Startnota
PROVINCIE ANTWERPEN ARRONDISSEMENT ANTWERPEN GEMEENTE WUUSTWEZEL
RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics”
Startnota
COLOFON
Opdracht: RUP ” Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics"
Opdrachtgever:
Het College van Burgemeester en Schepenen Gemeente Wuustwezel
Xxxxxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxxxxxx
Opdrachthouder:
CDRO bvba i.s.m. NQN51 bvba Xxxxxxxxxxxxxxx 000 xxx 0
0000 XXXX
GSM. 0478 24 20 28
xxx.xxxx.xx BTW: 0536 832 246
RPR Antwerpen afdeling Turnhout IBAN: XX00 0000 0000 0000
BIC: XXXXXXXX
Identificatienummer: CDRO/14053
Datum status
08/2018 startnota
Ruimtelijk planner:
Xxxx Xxxxx, xx. xxxx., erkend ruimtelijk planner NQN51 bvba
GSM. 0484 35 90 03
Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van CDRO bvba mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Startnota, 08/2018
2
Inhoud
1. INLEIDING 4
1.1. Aanleiding en opzet van het ruimtelijk uitvoeringsplan 5
1.2. Leeswijzer – opbouw van de startnota 6
2. Analyse 7
2.1. Bestaande ruimtelijke structuur 7
2.1.1 Geografische ligging 7
2.1.2 Beschrijving en afbakening van het plangebied 8
2.2. Juridische- en beleidsmatige context 16
2.2.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 17
2.2.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen 19
2.2.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Xxxxxxxxxx 00
2.2.4 Gewestplan 23
2.2.5 Landbouwstructuur 24
2.2.6 BPA’s en Ruimtelijke Uitvoeringsplannen 26
2.2.7 Verkavelingen 27
2.2.8 Verordeningen 28
2.2.9 Planologisch Attest 29
2.2.10 Lijninfrastructuren 30
2.2.11 Recht van voorkoop 30
2.2.12 Aspect Natuur 31
2.2.13 Bosdecreet 33
2.2.14 Aspect water 33
2.2.15 Aspect bouwkundig en archeologisch erfgoed 38
3. VISIE EN CONCEPTEN 42
3.1. Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad 42
3.1.1 Doelstelling 42
3.1.2 Afbakening & reikwijdte 43
3.1.3 Detailleringsgraad 43
3.1.4 Gewest- of landgrensoverschrijdende effecten 44
3.1.5 In te zetten instrumenten 44
3.2 Uitgangspunten bij opmaak van de concepten 45
3.2.1 Conceptuele doelstellingen voor het plangebied 45
3.2.2 Overwogen alternatieven 46
3.3 PROGRAMMATORISCHE ALTERNATIEVEN 48
3.3.1 Randvoorwaarden voor het programmatorisch onderzoek 48
3.3.2 Programmatorische alternatieven 50
3.4 INRICHTINGSALTERNATIEVEN: Ontwerpend onderzoek en concepten 52
3.4.1 Randvoorwaarden voor het ontwerpend onderzoek 52
3.4.2 Inrichtingsalternatieven 53
3.4.3 Evaluatie van de inrichtingsalternatieven 55
4. ONDERZOEK NAAR MILIEU-EFFECTEN 56
4.1 Toetsing plan-m.e.r.-plicht 56
4.2 Milieueffecten - kwetsbaarheid 57
4.3. Milieueffecten – beschrijving en beoordeling 60
4.3.1 Beoordeling van relevante milieueffecten 61
4.3.2 Conclusie van het milieu-effecten onderzoek 65
5. EINDCONCLUSIE 66
BIJLAGEN 67
Luchtfoto van plangebied en omgeving
1. INLEIDING
Het plangebied van het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics” situeert zich tussen de Kampweg en Schaapsdijk, waar het gewestplan vandaag een KMO-zone voorziet aan de zijde van de Kampweg, naast een woonzone met landelijk karakter en een landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Binnen de site zijn van oudsher meerdere bedrijven gevestigd. Vandaag biedt de site een onderkomen aan het speelgoedbedrijf Clics Toys, dat het afgelopen decennium een sterke groei kent, die ook in de toekomst verder gezet zal worden op de site. Om bestaanszekerheid en duurzame ontwikkelingsperspectieven voor het bedrijf te bieden, maar tevens een duurzaam voortbestaan van bedrijvigheid op de site te kunnen garanderen, is een gedeeltelijke herbestemming van het gewestplan noodzakelijk, en dienen passende stedenbouwkundige voorschriften opgesteld te worden.
De doelstelling voor het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics” is dan ook te komen tot een passend stedenbouwkundig kader voor het plangebied, dat voldoende flexibiliteit biedt om tot een kwalitatieve herbestemming en ontwikkeling te kunnen komen, en anderzijds voldoende randvoorwaarden in zich houdt om een goede ruimtelijke inpasbaarheid binnen de omgeving te garanderen. Het planningstraject tot opmaak van het RUP zoekt bijgevolg naar een goed evenwicht tussen juridische zekerheid en flexibiliteit, alsook naar een passende ontwikkeling binnen de draagkracht van de woonlinten langs Schaapsdijk en Kampweg, met het omliggende open ruimtegebied.
1.1. Aanleiding en opzet van het ruimtelijk uitvoeringsplan
Op 22 december 2014 werd door de bedrijfsleiders van Clics B.B.M nv en Auto&Truck Service VDC een aanvraag tot planologisch attest ingediend voor hun bedrijfssite, gelegen Xxxxxxx 000 in Wuustwezel. Op 25 augustus 2015 werd door de gemeenteraad van Wuustwezel een positief planologisch attest met voorwaarden afgeleverd.
Vervolgens werd door het gemeentebestuur van Wuustwezel een planinitiatief tot opmaak van een RUP opgezet op basis van dit planologisch attest. Binnen dit proces werd de plan-m.e.r.-screening herhaald, en werd een voorontwerp- RUP opgesteld.
Aangezien de visie en gewenste ontwikkelingen zoals omschreven in het planologisch attest inmiddels echter achterhaald waren, werd er begin 2018 besloten om de RUP-procedure stop te zetten en te hernemen, dit keer volgens de nieuwe procedure van het geïntegreerde RUP-proces zoals opgelegd in de VCRO.
Ten opzichte van het planologisch attest en het vorige planningsinitiatief tot RUP, zijn vandaag de volgende wijzigingen in ontwikkelingsperspectieven opgetreden:
- Het bedrijf Auto&Truck Service VDC zal niet langer op de site behouden blijven, maar wordt geherlocaliseerd.
- De bedrijfssite zal grotendeels worden ingenomen door speelgoedfabrikant Clics Toys, die een groter aandeel aan bebouwing nodig heeft voor productie en opslagruimte, dan initieel voorzien in het planologisch attest.
- Aan de zijde van Kampweg is een aantal KMO-units gewenst, die onafhankelijk van Clics zullen functioneren, en die een stapeling mogelijk maken van bedrijfsfuncties met bovenliggende opslagruimte voor Clics. Deze ontwikkeling betekent een intensivering in het gebruik van de site, en biedt tevens garanties naar het duurzame voortbestaan van de site in de toekomst.
Uiteraard zullen bovenvermelde ontwikkelingswensen gekaderd worden binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en alle relevante gemeentelijke, provinciale en gewestelijke regelgeving en beleidsplannen. Daarnaast zal ook het milieu-onderzoek moeten uitmaken welke mogelijkheden maar ook randvoorwaarden voor ontwikkeling zich voordoen binnen de site.
De voorliggende Startnota, die de eerste stap vormt in de procedure tot opmaak van het RUP “Zonevreemde bedrijven
- deelplan Clics”, zal het kader vormen voor verdere verfijning via de scopingnota, tot het voorontwerp-RUP, waarin door middel van een bestemmingsplan, bijbehorende stedenbouwkundige voorschriften en een toelichtingsnota een duidelijke visie en een streefbeeld voor duurzame ontwikkeling in de toekomst wordt omschreven en juridisch verankerd.
1.2. Leeswijzer – opbouw van de startnota
De startnota valt uiteen in drie grote delen:
1. Analyse
Het plangebied wordt beschreven vanuit de huidige ruimtelijke toestand en de juridische en planologische context op de verschillende beleidsniveaus. Dit leidt tot een goed inzicht in het plangebied binnen haar omgeving, met de specifieke kwaliteiten, maar ook de zwakten, kansen en bedreigingen van de plek.
2. Visie en Concept
De globale doelstellingen van het planningsinitiatief tot opmaak van het RUP worden ruimtelijk vertaald. Er wordt een duidelijk verhaal geschetst aan de hand van een stapsgewijs opgebouwde visie. De verschillende denkstappen worden daarbij weergegeven en alternatieven worden ontwerpmatig onderzocht en objectief geëvalueerd. In een volgende fase pas zal deze visie, rekening houdend met het doorlopen participatietraject, verder worden verfijnd en juridisch worden verankerd in het grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften van het RUP.
3. Screening milieu-effecten
Er wordt nagegaan of de ontwerpmatige visies aanleiding kunnen geven tot aanzienlijke effecten op mens of milieu. In de screeningsparagraaf wordt het onderzoek weergegeven dat werd gevoerd, en geleid heeft tot de conclusie dat er geen aanzienlijke milieueffecten zullen optreden, en dat er bijgevolg geen plan-MER vereist is. In het geval vanuit de adviezen van hogere overheden – in het kader van de participatieprocedure – zou blijken dat er toch aanzienlijke milieueffecten verwacht worden en een plan-MER vereist is, zal een beschrijving van de te onderzoeken effecten en van de inhoudelijke aanpak van de effectbeoordelingen, met inbegrip van de methodologie opgenomen worden in de scopingnota.
2. Analyse
Het plangebied van het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics” is gelegen in het buitengebied van de gemeente Wuustwezel, op ca. 600m ten zuiden van het dorpscentrum. Het plangebied paalt aan de N133 “Kampweg”, die de verbinding maakt tussen het centrum van Wuustwezel en Brecht, met een mogelijkheid tot aansluiting op de autosnelweg E19 via de Papbosstraat naar het op- en afrittencomplex.
De bedrijfssite zelf wordt gevat tussen de N133 Xxxxxxx xx xx xxxxxx xxx Xxxxxxxxxxx, die elk een verlinting met grondgebonden woningen kennen.
Zuidelijk palend aan de bedrijfssite is het Militair Domein gelegen, met belangrijke natuurwaarden. Ook aan de overzijde van de Kampweg dringt een grootschalig open ruimtegebied met agrarisch gebruik door tot bij de bedrijfssite.
Binnen het plangebied zijn vandaag nog 2 bedrijven aanwezig, zijnde Clics Toys en VDC Auto&Truck Service. Dit laatste bedrijf zal de site op korte termijn verlaten. De site kent vandaag een groot aandeel aan verouderde bebouwing, en is quasi volledig verhard. Er is een goede groenbuffering aanwezig naar de aanpalende woningen aan Schaapsdijk en Kampweg; de inbuffering aan de zuidzijde naar het Militair Domein (omgeving Groot Schietveld) toe, evenals de inkadering van de site aan de zijde van Kampweg, kan duidelijk verbeterd worden.
De relevante planningscontext op de verschillende beleidsniveaus leidt tot dieper inzicht in het plangebied.
2.1.1 Geografische ligging
2.1. Bestaande ruimtelijke structuur
Wuustwezel is een uitgestrekte landelijke gemeente in het noordwesten van de provincie Antwerpen. In het noorden grenst de gemeente aan Nederland (gemeente Zundert), in het oosten aan Hoogstraten, in het zuiden aan Brecht en in het westen aan Brasschaat, Kapellen en Kalmthout.
Wuustwezel bestaat uit 3 dorpskernen (Wuustwezel in het centrum van de gemeente, Gooreind zuidwestelijk en Loenhout oostelijk hiervan) en 2 gehuchten (Braken en Sterbos). De gemeente wordt in twee stukken gedeeld door de Bredabaan, terwijl verder oostelijk, tussen Loenhout en Hoogstraten, de autoweg E19 en de HSL de gemeente van zuid naar noord doorsnijdt.
Situering van Wuustwezel binnen de ruimere regio; bron: G.R.S. – informatief gedeelte.
Ten oosten van de gemeente ligt Hoogstraten, welke een concentratie van stedelijke functies kent.
De zuidelijke grens met de gemeente Brecht wordt grotendeels ingenomen door het natuurreservaat Groot Schietveld. Het gebied ten zuidwesten van de gemeente Wuustwezel (Brasschaat en Kapellen) wordt - in tegenstelling tot de open Kempen - gekenmerkt door residentieel wonen in grote groenstructuren, grootschalige kleinhandel en bovenlokale voorzieningen rondom historische dorpskernen.
De nederzettingen in de gemeente Wuustwezel zijn geconcentreerde kernen, die soms verbonden zijn door linten, veelal ontstaan door boerderijen die langs oude wegstructuren zijn gebouwd. Deze lintbebouwing is op sommige plaatsen nadrukkelijk in het open landschap aanwezig.
De E19 is een doorgaande verbinding naar de Randstad en de Noord-Brabantse steden. De spoorverbinding voor de hoge snelheidstrein (HST) is een grote infrastructurele ingreep, die evenwijdig aan de E19 loopt en deze infrastructurele bundel nog versterkt.
2.1.2 Beschrijving en afbakening van het plangebied
Luchtfoto plangebied binnen Wuustwezel (bron: Geopunt Vlaanderen)
ALGEMEEN
Het plangebied van het RUP “Bedrijvenzone Kampweg” is gelegen langsheen de gewestweg N133, die de verbinding vormt tussen de kern van Wuustwezel in het noorden en de kern van Brecht in het zuiden. De N133 biedt tevens een rechtstreekse aansluiting op de autosnelweg E19, via het op- en afrittencomplex nr. 3 “Brecht”.
Het centrum van Wuustwezel is op een afstand van ca. 600m ten noorden van het plangebied gelegen. De kern bestaat uit een verdichte bebouwingsstructuur, die uitdeint langsheen de verschillende verkeersradialen, waaronder ook de N133. Meer zuidelijk, een beetje gescheiden van de historische dorpskern, is een recentere woonlob terug te vinden in de verkavelingen rondom Achterbrug – Vloeikensstraat. Deze bebouwingscluster nadert de bedrijfssite tot op ca. 300m.
Het gedeelte van de Kampweg tussen de bebouwing van Wuustwezel-centrum en de bedrijfssite bestaat grotendeels uit een aaneengesloten woonlint aan westelijke zijde, met de bedrijfssite als eindpunt van deze verlinting. Aan de oostzijde van de Kampweg behoudt men het zicht op de grootschalige agrarische structuur die kenmerkend is voor de gemeente.
Ten zuidzijde van de bedrijfssite is het Militair Domein gelegen, dat zich over de Kampweg heen uitstrekt en een zeer grote entiteit van bossen en vengebied inhoudt. De bedrijfssite paalt rechtstreeks aan dit domein, met een zandweg langsheen de zuidelijke perceelsgrens.
De meso-schaal wordt bepaald door het plangebied en de ruime omgeving daarvan, in dit geval het openruimte gebied ten zuiden van de kern van Wuustwezel.
MESO-SCHAAL: ONTSLUITINGSSTRUCTUUR
Het dorpscentrum van Wuustwezel wordt doorsneden door enerzijds de gewestweg Bredabaan, en anderzijds het traject Kalmthoutse Steenweg – Kampweg. De projectsite is langs deze laatste weg gelegen.
De Kampweg N133 maakt de verbinding tussen Wuustwezel en het zuidoostelijk gelegen op- en afrittencomplex met de E19. Over de autosnelweg heen wordt het dorpsweefsel van Brecht via deze route bereikt.
MESO-SCHAAL: BEBOUWING
De projectsite is gelegen ten zuiden van de dorspkern van Wuustwezel. Dit dorp kent een duidelijke kernvorming rond het kruispunt van bovenlokale verbindingswegen. Wat verder buiten het centrum loopt de bebouwing verder in een lintvormig patroon langs lokale wegen.
Ook aan de noordelijke zijde van de projectsite zijn dergelijke woonlinten aanwezig, en dit zowel langs de N133 Kampweg als de Schaapsdijk.
Opvallend is de aanwezigheid van een rastervormig en vrij dicht patroon van woonwijken op een zekere afstand van de historische kern van Wuustwezel, ten zuidwesten ervan. Deze woonontwikkeling wordt opgehangen aan de Bredabaan.
Andere kernen in de omgeving van het plangebieden zijn Loenhout (ten noordoosten van de projectsite), Brecht en Sint-Lenaarts (ten zuidoosten).
MESO-SCHAAL: BEDRIJVIGHEID
De bedrijvenzone langs de Kampweg is zeker geen uniek gegeven binnen de ruimere omgeving van Wuustwezel – Brecht. Op heel wat plaatsen – niet enkel langs verbindingswegen maar ook langs het lokale stratenpatroon – zijn geïsoleerde bedrijven terug te vinden, alsook clusters van bedrijven en eerder kleinschalige lokale bedrijfsterreinen.
