegaran- deerd verlof krijgt, wel dient dit aangevraagd te zijn vóór de dinsdag van de opvolgende week. Snipperverlof dat onder de rode streep wordt bijgeschreven kan nooit worden gegarandeerd. Toezicht en controle op de kwaliteit van de verlofaanspraken en de procedure die gevolgd is, zal door de ondernemingsraad uit- geoefend.
18
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
8. Verlof na reïntegratie met indeling in een lagere salarisgroep
Een werknemer die voor zijn betrekking arbeidsongeschikt is en in een lagere salarisgroep wordt gereïntegreerd, behoud aanspraak op het aantal verlofuren en/of vrije uren dat geldt voor de salarisgroep waarin hij voor de reïntegratie was ingedeeld.
9. Verlof bij tijdelijk sluiten
Bij tijdelijk sluiten van de onderneming (of een gedeelte daarvan) bij onvoldoende werk is de werkgever bevoegd, in overleg met het medezeggenschapsorgaan, te bepalen dat ten hoogste 4 dagen afwe- zigheid van dienst als verlof worden aangemerkt. De dagen moeten zoveel mogelijk aaneensluitend zijn.
10. Opbouw verlofuren en vrije uren
De verlofrechten en de rechten op vrije uren als bedoeld in artikel
4.3.1 en artikel 4.3.2 worden gedurende het kalenderjaar opgebouwd.
11. Opbouw aanspraken op verlof en vrije uren wanneer werknemer geen dienst verricht
1. De werknemer bouwt geen aanspraken op verlof en vrije uren op over de periode waarover hij geen aanspraak heeft op maand- bezoldiging wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid.
2. De werknemer bouwt echter wel aanspraken op verlof en vrije uren op over de periode waarin de werknemer geen recht heeft op maandbezoldiging
– in de gevallen en onder de voorwaarde genoemd in artikel 7:635 BW
– over de eerste 22 werkdagen van xxxxxxxxx xxxxxx.
12. Opbouw verlof en vrije uren bij volledige arbeidsongeschiktheid
1. Voor wat betreft de opbouw van verlof en vrije uren bij volledige arbeidsongeschiktheid zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wet- boek (artikel 7:635 lid 2 en lid 3) van toepassing.
2. De aanspraak op het gedurende de periode van arbeidsonge- schiktheid opgebouwde verlof en de vrije uren vervalt indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd alvorens de arbeid is hervat.
3. Nadat een werknemer een verklaring van volledige arbeidsonge- schiktheid in de zin van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft ontvangen, vervallen de vanaf de datering van deze verklaring opgebouwde aanspraken op verlof en vrije uren.
19
13. Opbouw verlof en vrije uren bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
1. Een werknemer die ten gevolge van gedeeltelijke arbeidsonge- schiktheid wegens ziekte of ongeval gedurende een gedeelte van de tijd de bedongen arbeid niet verricht en gedurende het overige gedeelte wel, bouwt tijdens deze periode de volledige aanspraken op verlof en vrije uren op.
2. Het verleende verlof en de verleende vrije uren gedurende de in lid 1 bedoelde periode worden afgeschreven alsof de werknemer volledig werkzaam was.
14. Opnemen verlof en vrije uren
1. Verlof en vrije uren worden in uren en minuten afgeboekt.
2. Verlof en vrije uren kunnen op aanvraag worden verleend of door werkgever worden aangewezen. Aangevraagd verlof of aange- vraagde vrije uren worden verleend, tenzij het dienstbelang of de in lid 4 genoemde verlofvolgorde zich daartegen verzet. Aanwij- zing vindt niet plaats zonder overleg met de werknemer.
3. Werkgever is bevoegd in overleg met het Medezeggenschaps- orgaan tijdvakken aan te wijzen, binnen welke periode het verlof voor bepaalde groepen werknemers wordt vastgesteld.
4. Werkgever kan in overleg met het Medezeggenschapsorgaan na- dere regels betreffende het verlenen van verlof en vrije uren vast- stellen. Daarbij geldt de volgende prioriteitsvolgorde:
– gegarandeerd zomerverlof en buitengewoon verlof als be- doeld in artikel 4.4.1 lid 1 en van artikel 4.4.1 lid 4 de letters a, b, c, en e;
– organisatieverlof;
– verplicht verlof in voor- en najaar voor werknemers waarvoor verlofspreiding geldt;
– alle overig betaald en onbetaald verlof en vrije uren in volg- orde van aanvraag, tenzij door werkgever in overleg met het Medezeggenschapsorgaan hiervan wordt afgeweken.
5. Bij het bepalen van het aantal op te nemen verlof- en vrije uren wordt uitgegaan van de lengte van de werktijd die de werknemer op de desbetreffende dag volgens zijn werktijdregeling had moe- ten werken. Voor reservepersoneel wordt, uitgaande van de basis- systematiek van de 36-urige werkweek, voor een hele dag 8 uur afgeboekt. Wanneer afwijkingen van de basissystematiek worden overeengekomen met het Medezeggenschapsorgaan, wordt de afschrijving navenant aangepast.
6. Verlof- en vrije uren worden meegenomen in/bij de vaststelling van het weektotaal.
15. Sparen verlof en vrije uren.
Verlof en vrije uren kunnen worden opgespaard met een maximum van 470 uren.
Voordat wordt gespaard moet in overleg met de werkgever het moment van opnemen worden vastgesteld.
20
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
16. Overschrijven en verjaren verlof en vrije uren
1. Indien de verlofuren of de vrije uren niet of niet geheel in het desbetreffende kalenderjaar zijn verleend, heeft werkgever de bevoegdheid om deze voor 1 mei van het daaropvolgende kalen- derjaar aan te wijzen, tenzij een afspraak conform artikel 4.3.15 is gemaakt.
2. Aanspraken op niet genoten verlof en vrije uren verjaren vijf jaren na het tijdstip waarop de aanspraak is ontstaan, tenzij een afspraak conform artikel 4.3.15 is gemaakt.
17. Verlofaanspraken bij indiensttreden
De werknemer die aantoont dat door zijn vorige werkgever niet- verleende verlofdagen zijn uitbetaald, heeft aanspraak op onbetaald verlof tot maximaal het aantal uitbetaalde verlofdagen. Deze dagen worden overeenkomstig (de geest van) deze CAO in uren omgezet.
18. Verlofaanspraken bij einde dienstverband Werkgever zal bij einde dienstverband:
– de verlofuren/vrije uren waarop de werknemer nog aanspraak heeft, uitbetalen tegen uurloon (inclusief vakantiebijslag en decemberuitkering); desgewenst ontvangt de werknemer een be- wijs waarop het aantal uitbetaalde uren is vermeld;
– de te veel genoten verlofuren/vrije uren met de werknemer ver- rekenen. Deze verrekening vindt niet plaats als de dienstbetrek- king eindigt door overlijden van de werknemer of in geval van ontslag wegens arbeidsongeschiktheid.
4. Bijzonder verlof
1. Buitengewoon verlof
1. Naar aanleiding van de in lid 2 genoemde gebeurtenissen wordt op aanvraag van de werknemer verlof met doorbetaling van de maand- bezoldiging verleend. Per gebeurtenis is de omvang van het verlof vermeld.
Indien de omvang van het verlof meer dan één dienst bedraagt dan wordt het verlof ononderbroken verleend. Vrije dagen en feestdagen zijn in dit verband geen onderbrekingen.
Voor werknemers die, als gevolg van het feit dat zij minder dan gemiddeld 36 uur per week werken, per week minder dagen werken dan gebruikelijk is bij het desbetreffende onderdeel, geldt het vol- gende:
21
tussenliggende kalenderdagen, waarop geen dienst wordt verricht worden in dit verband als dienst aangemerkt.
2. Gebeurtenissen waarvoor buitengewoon verlof wordt verleend zijn:
x. ondertrouw van de werknemer: 1 dienst,
b. huwelijk van de werknemer: 4 diensten,
c. 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer: 1 dienst,
d. overlijden van partner: 4 diensten,
e. overlijden van inwonende bloed- en aanverwanten in de 1e graad van de werknemer of van de partner: 4 diensten,
f. overlijden van bloed- en aanverwanten in de 1e graad van de werknemer of van de partner, xxxxxx xxx bedoeld in e: 2 dien- sten,
x. xxxxxxxxx van de partner/geboorte van een levenloos kind: 2 dien- sten,
h. 25-, 40-, en 50-jarig dienstjubileum van werknemer: 1 dienst,
i. verhuizing in geval van verplaatsing of indiensttreden, mits het dienstbelang zich daar niet tegen verzet en recht bestaat op verhuiskosten-vergoeding (Bijlage 4): 4 diensten.
3. Naar aanleiding van de in lid 4 genoemde gebeurtenissen wordt op aanvraag van de werknemer verlof met doorbetaling van de maand- bezoldiging verleend.
Per gebeurtenis is de omvang van het verlof vermeld.
Indien de omvang van het verlof meer dan één dienst bedraagt dan wordt het verlof ononderbroken verleend. Vrije dagen en feestdagen zijn in dit verband geen onderbrekingen.
Voor werknemers die, als gevolg van het feit dat zij minder dan gemiddeld 36 uur werken per week, minder dagen werken dan gebruikelijk is bij het desbetreffende onderdeel, geldt het volgende: tussenliggende kalenderdagen, waarop geen dienst wordt verricht worden in dit verband als dienst aangemerkt.
4. Buitengewoon verlof wordt verleend in direct verband met de vol- gende gebeurtenissen:
a. huwelijk van bloed- of aanverwanten in de 1e en 2e graad van de werknemer of van de partner: 1 dienst,
b. 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijk van (pleeg-/stief)ouders van de werknemer of van de partner: 1 dienst,
c. overlijden van bloed- en aanverwanten in de 2e en 3e graad van de werknemer of van de partner: 1 dienst.
d. bloeddonatie, voor zover het dienstbelang zich daartegen niet verzet: een aantal door werkgever vast te stellen uren. Onder bloeddonatie wordt niet begrepen (her-)keuring door de bloed- bank.
e. cursussen ter voorbereiding op de pensionering of de vervroegde uittreding: max. 5 diensten.
22
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Aanspraak op dit verlof kan op zijn vroegst 2 jaar voor de ontslagdatum ontstaan.
f. adoptie: maximaal 10 diensten, als de noodzaak voor het verlof wordt aangetoond.
g. het leiden van/assisteren van de leiding bij meerdaagse activitei- ten van sociaal-culturele aard. Per activiteit wordt een derde deel verlof verleend, mits:
– die activiteiten ten minste drie achtereenvolgende dagen du- ren;
– de werknemer gedurende het hele jaar als vrijwilliger in vrije tijd werkzaam is en regelmatig aan die activiteiten leiding geeft.
Per kalenderjaar worden maximaal drie diensten verlof verleend. Deze regeling is niet van toepassing op gerichte activiteiten zoals sporttoernooien, trainingskampen e.d.
2. Zwangerschaps- en bevallingsverlof
Een werkneemster heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van de wettelijke bepa- lingen.