Een echt zwaartepunt aan bedrijvigheid komt er in de regio niet voor.
MESO-SCHAAL: OPEN RUIMTE | GROEN
Tussen de dorpssfeer van Wuustwezel en de lijninfrastructuur E19, is een groot openruimtegebied met sterke bosstructuur en natuurwaarden aanwezig. Het grootste gedeelte ervan wordt in beslag genomen door het militair domein, en komt naar voren als een bos- en waterrijk gebied. Deze zone paalt rechtstreeks aan de zuidzijde van het projectgebied.
Verder wordt het open ruimtegebied in de omgeving van Wuustwezel – Brecht in hoofdzaak gekenmerkt door agrarische gebieden, met een patchwork van grootschalige tot eerder versnipperde weilanden en akkers. Hier en daar komen ook bospartijen voor, zij het beduidend kleiner dan de centrale bosstructuur binnen het Militair Domein.
HISTORISCHE ACHTERGROND VAN DE BEDRIJVEN OP DE SITE
Op de site Kampweg te Wuustwezel doen zich al bedrijfsactiviteiten voor sinds de jaren ’60. Achtereenvolgens was op de site een aantal bedrijven gevestigd, die elk zorgden voor bijkomende bebouwing en terreininrichting overeenkomstig de specifieke bedrijfsnoden: het bedrijf Confimex had ongeveer 20 jaar haar vestiging op de site, vanaf midden jaren ’80 vond de bedrijvigheid van Spaan Verpakkingen op de site plaats.
Het bedrijf Clics Toys (officiële bedrijfsnaam Clics – B.B.M nv) is in België opgericht in 2001 als fabrikant van een nieuw soort speelgoed bouwblokjes, de Clics genaamd. Het bedrijf vestigde zich op de site Kampweg in Wuustwezel, waar initieel gebruik gemaakt wordt van de aanwezige bestaande bebouwing. Deze bebouwing werd naar binneninrichting aangepast aan de activiteiten van Clics-B.B.M. Vorig jaar werd er door het bedrijf geïnvesteerd in de bouw van een nieuw kantoorgebouw, achteraan op de site aansluitend bij de productiehal.
Het productieproces, van polypropyleen-korrels tot bouwblokjes, maar ook het uitwerken van allerlei nieuwe ideeën en het integrale ontwerpproces tot diverse bouwwerkjes, gebeurt op de site van Clics – B.B.M.aan de Kampweg in Wuustwezel. Na de fabricage
van de blokjes worden er bovendien bouwpakketten samengesteld, bouwplannen toegevoegd en gebeurt het integrale verpakkingsproces ook op de bedrijfssite.
Intussen worden de Clics bouwstenen verdeeld in meer dan 40 landen, en kent het bedrijf een jaarlijkse groei in productie van 35 tot 40% per jaar. Stilaan evolueert de markt van Clics van verkoop in winkels naar online-shopping. Hierop wenst het bedrijf in te spelen, door de afgewerkte producten niet langer alleen op te slaan in verpakkingen voor de speelgoedwinkels (grote hoeveelheden), maar ook individuele verpakkingen klaar te maken op de bedrijfssite, die vervolgens door een logistieke partner (Dockdata Waalwijk) worden opgehaald voor leveringen aan huis van de online-bestellingen.
In 2017 werd een samenwerking aangegaan tussen Clics Toys en het Zuid-Koreaanse bedrijf Gym World. De nieuwe blokjes Clicformers en Magformers werden geïntroduceerd. Door dit alles zal het bedrijf in de toekomst nog verder groeien, en is de uitbreiding en vernieuwing van het gebouwenbestand op de site noodzakelijk. Zowel de groei in productie als de meer gespecialiseerde verpakkingsnoden zorgen er immers voor dat het bedrijf nood heeft aan meer ruimte in aangepaste bedrijfsgebouwen.
In het verleden hebben zich meerdere bedrijven – achtereenvolgens of gelijktijdig – op de bedrijfssite gevestigd. Op het moment van aanvraag voor een planologisch attest waren er 4 bedrijven aanwezig op de site, maar werd er geopteerd om enkel voor Clics B.B.M en Auto & Truck Service VDC een duurzame juridische verankering te bieden. Op dit moment is het echter de bedoeling dat ook Auto & Truck Service VDC zou worden geherlocaliseerd. De bedrijfssite zou dan in hoofdzaak worden gebruikt door Clic Toys, waarbij de mogelijkheid wordt overwogen om enkele kleine KMO-units op de site onder te brengen, in een gestapelde opstelling (met bovenliggende opslagruimte voor Clics).
BESCHRIJVING BESTAANDE TOESTAND
De schets hiernaast geeft een impressie van de bedrijfssite Xxxxxxx 000, waar zowel Clics – B.B.M n.v. als Auto & Truck Service VDC bvba zijn gevestigd. De bedrijfssite is gelegen op de hoek van de Kampweg en de Schietveldweg. De Kampweg - vanwaar de toegang tot het bedrijf wordt genomen - is een gewestweg (N133), met een bovenlokale verbindingsfunctie. De weg bestaat uit twee rijstroken in asfalt, waarlangs vrijliggende fietspaden aan beiden zijden, met tussenliggende onverharde berm met bomen. De Schietveldweg is een lokale weg, behorend tot het vroegere Militair Domein, met een halfverharde bedding van zand en steenslag.
Aan de bedrijfssite palen:
- Ten noorden: een private eengezinswoning aan Kampweg, en een bosstructuur met achterliggend weiland binnenin het bouwblok.
- Ten oosten: de Kampweg, met aan de overzijde van de weg gronden in agrarisch gebruik (akkerland en weilanden).
- Ten zuiden: de Schietveldweg, als grens tussen de bebouwde omgeving (bedrijfssite en woningen) en een grootschalig bebost gebied met waterpartij (Uilebos)
- Ten westen: een cluster van enkele private eengezinswoningen, gelegen aan Schaapsdijk. 2 van deze woningen, alsook een voorlopig onbebouwde grond (grasland) grenzen rechtstreeks aan de bedrijfssite. De onbebouwde grond op de hoek Schaapsdijk – Schietveldweg behoort tot dezelfde grondeigenaar als de bedrijfssite, maar zal niet in functie van bedrijfsactiviteiten worden aangewend.
Wat betreft de gebouwde toestand, zijn de volgende elementen aanwezig op de bedrijfssite:
• gebouwencluster vooraan aan Kampweg, met
o een voormalig woongebouw (10,60x19m), 1 bouwlaag + dakverdieping onder zadeldak, opgericht parallel met de straat. In dit gebouw bevinden zich de administratieve functies van het Auto & Truck Service VDC bvba.
o een achterbouw (opslagruimte) met lichthellend dak, 1 bouwlaag, die de fysieke verbinding maakt tussen het voormalige woongebouw aan straatzijde, en de achtergelegen loodsen
o een aaneenschakeling van loodsen met 1 bouwlaag onder zadeldak (4 volumes, totaal 27x43m +3 volumes, totaal 54x45,30m), opgericht met zadeldaken in dwarsrichting ten opzichte van de straat. Dit gebouw bevat enerzijds de opslagruimten van het bedrijf Clics B.B.M nv (meest noordelijk gedeelte) en anderzijds de garage-activiteiten van Auto & Truck Service VDC bvba (centrale loodsen) en Cargo Service carrosseriebedrijf (meest zuidelijke loodsen).
• 2 kleinere boogloodsen (24,7x11m en 19,2x11m), 1 bouwlaag, opgericht palend aan de gebouwencluster langs Kampweg, in gebruik door Raster Construct bvba(afrasteringen).
• Recent gebouw achteraan op het terrein(42x120m), zijnde een aaneensluitend geheel van 5 gebouwentiteiten, met plat dak (bouwhoogte ca. 9 meter). Dit gebouw wordt gebruikt voor de productie en opslagruimte van het bedrijf Clics B.B.M nv. Het gebouw is voorzien van grote poorten aan oost- en zuidzijde, met 2 hellingen naar de loskades.
• In 2017 werd een nieuw kantoorgebouw achteraan op de site gerealiseerd, aansluitend bij het productiegebouw. De vergunning voor dit gebouw werd afgeleverd als gevolg van het positief planologisch attest (acties op korte termijn). De kantoren bestaan uit 2 verdiepingen. Ze vervangen het vroegere volume dat aan de rechter voorzijde van het bedrijf aanwezig was.
Quasi het integrale terrein is vandaag verhard met beton, een gedeelte met steenslag. Deze verhardingen worden aangewend als toegang tot de bedrijfssite vanaf Kampweg, parkeerzones voor bezoekers, personeel, zone voor stallen van voertuigen in functie van VDC Auto&Truck Service, en leveringszones.
Voor leveringen in het meest recente productiegebouw van Clics B.B.M zijn hellingen in beton voorzien, naar de loskades. Elders in het gebouw, alsook in de oudere loodsen, zijn tal van grote inrijpoorten voorzien, van waaruit leveringen gelijkgronds gebeuren. Hier en daar op het verharde terrein vindt ook wat opslag plaats in openlucht, hoewel dit eerder beperkt is.
Rondom het bedrijf zorgen groenaanplantingen, gaande van coniferenhagen (noordelijke grens vanaf Kampweg), dennenbomen (achter administratief gebouw Clics
– B.B.M) tot populieren (noordelijk) en een gelaagd scherm van hoogstammige bomen en struiken (westelijke en zuidelijke grens)
Afbakening van het plangebied
AFBAKENINGSVOORSTEL EN MOTIVATIE
Het plangebied RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics” wordt afgebakend als volgt:
- Ten westen: de perceelsgrenzen tussen de bedrijfssite en de woningen langsheen Schaapsdijk
- Ten oosten: De Kampweg N133, grens met het openbaar domein.
- Ten noorden: de perceelsgrenzen van de bedrijfssite, zijnde de noordelijke grenzen van percelen D492g en D488b5
- Ten zuiden: de perceelsgrenzen tussen bedrijfssite en het Militair Domein, zijnde de grens tussen percelen D488n5 en D488b5 enerzijds en het perceel D488f4 anderzijds.
De oppervlakte van de afgebakende site bedraagt 23.905m².
2.2. Juridische- en beleidsmatige context | |
Gewestplan | Gewestplan Turnhout (K.B.30/09/1977) is het heersend juridisch kader voor vergunningenbeleid. Zal vervangen worden bij goedkeuring van het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics” |
Gewestelijk RUP | Niet van toepassing |
Provinciaal RUP | Niet van toepassing |
Atlas van de woonuitbreidingsgebieden | Niet van toepassing |
BPA | Er zijn geen goedgekeurde BPA’s gelegen binnen of aanpalend aan het plangebied. |
Gemeentelijk RUP | Er zijn geen goedgekeurde RUP’s gelegen binnen of aanpalend aan het plangebied. |
Verkavelingen | Binnen het plangebied is verkaveling 146/044 van toepassing, die 2 keer werd gewijzigd en vandaag nog steeds partieel van toepassing is.. |
Planologisch attest | Op 25/08/2015 werd door de gemeenteraad van Wuustwezel een voorwaardelijk positief planologisch attest afgeleverd. |
Bouwvergunningen | Alle bouwvergunningen binnen het plangebied zijn aangeduid op het plan Juridische Toestand in de kaartenbundel. Er zijn zowel vergunde, vergund geachte als onvergunde bouwdelen en verhardingen aanwezig binnen het plangebied. Er zijn geen bouwovertredingen vastgesteld (PV) binnen het plangebied of direct aanpalend eraan. |
Leegstand | Alle bouwvergunningen binnen het plangebied zijn aangeduid op het plan Juridische Toestand in de kaartenbundel. Er zijn zowel vergunde, vergund geachte als onvergunde bouwdelen en verhardingen aanwezig binnen het plangebied. Er zijn geen bouwovertredingen vastgesteld (PV) binnen het plangebied of direct aanpalend eraan.. |
Atlas der Buurtwegen | Schaapsdijk = Chemin n°. 3, overeenkomstig Atlas der Buurtwegen. Er zijn geen voet- of buurtwegen gelegen binnen het plangebied. |
Ruilverkaveling | Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen ruilverkavelingen gelegen. |
Beschermd monument, landschap, stads- of dorpsgezicht | Er zijn geen beschermde monumenten, landschappen, dorps- of stadsgezichten aanwezig binnen het plangebied |
Erfgoedlandschap | Het plangebied maakt geen deel uit van een erfgoedlandschap. |
waterlopen | Er zijn geen waterlopen gelegen binnen of aan de rand van het plangebied, overeenkomstig Atlas der Waterlopen. |
Rooilijnplannen | Rooilijnplan N133 Kampweg is van toepassing. De ontworpen rooilijn ligt op 9m uit de as van de gewestweg. De achteruitbouwstrook is vastgesteld op 8m van de rooilijn. |
Overstromingsgevoelige gebieden | Binnen het plangebied zijn geen effectief noch potentieel overstromingsgevoelige gebieden gelegen. Op 600 meter ten noorden van |
het plangebied is een potentieel overstromingsgevoelig gebied terug te vinden. | |
Recent overstroomde gebieden | Niet van toepassing binnen het plangebied |
Vogelrichtlijngebied | Het plangebied is niet gelegen binnen een Vogelrichtlijngebied. Het zuidelijk aanpalende Militair Domein maakt echter wel deel uit van een Vogelrichtlijngebied. |
Habitatrichtlijngebied | Het plangebied is niet gelegen binnen een Habitatrichtlijngebied. Het zuidelijk aanpalende Militair Domein maakt echter wel deel uit van een Habitatrichtlijngebied. |
Gebieden van VEN/IVON | Het plangebied en de directe omgeving maakt geen deel uit van VEN of IVON |
Natuurreservaten | Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen natuurreservaten gelegen. |
Beschermingszone waterwingebied | Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn waterwinningsgebieden gelegen. |
2.2.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd definitief vastgesteld bij besluit van 17 december 1997. Op 12 december 2003 heeft de Vlaamse regering de herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen definitief vastgesteld. De bindende bepalingen werden door het Vlaams Parlement bekrachtigd bij decreet van 19 maart 2004. Op 21 april 2004 verscheen de herziening in het Belgisch Staatsblad.
In het RSV is het grondgebied van de gemeente Wuustwezel opgenomen als “buitengebied”. In het buitengebied is het beleid gericht op het behoud, het herstel, de ontwikkeling en het verweven van de belangrijke structurerende elementen zoals landbouw en natuur. Dit kan enkel vanuit een integrale, samenhangende ruimtelijke visie op de ruimte en op het buitengebied in het bijzonder. Sectorale ontwikkelingen worden hierin gekaderd. Deze beleidslijnen betekenen echter niet dat er geen ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk zijn. De bestaande ruimtelijke structuren, ingegeven vanuit het
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, gewenste ruimtelijke structuur.
fysisch systeem, bieden het raamwerk waarbinnen dynamische activiteiten en functies met steeds wijzigende omgevingsvereisten op flexibele manier moeten kunnen functioneren.
De doelstellingen voor het buitengebied zijn:
- vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies (landbouw, natuur, bos en wonen en werken);
- tegengaan van de versnippering van het buitengebied;
- bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied;
- inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen;
- bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit;
- afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch systeem;
- bufferen van de natuurfunctie.
Natuurlijke structuur
Voor de ecologische infrastructuur wordt gestreefd naar een ruimtelijk-ecologische basiskwaliteit. Dit betekent het behoud en de versterking van kleine landschapselementen (zoals taluds, graften, houtkanten, bomenrijen, poelen, rietkragen…) en natuur (natuur-, bos- en parkgebieden, wegbermen, beken, …) tot in de kernen van het buitengebied en in de bebouwde omgeving.
Agrarische structuur
Wuustwezel situeert zich binnen een regio met gemengde landbouw, waar zowel “grondgebonden” als “grondloze” agrarische bedrijven voorkomen. Het grenst tevens aan een regio met een concentratie en specialisatie van tuinbouw onder glas of plastic (Hoogstraten).
Nederzettingsstructuur
Wonen en werken dient zoveel mogelijk geconcentreerd te worden in de kernen van het buitengebied.
Economische structuur
Wuustwezel is niet geselecteerd als economisch knooppunt, hetgeen inhoudt dat er geen extra bedrijventerreinen mogen gecreëerd worden behalve met uitzondering van terreinen die horen bij de functie van hoofddorp en structuurondersteunend hoofddorp. Belangrijk zijn de principes die gelden voor de lokalisatie en inrichting van nieuwe lokale bedrijventerreinen. Ontwikkeling is mogelijk in een hoofddorp, met een beperking van een oppervlakte van 5,00 hectare. De nieuwe kaveloppervlakte dient afgestemd te worden op lokale bedrijven en aan te sluiten bij de kern of een bestaand bedrijventerrein. Ontsluiting gebeurt via gemeentelijke verzamelwegen rechtstreeks op primaire wegen of secundaire wegen.
Verkeers- en vervoersstructuur
Ten zuiden van de kern Wuustwezel doorkruist de E19 (A1) het grondgebied van de gemeente. Deze verkeersas wordt in het RSV benoemd als een as van internationaal belang (verbinding Randstad, Antwerpen, Brussel), geselecteerd als hoofdweg en behorend tot het TransEuropean Network TEN. Op het gemeentelijk grondgebied is 1 op- en afrittencomplex gelegen nabij Loenhout. Het op- en afrittencomplex voor Wuustwezel ligt op het grondgebied van de gemeente Brecht. De N133 Kampweg, waaraan het plangebied paalt, maakt een rechtstreekse verbinding in zuidelijke richting met de E19.
2.2.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen
Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen – Gewenste ruimtelijke structuur
Conform het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA 2001 en partiële herziening 2011) behoort de gemeente Wuustwezel tot de hoofdruimte “Noorderkempen” en meer specifiek tot de deelruimte “Open Kempen”.
Het PRSA beschrijft de bestaande ruimtelijke structuur bij het informatief gedeelte en de gewenste ruimtelijke structuur bij het richtinggevend gedeelte.
In onderstaande tekst wordt er, indien van toepassing, een relatie gelegd met het hier voorliggende plangebied. Deze tekst is aldus geen letterlijke weergave van het PRSA; de conclusies voor het plangebied zelf zijn afgeleid uit de tekst en het kaartmateriaal van het PRSA.
De bestaande ruimtelijke structuur
Voor de Noorderkempen wordt expliciet geopteerd voor een open ruimte beleid, in tegenstelling met een meer stedelijk beleid in de hoofdruimte Antwerpse fragmenten. Het beleid is gericht op de gelijktijdige aanwezigheid van de drie basisfuncties van de open ruimte, namelijk de productiefunctie, de voorraadfunctie en de leef- en woonfunctie.
Het gebied van de open Kempen is een letterlijk open gebied in het noorden van de provincie. De deelruimte loopt door in Nederland tot voorbij de Brabantse steden. De landbouwfunctie - voor een belangrijk deel grondgebonden - overweegt en heeft een belangrijke economische betekenis voor de provincie. Enkele heidegebieden en bosgebieden komen verspreid voor en vormen een netwerk van verspreide natuurlijke gebieden. De bestaande nederzettingen worden gezien als geconcentreerde kernen, als verzorgingspolen in een open gebied zonder tussenliggende linten, die de open Kempen versterken in die zin dat zij een rol spelen in de opvang van bijkomende woningen en bedrijventerreinen in functie van bescherming van de omringende open ruimte.
Doelstellingen met betrekking tot deze deelruimte zijn:
Stimuleren van open ruimte functies zoals grondloze en grondgebonden landbouw, natuur en recreatie,
Beheersen van toegankelijkheid en ontsluiting: De ontsluiting van de deelruimte ‘Open Kempen’ is gericht enerzijds op de goede werking van open ruimte functies, anderzijds op de strikte hiërarchie van het kleinstedelijk gebied en van de belangrijke kernen in het buitengebied. Bijkomende infrastructuren, lintvorming en verspreiding van infrastructuren hinderen deze functies en worden tegengegaan.
Concentreren van activiteiten in Hoogstraten en in de structuurondersteunende kernen: In de deelruimte geldt een duidelijke hiërarchie tussen het kleinstedelijk gebied Hoogstraten en de hoofddorpen. De aangeduide kernen in het buitengebied versterken de lokale nederzettings- en bedrijvenstructuur in het gebied. Ze vormen lokale polen. De versterking gebeurt maximaal in en aansluitend bij de structuurbepalende kernen.
De gewenste ruimtelijke structuur
Gewenste natuurlijke structuur, relevante bepalingen:
De gewenste nederzettingsstructuur richt zich naar andere deelstructuren, in het bijzonder de natuurlijke structuur en het fysisch systeem.
• Versterken van open-ruimtefuncties zoals natuur, landbouw, recreatie en landschap.
• Voor kwetsbare gebieden: beheersplannen en beheersvoorschriften opmaken en onderling verbinden via VEN (taakstelling Vlaamse overheid) en via natuurverbindingsgebieden (taakstelling provincie)
• De valleigebieden moeten gevrijwaard blijven van verdere bebouwing of van intensief grondgebruik
• Het inbrengen van integraal waterbeheer bij de uitwerking van de ruimtelijk- natuurlijke structuur.
Gewenste economische structuur:
• handhaven van een sterke en geconcentreerde ruimtelijk-economische structuur en ondersteuning van gemeenten in het buitengebied.
• Het landschap van Wuustwezel leent zich voor recreatief medegebruik.
• Het militair oefenveld tussen Brasschaat en Wuustwezel als heidegebied (natuurgebied Groot Schietveld) is een strategisch rustgebied, waar uitbouw of inplanting van hoogdynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur niet is toegestaan. Wel is beperkt recreatief medegebruik mogelijk.
Vanuit de adviesprocedure meldt de provincie: “Het plangebied is gelegen in het deelgebied open Kempen volgens het RSPA. De provincie beschouwt deze deelruimte als een open gebied met grootschalige landbouw en verspreide natuurlijke gebieden. De provincie wil de openruimte functie stimuleren zoals de grondloze en grondgebonden landbouw, natuur en recreatie. Bijkomende infrastrcturen, lintvorming en verspreiding van infrastructuren hinderen deze openruimte functies en dienen te worden tegengegaan.”
2.2.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Wuustwezel
Het GRS van Wuustwezel werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 12.04.2007.
Richtinggevend deel
Het grootste gedeelte van het gemeentelijk grondoppervlak is agrarisch gebied. Vooral het gebied ten noorden van de Kalmthoutsesteenweg (baan Wuustwezel-Achterbroek) en het bijna volledige grondgebied van de deelgemeente Loenhout worden in beslag genomen door grote percelen weiland en akkers. De weilanden en akkers ten zuiden en zuidwesten van Sterbos hebben een kleinere perceelsstructuur. In het noorden en oosten van de gemeente (ten noorden, oosten en zuiden van Loenhout) bevindt zich een concentratie van glastuinbouw, die aansluit op het glastuinbouwgebied van Hoogstraten.
Zware industrie is niet aanwezig binnen de gemeente. Er zijn wel een 9-tal KMO-gebieden aanwezig, met name:
- KMO-zone Wuustwezelseweg in Loenhout
- Bouwbedrijf Vanvelthoven in Loenhout
- Xxxxxxxx Xxxxxxxx
- Melkerij Wuustwezel Opm: deze KMO-zone is inmiddels omgevormd tot woonzone door middel van het RUP Melkerij
- KMO-zone Sterbos
- KMO-zone Kampweg
- KMO-zone Bredabaan-Gooreind
- vestiging Fluxys in Loenhout. Zij maken gebruik van poreuze ondergrondse lagen om aardgas te stockeren
- KMO-zone “Grens”.
KMO-zone Kampweg (ten zuidoosten van Wuustwezel) (p. 79)
Deze ambachtelijke zone is tegen het militair domein, aan de westzijde van de Kampweg gelegen. Deze kleine concentratie bestaat uit een aaneengesloten rij loodsen. Een achterwaartse uitbreiding (op het perceel achter de loodsen aan de straatkant) werd in 1993 met de nodige vergunningen gerealiseerd, evenwel zonder aanpassing van de KMO-zone. Dat maakt dat deze constructie zonevreemd is (zie figuur). Ten noorden ervan liggen nog enkele kleine ingesloten percelen braak; ook verschillende percelen langs de Schaapsdijk zijn onbebouwd. Aan de overzijde van de KMO-zone Kampweg zijn ook nog enkele percelen onbebouwd weiland. De bereikbaarheid via de Kampweg is uitstekend, maar de toegang wordt enigszins gehinderd door snel verkeer.
Verkeers- en vervoersstructuur
De gemeente wordt van zuid naar noord doorkruist door de E19 (A1), een verkeersas van internationaal belang (verbinding Randstad, Antwerpen, Brussel) die in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) als hoofdweg (behorend tot het TransEuropean Network TEN) is geselecteerd. Op het gemeentelijk grondgebied is er één op- en afrittencomplex nabij Loenhout. Het op- en afrittencomplex voor Wuustwezel ligt op het grondgebied van de gemeente Brecht.
De verbinding met de buurgemeenten wordt verzorgd door een aantal gewestwegen:
- N1: Bredabaan: Antwerpen-Brasschaat-Gooreind-Wuustwezel-Nederland; geselecteerd in het RSPA als secundaire weg type III en belangrijke fiets- en openbaar-vervoersas, met lokale en bovenlokale verbindingsfuncties4
- N111: Wuustwezel-Kalmthout-Stabroek, lokale verbindingsweg
- N117: St. Job-Xxxxx xxx Xxxxx-Xxxxxxxxxxx-Essen, geselecteerd in het RSPA als secundaire weg type I
- N133: Essen-Wuustwezel-Brecht-Malle, lokale verbindingsweg
- N144: Wuustwezel-Hoogstraten; gedeelte tot aan de E19: lokale verbindingsweg; gedeelte vanaf de E19 tot Hoogstraten: primaire weg categorie II.
De Hoogstraatseweg (N144) en de Kampweg (N133) hebben een rechtstreekse aansluiting op de autosnelweg E19. Dit biedt grote voordelen voor de mobiliteit van de ganse gemeente, maar het is ook in ’t bijzonder een vlotte aansluiting voor bedrijfstransport dat op die manier niet doorheen de dorpskernen Loenhout, Wuustwezel of Gooreind moet. De locatie van bedrijven vlakbij de Hoogstraatseweg (N144) en de
Kampweg (N133) houdt dus een extra voordeel in en is een potentie voor een eventuele bijkomende KMO- zone.
Bindende bepalingen
Ruimtelijk-economische structuur
De gemeente selecteert volgende bedrijventerreinen:
- KMO-zone Loenhout, Tienpondstraat;
- KMO-zone Loenhout, Wuustwezelseweg - Verbrandhofstraat;
- KMO-zone Wuustwezel;
- KMO-zone Sterbos;
- KMO-zone Grens;
- KMO-zone Gooreind;
- KMO-zone Kampweg.
2.2.4 Gewestplan
Uittreksel uit het gewestplan ter hoogte van het plangebied en omgeving
Het plangebied van het RUP “Bedrijvenzone Kampweg” is gelegen binnen het gewestplan Turnhout, goedgekeurd bij KB d.d. 30.09.1977.
Voor het plangebied geldt de bestemming “gebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen” i.f.v. de Kampweg (50 meter) en achterliggend “landschappelijk waardevol agrarisch gebied”. Deze bestemming wordt in de heersende wetgeving betreffende gewestplanbestemmingen beschreven als volgt:
- De “gebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen” zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.
- De “agrarische gebieden” zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste
300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft.
De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
- De “landschappelijke waardevolle gebieden” zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen.
Het gewestplan geeft aan dat het gedeelte van de bedrijfssite palend aan de Kampweg over een diepte van 50m gelegen is binnen een KMO-zone. Het centrale gedeelte van de site ligt in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied, dat deel uitmaakt van een groter geheel van agrarische gebieden, maar – aangezien het zowel oostelijk (Kampweg) als westelijk (Schaapsdijk) wordt ingesloten door linten woonzone met landelijk karakter – eerder kleinschalig en versnipperd voorkomt ter hoogte van de bedrijfssite. Ook het gedeelte ten oosten van het plangebied (diepte 50m vanaf Schaapsdijk) heeft de bestemming woonzone met landelijk karakter. De achtertuinen van de betreffende woningen zijn gedeeltelijk gelegen binnen agrarisch gebied, en worden mee opgenomen binnen het plangebied om een mooie aansluiting op de huidige gewestplangrenzen tot stand te brengen. Ten zuiden van de bedrijfssite , met de Schietveldweg als grens, is het Militair Domein gelegen.
Aangezien er geen goedgekeurde BPA’s of Ruimtelijke Uitvoeringsplannen van toepassing zijn binnen het plangebied – noch op gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau -, vormt het gewestplan vandaag de juridische basis voor het vergunningenbeleid. Bij opmaak van het RUP “Bedrijventerrein Kampweg” dient dan ook de ruimtebalans opgesteld te worden in vergelijking met het gewestplan.
2.2.5 Landbouwstructuur
Het centrale gedeelte van het plangebied is – hoewel het gaat om een kleine uitloper van een noordelijk grootschalig landbouwgebied en de percelen al heel wat jaren geen agrarisch gebruik meer kennen - opgenomen binnen Herbevestigd Agrarisch gebied (HAG). Bij inname van HAG, zoals beoogd wordt in het voorliggende planningsinitiatief,
Herbevestigd Agrarisch Gebied (HAG), omgeving plangebied.
dient er minstens een compensatie te gebeuren voor deze inname conform de omzendbrief RO 2010/01.
Deze omzendbrief stelt inzake:
“Gemeentelijke of provinciale opties zullen steeds getoetst worden aan de ruimtelijke doelstellingen voor de op Vlaams niveau herbevestigde agrarische gebieden. Een degelijk onderbouwde verantwoording of motivering in die zin zal bijgevolg steeds een wezenlijk deel uit moeten maken van de (toelichting bij) deze gemeentelijke en provinciale plannen. In haar advisering zullen de betrokken Vlaamse administraties beoordelen in hoeverre de verantwoording die betrokken gemeente of provincie geeft afdoende is.
Elementen die in deze verantwoording minstens aan bod moeten komen zijn:
• Onderzoek naar de alternatieve locaties, buiten herbevestigd agrarisch gebied en een verantwoording waarom de alternatieven buiten herbevestigd agrarisch gebied niet weerhouden worden. Het is aan te bevelen om een dergelijk alternatievenonderzoek, in voorkomend geval, op te nemen in de planmilieueffectenrapportage.
• Onderzoek naar de impact op de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische structuur. De ruimtelijke kenmerken (ligging en configuratie van percelen en bedrijfszetels, fysische kenmerken van de bodem, landschappelijke waarde van een gebied...), het huidige effectieve landgebruik en de impact op individuele landbouwbedrijven etc. zijn elementen die in een dergelijke beoordeling aan bod moeten komen. Het gegeven of de intentie van een plan het zone-eigen maken is van een bestaande vergunde zonevreemde toestand dan wel het aansnijden van een agrarisch gebied in landbouwgebruik voor andere ontwikkelingen kan een element in deze beoordeling zijn.
• Onderzoek naar de mogelijke flankerende maatregelen voor landbouw. Voorstellen voor planologische ruil of het ter beschikking stellen van bruikbare ruilgrond voor de getroffen landbouwers kunnen deel uitmaken van dergelijke flankerende maatregelen.”
Tijdens de procedure van plan-m.e.r.-screening voorafgaand aan de aanvraag tot planologisch attest, werd door de Afdeling Land het volgende advies uitgebracht (schrijven dd. 11/05/2014 kenmerk 2015_042821):
“Het plangebied bevindt zich op de hoek van de Kampweg en de Schietveldweg. Een strook van 50m van het plangebied langs de Kampweg bevindt zich in een gebied voor kleine- en middelgrote ondernemingen. Het overige deel bevindt zich in landschappelijk
waardevol agrarisch gebied, dat in 2008 als agrarisch gebied (HAG) herbevestigd werd. In het westen grenst het plangebied aan een woonlint in woongebied met landelijk karakter, in het zuiden aan militair gebied en in het noorden aan een perceel HAG, dat echter volgens de door ons beschikbare gegevens niet in landbouwgebruik is. De oudste gebouwen op de site werden in 1965 en 1972 vergund. De achterliggende loodsen werden gebouwd op basis van een vergunning uit 1986 en 1990. Onvergund zijn twee laad- en loskades bij de achterliggende loodsen, twee boogloodsen in de zuidoostelijke hoek van het terrein (die afgebroken zullen worden) en de verharding tussen beide loodscomplexen. De plannen van beide bedrijven op zowel korte als lange termijn situeren zich binnen het plangebied.
2.2.6 BPA’s en Ruimtelijke Uitvoeringsplannen
Binnen het plangebied zijn geen goedgekeurde BPA’s, noch Gewestelijke, Provinciale of Gemeentelijke Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP’s) van toepassing. Het juridische kader voor het vergunningenbeleid wordt dan ook gevormd door het gewestplan. Wel primeren er de voorschriften van de verkaveling d.d. 23.10.1964 en latere wijziging op deze van het gewestplan.
Tevens zijn er geen BPA’s of RUP’s van toepassing palend aan of in de directe omgeving van het plangebied.
2.2.7 Verkavelingen
Verkavelingsplan, met van toepassing zijnde delen binnen het plangebied.
Het plangebied ligt quasi volledig binnen de verkaveling met kenmerk 146/044. De verkaveling is goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen in zitting van 23.10.1964 en heeft in de loop der jaren een aantal wijzigingen ondergaan.