3. Kortdurend Zorgverlof
Xxxxxxxxx heeft in verband met kortdurend zorgverlof recht op ver- zorging van een thuiswonend kind, partner of ouder. Deze regeling is opgenomen in bijlage 7 van deze CAO
4. Langdurig zorgverlof
Werknemer heeft bij ernstige ziekte dan wel daarmee vergelijkbare persoonlijke omstandigheden van huisgenoten en van bloed- en aan- verwanten in de 1e graad, die de aanwezigheid van de werknemer noodzakelijk maken recht op verlof. Dit verlof wordt door werkge- ver, na overleg met werknemer, in redelijkheid vastgesteld.
5. Onbetaald verlof
1. Onbetaald verlof
Werkgever kan op verzoek van de werknemer ten hoogste per con- tractuur per kalenderjaar 4 uren onbetaald verlof verlenen.
2. Ouderschapsverlof
In de wet Arbeid en Zorg vervatte regeling ouderschapsverlof is bepalend voor werkgever. Voor de periode van ouderschapsverlof geldt dat werknemers gedurende maximaal 3 aanééngesloten maan-
23
den volledig ouderschapsverlof kunnen genieten dan wel gedurende een periode van 12 aanééngesloten maanden hun contractuele arbeids- tijd met maximaal 50% kunnen verminderen.
Werkgever neemt de volledige kosten voor de opbouw van pensioen over de ouderschapsverlofuren voor zijn rekening.
6. Wet financiering loopbaanonderbreking
1. Op grond van de Wet financiering loopbaanonderbreking zal het LISV onder bepaalde voorwaarden voor maximaal 6 maanden loopbaanonderbreking financieren tot een in de wet vastgesteld maximum bedrag per maand. Werkgever zal een door de werk- nemer ingediend verzoek om loopbaanonderbreking onder toe- passing van deze wet in beginsel honoreren.
2. Voor het vinden van een adequate vervanger zal in eerste instan- tie een verzoek worden gedaan bij het Mobiliteitcentrum van de Nederlandse Spoorwegen, dat immers werknemers uit de sector spoorvervoer bemiddelt.
Artikel 5
Sociale regelingen
1. Collectieve Ziektekostenverzekering
1. Werkgever zal aan een werknemer, die niet verplicht verzekerd is volgens de Ziekenfondswet, een tegemoetkoming verlenen in de kos- ten van een vrijwillig af te sluiten ziektekostenverzekering.
2. De tegemoetkoming van de werkgever aan de werknemer bedraagt:
– 55% van de premiekosten, gebaseerd op een derde klasse verze- kering met huisarts zonder eigen risico
– 50% van de wettelijk vastgestelde, nominale premies MOOZ en WTZ
3. Indien werkgever een collectieve ziektekostenverzekering heeft afge- sloten is deze tegemoetkoming gekoppeld aan deelname aan deze collectieve ziektekostenverzekering.
4. Indien werkgever een collectieve ziektekostenverzekering afsluit is de dekking van deze verzekering tenminste gelijk aan de dekking van de ziekenfondsverzekering. Verdere dekking wordt afgesproken na overleg met het Medezeggenschapsorgaan.
2. Spaarloonregeling
1. Werkgever stelt ten behoeve zijn werknemers een faciliteit ter be- schikking om deel te nemen aan een zogenaamde spaarloonregeling.
24
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Werkgever kan in een Reglement Spaarloonregeling de voorwaarden opnemen waaronder deelneming plaatsvindt. Werkgever stelt een dergelijk reglement vast in overleg met het Medezeggenschaps- orgaan.
3. Kinderopvang
1. Werkgever stelt ten behoeve zijn werknemers kinderopvang- faciliteiten ter beschikking. Hiertoe wordt tenminste één fulltime kinderopvangplaats per 300 werknemers gefinancierd. Een deel van deze financiering mag worden gebruikt voor buitenschoolse kinder- opvang. Aan de werknemer kan een eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang worden gevraagd. De eigen bijdrage zal niet hoger worden vastgesteld dan volgens de zogenaamde VWS-tabel.
2. Werkgever kan in een Reglement Kinderopvang de voorwaarden opnemen waaronder gebruik kan worden gemaakt van deze faciliteit. Werkgever stelt een dergelijk reglement vast in overleg met het Medezeggenschapsorgaan.
4. Regeling klachtenbehandeling met betrekking tot seksuele intimi- datie
Werkgever stelt in overleg met het Medezeggenschapsorgaan een rege- ling vast voor de behandeling binnen de onderneming van klachten met betrekking tot seksuele intimidatie. Deze regeling voorziet in ieder geval in een onafhankelijke beoordeling van een dergelijke klacht door een vertrouwenspersoon of een daartoe ingestelde klachtencommissie.
5. Erkennen samenlevingsverbanden en samenhangende rechten
1. Werkgever erkent een samenlevingsverband van een werknemer en degene met wie de werknemer samenleeft, indien zij:
– beiden ongehuwd zijn,
– geen bloedverwanten in de opgaande of nederdalende lijn zijn,
– geen broer(s) en/of zuster(s) zijn,
– een gemeenschappelijke huishouding voeren,
– een door de werkgever voorgeschreven model-verklaring hebben ingeleverd,
– een recente verklaring van de gemeente hebben overgelegd waar- uit het adres en de burgerlijke staat van beiden blijken,
– een der onderstaande overeenkomsten overleggen waaruit de intentie van duurzaam samenleven blijkt:
25
• en samenlevingsovereenkomst
• een vaststellingsovereenkomst al dan niet onderdeel van een andere overeenkomst
• een verblijvensbeding
• een verklaring van een notaris dat hij een samenlevings- overeenkomst, vaststellingsovereenkomst of verblijvensbe- ding heeft opgesteld en verleden
• in enkele gevallen een kansovereenkomst
• in enkele gevallen een maatschapsovereenkomst.
De desbetreffende overeenkomst c.q. het verblijvensbeding moet blijken uit een akte die is opgesteld en verleden door een notaris, of uit een onderhandse akte aan de voet waarvan een notaris verklaart de echtheid van de handtekeningen gecertificeerd te hebben.
2. De werkgever behandelt de werknemer die een geregistreerd partner- schap, zoals bedoeld in artikel 1:80a e.v. BW is aangegaan, gelijk aan de werknemer die gehuwd is, mits een akte van de burgerlijke stand omtrent dit partnerschap wordt overlegd en voorzover de wet aan dat partnerschap gevolgen verbindt.
3. Door het erkennen worden rechten en faciliteiten die voor gehuwden gelden ook toegekend aan hen die aan bovengenoemde voorwaarden voldoen, voor zover de wet en de door de werkgever met derden gesloten overeenkomsten dat toelaten.
4. De erkenning vervalt, zodra de werknemer en/of de partner niet meer voldoen aan de voorwaarden die aan de erkenning ten grondslag lig- gen.
6. Bovenwettelijke uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
1. Aanspraken bij ziekte
1. De werknemer die door ziekte is verhinderd zijn arbeid te ver- richten heeft gedurende een tijdvak van maximaal 52 weken, naast het wettelijk deel, aanspraak op een bovenwettelijke aan- vulling tot het niveau van het naar tijdsruimte vastgestelde loon.
2. Onder het in lid 1 genoemde loon wordt verstaan de maand- bezoldiging, de eventuele netto-netto toelage en het bedrag Der- ving secundaire arbeidsvoorwaarden als bedoeld in onderdeel e van Bijlage 4, alle zoals die gelden op de dag voorafgaand aan de eerste ziektedag.
3. Op de werknemer die ziek is op het moment van ontslag zijn de bepalingen van de Ziektewet van toepassing.
4. Op de in lid 1 genoemde wettelijke en bovenwettelijke aanspra- ken worden alle aan de werknemer toegekende nieuwe of verho- gingen van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in verband met zijn ziekte in mindering gebracht.
5. Hetgeen over na de dag van overlijden gelegen tijdvakken aan
26
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
uitkering als bedoeld in lid 1 en 3 is uitbetaald, wordt verrekend met de uitkering bij overlijden.
6. De in lid 1 genoemde bovenwettelijke aanvulling wordt toege- kend mits door de werknemer aan de voorwaarden van het regle- ment bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en reïntegratie is voldaan.
2. Uitkering bij arbeidsongeschiktheid
1. Onder arbeidsongeschiktheid wordt in deze paragraaf verstaan het geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
2. Aanspraken bij volledige arbeidsongeschiktheid:
De aanspraken bij volledige arbeidsongeschiktheid inclusief aan- vullingen op het gebied van WAO en ANW worden in beginsel ondergebracht bij het Compartiment Railvervoer van SPF Beheer volgens de daar geldende regeling. Onderbrenging elders is in overleg met het Medezeggenschapsorgaan mogelijk, mits de aan- spraken minimaal gelijkwaardig zijn aan de regeling zoals die geldt in het compartiment Railvervoer van SPF Beheer
3. Aanspraken bij gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid
a. De gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer die arbeid ver- richt of bereid is voor hem gangbare arbeid te verrichten heeft recht op een reïntegratietoelage (RIT).
De RIT bedraagt het verschil tussen het oude inkomen (voor aanvang ziekte) en het nieuwe inkomen.
Onder het oude inkomen wordt verstaan: het pensioengevend inkomen op de dag voor aanvang ziekte, geïndexeerd over- eenkomstig de salarisontwikkeling.
Onder het nieuwe inkomen wordt verstaan: het inkomen uit de nieuwe werkzaamheden samen met de uitkeringen op grond van de AAW/WAO en de pensioenregeling.
b. De gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer waarvan het dienstverband als gevolg van het ontbreken van voor hem gangbare arbeid is beëindigd, heeft recht op een eenmalige uitkering.
c. De hoogte van de in lid 3b genoemde eenmalige uitkering bedraagt de uitkomst van 3 maanden 93%, vervolgens 9 maanden 83% en voorts 73% van het laatstverdiende pensioengevend inkomen op maandbasis, te berekenen over de loongerelateerde WW-fase, verminderd met 70% van het dagloon WW over de desbetreffende periode zoals dat geldt op de dag van ontslag.
d. De in lid 3a bedoelde reïntegratietoelage wordt toegekend
27
mits door de werknemer aan de voorwaarden in het reglement bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en reïntegratie is voldaan en de werknemer alle benodigde inspanningen heeft verricht om een WAO-uitkering te verkrijgen.
4. Informatieplicht, neveninkomsten en sancties
a. De werknemer is verplicht werkgever onmiddellijk in kennis te stellen van elke beslissing van het orgaan dat de AAW/ WAO uitvoert.
b. De werkgever is niet tot de in lid 3 genoemde betaling ver- plicht indien het Uitvoeringsorgaan gebruik maakt van de sanctiemogelijkheden zoals bedoeld in de AAW, WAO, Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsonge- schikte werkloze werknemers (IOAW) of Toeslagenwet (TW).
5. Xxxxxxx van uitkering bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
De werkgever is niet tot de in lid 3a en lid 3b genoemde betalin- gen verplicht, voorzover zij niet berusten op dwingendrechtelijke verplichtingen waaronder begrepen uitkeringen krachtens de Ziektewet, indien de werknemer xxxxxxx van zijn ziekte of arbeids- ongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding wegens loon- derving tegenover derden kan doen gelden.
De werkgever zal echter de in de lid 3a en lid 3b bedoelde beta- lingen bij wijze van voorschot voldoen, indien de werknemer de vordering tot schadevergoeding aan de werkgever xxxxxxx.