De integrale historiek betreffende deze verkavelingsvergunningen, is als volgt:
- Verkavelingsvergunning met kenmerk 146/044 afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen van Wuustwezel in zitting van 23.10.1964 aan Xxxxxx X. voor 14 kavels
- Verkavelingswijziging met kenmerk 146/044(1) afgeleverd dor het college van burgemeester en schepenen van Wuustwezel in zitting van 09.09.1972 aan Deravet R. voor “het oprichten van een loods op kavels 13 en 14 volgens de bij onderhavige vraag gevoegde plannen op voorwaarde nochtans dat de loods beperkt wordt tot 3 m. afstand van de achterste perceelsgrens.”
- Verkavelingswijziging met kenmerk 146/044(2) gunstig geadviseerd door Stedenbouw op 04.03.1985 aan N.V. Confimex: “Kavels 1 en 2 komen in aanmerking voor de oprichting van een kantoorgebouw voor het links aanpalend bedrijf, en maken derhalve geen deel meer uit van de vergunde verkaveling voor zover zij worden aangewend voor deze bestemming. De bouwaanvraag moet nog vooraf om advies worden voorgelegd overeenkomstig de procedure van artikel 45 van de organieke wet. Een eventueel andere bestemming moet opnieuw aan de procedure van artikel 57 § 2 van de organieke wet worden onderworpen. De achterliggende parkeerplaatsen kunnen gelet, op de ligging in het landschappelijk waardevol agrarisch gebied, niet aanvaard worden.”.
- In een schrijven van Ruimtelijke Ordening Antwerpen aan het CBS van Wuustwezel d.d. 13.04.2007 wordt aangaande de verkaveling nog het volgende gesteld: “De verkaveling is vervallen voor de onbebouwde loten omdat niemand zich tijdig heeft gemeld.” Het gaat hier om de onbebouwde kavel 10; een kavel i.f.v. de achterliggende weg
Schaapsdijk. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de verkaveling voor de overige kavels nog steeds van toepassing is.
Het betreffende verkavelingsplan, met aanduiding van de perceelsdelen waarvoor de verkaveling nog van toepassing is, wordt hiernaast weergegeven.
Door middel van het RUP zal het gedeelte van de verkaveling dat gelegen is binnen het plangebied van het RUP, worden opgeheven. Dit is juridisch mogelijk overeenkomstig de bepalingen van de VCRO met betrekking tot opheffing van verkavelingen door een RUP, meer bepaald:
- Art. 4.6.5. §1. Een niet-vervallen verkavelingsvergunning kan worden herzien of opgeheven ingevolge de definitieve vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan of een bijzonder plan van aanleg, op voorwaarde dat dit bij de voorlopige en de definitieve vaststelling van het plan uitdrukkelijk aangegeven is, ten minste op het grafisch plan. In dat geval kan het voor de planopmaak bevoegde bestuursorgaan de schorsing gelasten van de verkoop of van de verhuring voor meer dan negen jaar en van de vestiging van een erfpacht of opstalrecht op het geheel of een gedeelte van de verkaveling. De Vlaamse Regering kan nadere regelen bepalen voor de toepassing van het tweede lid.
- §2. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de contractuele rechten tussen de verkavelaar en de eigenaars van de kavel, of tussen deze eigenaars ‘onderling.
2.2.8 Verordeningen
Binnen de gemeente Wuustwezel zijn de volgende gemeentelijke verordeningen van toepassing:
- Stedenbouwkundige verordeningen met betrekking tot beplanting, dd. 28/04/2003
- Stedenbouwkundige verordeningen inzake infiltratie en buffering van hemelwater in nieuwe verkavelingen, dd. 30/06/2008
Het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics” doet geen uitspraken over aspecten die door bovenstaande verordeningen geregeld worden. De
betreffende verordeningen blijven dan ook onverminderd van toepassing binnen het plangebied van het RUP.
Bovendien dient bij stedenbouwkundige aanvragen en/of milieuaanvragen binnen het plangebied voldaan te worden aan de geldende provinciale en/of gewestelijke verordeningen. Het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics” doet op geen enkele manier afbreuk aan de juridische draagwijdte van de betreffende verordeningen.
2.2.9 Planologisch Attest
Op 13 januari 2015 werd door de bedrijven Clics NV en Auto&Truck Service VDC een aanvraag tot planologisch attest ingediend en ontvankelijk verklaard. Op 25 augustus 2015 werd een positief planologisch attest onder voorwaarden afgeleverd door de gemeenteraad van de gemeente Wuustwezel. Het betreffende gemeenteraadsbesluit wordt in bijlage bij de voorliggende nota toegevoegd.
In het planologisch attest werd ruimte geboden voor twee bedrijven, zijnde Clics nv en Auto&Truck Service VDC. Intussen is het duidelijk geworden dat het tweede bedrijf niet op de site aanwezig zal blijven.
De ruimtebehoefte voor dit bedrijf valt dus in principe weg op de site. Concreet betekent dit dat het bedrijf Clics nv een grotere ruimte tot haar beschikking krijgt. Aangezien het bedrijf vandaag reeds een grotere ruimtebehoefte heeft dan in totaliteit (voor de 2 bedrijven) werd gevraagd in het planologisch attest, is het wenselijk om in het kader van voorliggende RUP-procedure een goede inschatting te maken van de noden van dit bedrijf, en de afweging te maken van gewenste ontwikkelingen op de site ten opzichte van de draagkracht van het gebied.
Omwille van deze reden wordt de inhoud van het planologisch attest zoals het in 2015 werd afgeleverd, vandaag niet meer als uitgangspunt genomen bij de opmaak van het RUP.
2.2.10 Lijninfrastructuren
Atlas der Buurtwegen, bron: Geopunt Vlaanderen
Het plangebied paalt aan en wordt omsloten door 1 gewestweg, zijnde de N133 Kampweg als oostelijke grens. Daarnaast paalt het plangebied in het zuiden aan een onverharde weg die de grens vormt tussen het militair domein en het plangebied. Kadastraal is deze wegenis echter niet afzonderlijk terug te vinden; het betreft slechts een gedeelte van het ruimere kadastrale perceel van het militair domein. Ten westen van het plangebied, maar niet rechtstreeks grenzend eraan, is de gemeenteweg Schaapsdijk gelegen. De woningen langsheen deze weg (binnen een lint van woonzone met landelijk karakter) palen met hun achtertuinen wel aan het plangebied (of vallen deels binnen het plangebied).
Er zijn geen spoorwegen of waterwegen gelegen binnen of in de ruime omgeving rond het plangebied.
Er zijn geen voetwegen gelegen binnen of aanpalend aan het plangebied.
Atlas der Buurtwegen:
Op de Atlas de Buurtwegen (1841) is enkel de Schaapsdijk terug te vinden, opgenomen als Chemin nr. 3. De overige elementen van het huidige wegenpatroon, inclusief de Kampweg, dateren van na deze periode en zijn op de kaart nog niet te zien. Er zijn geen oude voet- of buurtwegen binnen het plangebied aanwezig.
Atlas der Waterlopen:
Er zijn geen waterlopen gelegen binnen of aanpalend aan het plangebied.
Rooilijnplannen:
Voor de N133 Kampweg is een rooilijnplan van toepassing. Het betreffende plan is correct ingetekend op het plan juridische toestand, en vormt de basis voor de afbakening van het plangebied voor het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics” aan oostelijke zijde.
Ter hoogte van het plangebied is de ontworpen rooilijn gelegen op 9 meter uit de as van de weg. De achteruitbouwstrook is vastgesteld op 8 meter. Gebouwen kunnen bijgevolg opgericht worden op minimaal 17 meter uit de as van de gewestweg N133.
2.2.11 Recht van voorkoop
Er zijn geen percelen of panden binnen het plangebied, waarop een recht van voorkoop rust.
2.2.12 Aspect Natuur
SBZ – Vogelrichtlijngebied (bron: Geopunt Vlaanderen)
VEN en IVON:
Met het Natuurdecreet van 1998 werd het startschot gegeven voor een vernieuwd natuurbeleid. Dit decreet bepaalt de krachtlijnen voor het natuurbeleid dat de Vlaamse overheid wil voeren. Het uitgangspunt is dat de natuur in Vlaanderen, zowel binnen als buiten de natuurgebieden, niet verder achteruit mag gaan. Om belangrijke en waardevolle natuurwaarden in natuurgebieden te behouden, te ontwikkelen en te versterken, zijn aangepaste maatregelen per gebied noodzakelijk. Eén van de belangrijkste gebiedsgerichte maatregelen is de ontwikkeling van een netwerk van uiterst waardevolle en gevoelige natuurgebieden, met name het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). Het VEN is de ruggengraat van de natuurlijke structuur en bestaat uit gebieden met een hoge natuurkwaliteit. Natuurbehoud en –ontwikkeling komen er op de eerste plaats. Het Natuurdecreet bepaalt dat enkel gebieden met een ‘groene bestemming’ op het gewestplan opgenomen kunnen worden in het VEN. Het VEN zal opgebouwd zijn uit ‘Grote Eenheden Natuur’ (GEN’s) en ‘Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling’ (GENO’s). Het IVON wordt aangewezen om de natuurgebieden van het VEN zoveel mogelijk met elkaar te verbinden en te ondersteunen. Natuur komt er samen met andere functies, zoals landbouw, bosbouw en recreatie, voor. In VEN- en IVON- gebieden gelden bijkomende maatregelen voor de bescherming en de ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden.
Binnen het plangebied zijn geen VEN- of IVON gebieden terug te vinden. Rondom het plangebied, tot op een afstand van ca. 200m ten noordwesten, noordoosten en zuidoosten, zijn wel Grote Eenheden Natuur (gen) terug te vinden. Het betreft de omgeving “Bossen van Averbode”.
Speciale BeschermingsZones (SBZ):
Binnen Vlaanderen is een aantal speciale beschermingszones (SBZ) aangeduid in opvolging van de Europese richtlijnen i.v.m. de vogelstand en de instandhouding van natuurlijke habitats van flora en fauna. De habitat- en vogelrichtlijngebieden (SBZ-H en SBZ-V) maken deel uit van het Europees ecologisch ‘Natura 2000-netwerk’ en zijn aangeduid door de Vlaamse Regering in toepassing van de Europese vogel- en habitatrichtlijn. De habitatrichtlijn heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats
SBZ – Habitatrichtlijngebied (bron: Geopunt Vlaanderen)
Biologische Waarderingskaart (bron: Geopunt Vlaanderen)
en de wilde fauna en flora die hier deel van uit maken. De vogelrichtlijn heeft tot doel de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten te bevorderen.
Binnen het plangebied zijn geen Speciale Beschermingszones, zijnde Habitat- of Vogelrichtlijngebieden, gelegen. Wel sluit het plangebied aan zuidelijke zijde aan bij zowel een Habitat- als een Vogelrichtlijngebied, dat het integrale militair domein aan beide zijden van de Kampweg omvat. Het Habitatrichtlijngebied heeft bovendien nog een beperkte uitloper naar het noorden toe, in de omgeving ten westen van Schaapsdijk.
Omwille van de nabijheid van deze grootschalige Speciale Beschermingszones zal in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP worden opgenomen dat bij elke stedenbouwkundige aanvraag een Voortoets dient te gebeuren, die de mogelijke effecten van de werkzaamheden op de SBZ in kaart brengt.
Biologische Waarderingskaart
Op de biologische waarderingskaart is te zien dat het plangebied niet behoort tot een zone met een bijzondere biologische waarde. Wel is het zuidelijk aanpalende Militair Domein opgenomen als faunistisch belangrijk gebied met biologisch waardevolle complexen.
2.2.13 Bosdecreet
Het bosdecreet van 13/06/1990 reglementeert de bossen, ongeacht de bestemming volgens het gewestplan, andere bestemmingen of eigenaar. Het kent aan de bossen verschillende functies toe, het regelt de toegankelijkheid, het stelt het opmaken van een beheerplan voor bossen groter dan 5 ha verplicht en het beschermt de bossen.
Het bosdecreet werd in november 1999 lichtjes aangepast. Terwijl vroeger een bos enkel kon gekapt worden ten openbaar nut, is het nu mogelijk een bos te kappen als de eigenaar zelf (of via een derde partij) een boscompensatie voorziet. Hij kan deze compensatie voorzien via de aanplanting van nieuw bos op een ander perceel of via een bijdrage aan het boscompensatiefonds.
Als de percelen in kwestie geheel of deels bebost zijn, zal rekening gehouden moeten worden met artikel 90bis van het Bosdecreet de wijzigingen ervan. Dit artikel voorziet in uitzonderingen op het ontbossingsverbod, maar die uitzonderingen gelden niet voor ontbossing gelegen in landbouwzones. In dat geval is er advies van de afdeling Bos en Groen nodig. Artikel 90bis voorziet wel nog in een mogelijkheid tot ontheffing van het verbod. Dat verzoek tot ontheffing van het verbod moet goedgekeurd worden door de Vlaamse minister van Leefmilieu.
Binnen het plangebied zijn geen omvangrijke beboste delen aanwezig. Het bomenbestand blijft beperkt tot enkele solitaire bomen en bomenrijen op perceelsgrenzen, die deel uitmaken van de groene inbuffering van het bedrijventerrein naar de omgeving toe.
In de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP zal voor de groenbuffer op de zuidelijke perceelsgrens (palend aan het Militair Domein) worden opgenomen dat de aanwezige bomen maximaal behouden dienen te worden, en aangevuld worden met de bijkomende aanplant van standplaatsgeschikte en streekeigen struik- en boomsoorten.
2.2.14 Aspect water
Wetgeving
Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van (dd. 09/07/2003) moet leiden tot een integraal waterbeheer en vormt de basis voor de aanpak van de
waterproblematiek in Vlaanderen. Het decreet voorziet dat er in de strijd tegen de wateroverlast ruimte voorbehouden wordt voor water. Daarnaast heeft het decreet ook tot doel een betere waterkwaliteit teweeg te brengen en de watervoorraden te vrijwaren.
Het decreet legt de wijze tot geografische indeling van de watersystemen vast. De vier stroomgebieden zijn het stroomgebied van de Schelde, van de Maas, van de Yzer en van de Brugse Polders. Het stroomgebied van de Schelde en de Maas worden verder opgedeeld in bekkens en deelbekkens. De organisatie van het integraal waterbeleid volgt ook deze opdeling. Naast de stroomgebiedsdistricten en de bevoegdheden op Vlaams niveau, wordt per bekken een bekkenbestuur en een bekkenraad opgericht. Per deelbekken of voor meerdere deelbekkens van eenzelfde bekken wordt een waterschap opgericht.
Naast een waterbeleidsnota wordt door de Vlaamse Regering voor elk stroomgebiedsdistrict een stroomgebiedbeheerplan opgesteld. Deze plannen bepalen het integraal waterbeleid voor het desbetreffende bekken. Deelbekkenbeheerplannen die door de waterschappen zijn goedgekeurd, worden toegevoegd aan de bekkenbeheerplannen en daarin geïntegreerd door het bekkenbestuur.
Daarnaast wordt voor elk stroomgebiedsdistrict een maatregelprogramma vastgesteld ter verwezenlijking van de milieudoelstellingen die in het decreet werden vastgelegd voor oppervlaktewater, voor grondwater en voor kunstmatige waterlichamen. De vereiste inhoud van deze plannen worden vastgelegd in bijlage bij het decreet.
Het plangebied en de ruimere omgeving behoren tot het stroomgebied van de Schelde.
Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd.
Artikel 8 van dat decreet luidt:
"Art. 8. § 1. De overheid die over een vergunning, een plan of programma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of programma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd.
Een schadelijk effect wordt gedefinieerd als: "ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van de toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen".
In artikel 8 § 5 van het decreet integraal waterbeleid werden specifiek de ruimtelijke uitvoeringsplannen onderworpen aan de watertoets bij wijziging van het decreet van 25 mei 2007.
Op 1 maart 2012 trad een aangepast uitvoeringsbesluit van de watertoets in werking (goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 14 oktober 2011).
De belangrijkste wijzigingen zijn het omzetten van de aanbeveling tot advies naar de adviesplicht en het wijzigen van de kaart van overstromingsgevoelige gebieden.
Verder zijn de beoordelingsschema’s geschrapt evenals de overige watertoetskaarten. Deze kaarten blijven echter nog informatief raadpleegbaar op xxxx.xx.
In functie van de watertoets werd het plangebied van het RUP getoetst aan volgende beschikbare gegevens:
bodemkaart 2001 (bron:IWT, AGIV)
- waterlopen, Vlaamse hydrologische atlas 2006 (bron: VMM - afdeling Xxxxx, XXXX)
- XXX0000, digitale bestanden (bron: MVG, LIN, AMINAL, afdeling Water)
- risicozones overstroming, digitale bestanden (bron: MVG, LIN, AMINAL, afdeling Water; MVG, LIN, AWZ, afdeling Waterbouwkundig laboratorium en hydrologisch onderzoek)
- watertoetskaarten (bron: CIW, AGIV)
- overstromingsgevoelige gebieden
- erosiegevoelige gebieden
- grondwaterstromingsgevoelige gebieden
- infiltratiegevoelige bodems
- hellingenkaart
Situering in watersysteem
De bodemkaart geeft voor het plangebied en de noordelijke omgeving overwegend antropogene gronden aan, evenals droge tot vochtige zandgronden en
Bodemtypes (bron: Geopunt Vlaanderen)
Effectief en potentieel overstromingsgevoelige gebieden (bron: Geopunt Vlaanderen)
zandcomplexen. De zone ten zuiden van het plangebied (Militair Domein) zijn opgenomen als onbebouwde gronden (OB)
Het plangebied en de directe omgeving niet gelegen zijn in een potentieel of een effectief overstromingsgevoelig gebied. Op 600 meter en meer ten noorden van het plangebied is een potentieel (en iets verderop ook effectief) overstromingsgevoelig gebied gelegen. Dit gebied strekt zich verder uit als een band ten noorden van het plangebied, zonder echter een rechtstreekse invloed op de watergevoeligheid van het plangebied te hebben.
Het gehele plangebied wordt gekenmerkt door infiltratiegevoelige bodems. Het gebied is matig gevoelig voor grondwaterstromingen (type 2). Het gebied is niet-erosiegevoelig. De hellingenkaart toont een overwegend vlak terrein, met hellingsgraden van minder dan 0,5% tot maximaal 5%.
Elementen van de watertoets
De planinhoud voorziet in de mogelijkheid tot het aanleggen van verhardingen (toegangen, stalling voertuigen, utilitaire bedrijfszones) en het oprichten van constructies al dan niet ondergronds (bedrijfsgebouwen en aanverwante, ondergrondse transportband, …). Bijgevolg dienen volgende aspecten van het watersysteem beoordeeld te worden: wijziging overstromingsregime, afstroming, infiltratie,...
Wijziging overstromingsregime
Bij de aanleg van het terrein dient er steeds van uitgegaan te worden dat het waterbergende vermogen van het gebied zo veel mogelijk behouden moet worden en dat het overstromingsrisico dient te worden beperkt.
De planinhoud veroorzaakt geen significante wijziging van een overstromingsregime of waterbergend vermogen. Dit feit, in combinatie met de andere bevindingen vanuit de situering van het plangebied in het hele watersysteem, betekent dat de veiligheid tegen natuurlijke overstromingen gegarandeerd lijkt.
Infiltratie – hemelwaterberging – oppervlaktewaterkwantiteit – afstromingshoeveelheid
Het plan voorziet in een zekere, doch niet erg grote verhoging van de verharde en bebouwde oppervlakte in de huidige toestand, als bestaand bedrijfsterrein. Eventuele extra verhardingen en gebouwen mogen geen significante verhoging van het te bergen
Watertoets: hellingenkaart (bron: Geopunt Vlaanderen)
watervolume betekenen, met andere woorden mag de afstromingshoeveelheid hierdoor niet significant toenemen. Waar mogelijk dient een verbetering van de bestaande toestand tot stand te komen in de toekomst, hoewel er zich vandaag geen specifieke problemen inzake voordoen.
Het hemelwater dient daarom maximaal opgevangen te worden en zo mogelijk nuttig herbruikt. Het hemelwater dient bovendien gescheiden te worden van het afvalwater door een afgekoppeld rioleringsstelsel. Niet hergebruikt en overtollig hemelwater wordt bij voorkeur geïnfiltreerd of desnoods geloosd na buffering om piekafvoeren ter vermijden.
Er dient voldaan te worden aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
Voor bedrijfszones waar een kans is op lekkages van KWB of andere schadelijke stoffen, dienen de nodige maatregelen ter preventie van infiltratie in de ondergrond te worden genomen, in de vorm van vloeistofdichte vloeren, gebruik van vetvanger, etc.
Er is geen schadelijk effect te verwachten indien bovenstaande maatregelen worden getroffen.
Waterparagraaf
De conclusie van de beknopte analyse luidt dat de planinhoud geen aanleiding geeft tot een nadelig of schadelijk effect op het watersysteem:
– Gezien het plangebied niet gelegen is binnen een risicozone lijkt de veiligheid tegen overstromingen gegarandeerd en heeft de planinhoud geen invloed op een eventueel overstromingsregime of waterbergend vermogen.
– Uitvoering van de planinhoud volgens de geldende regelgeving houdt geen nadelige wijziging van de afstromingshoeveelheid in.
Zoneringsplan
Het bedrijfsterrein is gelegen in een collectief te optimaliseren gebied (groene cluster, GUP prioriteit 5). Vandaag lozen beide bedrijven hun afvalwater in de gracht welke waarschijnlijk in verbinding staan met het oppervlaktewaterstelsel van het SBZ-H Schietveld. De sanering van deze toestand op korte termijn is dan ook aangewezen, zeker gezien de ligging in een speerpuntgebied, waar volgens de stroomgebiedbeheerplannen versneld en prioritair naar een goede toestand op vlak van waterkwaliteit wordt gestreefd. Het is belangrijk dat de gemeente Wuustwezel de groene cluster zo spoedig mogelijk rioleert en
dit uiterlijk tegen 2020 teneinde het behalen van de goede toestand op het vlak van waterkwaliteit te kunnen garanderen.
2.2.15 Aspect bouwkundig en archeologisch erfgoed
Kaart met aanduiding van klasseringen volgens Onroerenderfgoedbesluit, (bron: Geoportaal Onroerend Erfgoed
Vanaf 1 januari 2015 worden alle erfgoedsoorten (monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen, archeologie) in één overkoepelende regelgeving gegoten, het zogenaamde Onroerenderfgoeddecreet. Dat wordt verder uitgewerkt in een Onroerenderfgoedbesluit van de Vlaamse Regering (BS 27/10/2014).
Buiten de effectieve klasseringen, worden er 5 inventarissen geïntroduceerd. Voor plangebieden of delen van plangebieden die binnen 1 van deze inventarissen zijn opgenomen, geldt een bijzondere zorgplicht, alsook een motiveringsplicht voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden. Concreet gaat het om:
- De inventaris Onroerend Erfgoed
- De Landschapsatlas
- De inventaris archeologische zones
- De inventaris houtige beplantingen met erfgoedwaarde
- De inventaris historische tuinen en parken.
Het Geoportaal Onroerend erfgoed geeft weer welke klasseringen of inventarissen van toepassing zijn binnen het plangebied.
Beschermd Onroerend Erfgoed:
Beschermd onroerend erfgoed omvat monumenten, landschappen, stads- of dorpsgezichten, archeologische sites, varend erfgoed en ankerplaatsen. Ze zijn beschermd via een beschermingsbesluit. Aan een bescherming zijn rechtsgevolgen verbonden.
Binnen het plangebied is geen beschermd Onroerend Erfgoed terug te vinden.
Op ruim 800m ten oosten van het plangebied is een rij van knotelzen opgenomen als beschermd monument (sinds 02/08/2010). De knotbomenrijen van zwarte els (Alnus glutinosa) bevinden zich langs de Schietveldweg, een zuidwest-noordoost georiënteerde weg ten zuidoosten van Wuustwezel. Ze bestaan uit een zuidwest- noordoost georiënteerde rij langs de baangracht en een noordwest-zuidoost
georiënteerde rij dwars op de weg langs een gracht in het weiland. Eveneens op ca. 800 meter ten noordoosten van het plangebied is het beschermde stads- of dorpsgezicht “de Vloeikenshoeve en ’t Xxxxxx bij Kasteel Wezelhof” gelegen (klassering sinds 01/03/1978). De Vloeikenshoeve bestaat uit een woonhuis met duiventoren, koetshuis, paardestal, langsschuur en bakhuis; 't Xxxxxx bestaat uit een dienstgebouwtje en voormalige jagersafspanning. De aanwezigheid van deze geklasseerde elementen heeft echter geen directe invloed op het plangebied.
Beheersplannen:
Er zijn geen beheersplannen van toepassing binnen het plangebied of de omgeving ervan.
Vastgestelde inventarissen:
Een vastgestelde inventaris bevat een door de minister bevoegd voor onroerend erfgoed vastgestelde lijst van items die erfgoedwaarde bezitten en nog altijd bewaard zijn. Aan een vastgestelde inventaris zijn rechtsgevolgen verbonden. De Inventarissen Onroerend Erfgoed bevatten waardevol onroerend erfgoed in Vlaanderen, zowel bouwkundig als archeologisch en landschappelijk.
Binnen het plangebied of de directe omgeving zijn geen elementen opgenomen in vastgestelde inventarissen.
Archeologie:
Uit raadpleging van de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) blijkt dat er geen gekende archeologische waarden aangeduid zijn binnen de perimeter van het plangebied. Dit impliceert echter niet dat er geen archeologische resten bewaard kunnen zijn, maar enkel dat dit nog een onbekende factor is.
Overeenkomstig de regelgeving omtrent archeologie, met name het Onroerenderfgoeddecreet (2013), dat sinds 1 juni 2016 volledig in werking is getreden, zal er bij aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsvergunningen, dus ook binnen het plangebied van het RUP, door elke aanvrager nagegaan moeten worden of een bekrachtigde archeologienota vereist is voor zijn project. Dit kan gecontroleerd worden via de beslissingsboom (xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx /assets/files/news/downloads/stroomschema_ stedenbouwkundig-verkaveling_v7.pdf) en het Geoportaal
(xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx) van het agentschap Onroerend Erfgoed. Als een archeologienota vereist is, moet deze toegevoegd worden aan de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning/verkavelingsvergunning, wat betekent dat (een deel van) het archeologisch traject al moet doorlopen zijn vooraleer de aanvraag wordt ingediend.
Erfgoedlandschappen:
Het decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen (13/02/2004) is toegevoegd aan het decreet van 16/04/1996 betreffende de landschapszorg als hoofdstuk IV: “behoud van de erfgoedlandschappen”. Het afbakeningsinstrument is de aanduiding van ankerplaatsen en erfgoedlandschappen. De ankerplaatsen (Landschapsatlas) zullen worden opgenomen in een RUP als erfgoedlandschap. Het is de bedoeling dat de techniek van de aanduiding van ankerplaatsen gevolgd door de erfgoedlandschappen de belangrijkste manier wordt om landschappen te beschermen.
De landschapsatlas is een wetenschappelijke inventaris van waardevolle landschappen in Vlaanderen. De inventaris geeft een overzicht van historische landschapselementen, structuren en gehelen. De relicten zijn afkomstig van verschillende periodes en geven aan hoe het landschap gegroeid is.
In de landschapsatlas vind je onder meer ‘ankerplaatsen’ terug. Dat zijn vanuit een erfgoedperspectief de meest waardevolle landschappelijke ensembles. In het verleden konden ankerplaatsen aangeduid worden. Met het Onroerenderfgoeddecreet is een ‘aanduiding’ niet meer mogelijk. Wel kunnen alle items uit de landschapsatlas vastgesteld worden in de vastgestelde landschapsatlas. Ankerplaatsen die onder de oude regelgeving werden aangeduid, zijn gelijkgesteld met een item uit de vastgestelde landschapsatlas en met een onroerenderfgoedrichtplan. De laag erfgoedlandschappen van het Geoportaal Onroerend Erfgoed geeft de afbakeningen weer van de erfgoedlandschappen die door het agentschap Onroerend Erfgoed gekend zijn. Aangezien het agentschap niet formeel op de hoogte wordt gesteld wanneer een erfgoedlandschap in een Ruimtelijk uitvoeringsplan wordt opgenomen, kan het zijn dat er erfgoedlandschappen in deze laag ontbreken.
Het plangebied paalt aan zuidelijke zijde aan het relict “Groot Schietveld” volgens de landschapsatlas. Dit gebied is als relict geklasseerd sinds 09/02/2011. Het Groot
Schietveld is ontstaan als gevolg van de evolutie van artillerie. In eerste instantie werd
het Klein Schietveld opgericht als een legerkamp in 1820, dit gebied werd systematisch vergroot tot het in 1859 ca. 415ha besloeg en 4km diep was. Het vliegveld dateert van 1911. Omdat de kanonnen veel verder dan 4 kilometer konden schieten, was er behoefte aan een groter schietterrein waarvoor vanaf 1888 opnieuw gronden werden aangekocht zodat het in 1894 ca. 1170ha besloeg en ca. 10km lang was. Het gebied bestaat momenteel voornamelijk uit een open heidegebied met vennen en sporen van turfwinning, verschillende bossen, grasland met historisch gebruik als graas- en hooiweide en een tweetal parkdomeinen.
De landschapskaart van de provincie Antwerpen is een digitale databank (inclusief geo met gegevens over cultuurhistorische en ruimtelijk structurerende landschapselementen provincie. Deze kaart werd geraadpleegd via de website van de pro xxxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxx. Buiten de hierboven vermelde elementen, geen bijkomende aspecten naar voren gekomen vanuit deze raadpleging.
3. VISIE EN CONCEPTEN
Gezien het voorliggende RUP wordt opgemaakt gedeeltelijk als verfijning, en gedeeltelijk als herbestemming van het gewestplan, zullen stedenbouwkundige voorschriften opgenomen worden voor het afgebakende plangebied, om een optimalisatie van de ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijvigheid in een flexibel doch juridisch sluitend kader tot stand te brengen, rekening houdend met de draagkracht van de omgeving.
Vanuit de ruimtelijke analyse kunnen enkele randvoorwaarden en uitgangspunten gevormd worden, die leiden tot verschillende deelconcepten voor het plangebied binnen haar omgeving. De toekomstige ontwikkeling wordt daarbij verder afgetoetst aan de hand van ontwerpend onderzoek, mobiliteitseffecten en/of ruimtelijke overwegingen. De verschillende varianten die het resultaat zijn van dit onderzoek, worden op een objectieve manier geëvalueerd en ten opzichte van mekaar afgewogen. In een verder stadium – bij opmaak van het voorontwerp-RUP – zal er een eindkeuze gemaakt worden tussen de verschillende concepten, of zullen de kwaliteiten van elk van de concepten met mekaar verenigd worden tot een eindvoorstel voor ontwikkeling van het deelgebied.
3.1.1 Doelstelling
3.1. Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad
Het planningsinitiatief houdt de opmaak in van een RUP voor een bestaande – deels zonevreemde - bedrijfssite met een lokale schaal. Het plangebied behoort tot het buitengebied met omliggend zowel woonfuncties als belangrijke open ruimtegebieden. Het bedrijf VDC Auto&Truck Service zal in de nabije toekomst verdwijnen, en het bedrijf Clics Toys kent een grote groei, waarvoor een passend maar voldoende dynamisch juridisch kader noodzakelijk is. Daarnaast worden binnen het plangebied de mogelijkheden onderzocht tot huisvesting van een aantal kleine KMO-units, en dient er nagedacht te worden over een passende nabestemming, indien het bedrijf Clics in de toekomst de site toch zou verlaten.
Het RUP heeft dan ook tot doel de gewenste ontwikkelingen te kaderen aan de hand van passende stedenbouwkundige voorschriften in een projectzone, met de nodige flexibiliteit als drijfveer voor een ontwikkeling op maat van de site en de directe omgeving. Het RUP legt duidelijke mogelijkheden en randvoorwaarden op, die ervoor zorgen dat bijkomende ontwikkelingen gebeuren binnen een evenwichtig kader, met aandacht voor woon- en verblijfskwaliteit van de omliggende woningen, de aanwezige natuurwaarden en agrarische
functies in de omgeving, de ruimtelijke draagkracht, mobiliteitsgeneratie, en de landschappelijke inpassing binnen het bestaande weefsel.
Samengevat streven we naar een RUP dat duurzame ontwikkelings- en bouwmogelijkheden voorziet, gericht op behoud en dynamische ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten, en met een goed evenwicht tussen juridische zekerheid en flexibiliteit.
3.1.2 Afbakening & reikwijdte
De opmaak van het RUP is beperkt tot de percelen die vandaag reeds aangewend worden voor bedrijvigheid, zoals werd gemotiveerd in het voorgaande hoofdstuk. De grenzen van het plangebied zijn deels bepaald door de aanwezige weginfrastructuur, en houden tevens rekening met de bestaande kavelstructuren, het aanwezige juridische kader, en de aanwezige gebouwen en voorzieningen.
De reikwijdte van het planningsinitiatief blijft wat betreft haar rechtstreekse impact beperkt tot het bouwblok omsloten door Kampweg, Schietveldstraat en Schaapsdijk, en de directe omgeving (omliggende woningen en natuurwaarden in Militair Domein) ervan. Daarbij hebben de ontwikkelingen binnen het plangebied ook een belangrijke visuele uitstraling naar de N133 Kampweg toe.
3.1.3 Detailleringsgraad
Het RUP legt op kadastraal niveau de nodige randvoorwaarden op om geplande ontwikkelingen optimaal te laten functioneren, met respect voor de omliggende bebouwde weefsel. We streven hierbij naar een RUP met een goed evenwicht tussen juridische zekerheid en flexibiliteit.