De werknemer is verplicht alle relevante gegevens te verstrek- ken, die verband houden met het kunnen uitoefenen van de ces- sie, alsmede het verhaalsrecht als bedoeld in de wet.
7. Ongevallenverzekering
1. Werkgever sluit ten behoeve van zijn werknemers een ongevallen- verzekering af. De kosten van deze verzekering komen ten laste van werkgever.
2. De verzekering voorziet tenminste in een uitkering van € 45.378 bruto in geval van overlijden of van gehele blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval dan wel een gedeelte van dit bedrag bij gedeeltelijke blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval.
8. Pensioenregeling
Voor werknemers die vallen onder deze CAO geldt een ouderdoms-, invaliditeits- en nabestaandenpensioen.
De aanspraken worden in beginsel ondergebracht bij het Compartiment Railvervoer van SPF Beheer volgens de daar geldende regeling. Onder- brenging elders is in overleg met het Medezeggenschapsorgaan moge- lijk, mits de aanspraken minimaal gelijkwaardig zijn aan de regeling zoals die geldt in het compartiment Railvervoer van SPF Beheer.
28
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De omvang van deze pensioenregeling, inclusief aanvullingen op het gebied van WAO en ANW, is minimaal gelijkwaardig aan de regeling zoals die geldt in het compartiment Railvervoer van SPF Beheer.
9. Sociaal Plan
Om de sociale consequenties van een eventueel noodzakelijke reorgani- satie op te vangen stelt werkgever in overleg met de vakorganisaties een Sociaal Plan op.
Artikel 6
Overige bepalingen
1. Reisfaciliteiten Nederland
Werkgever stelt aan werknemer op diens verzoek een trajectkaart voor woon-werkverkeer per trein ter beschikking. In overleg tussen werkge- ver en de vakorganisaties kunnen andere of aanvullende afspraken over het ter beschikking stellen van reisfaciliteiten worden gemaakt.
2. Employability
2. De werknemer kan zijn leidinggevende vragen om voor hem een op maat gesneden persoonlijk ontwikkelings- en loopbaanadvies te laten maken door een in overleg tussen werkgever en vakorganisaties vast te stellen instantie die hierover adviezen geeft. Werkgever honoreert dit verzoek en betaalt ééns per drie jaar de kosten van het onderzoek, mits werknemer daarvoor (als medefinanciering) de benodigde tijd tot een maximum van 8 uren vrijetijdsaanspraken ter beschikking stelt.
3. Als het in het vorige lid bedoelde ontwikkelings- en loopbaanadvies een P-opleiding (zoals bedoeld in onderdeel b van het Overzicht Voorzieningen) aanbeveelt zal werkgever die opleiding faciliteren. Op 2 aspecten wordt daarbij afgeweken van de regeling P-faciliteiten:
– de kostenvergoeding zal 65% zijn;
– terugvordering bij vertrek zal achterwege blijven.
3. Alcohol-, medicijn- en drugsgebruik
1. De werknemer onthoudt zich tijdens de dienst van het gebruik van alcoholische en/of bewustzijnsbeïnvloedende middelen die een nade-
29
lige uitwerking kunnen hebben op de geschiktheid tot de uitvoering van de arbeid of waardoor het aanzien van werkgever en/of de bedrijfstak kan worden geschaad.
2. De werknemer is bij aanvang dienst vrij van de invloed van boven- genoemde middelen.
3. Een werknemer die kennelijk onder invloed van bewustzijns- beïnvloedende middelen verkeert, wordt niet tot de dienst toegelaten.
4. De werknemers zijn verplicht, wanneer ze constateren dat een in dienst zijnde werknemer van een bedrijf dat spoorvervoer of daaraan gerelateerde activiteiten verricht, onverschillig tot welk bedrijf die behoort, kennelijk onder invloed van bewustzijnsbeïnvloedende mid- delen verkeert, diens werkgever daar van onmiddellijk in kennis te stellen.
5. De werknemer zal in voorkomende gevallen met zijn behandelend arts de consequenties bespreken van het gebruik van beïnvloedende geneesmiddelen voor de geschiktheid tot dienstuitvoering. Hij zal zijn werkgever en de door zijn werkgever ingehuurde Arbodienst in geval van beïnvloeding daarvan direct in kennis stellen.
4. Nevenwerkzaamheden
Het verrichten van nevenwerkzaamheden ten behoeve van railvervoer en/of ander, tachograafplichtig vervoer is aan de werknemer niet toege- staan, tenzij hij hiervoor schriftelijke toestemming van zijn manager heeft gekregen. De werkgever kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden. Het verrichten van andere nevenwerkzaamheden is toege- staan voor zover het individu de in de ATW opgenomen bepalingen niet overtreedt en de goede dienstuitvoering dan wel andere belangen van werkgever niet worden geschaad. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt in eerste instantie bij de werknemer.
De directie kan voor individuele werknemers, voor bepaalde groepen werknemers dan wel voor nader vast te stellen werkzaamheden nadere regels vaststellen. Voor niet roostergebonden deeltijders wordt een uit- zondering gemaakt, indien de werkgever de deeltijder geen voltijds con- tract aan kan bieden.
Artikel 7
Paritaire Commissie voor de bedrijfstak Goederenvervoer over het spoor
2. Dispensatie
1. Een verzoek om dispensatie van een of meer bepalingen uit deze 30
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
CAO kan uitsluitend bij de Paritaire Commissie worden ingediend door de werkgever die bij individuele overeenkomst met een werk- nemer wil afwijken van deze bepaling(en). Een verzoek om dispen- satie wordt schriftelijk en met redenen omkleed ingediend. De beslis- sing van de commissie volgt uiterlijk binnen twee maanden nadat het verzoek aan haar is voorgelegd. De commissie heeft de bevoegdheid
– alvorens op een verzoek om dispensatie te beslissen – zich ter plaatse te oriënteren.
2. De commissie kan besluiten dat een verzoek om dispensatie niet in behandeling wordt genomen. Een dergelijk besluit wordt niet geno- men dan nadat de betrokken werkgever en werknemer(s) door haar in de gelegenheid zijn gesteld het verzoek om dispensatie toe te lich- ten.
3. Dispensatie wordt verleend voor een jaar met dien verstande dat zij in ieder geval uiterlijk 6 maanden na afloop van de CAO eindigt. Aan deze dispensatie kunnen voorwaarden worden verbonden.
4. De commissie besluit bij gewone meerderheid van stemmen in een vergadering waarbij tenminste twee werkgevers- en twee werknemersvertegenwoordigers aanwezig zijn. Elk van de aanwe- zige leden brengt één stem uit, met dien verstande dat bij dispariteit in de aanwezigheid van werkgevers- en werknemers- vertegenwoordigers elk van de leden zoveel stemmen uitbrengt als leden van de andere vertegenwoordiging aanwezig zijn. Indien de stemmen staken, volgt afwijzing van het verzoek om dispensatie.
5. Een dispensatie die naar het oordeel van de commissie op grond van onjuiste dan wel onvolledige gegevens is verleend, kan met onmid- dellijke ingang door de commissie worden ingetrokken.
31
32
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
33
BIJLAGE 2: FUNCTIEBESCHRIJVINGEN
In onderstaand schema is een groot aantal functies beschreven zoals die in de bedrijfstak goederenvervoer over het spoor voorkomen. Deze func- ties zijn als referentiefuncties te hanteren bij het toekennen van een salarisgroep aan een functie die niet in het schema is opgenomen.
Functie | Vlnr | Doel functie | Sg |
Medewerker | 1 | Het ondersteunen van de teamleider door | 1 |
Trein- Terrein | het opnemen van de staat en samenstelling | ||
opname | van goederentreinen en reservewagens, het | ||
beplakken van de goederenwagons en het | |||
invoeren in geautomatiseerde systemen. | |||
Medewerker | 2 | Het beschikbaar stellen van goederenwa- | 2 |
Wagenstelling | gens aan klanten conform afspraak. | ||
Medewerker | 3 | Ondersteunen van de teamleider door het | 3 |
goederen- | verzamelen van lading- en trein- | ||
administratie | documenten, het maken van beremmings- | ||
staatjes, verzorgen documententransport. | |||
Procesleider | 4 | Ondersteunen van de teamleider door | 4 |
goederen- | coördineren van de werkzaamheden in de | ||
administratie | binnendienst. | ||
Rangeerder | 5 | Ondersteunen van de teamleider door het | 2 |
rangeren met goederenwagens op | |||
rangeerterreinen en raccordementen. | |||
Technisch | 6 | Ondersteunen van de teamleider door | 2 |
rangeerder | rangeren met goederenwagens op | ||
rangeerterreinen en raccordementen. Het | |||
begeleiden van treinen naar raccordementen | |||
en het uitvoeren van eenvoudige technische | |||
controles aan wagens en het nemen van | |||
remproeven. | |||
Ploegleider | 7 | Ondersteunen van de teamleider door het | 3 |
rangeerdienst | rangeren van goederenwagens op | ||
rangeerterreinen en raccordementen en de | |||
coordinatie van dit proces. Het fysiek | |||
begeleiden van treinen op raccordementen |
34
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Functie | Vlnr | Doel functie | Sg |
Wagenmees- | 8 | Het ondersteunen van de teamleider door | 3 |
ter | het uitvoeren van technische controles en | ||
belading van goederenwagens aan | |||
binnenkomende- en vertrekkende treinen. | |||
Het uitvoeren van periodiek technisch | |||
onderhoud aan goederenwagens. | |||
Machinist BB | 9 | Ondersteunen van de teamleider door het | 3 |
uitvoeren van rangeerbewegingen en | |||
beperkte treinbewegingen.Overeenkomstig | |||
Railnednormen. | |||
Wagenmeester/ | 10 | Ondersteunen van de teamleider door het | 4 |
Machinist BB | uitvoeren van technische controles en | ||
belading van goederenwagens aan | |||
binnenkomende- en vertrekkende treinen. | |||
Het uitvoeren van periodiek technisch | |||
onderhoud aan goederenwagens en het | |||
uitvoeren van rangeerbewegingen en | |||
beperkte treinbewegingen. Overeenkomstig | |||
Railnednormen met minimaal 2 jaar | |||
ervaring als machinist met beperkte | |||
bevoegdheid. | |||
Machinist | 11 | Ondersteunen teamleider door het rijden | 5 |
van treinen in binnenland en op | |||
grensbaanvakken en het uitvoeren van | |||
rangeerbewegingen. Het uitvoeren van | |||
technische controles en belading van | |||
goederenwagens aan binnenkomende en | |||
vertrekkende treinen. Het samenstellen van | |||
goederentreinen. Overeenkomstig | |||
Railnednormen met minimaal 3 jaar | |||
ervaring als Wagenmeester/machinist BB. |
35
Functie | Vlnr | Doel functie | Sg |
machinist | 12 | Ondersteunen teamleider door het rijden | 5 |
Internationaal | van treinen in binnenland, op grens- | ||
baanvakken en in het buitenland en het | |||
uitvoeren van rangeerbewegingen. Het | |||
uitvoeren van technische controles en | |||
belading van goederenwagens aan | |||
binnenkomende en vertrekkende treinen. | |||
Het samenstellen van goederentreinen. | |||