Vandaar wordt er gekozen om voor het plangebied te werken met globale projectzones, gekoppeld aan een indicatief tot richtinggevend ontwerpend onderzoek. In de randzones die vanuit bestaande bebouwing, open ruimte, weginfrastructuur en perceelsconfiguratie vandaag reeds in een sterker keurslijf vervat zitten, zal het RUP mogelijks een iets meer stringent kader bieden, nog steeds met globale bestemmingszones maar wellicht meer gedetailleerde stedenbouwkundige voorschriften.
Deze afwegingen zullen ten gronde gemaakt worden in de fase van Voorontwerp-RUP.
3.1.4 Gewest- of landgrensoverschrijdende effecten
Het plangebied is gelegen op ca. 60 km van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De afstand tot de landsgrens met Nederland bedraagt slechts 4,5km. Gelet op de eerder lokale schaal van de ontwikkeling, worden er echter geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten ver wacht.
De impact van het plan is bovendien niet van die aard dat er aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten te verwachten zijn (zie hoofdstuk 4).
3.1.5 In te zetten instrumenten
In functie van het optimaliseren van ontwikkelings- en vernieuwingskansen, het inbrengen van passende bedrijfsvormen in combinatie met een intensivering van het ruimtegebruik, zullen verschillende mogelijke instrumenten later in het proces onderzocht worden. Enkele voorbeelden van instrumenten zijn:
• Het opstellen van een onteigeningsplan voor bepaalde percelen. Door verweving en opnemen van cruciale delen in het plangebied kunnen de ontwikkelingen actiever gestuurd worden. Het is echter niet de bedoeling van de gemeente om een onteigeningsplan aan het RUP te koppelen, maar wel om zoveel mogelijk in te zetten op stimulatie van de private sector tot goede ontwikkelingsinitiatieven.
• De gemeente kan als bemiddelaar optreden tot het vormen van samenwerkingsverbanden tussen verschillende private partijen of semi-publieke actoren, indien dit geïnduceerd wordt vanuit het private initiatief. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren voor de opzet van een deelzone met KMO-units binnen het plangebied.
• Verbintenissen als officieel bekrachtigde afsprakennota’s tussen private en/of (semi-
)publieke partijen, bijvoorbeeld rond timing en fasering, verkeersafwikkeling, leveringstijden en –wijze, …
Deze instrumenten zijn illustratief en zullen in het verdere planningsproces volgens noodzaak verder worden onderzocht.
3.2.1 Conceptuele doelstellingen voor het plangebied
3.2 Uitgangspunten bij opmaak van de concepten
3.2.2 Overwogen alternatieven
NULALTERNATIEF
Het ‘nulalternatief’ houdt in dat er geen nieuw planinitiatief wordt genomen. De huidige planologische bestemming, zijnde het gewestplan, blijft in geval van het nulalternatief dan ook gelden. Omwille van de vaststelling dat de bedrijvenzone binnen het huidige juridische kader vandaag deels zonevreemd is, en een duurzame en kwalitatieve ontwikkeling in de toekomst wordt gehypothekeerd, werd de procedure tot opmaak van een RUP opgestart. Ook vanuit de wens om op een duurzame en flexibele manier een optimalisatie van de bestaande bedrijfssite tot stand te brengen, is het nulalternatief – zijnde het behoud van de gewestplanbestemming met een gedeelte KMO-zone en landelijke woonzone, met achtergelegen agrarisch gebied - niet wenselijk en dringt een planningsinitiatief in de vorm van een RUP zich op.
LOCATIE ALTERNATIEVEN
Het plangebied betreft een bestaande, historisch gegroeide site met bedrijfsactiviteiten, die gedeeltelijk bestemd is als KMO-zone op het gewestplan. Gezien deze juridisch toestand en de concrete invulling van de site met bedrijvigheid, is het onder zoeken van locatie-alternatieven niet opportuun, maar moet er daarentegen juist een passend antwoord geboden worden voor het plangebied. Het RUP kan dit antwoord bieden, en een duurzame ontwikkeling mogelijk maken.
FUNCTIONELE ALTERNATIEVEN
Aangezien bedrijvigheid historisch gegroeid is op de site en binnen de ruimtelijke draagkracht van de omgeving, de integrale bebouwde en verharde toestand het gevolg is van de bedrijfsactiviteiten, en de site bovendien gedeeltelijk bestemd is als KMO-zone volgens het gewestplan, is het voorstellen van totaal andere functionele alternatieven voor de site niet gewenst. Wel dient er nagegaan te worden welke aard van bedrijvigheid er al dan niet op de site gewenst is, welke schaal deze bedrijvigheid maximaal kan aannemen, of de clustering van meerdere bedrijven of (een combinatie met) KMO-units wenselijk is, en welke garanties er van daaruit geboden kunnen worden naar een passende nabestemming, indien het bedrijf Clics Toys de site zou verlaten. Dit alles heeft echter meer te maken met het programmatorische onderzoek, maar wel binnen de basisfunctie “bedrijvigheid”
Mogelijke programmatorische alternatieven worden in het volgende hoofdstuk besproken.
INRICHTINGSALTERNATIEVEN
Wat betreft de inrichtingsalternatieven dient voortgebouwd te worden op de programmatorische alternatieven die in deze fase van het planningsproces nog worden weerhouden. en op de algemene ruimtelijke uitgangspunten van de structuurschets, zoals weergegeven in hoofdstuk 3.2.1.
Het is immers duidelijk dat inrichtingsvoorstellen voor het plangebied bij een ontwikkeling met één bedrijf, fundamenteel kunnen verschillen van inrichtingsvoorstellen met een combinatie van meerdere bedrijven en/of KMO-units, …
Toch wordt er bij opmaak van de inrichtingsalternatieven gezocht naar voorstellen die zowel de verschillende programmatorische alternatieven zouden kunnen dragen. Enkel op deze manier ontstaat er immers een ruimtelijk kader dat voldoende flexibiliteit en duurzaamheid binnen het plangebied vertoont, om verschillende bedrijfsvormen in de toekomst mogelijk te maken.
In ieder geval dienen inrichtingsvoorstellen te voldoen aan de algemene ruimtelijke uitgangspunten van de structuurschets, zoals weergegeven in hoofdstuk 3.2.1.
Om de bespreking ten gronde te kunnen voeren, en vanuit een gerichte evaluatie van de inrichtingsalternatieven in de volgende fase van het planningsproces (zijnde de scopingnota) te komen tot een keuze van het meest wenselijke programma en de bijbehorende inrichtingsmogelijkheden binnen het plangebied, worden in deze startnota een beperkt aantal inrichtingsalternatieven uitgewerkt, die elk de grenzen van het plangebied gaan verkennen. Evaluatie van deze alternatieven, en de onderlinge vergelijking ervan, zullen duidelijke kansen en kwaliteiten naar voren brengen, maar ook bedreigingen en randvoorwaarden, die op passende wijze verankerd moeten worden in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP (vanaf het voorontwerp).
Concreet worden de volgende inrichtingsalternatieven in de volgende hoofdstukken besproken:
- Groenbuffering naar de omgeving toe
- Inplantingsmogelijkheden voor de gebouwen en verhardingen, in combinatie met verkeerscirculatie en parkeren op de site.
- Mogelijke volumes van bebouwing, architecturale uitstraling van de bebouwing / landschappelijke inkadering en uitstraling van niet-bebouwde delen
- ontsluitingsmogelijkheden van de site naar Kampweg.
Elk van de inrichtingsalternatieven die worden voorgesteld, zullen vrij fundamentele verschillen in zich houden, waarvan de positieve en negatieve elementen vergeleken kunnen worden. Vanuit
deze evaluatie zal in een volgende fase van het planningsproces, op basis van de scopingnota, tot een voorontwerp gekomen worden. Dit voorontwerp zal wellicht een combinatie inhouden van de voorgestelde alternatieven, die de kwaliteiten van elk van de voorstellen uit de Startnota samenbrengt en de knelpunten wegwerkt, tot een geoptimaliseerd ontwerp.
3.3.1 Randvoorwaarden voor het programmatorisch onderzoek
3.3 PROGRAMMATORISCHE ALTERNATIEVEN
In het onderzoek naar mogelijke programma aan bedrijvigheid binnen het plangebied, wordt vrij strikt uitgegaan van de specifieke noden voor het bedrijf Clics Toys. Het behoud van dit bedrijf op de site staat immers voorop, hetgeen impliceert dat ook hun noden voor een duurzame bedrijfsvoering en de beoogde groei in de toekomst mogelijk gemaakt moeten worden op de site.
Concreet gaat het bedrijf Clics Toys uit van de volgende programmatorische noden, die als harde randvoorwaarden voor de opmaak van het RUP worden meegenomen:
- Bruto vloeroppervlakte: 14.175m², waarvan:
o ca. 1.175m² bestaand en te behouden kantoorgebouw, personeelslokalen, … (gestapeld in 2 bouwlagen)
o ca. 5.000m² bestaand en te behouden productiehal (1 bouwlaag)
o 5.500m² uitbreiding voor productie en opslag (niet-stapelbaar)
o 2.500m² opslag- en tentoonstellingsruimte (zichtlocatie naar Kampweg, stapelbaar, eventueel in combinatie met andere bedrijfsvormen)
- Maximale bouwhoogte: 9m
- Opslag in openlucht: geen (alle bedrijfsfuncties gebeuren in de gebouwen)
- Verhardingen, in functie van:
o Parkeren personeel (groei tot 50-tal werknemers) en bezoekers (occasioneel)
o Leveringen / vrachtverkeer: 2 laad- en loskades
o Circulatie en toegang tot de bedrijfsgebouwen
Het gewenste programma van Clics Toys resulteert voor de bedrijfssite aan Kampweg (met een oppervlakte van 23.905 m²) in de volgende kencijfers, die een zeker beeld geven over de ruimtelijke impact:
- B/T: 0,57
- V/T: 0,59
- Percentage bebouwd en verhard: min. 80%
Daarbij worden echter wel de volgende belangrijke randvoorwaarden in acht genomen:
- de functies mogen de draagkracht van de omgeving niet overschrijden
- er dient voldoende ruimte voor een kwalitatieve groene inbuffering van het plangebied naar de omgeving voorzien te worden.
- Het mobiliteitsprofiel en de parkeernoden die het gevolg zijn van het vooropgestelde programma, dient verkeerstechnisch op een goede manier opgelost te worden in de aansluiting op de N133 Kampweg, zonder dat de verkeersveiligheid of verkeersdoorstroming van de N133 en het omliggende wegennetwerk (in hoofdzaak richting E19) in het gedrang gebracht wordt.
- Het programma dient gerealiseerd te worden in hoogwaardige gebouwen, met een kwalitatieve architecturale uitstraling en een aansprekende landschappelijke inkadering naar de omgeving toe.
Indien uit de bevindingen van deze Startnota en het daaropvolgende participatieproces zou blijken dat de draagkracht van het plangebied en/of haar omgeving overschreden zou worden door dit vooropgestelde programma, zullen er fundamentele beslissingen genomen moeten worden, die wellicht moeten uitgaan van een herlocalisatie van Clics Toys naar een andere site, en een passende invulling aan bedrijvigheid op maat van het plangebied aan de Kampweg. Dit is echter niet het uitgangspunt van voorliggend RUP.
Naast het vooropgestelde programma voor Clics, en de daarbij horende randvoorwaarden, is er nog een aantal bijkomende vrijheidsgraden naar het programmatorisch onderzoek toe. Deze zullen verder besproken worden in de hierna volgende hoofdstukken. Concreet dient te worden onderzocht:
- Welke mogelijkheden er zijn voor een clustering van Clics Toys met één of meerdere andere bedrijven, en in het bijzonder met een aantal kleine KMO-units: wat zijn meerwaarden en/of randvoorwaarden voor dergelijke clustering?
- Welk programma aan bedrijvigheid binnen het plangebied een plaats kan krijgen binnen het plangebied, indien Clics Toys in de toekomst tot herlocalisatie van haar activiteiten zou overgaan.
In de voorstellen naar mogelijk programma binnen het plangebied werd er rekening gehouden de hierboven omschreven doelstellingen en randvoorwaarden. De voorgestelde functies, alsook inhoudelijke bedenkingen en evaluaties hierbij, maken het mogelijk op een visie m.b.t. de bovenstaande punten op te bouwen, en de nodige beslissingen te nemen in verband met
het wenselijke, toelaatbare en uit te sluiten programma, die in de fase van het voorontwerp juridisch verankerd kunnen worden in passende stedenbouwkundige voorschriften.
3.3.2 Programmatorische alternatieven
Referentiebeelden bedrijfsvormen
Een B/T van 0,60 lijkt een bovengrens te zijn wat betreft de bebouwbaarheid van de site. Indien er een nog grotere bebouwde oppervlakte tot stand wordt gebracht, zal dit ten koste gaan van de noodzakelijke groenbuffers en de parkeer- en verkeersorganisatie (verhardingen) die noodzakelijk is voor het optimaal functioneren van de bedrijfsfunctie(s).
De V/T kan echter nog wel worden verhoogd, door extra inzetten op het stapelen van bedrijfsfuncties.
Binnen de hoofdfunctie “bedrijvigheid”, die als een vast gegeven vooropgesteld wordt voor de site, zijn de volgende programmatorische alternatieven te bekijken
1. Clics Toys in combinatie met een kleiner bedrijf:
Aangezien een gedeelte van de opslagruimte van Clics Toys gestapeld kan worden boven een andere bedrijfsfunctie (vanaf niveau +1), biedt de bedrijfssite de mogelijkheid tot huisvesting van een tweede kleiner bedrijf in combinatie met Clics Toys. Dit bedrijf zou een maximale bebouwde oppervlakte van 2.500m² kunnen hebben. De voorwaarde daarbij is wel dat de specifieke bedrijfsfuncties een stapeling met de opslagruimte van Clics Toys mogelijk maken. De B/T van 0,60 als bovengrens van deze site kan op deze manier worden aangehouden.
2. Cluster van meerdere kleine tot middelgrote bedrijven (nabestemming):
Hoewel dit vandaag niet aan de orde is, dient er ook nagedacht te worden over mogelijke bedrijvigheid op de site, in een situatie waarbij Clics Toys geherlocaliseerd zou worden. In dit geval zou de site
ingenomen kunnen worden met een beperkt aantal kleine tot middelgrote bedrijven. Zo kan er met behoud van de vooropgestelde B/T van 0,6 worden voorgesteld om het maximum aantal bedrijven te beperken tot 4, waarbij elk bedrijf een gemiddelde bebouwde oppervlakte van 4.000m² in beslag kan nemen. Een nog groter aantal bedrijven lijkt moeilijkheden op te leveren wat betreft de organisatie van alle verschillende activiteiten (ontsluiting, parkeren, gebouwen versus buitenruimte,…) op de site.
3. Clics Toys in combinatie met beperkt aantal KMO-units:
Wanneer er in het voorliggende document gesproken wordt over “KMO- units”, bedoelt met hiermee een bedrijvenpark waarin casco bedrijfsruimten in beheer van één eigenaar worden verhuurd aan kleine bedrijven, die deze ruimten inrichten voor opslag, overslag en distributie, werkplaatsen of magazijnen. Een KMO-unit heeft een gemiddelde oppervlakte van 450 tot 500m², waarvan slechts een zeer beperkt gedeelte wordt voorzien als kantoorruimte en personeelslokalen, maar het grootste gedeelte wordt aangewend voor de effectieve bedrijfsfuncties. In combinatie met het bedrijf Clics Toys zou het mogelijk zijn om een 5-tal KMO-units op de site onder te brengen, met bovengelegen de stapelbare opslagruimte van Clics Toys. Opnieuw wordt op deze manier de B/T niet verhoogd.
4. Bedrijvenpark met KMO-units (nabestemming):
Wanneer de totale bestaande en gewenste oppervlakte van Clics Toys zou worden ingericht als bedrijvenpark met KMO-units (uitgaande van een herlocalisatie van Clics Toys), zou dit betekenen dat een 30 tot 35 units met een gemiddelde oppervlakte van 500m² per unit ontwikkeld zou kunnen worden. Het verschil met de kleine tot middelgrote bedrijven die onder punt 2 wordt besproken, is hierbij dat het bedrijvenpark in beheer blijft van één eigenaar, en aan de verschillende bedrijven units worden verhuurd, waarbij heel duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden rond bedrijfsorganisatie, circulatie, parkeervoorzieningen,… .
De referentiebeelden die op de vorige bladzijde getoond worden, geven een inzicht in wat deze functies zouden kunnen betekenen voor het plangebied, inzake beeldkwaliteit en belevingswaarde.