Overeenkomstig Railnednormen resp. | |||
normen die gelden in het buitenland. | |||
Minimaal 3 jaar ervaring als | |||
Wagenmeester/Machinist BB. | |||
Proces- | 13 | Het ondersteunen van de teamleider door | 5 |
coördinator | het plannen, bijsturen en coördineren van | ||
het lokale operationele rangeerproces. Als | |||
opzichter verantwoordelijk voor het aan | |||
hem toegewezen gebied. | |||
Operationeel | 14 | Managen van en meewerken in een klein | 6 |
Teamleider | team en coördineren van de lokale | ||
operationele trein- en rangeerprocessen, | |||
inclusief alle regel en administratieve | |||
werkzaamheden en het gebruik van de | |||
outillagemiddelen binnen het eigen team. | |||
Teamleider | 15 | Managen van een team van de lokale | 7 |
operationele trein- en rangeerprocessen, | |||
inclusief alle regel en administratieve | |||
werkzaamheden en het gebruik van de | |||
outillagemiddelen binnen het eigen team. | |||
Locatie- | 16 | Managen van diverse teams van de lokale | 8 |
manager | operationele trein- en rangeerprocessen, | ||
inclusief alle regel en administratieve | |||
werkzaamheden en het gebruik van de | |||
outillagemiddelen. | |||
Planner | 17 | Verzorgen van deelprocessen in het | 5 |
planningsproces. |
36
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Functie | Vlnr | Doel functie | Sg |
Senior | 18 | De senior planner verzorgt het plannings- | 6 |
planner | proces dat bestaat uit meerdere schakels in | ||
het logistieke proces die in afstemming met | |||
de klanten vorm krijgt en heeft tenminste 3 | |||
jaar ervaring als planner. | |||
Transport- | 19 | Monitoren en bijsturen van het railtrans- | 6 |
controller | port. Eventuele extra treinen worden | ||
aangevraagd bij de orderacceptant van NS | |||
Verkeersleiding. | |||
Vervoerscoör- | 20 | Monitoren en bijsturen van de treindienst | 7 |
dinator | (bestaande uit dienstregelingen, locomotie- | ||
ven, machinisten, wagens en lading) en | |||
treffen van de vereiste maatregelen om het | |||
vervoersproces te realiseren. Optimaliseren | |||
van de treincapaciteit in overleg met | |||
klanten en collega’s van de andere business | |||
units. Verkopen/inkopen van capaciteit | |||
tijdens de uitvoering in overleg met locatie- | |||
trein en veiligheidpersoneel | |||
Assistent | 21 | Uitvoeren van overzichtelijke en | 2 |
routinematige werkzaamheden waarvoor de | |||
handelingsvrijheid ingekaderd wordt door | |||
strakke procedures. | |||
Medewerker | 22 | Uitvoeren van overzichtelijke, routine- | 3 |
matige administratieve taken op de | |||
afdeling. | |||
Geoefend | 23 | Uitvoeren van administratieve taken in een | 4 |
medewerker | bepaald vakgebied die een zekere | ||
regelmaat kennen maar waarvoor | |||
interpretatie noodzakelijk is. | |||
Allround | 24 | Uitvoeren van alle voorkomende | 5 |
medewerker | administratieve taken op de afdeling met | ||
een niet routinematig karakter. |
37
Functie | Vlnr | Doel functie | Sg |
Specialist | 25 | Verzorgen van opleidingen in de uitvoering | 6 |
en het toetsen van de opgedane kennis door | |||
examineren, ontwikkelen van regelgeving | |||
en vraagbaak op het vakgebied. | |||
Staf- | 26 | Volgen van ontwikkelingen, formuleren, | 7 |
medewerker | implementeren en actueel houden van | ||
specialistische kennis op het gebied van | |||
ondersteunende processen spoorweg- | |||
veiligheid, Arbo, milieu en dergelijke, | |||
zodanig dat zij in lijn liggen met de | |||
businessdoelstellingen. | |||
Senior | 27 | Volgen van de ontwikkelingen op het | 8 |
staf- | vakgebied en adviseren over en uitwerken | ||
medewerker | van beleid in meerdere ondersteunende | ||
processen of de primaire bedrijfsprocessen | |||
door het uitvoeren van haalbaarheids- | |||
onderzoeken, uitvoeren studies en | |||
implementeren van nieuw beleid. | |||
Ontwikkelen en actueel houden van beheer | |||
en beheersinstrumenten om dit beleid te | |||
operationaliseren. | |||
Beleids- | 28 | Uitvoeren van studies en verkenningen | 9 |
medewerker | binnen gestelde kaders en een bijdrage | ||
leveren aan complexe marktverkenningen. | |||
Vertalen van gekozen strategisch beleid | |||
naar jaarplannen en operationeel beleid, het | |||
implementeren en actueel houden van dit | |||
beleid, zodanig dat zij de business- | |||
doelstellingen en de jaarplannen | |||
ondersteunen. | |||
Senior | 29 | Uitvoeren haalbaarheidsonderzoeken, | 10 |
beleids- | verkenningen en studies naar ontwikkelin- | ||
medewerker | gen op het gebied van strategische | ||
ontwikkelingen voor de middellange | |||
termijn en het implementeren van nieuw | |||
beleid. Ontwikkelen en actueel houden van | |||
beheer en beheersinstrumenten om dit | |||
beleid te operationaliseren. Ontwikkelen en | |||
inrichten en beheren van het kenniscentrum | |||
op het vakgebied. |
38
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Functie | Vlnr | Doel functie | Sg |
Strategisch | 30 | Volgen van (inter)nationale ontwikkelingen | 11 |
beleids- | op het gebied van vervoer en vervoerstech- | ||
medewerker | nieken. Beïnvloeden van politieke | ||
besluitvorming en andere relevante | |||
overlegplatforms. Adviseren over | |||
produktontwikkeling en businessdevelop- | |||
ment voor de lange en zeer lange termijn. | |||
Implementeren van innovatieve technieken | |||
en verzorgen van het flankerend beleid. | |||
Ontwikkelen en van beheer en beheers- | |||
instrumenten voor deze innovatieve | |||
technieken. | |||
Secretaresse | 31 | Uitvoeren van secretariële taken voor de | 5 |
manager. | |||
Management | 32 | Uitvoeren van secretariële taken, secretaris | 6 |
assistent | van het managementteam en het uitwerken | ||
van beleidsnotities ten behoeve van de | |||
manager sales of produktie. | |||
Administra- | 33 | Het verzorgen van administratieve en | 5 |
teur | boekhoudkundige processen binnen de | ||
daarvoor geldende kaders en toezien op de | |||
naleving van de richtlijnen van de | |||
administratieve organisatie. | |||
Controller | 34 | Uitwerken van uitgangspunten tot | 8 |
beheersingscriteria voor de bedrijfs- | |||
processen in de afdelingen en op de | |||
locaties. Uitvoeren van kostprijs- | |||
berekeningen en bedrijfseconomische | |||
analyses van bedrijfsprocessen en ten | |||
behoeve van investeringen en | |||
besluitvormingsprocessen. | |||
Account- | 35 | Verkopen van railvervoersdiensten conform | 8 |
manager | jaarlijks afgesproken volume, omzet en | ||
resultaatdoelstellingen. |
39
Functie | Vlnr | Doel functie | Sg |
Systeem- | 36 | Beschikbaar stellen van automatiserings- | 6 |
beheerder | hulpmiddelen die voldoen aan de gestelde | ||
eisen op het gebied van toegankelijkheid, | |||
betrouwbaarheid en gebruikersgemak. | |||
Systeemont- | 37 | Ontwerpen van automatiserings- | 8 |
werper | toepassingen voor planningssystemen, | ||
bedrijfsprocessen en ondersteunende | |||
processen op basis van de behoefte van de | |||
directie of management en deze systemen | |||
te implementeren. | |||
Materieel | 38 | Zorgdragen voor de instandhouding van het | 8 |
manager | toegewezen deel van het locomotievenpark | ||
en het wagenpark zowel in kwalitatieve als | |||
in kwantitatieve zin en borgen van de | |||
kennis en het instandhouden van het | |||
kenniscentrum van een deel van het totale | |||
wagen- en locomotievenpark. | |||
Medewerker | 39 | Ondersteunen locatiemanager bij het | 5 |
PIA | opstellen van roosters, het plannen van de | ||
personeelsinzet en algemene secretariele- | |||
en administratieve werkzaamheden. | |||
Afdelings- | 40 | Het afdelingshoofd vertaalt beleid naar | 9 |
hoofd | afdelingsdoelen, richt de organisatie in, | ||
bepaalt de behoefte aan medewerkers, stelt | |||
de benodigde middelen beschikbaar, | |||
coördineert de werkzaamheden, begeleidt | |||
de medewerkers en rapporteert over de | |||
behaalde resultaten. De afdeling heeft de | |||
verantwoordelijkheid voor één of meer | |||
bijkomende bedrijfsprocessen. |
40
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Functie | Vlnr | Doel functie | Sg |
Afdelings- | 41 | De afdelingsmanager vertaalt beleid naar | 10 |
manager | afdelingsdoelen, richt de organisatie van de | ||
afdeling in, bepaalt de behoefte aan | |||
medewerkers, stelt de benodigde middelen | |||
beschikbaar, zorgt voor de planning en | |||
coördineert de werkzaamheden, begeleidt | |||
de medewerkers bij het formuleren van het | |||
voorgestelde beleid en rapporteert over de | |||
behaalde resultaten. De afdeling heeft de | |||
beheers en/of budget verantwoordelijkheid | |||
voor één of meer kritieke bedrijfsprocessen. | |||
Manager | 42 | De manager planning vertaalt beleid naar | 11 |
planning | planprodukten, richt de organisatie van de | ||
afdeling planning in, bepaalt de behoefte | |||
aan medewerkers, stelt de benodigde | |||
middelen beschikbaar, zorgt voor de | |||
planning en coördineert de werkzaamheden, | |||
begeleidt de medewerkers bij het | |||
formuleren van het voorgestelde beleid en | |||
rapporteert over de behaalde resultaten. De | |||
afdeling heeft de beheers en/of budget | |||
verantwoordelijkheid voor alle commerciële | |||
processen. |
41
BIJLAGE 3: ARBEIDS- EN RUSTTIJDBEPALINGEN
Onderwerp Norm/bepaling
1. Algemeen
a. CAO In de CAO worden kaders vastgelegd. Voorzover deze kaders een wettelijke basis hebben, zijn deze hard. Van aanvullende CAO-afspraken mag in overleg tussen lokaal management en betrokken werknemers worden afgeweken indien dit door betrokken werknemers en management algemeen wordt gedragen. Er komen afspraken tot stand die waarborgen geven voor de procedure waarlangs dergelijke afwijkingen tot stand komen. Het Medezeggenschapsorgaan houdt toezicht op de juiste toepassing van deze procedure-afspraken.
b. Geldigheid De in dit overzicht opgenomen normen en bepalingen gelden voor personeel van 18 jaar en ouder. Overige bepalingen zie Burgerlijk Wetboek (o.a. zwangerschaps- verlof, ouderschapsverlof).
c. Periodes ATW De rusttijdbepalingen in het schema genoemde periodes van 24 uur, 7x24 uur , 9x24 uur begint op het eerste moment, dat de werknemer arbeid verricht. Dit betekent, dat ieder begin van een dienst als meetpunt geldt om te bepalen of de daarop volgende periode van 24 uur, 7x24 uur of 9x24 uur conform de door de ATW voorgeschre- ven rusttijd door de werknemer wordt gegeven/genoten.
d. Definities Arbeidstijd: de tijd waarin de werknemer arbeid verricht. Nachtdienst: een dienst waarbij tussen middernacht (0.00 uur) en 06.00 uur arbeid wordt verricht.