Het wordt al snel duidelijk dat de hiervoor beschreven programmatorische varianten en hun specifieke randvoorwaarden bepaald zullen worden door de ruimtelijke impact enerzijds en de mobiliteitsgenererende effecten anderzijds. In die zin moeten de programmatorische alternatieven steeds bekeken worden in relatie tot de inrichtingsalternatieven zoals beschreven in het volgende hoofdstuk, en zal het onderzoek naar de milieu-aspecten (en in het bijzonder het mobiliteitsonderzoek) uitwijzen wat de haalbaarheid van elk van deze alternatieven is.
3.4.1 Randvoorwaarden voor het ontwerpend onderzoek
3.4 INRICHTINGSALTERNATIEVEN: Ontwerpend onderzoek en concepten
Binnen het globale ruimtelijke kader en de conceptuele doelstellingen die in hoofdstuk
3.2.1 uiteengezet worden, zijn er in het plangebied nog de volgende vrijheidsgraden, waarmee op verschillende manieren werd omgegaan in het ontwerpend onderzoek en de inrichtingsalternatieven:
1. Groenbuffering en groene inkadering omgeving: Opbouw van de groenschermen, biodiversiteit, visueel afschermende waarde, rol binnen het verhaal van waterhuishouding en waterretentie,…
2. Inplantingsmogelijkheden van verhardingen: bebouwing die de randen van de site opzoekt met een centrale verharde ruimte waarbinnen circulatie en parkeren wordt geregeld vs. centrale en compacte bebouwingscluster met omliggende circulatieruimten.
3. Volumes: hoogte en volumewerking van de bebouwing op de verschillende plekken binnen de site (aan de straatzijde, achterliggend,…).
4. Architecturale uitstraling en maatschappelijke inkadering: hoogwaardige uitstraling van zowel bebouwde als onbebouwde delen met een duidelijke identiteit maar inpasbaar binnen de omgeving.
5. Ontsluitingsmogelijkheden naar de N133 Kampweg.
Op basis van deze vrijheidsgraden werden twee inrichtingsvarianten uitgewerkt, die telkens de uitersten van elk van bovenvermelde vrijheidsgraden in zich houden. Op elk van deze beide inrichtingsvarianten kunnen de vier programmatorische alternatieven, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, worden toegepast. Elke basis-inrichtingsvariant zoekt echter duidelijk de grenzen op van de verschillende vrijheidsgraden die hierboven werden geformuleerd, en poneert op die manier een voorstel tot mogelijk inrichting van het gebied op conceptueel niveau.
3.4.2 Inrichtingsalternatieven
Inrichtingsvariant 1 gaat uit van:
- Inplanting van de gebouwencluster centraal op de site, met de circulatie en de verhardingen voor parkeren, toegangen tot de gebouwen, laden en lossen aan de randen.
- Naast het nieuwe kantoorgebouw wordt ook het gebouw dat de Kampweg flankeert identiteitsbepalend voor de site (markante hoogwaardige architectuur en grotere bouwhoogte met stapeling van functies). Dit gebouw houdt voldoende afstand van de Kampweg in functie van circuleren en parkeren voor het gebouw, maar vormt een duidelijke wand ten opzichte van de straat.
- Groenbuffer rondom de bedrijfssite met aan de zijde van het militair domein een verruiming met hoogwaardig groen, waarbinnen ook de waterretentie een plaats kan vinden.
- Niet-overrijdbare groenstrook langs Kampweg markeert twee toegangen aan de zuidelijke en noordelijke zijde van de site. Toegankelijkheid van zwaar verkeer voor leveringen en van autoverkeer (personeel en bezoekers) kan door deze twee toegangen gescheiden worden.
Inrichtingsvariant 1
Inrichtingsvariant 2
Inrichtingsvariant 2 gaat uit van:
- Een inplanting van de gebouwen die de randen van de site opzoekt, waarbij echter de nodige ruimte voor een groenbuffer rondom behouden blijft.
- Verharde ruimte voor circulatie, leveringen, toegang tot de gebouwen en parkeren wordt centraal op de site georganiseerd, omringd door de gebouwen.
- Stapelbare functies met een hoogwaardige en identiteitsbepalende architectuur (donker grijs op de schets) worden haaks op de Kampweg voorzien. De bedrijfssite krijgt een meer open beeld naar de gewestweg toe.
- Mogelijkheid tot uitbreiding van het buffergroen met ruimte voor waterretentie in de niet-bebouwde hoeken van het perceel.
- Een niet-overrijdbare groenstrook langs Kampweg markeert één centrale toegang, van waaruit zowel het zwaar verkeer (laden en lossen) als het autoverkeer (personeel en klanten) en de toegangen tot de gebouwen wordt georganiseerd.
3.4.3 Evaluatie van de inrichtingsalternatieven
De volgende evaluatie kan gemaakt worden bij de hierboven onderzochte inrichtingsalternatieven en -aspecten:
Voordelen / potenties | Nadelen / bedreigingen | |
Inrichtingsvariant 1 | - Clustering van de gebouwen centraal op de site en los van de perceelsgrenzen en -configuratie maakt een meer rationele invulling van de bedrijfsbebouwing mogelijk. - Voldoende afstand t.o.v. het militair domein maakt het inbrengen van een ruime groenzone mogelijk. - De hoogwaardige gevel met gestapelde bedrijfsfuncties aan de zijde Kampweg zorgt voor een duidelijke identiteit en leesbaarheid van de bedrijfssite. - Het voorzien van twee toegangen aan de uiterste zijden van de site biedt de mogelijkheid tot opsplitsing van verkeersstromen (zwaar verkeer – autoverkeer) met een meer rationele en veilige circulatie tot gevolg. | - Een te lange en hoge gevel parallel met Kampweg komt mogelijks zwaar over en kan een schaalbreuk vormen t.o.v. de aanpalende woonomgeving. - Het bedrijfsterrein behoudt twee in- en uitritten naar de Kampweg. |
Inrichtingsvariant 2 | - Het plaatsen van een verzorgde maar eenvoudige gesloten gevel t.o.v. de grens met het militair domein, met een tussenliggende gelaagde groenbuffer, zorgt voor minimale interactie en dus ook minimale hinder van de bedrijfsfuncties naar het zuidelijk aanpalend open ruimtegebied. - Het plaatsen van markante volumes met stapelbare bedrijvigheid dwars op de Kampweg komt minder zwaar en bedreigend over dan aan lange gesloten gevel, en kan toch zorgen voor een duidelijke identiteit van de site ten opzichte van de straat. - De centrale niet-bebouwde ruimte zorgt voor openheid naar de Kampweg toe in overgang naar het oostelijk aanpalende agrarische gebied. - Het aantal op- en afritten naar Kampweg wordt gereduceerd tot 1. | - Door het opzoeken van de perceelsgrenzen met de bebouwing, ontstaat de kans op meer versnipperde en minder rationele bebouwingsmogelijkheden in functie van bedrijvigheid. - De inrichting en het gebruik van de niet-bebouwde ruimte zal in de praktijk mogelijks resulteren in een minder verzorgde aanblik van de bedrijfssite vanaf Kampweg (aandachtspunt). - Door het centraliseren naar 1 toegang tot de hele bedrijfssite worden verkeersstromen maximaal gemengd, met potentiële conflicten en onveiligheid op de bedrijfssite zelf. - Minder mogelijkheden tot het kwalitatief verruimen van de groenbuffers en het voorzien van voldoende ruimte voor waterretentie. |
4. ONDERZOEK NAAR MILIEU-EFFECTEN
Door de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 2017 omtrent ‘integratie plan-MER bij Ruimtelijke Uitvoeringsplannen’, worden de planmilieueffect-rapportage en andere effectbeoordelingen in het planningsproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan geïntegreerd. In een eerste fase, namelijk de Startnota, gaat men na of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben t.o.v. de bestaande situatie voor mens en milieu. In het geval er geen aanzienlijke milieueffecten zijn en geen plan-MER vereist is, volstaat een onderbouwing en motivering in de Startnota (een onderzoek tot mer). In het geval er wel aanzienlijke milieueffecten verwacht worden en de opmaak van een plan-MER vereist is, wordt een beschrijving van de te onderzoeken effecten en van de inhoudelijke aanpak van de effectbeoordelingen, met inbegrip van de methodologie opgenomen in de startnota.
4.1 Toetsing plan-m.e.r.-plicht
Om na te gaan of het voorgenomen plan onder de toepassing van de plan-m.e.r.-plicht valt, moeten vier vragen stapsgewijs beantwoord worden, namelijk:
1. Stap 1: valt het plan onder de defnitie van een plan of programma zoals gedefnieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM)?
Ja - De opmaak van Ruimtelijke Uitvoeringsplannen is voorgeschreven door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Het RUP wordt opgesteld op initiatief van de gemeente Wuustwezel. Het RUP valt m.a.w. onder de definitie van een plan of programma.
2. Stap 2: Valt het plan onder het toepassingsgebied DABM?
Ja - Het plan vormt het kader voor de latere toekenning van een vergunning (waaronder minstens een omgevingsvergunning) aan concrete projecten.
Is er een passende beoordeling nodig?
Nee – Hoewel het plangebied op een beperkte afstand (ca. 10m) van het dichtstbijzijnde SBZ-gebied gelegen is, heeft de Voortoets aangetoond dat er geen direct ruimtebeslag optreedt, en er tevens geen indirecte effecten verwacht worden. Bovendien is het plangebied kleinschalig en worden er geen ontwikkelingen voorgesteld die sterk aansluiten bij de reeds bestaande vergunde activitieten. Hierdoor wordt verwacht dat het vooropgestelde plan geen impact
zal hebben op het SBZ-gebied en is de opmaak van een passende beoordeling niet relevant.
3. Stap 3: valt het plan onder de plan-m.e.r.- plicht? Vormt het plan kader voor een project van Bijlage I, II of III?
Ja - Het voorgenomen plan vormt een kader voor projecten zoals die vermeld worden onder Bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-decreet. Volgende rubriek is van toepassing: rubriek 10b stadsontwikkelingsprojecten an bijlage III. Het plan is dus van rechtswege plan-m.e.r.-plichtig.
4. Betreft het een klein gebied van lokaal niveau (lokaal belang) of een kleine wijziging?
Ja - Algemeen worden eerder beperkte uitbreidingsmogelijkheden voorzien ten opzichte van de feitelijke en planologische referentietoestand, en wordt daarnaast een ruimtelijke en functionele opwaardering van de site verankerd in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP. Daarbij gaat het in hoofdzaak om het bieden een inbreidingsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijvigheid binnen een klein plangebied en op maat van de omgeving. Er kan bijgevolg besloten worden dat het Gemeentelijk RUP het gebruik bepaalt van een kleine gebied op lokaal niveau en een kleine wijziging inhoudt.
Conclusie plan-m.e.r-plicht:
Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bij lage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, namelijk voor een project opge somd in rubriek 10b van bijlage III. Het RUP is van rechtswege plan-m.e.r.-plichtig, maar bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau. Dit houdt een onderzoek in naar mogelijke en aanzienlijke milieueffecten.
4.2 Milieueffecten - kwetsbaarheid
In onderstaande paragrafen wordt voor het plangebied een nazicht van de relevante milieudisciplines opgemaakt op basis van de kwetsbaarheden en beschermde gebieden binnen het plangebied of in de nabije omgeving van het plangebied enerzijds, en de kenmerken van het plan anderzijds.
1. Bijzonder beschermde gebieden
Kwetsbaarheid van een gebied
De kwetsbaarheid van een gebied is in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. De kwetsbaarheid van het gebied wordt in kaart gebracht aan de hand van de voorkomende zogenaamde ‘bijzondere beschermde gebieden’ en ‘bijzonder kwetsbare gebieden’ in het studiegebied.
In het Besluit van de Vlaamse regering houden- de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, wordt aangegeven wat er verstaan wordt onder deze ‘bijzonder beschermde gebieden’. In onderstaande tabel wordt de ligging van het plan ten opzichte van de bijzonder beschermde gebieden weergegeven.
Bijzondere beschermde gebieden | Situering t.a.v. plangebied |
De speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu | Er komen geen speciale beschermingszones voor binnen het plangebied. Palend aan het het plangebied, zijnde op 10m ten zuiden ervan, is echter zowel een habitat- als vogelrichtlijngebied gelegen. |
Waterwingebieden | Er komen geen grond- of oppervlaktewaterwingebieden voor binnen of in de ruime omgeving (niet binnen een straal van 5km). |
Natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening | Er komen geen van deze gebieden voor binnen een straal van 300m rondom het plangebied. Wel moet meegegeven worden dat het militair domein, zuidelijk palend aan het plangebied, in haar feitelijke toestand belangrijke natuurwaarden herbergt. |
Bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening. | Er komen geen van deze gebieden voor binnen een straal van 300m rondom het plangebied. Wel moet meegegeven worden dat het militair domein, zuidelijk palend aan het plangebied, in haar feitelijke toestand belangrijke ecologische waarden herbergt. |
Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone | Er komen geen van deze elementen voor binnen het plangebied of de ruime omgeving ervan. |
Het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. | Het plangebied en de ruime omgeving (binnen een straal van 5km) is niet gelegen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. |
Erfgoedlandschappen volgens BPA of RUP | Er zijn geen erfgoedlandschappen volgens het BPA of RUP gelegen binnen of in de directe omgeving van het plangebied. |
2. Bijzonder kwetsbare gebieden
De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer. De kwetsbaarheid van een gebied is immers in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. De kwetsbaarheid van het gebied wordt beschreven aan de hand van de aanwezigheid van bijzonder kwetsbare gebieden. De bijzonder kwetsbare gebieden hebben geen juridische betekenis. De kwetsbaarheid wordt beschreven aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan geeft. Gezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied mogelijks onvoldoende in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit betekent dat – als er twijfel is over de kwetsbaarheid – er wordt uitgegaan van een ‘worst case’ inschatting van de kwetsbaarheid.
Bijzondere kwetsbare gebieden | Situering t.a.v. plangebied |
Gebieden met slechte drainage (drainageklasse f, g of i) | Drainageklasse f, g, of i komen niet voor binnen het plangebied. |
Gevoelige bodems (veengronden, kleigronden) | Er komen geen gevoelige bodems voor binnen het plangebied. |
Gevoelige gebieden volgens de watertoetskaarten | Er zijn geen gevoelige gebieden volgens de watertoetskaarten gelegen binnen of in de omgeving van het plangebied. |
(open) gerangschikte waterlopen | Er zijn geen gerangschikte waterlopen gelegen binnen het plangebied. |
Waardevolle en zeer waardevolle gebieden op de biologische waarderingskaart (BWK) | Er zijn geen waardevolle of zeer waardevolle entiteiten volgens de BWK gelegen binnen het plangebied. Aan de zuidelijke rand van het plangebied, binnen het huidige militair domein, zijn echter wel enkele biologisch zeer waardevolle gebieden aangeduid. Concreet gaat het om eiken- berkenbos, droge struikheide vegetatie met beperkte opslag van struiken en bomen en biologisch waardevolle waterpartijen. |
Stiltegebieden | Het plangebied en omgeving zijn niet gelegen in een stiltegebied. |
Geïnventariseerd erfgoed | Binnen het plangebied en omgeving is geen geïnventariseerd erfgoed gelegen. |
HAG-gebied | Het plangebied is gedeeltelijk gelegen (het gedeelte bestemd als agrarisch gebied volgens het gewestplan) in HAG-gebied. |
Woongebieden volgens bestemmingsplan of woonconcentraties in nabijheid van plangebied | Het plangebied omvat zelf een klein gedeelte woongebied (met landelijk karakter) volgens het gewestplan, en paalt aan een lint van woongebied met landelijk karakter aan de zijde Kampweg en Schaapsdijk. |
4.3. Milieueffecten – beschrijving en beoordeling Op basis van de kenmerken van het plan (cfr. hoofdstuk 3) enerzijds en de omgevingskenmerken (hoofdstuk 2) anderzijds kan een scoping van de relevante milieudisciplines worden opgemaakt. De scoping laat toe de relevante en minder relevante milieudisciplines de detecteren voor de latere milieubeoordeling.
Bijgevoegde tabel geeft de relevantie weer van de diverse milieudisciplines voor voorliggend plan voor de omgevingskenmerken (per type van bijzonder beschermde of kwetsbare gebieden en voor de plankenmerken zelf). De plankenmerken situeren zich voornamelijk op vlak van direct ruimtebeslag, wijziging ruimtelijke samenhang en verstoring. Wanneer er relevantie is voor een specifieke discipline, wordt deze discipline nader onderzocht in de hierna volgende teksten.
bodem | grond- en oppervlaktewater | biodiversiteit | landschap- onroerend erfgoed en archeologie | mobiliteit | geluid | lucht | mens - gezondheid | mens – ruimtelijke aspecten | |
Omgevingskenmerken | |||||||||
Bijzonder beschermd gebied | X | X | (X) | (X) | |||||
beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone, erfgoedlandschap | |||||||||
kwetsbare gebieden | |||||||||
watergevoeligheid – (open) waterlopen | |||||||||
geïnventariseerd erfgoed | |||||||||
woonconcentraties | X | (X) | (X) | (X) | X | ||||
Plankenmerken | |||||||||
Direct ruimtebeslag | (X) | X | |||||||
wijziging ruimtelijke samenhang | X | X | |||||||
verstoring | X | (X) | (X) | (X) | X | ||||
Relevante milieudisciplines | X | X | X | (X) | (X) | (X) | X |
Relevante disciplines: mate waarin de realisatie van het plan relevant is voor een specifieke discipline X = relevant | (X) = beperkt relevant
4.3.1 Beoordeling van relevante milieueffecten
In volgende paragrafen worden voor de relevante en de beperkt relevante milieudisciplines in eerste instantie de elementen van de referentiesituatie beschreven. Op basis hiervan worden de mogelijke milieueffecten ingevolge het plan in beeld gebracht.