Dagdienst: een dienst die geen nachtdienst is Week: de periode van maandag 00:00 uur tot en met zondag 24:00 uur.
42
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Onderwerp Norm/bepaling
2. Arbeidstijden
a. Arbeidstijd per
,,gewone’’ dienst
– Minimaal 5 uur en maximaal 8,5 uur (excl. pauze, reistijd en overwerk).
– Xxxxxxxxx één maal per maand en maximaal 12 keer per jaar mag de arbeidstijd maximaal 9 uur zijn.
– Nachtdiensten die starten tussen 04.00 en 05.00 uur hebben een maximale arbeidstijd van 7,5 uur.
Gemiddeld één maal per maand en maximaal 12 keer per jaar mag de arbeidstijd minder dan 5 uur zijn, maar minimaal 4 uur zijn.
b. Vrijwilliger regeling langere diensten
Werkgever kan langere diensten stellen. In dat geval gelden de volgende bepalingen:
– Minimaal 5,5 uur en maximaal 10 uur in dagdiensten of 9.00 uur in nachtdiensten (excl. pauze, reistijd en overwerk).
– Nachtdiensten die starten tussen 04.00 en 05.00 uur hebben een maximale arbeidstijd van 7,5 uur.
– Xxxxxxxxx één maal per maand en maximaal 12 keer per jaar mag de arbeidstijd minder dan 5,5 uur zijn, maar minimaal 4 uur zijn.
Indien werkgever wil overgaan tot het inroosteren van langere diensten, doet hij hiervoor onder de betrokken werknemers een uitvraag.
Indien zich meer vrijwilligers melden dan er nodig zijn om het rooster te vullen, zal aanwijzing op basis van anciënniteit plaatsvinden.
c. Maximum arbeidstijd per week/periode in basisrooster
Uitgangspunten:
Roosterregels personeel dat niet tot de reserves en niet-roostergebonden personeel behoort:
• Basisrooster voldoet aan de roosterregels.
Xxxxxxxxx werkt de werknemer niet meer dan 36 uur per week binnen het rooster. Ter bepaling hiervan wordt het aantal weken van een roosterroulatie gedeeld door het aantal uren dat de werknemer volgens die roulatie staat ingeroosterd. Het rooster mag dan gemiddeld niet meer dan 36 uur per week zijn..
43
Onderwerp Norm/bepaling
• Het beginpunt van de telling is de eerste week van elk basisrooster. Het basisrooster is dus niet gekoppeld aan kalenderweken.
• De fluctuatie tussen opeenvolgende weken zal worden beperkt door de volgende regel:
– In een week mag in een rooster maximaal 48 uur arbeidstijd worden verricht.
– In twee opeenvolgende weken van dat rooster mag de arbeidstijd maximaal 76 uur zijn.
– Het aantal korte diensten zal maximaal 9 inzetten per 2 weken zijn.
– Bij lange diensten maximaal 8 inzetten in 2 weken.
• Het intrekken van een vrije tijdsaanspraak kan uitsluitend op basis van vrijwilligheid geschieden.
Verrekenregels
Een medewerker kan te maken krijgen met 2 soorten overschrijdingen op het basisrooster:
1) Als in de DW meer uren gewerkt gepland worden
t.o.v. het basisrooster is er sprake van overuren.
Als in er in de realisatie op de dag t.o.v. de DW meer uren gewerkt is ook sprake van overuren.
De medewerker kan kiezen voor geld of voor tijd.
• Geld:
– Betaling tegen uurloon van de meergewerkte uren.
– Toeslag overuren bij overschrijding van het basisrooster.
– Eventueel toeslag onregelmatig werken.
• Tijd:
– Toeslag overuren bij overschrijding van het basisrooster.
– In tijd terug.
– Eventueel toeslag onregelmatig werken.
44
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Onderwerp Norm/bepaling
Werken op een vrije dag (zie ook Overzicht Voorzienin- gen).
De medewerker kan kiezen voor geld of voor tijd.
• Geld:
• Uitbetaling van overuren op basis van uurloon van de gewerkte tijd plus 75 of 100% á uurloon.
• Tijd:
Toeslag overuren over gewerkte tijd. In tijd terug.
Eventueel vergoeding voor onregelmatig werken.
Verrekenregels voor reserves en niet roostergebonden personeel:
Zoals hierboven m.u.v. de afrekenperiode die niet als rekeneenheid de dag maar een periode van 2 weken hanteert, waarbij gekeken wordt hoeveel uren er meer dan 72 zijn gewerkt. Als ingangsdatum voor de reserves geldt januari van enig jaar.
d. Overwerk Bij overwerk mag maximaal 2 uur bij de arbeidstijd worden opgeteld. In nachtdiensten mag de arbeidstijd maximaal 10 uur zijn.
3. Minimum rusttijden
a. Wekelijkse rust – Hetzij 36 uur per periode van 7x24 uur,
– hetzij 60 uur per periode van 9x24 uur.
– Een losse vrije dag telt voor 30 uur. Twee of meer aaneengesloten vrije dagen tellen ieder voor 24 uur.
b. Dagelijkse rusttijd diensten tot en met 02:00 uur
11 uur.
45
Onderwerp Norm/bepaling
c. Dagelijkse rusttijd nachtdiensten eindigend na 02:00 uur
14 uur (voor diensten die geheel of gedeeltelijk tussen 02:00 en 06:00 uur liggen).
4. Zondagsarbeid, ,,Zondagsbepaling’’ en ,,Rood weekend’’
Zondags bepaling – 4 vrije zondagen per 13 weken (ATW), zowel
voorwaarts als achterwaarts.
– 13 vrije zondagen per 52 weken (ATW), zowel voorwaarts als achterwaarts.
Vrij weekend In 3 weken 1 vrij weekend van 60 uur, de tijd
omvattende van zaterdag 00:00 uur tot en met maandag 04:00 uur (,,Rood weekend’’).
In de periode 1 april 2004 t/m 31 maart 2005 bestaat de mogelijkheid een Rood weekend planmatig tot zaterdag 02:00 uur in te laten gaan. Diensten die zaterdag tussen 00:00 uur en 02:00 uur eindigen worden gemaximeerd op 12 per jaar met een maximum van 1 per maand. Een eerstvolgende dienst mag daarbij niet eerder beginnen dan maandag 15:00 uur daaropvolgend.
Met instemming van de OR zijn roosters met minder dan eenmaal per 3 weken een vrij weekend of een splitsing van het weekend mogelijk. Hierdoor ontstaat de verplichting op jaarbasis 18 vrije dagen vast te leggen die geheel of gedeeltelijk de zaterdag omvatten en een lengte van 30 uur.
5. Arbeidstijden in de nachtdienst
a. Minimum rust nachtdienst eindigend na 02:00 uur
14 uur.
b. Minimum rust na 3 of meer nachtdiensten
48 uur.
46
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Onderwerp Norm/bepaling
c. Eindtijd nachtdiensten machinisten
Voor machinisten geldt, dat een nachtdienst waarin de periode van 02.00 tot en met 04.00 uur gelegen is, niet eindigt na 07.00 uur. Per individuele werknemer kan zo’n dienst echter gemiddeld 1 keer per maand – met een maximum van 12 keer per kalenderjaar uiterlijk om 08.00 uur eindigen. Voor werknemers op wie de ,,Regeling lange diensten’’ (zie 2.b hiervoor) van toepassing is, kan zo’n dienst gemiddeld 2 keer per maand met een maximum van 24 keer per jaar – uiterlijk om 08.00 uur eindigen.
d. Maximum arbeidstijd nachtdienst
8,5 uur ,,gewone diensten’’ (excl. pauze, reistijd en overwerk),
9 uur ,,Regeling lange diensten’’ (excl. pauze, reistijd en overwerk).
e. Maximum 7
aantal opeenvolgende nachtdiensten
f. Maximum aantal nachtdiensten ATB
42 per 13 weken (35 gemiddeld), 140 per 52 weken, 52 per 13 weken voor nachtdiensten op of voor 02.00 uur eindigend.
g. Overgang nacht/dag
Indien nachtdienst geheel of gedeeltelijk de tijd omvat van 02.00 uur tot 04.00 uur dient er voorafgaand aan de daaropvolgende dienst die aanvangt voor 12.00 uur sprake te zijn van minimaal 3 vrije dagen, minimaal 72 uur.
6. Overige bepalingen
a. Amplitude diensten
Diensten waarvoor in het basisrooster slechts vastgelegd wordt tussen welke tijdstippen de arbeid kan plaatsvin- den, de feitelijke aanvang en einde dienst worden uiterlijk een dag voorafgaand aan de dienst bekend gemaakt.
47
Onderwerp Norm/bepaling
b. Aantal
inzetten/ diensten per periode
– 9 inzetten per 2 weken of
– bij lange diensten 8 inzetten per 2 weken.
c. Feestdagen Erkende feestdagen zijn paasmaandag, hemelvaartsdag, pinkstermaandag alsmede tenzij deze op een zaterdag of zondag vallen, nieuwjaarsdag, Koninginnedag, bevrijdingsdag, 1ste en 2de kerstdag. Indien mogelijk is men vrij. Recht op compensatie in geld of tijd (door toevoeging van het aantal uren aan het saldo vrijetijds- aanspraken) ontstaat als men werkt of volgens basisrooster vrij is, bij ziekte wordt de dag als verleend beschouwd.
7. Pauze
a. Algemeen – Pauze zo veel mogelijk in diensten opnemen en
vastleggen in roulering/roosters. Pauze is geen arbeidstijd
– De lengte van de pauze is ongeacht de lengte van de dienst 30 minuten
– Xxxx xxxxx bij arbeidstijd minder dan 5 uur en 30 minuten
– Voor productiemedewerkers in de buitendienst geldt een doorbetaalde pauze. Dit betekent dat, alhoewel pauze geen arbeidstijd is, in de in artikel 4.1.1 van de CAO genoemde gemiddeld 36-urige werkweek de pauze is opgenomen. De verlening, ligging en duur van de pauze worden niet gegarandeerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de regeling ,,afwijking pauzeverplichting’’, die is opgenomen in het Arbeidstijdenbesluit. Voor het bepalen van de ligging van de pauze worden de volgende punten afgewogen:
• halverwege de dienst,
• gangbaar etenstijdstip,
• na een maximale arbeidstijd van ongeveer 5 uur.
– Voor procescoördinerende functies geldt alleen een doorbetaalde pauze indien sprake is van eenmans- bezetting en er geen mogelijkheid is tot behoorlijke waarneming van de taak tijdens de pauze. Per organisatie-onderdeel wordt vooraf afgesproken of pauzeverlening mogelijk is.
48
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Onderwerp Norm/bepaling
8. Mededeling arbeidstijden. De donderdagse weekindeling (DW) ATB.
a. Algemeen De DW is de basisafspraak tussen werkgever en
werknemer. De werkgever kan van dit dienst- of basisrooster afwijken als dit noodzakelijk is.
b. Mededeling en uitgangspunt
Uiterlijk donderdag 24:00 uur moeten de afwijkingen op daarop volgende week in de DW zijn opgenomen. De werkgever bouwt zodanige waarborgen in dat de DW een maximale zekerheid voor de werknemer biedt.
c. Begin
zomertijd
Bij begin zomertijd mag worden afgeweken met instemming van de werknemer van de dagelijkse alsook de wekelijkse rusttijd.
d. Na de DW Zo veel mogelijk dient de DW in stand te worden
gehouden, verschuiven of intrekken van vrije dagen dient zoveel mogelijk voorkomen te worden.
Na hersteld melden kan de werknemer anders dan het oorspronkelijke patroon worden ingezet, dit om de reserves/collega’s te beschermen conform uitgangspunt.
e. Ruilen
diensten
Ruilen van diensten mag alleen met toestemming van de werkgever vooraf en als dit niet strijdig is met de ATW en CAO.
49
BIJLAGE 4: OVERZICHT VOORZIENINGEN
A. Vergoedingen voor het werken onder bijzondere omstandighe- den
De hierna genoemde vergoedingen zijn van toepassing tenzij:
– werknemer is ingedeeld in salarisgroep 9 of hoger (voor een aantal vergoedingen gelden uitzonderingen)
– werknemer voor werkgever in het buitenland werkzaam is
– werknemers thuis werkzaamheden verricht voor werkgever
– werknemer deelneemt aan activiteiten van de Bedrijfshulpverlening
1. Werken op onregelmatige tijden
Niet van toepassing voor werknemers in salarisgroep 8 die niet roostergebonden werken
Voor het werken op bepaalde tijden krijgt werknemer per 1 januari 2004 een vergoeding volgens onderstaande tabel:
Dienstdag | van | tot | bedrag | bedrag | bedrag | Nachtdienst die |
voor | na | geheel of | ||||
F | F | gedeeltelijk | ||||
02:00 tot 04:00 | ||||||
omvatten | ||||||
Zondag of | 00:00 | 24:00 | 6,00 | 6,00 | 6,00 | |
feestdag (F) | ||||||
maandag | 00:00 | 06:00 | 6,00 | 6,00 | 6,00 | |
06:00 | 07:30 | 5,12 | 5,12 | 5,12 | tot 08:00 6,00 | |
07:30 | 18:00 | - | - | - | ||
18:00 | 23:00 | 3,00 | 5,12 | 3,00 | ||
23:00 | 24:00 | 6,00 | 6,00 | 6,00 | ||
Dinsdag tot en | 00:00 | 06:00 | 6,00 | 6,00 | 6,00 | |
met donderdag | 06:00 | 07:30 | 3,00 | 3,00 | 5,12 | tot 08:00 6,00 |
07:30 | 18:00 | - | - | - | ||
18:00 | 23:00 | 3,00 | 5,12 | 3,00 | ||
23:00 | 24:00 | 6,00 | 6,00 | 6,00 | ||
Vrijdag | 00:00 | 06:00 | 6,00 | 6,00 | 6,00 | |
06:00 | 07:30 | 3,00 | 3,00 | 5,12 | tot 08:00 6,00 | |
07:30 | 18:00 | - | - | - | ||
18:00 | 23:00 | 5,12 | 5,12 | 5,12 | ||
23:00 | 24:00 | 6,00 | 6,00 | 6,00 |
50
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Dienstdag van tot bedrag bedrag bedrag Nachtdienst die
voor na
F F
geheel of gedeeltelijk 02:00 tot 04:00
omvatten
Zaterdag 00:00 06:00 6,00 6,00 6,00 tot 08:00 6,00
06:00 23:00 5,12 5,12 5,12
23:00 24:00 6,00 6,00 6,00
Stagiaires
Deze regeling geldt ook voor stagiaires en buitenlandse studenten.
2. Verplicht bereikbaar in vrije tijd
Voor het in vrije tijd bereikbaar moeten zijn, krijgt werknemer per 1 januari 2004 een vergoeding van € 11,72 per keer
3. Wijziging na DW
Indien na DW sprake is van wijziging van het aanvangstijdstip van meer dan een uur heeft werknemer – bij minimaal gelijkblijvende dienstlengte of overschrijding van de oorspronkelijke eindtijd – per
1 januari 2004 recht op een vergoeding van € 18,77. De meer gewerkte uren die kunnen ontstaan worden conform de overwerk- regeling uitbetaald.
4. Oproep
Bij het in dienst komen voor een storing of ongeval krijgt werkne- mer per 1 januari 2004 een vergoeding van € 18,77. De meer ge- werkte uren die hierdoor ontstaan worden conform de overwerk- regeling uitbetaald. Als tussen het eindtijdstip van de laatst verrichte dienst en het begin tijdstip van de extra dienst 2 uur of minder ligt, worden beide diensten als een dienst beschouwd. De tussenliggende tijd telt mee voor de vergoeding in geld.
5. Maaltijdvergoeding
Voor het doen van een dienst, die langer duurt dan 9.45 uur of die de periode van 13.00 t/m 18.30 uur omvat, krijgt een werknemer in de salarisgroepen 1 t/m 5 een vergoeding van € 9.
51
6. Verrichten extra inzet
Deze vergoeding geldt alleen voor werknemers in salarisgroep 8 en hoger indien zij roostergebonden werken.
Voor de gewerkte uren tijdens een extra dienst als bedoeld in artikel
4.1.2 van de XXX krijgt werknemer een toeslag op zijn uurloon. Voor de uren tussen maandag 07.00 en vrijdag 22.00 uur is deze toe- slag 75% van het uurloon. Voor de uren tussen vrijdag 22.00 en maandag 07.00 uur is deze toeslag 100%.
De tijdens extra diensten gewerkte uren en/of toeslag worden na keuze van de werknemer:
– Uitbetaald tegen uurloon of
– Toegevoegd aan het spaarverlof (zie artikel 4.3.15) of opfris- verlof (bijlage 5) of
– Met de tegenwaarde in uurloon aangewend voor verbetering van het pensioen
– Toegevoegd aan VTA
7. Intrekken vrije tijdsaanspraken
Deze zullen alleen nog in overleg en op basis van vrijwilligheid wor- den ingetrokken.
8. Overuren
Zie bijlage 3 paragraaf 2c
Voor ieder overuur ontvangt de werknemer per 1 januari 2004 een toeslag van € 8,24
9. Dienst doen op feestdagen
Voor het doen van een dienst op feestdagen ontvangt de werknemer per 1 januari 2004 een vergoeding van € 24,79.
10. Vergoeding kleine consumpties
Als tegemoetkoming voor uitgaven voor kleine consumpties, krijgt de werknemer maandelijks een vast bedrag van € 10,-. Voor deeltijd- medewerkers geldt een evenredig bedrag. De vergoeding wordt niet toegekend als de medewerker langer dan 2 maanden om welke reden dan ook, feitelijk niet werkt.
Daar waar koffie en thee gratis worden verstrekt, zal de vergoeding kleine consumpties niet worden uitgekeerd als de OR hiermee ak- koord is gegaan.
52
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
11. BBW vergoeding
De volgende tarieven zullen worden gehanteerd:
Tarief | Functies | Hoogte |
Laag | TTO er | € 13,70 bruto p.m. |
Cargomcn. | ||
Midden | Rangeerder | € 32,20 bruto p.m. |
Technisch rangeerder | ||
Pld. Rgr. | ||
Wagenmeester | ||
Xxx. BB | ||
Hoog | Medewerker TNK of | € 36,20 bruto p.m. |
combinaties van deze | ||
functies |
Voor deeltijdmedewerkers geldt een evenredig bedrag.
Machinisten zullen naast hun maandvergoeding van € 13,70 een combitoeslag van € 1,11 per dienst ontvangen indien zij rangeer- werkzaamheden verrichten. Het betreft hier rangeerwerkzaamheden bij combidiensten waarbij deels dienstgedaan wordt als Mcn BB of rangeerder. Bij ziekte zullen deze vergoedingen middels DS worden gecompenseerd.
B. Opleidingen
Uitgangspunt is dat volgen van opleidingen in het belang van werkge- ver en werknemer is. Als een werknemer een opleiding volgt, waardoor hij zijn werk nu of in de toekomst beter kan doen, komt hij in aanmer- king voor een vergoeding van gemaakte kosten en/of compensatie in tijd. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van het belang van de opleiding voor werkgever. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee soorten.
1. B-opleidingen
B-opleidingen zijn opleidingen, die werkgever noodzakelijk vindt voor de huidige of volgende functie van werknemer.
Voor deze opleidingen gelden de volgende voorzieningen.
– De uren waar op theoriedagen en tijdens verblijf in een
53
conferentieoord daadwerkelijk een opleiding wordt genoten, gel- den als arbeidstijd, met een maximum van 8 uur per dag.
– De vergoedingen uit hoofdstuk A zijn op deze dagen niet van toe- passing.
– Op praktijkdagen zijn de arbeids- en rusttijden bepalingen van deze CAO van toepassing. Praktijkdagen zijn dagen van nstruc- tie, heractivering, wegleren of andere gerichte praktische oplei- ding. Op deze dagen zijn de vergoedingen van hoofdstuk A wel van toepassing.
– Als werknemer voor het volgen van de opleiding meer dan twee uur extra reistijd op een dag heeft, mag hij voor de meerdere minuten boven de 2 uren declareren.
– Voor het maken van huiswerk in vrije tijd wordt geen vergoeding gegeven, als sprake is van een onevenredige zware belasting door studie en huiswerk, kan werkgever een gedeeltelijke compensa- tie in tijd of geld toekennen.
– Voor rekening van de werkgever komen: Cursusgelden,
Examengelden,
Door het opleidingsinstituut opgegeven leermiddelen en hulp- middelen (werknemer krijgt deze in bruikleen).
Bijkomende kosten van verblijf in een conferentieoord op decla- ratie basis tot een maximum van € 7,50.
2. P-Opleidingen
P-Opleidingen zijn opleidingen, waarvan de werkgever verwacht dat zij leiden tot beter functioneren in de huidige functie of tot het bin- nen drie jaar kunnen bereiken van een andere functie. Voor deze opleidingen gelden de volgende voorzieningen:
– De tijd die de werknemer besteedt aan het bijwonen van lessen, wordt voor de helft gecompenseerd met een maximum van 4 uur per kalenderweek. Voor deeltijd medewerkers geldt dit naar rato van het aantal contracturen.
– Voor het in diensttijd afleggen van toetsen, examens en tenta- mens hoeft de werknemer geen vrije tijd te nemen.
– Werkgever vergoedt de kosten van xxxxxx en examens voor 50%. Werkgever kan in overleg met werknemer besluiten in plaats van een compensatie in tijd een hogere vergoeding toe te kennen en/of ook bij te dragen in kosten van leermiddelen.