De beoordeling zal enkel worden omschreven bij relevante milieudisciplines. Om aan te tonen dat de realisatie van het plan geen aanzienlijke negatieve milieueffecten genereert, wordt voor de relevante milieudisciplines een antwoord geformuleerd op volgende vragen:
- In welke mate resulteert de wijziging van de juridisch-planologische situatie in aanzienlijk negatieve effecten?
- In welke mate resulteert de wijziging van de feitelijke situatie in aanzienlijke negatieve effecten?
1. Discipline bodem, grond- en oppervlaktewater Beschrijving referentiesituatie
• Bodem en drainage: de meest gevoelige bodems zijn diegene met drainageklasse f, g, h of i. In het plangebied komen de bodemtypes Zcgb en Zdgb voor, zijnde matig droge tot matig natte, zwak tot matig gleyige zandbodems. De hiervoor vermelde drainageklassen zijn niet aanwezig.
• Bodemkwaliteit: gegevens met betrekking tot de bodemkwaliteit zijn terug te vinden in de GIS-databank van OVAM. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen terreinen waar er een oriënterend bodemonderzoek of een beschrijvend bodemonderzoek is uitgevoerd, en terreinen waar een bodemsanering wordt vooropgesteld. Binnen het plangebied werden echter geen van deze onderzoeken uitgevoerd, en werden er geen bodemsaneringen voorgesteld. Ook in de directe omgeving van het plangebied is geen informatie over bodemonderzoeken of saneringen aanwezig.
• Watertoets:
• Er zijn geen geklasseerde of niet-geklasseerde waterlopen gelegen binnen of in de omgeving van het plangebied.
• Het plangebied en de omgeving zijn niet gelegen in effectief- of potentieel overstromingsgevoelig gebied.
• Het plangebied is weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type I).
• Het plangebied is infiltratiegevoelig.
• Het plangebied is niet erosiegevoelig; enkel aan de zuidelijke grens is een lichte erosiegevoeligheid terug te vinden binnen het militair domein.
• Het plangebied vertoont hellingen van 0,5% tot 5%. Ten zuiden van het plangebied binnen het militair domein zijn hellingsgraden van meer dan 10% terug te vinden.
• Er bevinden zich geen waterwingebieden binnen het plangebied.
• Er bevinden zich geen signaalgebieden binnen het plangebied.
Beoordeling van de milieu-effecten
Het planningsinitiatief betreft de opmaak van een kleinschalig RUP, ter bestendiging en uitbreiding van reeds aanwezige bedrijvigheid die vandaag hoofdzakelijk vergund en deels zonevreemd gelegen is. Het RUP voorziet geen uitbreiding van de bestemming bedrijvigheid buiten de huidige grenzen van de bestaande bedrijfssite, maar zal de ontwikkelingsperspectieven voor de bedrijvigheid in een aangepast en duurzaam juridisch kader gieten om tot een kwalitatief en dynamisch plan te komen.
Er zijn binnen het plangebied geen bijzondere aandachtspunten vanuit de discipline “water”.
Bovendien zullen er binnen het RUP voldoende maatregelen worden genomen in functie van de gerichte bodem- en waterproblematiek bij uitbreiding van de bedrijfsontwikkelingen (bebouwing en verharding). De groenbuffers die integraal op het eigen terrein worden voorzien, kunnen een belangrijke rol spelen in het waterbufferend vermogen van de bedrijfssite. Bovendien zullen er in het RUP passende verhardings- en bebouwingspercentages worden opgelegd, en zullen kwalitatieve aspecten zoals gebruik van groendaken, vertraagde waterafvoer en waterinfiltratie in groenzones, alsook de aanleg met waterdoorlatende verhardingen en recuperatie/hergebruik van hemelwater binnen de bedrijfssite juridisch worden verankerd.
Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht wat betreft water.
Er zijn binnen het plangebied geen bijzondere aandachtpunten vanuit de discipline “bodem”.
De bodemsaneringsnormen worden bepaald door de bestemming. Gezien het gewestplan reeds een gedeelte van de site bestemt als KMO-zone, en het RUP eveneens bedrijvigheid als hoofdbestemming vooropstelt (weliswaar over een iets uitgebreider gebied), zullen er geen wijzigingen zijn inzake de bodemsaneringsnormen.
Bovendien zal er rekening gehouden worden met de standaard opmerkingen vanuit OVAM. Het voorstel tot opmaak van een RUP of MER brengt bovendien geen onderzoeksverplichting met zich mee in het kader van het Bodemdecreet.
Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht wat betreft de discipline bodem.
2. Discipline licht, geluid, mens- gezondheid en ruimtelijke aspecten Beschrijving referentiesituatie
• Ruimtelijke ordening/ruimtegebruik:
• Bebouwingsstructuur/woonstructuur: de ruimtelijke structuur in de omgeving van het plangebied bestaat uit grondgebonden ééngezinswoningen langsheen de gewestweg N133 Kampweg, en de lokale weg Schaapsdijk. Ook binnen het plangebied is vandaag nog één oude woning aanwezig. Het plangebied zelf vormt de zuidelijke grens van deze bebouwing; verderop naar het zuiden is geen lintbebouwing meer terug te vinden.
• Bedrijvigheid: binnen het plangebied is historisch steeds bedrijvigheid aanwezig geweest, in de vorm van meerdere kleine bedrijven die gelijktijdig op de site gevestigd waren. Ook vandaag is er naast het bedrijf Clics Toys de garage VDC Auto & Truckservice terug te vinden. Door de voortdurende groei van Clics Toys in de afgelopen jaren, en de doelstelling om deze groei ook verder te zetten op de huidige site, is het niet wenselijk om het garagebedrijf aan te houden in de toekomst.
• Gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut: in het plangebied en de ruime omgeving zijn geen van deze voorzieningen terug te vinden. Het plangebied is gelegen op een afstand van ca. 1km ten zuiden van de dorpskern van Wuustwezel, waar de dorpsvoorzieningen aanwezig zijn.
• Recreatie en groen: binnen het plangebied zijn geen recreatiegebieden of groenbestemmingen aanwezig. Ook in de directe omgeving zijn binnen het gewestplan geen groengebieden terug te vinden. Het zuidelijk aanpalend militair domein heeft echter wel een duidelijke waarde als groene gordel ten zuiden van de dorpskern van Wuustwezel, met belangrijke bospartijen en ecologische als landschappelijke waarden.
• Handel: langsheen de Kampweg komen hier en daar kleine handelsfuncties of diensten terug, hoewel de woonsfeer duidelijk primeert. Een groter aandeel aan handelsfuncties is gelegen binnen de dorpskern van Wuustwezel, op ca. 1 km ten noorden van het plangebied.
• Landbouw: hoewel het westelijk gedeelte van het plangebied volgens het gewestplan bestemd is als agrarisch gebied, en dit gebied ook deel uit maakt van het HAG, doet er zich geen landbouwgebruik voor binnen het plangebied. Ook de agrarisch bestemde gronden ten noorden van het plangebied worden in hun feitelijke toestand gebruikt als tuinzones bij de omliggende woningen. Er doet zich geen beroepslandbouw voor. Ten oosten van de Kampweg is wel een grootschalig agrarisch gebied met professioneel landbouwgebruik terug te vinden.
• Lucht: volgens het geoloket VMM blijkt dat het studiegebied een goede luchtkwaliteit heeft. De luchtkwaliteitsdoelstellingen van NO2, MP10 en MP2,5 worden gerespecteerd in het plangebied.
• Geluid: binnen het plangebied is momenteel geen geluidshinder aanwezig. Het verkeer op de gewestweg N133 Kampweg is de belangrijkste geluidsbron, die een geluidsbelasting van meer dan 75dB met zich meebrengt.
• Licht: binnen het plangebied is geen uitzonderlijke verlichting aanwezig.
• Seveso: In het kader van de voorliggende startnota werd een RVR-toets uitgevoerd zoals ontwikkeld door de dienst veiligheidsrapportage. Hieruit blijkt dat er zich geen bestaande Seveso-bedrijven binnen of in de ruime omgeving van het plangebied bevinden. De inplanting van nieuwe Seveso inrichtingen word in het RUP bovendien uitgesloten.
Beoordeling van de milieu-effecten
Het planningsinitiatief betreft de opmaak van een RUP voor een kleinschalig gebied dat vandaag reeds gedeeltelijk bestemd is als KMO-zone en volledig in gebruik is voor bedrijvigheid. De doelstelling van het planningsinitiatief is te komen tot een bestendiging van de bedrijfsfunctie, die vandaag deels zonevreemd gelegen is, evenals het bieden van passende uitbreidingsmogelijkheden voor de bedrijvigheid. Naast het reeds aanwezige bedrijf Clics Toys, worden door het planningsinitiatief ook de mogelijkheden tot clustering met een beperkt aantal andere bedrijven of KMO-units onderzocht, en wordt er nagedacht over een eventuele nabestemming (binnen de hoofdfunctie bedrijvigheid) bij een eventuele herlocalisatie bij Clics Toys in de toekomst.
Het volledige planningsinitiatief kadert bijgevolg in het behoud, de duurzame ontwikkeling en verdichting van de bedrijfsactiviteiten binnen de grenzen van de huidige bedrijfssite. Door passende stedenbouwkundige voorschriften zullen bovendien heel wat kwalitatieve garanties worden ingebouwd, wat betreft ruimtelijk-architecturale uitstraling, privacy, hinder voor omwonenden, groenbuffer t.o.v. van de woningen en de open ruimte (i.h.b. het zuidelijk aanpalend militair domein), de beeldkwaliteit en identiteit van de ruimte. De ontwikkelingen met bedrijvigheid worden daarbij slechts mogelijk gemaakt voor zover de draagkracht van de omgeving niet wordt overschreden. Deze doelstelling wordt reeds duidelijk gemaakt in de voorliggende startnota, en zal als principe voorop blijven staan in het verdere planningsproces. Het vertalen van deze randvoorwaarden in passende stedenbouwkundige voorschriften zal dan ook gebeuren vanaf de fase van voorontwerp-RUP.
Gezien de aard en omvang van het RUP, de feitelijke en planologische referentietoestand en de hierboven omschreven aandachtspunten, zijn er geen aanzienlijke negatieve effecten te verwachten in de disciplines licht, lucht, geluid, mens en ruimtegebruik.
3. Discipline Mobiliteit Beschrijving referentiesituatie
• Wegenis/buurtwegen: Het plangebied paalt aan de gewestweg N133 Kampweg. Ten zuiden is een onverharde weg (Schietveldweg) gelegen. Ten westen van het plangebied is bovendien de lokale weg Schaapsdijk gelegen, hoewel het plangebied hier niet aan paalt. Enkel de Schaapsdijk is opgenomen in de Atlas der Buurtwegen (Chemin nr° 3). Er zijn geen buurt- of voetwegen gelegen binnen het plangebied.
• Ontsluiting: in de referentietoestand zijn er meerdere ontsluitingen vanaf de bedrijven naar de Kampweg. Bovendien wordt over een grote lengte van het plangebied een zone met dwarsparkeerplaatsen voorzien, van waaruit rechtstreeks de gewestweg wordt opgereden.
• Bereikbaarheid: de bereikbaarheid van de site voor regionale verkeersstromen is optimaal. De verkeersstromen verlopen quasi volledig via de autosnelweg E19, waarvan het op- en afrittencomplex Loenhout op slechts 2,5km afstand van het bedrijf gelegen is. Vanaf de autosnelweg rijden de voertuigen rechtsreeks de N133 op.
• Parkeren: binnen de referentietoestand beschikt de bedrijfssite over ruim voldoende parkeergelegenheid voor werknemers, klanten en vertegenwoordigers van de aanwezige bedrijven. Aangezien de parkeerplaatsen niet gemarkeerd zijn, wordt de verharde ruimte echter vrij chaotisch gebruikt voor parkeren alsook voor het stallen van voertuigen, voor leveringen,…
Beoordeling van de milieu-effecten
Het plangebied heeft geen bijzondere gevoeligheden wat betreft de discipline “mobiliteit”. De toekomstige ontwikkelingen, zijnde de uitbreidingen van Clics Toys en een mogelijke combinatie met een beperkt aantal kleine bedrijven of KMO-units, zorgen niet voor significante effecten inzake, maar houden wellicht een verbetering in t.o.v. de referentietoestand, door het beperking van het aantal op- en afritten naar de Kampweg, het voorzien van een niet- overrijdbaar groenscherm over een grote lengte langsheen de gewestweg, en het verbeteren van de parkeerorganisatie en organisatie van laden en lossen op het terrein.
Wanneer ook bij een nabestemming (meerdere kleine bedrijven of een bedrijvenpark met KMO-units bij een eventuele herlocalisatie bij Clics Toys) in het RUP vooropgesteld wordt, zal als randvoorwaarde worden meegenomen dat het verkeersgenererend karakter niet mag toenemen t.o.v. van de geplande situatie met Clics Toys binnen het plangebied. Hierdoor zullen ook in deze situatie geen significantie effecten inzake mobiliteit optreden.
Er worden geen aanzienlijke negatieve effecten verwacht wat betreft de discipline mobiliteit.
4.3.2 Conclusie van het milieu-effecten onderzoek Op basis van de voorgaande bespreking kan gesteld worden dat de impact van het plan beperkt zal zijn, en dat er bijgevolg geen aanzienlijke negatieve effecten te verwachten zijn als gevolg van het planningsinitiatief tot opmaak van het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics”.
5. EINDCONCLUSIE
Het voorliggende planningsinitiatief betreft de opmaak van het RUP “Zonevreemde bedrijven – deelplan Clics”. Het plangebied is gelegen langsheen de gewestweg N133 Kampweg, die de verbinding maakt van het dorpscentrum Wuustwezel naar de autosnelweg E19. Op de site is van oudsher bedrijvigheid aanwezig, in een deels zonevreemd karakter.
De aanleiding tot de opmaak van het RUP is enerzijds het bieden van een passend ontwikkelingskader voor het bedrijf Clics Toys dat op de site gevestigd is en de afgelopen jaren reeds een sterke groei kende. Anderzijds wordt ook een combinatie bekeken van het bedrijf met een beperkt aantal kleine bedrijven of KMO-units, en wordt er nagedacht over passende ontwikkelingsperspectieven voor andere bedrijvigheid indien Clics Toys op termijn de site toch zou verlaten.
Het RUP stelt zich tot doel om voldoende ontwerpmatige vrijheidsgraden binnen het plangebied te behouden om een duurzame en flexibele ontwikkeling mogelijk te maken, maar tegelijk door passende stedenbouwkundige voorschriften toch voldoende juridisch afdwingbare randvoorwaarden in te bouwen, om de garantie tot kwalitatieve ontwikkelingen te bieden.
Bij de opmaak van het RUP worden dan ook de aspecten groenbuffering, groene inkadering, architecturale uitstraling, zuinig grondgebruik, gestructureerde ontsluiting en algemene identiteit van de plek vooropgesteld als belangrijke randvoorwaarden waarbinnen de ontwikkeling tot stand kan komen.
Een analyse van de ruimtelijke kwaliteiten, randvoorwaarden en knelpunten alsook van de planmatige en juridische context van het gebied, leidt tot een aantal uiteenlopende programmatorische alternatieven en inrichtingsvarianten voor het plangebied, als onderdeel van een ontwerpend onderzoek. De verschillende inrichtingsalternatieven werden daarbij t.o.v. mekaar afgewogen, en zullen de basis vormen voor verdere optimalisatie en opbouw van het voorontwerp-RUP.
Dit alles zal in het verdere planningsproces immers vertaald worden in een RUP dat voldoende flexibiliteit in zich houdt, en tevens een goede juridische basis vormt voor het vergunningenbeleid.
Na een scoping van de milieu-effecten werden voor de relevante disciplines een korte beschrijving en beoordeling toegepast, met als conclusie dat de reeds voorliggende elementen – gekend in de fase van de startnota – van het RUP in geen enkele situatie zullen leiden tot aanzienlijke milieueffecten.
BIJLAGEN
VOORTOETS PASSENDE BEOORDELING FOTO REPORTAGE
KAARTENBUNDEL
VOORTOETS PASSENDE BEOORDELING
FOTO REPORTAGE