3. Voorwaarden bij het toekennen van voorzieningen bij opleidingen.
– Werkgever kan de toekenning van voorzieningen beëindigen als de studie resultaten naar zijn oordeel onvoldoende zijn.
– Indien werkgever voorzieningen heeft toegekend op verzoek van werknemer, kan de werkgever in de volgende gevallen de ge- maakte kosten geheel of gedeeltelijk terugvorderen:
Bij voortijdige beëindiging van de opleiding, zonder toestem- ming van de werkgever;
54
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Bij onvoldoende voortgang van de opleiding; Bij het nemen van ontslag tijdens de opleiding;
Bij het nemen van ontslag binnen 3 jaar na afstuderen Werkgever houdt bij het bepalen van de hoogte van het terug te vorderen bedrag rekening met de omstandigheden.
C. Vergoedingen reis- en verblijfkosten
1. Dienstreizen
Indien het reisdoel per trein bereikbaar is, wordt hiervan gebruik gemaakt. Als het reisdoel niet per trein bereikbaar is, als het in het dienstbelang is om niet per trein te reizen, of als de reistijd per trein een factor 1,75 of meer langer is dan de reistijd per ander vervoer- middel, krijgt de werknemer de volgende kostenvergoeding:
– Alle door werknemer gemaakt openbaar vervoer kosten
– Voor gebruik eigen motorvoertuig, vast te stellen met behulp van de ANWB routeplanner
Kilometers per jaar | Vergoeding per kilometer |
Tot en met 5.000 | € 0,28 |
5.001 t/m 10.000 | € 0,25 |
10.001 t/m 15.000 | € 0,23 |
15.001 t/m 20.000 | € 0,21 |
meer dan 20.000 | € 0,13 |
Werknemer kan redelijk gemaakte verblijfkosten (hotel, maaltijd e.d.) declareren.
2. Indiensttreding/verplaatsing niet op verzoek
Als een werknemer bij werkgever in dienst treedt en moet verhuizen en niet op eigen verzoek wordt verplaatst en moet verhuizen, kan hij in aanmerking komen voor een vergoeding van verhuis- en transport- kosten (zie D Verhuizing). Als de werknemer nog niet is verhuisd, kan hij eventuele redelijk gemaakte reiskosten en kosten van tijde- lijke huisvesting declareren.
Reiskosten
De werknemer is in overleg met de werkgever een verhuistermijn overeen gekomen. Als het reisdoel per trein bereikbaar is, wordt hier- van gebruik gemaakt. Als het reisdoel niet per trein bereikbaar is, of als het in het dienstbelang is om niet per trein te reizen, of als de
55
reistijd per trein een factor 1,75 of meer langer is dan de reistijd per ander vervoermiddel, krijgt werknemer
– Alle door werknemer gemaakt openbaar vervoer kosten
– Voor gebruik eigen motorvoertuig, vast te stellen met behulp van de ANWB routeplanner
Kilometers per jaar | Vergoeding per kilometer |
Tot en met 5.000 | € 0,28 |
5.001 t/m 10.000 | € 0,25 |
10.001 t/m 15.000 | € 0,23 |
15.001 t/m 20.000 | € 0,21 |
meer dan 20.000 | € 0,13 |
Kosten tijdelijke huisvesting
Als werknemer nog niet is verhuisd en als gevolg van indiensttreding of verplaatsing een kamer of pension in de nabije omgeving van zijn werkplek betrekt, komt in aanmerking voor een vergoeding van of tegemoetkoming in gemaakte redelijke kosten hiervan. De werkne- mer kan deze pensionkostenvergoeding voor de maximale tijd van 1 jaar ontvangen.
3. Tijdelijke verplaatsing
Indien werknemer in dienstbelang tijdelijk wordt verplaatst, komt hij in aanmerking voor een vergoeding van reis-en verblijfkosten.
Als het reisdoel per trein bereikbaar is, wordt hiervan gebruik ge- maakt. Als het reisdoel niet per trein bereikbaar is, als het in het dienstbelang is om niet per trein te reizen, of als de reistijd per trein een factor 1,75 of meer langer is dan de reistijd per ander vervoer- middel, krijgt werknemer de volgende kostenvergoeding:
– Alle door werknemer gemaakt openbaar vervoer kosten
– Voor gebruik eigen motorvoertuig, vast te stellen met behulp van de ANWB routeplanner
Kilometers per jaar | Vergoeding per kilometer |
Tot en met 5.000 | € 0,28 |
5.001 t/m 10.000 | € 0,25 |
10.001 t/m 15.000 | € 0,23 |
15.001 t/m 20.000 | € 0,21 |
meer dan 20.000 | € 0,13 |
4. Opstapplaatsenregeling
Werknemer kan de extra reiskosten en reistijd die hij heeft in ver- band met het in dienst komen op een opstapplaats declareren.
56
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Als het reisdoel per trein bereikbaar is, wordt hiervan gebruik ge- maakt. De meerdere minuten die werknemer moet reizen ten op- zichte van de reistijd woonplaats- standplaats (berekend met gebruik- making van de NS Reisplanner) krijgt werknemer uitbetaald. Als het reisdoel niet per trein bereikbaar is, als het in het dienstbelang is om niet per trein te reizen, of als de reistijd per trein een factor 1,75 of meer langer is dan de reistijd per ander vervoermiddel, kan de werk- nemer de kilometers, die hij met zijn eigen voertuig rijdt, declareren indien en voorzover met behulp van de ANWB/routeplanner is be- paald hoe veel kilometer de afstand woonplaats-opstapplaats groter is dan de afstand woonplaats-standplaats. De vergoeding is als volgt:
Kilometers per jaar | Vergoeding per kilometer |
Tot en met 5.000 | € 0,28 |
5.001 t/m 10.000 | € 0,25 |
10.001 t/m 15.000 | € 0,23 |
15.001 t/m 20.000 | € 0,21 |
meer dan 20.000 | € 0,13 |
Voor de extra reistijd kan werknemer per 1 kilometer één minuut declareren.
5. Overnachten buiten de standplaats.
Indien u Cargomachinist/Cargomachinist Internationaal bent en tus- sen twee diensten niet terugkeert op uw standplaats en daardoor elders dient te overnachten, gelden de volgende voorzieningen:
a. werkgever draagt zorg voor de beschikbaarheid van zodanige voorzieningen dat u in een zo groot mogelijke mate van privacy een ongestoorde dagelijkse rusttijd kunt genieten, zodat een goede en veilige uitoefening van uw functie wordt gewaarborgd. Deze voorzieningen omvatten tenminste:
– een eenpersoonskamer in een hotel of pension op loopafstand van de plaats waar de dienst de eerste dag eindigt, met faci- liteiten van douche en toilet. Indien niet kan worden voorzien in een slaapplaats op loopafstand, wordt u naar het hotel/ pension vervoerd;
– een warme maaltijd;
– een ontbijt;
– een drietal consumpties en
– een lunchpakket voor de terugreis.
57
De kosten van deze voorzieningen komen voor rekening van werkgever;
b. per overnachting buiten standplaats ontvangt u een toeslag van
€ 34,10 netto als compensatie van het ongemak
D. Verhuizing
1. Verhuiskosten
Als een werknemer op verzoek van de werkgever moet verhuizen, krijgt hij verhuis- en transportkosten vergoed. De verhuiskosten- vergoeding bedraagt 12% van het bruto jaarsalaris (excl. toelagen) met een maximum van € 5455 netto. De transportkosten worden vol- ledig vergoed, met uitzondering van de kosten voor het in- en uit- pakken. Werkgever kan nadere regels vaststellen, waaronder voor de keuze van de verhuisonderneming. Makelaarskosten en kosten ont- staan door koop/verkoop eigen woning worden vergoed tot een maximum van € 4123,– Ook dubbele woninghuur wordt vergoed. Als werknemer verhuisd is en hij binnen 3 jaar de arbeidsovereen- komst beëindigt, anders dan door overlijden of arbeidsongeschikt- heid, moet hij de toegekende verhuis- en transportkostenvergoeding als volgt terugbetalen:
– Binnen 1 jaar na verhuizing: 100%
– Binnen 2 jaar na verhuizing: 65%
– Binnen 3 jaar na verhuizing: 30%
2. Dubbele woninghuur
U komt in het geval van dubbele woninghuur in aanmerking voor vergoeding van de huur van de niet-bewoonde woning.
Voorwaarden
– U ontvangt verhuiskostenvergoeding
– De verhuizing is een gevolg van een verplaatsing.
Hoogte van de vergoeding
U krijgt de huur van de niet-bewoonde woning vergoed over maxi- maal 2 maanden.
3. Hogere huur (huurgewenning)
U ontvangt een tegemoetkoming als u moet verhuizen en daarna een hogere huur moet betalen.
Voorwaarden
– U ontvangt verhuiskostenvergoeding.
– De verhuizing is een gevolg van een verplaatsing.
– De nieuwe woning heeft een netto huur beneden de individuele huursubsidie-grens van de Rijksoverheid.
– U heeft eerst rijkshuursubsidie aangevraagd.
58
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Hoogte van de vergoeding
Als de stijging van de netto huur meer dan € 50,– per maand bedraagt ontvangt u gedurende 3 jaar huurgewenning.
Die bedraagt:
in het eerste jaar: 90% van het netto huurverschil; in het tweede jaar: 70% van het netto huurverschil; in het derde jaar: 50% van het netto huurverschil.
E. Garantieregelingen
1. Derving secundaire arbeidsvoorwaarden (DS)
1. Onderwerp
Als u uw (eigen) werk niet kunt doen door bepaalde omstandig- heden, komt u in aanmerking voor de vergoeding DS
2. Voorwaarden en hoogte van de vergoeding
U heeft recht op DS als u gedurende ten minste één volledige dienst niet uw (eigen) werk verricht als gevolg van één van de volgende situaties:
a. U bent volledig arbeidsongeschikt. U ontvangt echter geen DS op een
– Feestdag,
– in het rooster aangegeven vrije dag.
b. U verricht uw werk gedeeltelijk of u doet ander werk op advies van de bedrijfsarts. Dit geldt in principe voor maxi- maal 3 maanden. Verlenging is mogelijk na beslissing van de bedrijfsarts.
c. U bent arbeidsongeschikt voor uw functie en u doet ander werk gericht op uw reïntegratie of u bent buiten dienst in afwachting van reïntegratie.
d. U neemt deel aan OR- activiteiten of activiteiten van com- missies daarvan.
e. U heeft organisatieverlof.
Wordt u van twee (nacht)diensten vrijgemaakt t.b.v. één om- standigheid daar tussen in, dan heeft u voor beide (nacht-) diensten aanspraak op DS.
3. Basis en hoogte van de DS-uitkering
De basis van de vergoeding is het uur-gemiddelde van de uitbe- taalde SAV-vergoedingen in de afgelopen 12 maanden.
Iedere maand wordt dit bedrag opnieuw vastgesteld. De meetel- lende vergoedingen bij de vaststelling van dit gemiddelde zijn:
– vergoeding voor het werken op onregelmatige tijden;
– bijslag bezwarende werkomstandigheden;
59
– vergoeding voor bereikbaarheid (mits dit een vast inkomens- bestanddeel is);
– feestdagentoeslag;
– Tegemoetkoming Vermindering Inkomen (TVI);
– DS zelf.
Op een dag dat u in aanmerking komt voor DS, kunt u de hierboven genoemde vergoedingen niet declareren.
De hoogte van de DS-uitkering voor een niet-verrichte dienst conform lid 1.2 bedraagt het bovenvermelde uur-gemiddelde
* het aantal uren van de dienst zoals die het laatst is voorge- schreven.
4. Salarisgroep 9 t/m 11
De vergoeding is ook van toepassing op werknemers in één van de salarisgroepen 9 t/m 11.
5. Bijzondere situatie
Indien bij tijdelijke werkzaamheden, gericht op reïntegratie, het totaal van CAO-loon en SAV, dat u zou ontvangen als u defini- tief in de desbetreffende functie zou zijn herplaatst, groter is dan het totaal van CAO-loon en DS dat u ontvangt, kunt u verzoeken om een aanvullende uitkering tot het eerstgenoemde totaal.
2. Vermindering inkomen bij ander werk (TVI)
1. Onderwerp
Door wijziging in uw werkomstandigheden (bijvoorbeeld een ander roosterpatroon of het volgen van een bedrijfsopleiding) kunnen de SAV-inkomsten sterk verminderen. U kunt dan in aan- merking komen voor een uitkering tegemoetkoming verminde- ring inkomen (TVI).
2. Berekeningsmethodiek
Bij de berekening spelen de volgende gegevens een rol: Jaarinkomen TVI:
dit is het jaarinkomen van het voorafgaande kalenderjaar. Tot dit jaarinkomen behoren: 12 x CAO-loon, vakantiebijslag, december- uitkering en de volgende SAV-elementen: vergoeding voor wer- ken op onregelmatige tijden, BBW, bereikbaarheid (mits dit een vast inkomensbestanddeel is), feestdagentoeslag, derving SAV en de TVI.
Het aantal contracturen per jaar:
dit is het aantal uren dat volgens contract in het voorafgaande jaar is gewerkt. Voor een werknemer met een 36-uurs contract is dit 12 maanden * 36 uur = 432.
Basis TVI-garantie:
De basis van de TVI-garantie wordt verkregen door het Jaarin- komen TVI te delen door het aantal contracturen per jaar. De
60
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
basis TVI-garantie wordt éénmaal per jaar (in de maand decem- ber) vastgesteld en geldt voor het volgende kalenderjaar.
Maandgarantie TVI:
de maandgarantie TVI wordt iedere maand als volgt vastgesteld: (95,5% * basis TVI-garantie * aantal contracturen van de lopende maand).
Terughaalgrens TVI:
de terughaalgrens TVI wordt iedere maand als volgt vastgesteld: (basis TVI-garantie * aantal contracturen van de lopende maand).
Maandinkomen voor de TVI-berekening:
dit is het CAO-loon verhoogd met de daarbij behorende vakantie- bijslag en decemberuitkering en de SAV-elementen die ook bij het jaarinkomen zijn genoemd.
TVI-saldo:
dit is het totaal van uitgekeerde TVI-bedragen, verminderd met eventueel ingehouden TVI-bedragen.
Vergelijking van uw maandinkomen met de maandgarantie TVI en met de terughaal-grens TVI leidt tot uitbetaling of inhouding TVI. Onderstaand schema geeft de mogelijkheden aan:
61
3. Bijzonderheden bij de berekening
a. Als het maandinkomen hoger wordt als gevolg van bevorde- ring of tredeverhoging, wordt de terughaalgrens TVI aange- past en gelijkgesteld aan het nieuwe maandinkomen exclusief SAV. Dit alleen als terughaalgrens TVI lager is dan het nieuwe CAO-loon incl. vakantiebijslag en decemberuitkering.
b. Op 1 januari van ieder kalenderjaar wordt het saldo uitge- keerde en ingehouden TVI op 0 gesteld.
Als het inkomen van het afgelopen jaar (1) hoger was dan het inkomen van het daaraan voorafgaande jaar (2) wordt het ver- schil tussen (1) en (2) tot maximaal het TVI-saldo naar het nieuwe jaar overgebracht.
c. Werkgever verzorgt uitkering en inhouding TVI.
d. U ontvangt geen TVI over de periode van buitengewoon en/of onbetaald verlof.
e. Bij verlaging van uw CAO-loon wordt de maandgarantie TVI aangepast. Dit leidt dus niet tot TVI-uitkering.
4. Werknemers van 55 jaar en ouder
De TVI-regeling geldt ook als op u de garantieregeling voor inkomensvermindering van oudere werknemers (zie paragraaf 3) van toepassing is.
5. Salarisgroep 9 en hoger
De TVI-regeling geldt ook als u in één van de salarisgroepen 9 of hoger bent ingedeeld.
6. Deeltijdwerkers en min/max-contractanten De TVI-regeling is op u van toepassing.
3. Inkomensvermindering van oudere werknemers (GIOW)
1. Onderwerp
Vanaf het jaar waarin u 55 jaar wordt geldt voor u een garantie- inkomen. Als u vanaf deze leeftijd minder onregelmatig werkt, waardoor SAV-inkomsten wegvallen, ontvangt u minimaal dit garantie-inkomen, gebaseerd op de Garantieregeling voor inkomensvermindering van oudere werknemers (GIOW).
2. Voorwaarden
– U bent 55 jaar of ouder. De regeling geldt vanaf 1 januari van het jaar waarin u 55 wordt.
– U bent ingedeeld in één van de salarisgroepen 1 t/m 8.
– U ontving in het voorgaande jaar geen herplaatsings/ reïntegratietoelage.
– U bent niet herplaatst/gereïntegreerd in het jaar dat u 55 jaar werd of later, of om andere redenen in een lagere salarisgroep of trede ingedeeld.
3. Basis GIOW-regeling en hoogte van de uitkering
De basis van het garantie-inkomen GIOW wordt gevormd door het gemiddelde van het pensioengevend inkomen per contractuur over de 5 voorafgaande kalenderjaren, vermenigvuldigd met een van uw leeftijd afhankelijk percentage.
62
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Leeftijd | Percentage |
55 jaar | 97,5% |
56 jaar | 98% |
57 jaar | 98,5% |
58 jaar | 99% |
59 jaar | 99,5% |
60 jaar en ouder | 100% |
Echter als het pensioengevend inkomen per contractuur over het laatste jaar lager is, dan geldt dit als de basis van het garantie- inkomen GIOW.
Het garantie-inkomen GIOW voor een kalenderjaar wordt ver- volgens vastgesteld door vermenigvuldiging van de basis van het garantie-inkomen GIOW met het totaal van de contracturen van het betreffende kalenderjaar.
De hoogte van de garantie-uitkering is het verschil tussen het garantie-inkomen en het pensioengevend inkomen per kalender- jaar. De garantie-uitkering telt mee in de berekeningsgrondslag voor pensioen.
Werkgever verzorgt uitkering en inhouding. Om te voorkomen dat u een jaar op een eventuele uitkering moet wachten, wordt per maand een uitkering gedaan volgens het zogenaamde rekening-courant systeem. Als daardoor te veel wordt uitgekeerd, kan ook een inhouding plaatsvinden.
F. Persoonlijke schade
Indien werknemer persoonlijke schade lijdt door een bedrijfsongeval kan werkgever besluiten deze geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
Als werkgever wettelijke aansprakelijk is voor het ongeval, vergoedt hij de schade geheel. Als werkgever niet wettelijk aansprakelijk is en het ongeval is niet te wijten aan grove schuld of nalatigheid van de werk- nemer, krijgt werknemer een tegemoetkoming in de kosten.
63
BIJLAGE 5: REGELING OPFRISVERLOF
1. Algemeen
Werknemers kunnen functie-uren en vrije uren (met inachtneming van bet bepaalde in artikel 4.3.3 van de CAO) gebruiken om éénma- lig in een periode van 5 jaar gedurende maximaal 6 maanden (door- betaald) verlof te genieten. Dit verlof wordt aangeduid met de term
,,Opfrisverlof’’.
Om te kunnen sparen voor ,,Opfrisverlof’’ is schriftelijk toestem- ming van de werkgever nodig. De toestemming is onderdeel- en functiegebonden.
2. Opbouw saldo opfrisverlof
Het saldo opfrisverlof kan alleen ontstaan door het (in tijd) sparen door de werknemer van functie-uren en vrije uren, met inachtneming van artikel 4.3.3 van de CAO.
3. Genieten opfrisverlof
Opfrisverlof kan gedurende een ononderbroken periode van maxi- maal 6 maanden éénmalig in een periode van 5 jaar worden geno- ten. Deze periode moet, in overleg met de werkgever, worden vast- gelegd bij de aanvang van het sparen voor opfrisverlof.
Indien aan het einde van de opfrisverlofperiode (door ziekte of anderszins) nog een saldo functie-uren bestaat, dan wordt dit saldo in waarde toegevoegd aan de (pre-)-pensioneringsregeling.
4. Saldo opfrisverlof bij wisseling functie en/of wisseling bedrijfs- onderdeel
Bij wisseling van functie en/of wisseling van concernonderdeel wordt door de nieuwe werkgever in overleg met de betrokken medewerker bepaald of de bestaande afspraak wordt gecontinueerd of niet.
Bij niet-continuering wordt :
– of de waarde van het opgebouwde saldo Opfrisverlof toegevoegd aan de (pre-)pensioneringsregeling;
– of het saldo blijft staan ter opneming in tijd (periode vaststelling in overleg).
Bij continuering van de afspraak wordt door gespaard tot het in arti- kel 1 genoemde maximum.
5. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werkgever wordt een eventueel bestaand saldo gespaarde tijd voor Opfrisverlof in waarde toegevoegd aan de pensioneringsregeling.
64
Goederenvervoer over het spoor 2005 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE 7: ZORGVERLOF
1. Bij ziekte, dan wel daarmee vergelijkbare persoonlijke omstandighe- den, van de partner, ouders of kinderen (stief- of pleegfamilieleden daaronder begrepen), waarvoor thuisverpleging en/of verzorging noodzakelijk is, heeft de werknemer die de verzorging en/of verple- ging op zich neemt recht op buitengewoon verlof.
2. De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat de werknemer aannemelijk maakt dat de arbeid niet kan worden ver- richt in verband met de noodzakelijke verzorging van een persoon als bedoeld in lid 1.
3. De werknemer behoudt in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden gedurende ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week, recht op 70% van het loon, maar tenminste op het voor haar gel- dende wettelijke minimumloon en ten hoogste 70% van het maxi- mum dagloon, als bedoeld in artikel 9 eerste lid van de Coördinatie- wet sociale verzekering.
4. De werkgever heeft de mogelijkheid, in overleg met de werknemer, in plaats van doorbetaling van 70% van het loon over te gaan tot 100% doorbetaling gedurende maximaal 9 dagen. In dit geval zal werknemer 30% van de te werken uren als verlof opnemen.
65
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend ver- klaard tot en met 31 maart 2005.
Dictum III
Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
Dictum IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag- tekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2005 en heeft geen terugwerkende kracht.
Dictum V
Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 23 februari 2005
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
Mr. X. X. X. xxx xxx Xxxx.
66